Schilderijen en schilders in Bossche boedels rond 1700' Aart Vos
Twee jaar geleden stond ik in 'ons' tijdschrift uitvoerig stil bij het onderzoeksproject 'Woon- en Leefculturen van 's-Hertogenbosch 1650-1850.'2 Een project van lange adem omdat er veel stappen moeten worden gezet om aan echt onderzoek toe te komen. Het energieke werk van vrijwilligers heeft echter al resultaat, want nu weten we dat in twee eeuwen tijd Bossche notarissen ongeveer 7.000 boedels hebben opgemaakt. Het is nu mogelijk een blik te werpen in huizen van de inwoners van 's-Hertogenbosch en te kijken hoe en waartussen de Bosschenaar werkte, slaapte en wegdroomde. Niet meer dan een blik, want het echte onderzoek moet nog beginnen.
54
In die boedelinventarissen staan allerlei zaken vermeld, variërend van uitgebreide beschrijvingen van winkelvoorraden, afgedankte spulletjes op zolders, inhouden van boekenkasten tot opsommingen van eet- en drinkgerei. In de boedelinventarissen treft de onderzoeker aan waar mensen zich mee omringden, hoe zij leefden, waar de mensen zich eeuwen geleden aan hechtten of niet erg belangrijk vonden. Er zijn 'secure' notarissen geweest die gedetailleerd opschreven wat zij aantroffen en notarissen die met een pennenstreek noteerden wat zich in het huis van de overledene of door een faillissement getroffene bevond. De onderzoeker hoopt dat de notaris alles tot in detail heeft opgeschreven, zodat hij een uitgebreid antwoord krijgt op zijn vragen. Maar de nota-
ris die door het huis van de overledene Liep en noteerde wat hij aantrof, dacht natuurlijk niet aan die paar onderzoekers in 1997. Hij noteerde gewoon wat hem goeddunkte om de boedel eerlijk te verdelen tussen de erfgenamen of om de schuldeisers 'tevreden' te stellen. De onderzoeker kan zich verwonderen over de notaris die 'zomaar' wat opschreef: 'een kist met oude boeken niet waardig te specificeren' of 'enige rommelarije'. 'Vertwijfeld' grijpt hij naar zijn hoofd. Juist die 'rommelarije' en wat door de notaris 'niet waardig' werd bevonden 'te specificeren' daar zat natuurlijk precies tussen wat hij zocht. Wat toen 'rommelarije' werd genoemd, zou nu juist heel erg waardevol kunnen zijn, bijvoorbeeld voor zijn onderzoek! Gelukkig prijst hij de notaris die precies opschreef welke boeken er in de boekenkast stonden. Niet alleen met vermelding van de titel, maar ook met de voor- en achternaam van de schrijver en de plaats en het jaar van uitgave. Dat spaart een hoop pluiswerk uit! Een omschrijving van een schilderij, liefst de 'titel' die de maker er aan heeft meegegeven, de naam van de schilder en de afmetingen van het schilderij, daar zou de onderzoeker ook erg blij mee zijn. In het huisraad van een paar honderd jaar geleden bevonden zich namelijk veel schilderijen. De 'zeestukjes', 'conterfeijtsels' (portretten), landschappen, prenten en 'stillevens' fungeerden niet zelden als 'behang'. In deze bijdrage zal ik mij richten op het schilderijenbezitvan Bosschenaren rond
