SCHIEDAM, een stad die het waard is Zomernota 2012
Inhoudsopgave 1. Inleiding ............................................................................................................................................... 3 1.1 Algemeen....................................................................................................................................... 3 1.2 Financieel – economisch op hoofdlijnen ....................................................................................... 5 1.3 Leeswijzer ...................................................................................................................................... 5 2. Financieel beeld bij ongewijzigd beleid ............................................................................................... 7 2.1 Algemeen....................................................................................................................................... 7 2.2 Basis van het begrotingssaldo 2012 .............................................................................................. 7 2.3 Begrotingsrichtlijnen ..................................................................................................................... 7 2.4 Ontwikkeling algemene uitkering.................................................................................................. 9 2.5 Structurele effecten van de Programmarekening 2010 ................................................................ 9 2.6 Rente en kapitaallasten ................................................................................................................. 9 2.7 Financieel beeld ongewijzigd beleid............................................................................................ 10 3. Budgetaanpassingen ......................................................................................................................... 11 3.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 11 3.2 Budgetverzwaring uitvoering beleidsprioriteiten CWP ............................................................... 11 3.3 Budgetaanpassing exogene en onontkoombare ontwikkelingen ............................................... 16 3.4 Uitwerkingsopdrachten KTA........................................................................................................ 17 3.5 Structurele doorwerking Eerste Financiële Rapportage 2011 .................................................... 17 3.6 Samenvatting alle financiële effecten budgetaanpassingen uit dit hoofdstuk: .......................... 18 4. Financieel beeld ongewijzigd beleid, budgetaanpassingen en oplossingsrichtingen ....................... 19 4.1 Financieel beeld........................................................................................................................... 19 4.2 Financiële dekkingsmaatregelen ................................................................................................. 19 4.3 Financiële risico’s......................................................................................................................... 21 5. Bestuursakkoord Rijk-gemeenten 2011-2015 ................................................................................... 23 6. Voortgang strategische uitwerkingsopdrachten CWP 2010 – 2014 ................................................. 28 6.1 Werken en onderwijs .................................................................................................................. 28 6.2 Mee (kunnen) doen ..................................................................................................................... 29 6.3 Een voorzieningenniveau dat op de Schiedamse maat geschoeid is .......................................... 30 6.4 Investeren in de lokale economie en mensen…………………………………………………………………………34 6.5 Investeren via versnelde stedelijke vernieuwing ........................................................................ 34 6.6 Versterken kwaliteit leefomgeving; openbare ruimte mooi, heel en veilig................................ 35 6.7 Duurzaamheid ............................................................................................................................. 35 6.8 Veiligheid ..................................................................................................................................... 35 6.9 Wonen ......................................................................................................................................... 36 6.10 Gemeente nieuwe stijl .............................................................................................................. 36
1
6.11 Overige uitwerkingsopdrachten ................................................................................................ 40 6.12 Uitwerkingsopdrachten bedrijfsvoering.................................................................................... 44 7. Schiedam, de regisserende gemeente (de Regiegemeente)............................................................. 46
2
1. Inleiding 1.1 Algemeen Voor u ligt de Zomernota 2012. Deze nota wordt op grond van de Financiële Verordening door het college jaarlijks aan de raad ter vaststelling aangeboden. De nota is geen op zich staand document, maar een kaderstellend onderdeel van de bestuurlijke planning en controlcyclus. De Zomernota 2012 dient geplaatst te worden tegen de achtergrond van de uitvoering van de meerjarige (strategische en overige) uitwerkingsopdrachten als invulling van een ombuigingsopgave van ca € 24 miljoen vanaf 2014. Samenhang met afspraken raadsinformatiebijeenkomst 15 februari en Gemeenteraad 13 april Al eerder is de raad (tijdens de raadsinformatiebijeenkomst van 15 februari en in de Tussenbalans) door het college geïnformeerd over de samenhang tussen de (strategische) uitwerkingsopdrachten en het Collegewerkprogramma 2010 – 2014 en over de planning tot de raadsbehandeling van de Zomernota 2012 (28/30 juni 2011). In de Tussenbalans was een integraal beeld van de voortgang van de 10 strategische lijnen van het CWP en de uitwerkingsopdrachten begroting 2011 – 2014 opgenomen. De Tussenbalans bevatte tevens een tijdsplanning richting de zomernota en begroting 2012 en de jaren daarna (per jaarschijf) van zowel de strategische lijnen van het CWP 2010 – 2014 als de uitwerkingsopdrachten begroting 2011 – 2014. In de Tussenbalans heeft het college aangegeven dat “Sociale stijging” (het centrale uitgangspunt van de Stadsvisie Schiedam 2030) de kapstok is voor de uitwerking van de 10 strategische lijnen van het Collegewerkprogramma 2010 – 2014. Per strategische lijn werd aangegeven hoe aan de bevordering van Sociale stijging” uitvoering wordt gegeven. Daarnaast heeft het college in de Tussenbalans zijn visie op en het beoordelingskader van de regiegemeente gepresenteerd en aangegeven dat deze zijn uitgewerkt in een eerste proeve voor de te maken keuzen voor de taken en verantwoordelijkheden die hierbij passen. Bij het uitvoering geven aan het principe van regiegemeente is het van belang dat de gemeente een keuze maakt in het WAT (wat zijn de verantwoordelijkheden en taken van de gemeente) en het HOE d.w.z. het vanuit de regiefunctie uitvoering geven aan deze verantwoordelijkheden en taken. Dit vormt het kader voor de beoordeling om taken dichtbij of op afstand van de gemeente te plaatsen. Zoals in de Tussenbalans is aangeven wordt de keuze voor het WAT bepaald door de 10 strategische lijnen van het Collegewerkprogramma, het uitgangspunt van sociale stijging en de per lijn aangegeven prioriteiten. Een belangrijke vraag hierbij is ‘Wat willen we minimaal voor onze burgers?’ De bepaling van het WAT zal leiden tot een keuze voor een nadere afbakening van taken. Het HOE wordt bepaald door de vraag hoe taken door de regiegemeente anders (beter en efficiënter) uitgevoerd kunnen worden. De beantwoording van de HOE-vraag zal leiden tot een proces waarbij bepaalde taken op afstand, door derden of in samenwerking met anderen (gemeenten, partners en burgers) worden uitgevoerd. Opvolging afspraken raadsinformatiebijeenkomst 15 februari en Gemeenteraad 13 april In de voorliggende zomernota ligt het zwaartepunt bij de resultaten van de strategische uitwerkingsopdrachten van het CWP 2010 – 2014 en de overige uitwerkingsopdrachten (hoofdstuk 6).
3
Daarnaast gaat het college in de Zomernota 2012 (in hoofdstuk 7, de regisserende gemeente) in op de HOE-vraag: welke taken kunnen op termijn anders (beter en efficiënter) uitgevoerd worden. Hiermee kunnen de met de raad afgesproken financiële taakstellingen worden gerealiseerd. Het geactualiseerde financiële beeld in de zomernota maakt duidelijk dat, hoewel de uitwerkingsopdrachten op koers liggen, er een financiële opgave resteert die alleen opgelost kan worden indien er scherpe keuzes worden gemaakt om taken af te stoten of te stoppen. De al bekende uitwerkingsopdrachten bewerkstelligen de meest efficiënte wijze van uitvoering van taken; met de uitvoering van al deze uitwerkingsopdrachten kan geconcludeerd worden dat de “rek” wel uit de begroting is. Dat betekent dat Schiedam qua bezuinigingen op een punt is aanbeland dat de raad op voorstel van het college scherpe keuzes zal moeten maken en dat de burger onvermijdelijk meer gaat “ervaren” van de bezuinigingen. Gedurende de zomermaanden zal het college zich nader buigen over de WAT-vraag: welke taken kunnen worden afgestoten of beëindigd? De decentralisatie van rijkstaken (op basis van het onderhandelaarsakkoord/bestuursakkoord Rijk/VNG/IPO/Uwv, zie ook hoofdstuk 5 ) wordt hierin betrokken. Het resultaat zal worden verwerkt in de begroting 2012 – 2015 en aan de gemeenteraad worden voorgelegd. Functies zomernota in het kader van de P&C-cyclus De zomernota heeft een viertal belangrijke functies, te weten: De lopende meerjarenbegroting in financiële zin actualiseren; De stand van zaken weergeven met betrekking tot de uitvoering van de tot 2014 vastgestelde uitwerkingsopdrachten (KTA uitwerkingen) en voor 2012 de koers bepalen die voorziet in de realisatie van de begrote ombuigingen; De beleidsmatige en financiële kaders bepalen voor de komende begroting 2012-2015; De integrale afweging van beleidsvoorstellen ondersteunen. Ter illustratie: De positionering van de zomernota in de bestuurlijke P&C-cyclus: Zomernota
Programmabegroting
Programmarekening
Rapportages
De zomernota is voor de raad een instrument om de kaderstellende rol in te kunnen vullen. De nota bevat dan ook voorstellen van het college voor het beleid, de prioriteiten en de financiële kaders van het volgende begrotingsjaar en de meerjarenbegroting. Met het vaststellen van de kaders geeft de raad richting aan het college voor het opstellen van de ontwerpbegroting 2012 en de meerjarenramingen 2013-2015. Bij de behandeling van de programmabegroting in november 2011 geeft het college vervolgens aan op welke wijze invulling is gegeven aan de genomen besluiten bij deze zomernota. Eerder al is de bestuurlijke wens geuit de integrale afweging van beleidsvoorstellen te vervroegen. In de thans voorliggende zomernota is daarin - voor de eerste keer - voorzien. Tot vorig jaar vond de integrale afweging telkens plaats bij de vaststelling van de (programma)begroting in november. Feitelijk betekent een en ander ook dat, in afwijking van voorgaande jaren, thans bij de zomernota al de zogenaamde “zomerbeschouwingen” kunnen plaatsvinden.
4
1.2 Financieel – economisch op hoofdlijnen In 2009/2010 verslechterde de financieel-economische situatie. De financiële opgave voor Schiedam is de komende jaren dan ook fors te noemen. Voor 2011 is de opgave begroot op € 17,3 miljoen, oplopend tot € 23,3 miljoen in 2014 en verder. Om de financiële huishouding op orde te brengen heeft Schiedam een omvangrijk traject gestart. Het sluitend krijgen van de meerjarenbegroting 20112014 was niet mogelijk zonder ingrijpende maatregelen. De ombuigingen die hieruit voortvloeien zijn in de vorm van uitwerkingsopdrachten in beeld gebracht en financieel vertaald. Vanaf 2011 staan ombuigingen gepland met een volume van € 10,4 miljoen in 2012 oplopend naar € 14,5 miljoen in 2014. De ombuigingen hebben betrekking op zowel de inhoud van het gemeentelijk beleid en het voorzieningenniveau, als op de bedrijfsvoering en de apparaatskosten. De achterliggende periode is uw raad meegenomen in het proces van uitwerkingsopdrachten die de financiële ombuigingen gestalte moeten geven. Veel inzet is hiervoor al gedaan, de monitor die uw raad is gepresenteerd geeft dit ook aan. Voor de korte termijn kon in de begroting 2011 nog teruggevallen worden op incidentele dekkingsmiddelen; voor de langere termijn zijn keuzes gemaakt die in deze zomernota nader inhoudelijk worden toegelicht. De zomernota laat zien dat de taakstellingen voor 2012 en verder concreet zijn ingevuld en financieel worden gehaald, voor een bedrag van € 9,4 miljoen in 2012, oplopend naar € 12,7 miljoen in 2015. Door middel van de Eerste Begrotingswijziging 2011 is voor 2012 een besparing van € 9,4 miljoen ingeboekt, oplopend tot € 12,7 miljoen in 2015. Voor de resterende opgave oplopend van € 1 miljoen in 2012 (€ 10,4 minus 9,4 miljoen) tot € 1,8 miljoen in 2015 (€ 14,5 minus € 12,7 miljoen) zal de komende tijd de energie er op gericht worden dit te realiseren. Het college kiest er in deze zomernota niet voor om aanvullende dekking te vinden in incidentele middelen, zoals reserves. Dit is van belang, omdat de omvang van de reserves de afgelopen jaren al behoorlijk is afgenomen. De provincie heeft aangegeven dat de omvang van de algemene reserve te laag is. Impliciet ligt daar overigens nog een opgave waarin nog voorzien moet worden. De forse financiële opgave die er meerjarig ligt is de rode draad die als (on)mogelijkheid door het beleid loopt. Vooral in financiële zin maakt deze zomernota het spanningsveld zichtbaar tussen de gewenste, dan wel noodzakelijke beleidsintensiveringen voor 2012 en de beschikbare financiële ruimte van de begroting 2012 en verder. De boodschap van deze zomernota is dat er voor de lange termijn inhoudelijke keuzes gemaakt worden. De uitwerkingsopdrachten geven daarvoor de richting aan. Zonder inhoudelijke keuzes kan het beoogde doel om beleidsinhoudelijk en financieel in evenwicht te komen, niet gerealiseerd worden. Daarnaast wordt onverminderd vastgehouden aan de meerjarige speerpunten van financieel beleid, zoals dat vastligt in de Programmabegroting 2011, paragraaf Financiën): De meerjarige financiële positie materieel in evenwicht brengen; Lastenontwikkeling voor burgers en bedrijven beheersen; Meerjarige beheer- en onderhoudsplannen financieel in de begroting borgen; Zorgen voor een investeringsruimte die passend is bij de ontwikkeling van de stad
1.3 Leeswijzer De opbouw van de Zomernota 2012 is als volgt. In hoofdstuk 2 wordt het financiële beeld geschetst waarmee rekening wordt gehouden bij het bepalen van de beschikbare financiële ruimte voor de meerjarenbegroting bij ongewijzigd beleid. Met andere woorden: wat wordt het begrotingssaldo 2012 e.v. als alle bekende financiële parameters worden verwerkt. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de geplande uitwerkingsopdrachten in de meerjarenramingen zijn opgenomen zoals deze in november 2010 zijn bepaald. Eventuele financiële afwijkingen komen in hoofdstuk 3 aan bod; beleidsinhoudelijk worden de afwijkingen verklaard c.q. de richting van het beleid aangegeven in hoofdstuk 6 en 7.
5
In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de budgetaanpassingen. Deze worden in diverse categorieën zichtbaar gemaakt. In hoofdstuk 4 wordt een totaaloverzicht gegeven van het financiële beeld na verwerking van alle mutaties uit de hoofdstukken 2 en 3. Vervolgens wordt ingegaan op het dekkingsscenario en worden oplossingsrichtingen voor het geschetste nadelige financiële beeld aangedragen met het daarbij behorende financiële effect. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met de financiële risicoparagraaf. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op het Bestuursakkoord dat het Rijk en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) in principe hebben afgesloten. Ten tijde van de opmaak van deze nota heeft dit akkoord een voorlopige status omdat de VNG haar leden nog moet consulteren. De uitwerkingsopdrachten voor 2012 en verder komen aan bod in hoofdstuk 6. Daarin wordt de inhoudelijke actualisatie van de opdrachten behandeld en de richting en het beleid aangegeven die het college voorstelt voor 2012 en verder. De opmerkingen die de raad heeft gemaakt bij de Tussenbalans over de uitwerkingsopdrachten, zijn meegenomen in de tekst. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op het concept van de regiegemeente. 'Hoe organiseren we de gemeentelijke taken: slim, effectief en tegen aanvaardbare kosten?’ In economisch moeilijke tijden en bij voortgaande decentralisatie een actuele vraag. Daarbij hoort de vraag ‘Wat doen we zelf, wat doen we in samenwerking en wat besteden we uit?’ Op basis van bestuurlijke afweging komt het college tot een negental gemeentelijke taken die na onderzoek in aanmerking komen om op afstand te worden gezet. Om de financiële effecten van de diverse onderdelen inzichtelijk te maken wordt in de nota met tabellen de meerjarige financiële effecten gepresenteerd. Op deze wijze wordt het volgen in financiële zin vergemakkelijkt in onderdelen waarin de financiële samenvatting gepresenteerd wordt. In de tabellen wordt aangegeven op welke wijze de cijfers gelezen moeten worden (bedrag x € 1.000 of € 1 miljoen of anders). Een min-teken betekent in alle gevallen een nadeel of verzwaring.
6
2. Financieel beeld bij ongewijzigd beleid 2.1 Algemeen De realisatie van de ambities wordt mede bepaald door de beschikbare middelen. Middelen vanuit de eigen financiële positie en de middelen welke door het rijk aan de gemeente worden toegekend vanuit het Gemeentefonds. Ruimte vanuit eigen middelen bestaat uit bijvoorbeeld vrijvallende afschrijvingen op investeringen, reëel begroten van lopende budgetten, of het heroverwegen van inzet op eerder toegewezen kredieten. Ruimte vanuit het Gemeentefonds, welke door het rijk aan de gemeente wordt toegekend, wordt medegedeeld in circulaires van het ministerie van Binnenlandse Zaken. De berekening van de ontwikkeling van de algemene uitkering vindt plaats op basis van de novembercirculaire, die reeds in de begroting is verwerkt. De meicirculaire 2011, normaliter van groot belang voor de ruimteberekening in de zomernota, is op het moment van dit schrijven nog niet bekend. Dit bemoeilijkt de raming van de financiële ruimte (of krapte) in 2012 e.v. aanzienlijk.
