SCHOOL EN SPORT Sport- en beweegbeleid in relatie tot kenmerken van de school en het gedrag van haar directeuren.
Evelien te Rietstap, Juli 2013
3
COLOFON TITEL VERSIE DATUM
Sport- en beweegbeleid in relatie tot kenmerken van de school en het gedrag van haar schooldirecteuren. 1.0 Aug 2013
AUTEUR STUDENTNUMMER E-MAIL ADRES TELEFOON
Evelien te Rietstap 76792
[email protected] 06- 29 42 26 58
OPDRACHTGEVER
Gemeente Nijmegen, Sportservice Nijmegen
SCHOOL OPEIDING BEGELEIDER
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Master Sport- en Beweeginnovatie Henk-Jan Messchendorp
4
VOORWOORD Voor u ligt het onderzoeksrapport voor Sportservice Nijmegen. Het is het resultaat van een uitgebreid onderzoek dat ik heb uitgevoerd tijdens mijn Master Sport- en Beweeginnovaties aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. In dit rapport is het kwalitatief onderzoek beschreven gericht op de onderzochte relaties tussen kenmerken van de school, de gedragsdeterminanten van schooldirecteuren en de mate van het sport- en beweegbeleid. Met dit rapport wil ik een bijdrage leveren aan de sportstimulering op basisscholen in Nijmegen. Het rapport is bestemd voor alle mensen die geïnteresseerd zijn in het stimuleren van sport- en bewegen op basisscholen, specifiek gericht op kenmerken van de school en het gedrag van de directeuren. Een belangrijk onderdeel binnen Sportservice Nijmegen is sportstimulering op de basisscholen in Nijmegen. Om als Gemeente de juiste aanpak te bepalen, afgestemd op de scholen, zal men eerst onderzoek moeten doen naar en bij de basisscholen. Binnen dit rapport is er gebruik gemaakt van gedragsmodellen voor gedragsverandering, een meet maat voor sport- en beweegbeleid en inzichtanalyse in de totstandkoming van sport- en beweegbeleid. Het rapport bestaat uit verschillende stappen die zijn doorlopen om te komen tot praktijkaanbevelingen. Graag wil ik een aantal mensen bedanken die mij hebben geholpen bij het verwezenlijken van dit rapport. Mijn specifieke dank gaat uit naar de Sportdocenten en Combinatiefunctionarissen die werkzaam zijn bij de Gemeente Nijmegen voor hun enthousiaste medewerking op alle fronten. HenkJan Messchendorp wil ik graag bedanken voor zijn verfrissende kijk in het onderzoek waardoor ik de juiste richting kreeg. Daarnaast wil ik alle medewerkers van Sportservice Nijmegen bedanken voor de medewerking en input van het project. Zonder deze mensen had ik het onderzoek nooit zo goed kunnen uitvoeren. Veel leesplezier! Evelien te Rietstap
5
6
INHOUDSOPGAVE Samenvatting…………………………………………………………………………………… 8 Summary………………………………………………………………………………………… 9 1.
Inleiding en Probleemstelling ………………………………………………………………. 1.1 Aanleiding 1.2 Doelstelling 1.3 Vraagstelling 1.4 Leeswijzer
2.
Basisscholen in de Gemeente Nijmegen………………………………………………….. 15 2.1 Algemene kenmerken basisscholen in Gemeente Nijmegen 15 2.2 Sportieve Scholen in Nijmegen 16 2.3 Gezonde Scholen in Nijmegen 17 2.4 Theoretisch kader kenmerken basisscholen en sport- en beweegbeleid 17
3.
Sport- en gezondheidsbeleid basisscholen……………………………………………… 20 3.1 Kenmerken basisscholen met actief sport- en beweegbeleid 20 3.2 Succes en faalfactoren ontwikkelen sport en - beweegbeleid
4.
Sport- en beweegstimulering en de schooldirecteur…………………………………… 4.1 Attitude ten aanzien ‘school en sport’ 4.2 Invloed directeur sportstimulering 4.3 Gedrag schooldirecteuren: het ASE-model. 4.4 Informatiefactoren
25 25 25 26 29
5.
Opzet en uitvoering van het onderzoek…………………………………………………… 5.1 Methodische karakterisering van het onderzoek 5.2 Beschrijving en verantwoording van de onderzoekinstrumenten 5.3 Onderzoekspopulatie 5.4 De enquête
31 31 31 32 33
6.
Resultaten………………………………………………………………………………………. 37 6.1 Indeling sport- en beweegbeleid fysieke kenmerken school 37 6.2 Indeling sport- en beweegbeleid kenmerken leerlingen 39 6.3 Indeling sport- en beweegbeleid kenmerken schoolvertegenwoordigers 40 6.4 Opvattingen, kennis en informatievoorziening van de schoolvertegenwoordigers ten aanzien van sport- en beweegbeleid. 41
7.
Conclusie, discussie en aanbevelingen…………………………………………………… 47
11 11 12 13 13
Literatuurlijst…………………………………………………………………………………… 53 BIJLAGE 1: BIJLAGE 2:
Aanmeldingsformulier - Sportiefste School van Nederland PO Enquête – Sport en Bewegen 2012
7
SAMENVATTING Sport- en beweegbeleid op school is ook een teamsport. Tot op heden is er weinig bekend over het sportbeleid in het primair onderwijs en de reden waarom scholen al dan niet overgaan tot een actiever sportbeleid. Er wordt vaak genoemd dat de manier waarop de school (het team) tegen het vak bewegingsonderwijs aankijkt, de mate bepaalt van inzet van een vakleerkracht, het op orde zijn van lesmateriaal en de tijd en aandacht die besteed wordt aan naschoolse sport- en beweegactiviteiten. Het onderwijs vormt een belangrijke setting voor huidige beleidsintenties gericht op gezonde en actieve leefstijl van de jeugd. Hiervoor wordt onderzoek gedaan op de scholen. Dit onderzoek beschrijft invloed en de gedragsdeterminanten van de schooldirecteuren ten opzichte sport- en beweegbeleid. Daarnaast zijn fysieke kenmerken van een sport actieve school in kaart gebracht. Om de determinanten van de schooldirecteuren te achterhalen is het ASE-model als theoretisch kader gebruikt. Dit model veronderstelt dat het sport- en beweegbeleid bepaald wordt door attitude van de schooldirecteuren ten aanzien van sport- en bewegen, de sociale invloed die wordt ervaren van zijn omgeving en door de eigen effectiviteit: acht de directeur zich in staat om zelf het sport- en beweegbeleid te stimuleren? Deze kenmerken worden afgezet tegen de mate van het sport- en beweegbeleid. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van de samenvattende maat, uit het onderzoek van Stuij M. (2011), die gereduceerd weergeeft in welke maat een school kenmerken heeft die het bewegen van haar leerlingen zou kunnen stimuleren. In totaal hebben 26 schooldirecteuren uit de Gemeente Nijmegen een vragenlijst ingevuld. Uit onderzoek blijkt dat 39% van de basisscholen in Nijmegen een minder beweegbeleid voeren, 19% een doorsnee en 42% een meer sport- en beweegbeleid. Een vakleerkracht bewegingsonderwijs, samenwerking met de groepsleerkracht in vakoverstijgende projecten, naschoolse sportactiviteiten en doelen van sport in het schoolbeleid zijn kenmerken die het verschil maken in het voeren van een ‘meer’ sport- en beweegbeleid. Ook de aanpak van de Brede School resulteert vaak in een meer beweegbeleid. De schooldirecteuren zijn overtuigd van het belang van een actief sport- en beweegbeleid en geven aan dat ze zelf ook goed weten hoe ze dit kunnen aanpakken. De schooldirecteuren zijn zich ervan bewust dat ze zelf in grote mate invloed hebben op de mate van sport en- beweegbeleid. Geld en formatieruimte blijven barrières. Opvallend is de grote invloed van toejuichende medewerkers op het gebied van sport- en bewegen. De medewerkers bepalen of de schooldirecteuren het zien zitten om een actiever sport- en beweegbeleid te voeren. Investeren in eigen gedrag van medewerkers op school gericht op sport- en beweegstimulering lijkt hiermee een zinvolle investering. Een sportminded directeur blijkt daarnaast een belangrijke voorspeller voor een actief beleid. Kansen liggen in het ontwikkelen van aandacht en tijd voor ondersteuning in gedragsverandering van de medewerkers op school en ondersteuning in het uitwisselen van kennis en ervaring op gebied van sport en beweging tussen de scholen.
8
SUMMARY Sports and exercise policy at school is also a team sport. To date, little is known about sports policy in primary education and the reason why schools may or may not implement a more active sports policy. It is often assumed that the way the school (the team) looks at physical education will determine the commitment of the instructors, the organization of the teaching material and the time and attention given to afterschool sports and fitness programs. Primary education forms an important setting for current policy intentions directed towards a healthy and active lifestyle for youths. To achieve this, research is being carried out at different schools. This research will describe the influence and behaviour-determinants of school principals in regards to physical education.
To assess the determinants of the school principals the ASE-model is used as a theoretical framework. This model assumes that sports and fitness policy is the result of the attitude of the school principal regarding physical education, the social influence from their environment, and their own personal efficiency: does the principal see himself as capable of stimulating fitness policy? These characteristics are compared to the level of sports-related policy. This research uses the summarizing measure, from the study by Stuij M. (2011), that evaluates in compact form which characteristics a school has for stimulating physical education in their students.
In total 26 school principals in the municipality of Nijmegen participated in the survey. The results show that 39% of elementary schools in Nijmegen have a lesser sport and fitness policy, 19% an average and 42% a strong sports policy. A qualified physical education instructor, collaboration with the general teacher in multi-subject projects, afterschool fitness programs and sports-oriented goals in the school curriculum are aspects that make the difference in a stronger sporting policy. The approach of the Brede School also yields a more active exercise policy. The schools’ principals are strongly convinced of the benefits of a healthy and active fitness policy and indicate that they themselves know how to handle this. They are aware that they play an important role in forming sports-related curriculum. Finance and space remain barriers. Remarkable is the influence of supportive employees in regards to sports and fitness. Employees determine whether a principal is motivated to initiate a more active sports policy. Investing in personal behaviour of school employees regarding physical education seems like a useful investment. A sports-minded principal is also a good measure of a proactive policy. Opportunities lie in developing attention and time for supporting behaviour changes in employees and in supporting the exchange of knowledge between schools in regards to sports and fitness.
9
10
[Geef inhoud voor de zijbalk op. Een zijbalk is een zelfstandige aanvulling op het hoofddocument. Vaak is de zijbalk links of rechts, of bovenaan of onderaan op de pagina te vinden. Ga naar het tabblad Hulpmiddelen voor tekenen als u de opmaak van het tekstvak van de zijbalk wilt wijzigen.]
1.
Inleiding en probleemstelling
1.1
Aanleiding
Tot op heden is er weinig bekend over het sportbeleid in het primair onderwijs en de reden waarom scholen al dan niet overgaan tot een actiever sportbeleid. Een aantal studies laten zien dat meer bewegen leidt toe betere schoolprestaties (Visscher, C etj. al., 2011). Er wordt vaak genoemd dat de manier waarop de school (het team) tegen het vak bewegingsonderwijs aankijkt, de mate bepaalt van inzet van vakleerkrachten, het op orde zijn van lesmateriaal en de tijd en aandacht die besteed wordt aan naschoolse sport- en beweegactiviteiten.
De actuele toename van overgewicht en obesitas, versterkt de aandacht van de overheid voor sport en bewegen. Het beweeg- en sportstimuleringsbeleid richt zich steeds vaker op scholieren. Door middel van beleidsimpulsen (BOS, BSI, Alliantie School & Sport en Impuls brede scholen, sport en cultuur) poogt de overheid wel de aandacht voor sport en bewegen op school te vergroten. Er zijn afgelopen jaren diverse initiatieven ontwikkeld om het dagelijks beweegaanbod te stimuleren op scholen. De inzet van Combinatiefunctionarissen en de ontwikkeling van de Sportieve School zijn hier voorbeelden van. Het onderwijs vormt een belangrijke setting voor huidige beleidsinterventies gericht op gezonde en actieve leefstijl van de jeugd. De school is een omgeving waar de kinderen, als ze niet thuis zijn, het grootste deel van hun tijd door brengen. Ook de omgeving kan op verschillende manieren direct invloed hebben sport- en beweeggedrag van de kinderen (Stuij, M. etj al.,2011). Basisscholen in Nijmegen zijn een belangrijke vindplaats voor gezondheid- en sportstimulering voor de kinderen. In 2012 is er in de Gemeente Nijmegen een proefproject ontwikkeld waarbij twee basisscholen worden gefaciliteerd in het ontwikkelen van innovatiekracht voor sport- en gezondheidsbeleid: De Sportieve Gezonde School XL. Hierin worden de scholen onder andere ondersteund in het ontwikkelen van een sportieve en gezondere school. In beleid van sport, bewegen en onderwijs kan hierdoor beter aansluiting worden gezocht bij de doelstelling van het onderwijs zelf. Op schoolniveau gaat het om zaken als het realiseren van betere schoolprestaties, het terugdringen van schooluitval, het opleiden tot vitale burgers en werknemers en het creëren van een prettig en veilige leeromgeving. Op vakniveau gaat het om het aansluiten bij de doelen van het bewegingsonderwijs met als resultaat dat er doorlopende leerlijnen worden gecreëerd van binnen naar buiten de school (Platform Sport, Bewegen en Onderwijs,2010, pp. 2).
Er is voor scholen geen wettelijke verplichting om naast de realisatie van kerndoelen en eindtermen op het gebied van bewegingsonderwijs extra aandacht te besteden aan bewegen en sport. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft op 22 mei 2006 de volgende kerndoelen vastgesteld voor het bewegingsonderwijs in het primair onderwijs:
11
Kerndoel 57: de leerlingen leren op een verantwoorde manier deelnemen aan de omringende bewegingscultuur en leren de hoofdbeginselen van de belangrijkste bewegings- en spelvormen ervaren en uitvoeren. Kerndoel 58: de leerlingen leren samen met anderen op een respectvolle manier aan bewegingsactiviteiten deelnemen, afspraken maken over het reguleren daarvan, de eigen bewegingsmogelijkheden inschatten en daarmee bij activiteiten rekening houden.