1700. Wat hing er in al die kamers? Een impressie.
'Seriewerk' Niet alleen bij de gefortuneerden hingen schilderijen aan de wanden, ook bij minder rijke Bosschenaren hing wel iets. Meestal een prentje met een devotioneel karakter, een bijbelse voorstelling ter decoratie en tot bezinning. Er is onnoemelijk veel geschilderd en heel veel gekocht. De historicus Van der Woude schatte de schilderijenproductie tussen de 8 en 10 miljoen in de periode 1580 - 1800!3De kunsthandelaar of de schilder kwam gewoon langs de deur om zijn waar te slijten, stond op de kermis waar hij schilderijen verlootte of huurde een ruimte af waar hij de doeken en panelen kon verkopen. In 1657 werd op verzoek van de Antwerpse schilderijenkoopman Cornelis Cuypers diens voorraad schilderijen opgemaakt4 Al die schilderijen lagen in respectievelijk een 'groote lanckwerpige kist' of stonden In de gouden dagen van de Republiek werden miljoenen schilderijen vwuaardigd en aan de man gebracht. Dat laatstegebeurde vaak via lotmijen of door de marktkoopman die zi]n waren luidruchtig aanprees...Pentekening Willem Buytewech, Loterij in 's-Grauenhage. (Parijs, Fondation Cuctodia, Institut Néerlandals)
in 'packen' in het Bossche stadhuis. De grote zaal van het stadhuis was kennelijk bijzonder geschikt, niet alleen om schilderijen uit te stallen, maar ook om de doeken en panelen te verkopen. Een schildenjenverkoper van buiten diende daarvoor wel een bedrag aan het Bossche Sint Lucasgilde, waarin de schilders verenigd waren, te betalen, wilde hij zijn waar in de stad mogen lijt ten.^ Het is niet bekend waarom Cuypers, bijgestaan door de Antwerpse kunstschilders Luycas Marinus Goossens en Peter van Veltom, zijn handelswaar wilde inventariseren.Was hij bang dat niet alies in de stad was aangekomen of wilde hij iets bewijzen? We weten het niet. Circa 200 grote en kleine werken werden door notaris Petrus van Oudenhoven genoteerd. Notaris Van Oudenhoven omschreef al deze schilderijen. Hij noteerde de naam van de schilder, wat er geschilderd was en hoeveel stuks van 'eenzelfde' exemplaar uit de 'groote lanckwerpige kist' kwamen. Vogelkens ende Visschen geschilderd door Martens, Blommen van Petrus Casteels (een niet onbekend Antwerps bloemschilder), op en naast Koeijkens van La Haije, een Cruycinge door Van de Bock en een Scheepvaert door Moors. Van veel stukken waren drie of vier exemplaren aanwezig. Kunst werd aan de lopende band gemaakt en kon wel beschouwd worden als een serieproduct. De marktwaarde werd vaak bepaald door louter materiële gegevens zoals grootte, het aantal figuren, de complexiteit van de compositie of het materiaal.6De prijs van de stukken wordt niet vermeld in de akte, doch meestal bewoog deze zich tussen de 10 à 15 gulden per schilderij? Het beeld van de koper die in het atelier een opdracht verstrekte aan een befaamd schilder verbleekt bij de gigantische productie van schilderijen die toch allemaal aan de man dienden te worden gebracht. Wie waren Moors, Martens, de la Haye en Van de Bock? Behoorden zij tot de talrijke schilders waarvan 'niemand' ooit gehoord
kens een vrolijk en optimistisch man en toonde zich verwonderd dat de schilder zo luchthartig was. Want, zo redeneerde Houbraken, de markt voor diens schilderijen was toen immers vrij slecht.'O Wij zijn snel geneigd om elk schilderij uit vervlogen eeuwen voor een waar meesterstuk aan te zien. Verwachtingsvol kijken we naar een boedelinventaris en dan blijkt de notaris alleen maar de voorstelling te noemen, 'een tronie', 'vier kleyne schilderijkens' of een 'vanitas' en niet de naam van de schilder. Bovendien blijkt uit de boedelinventaris vaak dat de 'zwarte ebben' of 'vergulden' lijst veel belangrijker, althans financieel aanzienlijk meer waard, is. Grote namen komen we niet vaak tegen. Wel veel, heel veel schilderijen. De schilder Quirinus van AmelsfBort schetste
Theodorus van 7'hulden(Rijksmuseum voor Kunsthistorische Documentatie in Den Haag)
56