2.2 Basis van het begrotingssaldo 2012 De basis van het begrotingssaldo 2012 is de, op basis van de primaire begroting 2011, berekende begrotingsruimte voor het jaar 2012. Vervolgens zijn de, door het College van B&W en de raad, geaccordeerde begrotingswijzigingen vanaf november 2010 tot en met maart 2011 verwerkt. De salarissen, goederen en diensten, belastingen, kapitaallasten en de algemene uitkering maken een omvangrijk deel uit van de begroting. Dat is de reden dat de ontwikkeling en effecten van deze posten onderstaand apart in beeld zijn gebracht. Omschrijving (bedrag x € 1.000) Primaire begroting november 2010 Besluiten t/m maart 2011 Startpositie per 31maart 2011
2012 0 - 62 - 62
2013 0 - 66 - 66
2014 0 - 66 - 66
2015 0 - 66 - 66
2.3 Begrotingsrichtlijnen Het college heeft de financiële gevolgen berekend bij ongewijzigd beleid. De financiële gevolgen zijn opgenomen in dit hoofdstuk. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de budgetaanpassingen. Voor het ongewijzigd beleid heeft het college de volgende uitgangspunten geformuleerd: Voor het opstellen van de begroting 2012 en de meerjarenramingen geldt als uitgangspunt het beleid dat tot en met de Zomernota 2012 is vastgesteld c.q. de genomen besluiten bij de zomernota. De hoogte van de post voor Onvoorzien wordt gehandhaafd op € 900.000 per jaar. De ramingen van de algemene uitkering voor 2012 en verder worden in de begroting gebaseerd op de meicirculaire 2011. Deze is op dit moment nog niet bekend. De eventuele gevolgen van de septembercirculaire 2011 worden in de eerste begrotingswijziging 2012 verwerkt. De ramingen voor 2013 – 2015 worden meerjarig in constante prijzen gedaan. De algemene lijn is dat de ramingen realistisch, uitvoerbaar en reëel zijn. De berekening van de afschrijvingslasten wordt gebaseerd op de in april 2011 vastgestelde beleidsnota Waarderen, activeren en afschrijven. De afschrijvingslasten gaan in op het jaar volgend op de realisatie van de investering. Voor de langlopende geldleningen (langer dan één jaar) wordt een rentepercentage gehanteerd van 4,8%. Voor de berekening van de hoogte van de inflatiecorrectie wordt het prijsindexcijfer van het Centraal Planbureau (CPB) gehanteerd. 7
Berekening financiële effecten ongewijzigd beleid (Ruimteberekening) Op basis van de begrotingsrichtlijnen zijn de financiële gevolgen van ongewijzigd beleid berekend. Dit wordt de financiële ruimteberekening genoemd. In deze paragraaf wordt ingegaan op de onderwerpen die een substantieel deel uitmaken van de begroting: salarissen, goederen en diensten, subsidies, belastingen en rente. Op de algemene uitkering en de kapitaallasten wordt in de volgende paragrafen nader ingegaan. Prijsindexcijfer Het prijsindexcijfer, afgegeven door het Centraal Planbureau, is 1,5%. Indien deze inflatiecorrectie wordt toegepast op de begroting van Schiedam, leidt dat tot: € 915.000 aan hogere lasten voor goederen en diensten, € 163.000 hogere subsidielasten, € 27.000 hogere lasten voor energie, € 200.000 aan hogere belastingopbrengsten. Gezien de huidige economische situatie stelt het college vast dat er geen ruimte is om de hogere lasten voor goederen, diensten en subsidies op te kunnen vangen. De begroting wordt daardoor op de posten goederen, diensten en subsidies niet aangepast met de inflatiecorrectie. Daarentegen leert de afgelopen jaren dat de gemeente wordt geconfronteerd met hogere energiekosten. Dit is onvermijdelijk, waardoor de begroting voor deze post wel met het prijsindexcijfer wordt gecorrigeerd. Salarislasten Ten aanzien van de salarislasten wordt een stijging van 1% (inzet van de CAO-onderhandelingen) toegepast. Daarnaast worden de salarislasten reëel geraamd (dit uitgangspunt wordt vanaf de begroting 2010 gehanteerd). De reële raming komt tot stand door uit te gaan van de vastgestelde formatie per 1-1-2011 (743,12 fte exclusief BGS), de aanvullende besluitvorming tot 31 maart 2011 en de werkelijke bezetting per 1 april 2011. Dit resulteert in een lastenstijging van € 435.000 structureel. Gemeenschappelijke regelingen Voor de gemeenschappelijke regelingen wordt uitgegaan van de nullijn, conform besluitvorming in het college van 1 februari 2011, waarbij het college heeft vastgesteld dat voor de gemeenschappelijke regelingen in 2012 wordt uitgegaan van enerzijds een indexeringspercentage van 3% voor bestaand beleid en anderzijds een extra taakstelling van 3% ten opzichte van de begroting 2011. Dit is conform het voorstel van de werkgroep ‘Financiële Sturing Gemeenschappelijke Regelingen’. Rente Ten opzichte van 2010 houdt het college rekening met stijgende rentes op de geld- en kapitaalmarkten. Deze stijging heeft al impact in 2011. De volgende rentepercentages worden voorgesteld voor de ruimteberekening: rente kortgeld (tot één jaar): 1% rente langlopende leningen (langer dan één jaar): 4,8% interne rente kapitaallasten en bespaarde rente: 4,6% (huidig niveau) Voor 2011 (de financiële rapportage) is de geldleningenportefeuille geactualiseerd. In januari 2011 is een lening aangetrokken van € 35 miljoen (rente 4,37%). Op basis van de liquiditeitenprognose wordt voorzien dat in 2011 nog een langlopende lening van € 30 miljoen moet worden aangetrokken. Op basis van het huidige beleid en uitvoering zal voor de meerjarenbegroting rekening moeten worden gehouden met een groeiende financieringsbehoefte waardoor nieuwe leningen nodig zijn.
8
Vooralsnog zijn deze begroot op € 20 miljoen per jaar en is de herfinanciering van de aflossingsbedragen doorgerekend met inzet van kortlopende en langlopende financieringsmiddelen. De uitgangspunten leiden tot een structurele rente-effect van gemiddeld € 1,6 miljoen per jaar. Deze verzwaring is onderdeel van het financieringsresultaat op de kostenplaats kapitaallasten (zie tabel onder paragraaf 2.6)
2.4 Ontwikkeling algemene uitkering In het voorjaar van 2010 heeft de rijksoverheid aanzienlijke bezuinigingen aangekondigd. Voor de gemeenten ging de aandacht in de eerste plaats uit naar de algemene uitkering (AU) uit het Gemeentefonds. In het kader van de werkzaamheden van de commissie Kalden kwam een rapportage beschikbaar waarin verschillende bezuinigingsalternatieven ten aanzien van de AU werden uiteengezet. Dit was voor de gemeente Schiedam aanleiding in de vorige zomernota / de begroting 2011-2014 rekening te houden met een lagere algemene uitkering: Omschrijving (bedragen x € 1.000) Algemene uitkering septembercirculaire Schatting daling algemene uitkering Brede Heroverweging van het Rijk Primaire begroting
2011 99.062 0 PM 99.062
2012 94.224 -2.600 PM 91.624
2013 92.423 -5.100 PM 87.323
2014 90.306 -7.700 PM 82.606
2015 85.691 -10.000 PM 75.691
Met het verschijnen van de Startnota van de nieuwe regering werd duidelijk dat door de verwachte stijging van de rijksuitgaven in de komende jaren het accres zal toenemen. Dit werd bevestigd in de Decembercirculaire 2010. In een raadsinformatiebrief naar aanleiding van deze circulaire heeft het college gesteld dat het niet verantwoord is de Programmabegroting te wijzigen, er zijn nog vele tegenvallers op andere beleidsterreinen waarschijnlijk, o.a. bouwgrondexploitatie, gevolgen van de drie grote decentralisaties en de mogelijkheid dat het accres de komende jaren niet toeneemt. In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op het Bestuursakkoord.
2.5 Structurele effecten van de Programmarekening 2010 Het saldo 2010 bestaat uit incidentele mee- en tegenvallers. Uitzondering is € 70.000 wegens hogere inkomsten voor kabels, buizenrechten en precariobelasting (programma Stadseconomie-product Grondzaken).
2.6 Rente en kapitaallasten Bespaarde rente De omvang van de reserves en voorzieningen is de afgelopen jaren fors teruggelopen. Op basis van de werkelijke omvang uit de jaarrekening 2010 is berekend dat de bespaarde rente, die als dekking ingezet wordt, voor de begroting een structureel nadeel oplevert van € 2,7 miljoen. Effecten kapitaallasten In 2010 is besloten om de reserve compensatie voormalige erfpachtgronden te laten vrijvallen en in te zetten voor het afboeken van activa. Voor de meerjarenbegroting is het structurele voordeel ingezet op € 1,5 miljoen. In de jaarrekening 2010 is deze actie geëffectueerd. Voor de jaren daarna wordt hier het voordeel als gevolg van wegvallende kapitaallasten expliciet gemaakt. In april heeft de raad een nieuwe beleidsnota Waarderen, activeren en afschrijven vastgesteld. Als beleid is geformuleerd dat afschrijvingslasten ingaan op het jaar volgend op de realisatie van de investering. Deze maatregel is doorgerekend op basis van de bestaande investeringen in de begroting. Alle effecten op rente (zie ook paragraaf 2.3) en afschrijvingen en de doorberekende kapitaallasten leiden tot het financieringsresultaat op de kostenplaats kapitaallasten (zie tabel).
9
De totale financiële effecten van rente en kapitaallasten: Omschrijving (bedragen x € 1.000) Nadeel bespaarde rente Afboeken boekwaarden 2010 Afboeken stelpost Effect nieuw beleid afschrijvingen Financieringsresultaat op kpl kapitaallasten Totaal effect meerjarenramingen
2012 - 2.774 1.982 - 1.500 1.700 186 - 366
2013 -2.774 1.890 - 1.500 1.046 543 - 596
2014 -2.774 1.833 - 1.500 - 177 84 - 2.335
2015 - 2.774 1.775 - 1.500 - 575 539 - 2.135
Opgemerkt wordt dat voor de begroting onderzoek gedaan wordt naar het realistisch ramen van investeringen (uitwerkingsopdracht). Dit in het licht van forse onderuitputting op begrote kapitaallasten van de afgelopen jaren. Voor de meerjarenbegroting is hiervoor al een stelpost als dekking opgenomen van structureel € 2,2 miljoen. Het onderzoek dat de komende maanden geëffectueerd wordt, zal deze taakstelling moeten concretiseren.
2.7 Financieel beeld ongewijzigd beleid In de volgende tabel is de financiële ruimteberekening voor de begroting 2012 en de meerjarenraming 2013 tot en met 2015 opgenomen. De berekening laat de financiële gevolgen bij ongewijzigd beleid zien op grond van de begrotingsrichtlijnen uit paragraaf 2.2 tot en met 2.6. Omschrijving (bedragen x € 1.000)
2012
2013
2014
2015
Stand Begroting 2011 - primair Lasten
-274.012
-265.865
-244.945
-244.945
Baten
274.012
265.865
244.945
244.945
0
0
0
0
Lasten
-6.438
-6.348
-6.102
732
Baten
6.376
6.281
6.036
-798
Lasten
-280.450
-272.213
-251.047
-244.213
Baten
280.388
272.146
250.981
244.147
-62
-66
-66
-66
Goederen en diensten
0
0
0
0
Te verstrekken subsidies
0
0
0
0
-27
-27
-27
-27
-435
-435
-435
-435
0
0
0
0
199
199
199
199
Retributies o.b.v. begroting 2011
1
1
1
1
Analyse saldo jaarrekening 2010
70
70
70
70
Kapitaallasten
-366
-596
-2.335
-2.135
Begrotingsruimte
-621
-854
-2.593
-2.394
Saldo primaire begroting Begrotingswijzigingen nov tm maart
Stand Begroting 2011 per 31 maart 2011
Saldo inclusief begrotingswijzigingen: Gevolgen begrotingsrichtlijnen 2012
Energie Ontwikkeling salarissen en sociale lasten Gemeenschappelijke regelingen (4.2.4) Belastingopbrengst o.b.v. begroting 2011
10
3. Budgetaanpassingen 3.1 Inleiding Ten behoeve van de zomernota is geïnventariseerd welke budgetaanpassingen op het gebied van het CWP, uitwerkingsopdrachten KTA en mutaties van exogene oorsprong, de komende jaren worden verwacht. Daarvan heeft het college besloten de punten, zo als opgenomen in de volgende paragrafen, ter vaststelling op te nemen in de zomernota. De voortgang van de uitwerkingsopdrachten wordt inhoudelijk weergegeven in hoofdstuk 6; de financiële effecten (€ 0) zijn in dit hoofdstuk (paragraaf 3.4) opgenomen. Tevens heeft een aantal voorstellen in de Eerste Financiële Rapportage 2011 structurele budgettaire consequenties. De consequenties zijn toegelicht in paragraaf 3.5.
3.2 Budgetverzwaring uitvoering beleidsprioriteiten CWP De geïnventariseerde budgetaanpassingen zijn getoetst aan de financiële uitgangspunten voor een sluitende begroting (zie onder andere Programmabegroting 2011-2014, pag 101). Deze uitgangspunten luiden als volgt: 1. Dekken van structurele lasten uit structurele baten. 2. Ramen van lasten, die gedekt worden uit incidentele baten (subsidies, rijksuitkeringen en dergelijke), analoog aan de periode van de betreffende incidentele baten. Als de incidentele lasten moeten worden gehandhaafd, dient dit te geschieden door een herschikking van lopende structurele (oud voor nieuw) dan wel door reële extra structurele baten. 3. Opvangen van financiële tegenvallers in de begroting binnen de lopende begroting door het herschikken van lopende budgetten, dan wel door reële extra baten. 4. Sluitend maken van de meerjarenbegroting door taakstellende/richtinggevende bezuinigingen. 5. Realiseren van de vastgestelde bezuinigingen. Uit de inventarisatie is gebleken dat bepaalde budgetaanpassingen onontkoombaar zijn om de uitvoering van de beleidsprioriteiten van het CWP te kunnen behalen. Het college heeft besloten deze punten per programma ter vaststelling op te nemen in de zomernota. Programma Ruimtelijke ordening 1. Onderhoudsniveau buitenruimte Als gevolg van areaaluitbreidingen ontstaan extra lasten. Areaaluitbreidingen zijn er met name bij Schieveste en Tramplus – Overschiesestraat. Voor de Overschiesestraat is het beheer ook gelijk op het hoogste onderhoudsniveau gekomen. In andere projecten is er een andere inrichting gekomen, zoals bij de Maasboulevard waar in plaats van gras een speelveld is aangelegd met kosten voor speelvoorzieningen, reinigingskosten, straatmeubilair en kosten voor riolering. Een deel van de hogere lasten wordt opgevangen door middel van de doorbelasting in de tarieven voor riolering en reiniging, waardoor een tekort resteert van € 73.000 per jaar. Programma Veiligheid 2. Nazorg ex-gedetineerden en veelplegers De gemeente Schiedam werkt sinds 2007 aan de persoonsgerichte aanpak van veelplegers, samen met ketenpartners. Daarnaast is er een doorontwikkeling tot stand gebracht: sinds 2010 wordt nazorg geboden aan alle ex-gedetineerden die uit detentie terugkeren naar woonplaats Schiedam en die een hulpvraag hebben. Het betrof in 2010 190 ex-gedetineerden. Niet alle ex-gedetineerden hebben een hulpvraag, vaak gaat het om kort gestraften. Circa de helft heeft een hulpvraag op gebied van Werk en Inkomen, Woonruimte, ID bewijs, enzovoorts. Deze nazorg aan ex gedetineerden (waaronder ook veelplegers) is een wettelijk opgelegde taak voor gemeenten.
11
Binnen het collegewerkprogramma wordt de persoonsgerichte aanpak nadrukkelijk benoemd als doelstelling: ”De inzet is om met de gebiedsgerichte en persoonsgerichte aanpak zowel preventief als repressief overlastgevend en crimineel gedrag verder terug te dringen en daar waar mogelijk te voorkomen.` Ook het Kabinet Rutte heeft in haar regeerakkoord aangegeven dat de persoonsgerichte aanpak, binnen de veiligheidshuizen, de nodige aandacht verdient en succesvol mag worden genoemd. Het succes blijkt uit de Schiedamse cijfers; in 2007 waren 88 veelplegers actief in Schiedam, nu zijn er nog 55 veelplegers, waarvan een relatief hoog aantal in de wijken Oost en Nieuwland. Onderzoeker Peter Nelissen heeft uitvoerig onderzoek gedaan naar de effectiviteit en werkwijze van de Veiligheidshuizen in Limburg. De uitkomsten van het onderzoek wijzen op een betekenisvol recidiveverminderend effect van het veiligheidshuisprogramma. Zet men de maatschappelijke kosten van de criminaliteit, die wordt voorkomen door het veiligheidshuis, af tegen de investeringen in het veiligheidshuis, dan resulteert een positief kosten-batenratio, namelijk: “elke euro die wordt geïnvesteerd in de aanpak van zeer actieve veelplegers, betaalt zich terug in een kostenbesparing voor de maatschappij van ruim 3 euro.” Voor de aanpak van veelplegers wordt sinds 2010 een Waterwegbrede doelstelling gehanteerd, hetgeen als doorontwikkeling geldt: gemeenten Vlaardingen en Maassluis participeren in het casusoverleg veelplegers vanaf eind 2010; 75% van de veelplegers in de Waterweg noord regio krijgt correctieve nazorg aangeboden; in 20% van de gevallen leidt dit tot resocialisatie zonder recidive; bij zorgmijdende notoire recidivisten volgt toeleiding naar justitiële trajecten. Verder geldt eind 2010 voor Schiedam dat 66% van de populatie veelplegers in zorg trajecten zijn geplaatst en er op (dat moment) 70% niet heeft gerecidiveerd. Sinds de persoonsgerichte aanpak van veelplegers in 2007 een aanvang heeft genomen kan dus worden gesteld dat dit beleid is geïntensiveerd en succesvol is: uitbreiding naar nazorg aan alle ex-gedetineerden in 2010; waterwegbrede doelstelling opgesteld in 2010 voor de aanpak van veelplegers; oprichting samenwerkingsverband veiligheidshuis t.b.v. intensivering persoonsgerichte aanpak eind 2009; verhoging van de frequentie en verbreding van deelnemende partijen aan het casusoverleg veelplegers vanaf augustus 2010. Binnen het GSB-beleid had Schiedam sinds 2002 doelstellingen geformuleerd rond de aanpak van jeugdige en volwassen veelplegers. Nu deze middelen vanuit het stedenbeleid in 2012 en verder wegvallen is het van groot belang dat dekking wordt gevonden om de aanpak van veelplegers en het bieden van nazorg aan ex-gedetineerden binnen de gemeente Schiedam en het samenwerkingsverband veiligheidshuis Waterweg Noord doorgang kan vinden. Daarnaast zullen ook de rijksmiddelen, die ter beschikking werden gesteld voor het geven van nazorg aan exgedetineerden (via de centrumgemeente Vlaardingen) in 2012, stoppen. Deze ontwikkelingen leiden ertoe dat voor 2012 en verder een bedrag van minimaal € 140.000,- per jaar nodig is om de bestaande persoonsgerichte aanpak van veelplegers en nazorg aan exgedetineerden minimaal voort te kunnen zetten. Tevens valt de aanpak van de pilot BIJ (Bestuurlijke Informatie Justitiabelen), waaraan de gemeente Schiedam meedoet, hieronder. De pilot BIJ houdt in dat de burgemeester in kennis wordt gesteld wanneer een veroordeelde voor een zwaar (zeden of gewelds)delict vrij komt, zodanig dat er maatregelen kunnen worden genomen om gevaar voor de openbare orde en veiligheid te voorkomen, alsmede om een adequate persoonsgerichte aanpak te formuleren.
