VAN KNOP TOT KELK 14
SCHLUMBERGERA LEM. Albert Pilot Schlumbergera, de kerstcactus, is een van de meest verkochte cactussen. In de periode tot kerstmis staan deze cactussen immers overal in grote aantallen in bloemenwinkels, tuincentra en op marktkramen. Tegenwoordig zijn ze er ook in vele vormen en kleuren, doordat hybriden inmiddels ruim beschikbaar zijn.
Dat geldt niet alleen in Nederland of andere landen van Europa, maar ook in bijvoorbeeld Noord-Amerika, Japan, China en Australië zijn de aantallen enorm groot (Süpplie, 2001). Onlangs kocht ik tijdens een bijeenkomst van Succulenta een boekje over de kweek en hybridisering (Cobia, 1992) dat veel interessante informatie gaf. Het maakte me ook weer attent op de ontwikkeling van knop tot bloem bij deze planten. Omdat het voor de handel van groot belang is dat ze op tijd met knoppen voor de verkoop beschikbaar zijn, is er grondig uitgezocht hoe de knopontwikkeling verloopt en te beïnvloeden is. Een mooie aanleiding om aandacht te schenken aan deze planten in het kader van deze serie. De vorm van de bloemen is apart en wellicht
Foto 1: de knopontwikkeling zet door.
Succulenta jaargang 81 (2) 2002
Foto’s van de schrijver 69
Foto 2: de knop op z’n mooist
zal niet iedereen er verrukt van zijn, maar de ontwikkeling van de knoppen in het late najaar is boeiend; juist in deze periode waarin weinig andere cactussen in onze kassen actief zijn, is dat zeer de moeite waard. De variatie in kleuren en vormen van de planten maakt het extra interessant om er een aantal van aan te schaffen. Op internet zijn overzichten beschikbaar van Nederlandse kwekers, met foto’s en namen van de verschillende planten die beschikbaar zijn (bijvoorbeeld www.epric.org/ en www.jdevries.nl ). Knopvorming is een interessant fenomeen als je aan je cactussen bloemen wilt krijgen. Soms gaat het vanzelf goed, en ontstaan er zonder extra aandacht veel knoppen die uitgroeien tot bloemen. Soms wil het ook niet en dan ga je je af vragen waar dat aan ligt. Van deze schlumbergera’s is bekend dat ze gevoelig zijn voor 70
de hoeveelheid licht. Of meer precies: de knopvorming wordt beïnvloed door de periodiciteit van de dag-nacht wisseling (fotoperiodiciteit genoemd). Als in de herfst de lengte van de dag korter wordt, dan is dat het signaal waarop de planten reageren door de knopvorming in gang te zetten (Cobia, 1992). Is de daglengte korter dan 12 uur, dan worden knoppen gevormd en die verschijnen dan binnen enkele weken. De hoeveelheid licht is daarbij een opvallend kritische factor. Als er behalve daglicht van de zon ook andere lichtbronnen zijn kan dat zeer verstorend werken. Die hoeveelheid is echt zeer gering: de verlichting in een normale huiskamer is voldoende voor die verstoring. Met name het lichtspectrum van gloeilampen is effectief. Als de knoppen eenmaal goed gevormd zijn, is daarna de hoeveelheid licht minder kritisch. De knoppen groeien dan gewoon door (zie foto 1). Succulenta jaargang 81 (2) 2002
Niet alleen de hoeveelheid licht zal overigens een factor zijn, ook de temperatuur en de vochtigheid zal een rol spelen. De temperatuur voor schlumbergera moet liggen tussen de 15 en 20 o C tijdens deze knopvorming. Is die hoger of lager, dan treedt het effect van knopvorming niet op. Men spreekt daarom van thermo-fotoperiodiciteit: de knopvorming wordt beïnvloed door de combinatie van de lengte van de nacht en de temperatuur. Uit ander onderzoek is gebleken dat de gehele vorming