De school heeft en houdt een verantwoordelijkheid in het aanbieden van sport en bewegen. Lessen bewegingsonderwijs zijn verplicht. Het staat de school vrij te bepalen hoeveel tijd er besteed wordt aan het realiseren van deze kerndoelen. De onderwijsinspectie gebruikt als indicator voor de kerndoelen dat leerlingen van groep 3 t/m 8 ten minste twee keer per week, drie kwartier bewegingsonderwijs krijgen. Voor het speciaal basisonderwijs geldt dat de kinderen minimaal drie keer per week, drie kwartier bewegingsonderwijs krijgen. Voor kinderen uit groep 1 en 2 wordt geadviseerd dagelijks te bewegen. Dit hoeft niet altijd in het speellokaal of gymzaal, maar kan ook op het schoolplein of veld (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2006).
Scholen zien op dit moment nog onvoldoende de verbinding tussen sport en bewegen en deze kerntaken. Het gevolg is dat scholen sport en bewegen zien als iets dat erbij komt waardoor ze nog weinig enthousiast zijn hierin te investeren. Het is zeker dat bassischolen een sport- en beweegbeleid hebben, maar in verschillende maten. Er is weinig bekend over het profiel van een sportieve school. Onderzoeken zijn met name gericht op de belemmerende factoren bij het vormgeven van het sport- en/of gezondheidsbeleid. Hierbij is het wenselijk inzicht te hebben wat de kenmerken zijn van een sportieve school en wat kenmerken zijn van gedrag van de schooldirecteuren rondom een sportieve school. Met behulp van een juiste benadering, op basis van het uitgevoerde onderzoek, kunnen basisscholen worden overtuigd om hun gedrag gericht op sportstimulering verder te ontwikkelen en indien gewenst te veranderen. Vanuit deze achtergrond wordt er onderzoek gedaan naar kenmerken voor Sportieve Scholen in Nijmegen. Hierbij richt ik me op kenmerken van een Sportieve School en het gedrag vanuit de schoolvertegenwoordigers van de basisscholen in Nijmegen met betrekking tot sport- en beweegstimulering op school. Met behulp van inzicht in het gedrag van de basisschool directeuren is het voor Sportservice Nijmegen mogelijk aan te sluiten bij fase van gedragsverandering en de belangrijkste gedragskenmerken. Op deze manier kan is het mogelijk gedragsverandering gericht te stimuleren. De kenmerken van een Sportieve School dragen bij aan profiel voor een sportieve school. Dit onderzoek kan hiermee een bijdrage voor het uitrollen van De Sportieve Gezonde School XL.
1.2
Doelstelling
Met dit onderzoek worden aanbevelingen gedaan aan Sportservice Nijmegen over stimulering van sport- en beweegbeleid op de basisscholen door gedragskenmerken schooldirecteuren die van invloed zijn sport- en bewegen en kenmerken van een actief sport- en beweegbeleid in kaart te brengen.
12
1.3
Vraagstelling
De vraagstelling is voortgekomen uit de doelstelling en geeft aan welke kennis er nodig is om deze doelstelling te bereiken. Wat zijn de kenmerken van sportactieve basisscholen in de Gemeente Nijmegen en welke gedragsdeterminanten zijn van invloed op de schooldirecteuren voor het stimuleren van sport en bewegen op school?
Deelvragen:
Wat zijn kenmerken van een basisschool die het sporten en bewegen van haar leerlingen zou kunnen stimuleren en kun je deze indelen in een maat?
In welke mate zijn de Nijmeegse basisscholen sport- en beweeg actieve scholen en welke kenmerken horen daarbij?
Welke invloed heeft een basisschool directeur met betrekking tot sportstimulering op school?
Welke gedragsdeterminanten van de schooldirecteuren zijn van invloed op het sport- en beweeg stimulerend gedrag binnen de school?
Figuur 1: Onderzochte relaties tussen kenmerken van de school, gedrag van de schoolvertegenwoordigers en het sportbeweegbeleid met de daarbij behorende sport- en beweegaanbod.
Kenmerken van de school • grootte school • soort school • kenmerken leerlingen incl BMI -
Sport& Beweegbeleid basisschool • sport- en beweegaanbod
Gedragsdeterminanten schooldirecteuren • attitude • sociale invloed • eigen eigeneffectiviteit
1.4
Leeswijzer
In het volgende hoofdstuk wordt de gekozen onderzoeksopzet verantwoord. In hoofdstuk 6 worden de resultaten van het onderzoek besproken. Het eerste hoofdstuk gaat over sport- en beweegbeleid op basisscholen. Wat zijn kenmerken van een school die sport- en bewegen van haar leerlingen stimuleren en kun je deze indelen in een maat? Wat zijn achtergrondkenmerken van de leerlingen en de school? Hoofdstuk 4 gaat in op invloed van basisschooldirecteur op gebied van sport- en beweegbeleid. Achtereenvolgens wordt het gekozen onderzoeksmodel gepresenteerd waarbij in hoofdstuk 6 de resultaten worden beschreven. Hoofdstuk 7 sluit het rapport af met conclusies en aanbevelingen.
13
14
2.
Basisscholen in de Gemeente Nijmegen.
Het onderzoek zal zich richten op de basisscholen in Nijmegen. In dit hoofdstuk worden de basisscholen van de Gemeente Nijmegen beschreven. Daarbij zal worden ingegaan op het soort school, ligging en er wordt een beschrijving gegeven van de leerlingen en het huidige het sport- en beweegbeleid. In Nijmegen zijn er 43 basisscholen waarvan 2 scholen voor Speciaal Basisonderwijs. In bijna alle 44 wijken in Nijmegen staat een basisschool. 2.1
Algemene kenmerken van basisscholen in de Gemeente Nijmegen
Brede school Nijmegen telt 12 Brede Scholen (BS, Voorheen Open wijk Scholen). Op een Brede School worden voorzieningen op gebied van onderwijs, zorg en welzijn geïntegreerd. De Brede school richt zich daarbij niet alleen op kinderen, maar ook op hun ouders en wijkbewoners. Aantal leerlingen per school In totaal hebben 27 scholen een leerlingen aantal tussen 200- 400. Daarnaast zijn er 8 scholen met <200 leerlingen en 8 scholen met >400 leerlingen. Lagere startkans Als er op schoolniveau wordt gekeken zie je dat 4 basisscholen meer dan 60% van de kinderen een lage startkans heeft, op 9 scholen 30-40%. Daarentegen zijn er ook 19 basisscholen met nauwelijks of geen leerlingen met een lagere startkans. Er is een sterke samenhang tussen het aantal leerlingen met lage startkansen en het aantal leerlingen met een nietwesterse achtergrond op de Nijmeegse basisscholen. Voor leerlingen met een lagere startkans ontvangen de scholen compensatie. Via de gewichtsregeling wordt vastgesteld hoeveel van zulke leerlingen een basisschool heeft .Dit gebeurt op basis van het opleidingsniveau van de ouders en het postcode gebied van de school. De leerlingen met lage startkansen zijn niet gelijkmatig verspreid over de stad. In vergelijking met Nederland in zijn geheel zijn er in Nijmegen relatief veel leerlingen met gewicht. Figuur 1: Percentage leerlingen met lagere startkans per basisschool, leerjaar 2009-2010 . Bron: Onderwijsmonitor
15
Scholieren met een niet- westerse achtergrond In heel Nijmegen heeft 21% van de basisscholieren een niet-westerse etniciteit. Per school varieert dat van een paar procent tot meer dan 60%. Het aandeel niet-westerse inwoners varieert tussen de wijken sterk. Op 11 van de Nijmeegse basisscholen is meer dan 40% van de leerlingen niet-westerse van herkomst. Gezondheid en scholieren De gezondheidscijfers per school zijn te vinden in het digitale dossier van de Jeugdgezondheidzorg (JGZ). Deze informatie is zonder toestemming van de school, niet openbaar beschikbaar. Algemene meetgegevens van de afdeling Jeugdgezondheidszorg van de GGD laten zien dat het percentage overgewicht bij kinderen in de leeftijd van 5-11 jaar in Nijmegen sinds het schooljaar 2003/2004 vrij constant ligt rond de 15% met zelfs een schijnbare (niet significante) daling naar 14% in het laatste schooljaar. Figuur 1 laat echter ook zien dat het percentage kinderen met obesitas zeker niet gedaald is. Dat percentage blijft liggen rond de 4%.
Figuur 1: Aantal kinderen (5-11 jr) met overgewicht in Nijmegen. Bron: meetgegevens van de afdeling Jeugdgezondheidszorg, GGD Regio Nijmegen.
2.2
Sportieve Scholen in Nijmegen
In totaal kent de Gemeente Nijmegen in 2013 veertien Sportieve Scholen. De Gemeente Nijmegen kent het concept ‘Sportieve Scholen’. Een ontwikkeling die in 2004 tot stand is gekomen o.a. naar aanleiding van de BOS-impuls. Een Sportieve School is een basisschool waarbij sporten, spelen, bewegen en gezondheid een belangrijke plaats inneemt, zowel binnen als buiten het onderwijs. De vakleerkracht bewegingsonderwijs (BWO) en de sportdocent zijn de regisseurs binnen de ‘sportieve BOS-driehoek’, bestaande uit de buurt, het onderwijs en de sportaanbieders. (Bron: Sportieve School, Gemeente Nijmegen 2006). Het ‘Sportieve school’ concept kenmerkt zich door bewegingsonderwijs dat gegeven wordt door een vakleerkracht met een leerplan bewegingsonderwijs. Daarnaast wordt de intentie uitgesproken over sport en gezondheidsstimulering, intensieve samenwerking sport spel en
16
gezondheid, kennismaking gast- en proeflessen sportvereniging en daarnaast een schoolplein waar spel, sport- en beweegactiviteiten kunnen plaats vinden. Activiteiten die op een Sportieve School gegeven kunnen worden zijn: Extra Beweegmomentje, Naschoolse Activiteiten, Het sporttalent, ‘Sport jij al?’, spelen in de gymzaal, gezondheid, ondersteuning jaarlijkse sportdag, sportman en sportvrouw van de maand en integratie van gym in andere schoolvakken. Vakleerkracht Bewegingsonderwijs In de Gemeente Nijmegen beschikken 20 bassischolen over een vakleerkracht bewegingsonderwijs (BWO). Een vakleerkracht is afgestudeerd aan een Academie voor Lichamelijke Opvoeding en heeft een startbekwaamheid voor dit vak voor alle soorten onderwijs in Nederland. Een vakleerkracht in het basisonderwijs verzorgt alle lessen bewegingsonderwijs in meerdere groepen. De verantwoording voor bewegingsonderwijs ligt bij de vakleerkracht. Hij draagt zorg voor het behalen van de kerndoelen, werkt een vakwerkplan uit waarin planmatig gewerkt wordt aan de diverse doelen van bewegingsonderwijs. Van deze vakleerkrachten bewegingsonderwijs vervullen 8 personen ook de functie van Combinatiefunctionaris. Een combinatiefunctionaris is in dienst bij één werkgever (via de gemeente), maar werkzaam voor twee sectoren, in dit geval onderwijs en sport. Door de inzet van de combinatiefunctionaris wordt de verbinding tussen deze twee sectoren versterkt.
2.3
Gezonde Scholen in Nijmegen
In de Gemeente Nijmegen zijn er op dit moment geen scholen met het landelijke Vignet van de ‘Gezonde School’. Dit wil overigens niet zeggen dat de scholen niet aan gezondheid werken. Op dit moment worden op de scholen tal van acties ondernomen op het gebied van gezondheid. Om te zorgen dat het nu versnipperde aanbod beter aansluit bij de vragen en kenmerken van iedere school, is het concept van De Gezonde school een geschikte methode. De scholen in Nijmegen werken aan gezondheid op basis van de behoeften en wensen van leerlingen, ouders en leerkrachten. De GGDNijmegen ondersteunt, indien gewenst, de scholen bij het ontwikkelingen van een Gezondere School. Exacte cijfers over de bijdrage van de GGD-Nijmegen zijn niet bekend. Scholen die aantoonbaar goed met gezondheid bezig zijn, kunnen het vignet Gezonde School aanvragen en zich profileren als Gezonde School. De meeste scholen werken al op verschillende manieren aan gezondheid. Bijvoorbeeld door het stimuleren van gezonde voeding of het uitvoeren van een pestprotocol. De Gezonde School verbindt losse activiteiten in een planmatige en structurele aanpak (RIVM, Gezonde School). 2.4
Theoretisch kader basisscholen en sport- en beweegbeleid.
Achtergrond kenmerken van de school Scholen in zeer sterk stedelijke gebieden voeren iets vaker meer beweegbeleid, scholen in niet stedelijke gebieden vallen vaker in de categorie ‘minder beweegbeleid’. Datzelfde verschil gaat op voor middelgrote scholen met 150 tot 500 leerlingen en scholen tot 150 leerlingen. Ook brede scholen vallen vaker in de groep ‘meer beweegbeleid’ dan niet-brede scholen, dit geldt het sterkst voor de brede basisscholen. Dat is niet verwonderlijk, aangezien sport vaak een van de terreinen is waar brede scholen extra aandacht aan besteden (Stuij, M. etj al.,2011).