heeft en die vaak in dienst waren van de kunsthandelaar? Er werd in die tijd zelfs gesproken van 'slaven' die door de kunsthandelaren gehouden werden? Een tijdgenoot - schilder, charlatan, onorthodox publicist en allesweter Jacob Campo Weyennan - meende zelfs dat 'de Konstkoopers tot Antwerpen en tot Brussel gantsche wiilige Rasphuyzen vol jonge schilders (hebben) zitten die dag en nacht niets anders doen als kopieeren, en dat achtervolgens een Wonderspreuk van een oude Overlevering, die zegt: Dat een Schildey die een Kopey, en een Meysje dat een Kind heefi voortgehogt, beter aan de man zal raaken als een game Maagd, of een niet gedupliceert Konsffafereel'? Rond 1700 lijkt de markt verzadigd, er braken voor kunstschilders moeilijke tijden aan. A. Houbraken, schreef in De groote Schouburgh der Ne&rlantsche Kunstschilders en Schilderessen (1721)dat hij Jan Soukens, kunstschilder uit Zaltbornmel, eens op een boot ontmoette. Soukens reisde twee maal per jaar naar Holiand om daar zijn schilderijen te verkopen. Houbraken vond Sou-
154 schilderijen In juni 1719 overleed juffrouw Maria Boons in haar woning 'Achter het Wild Varken', genaamd 'Vechel's Lust'." Zij was gehuwd met Johan van Campen, heer van Bijsterveld en notaris en procureur, die reeds eerder was overleden. In de inventaris wordt haar omvangrijke boedel gedetailleerd beschreven. De schatrijke Maria Boons bezat maar liefst 154 schilderijen.'=De meeste schilderijen, 37 stuks, hingen in het salet. Van twaalf schilderijen wordt de naam van de schilder uitdrukkelijk genoemd. Het gaat dan om de Bommelse 'constschilder' Soukens. Maar om welke Soukens het gaat blijft duister. Was het Jan of wellicht een van zijn zonen, Hendrik of Gijsbert?Hendrik Soukens (1680-1711),schilder van landschappen en historiestukken, was in 's-Hertogenbosch geen onbekende, zijn talent werd in de stad opgemerkt door een voornaam kunstminnaar van 's-Hertogenbosch, die hem in staat stelde zich in Italië verder te bekwamen in zijn vak.13 De notaris die de boedel opmaakte noteerde ook de plaats waar zich de voorwerpen bevonden. Het huis waar de notaris doorwandelde krijgt, omdat de notaris per ver-
trek noteerde wat hij aantrof, zo meer gestalte. Veel notarissen noteerden de goederen per categorie. Onder 'tinwerk' lepels en borden, onder 'silver' de beugeltassen, Bijbels met zilverbeslag en de snuifdoos en onder 'houtwerck' schilderijen en meubels. Zo niet notaris Florentius van Woerkom, hij wandelde van kamer naar kamer. 'In de roode steenen kaamer' hingen twee schilderijen verbeeldende een lantschapje en riviere van Soukens, 'in de galderije' vier portrait stuckjes i n gesnede lijstjes, 'inde aghter camer' twee schilderijen, namelijk een zeestadt en scheepjes (alle met swarte lijsten) en op 'de camer bove het comtoir' nog 'vier schilderijtjesvan Soukens'. Notaris Van Woerkom beschrijft de andere schilderijen ook, zoals een Bespotting van Christus, Buliaunse ruïnen, Boerenkeucken met boerkens, en een Dans van naackte kinderen. Waren deze overige 142 schilderijen van tweede- en derderangs schilders of waren ze gewoonweg niet gesigneerd?
De bloemen van Pain et Vin In 1719 werd Lambert Pain et Vin, 'raad deser stad' en administrateur bij het Kantoor van de rentmeester generaal van de Beden van Brabant failliet verklaard en zijn 'insolvente' boedel opgemaakt.I4Pain et Vin bewoonde een huis in de 'Nieuwstraat' (welke ?) met een fraaie tuin.IJ Naast het besturen van de stad en het innen van belasting besteedde de eens niet onbemiddelde regent ook tijd aan de lucratieve bloementeelt, die echter naar zijn bankroet voerde. Pain et Vin liet de verkoopcatalogivan zijn 'tulpen, genoffels en oriculaas' illustreren door de reeds hierboven genoemde Jacob Carnpo We~erman.'~ Weyerman kon 'alles' en was 'dus ook' een niet onverdienstelijk bloemenschilder. Van Campo Weyerman had Lambert Pain et Vin ook enkele 'blomstucken' in zijn kamers hangen. Zo hing er voor de schouw in zijn salet een schilderij van Weyerman met een vergulde lijst dat
Distel blader en bloemen verbeeldde. In de voorkamer bevonden zich eveneens schilderijen van Weyerman 'met swarte lijsten verbeeldende bloemen'. Bij verkoop bracht een 'blomstuck' van Weyerman 21 gulden en diens distel blader 51 gulden op. Aan de wanden in het huis aan de Nieuwstraat hingen nog veel meer schilderijen, onder meer van de Antwerpse schilder Jan Baptist Biset die portretten en historiestukken vervaardigde en ook in Den Bosch actief was. In het huis van Pain et Vin bevonden zich 'een' Adam e n Eva (ter waarde van 40 gulden) en een portret van de familie Pain et Vin van Biset. Een andere schilder die in de boedelbeschrijving wordt genoemd is Jacob van der Bilt die bekend staat als schilder van jachtstukken. Van der Bilt schilderde voor Pain et Vin twee patrijzen. Dit schilderij bracht bij de verkoop 20 gulden op.