Foto 3: een prachtige kleurencombinatie Succulenta jaargang 81 (2) 2002
van knoppen en bloemen beschouwd moet worden als een reeks van fasen in een langdurig proces. Elk van deze fasen stelt eisen aan de factoren licht, temperatuur en vochtigheid, wil de ontwikkeling optimaal verlopen (foto 2). Haage (1963) geef t als concrete aanwijzingen: start met een zogenaamde Korte-Dag behandeling in eind augustus of september: 8-10 uur licht bij een temperatuur van 17-20 o C. Bij minder dan 12 of meer dan 23 o C vindt geen knopvorming plaats. De knoppen horen te verschijnen binnen 10 – 20 dagen. Plaats de plant daarna warm en niet te droog; nevelen wordt aanbevolen. Na de bloei volgt een rustperiode met weinig water. Daarna is kali en fosfor nodig in de grond tijdens groeiperiode, dus dan volledig mest geven. In de zomer kunnen ze op een beschaduwde, warme plaats buiten staan. Vroeg in de herfst moeten ze dan naar binnen en rustperiode krijgen tot knoppen gevormd zijn. De bloemen zijn reukloos en zygomorf: de bloem is slechts op één manier, dus langs één doorsnede, te verdelen in twee delen, die precies elkaars spiegelbeeld zijn (foto 3). De mooiste voorbeelden van dit verschijnsel vindt men bij Schlumbergera. Deze bloem is volgens Barthlott (1978) ook het meest duidelijke voorbeeld van aanpassing aan bestuiving door 71
vogels. Hun zygomorfe bloemen komen nauwkeurig overeen met de bouw en afmeting van de bestuivende kolibries. Het stuifmeel wordt door de ver naar buiten stekende meeldraden op de kop van de vo gel afgestreken en bij het aanvliegen tegen de volgende bloem, blijf t het stuifmeel op de stempel daarvan kleven. Een mogelijke oorzaak van de asymmetrische vorm is volgens Haustein (1990) een ongelijke vorming van de bloemdekbladen, zoals die bij de extreem zygomorfe bloemen van S. truncata optreedt. Ten eerste is hierbij het onderste deel van de bloembuis naar boven gekromd en ten tweede zijn de bovenste perianthbladen veel sterker ontwikkeld, terwijl de buis aan de bovenkant langer en de mond dus erg scheef is. Bij S. buckleyi treedt overigens slechts schijnbaar zygomorfie op: van de in het algemeen even grote bloemdekbladen buigen tijdens het ontplooien alleen de onderste naar beneden, terwijl de bovenste ongeveer recht in de lengterichting van de buis blijven liggen. Een soortgelijke bloem vinden we bij Cochemiea poselgeri. Dit is een merkwaardige plant die vegetatief aan een mammillaria doet denken, maar qua bloemvorm eerder aan Aporocactus flagelliformis en de Schlumbergera. Deze overeenkomst in bloemvorm (convergentie) is vermoedelijk te danken aan een aanpassing aan dezelfde bestuivers, de kolibries dus. Een andere verwarrende plant is Schlumbergera opuntioides (Haustein, 1990), die erg veel lijkt op een opuntia met veel kleine schijfjes. Die lijkt qua uiterlijke vorm dus sterk op het ver verwijderde geslacht Opuntia, heef t echter de typische bloemen van een schlumbergera en behoort ook tot dit geslacht. Deze plant is door Haworth in 1812 benoemd als Epiphyllum truncatum. De Franse cactuskenner A.C. Lemaire (1800-1871) gaf het geslacht Schlumbergera in 1858 zijn naam. In 1810 heef t Schumann het 72