17
Achtergrond kenmerken leerlingen Een basisschool met meer dan 10% geïndiceerde leerlingen is vaker een school met meer beweegbeleid dan een school met minder beweegbeleid. De achtergrondkenmerken van de leerlingen die op een school met meer beweegbeleid zitten, zeggen ook iets over de typering van deze scholen. Het kan immers zo zijn dat scholen hun beweegbeleid aanpassen aan het type leerlingen dat erop zit. Het feit dat basisscholen met veel geïndiceerde leerlingen ook relatief vaak scholen zijn met meer beweegbeleid is hiervoor reeds een aanwijzing. De Basisschoolleerlingen die op een school zitten met meer beweegbeleid wonen significant vaker in zeer sterk stedelijke gebieden, zijn vaker van nietwesterse afkomst en komen vaker uit gezinnen die geen auto hebben dan hun leeftijdsgenoten op scholen met doorsnee of minder beweegbeleid. Ook zijn het leerlingen die minder vaak lid zijn van een sportvereniging. Het gaat hier dus duidelijk om een bepaalde groep ‘gemarginaliseerde’ leerlingen. Het is heel goed voorstelbaar dat scholen waar deze leerlingen op zitten (mogelijk in samenwerking met gemeenten) extra beweegbeleid voeren om beweeg- en sportmogelijkheden voor leerlingen te creëren omdat zij deze mogelijkheden van huis uit niet hebben. (Stuij, M. etj al.,2011). Samenvattende maat voor sport- en beweegbeleid scholen Door middel van impulsen zoals de ‘Sportieve School’ en de ‘Gezonde School’ concept en de inzet van combinatiefunctionarissen poogt de Gemeente Nijmegen de aandacht voor sport en bewegen te vergroten. De keuze voor veel of weinig aandacht voor het thema is voor een groot deel aan de school zelf. In de volgende hoofdstukken wordt er uiteengezet naar welke mate het sport- en beweegbeleid samenhangt met kenmerken van de gedragsdeterminanten van de schooldirecteuren en kenmerken van de school. Daarom is het van belang betrouwbare samenvattende maat te hebben, die gereduceerd weer geeft in welke mate een school kenmerken heeft die het bewegen van haar leerlingen zouden kunnen stimuleren. Op dit moment is er nog onvoldoende inzicht in welke aspecten het sport- en beweegbeleid zouden kunnen bepalen. Hierbij denkend aan feitelijke zaken, zoals voorzieningen, maar ook subjectieve uitspraken van schoolvertegenwoordigers. Het volgende hoofdstuk wordt gekeken op welke wijze deze indeling op een betrouwbare manier kan worden gemaakt.
18
19
3.
Sport- en beweegbeleid op basisscholen
In dit hoofdstuk staan de kenmerken van sport- en beweegbeleid op school centraal. Er wordt antwoord gegeven op de deelvraag: Wat zijn kenmerken van een school die het bewegen van haar leerlingen zou kunnen stimuleren en kun je deze indelen in een maat? Eerst zal worden ingegaan op de kenmerken van een basisschool met een actief sport- en beweegbeleid. Daarna zal worden ingegaan op de factoren die in verband kunnen staan met het uitvoeren van actief sport- en beweegbeleid. Hierbij wordt ingegaan op zowel interne als externe factoren. Tot slot wordt inzicht geven in de belemmerende factoren voor het voeren van een actief sport- en beweegbeleid op een school.
3.1
Kenmerken bassischolen met actief sport- en beweegbeleid
Basisscholen besteden op verschillende manieren aandacht aan sport- en bewegen. Waarbij een basisschool zeer actief is in sporttoernooien, besteedt de andere basisschool meer aandacht aan een vakwerkplan bewegingsonderwijs. Voor het onderzoek is het belangrijk inzicht te krijgen in kenmerken van een sportactieve school, waarbij sport en bewegen wordt ingezet om een efficiënte bijdrage te leveren aan leven lang gezond bewegen.
Sportieve School Gemeente Nijmegen De Gemeente Nijmegen kent het concept ‘Sportieve Scholen’. In totaal kent de Gemeente Nijmegen in 2012 veertien Sportieve Scholen. Sportservice Nijmegen heeft maandelijks een overleg over Kwaliteit Bewegingsonderwijs Sportieve School concept waarbij zowel beleidsmedewerkers als vakleerkrachtenbewegingsonderwijs betrokken zijn. In het overleg is navraag gedaan naar de Sportieve Scholen die het bewegen van haar leerlingen zeer actief stimuleren. Hieruit blijkt dat er een verschil is tussen de mate van uitvoering van het concept van de Sportieve School in Nijmegen. ‘De actiefste ‘Sportieve School’ kenmerkt zich natuurlijk door een vakleerkracht bewegingsonderwijs en o.a. door het uitvoeren van verschillende activiteiten, zoals pauzesport, een beweegteam, Club Extra, deelname aan sportdagen etc. Maar daarnaast is de betrokkenheid van de andere leerkrachten bij sport en de tijd die een directeur aan de leerkrachten geeft een van de belangrijkste voorwaarde. Op deze manier kun je de kinderen beter bereiken en enthousiast maken voor de sportactiviteiten’, aldus Ron Janshen vakleerkracht bewegingsonderwijs de basisschool de Wieken.
Sportservice Nijmegen stimuleert dat meer kinderen gaan sporten en bewegen, het liefst in georganiseerd verband. Om dit te bereiken werkt Sportserivce Nijmegen o.a. met de concept van de Sportieve School. Sportservice Nijmegen laat hiermee zien dat kenmerken van de Sportieve School een belangrijke bijdrage levert aan sportstimulering voor de leerlingen van school. De Sportieve School legt een structurele basis voor de uitvoering. De mate en efficiëntie van uitvoering in de praktijk blijkt daarentegen samen te hangen met andere factoren.
20
Koninklijke Vereniging voor Lichamelijke Opvoeding (KVLO) De KVLO organiseert in samenwerking met NOC*NSF eens in de twee jaar de Sportiefste School verkiezing voor het primair onderwijs. In het beleid van de KVLO staat de rol van het onderwijs en de kwaliteit van het bewegingsonderwijs centraal. Daarnaast wordt de samenwerking, in de ruimste zin, tussen de school en de sportieve omgeving steeds belangrijker. De samenwerking tussen het onderwijs en de sport is er op gericht om voor de leerlingen een aantrekkelijk en kwaliteitsvol aanbod van bewegen en sport te realiseren, waardoor jongeren worden gestimuleerd tot een gezonde leefstijl. Scholen worden gevraagd hun concreet uitgevoerde plannen met betrekking tot bewegen en sport in te dienen. De belangrijkste doelstelling is het geven van kwaliteitsimpulsen aan het programma voor bewegen en sport in het onderwijs. Iedere school kan zich voor de verkiezing aanmelden. Aan de hand van tien openvragen moet worden aangegeven waarom men vindt dat zijn school genomineerd moet worden voor de verkiezing van de sportiefste Primair onderwijs school van Nederland. Zie bijlage 1. De vragen hebben betrekking op programma bewegingsonderwijs, de visie, missie omtrent sport en bewegen, inrichting, betrokkenheid en inzicht activiteiten in initiatieven. Een commissie bepaalt welke scholen genomineerd worden. Deze scholen worden uitgenodigd voor een finale dag, waarbij de schoolleiding, vakleerkracht en de leerling door een deskundige jury wordt geïnterviewd. Uit de verkiezing van de sportiefste school blijkt dat er aandachtspunten zijn voor het worden van de Sportiefste school van Nederland. Deze gegevens vormen de basis voor inzicht in aandacht en kwaliteit voor sport- en beweegstimuling op de school. De interview vragen zijn daarnaast de belangrijkste aanvulling voor het worden van de sportiefste school. De toppiclist voor de interview vragen is niet bekend. School, Sport en Bewegen Daarnaast heeft het onderzoek School, Bewegen en Sport (2011) een enorm scala aan beleidsfactoren van scholen in kaart gebracht gericht op sport en bewegen op school. Er is in dit onderzoek is ook gezocht naar een samenvattende maat, die gereduceerd weergeeft in welke maat een school kenmerken heeft die het bewegen van haar leerlingen zou kunnen stimuleren. In eerste instantie is hiervoor gekeken naar de concrete voorzieningen en maatregelen die aangaven dat een school zich inzet om het bewegen en sporten bij leerlingen te stimuleren. Hierbij ging het bijvoorbeeld om het hebben van relatief veel sport- en spelvoorzieningen op het schoolplein, de aanwezigheid van een vakleerkracht lichamelijke opvoeding, het hebben van een goede accommodaties en materialen voor bewegen en sport en hebben van een schoolsportaanbod. Deze voorzieningen bleken in nadere statistische analyses sterk samen te hangen met zes stellingen over het beweegbeleid, die waren voorgelegd aan de schoolvertegenwoordigers.
21
Er is in dit onderzoek daarom gekozen voor de relatief eenvoudige oplossing om het beweegbeleid van de school te bepalen op basis van de beoordeling door de schoolvertegenwoordigers van zes uitspraken: 1. het aanbieden van (naschoolse) schoolsport heeft op school prioriteit; 2. de schoolleiding vindt bewegen en sport belangrijk; 3. de school voert een gericht beleid om overgewicht onder scholieren te voorkomen/tegen te gaan; 4. bij de inrichting van het schoolgebouw is rekening gehouden met het stimuleren van het (verplaatsings)bewegen; 5. bij het verdelen van de financiële middelen heeft bewegen en sport prioriteit; 6. de school voert een gericht beleid om het bewegen en sporten bij scholieren te stimuleren.
Een betrouwbaarheidsanalyse toonde een sterke samenhang in de antwoorden op de stellingen aan. Dat betekent dat schoolvertegenwoordigers vaak positief, neutraal of juist negatief op meerdere stellingen reageerden. De stellingen samen vormen in dit onderzoek een schaal, en vanwege de eerdere genoemde samenhang met concrete maatregelen op de scholen, is deze school als maat voor ‘beweegbeleid’ van de school genomen. Scholen zijn in deze schaal ingedeeld in drie groepen: minder beweegbeleid, doorsnee beweegbeleid en meer beweegbeleid. In het onderzoek wordt aangegeven dat deze schaal op basis van zes uitspraken goed is te verwerken tot een schaal die ook in ander onderzoek kan worden toegepast (Stuij, M. etj al.,2011).
Er zijn verschillende manieren om sport- en bewegen op school te stimuleren. De uitvoeringvorm, zoals de activiteiten en middelen, tonen niet direct een samenhang aan met de mate van het sport- en beweegbeleid. De praktijkervaring vanuit de vakleerkracht bewegingsonderwijs en de KVLO laten zien dat betrokkenheid en initiatieven ook een belangrijke plek innemen. Het onderzoek van Stuij geeft een betrouwbare meet maat om de mate van het beleid te bepalen. De stellingen hebben betrekking op het aanbod, prioriteit, beleid, accommodatie en financiële middelen. Deze methode lijkt daarmee een geschikte alles omvattende meet maat.
3.2
Succes en faalfactoren sport- en beweegbeleid
Basisscholen hebben een ambivalente houding ten opzichte van het bewegingsonderwijs en schoolsport. Aan de ene kant geeft menig basisschooldirecteur aan dat sport en bewegen voor kinderen van groot belang zijn, en dat het bewegingsonderwijs daarin een prominente rol behoort te spelen. Aan de andere kant vinden diezelfde directeuren dat hun vrijheid van opereren daartoe beperkt is. Oftewel, zij hebben weliswaar het beste voor met het bewegingsonderwijs en schoolsportactiviteiten, maar curriculum, budget en docentenkorps dwingen scholen tot een over het algemeen minimaal pakket (Lagendijk, E. 2006). De GGD ondersteunt de scholen op gebied van sport- en beweegbeleid. Sinds de ontwikkeling van de schoolSlag-werkwijze in 2002 en de landelijke ‘vertaling’ naar de Gezonde School neemt de aandacht voor planmatig schoolgezondheidsbeleid bij GGD’en in Nederland toe. In 2008 is er onderzoek gedaan naar de ondersteuning van de GGD bij het vormen van gezondheidsbeleid en welke bevorderende en belemmerende factoren ze binnen dit proces ondervonden. GGDmedewerkers noemen vooral factoren als grote tijdsinvestering, gebrek aan draagvlak bij scholen en
22
bij GGD’en als oorzaak voor het niet slagen van de vormgeving van schoolgezondheidsbeleid. Ook hierbij wordt opgemerkt dat de uitgangspositie voor de GGD en het onderwijs verschilt. Waar de GGD verantwoordelijk is voor het proces en wordt afgerekend door gemeenten op het aantal scholen dat schoolgezondheidsbeleid heeft vormgegeven, worden scholen afgerekend door de onderwijsinspectie op de leerprestaties van hun leerlingen. De kracht van planmatig schoolgezondheidsbeleid schuilt in de integrale samenwerking tussen alle betrokken disciplines waarin met één aanspreekpunt toegang wordt verkregen tot de expertise van alle samenwerkingspartners. Dit geldt zowel voor partners op het terrein van preventie als zorg (Boot, N. etj al, 2011).
23
24
4.
Sport- en beweegstimulering en de schooldirecteur
4.1
Attitude ten aanzien van ‘school en sport’
Directeuren van basisscholen maken afwegingen bij de verdeling van middelen en kennen binnen de mogelijkheden van de lump sum financiering een bescheiden prioriteit toe aan het vak LO. Zij volgen weliswaar de wet en het curriculum, maar investeren nauwelijks iets extra's in vakonderwijs LO of schoolsport. Een veelgehoord standpunt op basisscholen is "dat we best méér zouden willen, maar we gebonden zijn aan onze lestijden, en daar binnen is geen ruimte". Kinderen moeten ook nog leren rekenen, schrijven, spellen en lezen, aldus de meest gehoorde opvatting vanuit het basisonderwijs. Daarnaast geven docenten en directeuren aan dat basisscholen wekelijks bestookt worden met projecten, campagnes, lespakketten en thema acties van allerhande landelijke, provinciale en lokale instellingen die `iets met de school of de leerlingen willen' op het gebied van cultuur, milieu, pesten, voeding, agressie en maatschappelijke oriëntatie. Sport en bewegen moeten daarmee concurreren. Scholen kiezen in de regel voor een beetje van alles. Zij zien zichzelf op de eerste plaats als instituut dat leerlingen onderwijs geeft in de primaire schoolvakken rekenen, taal, lezen, schrijven en de andere vakken uit het curriculum (Lagendijk, E. 2006).
4.2
Invloed directeur basisschool sportstimulering.