12
3. Aanpak van huiselijk geweld De gemeente Schiedam werkt reeds sinds 2002 aan de persoonsgerichte aanpak van huiselijk geweld in samenwerking met Maassluis en Vlaardingen. Ook binnen het samenwerkingsverband Veiligheidshuis Waterweg Noord wat eind 2009 is geopend is de aanpak van huiselijk geweld specifiek als speerpunt benoemd. Binnen het collegewerkprogramma wordt de persoonsgerichte aanpak nadrukkelijk benoemd als doelstelling: ”De inzet is om met de gebiedsgerichte en persoonsgerichte aanpak zowel preventief als repressief overlastgevend en crimineel gedrag verder terug te dringen en daar waar mogelijk te voorkomen .Ook het Kabinet Rutte heeft in haar regeerakkoord aangegeven dat de persoonsgerichte aanpak, binnen het samenwerkingsverband van veiligheidshuizen, de nodige aandacht verdient en succesvol mag worden genoemd. Door de persoonsgerichte preventieve en repressieve zorg, straf en nazorg op elkaar af te stemmen, is de terugvalkans van een persoon te reduceren. Daarnaast staat het gezinssysteem centraal: naast de dader krijgen ook slachtoffers hulp en zorg. In de Waterweg is er een gemeenschappelijk beleid op gebied van huiselijk geweld. Het beleidsplan "aanpak huiselijk geweld NWN”, is vastgesteld door de Gemeenteraad op 23 september 2010. Daarin is tevens speciale aandacht voor een Schiedamse pilot Ouderenmishandeling. Ook is eind 2010 het project Raak gestart, met daarbij speciale aandacht voor kindermishandeling en de invoering van de meldcode Huiselijk Geweld. In 2010 kreeg het steunpunt huiselijk geweld 295 meldingen uit Schiedam. De wijken Oost, en Nieuwland springen daarbij in het oog, respectievelijk 20 en 22% van de meldingen komen uit deze wijken. Schiedam zit bijna 2 maal boven het landelijke cijfer (gemeten in 2008) met 7,8 gevallen huiselijk geweld per 1.000 inwoners. Landelijk is dit 4 gevallen per 1.000 inwoners. Binnen het veiligheidshuis wordt tevens invulling gegeven aan de persoonsgerichte aanpak op gebied van huiselijk geweld. De doelstellingen van de ketensamenwerking op het gebied van huiselijk geweld zijn: het terugdringen van recidive met 10%. Het gaat hierbij om gevallen van huiselijk geweld die bekend zijn bij het Steunpunt Huiselijk Geweld; en het verminderen van het aantal gevallen van huiselijk geweld met 10%. Het gaat hierbij om vormen van huiselijk geweld, waarbij het geweld langer dan een half jaar aanhoudt. In het plan van aanpak veiligheidshuis is daarnaast nog een operationele doelstelling opgenomen ten aanzien van de aanpak van huiselijk geweld. Deze doelstelling om eind 2010 een regieoverleg huiselijk geweld te realiseren, is inmiddels reeds behaald. In dit regieoverleg wordt alle casuïstiek doorgenomen, waarbij er sprake is van samenloop tussen strafrecht, bestuursrecht (huisverbod) en hulpverleninginzet. In het overleg participeren Openbaar Ministerie, reclassering, steunpunt Huiselijk Geweld, veiligheidshuis. Binnen het GSB-beleid was de aanpak van huiselijk geweld specifiek benoemd. Nu de middelen vanuit het stedenbeleid in 2012 en verder wegvallen, valt (deels) de dekking weg voor de aanpak van geweld binnen het gezin. Door synergie en samenwerking binnen het veiligheidshuis kunnen kostenbesparingen worden gerealiseerd, tevens is een nullijn aangehouden ten opzichte van de subsidiepartijen die betrokken zijn bij Huiselijk Geweld. Deze ontwikkelingen leiden ertoe dat voor 2012 en verder een bedrag van € 92.000,- per jaar nodig is om het huidige beleid te kunnen voortzetten, waarbij er is geanticipeerd op de ontstane situatie.
13
4. RIEC: handhaving en toezicht verbeteren Het RIEC levert een bijdrage aan de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit (mensenhandel/prostitutie, softdrugs) en daarmee aan de handhaving en toezicht in de openbare ruimte, het verminderen van woonoverlast en het bevorderen van de persoonsgerichte aanpak. Daarnaast dragen de activiteiten van het RIEC bij aan de algemene doelstelling om in een continu proces Schiedam meetbaar veiliger te maken voor iedereen die daar deel van uitmaakt. Het vergroten van de subjectieve en objectieve veiligheid in Schiedam moet bijdragen aan de aantrekkelijkheid van de stad en het welbevinden van bewoners en bezoekers van de stad. Doel is enerzijds ongewenst en crimineel gedrag terug te dringen, zowel gebieds- als persoonsgericht. Anderzijds wil de gemeente een veilige omgeving bieden. In beide gevallen wordt bij voorkeur preventief, maar ook repressief beleid gevoerd. Effectindicator: de veiligheidsindex Schiedam stijgt van 6.4 in 2010 naar 6.5 in 2014. In verband met het wegvallen van de decentrale uitkering leefbaarheid en veiligheid van waaruit de bijdrage RIEC betaald wordt en de toezegging vanuit het Ministerie van Veiligheid en Justitie om een structurele financiële bijdrage vanaf 2012 voor de RIEC’s beschikbaar te stellen op voorwaarde dat er sprake is van co-financiering door de gemeenten in Rotterdam-Rijnmond, is een extra budget nodig van € 33.000 per jaar. 5. Aanpak overbewoning en aanpak van de gevolgen van arbeidsmigranten uit Midden- en Oost Europa (MOElanders) De raad heeft in 2009 voor de jaren 2009, 2010 en 2011 middelen vrijgemaakt voor de aanpak van overbewoning en illegale pensions. Voor 2011 zijn gezien de snel in omvang groeiende problematiek, incidenteel extra middelen beschikbaar gesteld. Met de gemeente Rotterdam wordt vanwege het grensoverschrijdend karakter van aanpak en om redenen van efficiency nauw samengewerkt. Zonneklaar is dat overbewoning en de daarmee onlosmakelijk verbonden brede integratieproblematiek van bijvoorbeeld taalachterstand, uitbuiting, schoolverzuim, geweld etc., zich sterk concentreert op de instroom van migranten uit de zogenaamde MOElanden (de Midden en Oost Europese landen). Om die reden heeft de gemeenteraad zich in november jl. bij de behandeling van de begroting 2011 unaniem uitgesproken over de noodzaak te komen tot een aanpak van de MOElanderproblematiek in zijn volle omvang. Het college heeft daarop toegezegd een meerjarig uitvoeringplan op te stellen met daarin een pakket noodzakelijke maatregelen voor de bevordering van de integratie van de MOElanders. Het plan is in voorbereiding. Thema's die aan de orde zullen komen, zijn onder meer: 1. taalonderwijs 2. specifieke aandacht voor kinderen van arbeidsmigranten in de leeftijd van 12 tot jaar 3. zelforganisatie van arbeidsmigranten 4. beheersing van de huisvesting van arbeidsmigranten door verdere aanscherping van het vergunningenstelsel voor woningonttrekking, handhaving daarop en in zijn algemeenheid de bestrijding van eventuele overlast. Voor de aanpak overbewoning en de uitvoering van het integratieplan MOElanders is een structureel budget van € 195.000 per jaar nodig. Programma Woonmilieu 6. Uitwerkingsplan geluidhinder The Hague Airport Schiedam kiest er voor om op dit terrein bewust actie te ondernemen omdat een gezond woon- en leefklimaat valt of staat bij goede milieukwaliteit. De gemeente is lid van de Commissie van Heijningen, die een uitwerkingsplan schrijft voor 17 maatregelen om de geluidhinder van Rotterdam The Hague Airport te beperken. De gemeente levert een bijdrage aan de maatregelen van € 10.000 per jaar.
14
7. Meetprogramma luchtkwaliteit Op bepaalde locaties, die te leiden hebben onder relatief hoge emissies fijn stof en NO2 is het van belang een beter beeld van de feitelijke emissies te hebben, zodat eventuele maatregelen daarop afgestemd kunnen worden. Schiedam kiest er voor om op dit terrein bewust actie te ondernemen omdat een gezond woon- en leefklimaat valt of staat bij goede milieukwaliteit. Per jaar levert dit € 20.000 hogere lasten op. Programma Wijkontwikkeling 8. WAP Nieuwland en Oost De Stadsvisie en het CWP geven aan dat de prioriteit bij de wijkenaanpak wordt gelegd op Nieuwland en Oost. Onderzoeken van de afdeling Onderzoek en Statistiek wijzen uit dat de leefhaarheidsproblemen in Oost nog steeds toenemen. Oost hangt bij bijna alle indicatoren onderaan. Deze negatieve trend moet gekeerd worden, zodat bewoners in Oost perspectief krijgen op een positiever toekomstbeeld. Meer betrokkenheid en zeggenschap van de bewoners staat daarbij centraal. Het nieuwe wijkactieprogramma voor Oost 2012-2016 zal vanuit een integrale visie op de wijk aangeven welke doelen dienen te worden bereikt en welke acties daarvoor nodig zijn. De inzet zal mede gerealiseerd moeten worden door re-allocatie van middelen. Hiervoor is een eenmalig aanjaagbudget nodig van € 100.000 in 2012. Het aanjaagbudget is nodig als vliegwiel voor nieuwe activiteiten, als startbudget om activiteiten op een andere wijze te gaan uitvoeren, om verbindingen te leggen en voor het proces zelf. Het nieuwe wijkactieprogramma gaat focus, samenhang en sturing aanbrengen in de diverse inspanningen om het woon- en leefklimaat in Oost op een hoger peil te brengen. In Nieuwland leveren de extra inspanningen van de afgelopen jaren resultaat op, verschillende indicatoren geven aan dat de situatie in Nieuwland, en de beleving van de wijkbewoners, verbeterd is. In 2008 heeft de gemeente met het rijk het Charter betreffende de aanpak van de wijk Nieuwland getekend en met Woonplus Schiedam op basis daarvan een overeenkomst gesloten voor de periode 2008-2017. Dit voorjaar is definitief gebleken dat het kabinet geen middelen meer uittrekt voor het Charter 2011-2017. Momenteel wordt de voortgang van het WAP Nieuwland uitgebreid geëvalueerd. De wijk is op de goede weg, maar er liggen nog wel grote opgaven: fysiek op het gebied van wonen en woonomgeving; op sociaal gebied is er een lichte verbetering zichtbaar, maar de problemen zijn nog aanzienlijk. Daarnaast is nog veel aandacht nodig voor gezondheid en veiligheid (onder andere overlastgevende jongeren); de wijkeconomie dient verder versterkt te worden, zowel direct als door het creëren van betere randvoorwaarden. Het is belangrijk het burgerschap te versterken en te werken aan de sociale stijging van Nieuwlanders (onder andere in aansluiting op de WMO en de WBB). Naast lopende (fysieke en sociale) projecten worden in 2011 nog diverse projecten gestart. Ook worden reguliere inspanningen zoveel mogelijk gefocust op de doelstellingen van het WAP Nieuwland. In de loop van het jaar wordt, mede naar aanleiding van de evaluatie, bekeken hoe voor de komende meerjarige periode zal (kunnen) worden ingezet. Het budget dat beschikbaar is voor de periode 2008 – 2011 is nog niet uitgeput; er wordt kritisch gekeken naar de meerwaarde van projectvoorstellen voor de lange termijn. Het eventuele restantbudget van het WAP Nieuwland per 31-12-2011 zal in elk geval ingezet worden voor de periode 2012 en verder. 9. Binnenstad Binnensteden zijn steeds meer instrument in de concurrentiestrijd om de gunst van de consument. Daarbij heeft Schiedam te maken met extra inspanningen noodzakelijk om (deels achterhaalde) vooroordelen weg te werken. Extra, maar ook blijvende inzet is noodzakelijk om de achterstand in te lopen en op z’n minst positie te behouden. De bestuurlijke doelstelling om extra inzet op de binnenstad te plegen is niet structureel vertaald in ambtelijke capaciteit. Tot nu toe werd deze extra inzet grotendeels betaald uit de Reserve Vastgoed Binnenstad. Deze middelen zijn echter primair bedoeld voor investeringen en activiteiten in de binnenstad. Dat geldt ook voor de middelen die door het Fonds Schiedam Vlaardingen voor de binnenstad beschikbaar zijn en worden gesteld. Daarom wordt een structureel budget gereserveerd 15
voor de ambtelijke capaciteit van € 120.000 in 2012 en 2013 en vanaf 2014 € 100.000. In de eerste jaren is de reservering wat hoger in verband met de extra ontwikkelkosten. In de beheerfase kan het budget naar een lager niveau worden teruggebracht. Samenvatting van het totaal aan financiële effecten uit paragraaf 3.2. Omschrijving bedragen x € 1.000 1. Onderhoud buitenruimte 2. Extra budget Persoonsgerichte aanpak bevorderen. Nazorg ex-gedetineerden en veelplegers 3. Aanpak van huiselijk geweld 4. RIEC: handhaving en toezicht verbeteren, woonoverlast verminderen en persoonsgerichte aanpak bevorderen 5. Aanpak overbewoning en Moelanders 6. Cie van Heijningen, uitwerkingsplan geluidhinder The Hague Airport 7. Meetprogramma luchtkwaliteit 8. WAP Nieuwland en Oost 9. Binnenstad Totaal
2012
2013
2014
2015
-73
-73
-73
-73
-140
-140
-140
-140
-92
-92
-92
-92
-33
-33
-33
-33
-195
-195
-195
-195
-10
-10
-10
-10
-20 -100 -120
-20 0 -120
-20 0 -100
-20 0 -100
-783
-683
-663
-663
3.3 Budgetaanpassing exogene en onontkoombare ontwikkelingen Uit de inventarisatie is gebleken dat een tweetal posten exogeen en onontkoombaar zijn. Voornaamste reden zijn rijkskortingen en een stijging van de uitgaven aan bijzondere bijstand. Voor onderstaande punten zijn dekkingsmaatregelen geformuleerd en ook opgenomen in de tekst. Programma Sociale infrastructuur Korting participatiebudget: overige taakstellingen en bezuinigingen Gezien de rijkskortingen op het participatiebudget van het najaar 2010 en de te verwachten kortingen die in het bestuursakkoord recent zijn afgesproken tussen Rijk en gemeenten is er noodzaak om fors te bezuinigen op de uitgaven voor re-integratie. Het tekort (€ 3 miljoen) op het participatiebudget wordt opgevangen binnen het (bijgestelde) participatiebudget. Bezuinigingsmaatregelen die worden getroffen zijn: • Omvorming gesubsidieerde arbeid. Waarbij de huidige vangnetbanen en WIW-banen worden afgebouwd en de beschikbare arbeidsplaatsen voor uitkeringsgerechtigden worden ingezet om doorstroom naar regulier werk te realiseren. Bij het uitwerken van de wijze waarop de afbouw vorm wordt gegeven, wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de mogelijke gevolgen voor de betreffende werknemers. Dit betekent dat maatwerk wordt toegepast bij de afbouw, waarbij er oog is voor de rechtspositie van werknemers, de persoonlijke en sociale aspecten en hun mogelijkheden om op alternatieve wijze actief te blijven participeren in de Schiedamse samenleving. Tevens zet de gemeente zich in om de continuïteit van de betrokken instellingen zoveel mogelijk te waarborgen. Veel instellingen leveren namelijk een actieve bijdrage aan gemeentelijke doelstellingen op het gebied van welzijn en zorg. • Omvorming werkgelegenheidsprojecten waarbij werken met een arbeidsovereenkomst en een salaris uit het participatiebudget wordt vervangen door werken met behoud van uitkering. Tevens wordt in overleg met de uitvoeringspartners gesneden in de uitvoeringskosten van de werkgelegenheidsprojecten
16
•
•
• •
Versterken van de re-integratiefunctie van de BGS-AI. Het aantal trajecten dat BGSarbeidsintegratie in 2011 uitvoert voor het beschikbare budget zal worden verdubbeld. Daarnaast zal BGS steeds meer als voorbereidingstraject worden ingezet voor werkgelegenheidsprojecten en werkervaringsplaatsen zoals deze ontstaan als gevolg van de afbouw van de gesubsidieerde arbeid. Hervorming van sociale activering en zorgtrajecten. Er worden alternatieve trajecten gezocht voor relatief dure zorgtrajecten. Hierbij wordt gedacht aan het aangaan van partnerschappen met organisaties als maatschappelijk werk, de GGD en het Riagg. Aanpassen regeling loonkostensubsidie en afschaffen uitstroompremies. Afbouw externe inhuur. Mede op basis van de formatievaststelling van W&I als gevolg van de reorganisatie die is doorgevoerd is de flexibele schil in 2011 afgebouwd tot binnen de gestelde norm van 20%.