Twee Bossche schilders: Frans Santacker en Theodorus van Thulden. Van de Bossche schilder Frans Santacker (tweede helft 17e eeuw) is weinig bekend. 'Over het leven van den artist tasten wij volkomen in 't duister' merkte Hofstede de Groot in 1895 op.I7De kunsthistoricus Buijsen, bij wie bovenstaand citaat te vinden is, kan daar in zijn bijdrage die bijna honderd jaar later verscheen weinig aan toevoegen. Buijsen vermeldt dat Santacker rond 1670 toetrad tot het Bossche Sint Lucasgilde. Of hij in dat jaar toetrad is echter niet duidelijk uit het geraadpleegde archiefstuk, maar 'Frans SanAcker' wordt in de rekening van het Sint Lucasgilde wel vermeld. In 1670 betaalde de schilder aan het gilde 2 gulden.18Van zijn activiteiten is weinig bekend, ook niet uit zijn Bossche periode. Slechts een aantal van zijn werken, het merendeel stillevens, is gesigneerd. Een aantal stillevens en een 'musicerend gezelschap' is bewaard gebleven. Het 'musicerend gezelschap' bevindt zich in het Haagse Bredius Muse~m.'~ In de laatste jaren zijn overigens een aantal werken van Santacker ontdekt, dat wil zeggen
58
aan andere schilders toegeschreven werken blijken door Frans Santacker geschilderd te zijn.20Nader onderzoek in de Bossche archieven kan wellicht meer licht werpen op zijn leven. Ik ontmoette Frans Santacker in een boedelinventaris van, waarschijnlijk, een familielid, de viskoper en burger Willem Santackers. Willem Santackers overleed in 1685.21Zijn weduwe, Eva, droeg de goederen over aan Johanna Santackers, mogelijk hun dochter. Op de 'camer boven de keucken' hing naast het Avondstontje van Fiarre en eenen Brand van een stadt door den vijant gedaen van E. van der Doel, een Blomstucxken oft stillevens met een cape1 daer in van F.S.acker! Beroemd was Theodoor van Thulden, geboren te 's-Hertogenbosch in 1606 en overleden te 's-Hertogenbosch in 1669.Van Thulden was onder meer werkzaam in Antwerpen, Parijs en 's-Hertogenbosch. De schilder behoorde tot de kring van Rubens, maar ontwikkelde een eigen stijl. Van Thulden schilderde veel allegorische stukken. Hij vervaardigde monumentale werken voor paleizen en kerken, onder meer voor de Oranjes. In 1650 schilderde hij de decoratie van de Oranjezaal van paleis Huis ten Bosch en in het Bossche stadhuis bevinden zich politieke allegorieën van zijn hand. th de catalogus van zijn werk die ter gelegenheid van de grote tentoonstelling over leven en werk van Van Thulden verscheen, wordt het leven en het werk van Van Thulden uitvoerig behandeld.22In dit standaardwerk worden niet alle werken van de schilder genoemd, dat kan ook niet, want iedere keer blijken er weer nieuwe werken op te duiken. Is het niet tastbaar dan toch overgeleverd in teksten. Zo bevond zich tussen de schilderijen die door Maria Spronck, weduwe van Francois Blom, in 1683 werden nagelaten, ook een schilderij van Theodoor van Thulden.* In haar 'salet' of ontvangstkamer die uitkwam op het Sint JacobskerkhoP hing tussen de meer dan zestig andere schilde-
Bloemschilder, 'allesweter en alleskunner' Jacob Cumpo Weyerman (een gravure van JacobHoubraken)
rijen 'een seer groot en schoon stuck schilderije van Tulden met het opschrift Templum Honoris in quo Architectura Coronatur'. De tientallen schilderijen hingen in één vertrek. Het lijkt er op dat weduwe Blom of haar overleden echtgenoot Francois Blom verzamelaars van schilderijen waren. Uit de meeste boedels blijkt dat het schilderijenbezit verspreid was over het gehele huis. In de ontvangstkamer of salet hingen meestal wel de mooiste schilderijen. Het salet was dan ook een vertrek om mee te pronken, daar stonden de prachtigste meubels en hingen de fraaiste behangsels. Weduwe Blom had haar salet tot een echt schilderijenkabinet omgetoverd. Notaris Boons noteerde alle schilderijen. Onder de schilderijen bevonden zich een schilderije van een Hameter met een rijm daer onder; een schilderije van een Casteel met een kackhuys; een schilderije van het vonnis van Salomo over het levent en doot kint; een schilderije sijnde de historie ofte fabel van Argus ende Mercurius met een koeybeest (sijnde de