De mate van het sport- en beweegbeleid op basisscholen is sterk afhankelijke van de inzet van de school zelf. Het formuleren en implementeren van beleid op basisschool valt onder de werkzaamheden van een directeur (Leraar24). Sport- en beweegbeleid wordt gemaakt omdat scholen een discrepantie zien tussen een feitelijke en gewenste situatie en over de mogelijkheden beschikt om hier iets aan te veranderen. Iedere school heeft zo zijn eigen ideeën over bijvoorbeeld de ernst van het probleem gericht op sporten beweegarmoede of de rol die ze kan spelen. De gewenste situatie op het gebied van sportstimulering is niet vastgelegd vanuit de overheid. De onderwijsinspectie stuurt alleen op de kerndoelen voor bewegingsonderwijs en niet op de mate van het beleid. Wat dus ‘feitelijk gewenst ’is, is afhankelijk van een veelheid aam impliciete vooronderstellingen, alsmede van de manier waarop de voorinstellingen en de ervaren discrepanties hun leven leiden in de maatschappij en politieke discussie. De vorming van beleid heeft alles te maken met impliciete vooronderstellingen, belangen en machtsposities (Leeuw, de E.,1998). Om inzicht te krijgen in de totstandkoming van een beleid worden deze punten kort toegelicht. Vooronderstellingen De beleidsmakers op de basisscholen beschikken over sets vooronderstellingen die bepalen in welke algemene richting het te vormen sport- en beweegbeleid voert. Hierbij is onderscheid te maken in causale (oorzaak-gevolg), finale (doel-middel) en normatieve vooronderstellingen. De verschillende vooronderstellingen en aannames vormen de grondslag voor het kader waarop doelstellingen, instrumenten en het tijdspad wordt getoetst.
25
De belangen De formulering en implementatie van sport- en beweegbeleid is in grote mate afhankelijk van de gevestigde belangen die allerlei verschillende groepen en mensen hebben. Machtspositie Volgens de theorie van De Leeuw houdt een basisschool bij welke beleidsontwikkeling er ophanden zijn en welke acties hun tegen- en medestanders daarbij innemen. Dit vormt de basis voor strategische handelen waarbij de school verschillende machtsmiddelen die ze tot hun beschikking hebben. Lauman en Knoke vonden in hun onderzoek dat de macht en mogelijkheid tot bijhouden wat anderen doen en communicaties van organisaties in hoge mate voorspellend zijn voor de mate waarin de overheidsbeleidsdoellingen overeenstemmen met de doeleinden van de organisatie. Hierbij gaat het om de beschikbaarheid van middelen om die ontwikkeling bij te houden (geld, mensen, technologie), anderzijds om de kunst om te bepalen wat belangrijk is en wat niet. (Leeuw, de E.,1998). Het doel van de Gemeente Nijmegen is dat de basisscholen een actief sport- en beweegbeleid inzetten. Dit vereist voor veel directeuren structurele verandering van eigen gedrag gericht op de vooronderstellingen. De basisschool directeuren hebben de machtspositie om de mate van het sport- en beweegbeleid vorm te geven op hun eigen invulling. Om het gedrag van basisschool directeuren te veranderen moeten modellen van gedragsverandering ten grondslag liggen. Een gedragsveranderinsmodel is een hulpmiddel bij structurele veranderingen van gedrag. Het geeft de werkelijkheid op een vereenvoudigde wijze weer en plaats verschillende beïnvloedbare factoren in een kader. Er is voor gekozen de verschillende modellen niet diepgaand met elkaar te vergelijken.
4.3
Gedrag schooldirecteuren: het ASE- model.
Na een kort literatuur onderzoek is besloten het ASE-model als uitgangspunt te nemen voor het gedrag van de directeuren in dit onderzoek. Het is een model om gedrag te verklaren. Het ASE-model geeft inzicht in de knelpunten voor verandering bij de schoolvertegenwoordigers. Soms zijn personen niet overtuigd van de voordelen van het nieuwe gedrag. Dan moet de ondersteuning van bijvoorbeeld Sportservice Nijmegen (SSN), de voordelen van het gewenste gedrag benadrukken. Het kan ook zo zijn dat de schoolvertegenwoordigers niet weten hoe ze om moeten gaan met problemen die kunnen optreden als ze het huidige gedrag willen veranderen. Dan zal de ondersteuning zich moeten richten op hoe je problemen kan oplossen. Het ASE-model is onder meer gebaseerd op de leertheorie van Bandura, en onder meer op de theorie van geleerd gedrag van Fishbein en Azjen. Fishbein en Azjen stellen dat het gedrag het beste te voorspellen is door aan mensen te vragen of zij van plan zijn het gewenste gedrag te vertonen: de gedragsintentie. Intenties kunnen het gedrag voorspellen, maar zeker niet in alle gevallen. Wanneer het voor iemand onmogelijk is om het gedrag te vertonen, zal de intentie zich niet uiten in gedrag. Hetzelfde geldt als er onverwacht barrières ontstaan. De gedragsintentie wordt bepaald door een drietal determinanten zoals attitude, opvattingen van anderen, en de inschatting van eigen mogelijkheden het gedrag uit te voeren (waargenomen gedragscontrole) (Sassen 2002).
26
Barrières
Attitude
Sociale invloeden
Intentie
Eigen Effectiviteit
Gedrag
Vaardigheden
The ASE model, as defined by De Vries Zwerver et al. BMC Public Health 2011 11:9 doi:10.1186/1471-2458-11-9
In het ASE- model staan een aantal begrippen centraal: - Intentie - Attitude - Sociale invloed, of subjectieve normen. - Eigen effectiviteit, - Barrières, Op deze begrippen gaan we op de onderstaande paragrafen verder in.
4.3.1.
Intentie
Het uiteindelijke gedrag van mensen is volgens het ASE-model het beste te voorspellen uit intentie. Dus de bedoeling. ‘het-van-plan-zijn’ van directeuren om bepaald gedrag te vertonen. In dit geval het stimuleren van sport op school. De relatie van de intentie en het uiteindelijk wel of niet uitvoeren van het gedrag kan worden verstoord door barrières. Deze zijn er de oorzaak van dat een directeur zijn intentie niet om kan zetten in het daadwerkelijke gedrag.
De vijf fasen van gedragsverandering komen terug bij intentiestatus van ASE-model.
In de precontemplatiefase is de school niet of nauwelijks actief in het stimuleren van sport- en bewegen en heeft de school ook niet de intentie om binnen zes maanden zijn beleid aan te passen. In deze fase is het overdragen van informatie en kennis over het belang van een actief sport- en beweegbeleid van belang.
In de contemplatiefase heeft de school reeds de intentie om binnen afzienbare tijd (binnen één tot maximaal zes maanden) verandering te brengen in het sport- en beweeggedrag. De school overweegt serieus gedragsverandering. Het accent ligt in deze fase op het omzetten van willen in kunnen.
In de prepratiefase treft de school voorbereidingen om binnen één maand in beweging te komen. De school gaat op zoek naar mogelijkheden om sport- en beweegbeleid verder te ontwikkelen. In deze fase ligt het accent op het wegnemen van drempels en barrières en het starten van aanpassingen in het sport-beweegbeleid en of activiteiten.
In de actiefase vindt de positieve gedragsverandering plaats in de zin dat de school in de afgelopen zes maanden duidelijk meer activiteiten op het gebied van sport- en beweegbeleid
27
heeft ondernomen. Deze fase is echter het meest risicovol, omdat het veranderde gedrag volgehouden moet worden. Deze fase is niet stabiel en heeft een groot risico op terugval in het oude gedrag. Het accent ligt op het krijgen van plezier in sport- en beweegbeleid, het opdoen van succeservaring en het voorkomen van stoppen.
Wanneer na zes maanden het gedrag nog steeds positief veranderd is, bevindt de school zich in de ‘behoud’ fase en is er sprake van gedragsbehoud.
Het ASE-model veronderstelt een bewustzijn van eigen gedrag, in dit geval de mate van het uitvoeren van sportstimulering op school en ook het bewust keuzes maken ten aan zien hiervan. Naast de daadwerkelijke fase van gedragsverandering spelen meerdere factoren een rol binnen het ASEmodel. Dit zijn: motivatiefactoren, en capaciteitsfactoren en barrières. (Schermens P., etj al 2008).
4.3.2
Attitude
De attitude bestaat uit door de school waargenomen cognitieve en affectieve voor- en nadelen van het aanpassen van sport- beweegbeleid op school. De cognitieve component heeft betrekking op de kennisopvattingen. De affectieve component kan gemeten worden door te vragen of men bepaald gedrag goed of slecht vindt, prettig of onprettig enz. (De vries., 2004.) 4.3.3.
Sociale invloed of subjectieve normen
De sociale invloed die de omgeving op de school uitoefent ten aanzien van het sport- en beweeggedrag. Bij sociale invloed worden drie determinanten onderscheiden. a.
Subjectieve norm. Dit is de waargenomen sociale druk die een school voelt om sport-en beweegbeleid uit te voeren. Het gaat om opvattingen van anderen waar de school waarde aan hecht in zijn overwegingen al dan niet een actief sport- en beweegbeleid te voeren.
b.
Sociale druk of steun. Dit zijn directe invloeden van anderen. De onderwijsinspectie kan bijvoorbeeld directe invloed uitoefenen op de school wat betreft sport- en beweegbeleid. Maar ook de ouders.
c.
Modelling. Scholen leren door het observeren van gedrag van andere scholen. Men leert bijvoorbeeld van andere scholen hoe ze omgaan met sport- en beweegbeleid. (Brug., 2003).
4.3.4 Eigen effectiviteit. De eigen effectiviteit van de scholen ten aanzien van het voeren van sport- en beweegbeleid. Onder eigen effectiviteit wordt het vertrouwen in eigen kunnen verstaan, uitgaande van de eigen functie binnen de school. In de context van dit onderzoek gaat het om de inschatting van eigen organisatorische mogelijkheden. Daarnaast wordt alleen onderscheid in sociale effectiviteit (‘Acht ik mezelf in staat om sport te stimuleren als anderen dit niet toejuichen). Stress- en situationele effectiviteit worden in dit onderzoek niet gemeten. 4.3.5. Barrières Barrières in de omgeving kunnen het gewenste gedrag van schooldirecteuren beïnvloeden. Het voeren een actief sport en beweegbeleid wordt vaak belemmerd door een gebrek aan tijd en beschikbaarheid. Bijvoorbeeld een gebrek aan sportaccommodaties in verband met het aantal uren
28
bewegingsonderwijs. Of het gebrek aan toegankelijkheid voor scholing voor docenten vanwege de kosten.
Het ASE-model is om drie redenen als uitgangspunt genomen in dit onderzoek. Ten eerste geeft dit model de belangrijkste gedragsfactoren weer die direct samenhangen met het gedrag van de schooldirecteuren. Daarnaast biedt het model ruimte voor bestaande barrières, die veelal een belangrijke rol spelen in het op sport- en beweegbeleid op basisscholen. Ten tweede onderscheidt het ASE model in vergelijking met de Theory of Planned Behavrier drie soorten sociale invloeden. Dit aspect speelt een belangrijke rol in het gedrag van een schooldirecteur in het schoolbeleid. Uit onderzoek van de Vries, Backbier, Kok en Dijkstra blijkt dat elke van deze constructen een unieke bijdrage levert aan het verklaren van gedrag. Tot slot legt het model geen directe verbanden met externe factoren. Externe factoren, zoals biologische factoren, geslacht en leeftijd passen niet in de opzet van een school als organisatie. 4.4
Informatiefactoren
Een succesvolle communicatie met de schooldirecteuren wordt bereik als de ontvanger direct aandacht heeft voor de boodschap en deze tevens begrijpt. De Informatiefactoren boodschap, kanaal en bron hebben betrekking op de manier waarop informatie wordt verstrekt naar de school. Door dat veel scholen hun eigen mate van sport en beweegbeleid wellicht slecht weten in te schatten, zijn zij mogelijk minder ontvankelijk voor de boodschap van een actiever sport en beewegbeleid. Wie de boodschap brengt is ook van belang (Schermens P., etj al 2008).
29
30
5.
Opzet en uitvoering van het onderzoek
5.1
Methodische karakterisering van het onderzoek
In dit onderzoek is gekozen voor een survey-onderzoek omdat het bereik hiervan groot is en het een breed overzicht geeft waarbij er algemeen geldende uitspraken kunnen worden gedaan, waarover de mogelijkheid is om allerlei statistische samenhangen te berekenen. Er is gekozen voor een kwantitatief onderzoek omdat het onderzoek gericht is op het vaststellen van de verschillende aspecten die een rol spelen bij de mate van het sport- en beweegbeleid bij de scholen. Het gaat in het onderzoek niet zo zeer om het belang van de aspecten, maar om welke aspecten. Vooraf is een nauwkeurige samengestelde enquête uitgewerkt en onderworpen aan een pre-test.
5.2
Beschrijving en verantwoording van de onderzoekinstrumenten
Voor het uitvoeren van het onderzoek wordt er gebruikt gemaakt van: - Literatuuronderzoek - Veldonderzoek en de schriftelijke enquête Literatuuronderzoek: Er is gestart met een literatuuronderzoek naar kenmerken van de school met een actief sport- en beweegbeleid en mogelijke indeling in mate van sport- en beweegbeleid. Daarbij is gekeken naar de mogelijke relaties van de achtergrondkenmerken van de school en de leerlingen. Om het gedrag van scholen inzichtelijk te maken is literatuur bestudeerd gericht op de ontwikkeling en de mate van sporten beweegbeleid op scholen. Mogelijke invloed van schooldirecteuren wordt hierbij beschreven met indien mogelijk de gedragskenmerken. Voorbeelden van schoolkenmerken zijn: Brede School, gewichtsleerlingen, aantal leerlingen, BMI-leerlingen ligging van de school. Voorbeelden van inzicht gedragl: houding van de school ten opzichte van sportstimulering, de sociale invloed van de omgeving van bijvoorbeeld ouders, organisaties en leerlingen zelf. Maar ook inzicht of de school de school zich zelf instaat acht om het sportbeleid te stimuleren. Daarnaast spelen barrières en kennis t.o.v. van sportstimulering een rol.
Om de oorzaken van het sport- en beweeggedrag te ordenen is er gezocht naar gedragsverklaringmodellen die toepasbaar zijn op een basisschool. Hierbij is gezocht naar een model dat een zo compleet mogelijke weergave kan geven van de mogelijke beïnvloedende factoren op het gebruik. Tevens kan met hulp van deze informatie de enquêtevragen worden opgesteld.
Er is gebruikt gemaakt van bronnen als onderzoeksverslagen, proefschriften en tijdschriftartikelen. De Databasen die hierbij werden gebruik zijn: Pubmed en NISB databank. Hierbij zijn de MESH termen basisschool en sport en bewegen gebruik. Via het ‘sneeuwbaleffect’ zijn hierna meerdere artikelen gevonden.