Extra budget bijzondere bijstand In 2010 is (wederom) sprake van een stijging van de uitgaven voor bijzondere bijstand. Analyse van deze stijging geeft aan dat, bij gelijkblijvend uitgavenniveau als in 2010, de raming € 200.000 structureel tekort schiet. Dekking vindt plaats middels: Schrappen Rotterdampas voor Schiedammers van 65 jaar en ouder met een inkomen boven het sociaal minimum: € 100.000. • In de begroting opnemen van inkomsten met betrekking tot terugvordering verstrekte bijstand: € 100.000
Samenvatting van het totaal aan financiële effecten uit paragraaf 3.3. Omschrijving
bedragen x € 1.000,-
Korting participatiebudget: overige taakstellingen en bezuinigingen Aangedragen dekking participatiebudget Extra budget bijzondere bijstand Aangedragen dekking W&I Totaal
2012
2013
2014
2015
-3.000
-3.000
-3.000
-3.000
3.000
3.000
3.000
3.000
-200
-200
-200
-200
200
200
200
200
0
0
0
0
3.4 Uitwerkingsopdrachten KTA Hoewel het overgrote deel van de uitwerkingsopdrachten op koers ligt, is er een risico dat enkele uitwerkingsopdrachten iets vertraagd tot de beoogde besparing zullen leiden. Het college houdt evenwel vast aan het totaal van de eerder met de raad afgesproken taakstellingen. In de Programmabegroting 2011 is de ombuigingsoperatie geformuleerd: € 10,4 miljoen in 2012 oplopend tot € 14,5 miljoen in 2015. Door middel van de Eerste Begrotingswijziging 2011 is voor 2012 een besparing van € 9,4 miljoen ingeboekt, oplopend tot € 12,7 in 2015. Voor de resterende opgave van € 1,8 miljoen zal de komende tijd de energie er op gericht worden dit te realiseren. Indien onverhoopt een specifieke uitwerkingsopdracht tot een lagere dan wel latere besparing leidt, dan doet het college aanvullende voorstellen aan de raad in de begroting 2012. Meer hierover is opgenomen in paragraaf 4.3 “Financiële risico’s”.
3.5 Structurele doorwerking Eerste Financiële Rapportage 2011 Een aantal voorstellen in de Eerste Financiële Rapportage 2011 hebben structurele budgettaire consequenties. In onderstaande tabel zijn de voorstellen weergegeven met daarbij de effecten op de begroting van 2012 tot en met 2015.
17
Onderwerp
bedragen x € 1.000,-
2012 33
2013 31
2014 31
2015 31
-385
-385
-385
-385
-41
-41
-41
-41
-30
-30
-30
-30
-249
-249
-249
-249
-50
-50
-50
-50
-100
-100
-100
-100
-16
-16
-16
-16
-150
-150
0
0
9
9
9
9
-80
-80
-80
-80
Correctie prijscompensatie subsidies
-6
-6
-6
-6
Kapitaallasten n.a.v. schoolgebouwen aan Lentiz
14
13
12
11
Vervallen kosten programmatisch handhaven
32
32
32
32
5
5
5
5
-1.014
-1.017
-868
-869
Correctie begroting BOR 2011 Aanpassing Kostenplaats Team ROR i.v.m. invlechting ONS 2008 Centrum Beeldende Kunst Subsidie Stedelijk Museum Schiedam Besluit Woninggebonden Subsidies Energiekosten BVG Huuropbrengsten BVG Mutaties bespaarde rente Nota Sport 'een leven lang sport en bewegen' Afsluiten krediet digitale dienstverlening Herstel dubbele taakstelling
Verlaging lasten kostenplaats W&I Totale structurele effecten
3.6 Samenvatting alle financiële effecten budgetaanpassingen uit dit hoofdstuk: Het geheel van de totale financiële effecten uit dit hoofdstuk worden in onderstaande tabel samengevat weergegeven. bedragen x € 1.000 Paragraaf 3.2: Budgetverzwaring uitvoering beleidsprioriteiten CWP Paragraaf 3.3: Budgetaanpassing exogene en onontkoombare ontwikkelingen Paragraaf 3.4: Uitwerkingsopdrachten KTA Paragraaf 3.4: Nog te realiseren bezuiniging Begroting 2011 Paragraaf 3.5: Structurele doorwerking Eerste Financiële Rapportage 2011 Totaal budgetaanpassingen
2012
2013
2014
2015
-783
-683
-663
-663
0
0
0
0
0
0
0
0
-961
-1.867
-1.814
-1.814
-1.014
-1.017
-868
-869
-2.758
-3.567
-3.345
-3.346
18
4. Financieel beeld ongewijzigd beleid, budgetaanpassingen en oplossingsrichtingen 4.1 Financieel beeld Het financiële beeld na verwerking van de financiële effecten uit de hoofdstukken 2 en 3 is als volgt: bedragen x € 1.000 Effect hoofdstuk 2: ongewijzigd beleid Paragraaf 3.2 Budgetverzwaring uitvoering beleidsprioriteiten CWP Paragraaf 3.3: Budgetaanpassing exogene en onontkoombare ontwikkelingen Paragraaf 3.4: Uitwerkingsopdrachten KTA Paragraaf 3.4 Nog te realiseren bezuiniging Begroting 2011 Paragraaf 3.5: Structurele doorwerking Eerste Financiële Rapportage 2011 Financieel beeld Zomernota 2012
2012
2013
2014
2015
-621
-854
-2.593
-2.394
-783
-683
-663
-663
0
0
0
0
0
0
0
0
-961
-1.867
-1.814
-1.814
-1.014
-1.017
-868
-869
-3.379
-4.421
-5.938
-5.740
4.2 Financiële dekkingsmaatregelen Het college heeft verschillende financiële dekkingsmaatregelen vastgesteld. Onderstaand zijn de maatregelen toegelicht. Ongewijzigd beleid: In hoofdstuk 2 heeft het college reeds aangegeven welke besluiten reeds genomen zijn. Hierbij worden de punten nogmaals benoemd met een korte toelichting: Goederen, diensten en subsidies worden niet gecorrigeerd met 1,5% prijscompensatie. In feite komt dit neer op een bezuiniging van 1,5%. De gemeentelijke afdelingen zullen hiermee rekening moeten houden met het verlenen van opdrachten en het verstrekken van subsidies. De 1,5% prijscompensatie voor de belastingopbrengsten blijft in stand. Het college zal dit verwerken in de tarieven en laten vaststellen door de raad. Gelet op de steeds stijgende energieprijzen wordt de prijsstijging van 1,5% voor te verwachten energiekosten gehandhaafd. De verwachte hogere salarislasten van 1% wordt gehandhaafd, gezien het feit dat deze kosten onontkoombaar zijn wanneer de CAO eenmaal is vastgesteld. Budgetaanpassingen: De geïnventariseerde budgetaanpassingen zijn getoetst aan de financiële uitgangspunten voor een sluitende begroting (zie onder andere Programmabegroting 2011-2014, pag 101): 1. Dekken van structurele lasten uit structurele baten. 2. Ramen van lasten, die gedekt worden uit incidentele baten (subsidies, rijksuitkeringen en dergelijke), analoog aan de periode van de betreffende incidentele baten. Als de incidentele lasten moeten worden gehandhaafd, dient dit te geschieden door een herschikking van lopende structurele (oud voor nieuw) dan wel door reële extra structurele baten. 3. Opvangen van financiële tegenvallers in de begroting binnen de lopende begroting door het herschikken van de lopende budgetten, dan wel door reële extra baten. 4. Sluitend maken van de meerjarenbegroting door taakstellende/richtinggevende bezuinigingen. 5. Realiseren van de vastgestelde bezuinigingen.
19
Uit de inventarisatie werd duidelijk dat bepaalde budgetaanpassingen onontkoombaar zijn om de uitvoering van de beleidsprioriteiten van het CWP te kunnen behalen. Voor een gedeelte wordt dit nadeel opgevangen door het restantbudget CWP uit de begroting 2011. Uitwerkingsopdrachten KTA Het college houdt vast aan het totaal van de eerder met de raad afgesproken taakstellingen. Indien onverhoopt een specifieke uitwerkingsopdracht tot een lagere dan wel latere besparing leidt, dan zal het college aanvullende voorstellen doen aan de raad, zie ook paragraaf 4.3. Inmiddels zijn een aantal uitwerkingsopdrachten, die nog zonder taakstelling waren, nader uitgewerkt: Stortingen omslagfonds € 130.000 per jaar. Milieuvriendelijkere en voordeligere onkruidbestrijding (€ 200.000 t.m. 2014 en € 120.000 vanaf 2015). Bijdragen logopedie: de taakstelling wordt eerder gerealiseerd, wat een voordeel in 2013 van €23.000 inhoudt. De besparingen worden ingezet ter dekking van de financiële opgave. Samenvatting financieel beeld inclusief financiële dekkingsmaatregelen bedragen x € 1.000 Financieel beeld Zomernota 2012
2012
2013
-3.379
2014
-4.421
-5.938
2015 -5.740
Oplossingsrichtingen bedragen x € 1.000
2012
2013
2014
2015
Restant budget CWP uit begroting 2011
163
183
173
173
Aangedragen bezuiniging KTA a.g.v. uitgewerkte opdrachten
330
352
330
250
Totaal oplossingsrichtingen
493
530
503
423
-2.886
-3.891
-5.435
-5.317
Financiële opgave 2012-2015
Conclusie De nog resterende financiële opgave, dient bezien te worden in het licht van de nog ontbrekende meicirculaire. Op basis van de nog te ontvangen meicirculaire maakt het college een berekening van de hoogte van de algemene uitkering. Het resultaat zal worden verwerkt in de begroting 2012-2015 en aan de raad worden voorgelegd. Duidelijk is dat er nog een financiële opgave resteert, temeer daar de financiële opgave uit de begroting 2011 nog niet volledig was ingevuld met bezuinigingsmaatregelen. Gedurende de zomermaanden zal het college zich buigen over de WAT-vraag: welke taken kunnen worden afgestoten of beëindigd? De decentralisatie van rijkstaken wordt hierin betrokken. Het financiële beeld maakt duidelijk dat, hoewel de uitwerkingsopdrachten op koers liggen, er een financiële opgave resteert die alleen opgelost kan worden indien er scherpe keuzes worden gemaakt om taken af te stoten of te stoppen. Ook zal het college opnieuw de reserves en voorzieningen doorlichten, alsmede de restantkredieten waar al langere tijd niets op is uitgegeven tegen het licht houden. Het resultaat zal worden verwerkt in de begroting 2012 – 2015 en aan de gemeenteraad worden voorgelegd.
20
4.3 Financiële risico’s Tijdens het opstellen van deze zomernota zijn enkele punten benoemd die een risico betekenen voor de financiële huishouding van de gemeente. Er is voor gekozen om, gelet op de situatie van budgettaire krapte, om deze punten niet als budgetverzwarende post mee te nemen. Bij de opstelling van de begroting 2012 zal nader bezien moeten worden of deze punten niet alsnog in de begroting moeten worden verwerkt. Wegvallen tijdelijke middelen dagelijks onderhoud openbare ruimte Met de Zomernota 2007 is door de raad besloten om gedurende vier jaar, 2008 tot en met 2011, een extra budget van € 0,8 miljoen per jaar ter beschikking te stellen om de kwaliteit van de openbare ruimte te verhogen. Vanaf 2012 komt dit budget te vervallen. Het risico is aanwezig dat er maatschappelijke kritiek zal ontstaan over het dagelijks onderhoud van de buitenruimte. De aanwezigheid van zwerfvuil, onkruid e.d. in de gemeente zal weer op gaan vallen. In het interactieve traject van de Stadsvisie 2030 hebben de burgers in Schiedam aangegeven “openbare ruimte mooi, heel en veilig” de eerste hoofdopgave te vinden. Invulling bestaande taakstellingen WWB-I In het college van 1 september 2009 is t.a.v. de begroting 2010-2013 aangenomen dat het aantal uitkeringsgerechtigden vanaf 2012 geleidelijk aan zou gaan dalen. Dit heeft geleid tot het deels terugdraaien van een in de Zomernota 2010 toegekend extra budget van € 2,9 miljoen met een bedrag van € 0,5 miljoen in 2012, oplopend naar € 0,7 miljoen vanaf 2013 e.v. Daarnaast is in 2010 voor de begroting 2011 e.v. extra budget beschikbaar gesteld van € 2,4 miljoen structureel vanwege de toename van het aantal bijstandsgerechtigden, terwijl W&I € 4,5 miljoen als tekort had geraamd. Het college heeft toen besloten te investeren in het programma Het Nieuwe Werken waarin middels een 5-tal projecten wordt ingezet om: - De dienstverlening aan de klant te verbeteren door efficiënt en effectief te werken; - Het bijstandbestand per 1-1- 2012 terug te dringen naar 2.000 uitkeringen; - De flexibele schil aan extern personeel te reduceren. Met deze aanpak zou het resterende tekort van € 2,1 miljoen kunnen worden opgelost. Inmiddels is het aantal uitkeringsgerechtigden per 1 april 2011 gestegen naar 2.311. • In 2009 is het aantal gestegen van 1.884 naar 1.973 • In 2010 is het aantal gestegen van 1.973 naar 2.234 • In 2011 is tot 1 april 2011 het aantal gestegen van 2.234 naar 2.311. Deze stijging betekent voor de begroting 2011 een (structureel) nadeel van € 3 miljoen. De verwachting is dat de eerste resultaten van het Nieuwe werken in het najaar van 2011 zichtbaar zullen worden. Daarom is ervoor gekozen om op dit moment geen extra budgetverzwarende post op te nemen, en bij de begroting te bezien hoe de ontwikkeling om uit te komen op 2000 uitkeringen zich voortzet. Op grond van de regelgeving voor de Incidentele Aanvullende Uitkering (IAU) loopt de gemeente wat betreft het tekort op de rijksbijdrage een maximaal risico van 10%. Bij een tekort van meer dan 10% van het budget kan voor het meerdere bij het rijk aanvullend budget aangevraagd worden. Een aanvraag betekent echter niet per definitie dat er een toekenning volgt, het rijk toetst hierbij de mate van verwijtbaarheid op basis van objectieve criteria. Bij toekenning van de IAU door het Rijk loopt de gemeente op basis van het voorlopige budget 2011 een risico van circa € 2,9 miljoen. Gesubsidieerde banen Gelet op de voorgenomen korting van het rijk op het participatiefonds, is een voorstel ontwikkeld om ca. 140 gesubsidieerde banen in Schiedam te schrappen. Dit voorstel is als budgetneutraal voorstel ingebracht en in de cijfers verwerkt. Echter, aangezien het gaat om personen met een bepaalde rechtspositie, is de verwachting dat er ook frictiekosten ontstaan: zo gaat het om tenminste 17 personen die in dienst zijn van de gemeente Schiedam (ambtelijke rechtspositie) waarvoor de 21
gemeente WW/wachtgeldverplichtingen heeft mocht er besloten worden tot ontslag over gegaan. Anderen zullen terugvallen op een WW of bijstandsuitkering, en weer anderen zullen nog enkele jaren gesubsidieerd kunnen doorwerken aangezien zij nog slechts enkele jaren van hun pensioen verwijderd zijn. Kort na de zomer zal het college komen met een concreet afbouw plan voor de gesubsidieerde arbeid waarin een realistische opgave van de frictiekosten wordt meegenomen. Gemeenschappelijke regelingen ROG-plus en Veiligheidsregio Voor twee gemeenschappelijke regelingen wordt financieel risico gelopen te weten: de ROG-plus: daar loopt nog een omvangrijk bezuinigingstraject; de Veiligheidsregio: deze geeft aan de doelstelling van de nullijn voor 2012 niet te kunnen halen (risico € 40.000). Gevolgen Bestuursakkoord voor de algemene uitkering gemeentefonds De voorlopige uitkomst van het bestuursakkoord wordt gepresenteerd in deze zomernota. De financiële conclusies echter zijn buiten beschouwing gelaten omdat er nog teveel onzekerheden zijn. De meicirculaire of wellicht pas de septembercirculaire zal meer inzicht bieden. De reeds begrote reeks kortingen op de algemene uitkering, oplopend tot € 10 miljoen, wordt gehandhaafd. De omvang van de Algemene Reserve De omvang van de algemene reserve is ruim € 10 miljoen. Dit is voor de provincie te laag. Gelet op het gedefinieerde risicoprofiel zou deze reserve een omvang moeten hebben van € 18 miljoen Met aanwas of inzet van middelen om daartoe geraken is in deze zomernota geen rekening gehouden. Financiële risico’s uitwerkingsopdrachten Hoewel het overgrote deel van de uitwerkingsopdrachten op koers ligt, is er een risico dat enkele uitwerkingsopdrachten ietwat vertraagd tot de beoogde besparing zullen leiden. Dit wordt veroorzaakt doordat instellingen zoals het theater, de musea, maar ook de welzijnsinstellingen aangeven iets meer tijd nodig te hebben om hun bedrijfsvoering in de gewenste zin aan te passen. Het college houdt evenwel vast aan het totaal van de eerder met de raad afgesproken taakstellingen (€ 10,4 miljoen in 2012, oplopend naar € 14,5 miljoen in 2015). Indien onverhoopt een specifieke uitwerkingsopdracht tot een lagere dan wel latere besparing leidt, dan zal het college aanvullende voorstellen doen aan de raad. Het slagen van één van de uitwerkingsopdrachten, namelijk de rendementsverhoging van de BGS, komt concreet in gevaar door de gevolgen van de nieuwe wet Werken naar Vermogen (zie ook hoofdstuk 5). Hierdoor zullen bij de BGS mensen met meer beperkingen moeten gaan werken dan nu het geval is, hetgeen het rendement van de BGS onder druk zal zetten.