voorschreven schilderije vast ende gevoeght inden schoorsteenmantel voor de schoorsteen); een schilderije van Andromeda, die d'heer van Gole verclaert dat op de Orangie Camer voor de schoorsteen vast heeft gestaen ende daeraen hoort en de Offerhandevande 3 Coningen. Maria Spronck was omringd door bijbelse en mythologisch-allegorischeafbeeldingen. Al die landschappen, allegorische stukken en bijbelse voorstellingen hingen in rijen boven en onder elkaar langs de wanden van het salet van weduwe Blom. Notaris Boons achtte slechts de vermelding van één schilder de moeite waard: 'Van Thulden'! De hogere burgerij nam steeds meer aristocratische allures aan naarmate de 17e eeuw vorderde. Bij hun verfijnde levensstijl hoorde een zekere vertrouwdheid met het klassieke ideeëngoed. Uit de boedel van Maria Spronck blijkt die waardering voor de Griekse mythologie en de Romeinse geschiedenis. Maar tussen de verheven thema's vinden we ook een Zeestrant en een Hameter met een rijm daeronder. Honderd jaar later, in 1782, biedt een notariële akte opnieuw een blik op Van Thulden." Ook nu gaat het om werken in een burgerhuis van 'den vermaarden komtschilder Van Thulden'. Vrouwe Catharina, Gravinne van Welderen, douairière wijlen Heer Philips Wiìlem de Schmeling (Raad en Rentmeester-Generaalvan de Domeinen van Brabant in Stad en Meierij) bood in 1782 'een partij extra mooije schilderijen' aan. Niet alleen worden de 'titels' van de schilderijen genoemd, maar ook de afmetingen in 'Rhijnlandse MaaV. De schilderijen hingen in het huis 'In de Gansenpoort' aan de Hinthamerstraat (thans waarschijnlijk huisnummer 164).26 De inventarisatieten behoeve van de verkoop betrof de volgende schilderijen: l.'De Schaking van Prosperina' (hoogte 8 voet, 3 ' / 2 duym; breete 7 voet 3 3/4 duym) 2.'Neptunus en Arnphitrite' (8 voet 3l/2 d ~ y m7; voet ' / a duym)
3.'Uylysjes aan de Mast en de Syrenen' (8 voet 3'/2 duym; 7 voet 4 duym) 4.'De wanhoop van Dido bij 't vertrek van Aeneas' (8 voet 3'/2 duym; 6 voet 7'/2 duym) 5.'Diana op de jagt, een Hert vellende' (8 voet s 1 / 2 duym; 7 voet 3l/2 duym) 6.'Diana en Endimion' (8 voet 3l/2 duym; 6 voet 3'/2 duym) 7.Een schoorsteen stuck verbeeldende 'Schone Slapende Vrouwen en een jager die ze beziet door Cupido getroffen' (4 voet duym; 4 voet 6'/4 duym) 8.Twee stucken boven de deuren zijnde: 'Cupidoos' (3 voet 8'/1 duym; 3 voet) 9.Een dito op 't Spiegel penant (3 voet 8l/2 duym; 2 voet 3'/2 duym) 10.Twaalffstuk 'Termes' op de Penanten (het bovenste schone vrouwen). Verderop in de akte worden de schilderijen opnieuw genoemd, met daaronder de tekst: 'den hoogsten bieder geworden', en dan, helaas, zijn er geen namen van kopers ingevuld. We kunnen slechts gissen waar de schilderijen na de verkoop naar toe zijn gegaan. Misschien is Mevrouw Schmeling-Van Welderen wel op haar besluit teruggekomen. Of wenste de koper anoniem te blijven? In één boedelinventariswerd een schilderij van Van Thulden aangetroffen dat naar mag worden aangenomen thans in het Noordbrabants Museum te bewonderen is.='Het betreft de inventaris van de boedel van Vrouwe Josina Schade van Westrom (ook:Westrum). Zij was de weduwe van Otto Copes, raad en pensionaris van de stad 's-Hertogenbosch. Vrouw Schade van Westrom liet bij haar overlijden in 1704 een zeer rijke boedel na. Het gezin Copes-Schade van Westrom bewoonde 'eene schoone welgelegenen huysinge, erve, hoff ende aghterhuys op Den Uylenborgh uytgaande ... gestaan ende gelegen ... Inde Po~telstraat'~~ De Munt genaamd, thans nr. 42. De notaris die de voorwerpen per vertrek inventariseerde, signaleerde ruim honderd schilderijen en prenten en