31
Veldonderzoek en de schriftelijke enquête: Het veldonderzoek bestond uit een schriftelijke enquête voor schoolvertegenwoordigers, sportdocenten, combinatiefunctionarissen, vakleerkrachten bewegingsonderwijs en overige medewerkers. Allemaal vulden zij dezelfde vragenlijst in met vragen over het huidige sport- en beweegaanbod, de activiteiten, houding ten opzichte van sport- en beweegbeleid en de omgeving. Voor de enquêtes is gebruik gemaakt van geschikte indicatoren gezocht uit bestaande onderzoeken/instrumenten. Het doel van de enquête is het verzamelen van informatie uit antwoorden van de respondenten, ter beantwoording van de vraagstelling. Via de GGD-Nijmegen zijn de BMI gegevens per school verkregen. Deze gegevens zijn vervolgens gekoppeld aan de respondenten van de betreffende school.
De data van de enquête zijn verzameld in de periode van 12 december 2012 tot en met 19 januari 2013.
5.3
Onderzoekspopulatie
De onderzoekpopulatie bestaat uit leerkrachten, vakleerkrachten bewegingsonderwijs en directeuren, van bassischolen in de Gemeente Nijmegen. Nijmegen bestaat uit 9 staddelen met 44 wijken. De Gemeente Nijmegen telt in het schooljaar 2012: 43 basisscholen twee scholen voor het speciaal basisonderwijs en vijf scholen voor speciaal onderwijs. (Bron: Onderwijsmonitor Gemeente Nijmegen).
Allereerst zijn uit de in totaal 43 basisscholen, 41 scholen geselecteerd voor deelname aan het onderzoek. De scholen die niet geselecteerd zijn scholen in het speciaal basisonderwijs. Het verschil in algemeen schoolbeleid is te afwijkend om een goede vergelijking te kunnen maken met de andere basisscholen. Tabel 2 biedt een overzicht van de onderzoekspopulatie van het veldonderzoek. Gezien het aantal scholen was het mogelijk de hele populatie te benaderen. In totaal zijn 26 schoolvertegenwoordigers bereid gevonden om mee te werken aan het onderzoek. Dit betekent een respons van 63% van de schoolvertegenwoordigers van de basisscholen in Nijmegen. De respons is hoog, maar niet generaliseerbaar voor de hele populatie. De analyse van resultaten zal zich beperken tot de analyse van steekproefresultaten van de 26 respondenten. Het betreft meer als de helft van de populatie en zal toch een goed beeld geven wat er in de populatie speelt. Er is te zien dat de er een goede afspiegeling is van kenmerken die gelden voor de gehele populatie zoals het soort school en het hebben van een vakleerkracht bewegingsonderwijs. Schoolvertegenwoordigers Vakleerkracht LO/ Combinatiefunctionaris/ Sportdocent Overige (groepsleerkracht, begeleider)
N 26 19 17
Totaal aantal eenheden
62
Totaal 41 21
Respons 63% 90%
De contactpersonen op de basisscholen op het gebied van sport en gezondheid zijn achterhaald via Sportservice Nijmegen. Op 21 basisscholen is een sportdocent of vakleerkracht
32
bewegingsonderwijs werkzaam vanuit Sportservice Nijmegen. Op de andere scholen zijn de contactpersonen uiteenlopend van vakleerkracht, directeur of ouder. De contactpersonen werden gevraag om de schoolvertegenwoordiger of directeur te stimuleren om de enquête in te vullen. Naast de schoolvertegenwoordigers werden ook andere personen op basisscholen gestimuleerd de enquête in te vullen. Hierbij denkend aan vakleerkrachten bewegingsonderwijs, combinatiefunctionarissen en andere betrokkenen op school. In totaal zijn er 36 overige respondenten bereid gevonden om de enquête in te vullen. In het onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen de schoolvertegenwoordigers, vakleerkrachten en overige respondenten.
Alle schooldirecteuren, vakleerkrachten bewegingsonderwijs en contactpersonen zijn in eerste instantie via mail benaderd. Het onderzoek is verricht met behulp van een online-vragenlijst. In de mail was de link opgenomen naar de digitale vragenlijst. De begeleidende e-mail die de contactpersonen hebben ontvangen bij de enquête is te vinden in bijlage 2. Op verschillende manieren is geprobeerd de respons zo hoog mogelijk te krijgen. Als de contactpersonen van de bassischolen de enquête invulden, maakten ze kans op het winnen van een gratis paar Nike Free schoenen. De schoolvertegenwoordigers maakten kans op een Pauzespelpakket t.w.v. €200,-. In het sportdocentenoverleg van Sportservice Nijmegen is persoonlijk toelichting gegeven over het onderzoek en de enquête. Bij non-respons werd naar twee weken per mail een reminder gestuurd. De overige non contactpersonen zijn een week na het versturen van een re-minder nagebeld. In het telefoongesprek werd de gecontroleerd of de e-mail post ontvangen was, gestimuleerd tot medewerking, vragen beantwoord en overlegd over wijze van invullen. Indien gewenst werd een persoonlijke afspraak gemaakt voor het invullen van de enquête. De non-respons van schoolvertegenwoordigers bleek veelal te verklaren door wisseling van directeuren en/of het korte vervulling van de functie. In totaal hebben 84 betrokkenen deelgenomen aan de vragenlijst. Naar verwijdering van de respondenten die de vragenlijst niet geheel hebben ingevuld of afgemaakt zijn er 62 respondenten overgebleven waarmee analyses zijn gedaan.
5.4
Enquête
Hieronder wordt aangegeven hoe de verschillende onderdelen uit het ASE-model zijn gemeten in de enquête. De enquête is terug te vinden in de bijlage.
Huidig sport- en beweegbeleid De mate van het sport- en beweegbeleid is bepaald aan de hand van zes uitspraken over het beweegbeleid, met als antwoordmogelijkheden die lopen in een 5-puntschaal die loopt van 1 (helemaal niet mee eens) tot 5 (helemaal mee eens) met daarbij ook de mogelijkheid tot het invullen van neutraal. Elk van deze zes uitspraken weegt op een gelijke manier mee. De schaal is getest met een betrouwbaarheidsanalyse (Crochbachs alfa, 0,81). Voor de rapportage wordt de schaal in drie groepen samengevat: meer, doorsnee en minder beweegbeleid. De scheidslijn van deze indeling is
33
gebaseerd op de waarden van 1 t/m 5. 1 tot 2,75 staat voor minder, 2,75 tot 3,25 voor doorsnee en 3,25 tot 5 voor meer beweegbeleid. Deze indeling gebaseerd op de eerder onderzoek van M. Stuij 2011.
Samenhang aspecten sport- en beweegactiviteiten Er is gevraagd naar de diverse aspecten van sport- beweegbeleid op de scholen in de vorm van aankruismogelijkheden. Deze aspecten hadden betrekking op activiteiten, organisatorische aspecten en de omgeving en communicatie. In de analyse worden twee relevantie dimensies uiteengezet. Een groep scholen kenmerkt zich doordat ze meer lichamelijke opvoeding geven (in duur) dan gemiddeld. Daarnaast worden de drie groepen scholen gelabeld door minder beweegbeleid, doorsnee beweegbeleid, en meer beweegbeleid. Daaromheen worden de antwoorden geclusterd die de tendens naar meer of minder actief ondersteunen. Hiervoor is gebruik gemaakt van de Homalsanalyse die zowel interval als nominaal niveau aankan.
Kenmerken van de school Van de kenmerken van de school is gevraagd naar: ligging, soort school, en kenmerken van de leerlingen. Hierbij gaat het om het aantal leerlingen dat lid is van een sportvereniging, gemiddeld BMI van de leerlingen en het aantal gewichtsleerlingen. De gegevens van het totaal aantal leerlingen van de school en het percentage gewichtsleerlingen zijn verkregen via de Gemeente Nijmegen. De cijfers van indeling BMI van de leerlingen is verkregen via GGD-Nijmegen.
Informatievoorziening Bij dit onderdeel is geïnventariseerd welk communicatiemedium binnen de school het meest gebruikt wordt bij de schooldirecteuren. Om de uiteindelijke voorlichting goed af te stemmen op de schooldirecteuren is tevens gevraagd hoe de directeuren de mogelijke informatie over sport- en beweegbeleid het liefst willen ontvangen. Hierbij zijn meerkeuzevragen gesteld met daarin verschillende mogelijkheden voor voorlichting ( platform, website, Informatie APP, persoonlijk gesprek etc). Daarnaast is gevraagd van wie ze deze voorlichting zouden willen ontvangen, hierbij zijn meerkeuze mogelijkheden zoals , vakleekracht bewegingsonderwijs, Sportservice Nijmegen, Gezondheidsmakelaar gegeven.
Gedragsfactor: sociale invloed De sociale invloed is onderverdeeld in drie determinanten. Als eerste de subjectieve norm: hierbij wordt ingegaan op wat de directeur denkt over de opvattingen/mening van zijn medewerkers (en andere schooldirecteuren). De schaal liep van ‘helemaal mee oneens’ tot ‘helemaal mee eens’. Bij sociale druk of steun wordt gevraagd in hoeverre de directeuren van diverse personen een positieve, directe druk voelt om het sport- en beweegbeleid te activeren. Deze schaal liep van ‘veel invloed ’tot ‘geen invloed’. Bij modelling is er gevraagd of de schooldirecteuren het sport en beweegbeleid van andere schooldirecteuren, vakleerkrachten, medewerkers en/of ouders evenaren. Overal is een 5 puntschaal gebruikt.
34
Gedragsfactor: attitude De attitude ten opzichte van het sport- en beweegbeleid is aan de hand van stellingen voorgelegd, met als antwoordmogelijkheden een 5-puntschaal die loopt van 1 (helemaal oneens) tot 4 (helemaal eens) en met daarbij ook de mogelijkheid tot invullen van geen mening of neutraal. De stelling hebben betrekking op onder andere de volgende onderwerpen: sport- en beweegbeleid op basisscholen.
Gedragsfactor: Eigen effectiviteit Bij het meten van eigen effectiviteit zijn dezelfde antwoordschalen en scores gebruikt als bij ‘attitude’. De verschillende soorten eigen effectiviteit, routine, sociale, stress werden gemeten aan de hand van één stelling per soort effectiviteit.
Sport- en beweegbeleid en gewenste gedrag sport- en beweegbeleid De intentie om het sport- en beweegbeleid te verhogen is gemeten aan de hand van één vraag op een 5-puntsschaal (1 t/m 5, ‘beslist niet van plan om sportbeleid te verhogen’). Bij deze misschien, waarschijnlijk wel, beslist wel, wordt gevraagd om een reden, hiervoor zijn keuze mogelijkheden gegeven.
Barrières Bij barrières ten opzichte van het sport- en beweegbeleid is gevraagd naar de ervaren belemmeringen om sport- en beweegbeleid op de school vorm te geven. Hierbij is een meerkeuze vraag gesteld met daarin verschillende mogelijkheden (tijd, doelen, geld, etc). Daarnaast is er de mogelijkheid gegeven voor anders namelijk.
Enkele enquêtevragen zijn uiteindelijk niet bruikbaar gebleken voor dit onderzoek omdat zij voor onnodige complexiteit in het onderzoek en de analyses zorgen. Wellicht kunnen deze in een later stadium worden gebruikt door de opdrachtgever. Dit onderzoek zal voornamelijk gericht worden op de gedragsdeterminanten.
Pre-testen van de vragenlijst De enquête is vóór gebruik digitaal ingevuld door twee vakleerkrachten bewegingsonderwijs, een beleidsmedewerker sport en een werknemer van bureau onderzoek en statistiek. Bij zes vragen is een aanpassing gedaan ter verduidelijking van de vragenlijst. Alle vragen uit de vragenlijst zijn met behulp van statiekprogramma SPSS ingevoerd en geanalyseerd. De schaal die meet in welke mate een school een sport- en beweegbeleid voert is onderworpen aan betrouwbaarheidsanalyse. Hieruit blijkt dat de schaal een Crobach’s Alpha heeft van 0,81. Hiermee wordt de Crochbach’s Aplha uit voorgaande onderzoek van Stij bevestigd. Om meer inzicht te krijgen in de mate van sport- en beweegbeleid en de verschillende kenmerken van de school en het gedrag van de directeuren zijn er aanvullende correlaties onderzocht. Deze zijn gebaseerd op de afhankelijke variabele van sport- en beweegbeleid zonder de indeling van maat meer, minder of doorsnee.
35
36
6.
Resultaten
De onderzoeksresultaten worden gepresenteerd in vijf paragrafen. Paragraaf 6.1 t/m 6.2 geven algemene informatie over de fysieke kenmerken van de onderzochte basisscholen en leerlingen. De beschrijvende resultaten van schoolvertegenwoordigers komen in paragraaf 6.4 aan de orde waarbij gekeken wordt naar de samenhang tussen de determinanten attitude, sociale invloed en eigen effectiviteit. De intentie om sport- en beweegbeleid aan te passen en het huidige sport- en beweegbeleid wordt ook in deze paragraaf beschreven. 6.1
Indeling sport- en beweegbeleid en (fysieke)kenmerken school
Aan de hand de uitspraken van de schoolvertegenwoordigers is de mate van het schoolbeleid in gedeeld in drie groepen (N=26). Uit onderzoek blijkt dat 39% van de basisscholen in Nijmegen een minder beweegbeleid voeren, 19% een doorsnee en 42% een meer sport- en beweegbeleid. In de Meer 42%
Minder 39%
onderzoeksgroep bevinden zich zes Brede Scholen. Vijf van deze scholen vallen in het kenmerk van ‘meer
Doorsnee 19%
beweegbeleid’, de ander de school valt in ’ minder beweegbeleid’.
Figuur 1: Indeling van mate van sport- en beweegbeleid van Nijmeegse Basisscholen (N=26).
Het is interessant om te kijken in welke mate de gevormde schaal samenhangt met de min of meer fysieke kenmerken die in eerste instantie met beweegbeleid werden geassocieerd. Daarnaast zijn er nog enkele actuele kenmerken die specifiek betrekking hebben op de uitvoering van Nijmeegse sporten beweegbeleid toegevoegd. Voor de meeste indicatoren geldt dat bij meer beweegbeleid door een school de percentages hoger zijn dan bij minder beweegbeleid. Een uitzondering daarin is het hebben van een vakwerkplan bewegingsonderwijs.