22
5. Bestuursakkoord Rijk-gemeenten 2011-2015 Op 21 april 2011 hebben het Rijk, de Vereniging van Nederlands Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen overeenstemming bereikt over de inhoud van het bestuursakkoord 2011-2015. Inzet van het akkoord is om gezamenlijk tot een krachtige, kleine en dienstverlenende overheid te komen. Het overdragen van substantiële taken en verantwoordelijkheden van de rijksoverheid aan de medeoverheden draagt daaraan bij. In het bestuursakkoord staan de afspraken op hoofdlijnen (beleidsvrijheid en bestuurlijke vormgeving) waarlangs de verschillende decentralisaties uitgewerkt zullen worden en de financiële kaders daarbij. Daarnaast zijn ook afspraken gemaakt over de normeringsystematiek van het gemeentefonds, het afvalfonds en de regionale uitvoeringsdiensten. Ook wordt uitvoering gegeven aan het verder terugdringen van de administratieve lasten en wordt onderzocht hoe de bedrijfsvoering efficiënter kan bijvoorbeeld door interbestuurlijke uitvoering. Decentralisaties In het bestuursakkoord wordt een aantal uitgangspunten genoemd: • Maximale beleidsvrijheid, minimale verantwoordingsplicht; • Geen uitgebreide kwaliteitseisen en dichtgetimmerde regelingen; • Maximaal twee bestuurslagen; • Geen precedentwerking van pilots en experimenten; • Financiering zoveel mogelijk via fondsen, geen specifiek interbestuurlijk toezicht, alleen strikt noodzakelijke interbestuurlijke informatie. Versterkt takenpakket gemeenten Op de beleidsterreinen ruimte, economie, natuur en water vinden decentralisaties plaats. Zo trekt het Rijk zich grotendeels terug op ruimtelijk-economisch terrein, behalve als er een nationaal belang in het geding is. Provincie krijgt de kerntaak op ruimtelijk-economisch terrein. Het is overigens de vraag of het leggen van de focus van ruimte en economie bij de provincie positief uitpakt voor gemeenten. Provincies worden ook verantwoordelijk voor de inrichting van het landelijk gebied en regionaal beleid voor natuur, recreatie en toerisme, landschap, structuurversterking landbouw en leefbaarheid. Na 2013 zijn er geen rijksmiddelen meer beschikbaar voor herstructurering bedrijventerreinen. Vóór 1 juli 2011 stelt het Rijk, de VNG, de G4 en de G32 een gezamenlijke agenda op het terrein van wonen en leefbaarheid. De BDU Verkeer en Vervoer wordt overgeheveld naar de algemene fondsen. Tot het moment van afschaffing van de WGR + wordt de huidige BDU systematiek gehandhaafd. Het takenpakket van de gemeente wordt versterkt, op het terrein van werk, zorg en jeugd. Bij werk is nu fundamenteel gekozen voor een meer integrale benadering gericht op activering en participatie(hervorming Wwb/Wij, WSW en Wajong). Gemeenten worden in staat gesteld hun lokale zorgtaken doelmatiger uit te voeren. De overdracht van de jeugdzorg aan gemeenten stelt hen in staat de verantwoordelijkheid voor samenhangende ondersteuning en hulp aan kinderen en hun gezinnen vorm te geven en waar te maken. In dit hoofdstuk wordt vooral ingegaan op de drie decentralisaties in het sociale domein te weten: 1. Werken naar vermogen, 2. Extramurale begeleiding AWBZ en 3. Jeugdzorg.
23
Wet Werken naar vermogen De Wet Werken Naar Vermogen (WWNV) wordt per 1 januari 2013 ingevoerd. De WWNV wordt een brede voorziening met zoveel mogelijk gelijke rechten, plichten 25n arbeidsmarktkansen voor mensen met arbeidsvermogen die nu nog gebruikmaken van de verschillende regimes van de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW), Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong), Wet Werk en Bijstand (WWB)/Wet Investeren in Jongeren (WIJ). De uitkeringsvoorwaarden, financiering, ondersteuning en uitvoering van de huidige regelingen worden met de nieuwe wet zoveel mogelijk gelijk getrokken. De WSW blijft overigens bestaan en jongeren die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn, maken aanspraak op een Wajong-uitkering. Gemeenten krijgen de beschikking over een ontschot re-integratiebudget. De voorgenomen besparing, startend met € 400 miljoen in 2012, op het re-integratiebudget wordt doorgevoerd. Het kabinet maakt een brede inzet van loondispensatie mogelijk. De loondispensatieregeling die per 1 januari 2013 start, maakt het mogelijk om mensen te betalen voor een deel dat zij productief kunnen zijn. Er komt een transitiebudget en uitvoeringsbudget beschikbaar. De WWNV betekent ook een herstructurering van de sector met als doel een efficiëntere bedrijfsvoering van de sector. Het rijk stelt voor deze herstructurering eenmalig maximaal € 400 miljoen beschikbaar over de periode 2012 tot en met 2018. Na twee jaar bekijkt een onafhankelijke commissie de stand van zaken en beoordeelt of er aanvullende middelen of maatregelen noodzakelijk zijn. Voor de uitvoeringskosten van de WWNV voor gemeenten worden bedragen overgeheveld naar het gemeentefonds (oplopend tot 27 miljoen na 2015). Gemeenten krijgen een jaar om zelf te bepalen op welke wijze zij de gedecentraliseerde taken willen uitvoeren (gemeentelijk of regionaal). Ondersteunende begeleiding AWBZ naar WMO De activiteiten die onder de extramurale begeleiding van de AWBZ vallen, worden onder de compensatieplicht van de WMO gebracht. Dit is inclusief het vervoer dat aan de begeleidingsactiviteiten is verbonden. De gemeenten worden vanaf 2013 verantwoordelijk voor die mensen die voor het eerst of opnieuw een beroep doen op begeleiding en vanaf 2014 verantwoordelijk voor alle mensen die in aanmerking komen voor begeleiding. Onderzocht wordt of het persoonsgebonden budget (PGB) geen onredelijke beperking oplevert voor doelmatigheid en doeltreffendheid in de WMO. Naar huidig inzicht gaat het bij de decentralisatie van de ondersteunende begeleiding, landelijk om een bedrag van tussen de € 2,1 en € 3,3 miljard in 2014. Hierbij is nog geen rekening gehouden met de gevolgen van de PGB-maatregelen. Op de bedragen wordt een doelmatigheidskorting toegepast van 5%. Het kabinet stelt voor 2014 € 35 miljoen, voor 2015 € 45 miljoen, vanaf 2016 € 55 miljoen structureel beschikbaar voor uitvoeringskosten van zorg voor jeugd en begeleiding samen. De € 55 miljoen is “for better and for worse”; er vindt geen monitoring plaats over de gemaakte uitvoeringskosten. Jeugdzorg Gemeenten worden verantwoordelijk voor de uitvoering van de gehele zorg voor kinderen, jongeren en hun opvoeders. Doordat de verschillende onderdelen van de jeugdzorg bij elkaar worden gebracht op en rond plaatsen waar jeugdigen en gezinnen vaak komen, zal integrale ondersteuning en zorg dicht bij huis makkelijker tot stand komen. Het gaat niet alleen om het verleggen van verantwoordelijkheid maar vooral ook om een nieuwe opbouw van een inhoudelijk fundament van de ondersteuning en zorg voor jeugdigen en/of hun 24
opvoeders binnen hun sociale context met waar nodig een integrale aanpak van de problematiek. Het systeem kan veel simpeler en moet prikkels bevatten om de nadruk te leggen op (collectieve) preventie en ondersteuning in een vroegtijdig stadium. Het is een omvangrijk takenpakket dat richting gemeenten komt, daarom is een fasering in de tijd aangebracht. Uiterlijk in 2016 moet de decentralisatie van alle onderdelen van de jeugdzorg gerealiseerd zijn. Conform het regeerakkoord is 2013 een overgangsjaar voor de begeleiding uit de AWBZ. In de periode van 2014 tot en met 2016 zal fasegewijs de ambulante hulp overgaan, de dagen residentiële hulp, de overige onderdelen van de provinciale jeugdzorg (kindertelefoon, diagnostiek, indicatiestelling, casemanagement, advies en meldpunt kindermishandeling), de jeugdGGZ en jeugd-LVG en gesloten jeugdzorg. De jeugdreclassering en de jeugdbescherming zullen aan het einde van deze periode overgaan. De door de gemeenten te realiseren besparing voor het jeugddomein kent een oplopende reeks in het regeerakkoord. Deze bedraagt netto € 80 miljoen in 2015, oplopend tot € 300 miljoen vanaf 2017. Bij de overdracht van de jeugdzorg van de provincies naar de gemeenten wordt in 2016 bruto € 90 miljoen structureel overgeboekt van het provinciefonds naar het gemeentefonds. Voor de invoeringskosten bij Jeugd stelt het Rijk incidenteel € 64 miljoen beschikbaar (2012: € 16 miljoen, 2013: € 48 miljoen). Samenvattend Op de terreinen Jeugdzorg en AWBZ zijn goede resultaten behaald bij het verruimen van de beleidsvrijheid van gemeenten, de vaststelling van de omvang van de budgetten en het beperken van het toezicht. Op het terrein Werk zijn stappen gezet om één regeling aan de onderkant van de arbeidsmarkt te maken. Maar er is niet echt doorgepakt, waardoor een groot aantal Schiedammers, die willen werken maar dat zonder hulp niet voor elkaar krijgen, aan de kant blijven staan. Ook het financieel risico ten aanzien van de transitie WSW verdient nauwkeurige aandacht. Er zijn goede randvoorwaarden gecreëerd voor het monitoren van de voortgang van de decentralisaties. De overheveling van de concrete budgetten wordt onafhankelijk getoetst. Ook zijn cumulatiebedingen opgenomen voor specifieke groepen die mogelijk geraakt worden door meerdere maatregelen en is het financiële herverdeelrisico van de decentralisaties voor gemeenten beperkt tot € 15 per inwoner voor de 3 decentralisatieoperaties samen. De kritiek richt zich op de volgende punten: • Geen tegemoetkoming tekorten op de WWB-budgetten bij gemeenten over de jaren 2010 & 2011. Dit tekort is ontstaan door toename van het aantal uitkeringen en tekortkomingen in de berekeningssystematiek. • Bezuinigingen op de re-integratiebudgetten blijven gehandhaafd (miljoenennota 2011 en regeerakkoord geven aan dat het rijk tweederde op het Participatiebudget gaat bezuinigen). Hierdoor is er te weinig geld beschikbaar om de wet goed te kunnen uitvoeren. • Het tekort op de Sociale Werkplaatsen zal als gevolg van de bezuinigingen landelijk per jaar € 230 miljoen bedragen. Hiervoor wordt een transitiefonds van € 400 miljoen ingesteld. Dit is onvoldoende om de omvorming te realiseren, temeer daar dit fonds niet geldt voor exploitatietekorten. Deze tekorten gaan vervolgens ten koste van de re-integratiebudgetten waarop ook flink wordt bezuinigd. De bezuinigingen op de re-integratiebudgetten WWB en WSW zullen een grote impact hebben op Schiedam omdat Schiedam traditioneel een actief beleid voert rond gesubsidieerde arbeid en beschut werk. De transitie die noodzakelijk is om het (regering)beleid de komende jaren uit te voeren biedt kansen tot vernieuwing maar kent ook grote financiële risico’s voor de gemeente Schiedam. 25
Ten aanzien van de WSW staat als een paal boven water dat de huidige WSW werknemers niet de dupe zullen worden van bezuinigingen. Voor mensen met een arbeidshandicap die in de toekomst zouden willen instromen zal het moeilijker worden. Om schrijnende situaties in de SW-sector te voorkomen zal de gemeente de komende jaren de vinger goed aan de pols moeten houden. Daarbij is het van belang dat het Rijk betrokkenheid toont en gevraagd zal worden, indien dat noodzakelijk is, om de helpende hand te bieden als sprake is van tekortschietende middelen. De cumulatie van de effecten van de verschillende maatregelen zijn niet inzichtelijk, vooral door gebrek aan samenhang in het beleid. Het gaat om de maatregelen die worden genomen ten aanzien van de AWBZ, de IQ-maatregel, de huishoudtoets, de herkeuring van de Wajong-ers, het wegvallen van de Montfransgelden e.d. Schiedammers (ook Henk en Ingrid) zullen hier mogelijk de dupe van worden. Voor wat betreft het ruimtelijk economisch domein valt op dat de provincies veel meer ruimte krijgen. De vraag is of dit versterkte profiel van de provincies op ruimte en economie goed is voor de steden en de stedelijke regio’s. De grote steden komen er ook bekaaid af in het Bestuursakkoord als het gaat om het beleid inzake het de grote stedenbeleid, ISV, BLS en van Montfransgelden. Financiële gevolgen Bestuursakkoord De financiële gevolgen van het geheel aan maatregelen zijn niet op alle fronten duidelijk. Waar mogelijk zijn de financiële gevolgen van het bestuursakkoord voor Schiedam berekend. Dat is gebeurd door de verdeelsleutel van de algemene uitkering van het gemeentefonds voor Schiedam (0,6%) te nemen en deze toe te passen op de landelijke bedragen. In de meeste gevallen zijn de berekeningen alleen met een onzekerheidsmarge voor Schiedam te herleiden. Ook is maar een beperkt beeld te krijgen van de cumulatieve effecten van de verschillende maatregelen. Toch zijn de bedragen opgenomen om een indicatie van de risico’s te geven van het bestuursakkoord voor Schiedam. De gevolgen van de ruimtelijk-economische maatregelen door een terugtrekkende rijksoverheid lijken vooralsnog beperkt. Ook de effecten van de overheveling van de BDU Verkeer en Vervoer naar de algemene fondsen is de komende jaren gering omdat deze is gekoppeld aan de afschaffing van de WGR+. De grootste financiële risico’s voor de Nederlandse gemeenten liggen in de drie decentralisaties. Aan de orde komen de risico’s voor Schiedam voor (1) de decentralisatie Werken naar Vermogen, (2) de decentralisatie AWBZ en (3) de decentralisatie van de jeugdzorg. Decentralisatie Werken naar Vermogen • Korting op de re-integratiebudgetten van landelijk € 400 miljoen in 2012. Voor Schiedam betekent dat een korting van € 2,4 miljoen. • Incidenteel noodfonds sociale werkvoorziening is ontoereikend onder meer vanwege onvoldoende compensatie loonkosten. Landelijk berekend tekort is € 230 miljoen per jaar tot en met 2014. Voor Schiedam betekent dat een mogelijk tekort van € 1,38 miljoen per jaar tot en met 2014. Decentralisatie ondersteunende begeleiding AWBZ naar WMO • Landelijk zal een bedrag beschikbaar komen tussen de € 2,1 en € 3,3 miljard waarop een doelmatigheidskorting wordt toegepast van 5%. Voor Schiedam komt beschikbaar tussen € 12,6 en € 19,8 miljoen, excl. 5% doelmatigheidskorting • Landelijk worden voor uitvoeringskosten van zorg voor jeugd en begeleiding voor 2014 € 35 miljoen, voor 2015 € 45 miljoen en voor 2016 € 55 miljoen beschikbaar gesteld; Voor Schiedam zijn de inkomsten voor die jaren respectievelijk € 210.000, € 270.000 en € 330.000.
26
Decentralisatie Jeugdzorg • Gemeenten zullen moeten besparen van € 80 miljoen in 2015 tot € 300 miljoen vanaf 2017. Voor Schiedam betekent dat besparingen van € 0,48 miljoen in 2015 tot € 1,8 miljoen na 2017; • In 2016 wordt € 90 miljoen van het provinciefonds naar het gemeentefonds overgeboekt. Voor Schiedam betekent dat inkomsten ter hoogte van € 0,54 miljoen; • Invoeringskosten Jeugd komt incidenteel € 64 miljoen beschikbaar Voor Schiedam betekent dat een bijdrage van € 0,096 in 2012 en € 0,28 in 2013. Indien het bestuursakkoord in de huidige vorm van kracht wordt, zou dat een nadeel in de algemene uitkering betekenen van rond de € 4 miljoen. Daarbij moet wel bedacht worden dat tegelijkertijd forse geldstromen naar de gemeente toekomen, namelijk voor de AWBZ en voor de Jeugdzorg. Binnen deze geldstromen moet een deel van de geschetste bezuinigingen worden gevonden. Omdat Schiedam in zijn begroting al rekening heeft gehouden met een sterk dalende algemene uitkering, lijkt Schiedam de rijksbezuinigingen in voldoende mate te kunnen opvangen.
27
6. Voortgang strategische uitwerkingsopdrachten CWP 2010 – 2014 Inleiding Op 13 april is de Tussenbalans “uitwerkingsopdrachten begroting 2011 - 2014 en strategische lijnen CWP 2010 – 2014” met de gemeenteraad besproken. Afgesproken is dat de raad over de voortgang en de door het college gemaakte keuzes in de Zomernota 2012 nader geïnformeerd zou worden. Afgesproken met de gemeenteraad is eveneens dat de door de fractievoorzitters op 13 april gemaakte opmerkingen schriftelijk door het college worden beantwoord. Deze beantwoording vindt deels plaats via een informatiebrief aan de raad en deels door de opmerkingen te betrekken bij de zomernota. In het onderstaande overzicht wordt verslag gedaan van de actuele stand van zaken van de voortgang van de strategische uitwerkingsopdrachten. Beleidskeuzen van het college worden daarbij aangegeven. Voor zover relevant zijn door de raadsleden op 13 april gemaakte opmerkingen in de actualisatie opgenomen.