In het huis van Otto Copes aan de Postelstraat hing in 1704 dit olimerfschtlderzj van zijn echtgenote Josina Schade van Westrum met vijf kinderen. Het kindje, rechtsboven afgebeeld als een putto met vleugelt]es, was toen het schilderij werd vervaardigd reeds gestmen. Via omzwervingen belandde het schilderij in 1962 zn hef Noordbrabants Museum. (Foto:Noordbrabants Museum, inv. nr. 9740)
daarnaast nog de nodige wapen- en landkaarten. In de 'Middelkamer' evenals in het 'Groote Salet' bevonden zich de meeste schilderijen:21 stuks. In het rijk gestoffeerde 'Groote Salet' met het goudleren behangsel, hing een groot portrait van Mevrouw Copes met v i j f kinderen. Notaris Van Strijp schreef daaronder 'een schilderije voor de schoorsteen van Thulden'. Het is zeer waarschijnlijk dit werk dat in 1962 door het Noordbrabants Museum werd gekocht. Het bevond zich in dat jaar op het Landgoed Nienoord te Leek.29
Toch nog een Rembrandt President-schepenDierick van Cattenburg stierf in 1661. Hij woonde in de Sint Jorisstraat in het huis genaamd 'Bokh~ven'.~ In de uitgebreide boedel die hij bij zijn overlijden naliet, bevonden zich ongeveer honderd schilderijen: landschappen, portretten van illustere voorvaderen, allegorische werken, huiselijke taferelen en genrestukken3' Notaris Van Boxmeer schreef niet op in welke vertrekken de schilderijen hingen en van veel schilderijen wordt de naam van de maker ook niet onthuld. Waren het tweederangs schilders?De 'groten' vergat
de notaris echter niet op te schrijven. Een selectie. 'Een stuck van Adriaen Brouwer' daer Vechters i n comen; 'een stuckjen van Jan Lievenssen' die gelt tellen; een Taback drinckertjen 'van den ouden Oostaden'; een Schoolmeesterken 'van Hals'; een Morgenstontje 'van een discipel van Asselijn' en Vier G r a e u ~ t j e n van s ~ ~ Jan van Goyen. De familie Cattenburg had een voorliefde voor Adriaen Brouwer, waar meerdere schilderijen van aanwezig waren, net als voor Hals (Frans of Herman). Tussen de meesterwerken hing ook een Oudt mans tronye van 'Rijnbrandts'. Was deze 'Rijnbrandt' Rembrandt van Rhijn? Het vermoeden is gerechtvaardigd dat de familie Van Cattenburg niet aan de deur kocht doch de meesters wist te vinden. Bezocht Cattenburg hun ateliers?Want Dierick van Cattenburgwoonde weliswaar in 's-Hertogenbosch, maar aan de Kloveniersburgwal in Amsterdam bezat hij, naar uit de notariële akte blijkt, ook een huis.
Tot slot Uit het bovenstaande blijkt dat alleen de gefortuneerden zich belangrijke schilderijen konden veroorloven. Maar zoals aan het
begin van dit artikel werd opgemerkt, ook ambachtslieden en inwoners van de stad die zich niet konden meten met burgers die zich in koetsen verplaatsten en zich lieten bedienen door huispersoneel, bezaten decoraties aan de wand.Bijvoorbeeld sergeant Willem Jenkins.Hij woonde aan de Tolbrugstraat.Zijn huis bestond uit een 'voorhuys', een 'keucken' en een 'solder'. Toen hij in 1670 stierf maakte notaris Boons de boedelinventaris op.31In het voorhuis bevond zich 'een klein conterfeijtsel,sijnde de echte dochter des voo~ssckrevenWillem Jenkins'. De schande van een faillissement ontvluchtte Alegonda Smits in 1718. Inderhaast trok de bakkersweduwe uit haar huisje. Notaris Van Woerkom trof in het huis van Alegonda Smits zelfs nog 'twee stucken kaass, een klont boter en een stuck vet' aan. Daarnaast bevonden er zich wat meubeltjes, een winkelinventaris en enig gereedschap. Kleding trof de notaris niet aan, kennelijk waren deze goederen wel door Alegonda meegenomen. Ook in deze verlaten boedel bevonden zich schilderijen. De notaris deelde niet mee wat en door wie geschilderd was, wel het aantal: twee stuks. De schilderijen hingen in het 'voorhuys'. Bij de openbare verkoping op 20 juli 1718 brachten de twee schilderijen 4 stuivers en 8 penningen op.34 Voor gefortuneerden en