37
Totaal
Minder
Doorsnee
Meer
(N=26)
(N=10)
(N=5)
(N=11)
%
%
%
%
Vakleerkracht bewegingsonderwijs
54
0
20
100
Groepsleerkracht worden structureel betrokken bij
62
50
60
73
19
0
0
45
Doelen sport in schoolbeleid
15
0
0
36
Vakwerkplan bewegingsonderwijs
54
40
80
55
Sportstimulerend schoolplein
30
30
20
36
Naschoolse Sportactiviteiten
65
30
60
100
Structurele samenwerking sportvereniging
11
0
0
27
Aanbieder Extra Beweegmomentje
23
10
0
45
Beweegteam
27
10
20
45
Fairplay regels
15
10
0
27
bewegingsonderwijs. Samenwerking vakleerkracht bewegingsonderwijs en groepsleerkracht in vakoverstijgende projecten
Tabel 1: Beweegbeleid school naar o.a. oorspronkelijk geformuleerde kenmerken van een beweeg actieve school (n=26).
In de tabel zichtbaar dat er soms grote verschillen zijn tussen de drie niveaus van beweegbeleid. Naschoolse sportactiviteiten en het hebben van een vakleerkracht bewegingsonderwijs zijn daarbij onlosmakelijke gekoppeld met het voeren van meer sport- en beweegbeleid. De statistische toets laat een positieve samenhang tussen de mate van beleid en hebben van vakleerkracht bewegingsonderwijs (R=.848, p=<0,001). Hetzelfde geldt voor de samenwerking van vakleerkracht bewegingsonderwijs en groepsleerkracht in vakoverstijgende projecten (R=742, p= <0,001).
38
6.2
Indeling sport- en beweegbeleid en kenmerken leerlingen
Uit onderzoek blijkt dat de basisscholen waarbij gemiddeld meer dan 20% overgewicht bij de leerlingen wordt geconstateerd door de GGD-Nijmegen, voornamelijk een ‘meer’ sport- beweegbeleid hebben.
'Doorsnee'
'minder' 0% 22%
'Meer'
0% 0% 11% 11%
22%
0-10% 11%
50%
50%
20-30% 30>%
67%
56%
10- 20%
Figuur 2: Overzicht in percentage leerlingen met overgewicht naar indeling naar mate sport- en beweegbeleid van de school.
Als de verschillende scholen met ‘minder’, ‘doorsnee’ en ‘meer’ met elkaar vergeleken worden is er een verschil in het percentage leerlingen dat lid is van een sportvereniging. De scholen waarbij 0-25% van de leerlingen lid is van een sportvereniging hebben veelal een ‘meer’ sport- en beweegbeleid. De scholen waarbij minder dan 50% lid is van een sportvereniging zijn voornamelijk scholen met ‘minder’ of ‘meer’ beweegbeleid. De ‘doorsnee’ sport- en beweegbeleid scholen hebben gemiddeld gezien het hoogste percentage leerlingen dat lid is van een sportvereniging.
'Minder'
'Doorsnee'
0%
0%
20%
'Meer' 0% 9%
10%
20%
36%
40%
0-25% 25- 50% 50 -75%
70%
40%
55%
75-100%
Figuur 4: Overzicht in percentage leerlingen dat lid is van een sportvereniging naar indeling van mate sport- en beweegbeleid van de school.
Kenmerkend van scholen met ‘Meer beweegbeleid’ is dat 72% van deze groep basisscholen zijn met minder dan 200 leerlingen.
39
6.3
Indeling sport- en beweegbeleid en kenmerken schoolvertegenwoordigers
De gemiddelde leeftijd van de schoolvertegenwoordiger is 52 jaar. Er is geen relatie tussen de leeftijd en de mate van het sport- en beweegbeleid. Actief in het dagelijks leven en sportmindedheid De medewerkers en vakleerkrachten van de basisscholen hebben hun mening gegeven over de mate van het sportieve gedrag in het dagelijks leven van de directeuren en hun de sportmind van de directeuren (n=36). De tabellen laten zien dat er zeker een verband is tussen de sportiviteit in het dagelijks leven en de mate van het sport- en beweeg beleid op de school. Dit verband is niet significant. De sportmind van de directeur daarin tegen hangt sterker samen met de mate- van het sport- en beweegbeleid (P=<0,03). 100% 90% SPORTIVITET
80% 70%
1= zeer weinig actief
60%
2= minder actief
50%
3= matig actief
40%
4= actief
30%
5= zeer actief
20% 10% 0% meer
doornsee
minder
Figuur 5 : Indeling naar mening van medewerkers van de school over de mate van de sportiviteit van de schooldirecteur afgezet naar de mate van sport- en beweegbeleid.
100% 90%
SPORTMINDED
80% 70%
1= nauwlijks
60%
2= matig
50%
3= gemiddeld
40%
4= sterk
30%
5= zeer sterk
20% 10% 0% meer
doorsnee
minder
Figuur 6 : Indeling naar mening van medewerkers van de school over de sportmindedheid van de schooldirecteur afgezet naar de mate van sport- en beweegbeleid.
40
6.4 Opvattingen, kennis en informatievoorziening van de schoolvertegenwoordigers ten aanzien van sport- en beweegbeleid. 6.4.1
Attitude van de scholen ten aanzien van stimuleren sport- en beweegbeleid
Uit onderzoek blijkt dat de schoolvertegenwoordigers (N=26) een positieve houding hebben ten aanzien van het extra stimuleren van sport- en beweegbeleid. Een meerderheid van 54% geeft zelf een zeer positieve houding aan. Opgevolgd door 31 % vrij positief en 15% niet positief/niet negatief.
14%
15% 34%
1 2
54%
3 Vrij positief
31% 52%
Schoolvertegenwoordigers
Niet positief/niet negatief
Zeer positief
Medewerkers v/d school
Figuur 7: Houding ten opzichte van extra stimuleren sport- en beweegbeleid in percentages.
Er is geen significant verband gevonden tussen de houding van de schoolvertegenwoordigers ten opzichte van het extra stimuleren van sport- en beweegbeleid en de mate (minder, doornsnee, meer) van het huidige beleid (P>0,1). De scholen met ‘meer beweegbeleid’ geven gemiddeld het cijfer 7,6 aan hun eigen wijze waarop het sport- en beweegbeleid wordt vormgegeven. De scholen met doornsnee beweegbeleid een 7. En de scholen met minder beweegbeleid een 5.5 (n=62). De mate waarin de schoolvertegenwoordigers het belangrijk vinden dat er aandacht wordt besteed aan sport- en bewegen is zeer positief. Zelfs 42% van de schoolvertegenwoordigers vindt het zeer belangrijk en 50% belangrijk.
41
6.4.2
Sociale invloed van de omgeving van met betrekking tot actief sport- en beweegbeleid
De schoolvertegenwoordigers voelen invloed van de omgeving om het sport- en beweegbeleid op de school te stimuleren. Van de vakleerkrachten bewegingsonderwijs en Sportservice Nijmegen wordt de meeste directe sociale druk en/of steun ervaren. Schooldirecteuren geven aan zelf ook veel invloed te hebben op het stimuleren van het sport- en beweegbeleid. Daarnaast is ook duidelijk te zien dat de leerlingen en de medewerkers van de school gemiddeld gezien hoger scoren op invloed dan de vakleerkracht bewegingsonderwijs. Hierbij moet opgemerkt worden dat 54% van de betreffende scholen in dit onderzoek een vakleerkracht bewegingsonderwijs in dienst heeft. De onderwijsinspectie heeft nauwelijks sociale invloed op het stimuleren van het sport- en beweegbeleid. 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Geen invloed Bijna geen invloed Neutraal Wel enige invloed Veel invloed
f Figuur 8: Indeling naar mate van sociale invloed die de schoolvertegenwoordigers ervaren om het sport- en beweegbeleid op school te stimuleren.
Dezelfde vraag is ook gesteld aan de vakleerkrachten bewegingsonderwijs (n=15). De vakleerkrachten geven daarbij zelf aan ‘veel invloed’ (87%) te hebben op het sport- en beweegbeleid binnen de school. Invloed van de directeur wordt ervaren als, ‘veel invloed’ 47% en ‘wel enige invloed’ 40%. Maar ook de medewerkers van de school scoren hoog met 80% in de categorie ‘wel enige invloed’. Er heerst geen sterke modeling. Schoolvertegenwoordigers leren op dit moment nauwelijks van het kijken naar andere scholen en hoe zij omgaan met sport- en bewegen. Slechts 15 %van de schoolvertegenwoordigers geeft aan als andere scholen meer aandacht zouden besteden aan sportstimulering, hun eigen school dat ook zou doen. Er heerst dus geen sterke norm ten aanzien van het sport- en beweegbeleid. De scholen vinden dat een school die veel aandacht besteed aan bewegen en sport niet per definitie minder bezig is met de kerntaken van de school. Er is ook gevraagd naar de mate van prioriteit van sportstimulering op de agenda bij het directeuren overleg.
42
Meer dan de helft van de schoolvertegenwoordigers geeft aan het ermee mee eens te zijn dat sportstimulering geen prioriteit is op de agenda. Sportstimulering heeft bij het directeurenoverleg geen prioriteit op de agenda Frequency Valid
1 Helemaal mee eens
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
4
15,4
15,4
15,4
11
42,3
42,3
57,7
3 Neutraal
3
11,5
11,5
69,2
4 Mee oneens
1
3,8
3,8
73,1
5 Helemaal mee oneens
2
7,7
7,7
80,8
6 Weet ik niet
5
19,2
19,2
100,0
26
100,0
100,0
2 Mee eens
Total
Tabel 2: Overzicht mate van de mening van de schoolvertegenwoordigers over de mate van prioriteit van het onderwerp sportstimulering op de agenda bij directeuren overleg.
6.4.3. Eigen-effectiviteit van de scholen ten aanzien van aanpassen sport- en beweegbeleid. ‘Eigen effectiviteit’ geeft aan of de schoolvertegenwoordigers zichzelf instaat achten om de sport- en beweegbeleid te verhogen. De schoolvertegenwoordigers scoren hoog op dit gebeid. Wat betreft de determinanten van ‘routine eigen effectiviteit’, gaven de schoolvertegenwoordigers aan dat zij zichzelf goed in staat achten om hun sport- en beweegbeleid te stimuleren, waarbij 58% scoorde op ‘mee eens’ en 23,1 % ‘helemaal mee eens’. Er is daarbij een positieve samenhang gevonden tussen de mate van het sport- en beweegbeleid en de eigen-effectiviteit van de schoolvertegenwoordiger om sport en bewegen te stimuleren op school (R=.419, p=<0,03). De vakleerkrachten bewegingsonderwijs scoren in deze categorie nog een stuk hoger. 56% 47% 42%
Overige medewerkers
Medewerkers
47% 47%
Vakleerkracht LO
Schooldirecteur
33%
SSN 47%
Schoolvertegenwoordiger
12% 11%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Figuur 9: Percentage invloed dat ervaren wordt op eigen kunnen betreft aanpassen van sport- en beweegbeleid als de medewerkers, schooldirecteur of sportservice Nijmegen dit niet toejuicht.
Bij de categorie ‘sociale eigen-effectiviteit’ wordt de invloed van belangrijke anderen zoals; medewerkers, de directeur en Sportservice Nijmegen, op het eigen kunnen uiteengezet. De tabel laat zien dat het voor zowel schoolvertegenwoordigers, vakleerkrachten bewegingsonderwijs als overige medewerkers van belang is dat dat anderen het stimuleren van sport- en beweegbeleid toejuichen. De eigen-effectiviteit wordt door gemiddeld 48% bepaald door het toejuichen van het sport- en beweegbeleid van de schooldirecteur en de medewerkers van de school. Er is een positieve samenhang gevonden tussen de huidige maat van het sport- en beweegbeleid en de directeuren die
43
aangeven dat het niet zou lukken zonder toejuichende medewerker (R=352, P=<0,7). Deze samenhang is minder in sterk dan de routine eigen-effectiviteit.
6.4.4.
Intentie ten aanzien van aanpassen en sport- en beweegbeleid
De mate van het sport- en beweegbeleid blijkt samen te hangen met de intentie om het sport- en beweegbeleid te passen. De statistische toets toont aan dat scholen met meer beweegbeleid significant hogeren scoren in intentie om het beweegbeleid aan te passen (R=.573, P=<0,002).
Totaal
Minder
Doorsnee
Meer
(N=26)
(N=10)
(N=5)
(N=11)
%
%
%
%
Beslist niet
4
10
0
0
Waarschijnlijk niet
31
50
20
18
Misschien
27
30
60
9
Waarschijnlijk wel
7
0
20
9
Beslist wel
31
10
0
63
Tabel 3: Percentage scholen dat sport en bewegen aankomend half jaar extra wil stimuleren op school, indeling van beleid.
De belangrijkste reden om het sport en beweegbeleid aan te passen is voor de schoolvertegenwoordigers het plezier in bewegen stimuleren, opgevolgd door de sociale ontwikkeling. Kinderen in beweging brengen in verband met overgewicht wordt gezien als de minst belangrijke reden. 6.4.5.
Barrières sport- en beweegbeleid
De meeste scholen ervaren belemmering op het gebied van sport- en beweegbeleid. De meest voorkomende belemmeringen zijn gebrek aan; formatieruimte, tijd en geld. Daarnaast kan worden opgemerkt dat 30% van de basisscholen (n= 8) geen belemmeringen ervaart.
Totaal
Minder
Doorsnee
Meer
(N=26)
(N=10)
(N=5)
(N=11)
%
%
%
%
Gebrek aan prioriteit
12
20
20
0
Gebrek aan formatieruimte
73
70
80
45
Gebrek aan deskundige leraren
27
30
60
9
Gebrek aan controle op de uitvoering
4
0
20
0
Gebrek aan geld
61
80
40
54
Gebrek aan tijd
35
20
80
27
Gebrek aan doelen
4
10
0
0
Gebrek aan handvatten
8
10
20
0
Onvoldoende Accommodatie
19
30
20
9
Ik ervaar geen belemmering
30
20
20
45
Tabel 4: Percentage belemmeringen van dat wordt ervaren door de schoolvertegenwoordigers, naar indeling van de mate van sport- en beweegbeleid.