6.1 Werken en onderwijs In de Tussenbalans is afgesproken dat de raad nader geïnformeerd zou worden over de extra inzet terugdringen van het aantal bijstandsgerechtigden via het programma Nieuwe Werken. De raad is hierover separaat via een informatiebrief geïnformeerd. Onderstaand kort een overzicht van de stand van zaken van de uitvoering van het programma Het Nieuwe Werken. In oktober 2010 heeft het college besloten tot het programma Het Nieuwe Werken. Binnen dit programma zijn inmiddels verschillende deelprojecten gestart om de instroom te beperken, de doorstroom te versnellen en de uitstroom te bevorderen. De afgelopen maanden zijn binnen deze projecten diverse producten uitgewerkt. Een deel van deze producten is pas kort geleden geïmplementeerd of wordt op dit moment geïmplementeerd. De resultaten van deze producten zullen in de loop van 2011 zichtbaar worden. Onderstaand een overzicht van de uitgewerkte producten: Project Poort Centraal staat het herinrichten van de poortfunctie door in een vroegtijdig stadium het accent te leggen op bevordering van doorstroom naar werk en een stringente controle op rechtmatigheid 23 februari 2011 is de eerste voorlichtingsbijeenkomst gestart. Het rendement is mede afhankelijk van de uitvoering van de klantherkenning, welke nog moet starten. Snelbalie De administratieve processen worden tot een minimum beperkt en de beslistermijn wordt teruggebracht. De snelbalie is per 1 februari 2011 operationeel en de medewerkers van de formulierenbrigade zijn gestart met het afhandelen van de aanvragen voor de gemeentelijke regelingen en wordt gaandeweg uitgebreid. Het rendement laat zich zien wanneer 80% van de aanvragen via de snelbalie wordt afgehandeld. Kennis, kunde en kwaliteit Integraal onderdeel van het project kennis, kunde en kwaliteit is het opleiden van nieuw eigen personeel. Dit project heeft de basiskennis en basisvaardigheden van de medewerkers horend bij hun functie op orde gebracht. De effecten hangen mede af van de implementatie van het primaire proces en kunnen nu nog niet worden gekwantificeerd. Vanaf 1 maart 2011 wordt de professionalisering buiten het programma nader vorm gegeven.
28
Herontwerp processen Dit project heeft tot doel het aantal processen te beperken, de uitvoering te vereenvoudigen en zo minder arbeidsintensief te maken, doelstellingen en prestatie-indicatoren te benoemen die richting geven aan de effectiviteit van de medewerkers, verantwoordelijkheden te benoemen en proceseigenaren vast te stellen. De ontwerpfase is afgerond en het primaire proces is lean vastgesteld. Op 1 april 2011 is de implementatiefase gestart met als doel om per 1 augustus volgens het nieuwe proces te werken. De effecten zijn vanaf dat moment meetbaar.
6.2 Mee (kunnen) doen In de Tussenbalans is afgesproken dat in het kader van de strategische uitwerkingsopdrachten voor de herstructurering en optimalisering van de sociale infrastructuur (sociaal cultureel en maatschappelijk werk, WMO) de raad nader geïnformeerd wordt over de aanpak, richting en de realisatie van de financiële taakstellingen. Beleidskeuze: het college kiest voor een omslag naar een vraaggerichte werkwijze Het college kiest voor vraaggericht werken en kiest daarbij voor het ingaan van een traject dat moet leiden tot een omslag (kantelen) van een aanbodgerichte werkwijze van instellingen naar een vraaggerichte werkwijze. De principes van de vraaggerichte benadering zijn onder andere uitgaan van de vraag achter de vraag, focussen op resultaten, niet op voorzieningen, huiskamergesprek (in plaats van indicatie) om een maatwerk arrangement te kunnen formuleren, dat is opgebouwd uit: - de eigen kracht en verantwoordelijkheid van burgers; - de mogelijkheden van informele zorg benutten; - het afsluiten van collectieve arrangementen; - zorgen voor individuele, professionele voorzieningen. De omslag van een aanbodgerichte werkwijze naar een vraaggerichte werkwijze brengt een rolverandering met zich mee van de burgers, gemeente en instellingen. Uitgangspunt wordt dat de burgers een eigen regie hebben over het eigen leven. De gemeente faciliteert en ondersteunt dit. De gemeente is terughoudend ten aanzien van de inzet van professionals en gaat uit van een wijkgerichte inzet vanuit de leefwereld van de burger. Het college kiest radicaal voor wijkgericht werken met de toepassing van de principes van “eigen kracht” bevordering. De opbouw van collectieve wijkvoorzieningen zijn gebaseerd op bijdragen van burgers/wijkbewoners die in de plaats komen van te claimen individuele voorzieningen. Professionals richten hun inzet op de vragen/behoeften vanuit de bewoners. Wijkgericht werken, Wmo en de Wwb (wordt in 2012 Wet Werken naar vermogen) worden meer met elkaar in verband gebracht in een ontwikkelmodel en ondersteunen de vraaggerichte aanpak die uitgaat van de eigen kracht van de bewoners. Het zal duidelijk zijn dat de omslag van een aanbodgerichte werkwijze naar een vraaggerichte werkwijze de nodige tijd en aanpassing vraagt. De instellingen waarmee de afgelopen maanden is gesproken hebben aangegeven mee te doen in de ontwikkeling van een vraaggerichte werkwijze. Voorwaarde is wel dat de gemeente hen ook de ruimte moet bieden om deze omslag te bewerkstelligen. Het college biedt de instellingen deze ruimte onder de voorwaarde dat de financiële taakstellingen vanaf 2013 structureel worden ingevoerd en de instellingen nog in 2011 starten met de ontwikkeling van een vraaggerichte werkwijze die uitgaat van de eigen kracht van de bewoners. De instellingen (en de raad) zijn inmiddels per brief hierover geïnformeerd . De voorwaarden worden opgenomen in de subsidiebeschikkingen voor 2012. In deze voorwaarden zullen ook de adviezen van de RKC inzake de subsidieverstrekking worden verwerkt.
29
Aanvullende afspraken in de Tussenbalans a) Met de raad is afgesproken dat de gevolgen van de bezuinigingen voor inburgering door het college in beeld gebracht zouden worden. Van rijkswege is het inburgeringsbudget neerwaarts bijgesteld naar € 2,4 miljoen. Het betreft een korting van 24% op het totale budget. Als gevolg van deze korting, en rekening houdend met de kosten voor lopende verplichtingen kunnen in 2011 200 trajecten worden uitgevoerd. Dit is een neerwaartse bijstelling t.a.v. de begroting van 400. b) Afgesproken is dat het college de raad zou informeren naar de uitkomsten van het onderzoek naar de efficiencyvergroting van het armoedebeleid. Stand van zaken: Aan onderzoeksbureau KWIZ is opdracht verleend om onderzoek uit te voeren naar de effecten van het armoedebeleid voor de gemeente Schiedam. In het onderzoek wordt antwoord gegeven op de volgende vragen:
Wat zijn de effecten van het lokale beleid op het netto-inkomen van de doelgroep; Wat zijn de effecten van de gemeentelijke voorzieningen op de participatie van de doelgroep.
De uitkomsten worden verwerkt tot een rapport met integrale conclusies over de resultaten van het onderzoek en aanbevelingen over het vergroten van de efficiency van het armoedebeleid. Het is de bedoeling om dit rapport voor het zomerreces aan de gemeenteraad aan te bieden. Dit is afhankelijk van de snelheid waarmee cijfers beschikbaar kunnen worden gesteld door de verschillende instanties. c) Met de raad is afgesproken dat het college een beleidsnotitie integrale gebruikskwaliteit sportaccommodaties/sportparken/sporthallen (i.s.m. de A4-ontwikkeling) opstelt. In het kader van de ontwikkelingen van de A4 Midden - Delfland en de mogelijke realisatie van een sportpark op het tunneldak zal in de stukken welke ter besluitvorming voorliggen op 30 juni 2011 inzicht worden gegeven in de toekomstige behoefte aan sportvloer in Schiedam. Op basis hiervan zal nadere uitwerking plaats vinden om te komen tot een (integraal) toekomstbestendig sportaccommodatiebeleid.
6.3 Een voorzieningenniveau dat op de Schiedamse maat geschoeid is Bij de bespreking van de Tussenbalans op 13 april hebben verschillende fractievoorzitters gevraagd naar wat nu de Schiedamse maat is. Voor het college betekent de Schiedamse maat een maat die passend is voor de Schiedamse situatie. Voorzieningen die passend zijn voor de Schiedamse situatie zijn voorzieningen die recht doen aan de kenmerken en het profiel van Schiedam. Daarbij wordt rekenschap gegeven van de unieke geografische positie van Schiedam namelijk dat Schiedam onderdeel uit maakt van het grootstedelijk milieu van Rotterdam. De Schiedamse maat houdt voor het college ook in dat de geografische positie ertoe bijdraagt dat het motto “Schiedam dichtbij alles, alles dichtbij” van toepassing is. Het schaalniveau van Schiedam is zodanig dat veel voorzieningen op loopafstand bereikbaar zijn. Dit biedt mogelijkheden om voorzieningen op termijn doelmatiger en efficiënter te gebruiken door deze te centraliseren. In het kader van de strategische uitwerkingsopdrachten is afgesproken dat het college: de raad duidelijkheid geeft over de te kiezen bezuinigingsvariant van het Theater a/d Schie; voorstellen aan de raad presenteert over de concrete uitwerkingen van de taakstellingen van de bibliotheek;
30
-
-
m.b.t. het Stedelijk Museum de stand van zaken onderzoekt en aan de raad voorstellen doet over de samenwerking tussen de verschillende musea (incl. de Historische collectie en Stichting de Molens); m.b.t. zwembad Zuid de raad een afgerond voorstel doet.
Theater a/d Schie Het college en het bestuur van het Theater a/d Schie zijn nog met elkaar in gesprek over de te kiezen bezuinigingsvarianten. Naast de financiële taakstelling is met het bestuur en de directie van het Theater gesproken over de subsidiebeschikking 2011. Na overleg en schriftelijk commentaar van het bestuur op onderdelen van de conceptbeschikking, is het concept van deze beschikking thans gereed voor vaststelling en verzending. In de subsidiebeschikking 2011 wordt een heldere financiële, organisatorische beleidsmatige context geschetst en aan het Theater wordt een aantal strikte voorwaarden gesteld. Doel is te komen tot een meer heldere rolverdeling tussen gemeente als opdrachtgever en financier en Theater als cultureel ondernemer. De exploitatie van het Wennekerpand en de samenwerking in de regio is onderwerp van de beschikking. Een uit te voeren gezamenlijke verkenning naar de mogelijkheden van schaalvergroting en samenwerking is opgenomen. Ook is de monitoring aanzienlijk aangescherpt en zal zeer frequent voortgangsoverleg worden gevoerd. De meest belangrijke nieuwe afspraken met de Stichting TAS zijn: a. Cultureel ondernemerschap Stichting b. Een gezonde, duurzame, transparante bedrijfsvoering c. Rolverdeling gemeente – Stichting d. Contractuele afspraken exploitatie/beheer Wennekerpand e. Gezamenlijke verkenning schaalvergroting en samenwerking in 2011 f. Tweemaandelijks bestuurlijk overleg g. Verplichting afwijkingen in exploitatie direct te rapporteren Bibliotheek Gemeente en bibliotheek zijn nog met elkaar in gesprek over de bezuinigingsvoorstellen. De bezuinigingsvoorstellen richten zich op twee sporen. Het eerste is erop gericht om per 1 januari 2012 concrete bezuinigingen door te kunnen voeren. Daarnaast is het beter inrichten van de subsidierelatie onderwerp van gesprek. Hiertoe zal de gemeente een beleidskader formuleren. Uiteindelijk doel is te komen tot een strategisch convenant en een subsidierelatie bestaande uit prestatie-indicatoren, een productenboek en een productenbegroting. Streven is om dit traject eveneens in 2011 af te ronden, zodat het zijn weerslag kan hebben op de subsidieafspraken voor 2012. De conclusie is dat de bezuinigingsopdracht geheel kan worden gerealiseerd als een definitief besluit wordt genomen over wijzigingen in de huisvesting(skosten) van de bibliotheek. Deze hangen in de eerste plaats af van de daling van het gebruikte oppervlak. Door veranderingen in het serviceconcept kan de bibliotheek met aanzienlijk minder vloeroppervlakte werken. De bibliotheek past de functies van de vestigingen Stadserf en Bachplein aan en houdt daarbij rekening met nieuwe ontwikkelingen. Gevolg is dat het oppervlak van de vestiging Stadserf kan worden verkleind. De bibliotheek denkt op de tweede verdieping nog maar ca. 190 m2 nodig te hebben voor kantoorfuncties. De eerste verdieping wordt heringericht. Recent is volledige en goedkopere herhuisvesting van de bibliotheek elders als alternatief toegevoegd aan de oplossingrichting. Voor het exact berekenen van de besparing op de huur van de bibliotheek is het van belang concreet te bepalen welk deel zal worden afgestoten door de bibliotheek. Het aantal m2 is bepalend voor de daling van de huur en de servicekosten voor de bibliotheek. 31
De daling van de huur- en servicekosten bij geheel afstoten van de tweede verdieping is intern geraamd. Bij in gebruik houden van 190 m2 voor kantoorruimte daalt deze besparing. De besparingen die de bibliotheek realiseert met betrekking tot de personeelslasten vormen een tweede component van de kostenreductie en de bezuiniging op de subsidie. De bibliotheek heeft een reeks personele maatregelen genomen (afvloeien personeel) en in uitvoering vrijwillig gebruik maken van pensioenrechten door oudere medewerkers) die in totaal aanzienlijke kostenreductie oplevert. De aanpak van de subsidierelatie met de bibliotheek en de uitwerking van de bezuiniging kennen de volgende stappen en planning: 1. Definitief invullen kostenbesparingen in de exploitatie van de bibliotheek en bezuinigingen op de subsidie per 2012 (afronding juni 2011). 2. Beleidsnota over inrichten ‘opdrachtgeverschap’ van de gemeente en herinrichten subsidierelatie met de bibliotheek (juni 2011). 3. Contracteren gemeente- bibliotheek 2012 - 2015 in de vorm van een meerjarenconvenant en een subsidiebeschikking 2012 (mei - juni en september –oktober 2011). De besprekingen met de bibliotheek over de huisvesting worden in juni afgerond. Musea De gemeente voert overleg met het Stedelijk Museum en het Jenevermuseum om te komen tot een kwaliteitsverbetering en de invulling van de financiële taakstelling. In samenhang daarmee wordt ook het onderbrengen van de historische collectie opgepakt. Het plan van aanpak “Samenwerking en bezuiniging Musea Schiedam” beoogt twee doelen: a. Een mogelijke inhoudelijke verbetering van de museuminfrastructuur (Stedelijk Museum Schiedam, Jenevermuseum, historische collectie) b. Een onderzoek naar de maximale bezuinigingsmogelijkheden van de musea en in het verlengde daarvan een verruiming van de eigen inkomsten door de verdere professionalisering van het cultureel ondernemerschap. Op dit moment wordt in het kader van het Plan van aanpak een tweetal zaken op hoofdlijnen uitgewerkt: 1. De benchmark 2. Twee scenario ’s: een intensieve vorm van samenwerking tussen Jenevermuseum en Stedelijk Museum Schiedam en een fusie tussen het Stedelijk Museum en het Jenevermuseum. Er zijn twee blokkades die te maken hebben met eerdere besluitvorming die een bezuiniging op het Stedelijk Museum zeer bemoeilijken: a. Het sociaal Plan van het Stedelijk Museum geeft aan dat er geen gedwongen ontslagen plaats vinden als gevolg van de overdracht van taken respectievelijk de verzelfstandiging van het Stedelijk Museum Schiedam. b. Tijdens de commissie ROB op 26/27 januari 2010 is de afspraak gemaakt dat de plaatsing van de historische collectie in één museum budgettair neutraal dient te geschieden. Een bezuiniging vooraf legt op dit proces een zware hypotheek. Ad 1: Wat de benchmark betreft gebruiken beide musea dezelfde uitgangspunten. Doorgerekend wordt wat het Stedelijk Museum en het Jenevermuseum kosten in verhouding tot vergelijkbare landelijke musea. Het gaat dan om de hoofdcategorieën Gebouwen, Collecties en Activiteiten.
32
Ook zal in beeld worden gebracht wat er al bezuinigd is door beide musea en wat voor consequenties dat heeft en welke mogelijkheden er zijn voor verdere bezuiniging. Dan gaat het met name om de effecten die de al gerealiseerde bezuinigingen hebben op de variabele lasten tot en met 2011. Ad 2: Bij de uitwerking van de twee scenario’s samenwerking en fusie staat de toekomstvisie van de twee musea centraal en de mogelijkheden die intensieve samenwerking dan wel fusie bieden. Onderzocht wordt welke inhoudelijke kansen die scenario ’s bieden en welke mogelijkheden er zijn voor bezuiniging. Uitgangspunt vormt dat de musea de mogelijkheden van het (gezamenlijk) cultureel ondernemerschap verder uitbuiten en op die manier nog een verdere taakstelling weten te genereren. De benchmark en de uitwerking van de scenario’s moeten op hoofdlijnen voor de begrotingsbespreking in het najaar zijn gerealiseerd. Ad 1 Besluitvorming benchmark: eind juni in college, in september in cie ROB Ad 2 Besluitvorming scenario’s: oktober in college en cie ROB Zwembad Zuid In het Amendement Zwembad Zuid vraagt de raad om het bestaansrecht en de toekomst van Zwembad Zuid nader te onderzoeken. Het bestaansrecht van Zwembad Zuid bestaat uit de noodzaak om het primaire gebruik, leszwemmers, schoolzwemmers en de speciale doelgroep mensen met een beperking, in Schiedam te kunnen accommoderen. Door de aanwezigheid van Zwembad Groenoord is het behouden van de zwemwatercapaciteit in Zwembad Zuid niet noodzakelijk. Daarnaast staat de gemeente Schiedam de komende jaren voor enkele forse bezuinigingen. In totaal dient in de periode 2011-2014 een besparing gerealiseerd te zijn van € 41,7 miljoen. Openhouden van Zwembad Zuid is niet noodzakelijk. De capaciteit van Zwembad Groenoord is voldoende om te voorzien in het primair gebruik van het zwemwater in de gemeente Schiedam. Hieronder valt het schoolzwemmen, het leszwemmen en het accommoderen van de speciale doelgroepen. Bij sluiting van Zwembad Zuid kunnen daarbij alle gebruikers in alternatief zwemwater in Schiedam en omliggende steden terecht. Voor sommige gebruikers, die in Zwembad Groenoord terecht kunnen, dienen programmatechnische aanpassingen gedaan te worden. Nulmeting van Zwembad Zuid in 2008 heeft de matige bouwkundige staat van het zwembad aan het licht gebracht. Ook is het zwembad boekhoudkundig bijna afgeschreven. Uit de rapportage ‘Toekomst Zwembad Zuid geactualiseerde eindrapportage’ komen vijf toekomstscenario’s naar voren, uiteenlopend van sluiting of openhouden van het zwembad voor vijf jaar tot nieuwbouw. Daarnaast heeft het Actiecomité redt Zwembad Zuid een plan gepresenteerd dat uitgaat van een renovatie voor minstens 10 jaar. Ambtelijke en bestuurlijk gesprekken hebben plaatsgevonden met het Actiecomité. Tevens is door het onderzoeksbureau Drijver en Partners een analyse uitgevoerd op het plan. De investeringen in het plan van het Actiecomité worden door Drijver en Partners afwijkend geraamd op € 650.000, het Actiecomité beaamt dat het bedrag van €440.000 te laag is. In alle scenario’s om het zwembad open te houden dient fors geïnvesteerd te worden. Sluiting van Zwembad Zuid levert vanaf 2014 jaarlijks een besparing op van circa € 435.000, zoals te zien is in onderstaande tabel.