geslacht Zygocactus geïntroduceerd. Zygocactus was de officiële geslachtsnaam totdat de soort werd overgebracht naar het geslacht Schlumbergera. Maar in heel veel literatuur worden de namen zygocactus en epiphyllum nog steeds gebruikt. De meeste hybriden zijn afkomstig van combinaties van S. truncata en S. russelliana. Die hybridisering is al heel oud, in de literatuur wordt het begin van de 19e eeuw genoemd. In het boek van Krook (1854) staat al een vermelding van 50 namen van hybriden. Ook in die tijd was er al veel waardering voor deze planten. Hij schrijf t in de taal van die tijd: “De sierlijke bloemen, die bij eene goede behandeling talrijk aan de afgeplatte spits der geledingen komen, zijn merendeels schoon rood en blijven op eene goede en niet al te heete standplaats drie en ook wel zes dagen onafgebroken geopend. De meest algemeene bloeitijd der Epiphyllums is van November tot Januarij, dus juist op een tijdstip dat de flora anders bij ons het karigste is.” Bovendien geef t hij een speciaal “Aanhangsel over eene bijzondere wijze van behandeling van Epiphyllum truncatum en hare verscheidenheden”. In de 20 e eeuw is de techniek van hybridisatie sterk verbeterd en de omvang daarvan sterk toegenomen. Nieuwe variëteiten worden ontwikkeld, wettelijk beschermd via patenten (bijv. Plant Varieties Rights Act) en over de gehele wereld verspreid. De werkwijze bij de productie van nieuwe vormen kent drie methoden: natuurlijke mutatie, geïnduceerde mutatie en hybridisatie (Cobia, 1992). Hoewel de kans op natuurlijke mutaties erg klein is, levert dit soms toch interessante resultaten op. Zo is de Christmas Flame (ook wel Gold Fantasy genoemd) een natuurlijke mutant van de eerste echte gele schlumbergera: de Gold Charm. Die mutant werd gevonden in een kwekerij van deze planten in Florida, tijdig opgemerkt als iets bijzonders en vervolgens verder gekweekt en grootschalig vermenigvuldigd via stekken. Succulenta jaargang 81 (2) 2002
Foto 4: rijkbloeiend
Geïnduceerde mutatie wordt niet op grote schaal gebruikt maar kan dramatische resultaten geven. De mutatie wordt opgeroepen via bestraling of chemische mutagenten op zaden of plantmateriaal. Het kost daarna vele jaren verder kweken alvorens het effect gestabiliseerd is, maar heef t bruikbare nieuwe vormen opgeleverd die ook op beperkte schaal beschikbaar zijn voor verzamelaars. Hybridisatie wordt het meest gebruikt en levert ook de meest consistente en betrouwbare resultaten. Dit proces vindt plaats door pollen van de ene vorm over te brengen op de stamper van een andere. Deze kruisbestuiving levert meestal nakomelingen op die eigenschappen hebben die het midden houden tussen die van de beide ouderplanten, of een intensivering van eigenschappen als het om twee planten van dezelfde vorm gaat. De verkregen zaden rijpen in 20-30 dagen, de eerste bloemen verschijSucculenta jaargang 81 (2) 2002
nen daarna in 18 tot 36 maanden. Elke resulterende plant moet afzonderlijk beoordeeld worden op zijn kwaliteiten. Dat gaat zeer grootschalig, bij het voorbeeld dat Cobia beschrijf t bij het verkrijgen van een echte gele schlumbergera werden zo’n 50.000 zaailingen opgekweekt en beoordeeld op kleur. Daarna was een volgende stap nodig om een stevige plant te verkrijgen: een hybridisatie met een plant die een stevige groei vertoonde en een witte bloem had. Een succesvolle kruising leverde 200 zaden op, waarvan 150 geel bloeiden, en er een was die acceptabel was voor verdere productie. Het kostte de kweker 15 jaar tussen het idee en de verkoop van de hybride Gold Charm . Cobia (1992) beschrijf t zo’n 25 vormen met goede afbeeldingen van de habitus van de plant en de bloem; Süpplie (2001) geef t een volledig overzicht.