De scholen met meer beweegbeleid ervaren in vergelijking met de categorieën ‘doorsnee’ en ‘minder’ in zijn totaal minder belemmeringen. Bij de scholen met ‘meer beweegbeleid’ is er minder gebrek aan
44
deskundige leraren, formatieruimte en accommodatie. Binnen de andere genoemde belemmeringen zit nauwelijks onderscheid ten opzichte van de mate van sport- beweegbeleid.
6.4.6
Informatievoorziening voor de schoolvertegenwoordigers en sport- en beweegbeleid
Onderstaande tabel geeft aan in welke mate de directeuren gebruik maken van diverse communicatiemiddelen gerelateerd aan het sport- en beweegbeleid. 100%
Nvt
80%
Nooit
60%
Bijna nooit
40%
Af en toe
20%
Vaak
0%
Figuur 10: Overzicht van gebruikte communicatiemiddelen door de schoolvertegenwoordigers. De directeuren maken het meest gebruik van het ’Directeuren Stichting’ overleg. Van de website van NISB en de Facebookpagina site van Sportservice Nijmegen maakt het grootste gedeelte van de directeuren geen gebruik. In de onderzoeksgroep zitten bevinden zich zes Brede Scholen. Het communicatiemiddel ‘overleg Brede School ’geeft hierin een vertekend beeld. De meerderheid van de directeuren heeft een voorkeur voor het ontvangen van de informatie over sport- en beweegstimulering via Sportservice Nijmegen, opgevolgd door de Vakleerkracht bewegingsonderwijs en de combinatiefunctionaris. 2% 2% 12%
23%
25% 32%
Vakleerkracht bewegingsonderwijs Sportservice Nijmegen Externe Voorlichter Combinatie functionaris Directeuren Stichting overleg Gezondheidsmakelaar Niet
4% Figuur 11: Overzicht van voorkeuren voor het ontvangen van informatie over sport- en beweegstimulering
45
46
7.
Conclusie, discussie en aanbevelingen
In dit afsluitende hoofdstuk wordt achtereenvolgens de conclusies en aanbevelingen van dit onderzoek beschreven. ‘Sport- en beweegbeleid in relatie tot kenmerken van de school en haar directeuren’ is een van de eerste studies waarin de mate van sport- en beweegbeleid is onderzocht aan de hand van gedrag van schoolvertegenwoordigers. Sportservice Nijmegen is in staat, om op basis van dit onderzoek, specifieke aanpak te ontwikkelen voor het stimuleren van sport- en beweegbeleid op de basisscholen in Nijmegen. In paragraaf 7.1 worden de conclusies met betrekking tot de onderzoeksresultaten uiteengezet. Daarna zullen in paragraaf 7.2 enkele beperkingen van dit onderzoek en aanbevelingen voor vervolgonderzoek aanbod komen. Tot slot worden praktijkaanbevelingen beschreven in paragraaf 7.3
7.1
Conclusies met betrekking tot de onderzoeksresultaten
Nu de verschillende onderdelen uit het literatuuronderzoek en dit onderzoek uitgewerkt zijn, kan er een antwoord worden gegeven op de geformuleerde vraagstelling. Voordat dit antwoord gegeven wordt, zal eerst de vraagstelling nogmaals vermeld worden. Wat zijn de kenmerken van een sportactieve basisschool in de Gemeente Nijmegen en welke gedragsdeterminanten zijn van invloed op de schooldirecteuren voor het stimuleren van sport en bewegen op school? Een indeling van de mate van sport- en beweegbeleid kan op een betrouwbare wijze gemeten worden aan de hand van zes uitspraken. De betrouwbaarheidsanalyse toonde in voorgaande onderzoek van Stuij,M etj al. (2012) een sterke samenhang in de antwoorden op de stellingen aan. Er is een indeling gemaakt naar ‘minder’, ‘doorsnee’ en ‘meer’ sport- en beweegbeleid. Uit onderzoek blijkt dat er 42% van de scholen in Nijmegen een ‘meer’ sport- beweegbeleid voeren. De kenmerken van een school met een ‘meer’ sport- en beweegbeleid zijn in Nijmegen voornamelijk Brede Scholen en scholen met minder dan 200 leerlingen. Dit blijkt evenredig met de bevindingen uit de literatuur. Fysieke kenmerken van deze scholen zijn de vakleerkracht bewegingsonderwijs, naschoolse sportactiviteiten, doelen in sport- en beweegbeleid, Extra Beweegmomentje, Fairplay regels en een Beweegteam. Daarnaast is de structurele betrokkenheid van de groepsleerkrachten en de samenwerking in vakoverstijgende projecten een kenmerk van scholen met ‘meer’ beweegbeleid. De scholen met ‘meer’ beweegbeleid hebben een hoger percentage leerlingen met overgewicht en meer kinderen die géén lid zijn van een sportvereniging. Een sportieve schoolvertegenwoordiger in het dagelijks leven heeft een positieve relatie met ‘meer’ beweegbeleid. De sportminded blijkt daarbij nog sterker samen te hangen met ‘meer’ sport- en beweegbeleid. De schoolvertegenwoordigers blijken een realistische kijk te hebben om hun eigen mate van het sport- en beweegbeleid op hun eigen school in te schatten.
47
Alle scholen in de Gemeente Nijmegen hebben een positieve houding van ten aan zien van het extra stimuleren van sport- en beweegbeleid. De meerderheid (54%) van de schoolvertegenwoordigers is zelfs zéér positief. De statistische toets toont aan dat scholen met meer beweegebeleid significant hoger scoren in intentie om het beweegbeleid aan te passen. De scholen met ‘meer’ sport- en beweegebeleid bevinden zich voornamelijk in de contemplatiefase. De school overweegt serieus gedragsverandering. Het accent ligt in deze fase op het omzetten van willen in kunnen. De scholen met ‘minder’ beweegbeleid bevinden zich meer in de precontemplatie fase. In deze fase is het overdragen van informatie en kennis van belang. Ondanks dat de schoolvertegenwoordigers zelf een positieve houding hebben ten opzichte extra stimuleren van sport- en bewegen blijkt de sociale omgeving een sterke voorspeller te zijn van het sport- een beweegbeleid. De schoolvertegenwoordigers achten zich zelf goed instaat om het sport- en beweegbeleid te verhogen. Als de medewerkers van de school dit niet toejuichen wordt het eigen kunnen van de schoolvertegenwoordigers 50% verminderd. De schoolvertegenwoordigers voelen invloed van de omgeving om het sport- en beweegbeleid te stimuleren. Indien er een vakleerkracht bewegingsonderwijs aanwezig is, voelen de directeuren veel invloed deze leerkrachten om het sport- en beweegbeleid te stimuleren. Hetzelfde geldt voor contact met Sportservice Nijmegen. Opvallend is dat op alle scholen ook wel vrij veel invloed wordt ervaren van de leerlingen en medewerkers van de school. Het is belangrijk bewust te zijn dat deze groep in de omgeving invloed kan uitoefenen op het gedrag van de schoolvertegenwoordigers op het gebied van sport- en bewegen. Er wordt er veel minder invloed ervaren van de stichtingsdirecteuren en/of coördinatoren. De onderwijsinspectie speelt in de mate van invloed op sport- en beweegbeleid nauwelijks of geen rol. Dit komt overeen met de bevindingen uit de literatuur. De scholen met ‘meer’ sport- en beweegbeleid ervaren minder belemmeringen. Bij de scholen ‘meer’ beweegbeleid is er minder gebrek aan deskundige leraren, formatieruimte en accommodatie. Deze barrières zitten voornamelijk in de financiële aspecten. De directeuren overleggen en de overleggen met de Brede School zijn de meest gebruikte communicatiekanalen door de schoolvertegenwoordigers. Het is belangrijk deze ‘kanalen’ te gebruiken om de schoolvertegenwoordigers te bereiken. De schoolvertegenwoordigers ontvangen daarin bij voorkeur de informatie van een Combinatiefunctionaris, Vakleerkracht Bewegingsonderwijs of Sportservice Nijmegen. De geloofwaardigheid en betrouwbaarheid wordt hierbij als hoog ervaren in de ogen van de schoolvertegenwoordigers. Het effect van het overbrengen van de boodschap wordt hiermee vergroot. 7.2
Discussie en aanbevelingen voor vervolgonderzoek
Met dit onderzoek werd beoogd in kaart te brengen op welke wijze Sportservice Nijmegen de basisscholen kan ondersteunen bij het structureel vormgeven en inrichten van een ‘meer’ sport- en beweegbeleid en op welke wijze de directeuren kunnen worden benaderd. Uit onderzoek blijkt dat de schooldirecteuren een realistisch beeld hebben van de eigen mate van sport- en beweegbeleid. De ontwikkeling van de Brede School is een positieve ontwikkeling voor actief sport- en beweegbeleid.
48
De Brede Scholen in Nijmegen blijken, evenredig met de bevindingen uit de literatuur, vaker te vallen in de groep van ‘meer’ beweegbeleid. De Brede school brengt een verandering met zich mee, waarbij ook extra aandacht wordt gegeven aan sport- en bewegen. Een samenwerking tussen de ontwikkeling van de Brede School en Sportservice Nijmegen lijkt hiermee een vanzelfsprekendheid. Beide partijen hebben een zelfde doel voor ogen. De basisscholen directeuren hebben een zeer positieve houding ten aanzien van sport en bewegen. Maar minder dan de helft van de directeuren in de Gemeente Nijmegen wil dit sport- en beweegbeleid ook daadwerkelijk extra stimuleren. De directeuren geven aan dat ze goed weten hoe ze het zouden kunnen aanpakken. Belemmeringen die ervaren worden door de directeuren zijn met name tijd, geld en deskundige leraren. Veel tijd en energie wordt door de overheid en organisaties gestoken in het ontwikkelen van interventies op gebied van sport- en bewegen. De directeuren geven aan voldoende handvaten te hebben om meer sport- en bewegen op de scholen te brengen. De schooldirecteuren geven aan meer eigen deskundige medewerkers in huis te willen op het gebied van sport- en bewegen. Een vakleerkracht bewegingsonderwijs en de combinatiefunctionaris sluit goed aan bij deze behoefte. Het ontbreken van deskundigheid op gebied van bewegen bij de groepsleerkrachten kan leiden tot afwijzen van samenwerking met vakleerkracht bewegingsonderwijs. Samenwerking wordt op deze wijze ervaren als taakverzwaring. De samenwerking op gebied van sport- in bewegen in vakoverstijgende projecten en de structurele betrokkenheid van de groepsleerkrachten bij bewegingsonderwijs blijken belangrijke aspecten te zijn voor een meer sporten beweegbeleid. Er zijn voldoende redenen te noemen die het belang van meer bewegen op scholen benadrukken. Onder andere dat meer bewegen kan leiden tot betere schoolprestaties.(Visscher, C etj. al.,2011). De inzet van sport- en bewegen passen binnen de reguliere taken van medewerkers van de school. Echter de wijze van uitvoeringstaken zal moeten worden aangepast. Mogelijk zijn de schooldirecteuren zelf nog onvoldoende instaat om sport- en bewegen aan te laten sluiten bij de doelen in het onderwijs. Om scholen beter te ondersteunen kan Sportservice Nijmegen de directeuren ondersteunen in het ontwikkelingen van deskundigheid van de medewerkers op gebied van sport- en bewegen. Uit onderzoek blijkt ook dat schooldirecteuren veel invloed ervaren van de omgeving om het sport- en beweegbeleid te stimuleren. De medewerkers van de school (incl. de vakleerkracht bewegingsonderwijs) hebben hier veel invloed op. Het is van belang om de medewerkers van de school in hun kracht te zetten en gebruik te maken van hun invloed op de schooldirecteuren. Het stimuleren van vakleerkrachten en het ontwikkelingen van deskundigheid bij de medewerkers heeft indirect invloed op het gedrag van de schooldirecteuren. Daarop aansluitend geven de directeuren ook zelf aan dat toejuichende medewerkers op school voor 50% bepalen of ze het zien zitten om sport- en beweegbeleid te verhogen. Losstaand van de barrières van tijd en geld blijkt de deskundigheid van de medewerkers op gebied van sport- en bewegen een belangrijke factor voor het verhogen van het sport- en beweegbeleid. Veranderen van werkwijze vraagt echter tijd. Het onderzoek laat zien dat het investeren in deze veranderde aanpak wel degelijk loont. De kracht van het ondersteunen van de schooldirecteuren op
49
het gebied van sport- en beweegbeleid ligt met name in het deskundig maken van de medewerkers. Hiervoor is echter wel van belang dat Sportservice Nijmegen toegang krijgt tot de medewerkers van de basisscholen. De schooldirecteur heeft hierin uiteindelijk altijd de machtigste positie. Er liggen kansen voor Sportservice Nijmegen en andere organisaties om de schooldirecteuren te ondersteunen in de ontwikkeling van deskundigheid bij alle medewerkers op het gebied van sport- en bewegen. De gedragsdeterminant sociale invloed blijkt een belangrijk aspect te zijn bij het verklaren van het gedrag van de schooldirecteuren op het gebied van sport- en beweegbeleid. Om de scholen te overtuigen van de tijdsinvestering in medewerkers kan gebruik gemaakt worden van kennis- en ervaring uitwisseling tussen de sportieve bassischolen. Het is van belang dat het deskundig maken van medewerkers op een efficiënte wijze gebeurd. De overheid heeft nog een grote slag te slaan in het ontwikkelingen van deze ondersteuning. Het zichtbaar maken van eindresultaat van een goede samenwerking met en tussen de medewerkers, met activiteiten, op het gebied van sport en bewegen kan de directeuren stimuleren om ook toestemming te geven om ook hun eigen medewerkers te ondersteunen in deskundigheid op het gebied van sport- en bewegen. Waar de ondersteuning in de afgelopen jaren met name lag in de ontwikkeling van projecten, interventies, structuren en activiteiten, zit nu de grootste winst in het eigen gedrag van de medewerkers van een school. Schooldirecteuren zijn niet verplicht om sport- en beweegbeleid te verhogen, terwijl de Gemeente Nijmegen daar wel de opdracht voor krijgt. Voor het slagen is het van groot belang dat Sportservice Nijmegen inzet op de sociale invloed van de schooldirecteuren. Gezamenlijk kan er een verandering in gang worden gezet bij de medewerkers binnen de school. Het innovatieve van de Sportieve Gezonde School XL sluit hier goed op aan. Een sterk punt van het onderzoek is dat het gericht is op een kleine afgebakende doelgroep. Hierdoor is mogelijk gerichte aanbevelingen te doen voor de Gemeente Nijmegen. Het is wel mogelijk dat dit onderzoek wordt vertekend door de non-respons. De scholen die niet gereageerd hebben op de vraag van medewerking zouden qua houding ten aanzien van sport- en beweegbeleid kunnen verschillen met de scholen die zijn bereikt en wel mee wilden werken. Daarnaast is in dit onderzoek sprake van ingewikkelde zaken wat betreft metingen namelijk menselijk denken en doen van de directeuren. Hierdoor is het mogelijk dat de betrouwbaarheid minder hoog is als men dit vergelijkt met de vragen qua leerlingen aantal, soort school e.a. Daarnaast kan de enquête onderhevig zijn aan toevalsfactoren, zoals dat men de vraag verkeerd begrijpt, niet goed leest of niet altijd even eerlijk is. Het invullen van de vragenlijst duurde ruim 20 minuten, de kans bestaat dat de respondenten de concentratie verloren om de enquête juist in te vullen. Ook hebben mensen de neiging om sociaal wenselijk te antwoorden, wat tevens vertekening kan veroorzaken over de mate van sport- en beweegbeleid op de school. Geld blijkt een belangrijkste barrière te zijn voor de mate van sport- en beweegbeleid. Dit onderzoek laat zien welke aspecten de sport- en beweegbeleid kunnen ondersteunen op school op het gebied van gedagsdeterminanten van de directeuren. Het is niet bekend wel mate van effect dit oplevert in vergelijking met andere barrières die worden ervaren. De mate van sport- en beweegbeleid is ingedeeld in drie categorieën, ‘meer’, ‘minder’ en ‘doorsnee’.