33
Beleidskeuze Gezien deze bezuinigingen die de gemeente Schiedam dient door te voeren is er onvoldoende financieel draagvlak om de benodigde investeringen te plegen om Zwembad Zuid open te houden. Voorgesteld wordt dan ook om Zwembad Zuid per 1 januari 2012 te sluiten. Aan het voorstel tot sluiting van Zwembad Zuid, liggen ten grondslag: Voor het accommoderen van het primaire gebruik is zwembad Groenoord voldoende; De slechte bouwkundige staat van het zwembad en de daaraan verbonden financiële en exploitatietechnische risico’s; De blijvende jaarlijkse nadelige exploitatie van Zwembad Zuid (ook na renovatie); De te realiseren besparingen bij sluiting van het zwembad. Onderzoek naar Kinderboerderij en Heemtuin De taakstelling wordt gerealiseerd door een besparing op de heemtuin in het Beatrixpark. De heemtuin zal worden omgevormd tot natuurlijk groen. Daarnaast vinden besparingen plaats op tuinieren voor Ouderen Landvreugd en op Intercultureel tuinieren. Deze tuinen zullen worden opgeheven. De mogelijkheid voor een besparing op de kinderboerderij in het Beatrixpark wordt nader onderzocht.
6.4 Investeren in de lokale economie en mensen (“Social return op de eigen investeringen”) Met de raad is afgesproken dat het college de raad in het tweede kwartaal van 2011 een notitie zou toekomen over de aanpak. Een regeling wordt voorbereid (besluitvorming in B&Win juni 2011) waarbij geldt dat bij alle gemeentelijke opdrachten voor werken en diensten l social return (5% regeling) als selectiecriterium zal worden toegepast. Behalve in de sectoren zorg, schoonmaak, vervoer zal sociale return ook bij bouw en infrastructurele werken worden toegepast. De opdrachtnemer wordt verplicht social return toe te passen door het inzetten van werkzoekenden op betaald werk en/of het aanbieden van( leerwerk)stages. Social return is een betrekkelijk nieuw instrument binnen het gemeentelijk inkoop- en aanbestedingsbeleid . Om de vakafdelingen de gelegenheid te geven voldoende ervaring hiermee op te doen zal er een pilot worden uitgevoerd. De regeling wordt nog in 2011 van toepassing. Het college onderzoekt de mogelijkheden om het Schiedamse bedrijfsleven ook op ander wijze in te zetten/te betrekken bij gemeentelijke investeringen. Het college verwacht de raad hierover in het derde kwartaal van 2011 nadere informatie te kunnen verstrekken. Het college wil in deze zomernota nog eens benadrukken dat toerisme en stadspromotie nadrukkelijk onderdeel uitmaakt van het gemeentelijk beleid. Het college zal de raad periodiek informeren over de activiteiten die in dit kader worden ondernomen.
6.5 Investeren via versnelde stedelijke vernieuwing Met de raad is afgesproken dat het college: voorstellen van de A4-ontwikkeling (inclusief dubbel grondgebruik van het tracé A4, in relatie tot de sportaccommodaties) aan de raad doet; een bijgestelde visie van de ontwikkeling van de binnenstad aan de raad presenteert; aan de raad de financiering van het wijkactieprogramma Oost voor 2011 aangeeft; n.a.v. de financiering van het sportpark, scenario’s voor herontwikkeling van vrijkomende locaties opstelt. Voorstellen A4-ontwikkeling De voorstellen van de A4-ontwikkeling worden opgenomen in een raadsbesluit dat op 30 juni aan de raad zal worden voorgelegd. De raad wordt vooraf in een extra bijeenkomst geïnformeerd over de inhoud van de voorstellen. De voortgang is conform de tijdsplanning. In verband met afspraken met Rijkswaterstaat is besluitvorming door de raad op 30 juni noodzakelijk.
34
Van het raadsbesluit maken de scenario’s voor de herontwikkeling van vrijkomende ontwikkellocaties deel uit. Bijgestelde visie ontwikkeling binnenstad Het college werkt aan een (bijgestelde) visie ontwikkeling binnenstad. Vertrekpunt vormen de uitgangspunten van de stadsvisie Schiedam 2030. De raad wordt in juni via een raadsinformatiebrief geïnformeerd over de totstandkoming van de bijgestelde visie van de binnenstad en over de betrokkenheid van de raad. Financiering wijkactieprogramma Oost 2011 Door het college is een separaat voorstel opgesteld voor de financiering van het wijkactieprogramma Oost in 2011. Dit voorstel zal ter vaststelling aan de raad (in de gemeenteraad van 9 juni) worden aangeboden.
6.6 Versterken kwaliteit leefomgeving; openbare ruimte mooi, heel en veilig In de tussenbalans is aangegeven dat het college in 2011 deelvisies openbare ruimte opstelt voor de binnenstad en Nieuwland. De deelvisies dragen bij aan een kwaliteitsimpuls van de openbare ruimte en zijn een uitwerking van de integrale visie openbare ruimte zoals opgenomen in de stadsvisie Schiedam 2030. De deelvisies dragen bij aan een efficiëntere en effectiever inzet van middelen over langere termijn. Het college waarborgt de inbreng van bewoners bij de totstandkoming en uitvoering van deze deelvisies. De deelvisie openbare ruimte binnenstad is door het college vastgesteld en ter kennisname naar de raad gestuurd. Momenteel wordt gewerkt aan de uiwerking van de deelvisie openbare ruimte voor Nieuwland (én voor West). De voortgang van de aanpak van het achterstallig onderhoud via het MeerjarenBeheerOnderhouds Programma (MBOP) is opgenomen in de rapportage (op afwijkingen) in het kader van de reguliere P&C-cyclus. De uitvoering ligt op schema en er zijn geen afwijkingen t.a.v. de financiële inzet. Alle MBOP projecten voor 2011 zijn inmiddels opgestart. Op dit moment spelen er een paar risico's. Zo zijn er problemen met het riool bij de Boeier en is er sprake van milieukundige risico's bij het project ‘s- Gravenlandspolder fase 4.
6.7 Duurzaamheid In de Tussenbalans is aangegeven dat de visie op het gemeentelijk vastgoed in de eerste helft van 2011 wordt opgesteld. Het aspect duurzaamheid maakt hier integraal onderdeel vanuit. De visie op het gemeentelijk vastgoed is inmiddels door het college vastgesteld en wordt ter vaststelling aan de raad aangeboden (in de gemeenteraad van 9 juni). In de 2e helft van 2011 volgt het verbeterplan Vastgoed en zal tegelijkertijd inzicht worden verschaft in de financiële consequenties.
6.8 Veiligheid In de Tussenbalans is aangegeven dat in 2011 gestart zal worden met het voorbereiden van het Beleidsplan Veiligheid 2012 – 2015. Het Beleidsplan Veiligheid 2008-2011 is op 10 juli 2008 in de gemeenteraad vastgesteld en geeft over de periode 2008-2011 richting aan het veiligheidsbeleid. Bij de totstandkoming van dit beleidsplan Veiligheid zijn nieuwe doelen en prestaties geformuleerd: betrokkenheid bewoners, jeugdoverlast, handhaving & toezicht openbare ruimte, (woning) inbraken, woonoverlast, persoonsgerichte aanpak, crisisbeheersing / rampenbestrijding. Aan de hand van de methode kern beleid veiligheid wordt in 2011 het beleidsplan 2012-2015 voorbereid. In de gemeenteraad van december 2011 zal het beleidsplan ter vaststelling aan de gemeenteraad worden aangeboden.
35
6.9 Wonen In de Tussenbalans is aangegeven dat het traject van de woonvisie verbonden wordt met de herijking van het strategisch voorraadbeleid van Woonplus t.b.v. een gezamenlijke woningmarktstrategie in Schiedam en het traject met de regionale woningmarktafspraken in de stadsregio. Het traject van de woonvisie is in uitvoering conform de bovenstaande werkwijze. De raad is inmiddels geïnformeerd over het traject van de woonvisie, de planning en de te hanteren werkwijze en de betrokkenheid van de raad.
6.10 Gemeente nieuwe stijl Het college heeft over de uitwerkingsopdracht Gemeente Nieuwe Stijl in de Eerste begrotingswijziging 2011 als volgt besloten (bedragen x 1000): 2011 Taakstelling Frictiekosten personeel Onderzoekskosten SSC etc Netto besparing
-500 -250 -750
2012 1.500 -1.000 -250 250
2013 3.000 -500
2014 4.000
2.500
4.000
Het bedrag van € 4 miljoen is becijferd door taakstellend een korting van 7,5% op de kosten voor personeel en externe inhuur op te leggen. De eerste jaren worden frictiekosten en onderzoekskosten voor de uitwerking van de intergemeentelijke samenwerking verwacht. Hier bovenop heeft het college nog besloten tot een besparing van € 1,4 miljoen op de bedrijfsvoering. Deze besparingen zijn reeds in de begroting 2011 e.v. verwerkt. Door middel van de Monitor uitwerkingsopdrachten wordt bewaakt of en hoe deze besparingen worden gerealiseerd. Op basis van de eerste rapportage (stand maart 2011) kan geconcludeerd worden dat deze besparingen op koers liggen. De besparing binnen de uitwerkingsopdracht GNS zal op verschillende manieren worden gevonden. Hieronder worden de verschillende lijnen nader uitgewerkt. Ook wordt ingegaan op de vragen die de raad heeft gesteld naar aanleiding van dit onderdeel in de Tussenbalans. Terugdringen in 2011 van externe inhuur met 30% t.o.v. 2010 Het volume externe inhuur zal in 2011 fors lager zijn dan in 2010, en naar verwachting in 2012 (als bij de afdeling BOR de externe inhuur zal worden vervangen door eigen personeel) nog verder afnemen (van 78 fte ultimo 2011 tot 50 fte ultimo 2012). Voor 2011 wordt verwacht dat de uitgaven voor externe inhuur in vergelijking met 2010 € 2,3 miljoen lager zullen uitvallen. Echter, niet de gehele besparing op de kosten kan als een bezuiniging ten opzichte van het begrotingssaldo worden geboekt. De komende tijd zal exact per afdeling en per inhuur in beeld worden gebracht hoe de externe inhuur wordt gedekt in de begroting. De verwachting is dat in 2011 € 0,5 miljoen aan daadwerkelijke besparing gerealiseerd kan worden op de kosten van externe inhuur, en in 2012 € 1,5 miljoen (er vanuit gaande dat de externe inhuur nog verder afgebouwd zal worden in 2012 ten opzichte van 2011). Ook al kan niet de totale besparing op de kosten van inhuur als bezuiniging worden beschouwd, dan leidt de afbouw van inhuur in elk geval wél tot bezuiniging op de kosten van werkplekken en tot een lager risico voor wat betreft inkoop en aanbesteding. Minder taken, minder personeel: formatiescan en efficiënter werken (formatieonderzoek) Het college heeft besloten tot een groot aantal uitwerkingsopdrachten, met als resultaat dat op deze terreinen de gemeente minder gaat doen. Dat betekent ook dat minder mensen nodig zijn om de taak in afgeslankte vorm uit te voeren. Als de resultaten van de uitwerkingsopdrachten bekend zijn, en bestuurlijk zijn geaccordeerd door college en raad, kan becijferd worden wat dit gaat betekenen
36
voor de gewenste omvang van de formatie. De gevolgen voor de formatie zijn nog niet meegenomen in de berekening van de taakstellingen. Een extern bureau ondersteunt de gemeente hierin door het uitvoeren van een formatieonderzoek met als ijkpunt de afdelingsplannen (uitvoering CWP en going concern-activiteiten). Daarnaast is de verwachting dat door het efficiënter inrichten van processen ook de nodige besparingen gevonden kunnen worden. Inmiddels draait een pilot om het proces debiteurenbeheer volgens de Lean six sigma methode door te lichten en te optimaliseren. Het besparingspotentieel wordt daarbij aan de voorkant berekend en als doelstelling neergezet. Deze aanpak kan over de breedte van de processen worden toegepast. Verwacht wordt dat de helft van de taakstelling die gevonden zou moeten worden op de personeelskosten (in totaal becijferd op 7,5%) langs deze weg gevonden kan worden in de loop van 2012. Maatregelen t.b.v. interne mobiliteit om personeelslasten terug te dringen Er is momenteel besluitvorming in voorbereiding om de interne mobiliteit te vergroten wat een drukkend effect zal hebben op de personeelslasten. De kern van deze maatregel is dat er geen vacaturemelding komt of een aanvraag voor externe inhuur, maar een melding van capaciteitsbehoefte. De ontstane vacaturemelding wordt in principe bevroren tot het later genoemde formatieonderzoek uitsluiting geeft hoe de formatie zich verhoudt tot de uitdagingen in de stad en dus de organisatie. Deze behoeftestelling wordt gedeponeerd bij een centraal gepositioneerd mobiliteitsbureau en deze onderzoekt het volgende (in onderstaande volgorde): a. Is de eigen (afdeling) bezetting geraadpleegd? b. Is er geen personeel van een andere afdeling beschikbaar? c. Zijn er re-integratie- of herplaatsingskandidaten, bovenformatieven of mobiliteitskandidaten beschikbaar (ook vanuit Vlaardingen en Maassluis)? d. Zijn er werkervaringskandidaten van W&I beschikbaar? Pas daarna kan, met uitdrukkelijke toestemming van de directie de blik naar buiten worden gericht. Inzet op thuis- en flexwerken in kader Nieuwe Werken ter besparing op huisvestingskosten Aan de afdelingen I&A, P&O en Facilitaire Zaken is de opdracht gegeven te onderzoeken in hoeverre en op welke manier het nieuwe werken voor de Gemeente Schiedam toepasbaar is. Deels ingegeven door de maatschappelijke ontwikkelingen; ‘wat voor soort werkgever wil Schiedam zijn?’ en deels door de te verwachte mogelijkheden dat er op deze manier ook besparingen te realiseren zijn op het gebied van huisvesting. Bedragen of andere harde doelstellingen zijn nog niet geformuleerd. Het traject bevindt zich nu nog in een onderzoeksfase waarin ook duidelijk moet worden in hoeverre er draagvlak voor deze nieuwe vorm van werken waarin veel meer op afstand en ondersteunend moet worden gemanaged. Dit sluit niet direct aan bij de huidige werkwijze. Intergemeentelijke samenwerking en andere vormen van uitbesteding Het college heeft (o.m. tijdens de retraite op 8 maart jl) enkele duidelijke uitspraken gedaan over welke taken wel/niet als kerntaak beschouwd kunnen worden, en waar taken uitbesteed kunnen worden (naar een intergemeentelijk samenwerkingsverband of naar een private partij). Overigens betekent uitbesteding niet per definitie dat de gemeente er ook helemaal geen geld meer voor over heeft; zelf doen wordt veeleer een subsidie- of inkooprelatie. De volgende onderdelen zijn voor het college onderwerp voor nader onderzoek om onderdelen in een SSC met Vlaardingen en Maassluis te plaatsen, te verzelfstandigen of om taken geheel over te laten aan private partijen: Werk en Inkomen: één Werkplein Beheer sportaccommodaties Uitvoering bouw- en woningtoezicht
37
P&O salarisadministratie, personeelsdossiers, functiewaardering, juridische ondersteuning Uitvoering belastingheffing Financiën-administratieve processen in de backoffice Onderdelen van Facilitaire Zaken Inkoop Beheer en onderhoud van vastgoed ICT-uitvoering
In hoofdstuk 7 van deze zomernota wordt hier nader op ingegaan. Op termijn moet ook de intergemeentelijke samenwerking tot een efficiencyslag en dus tot een besparing leiden; daar zullen echter wel eerst investeringen voor moeten worden gedaan. Het college heeft het voornemen om per functie een intentieverklaring te sluiten met de gemeenten waarmee samenwerking beoogd worden om te onderzoeken op welke wijze de samenwerking het beste gestalte kan krijgen. De uitkomsten van elk afzonderlijk onderzoek zullen vanzelfsprekend met de raad worden gedeeld. Beleidskeuze college De bovengenoemde onderdelen van de gemeentelijke organisatie komen op korte termijn in aanmerking om deze in een SSC met Vlaardingen en Maassluis te plaatsen, te verzelfstandigen of om taken geheel over te laten aan private partijen. Voor dit moment kunnen nog de volgende tussenstanden worden gemeld: Haalbaarheidsonderzoek samenwerking op het gebied van Werk en Inkomen: Aan adviesbureau Berenschot is de opdracht verstrekt namens de drie Waterweggemeenten om onderzoek te doen naar de haalbaarheid van een regionale sociale dienst Nieuwe Waterweg Noord. Onderzoek naar de mogelijkheden tot samenwerking met Vlaardingen voor de afdeling Sport en Recreatie dan wel verzelfstandiging Eerste contacten voor nadere samenwerking met Vlaardingen zijn ambtelijk en bestuurlijk gelegd. Samenwerking hangt samen met onderzoek naar verzelfstandiging van S&R en krijgt in het 4e kwartaal van 2011 zijn beslag. Intentieverklaring verzelfstandiging ICT-diensten De gemeenten Vlaardingen, Maassluis en Schiedam ondertekenen op korte termijn een intentieverklaring om de ICT-diensten onder te brengen in het Shared Service Centre. Onderzoek naar de mogelijkheden tot het aangaan van strategische allianties met o.a. de gemeente Rotterdam In de eerste helft van 2011 hebben ambtelijke verkenningen met Rotterdam plaatsgevonden naar de mogelijkheden tot het aangaan van een strategische alliantie met Rotterdam in het kader van integrale gebiedsontwikkeling. Deze verkenningen krijgen een bestuurlijk vervolg in de tweede helft van 2011.