minder gefortuneerden schonken een schilderij, prent of andere decoratie aan het leven fleur. Bij de hogere burgerij zal 'prestige' en status een grote rol hebben gespeeld. De toonaangevende families onderstreepten maar wat graag dat zij verschilden van de 'gewone' burgerij. Bovendien mag de wedijver onderling, tussen elite en elite, niet onderschat worden. Een 'Rembrandt' in huis of een werkje van Biset maakte rond 1700 toch wel uit. In de ontvangstkamer, het salet, hingen de meeste schilderijen. Daar werd immers het belangrijke bezoek ontvangen. Het portret van vader aan de wand bij de 'gemene man' of een prent met een bijbel-
se historie zal niet zozeer gediend hebben om een signaal aan de buitenwereld af te geven. Zeker, de decoratie van de woning speelde mee, maar bovenal zullen afbeeldingen met een religieus karakter de bewoner herinnerd hebben aan de plicht om een christelijk leven te leiden. Niet voor niets werden Jozef - vluchtend voor de vrouw van Potifar -,de dappere Ester of de schone Batseba in bad zo veelvuldig geschilderd of getekend.35 Over schilders, schilderijen en de smaak van de Bosschenaren is veel meer te vertellen. Welke thema's waren in de mode naakten, allegorieën, landschappen - en wanneer? Was het zo dat gereformeerden een voorkeur hadden voor Oud-Testamentische verhalen en in 'katholieke huizen' meer schilderijen van figuren uit het Nieuwe Testament aan de wand hingen? Wie kochten schilderijen, van wie en hoe? Waar kwamen de schilderijen vandaan? Was er in Den Bosch eigenlijk wel sprake van een kunstmarkt en woonden er kunstverzamelaars in de stad? En tot slot: waar zijn toch al die schilderijen gebleven? De uitkomst van onderzoek naar de verblijfplaats van kunstwerken die zich eens in de huizen aan het Leidse Rapenburg bevonden was opmerkelijk. Zo bleken de door de schilder Willem van Mieris gedecoreerde tuinvazen in 1702 in het bezit te zijn van de Leidse lakenkoopman Pieter de la Court. In de jaren zeventig van deze eeuw werden ze ontdekt in de tuinen van Windsor Castle. 'Het is fascinerend om te zien hoeveel beroemde kunstwerken ooit ergens op het Rapenburg hebben gehangen', aldus de Leidse hoogleraar Willemijn F o ~ kWaar . ~ ~ verbleef het groot portrait van Mevrouw Capes met vijf kinderen voordat het naar het landgoed Nienoord in Leek verhuisde? Wellicht dat een (kunst)historicuszich eens over het 'Bossche kunstbezit' kan buigen. Verrassingen kunnen niet uitblijven, maar dat zal niemand verbazen die kennis neemt van boedelinventarissen.i
Noten
62
1. Met dank aan de vríjwiUigers van het project Woon- en Leefculturen'. Dankzij hun speurwerk kon ik snel %ijde gegevens komen'. 2. 's-HertagenbocchIii (1995) nr. 3 p. 84-88. 3. A.M. van der Woude, Art in history. History in art, in: D. Freedberg en J. de Vries (red.), Studies in seuenteenth century Dutch culture (New Haven 1992) 309. 4. Gemeentearchief 's-Hertogenbosch (GAHt), Notarieel archief (NA) 2857 fol. 318. 5. Zie bijvoorbeeld: GAHt, Archief Ambachtsgilden, nr. 324: '14 jdy 1668 van een juffr. van Antwerpen die met schilderijenop 't stadhuys stont, 2 gulden. 10 stuivers'. Borduurstikkers,beeldsnijders en glazenmakers behoorden eveneens tot het Lucasgilde. 6. Zie b.v. Hans Vlieghe, Maatwerk en confectie, in: Jan van der Stock, Stad in Vlaanderen. Cultuur en maatschappij 1477-1787 (Brussel 1991)255-267. 7. Vlieghe a.w., 265. Het is goed te bedenken dat het weekloon van een timmerman in 1657 rond 1 gl. per dag, c.q. 6 gulden per week, bedroeg 8. De verkooptechnieken, de relaties van 'tweederangs' schilders met hun 'bazen' en de massamarkt in schilderijen werden uitvoerig bestudeerd door Maarten Jan Bok, Vraag en aanbod op de Nederlandse kunstmarkt, 1580-1700 (Utrecht 1994). 9. Geciteerd bij Ton J Broos, Tussen Zwart en Ultramarvn. De levens van sch~Idersbeschreven door Jacob Campo Weyerman (1677-1747) (Amsterdam1990) 195. 