73
Groei en bloei
Schlumbergera’s zijn relatief gemakkelijk te kweken, hebben weinig last van ziekten en ongedierte, en kunnen wel 20 jaar oud worden. De kleuren van de hybriden omvatten het traditionele rood en wit, maar ook zalmkleurig, lavendel, magenta, perzikkleurig, oranjerood en geel (zie foto’s). Er zijn hangende vormen, maar ook rechtopgaande voor het kweken in een pot. Het beste is ze te kweken in organische media, zoals turf. Deze grond moet goed doorlatend zijn en luchtig om ongewenste ophoping van vocht te vermijden. Een zuurgraad van 5,5 tot 6,5 wordt aanbevolen. De oorspronkelijke planten komen uit de Rio de Janeiro-bergen in Brazilië op een hoogte van 400 tot 2000 m, en groeien daar als epif yten in het tropisch regenwoud tegen de stammen of in de kruinen in takvorken met afgevallen blad. Alleen nieuwe takken dragen bloemen op hun groeitop. Ze zijn niet zo succulent als de meeste andere cactussen en hebben vaker water (regenwater!) nodig zoals de meeste gewone kamerplanten. Hybriden zijn gemakkelijker dan niethybriden, en hebben grotere en mooiere bloemen. De bloemkleur wordt beïnvloed door lichtsterkte, warmte en seizoen. In de herfst zijn de bloemen bleker dan in de winter. Enten is niet nodig, maar kan op Selenicereus of Pereskia via een verticale snede van 1 á 2 cm en levert dan snelle groei op. Bemesting met een mengsel van 20-20-20 aan stikstof, kalium en fosfor met wat sporenelementen gedurende twee tot vier keer per jaar is voldoende. De bemesting moet tenminste een maand voor de knopvorming stoppen totdat de knoppen zichtbaar worden. Snoeien is gunstig om de plant in vorm te houden en kan het beste na de bloei gedaan worden. Vermeerdering kan het gemakkelijkst door in het vroege voorjaar delen van een grote plant er voorzichtig af te draaien; als we snijden, beschadigen we de plant te gauw. 74
Dit moeten bij voorkeur overjarige leden zijn, waaraan reeds twee of meer nieuwe leden zijn gevormd. Ze behoeven niet gedroogd te worden. Een goed stekmedium is: drie delen fijne turfmolm en een deel zand. Ongeveer de helf t van het onderste lid in de turfmolm zetten met bodemwarmte van 22-28 o C. Elke dag nevelen en zorgen dat de turfmolm niet uitdroogt. Na drie weken zijn ze beworteld en kunnen we ze afharden. Drie weken daarna oppotten in vier delen potgrond, twee delen turfmolm en een deel zand. Schlumbergera is zeer resistent tegen veel insecten en ziekten. Mocht er toch rotting van de wortels optreden door een combinatie van vocht en kou, dan is het stekken van de bovenste delen van de plant meestal nog goed mogelijk. Het af vallen van knoppen of bloemen kan veroorzaakt worden door een te hoge temperatuur. Een andere oorzaak kan zijn dat er veel etheengas (ethyleen) aanwezig is, afkomstig van een slechte verbranding van brandstof of het rijpen van fruit. Een derde oorzaak kan zijn dat de plant te weinig licht krijgt. In alle gevallen is het zoeken naar een betere plaats de beste stap. Maar ook het geven van een oplossing van zilvernitraat gebruiken kwekers en bloemisten wel als oplossing voor dit probleem. Al met al een interessante plant, die mijn najaar en kerstdagen cactusvol maakte (foto 4). Nu dus op weg naar een nog betere knopvorming en bloei.
Berkenlaan 13, 3707 BA Zeist,
[email protected] Literatuur: Barthlott, W. (1978) Cacteeën, soorten, herkomst, verzorging. Wageningen (Zomer en Keuning). Cobia (1992) M.E., Zygocactus (Schlumbergera), a comprehensive and practical guide for the weekend gardener. Cof fs Harbour NSW, Australia: Tillington House Pty. Succulenta jaargang 81 (2) 2002
Haage, W. (1963) Het praktische cactusboek in kleuren. Zutphen: W.J. Thieme & Cie. Haustein, E. (1990) Cactussen. Baarn: Thieme. Krook, J.J. (1854) Handboek tot de kennis, voortkweking en behandeling van alle tot heden bekende cactus-soorten in haren ganschen omvang.
Amsterdam: Günst. Süpplie, F. (2001) The directory of Schlumbergera hybrids and species. Nijmegen: EPRIC Foundation (www.epric.org). Op CD02, Epiphytic cacti and their hybrids, part 2, zijn foto’s van 100 hybriden opgenomen.
Foto 5 Nogmaals de bloem Succulenta jaargang 81 (2) 2002
75