50
De verdeling van het aantal scholen is niet evenredig. In de categorie ‘doorsnee’ vallen vijf scholen en de overige categorieën het dubbele aantal. Dit kan een vertekend beeld geven in de statistische analyse. Ten aanzien van de enquête zijn er ook verbeterpunten te geven. De maat van de gedragscomponenten bestaat vaak uit één item. De samengestelde items in dit onderzoek, met betrekking tot gedrag, hebben vaak betrekking op meerdere concepten. Hierdoor was het niet mogelijk de items tot een schaal te voegen en de betrouwbaarheid van onderzoek versterken. Ten tweede is sport- en beweegactiviteiten gemeten aan de hand van eigeninvulling. Hierdoor kunnen inschattingsfouten gemaakt worden over de daadwerkelijk mate van uitvoering. Een observatie op scholen van de activiteiten kan dit voorkomen. Bij een vervolgonderzoek is het interessant om te kijken welke gedragsdeterminanten bij de medewerkers op een basisschool van invloed zijn op gedrag ten opzicht van sport- en bewegen op school in hun eigen werkzaamheden. Op deze manier is het mogelijk op medewerkers niveau gedragsinterventies te ontwikkelen ten opzichte van sport- en beweegstimulering. Een ander aangrijpingspunt is de organisatiecontext. In dit onderzoek is aanzet gegeven voor aanzet geven voor het in eigenkracht zetten van medewerkers. In een vervolg onderzoek zou dit gedetailleerde uitgewerkt kunnen worden in een methode die geschikt is om dit te bewerkstellingen. Daarbij speelt de cultuurverandering binnen de school als organisatie een belangrijke rol.
7.3
Praktijkaanbevelingen
In deze paragraaf worden een aantal aanbevelingen gedaan aan Sportservice Nijmegen voor stimulering van het sport- en beweegbeleid op basisscholen aan de hand van de resultaten en de daaruit getrokken conclusies. Zet medewerkers in hun kracht Toejuichende medewerkers zijn onmisbaar. Het ontwikkelingen van sport- en beweeginterventies zal zich niet alleen moeten blijven concentreren op de kinderen zelf maar ook op bewustwording en kennis over sport- en bewegen voor de medewerkers. Studiedagen Sport- en bewegen zowel gericht op kennisuitwisseling als bewustwording zijn onmisbaar bij het innoveren van een Sportieve Gezonde School XL. Aandacht en tijd voor de medewerkers zijn een pre voor meer sporten beweegbeleid. Sportservice Nijmegen en kennisinstituten zullen hun bijdrage moeten leveren voor een kwalitatieve en effectieve ondersteuning gericht op de medewerkers. De landelijke instituten en organisaties gericht op sport en bewegen zullen hun rol moeten oppakken om de handvaten te bieden om de medewerkers te inspireren en stimuleren. Bij een vakleerkracht bewegingsonderwijs zal stimuleren van groepsleerkrachten gericht op sport- een bewegen een vast onderdeel moeten zijn in het takenpakket. De betrokken organisaties op gebied van basisscholen en sportstimulering zullen zich in de toekomst verder moeten ontwikkelen op dit gebied. Ook de KVLO zou aandacht voor de medewerkers als meet maat moeten meenemen in de Sportiefste School van Nederland verkiezing. Vakleerkracht bewegingsonderwijs een must Zonder vakleerkracht bewegingsonderwijs geen ‘meer’ sport- en beweegbeleid. Blijvend inzetten op ondersteunen en stimuleren vakleerkracht bewegingsonderwijs. De vakleerkracht is de
51
belangrijkste spil in het web om de samenwerking en eenheid binnen de school te creëren op het gebied van sport- en bewegen. Stimuleer scholen om van elkaar te leren Maak het mogelijk om elkaar te observeren. De Sportieve Gezonde Scholen XL in Nijmegen stellen per jaar een x aantal sport- en beweegactiviteiten open voor andere basisscholen in Nijmegen. Daarbij is één moment gericht op de kennisontwikkeling of bewustwording van medewerkers van school. Deze uitwisseling is zowel geschikt voor medewerkers als directeuren. Sportservice Nijmegen faciliteert deze informatieuitwisseling. Daarnaast is de kennisuitwisseling van betrokkenen van de Sportieve Gezonde School XL van belang. Brede school overleggen en Stichtings overleggen zijn daarbij een goed communicatiemiddel. Een communicatieplan voor de zichtbaarheid van de SGSXL is hierbij onmisbaar. Schooldirecteuren bewust van hun invloed Maak de schooldirecteuren bewust van hun beïnvloedende positie over de inzet van sport- en beweegbeleid. De eigen mindset blijkt een voorspeller te zijn van de ‘mate’ van sport- en beweegbeleid. De norm heerst niet dat extra aandacht voor sport- en bewegen te koste gaat van de kerntaken van de school. De ontwikkeling van het kind staat centraal. Maak barrières bespreekbaar en zet medewerkers en vakleerkrachten bewegingsonderwijs in hun kracht. Sportservice Nijmegen kan deze praktijkaanbevelingen toepassen bij inzet van De Sportieve Gezonde School XL. Het onderzoek geeft onderbouwing en inzicht in de belangrijke kenmerken van basisscholen die een ‘meer beweegbeleid’ voeren. Hiermee kan er effectief gestuurd worden op de ontwikkeling van meer sport- en bewegen op school.
52
LITERATUURLIJST B Brug, J., et al. (2003). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering: Een planmatige aanpak, 3e dr., Assen: Koninklijke van Gorcum. Boot Nicole M.W.M, Daniëlle M. de Jongh, Mariken T.W. Leurs, Nanne K. de Vries (2011), Gezonde School als methode voor GGD’en bij de invoering van schoolgezondheidsbeleid, Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen May 2011, Volume 89, Issue 4, pp 222-228. G Gezonde School, RIVM, http://www.gezondeschool.nl, Geraadpleegd op 2 jan 2013 van, http://vignet.gezondeschool.info/primair_onderwijs/vignet_gs/ L Lagendijk, E. (2006). ‘School en sport’ werken samen. Rapportage van de kwalitatieve analyse in het kader van de Brede Analyse ‘School en sport, samen sterker’. Amsterdam: DSP. Leeuw, de E. (1998), Beleidsvorming: belangen en afwegingen: Damoiseaux V, Molen HT van der, Kok GJ. Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering (pp.168 – 185). Assen: Van Gorcum, Open Universiteit Leraar24, Online Platform, Kennisnet, Wetenschappelijk Centrum Leraren Onderzoek (LOOK) en de Onderwijs coöperatie. Geraadpleegd op 31 mei van http://www.leraar24.nl/dossier/2065 O Onderwijsmonitor 2009/2010 (2010) Gemeente Nijmegen, Geraadpleegd op 1 mei 2013, van http://www2.nijmegen.nl/wonen/onderwijs_en_jeugd/Aanbod P Platform Sport, Bewegen en Onderwijs. Visiedocument: Sport, Bewegen en Onderwijs met beleid: Naar een duurzame aanpak met doorlopende leerlijnen en accent op implementatie en opschaling, 7 december 2010. Prochaska JO, DiClemente CC. Stages of processes of self change of smoking: toward an integrative model of change. J Cons Clin Psychol.1983;51:390-5. M Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Kerndoelen primair onderwijs, april 2006. S Sassen, B. GVO en preventie Uitgeverij Elzevier gezondheidszorg. Maarssen 2 , druk 2002. Schermers, P., Jongert, M.W.A, Chorus, A.M.J., Verheijden, M.W, Inleiding bij de KNGF standaarden Beweeginterventies, Houten: TNO-rapport KvL/B&G 2008.029. Stuij, Mirjam, Wisse, Ester, Mossel, Ger van, Lucassen, Jo, Dool, Remko van den (2011). School, bewegen en sport : onderzoek naar relaties tussen de school(omgeving) en het beweeg- en sportgedrag van leerlingen. Nieuwegein/ 's-Hertogenbosch: Arko Sports Media/ W.J.H. Mulier Instituut. V Visscher, C., Hartman, E., & Elferink-Gemser, M.T. (2011). Fit, vaardig en verstandig! : een decennium "Groninger" onderzoek naar de relatie tussen bewegen en cognitie, sport- en schoolprestaties bij de jeugd (32 p. Met lit. opg. ). Groningen: Centrum voor Bewegingswetenschappen Universitair Medisch Centrum Groningen / Rijksuniversiteit Groningen. Vries, H. de (2004). The I-Change Model. Opgehaald op 1 november, 2011 van http://www.personeel.unimaas.nl/Hein.deVries/ e
53
BIJLAGE
54
BIJLAGE 1:
Aanmeldingsformulier Sportiefste School van Nederland PO
Aanmeldingsformulier De sportiefste school van Nederland 2013 primair onderwijs Naam school:………………………………………………………………………………… Adres:……………………………………………………………………………………........ Postcode:……………………………………………………………………………………... Telefoon:……………………………………………………………………………………… Email:……………………………………………………………………………………......... Aantal leerlingen:........................................................................................................ Naam contactpersoon:……………………………………………………………………... Telefoon:……………………………………………………………………………………… Mobiel:………………………………………………………………………………………… Email:……………………………………………………………………………………......... Naam vakleerkracht lo:……………………………………………………………………... Telefoon:……………………………………………………………………………………… Mobiel:………………………………………………………………………………………… Email:………………………………………………………………………………………….. Slagzin waarmee de school zich als kandidaat voor de titel "sportiefste school van Nederland" presenteert: ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………….. ....................................................................................................................................... Verklaring van uitvoering van de directie Hierbij verklaar ik dat de in het aanmeldingsformulier genoemde activiteiten op het gebied van bewegen en sport op onze school concreet zijn uitgevoerd en in het schoolwerkplan zijn opgenomen Naam:
Handtekening:
Dit ondertekende aanmeldingsformulier moet samen met de aan de hand van het format geschreven motivatie waarom uw school volgens u de sportiefste school van Nederland is, inclusief een korte samenvatting (maximaal twee A-4) en de gevraagde bijlagen vóór 15 maart 2013 worden gemaild naar
[email protected]
55
Geef aan de hand van onderstaande vragen aan waarom u vindt dat uw school genomineerd moet worden voor de verkiezing van de sportiefste PO school van Nederland 2013.
1. Geef een korte beschrijving van het bewegingsonderwijs en het programma van bewegen en sport op de school aan de hand van de volgende vragen: Welke doelstellingen wilt u bereiken met het bewegingsonderwijs en activiteiten op het gebied van bewegen en sport? Welke onderliggende normen en waarden vindt u belangrijk? Op welke wijze realiseert u de doelstellingen 2. Beschrijf op welke wijze de schoolleiding het bewegingsonderwijs en de sportactiviteiten ondersteunt binnen de visie of missie van de school. (denk hierbij bijv. aan normjaartaak, budget, vakleerkracht, combinatiefunctionaris) 3. Beschrijf kort op welk wijze het bewegingsonderwijs is ingericht. 4. Beschrijf op welk wijze de school structureel aandacht besteed aan voor- , tussen- en naschoolse schoolsportactiviteiten 5. Beschrijf op welke wijze de school aandacht heeft voor de zorg en zorgverbreding van de leerlingen in de relatie tot bewegen en sport. 6. Beschrijf de betrokkenheid van de school naar de omgeving en de sportverenigingen. 7. Beschrijf op welke wijze de school aandacht heeft voor het thema bewegen en gezondheid in het kader van het bevorderen van een gezonde leefstijl. 8. Beschrijf de betrokkenheid binnen de school van personeel,leerlingen en ouders op het gebied van bewegen en sport in en om school. 9. Beschrijf de maatschappelijke betrokkenheid van de school op het gebied van bewegen en sport. 10. Beschrijf alle extra initiatieven en/of activiteiten op het gebied van bewegen en sport die bij bovenstaande vragen nog niet aan de orde gekomen zijn. N.B. stuur de schoolgids en voorbeelden van de hierboven genoemde concreet uitgevoerde programma's en/of ondernomen activiteiten als bijlage mee.
56
57