10 Zie over Soukens: P. Schipper, Bommels kleine meesters van groot talent (omstreeks 1650-1750), in: Tussen de Voorn en Lomestein XXXII (1996)2-12. 11. A.F.0 van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch ('s-Hertogenbmch 1910) dl. JI,139. 12. GAHt NA 2981 fol. 331-398v. 13. Roeland van Eijnden en Adnaan van der Willigen, Gecchzedentc der VaderlandscheSchtlderkunst (Haarlem 1816)322, aangehaald bij Schipper a.w., 10. 14. GAHt, NA 2981 f01 67-156. 15. Zie over deze Bosschenaar en de kringen waarin hij vertoefde: Peter Altena en Barbara Sierman, Weyerman en 's-Hertogenbosch, in: Mededelingen Ctichting Jacob Campo Weyerman nr. 40 (1981)p. 414-424. 16. Over de verhouding Weyerman en Lambert P a n et Vin valt heel wat te vertellen, waarvoor ik verwijs naar het in de vorige noot genoemde artikel van de historici Peter Altena en Barbara Sierman 17. C. Hofstede de Groot, De wetenschappelijkeresultaten van de Tentoonstellingvan Oude Kunst te Utrecht in 1894 gehouden, in: Oud Holland 13 (1895)34-56. 18. Over Frans Santacker. Edwin Buijsen en Louis Peter Grijp (red ), The Hoogsteder Exhlbition of. Music & painttng in the Golden Age (The Hague/Zwolle 1994) 282-284. Santacker had reeds eerder drie gulden bijgedragen en daarom ontving hij een korting van 2 stuivers (GAHt, Archief
Ambachtsgiden, N. 324). 19. Afgebeeld in Anton van de Sande en Aart Vos, Een verdeeld huis. Godsdienst en cultuur, in: A. Vos e.a. (x~d.),'c-Hertogenbosch.De gecchiedenis van een Brabantse stad, 1629-1990 (Zwolle/'s-Hertogenbosch 1997) 141. 20 Dank aan Drs Bemard Vermet voor de gegevens. 21. GAHt, NA 2816,26 augustus 1685. 22 A. Roy (samenst.), Theodm van Thulden. Een Zuidnederlandse barokschilder (Zwolle1992) 23. GAHt, NA 2747 fol. 450 e.v., 27 april 1683. 24. In 1641 kocht Francois Blom het Bazelaarsklooster, waarin hij in 1646 ging wonen met zijn echtgenote Maria Spronck. Het salet waarvan in de notariele akte wordt gesproken vormde een onderdeel van het klooster (Van Sasse vanYsselt a.w., dl. m, 38-39). 25. GAHt, NA 3180, W nov. 1782. 26. Bij verkoop van het pand in 1782 aan mr. Gerbrand Verster, advocaat in Den Bosch, werd het als volgt omschreven: 'eene schoone, groote en wel doortimmerde huizinge en erve, met hof en tuin daarneven en agter gelegen, mitsgaders het koetshuis en stalling daaraan en bij gehoorende, op het Hinthamereinde op den hoek van de zo genaamde Ganse poort, aan de eene zijde de huizing Den Baars, de andere zijde Het Rood Tonneken (Van Sasse van Ysselt a.w., dl. IE, 115-118). 27. Opgemerkt door Mw. M. Meijers die als vrijwillig medewerker verbonden is aan het project Woonen Leefculturen's-Hertogenbosch 28. GAHt, NA 2963 fol. 43 e.v. Het huis 'eene schoone, welgelegen adelijcke huyse .....gemeijnlick genoempt De Munt' werd in 1651 door Otto Copes gekocht (Van Sasse van Ysselt a.w., dl. I, 253). 29 A. Roy a.w., 197,199 en 200. 30. Ook 'huysinge Van Tongerloo' genaamd, dat twee huizen omvatte. 'Bokhoven' en 'Van der Aa'. Het huis in de Sint Jorisstraat strekte zich uit over de Dieze tot aan de stadswal en stond naast de Oude Schuttersbogaard (Van Sasse van Ysselt a.w., dl.1, 397-398). 31. GAHt, NA 2710 fol. 199 e.v. 32. Heeft Van Goyen vier ezeltjes ('grauwtjes') geschiderd of vier 'grisailles', d.w.z. schilderijendie niet in de natuurlijke kleur, doch in verschillende tinten van een zelfde kleur zijn geschilderd? 33. GAHt, NA 2744, oktober 1670. 34. GAHt, NA 2980 fol. 205-212. 35. T.G. Kootte (samenst ), De Bqbel in huts. Bzjbelse verhalen op hui&aad in de zeventiende en achfttende eeuw (Zwolle 1992). 36. NRC, 8 januari 1993. Het Paul Getty Instikte in Los Angeles documenteert de lotgevalien van schilderijen die in de zestiende en zeventiende eeuw m Europa zijn gemaakt. Een cd-rom met veel gegevens is in het Rijksprentenkabinetin Amsterdam te raadplegen.