38
Financieel resumé In de begroting 2011-2014 is ook rekening gehouden met frictiekosten en onderzoekskosten voor de trajecten rondom de intergemeentelijke samenwerking. De wijze waarop de taakstellende bezuinigingen zullen worden ingevuld is als volgt: 2012
2013
2014
2015
Bezuiniging: Externe inhuur Minder taken, minden formatie Intergemeentelijke samenwerking Bruto te realiseren bezuiniging
1.500 0 0 1.500
1.500 1.500 0 3.000
1.500 1.500 1.000 4.000
1.500 1.500 1.000 4.000
Geraamde kosten: Frictiekosten personeel Onderzoekskosten ssc
-1.000 - 250
-500
Netto bezuiniging
250
2.500
4.000
4.000
Dienstverleningsopgave De uitwerkingsopdracht richt zich op een verbeterde en efficiëntere dienstverlening. Snelle, antwoordgerichte en goede dienstverlening is een continu uitgangspunt voor gemeentelijk handelen. Afgesproken is dat de raad periodiek geïnformeerd over de voortgang. De laatste naar de raad gestuurde voortgangsrapportage was op 20 april 2011.
39
6.11 Overige uitwerkingsopdrachten In bijlage 5 treft u per uitwerkingsopdracht aan hoe deze ingevuld gaan worden. Het beoogde financiële resultaat treft u aan in onderstaande tabel. Het financiële effect is reeds in de meerjarenbegroting verwerkt. Tabel Overzicht van de overige uitwerkingsopdrachten met de bijbehorende financiële opgave: 2011
2012
2013
2014
Inzet Master plan
0
220
220
220
Uitbesteden plusproducten Terugbrengen aantal bovenformatieven door inzet arbeidsbemiddelaar voor actieve plaatsing buiten de organisatie.
0
185
185
185
0
183
183
183
Herziening Irado contract
0
382
382
382
Molens
0
136
136
136
Opbrengst benzinestations
0
75
75
75
Verhoging tarieven bouw- en woningtoezicht
0
69
69
69
Herziening contract zwembad groenoord
0
50
50
50
Welstand commissie
0
45
45
45
Milieubeleid
0
32
32
32
Taakstelling volkshuisvesting ISV-programma
0
30
30
30
Geo informatie
0
29
29
29
Kapvergunningen
0
27
27
27
Reactie tijd verlagen verkeer
0
26
26
26
Stoppen verkeersvoorlichting
0
26
26
26
Voorlichting naar WMO loket
0
25
25
25
Stoppen verkeerseducatie
0
18
18
18
Pand Paulus
0
18
18
18
Programma raad
0
14
14
14
Milieu educatie
0
10
10
10
Gemeentearchief, bedrijfsvoering
0
10
10
10
Toelichting per uitwerkingsoverdracht Inzet Master plan De taakstelling wordt gerealiseerd door te korten op de kosten van het programmabureau en de kosten externe inhuur. Uitbesteden plusproducten De GGD-Rotterdam Rijnmond biedt zogenoemde plusproducten aan. Dat zijn activiteiten op het gebied van volksgezondheid die niet wettelijk verplicht zijn, maar die we wel wenselijk vinden in de uitvoering van het beleid. In 2010 is al een besparing van € 98.000 gerealiseerd door de coördinatie van het Lokaal Zorgnetwerk in eigen hand te nemen. Hiermee is een groot deel van de taakstelling gerealiseerd. Voor 2012 wordt op basis van de gezondheidsnota bezien aan welke plusproducten behoefte is. Ook wordt gekeken of de GGD-RR altijd de beste (en voordeligste) aanbieder is. Door de plusproducten scherper, anders en minder in te kopen wordt ook het restant van de taakstelling gerealiseerd.
40
Terugbrengen aantal bovenformatieven door inzet arbeidsbemiddelaar voor actieve plaatsing buiten de organisatie Er is een mobiliteitsmakelaar ingehuurd. Deze is bezig met 8-tal bestaande lastige dossiers, met een totale loonsom of uitkeringslasten van € 300.000. Maandelijks wordt er door de mobiliteitsmakelaar gerapporteerd over de voortgang. De mobiliteitsmakelaar is ingehuurd op “no cure, no pay” basis. Er is dus sprake van een voorinvestering van € 60.000. Indien de makelaar succesvol is, vindt de definitieve afrekening plaats (maximaal € 50.000). Bij een geheel succesvolle bemiddeling is het totale te behalen voordeel € 190.000. Overigens wordt opgemerkt dat veel (overheids)organisaties te maken hebben met bezuinigingen en op grote schaal personeel wensen uit te plaatsen. Het is uitermate lastig om de personeelsleden (die vaak al lange tijd niet meer werkzaam zijn) elders te herplaatsen. Herziening Irado contract De Irado-werkgroep zal inzetten op: 1- Efficiencyverbetering bij Irado; 2- Versobering zonder echt zichtbare gevolgen buiten; 3- Voorstel richting bestuur en directie m.b.t. zaken die we niet meer zullen afnemen van Irado. Molens Net als voor de musea hebben we voor de molens een plan van aanpak uitgewerkt dat twee doelen beoogt: a. Een betere toekomstvisie voor de molens in Schiedam door een professionalisering van het cultureel ondernemerschap en dus een verhoging van inkomsten. b. Een verbetering van de aanpak van het onderhoud, restauratie en positionering van de molens mede in verband met eventuele besparingsmogelijkheden. De afdeling vastgoed gaat drie onderzoeken doen: 1. Een second opinion uitvoeren op het MOP van stichting de Molens. Duidelijk moet worden of met minder middelen toch een aanvaardbaar niveau van onderhoud kan worden gerealiseerd waarbij het veiligheidsaspect een belangrijke rol speelt. 2. Onderzoeken welke varianten voor de organisatie van het onderhoud en de restauratie van de molens voor de toekomst mogelijk en wenselijk zijn en welk financieel voordeel dit mogelijk oplevert. 3. Een toets op de fiscaal meest gunstige positionering en constructie voor de toekomst van de molens. Opbrengst benzinestations De Nota benzineverkooppunten zal in 2e helft 2011 aan de raad ter vaststelling worden aangeboden. in 2012 zal het eerste recht voor exploiteren van benzinestations geveild worden. Vanaf 2012 zullen alle aflopende rechten geveild gaan worden. Dit levert incidentele en structurele inkomsten op. Verhoging tarieven bouw- en woningtoezicht In het 2e kwartaal 2011 wordt een onderzoek gestart naar de mate van kostendekking t.a.v. de tarieven. Herziening contract zwembad groenoord Per 1 januari 2012 loopt het huidige contract tussen de gemeente Schiedam en Sportfondsen Schiedam voor de exploitatie van zwembad Groenoord af. Momenteel bereidt S&R een akkoord voor, voor een tweejarige concessieovereenkomst voor de exploitatie van het zwembad. Bij de onderhandelingen voor deze overeenkomst zal de taakstelling worden meegenomen. Reeds gedurende de exploitatieperiode 2012-2013 wordt nagegaan wat een verstandige volgende stap is na afloop van de voorgenomen concessieovereenkomst. De voornaamste mogelijkheden per 1-141
2014 zijn een (Europese) aanbesteding van beheer en exploitatie aan een private marktpartij, terugnemen van beheer en exploitatie in gemeentelijke handen of een volledige privatisering (verkoop) van het zwembad aan een marktpartij. Welstand commissie Door de afdeling RG wordt momenteel gewerkt aan een nieuwe welstandsnota. Deze welstandsnota is in concept nog niet gereed en zal volgens de huidige planning opgeleverd worden in het 2e kwartaal 2011. Door het op afstand plaatsen van de commissie (extern i.p.v. intern) moeten de kosten omlaag gebracht kunnen worden, daarnaast worden er vanuit de wetgever minder regels gesteld voor vergunningen (dus minder adviezen). Tevens zal er, in tegenstelling tot nu, tot een bepaalde bouwsom door de vergunningverleners zelf worden beoordeeld zonder dat een extern advies noodzakelijk is. Milieubeleid Onderzoek loopt. Er wordt onderzocht in hoeverre het milieubeleid kan worden versoberd zodat het budget met ingang van 2012 kan worden verlaagd. Taakstelling volkshuisvesting ISV-programma Mogelijkheden worden medio 2011 onderzocht. Geo informatie Door een investering in moderne landmeetkundige apparatuur kunnen de gerelateerde werkzaamheden in het vervolg verricht worden door 1 FTE in plaats van 2 FTE’s. De landmeetkundige apparatuur is aangeschaft. De besparing wordt vanaf 2012 gerealiseerd. Kapvergunningen Na gereedkomen van het bomenbeheerplan, verwachting is eind juni 2011, zal het aantal af te geven vergunningen sterk verminderen waardoor aan de kostenkant bij zowel de afdeling Beheer Openbare Ruimte als bij de afdeling Vergunningen, Handhaving en Geo-informatie minder uren aan deze taak hoeven te worden besteed waardoor tijd vrijgemaakt kan worden voor taken die nu blijven liggen of die worden uitbesteed. Reactie tijd verlagen verkeer Betreft een beperkt budget om kleine verkeerskundige vragen snel te kunnen realiseren. De consequentie is dat maatregelen uitsluitend bij integrale herinrichting kunnen worden gerealiseerd. Stoppen verkeersvoorlichting Betreft ondersteuning bij activiteiten bij voorlichting zoals “de scholen zijn weer begonnen”. Is geen kerntaak voor verkeer. Activiteit kan worden gestopt dan wel overgedragen aan vrijwilligers via scholen. Voorlichting naar WMO loket De voorlichting wordt met ingang van 2011 niet langer uitgevoerd door Seniorenwelzijn die hiervoor een aparte subsidie ontving, maar wordt uitgevoerd door het WMO-loket. Dit betekent dat de taakstelling in zijn geheel al is gerealiseerd. Stoppen verkeerseducatie Betreft bijdrage aan lespakketten op het gebied van verkeersveiligheid. Kan in financiële zin worden gestopt. Pand Paulus Een B&W-besluit wordt voorbereid, zodra het huurcontract beëindigd wordt. 42
Programma raad In principe wordt er geen programmaraad meer gehouden. Definitief besluit wordt voorbereid voor 2e kwartaal 2011. Milieueducatie De bezuiniging van € 10.000 wordt gerealiseerd op de kosten van leermiddelen. Enerzijds wordt een hogere onderwijsbijdrage gevraagd voor geleverde diensten (verhuur leskisten en aanbieden themaprojecten op verzoek van het onderwijs) en anderzijds worden de gebruikte leermiddelen (lesmateriaal, lesbrieven) vaker digitaal gepresenteerd en duurzamer geproduceerd waardoor ze langer meegaan en minder kosten. Gemeentearchief, bedrijfsvoering De bezuiniging wordt binnen de reguliere exploitatie gehaald o.a. door minder budget voor aanschaf van boeken.
-
Stand van zaken Onderzoeksopdrachten:
Spoor 2 Onderzoek de consequenties (baten en lasten) van invoering van een reinigingsrecht voor bedrijven per 1 januari 2012 Voor het ophalen van bedrijfsafval dienen bedrijven een contract af te sluiten met een afvalinzamelaar. Gebleken is dat een groot aantal bedrijven geen contract heeft en het afval op incorrecte wijze aanbiedt (free-riders). Door middel van het invoeren van reinigingsrecht kan dit gedrag aangepakt worden. Bedrijven behouden het recht om een privaatrechtelijke overeenkomst met een inzamelaar af te sluiten (vangnetregeling). De kosten voor het ophalen en verwerken van bedrijfsafval zijn berekend op circa € 425.000,- (bron: Irado). Door middel van de invoering van een reinigingsrecht kunnen deze kosten worden gedekt. Het aantal bedrijven dat in aanmerking zal komen is geschat op 1.100. Gelet op het bovenstaande heeft het college besloten tot de invoering van reinigingsrecht per 2012 en dit nader uit te werken. In kaart brengen consequenties invoering rioolheffing voor grootgebruikers in 2012. Het onderzoek richt zich op dit moment op het invoeren van een rioolheffing voor grootverbruikers met behulp van informatie inzake watergebruik van het waterleidingbedrijf. Of een dergelijke heffing reëel is – hoogte tariefstelling en te betalen bedragen - moet nader onderzocht worden. Het college heeft besloten om de invoering van rioolheffing voor grootverbruikers nader uit te werken. Onderzoek naar kostendekkendheid legestarieven Het onderzoek naar de kostendekkendheid van legestarieven zal gefaseerd plaatsvinden. Begonnen zal worden met onderzoek naar de kostendekkendheid van de tarieven van de afdeling Veiligheid. Streven is om in de tariefvoorstellen van Veiligheid voor 2012 (gereed september 2011) hiermee rekening te houden. In het 2e en 3e kwartaal van 2011 zal de aanpak voor de kostendekkendheid van de overige leges met de betreffende afdelingen besproken worden. In het 4e kwartaal 2011 volgt de definitieve planning. Spoor 3 visie gemeentelijk vastgoed en De visie op het gemeentelijk vastgoed is door het college van B&W aangeboden aan de raad ter vaststelling (gemeenteraad van 9 juni). In de tweede helft van 2011 wordt op basis van de visie op het gemeentelijk vastgoed de financiële effecten/mogelijkheden tot besparing in beeld gebracht.
43
Spoor 5 Bestuurskrachtmeting In de vorige raadsperiode is besloten dat in 2011 een bestuurskrachtonderzoek wordt uitgevoerd. Dit onderzoek wordt thans als spoor 5 van de kerntakenanalyse ontwikkeld, in vervolg op de andere sporen van deze analyse. Momenteel bereidt een bestuurlijke begeleidingsgroep de kaders van een onderzoeksopdracht voor. De eerste besprekingen met bureaus voor een onderzoeksopdracht zijn geweest. Planning is om het onderzoek eind 2011 te starten. Het onderzoek zou moeten leiden tot een zo objectief mogelijk beeld van de bestuurskracht van de gemeente. Het wordt ingezet als instrument om te zien waar de gemeente staat en van daaruit te leren, te verbeteren en te vernieuwen. Het vormt zo input voor het continue streven naar optimale kwaliteit en verbetering dienstverlening (gezien vanuit de logica van de klant). De bestuurskrachtmeting richt zich op het verkennen van eigen zwakten en sterkten, gezien vanuit de brede maatschappelijke context en maatschappelijke opgaven, het regionale krachtenveld, de regionale ontwikkelingen en opgaven en de gevolgen daarvan voor de gemeente (van buiten naar binnen kijkend, het gemeentelijke erf beziend vanuit haar omgeving). Het voornemen is om binnen deze kaders nog een nadere focus voor het onderzoek aan te brengen, voor welke focus leidraad is en verbinding wordt gelegd met: het coalitie akkoord, het te ontwikkelen CWP, de (eerste) resultaten van de andere sporen van de kerntakendiscussie, de Stadvisie Schiedam 2030 (opgaven voor de stad). Bij het onderzoek kunnen (enkele van de) volgende vragen centraal staan: a. Welke rol en positie neemt de gemeente in, in het maatschappelijk en bestuurlijk krachtenveld? Dit rekening houdend met het uitgangspunt ‘Schiedam regiegemeente’, welk begrip in de stukken een definiëring behoeft. b. Kan de gemeente, gegeven deze maatschappelijke en bestuurlijke rol en positie, nu en in de nabije toekomst (2015) haar ambities (vertaald in opgaven) waarmaken en de door haarzelf en door anderen (Rijk, provincie) opgelegde taken vervullen? c. Welke strategische opties heeft zij daarvoor? Heeft zij de juiste opgaven in beeld? In hoeverre is zij daarvoor voldoende geëquipeerd en in staat de maatschappelijke en regionale context de juiste verbindingen aan te gaan? In hoeverre kan en moet de intergemeentelijke samenwerking worden geïntensiveerd? d. Wat kan de gemeente van het onderzoek leren?
6.12 Uitwerkingsopdrachten bedrijfsvoering Het college heeft een aantal uitwerkingsopdrachten meegegeven op het terrein van de bedrijfsvoering, zonder daar al een concrete taakstelling aan te verbinden. Nagegaan is in hoeverre deze uitwerkingsopdrachten vanaf 2012 een besparing zouden kunnen opleveren. In onderstaande tabel is het resultaat opgenomen. Hieruit blijkt dat op dit moment nog geen concrete bedragen kunnen worden geraamd als te realiseren besparing. Nader onderzoek is nodig. Voor één punt is het onderzoek afgerond en is besloten om de uitwerkingsopdracht te staken: het betreft het onderzoek om de interne controle in de lijn te brengen en daardoor eventueel te krimpen in de formatie voor de IC-werkzaamheden. Bij het benoemen van deze uitwerkingsopdracht was de veronderstelling dat, door het inrichten van IC binnen de lijn (binnen primaire processen van afdelingen) er een besparing zou kunnen plaatsvinden op de capaciteit die door de afdeling Control op de verbijzonderde IC wordt ingezet (momenteel 1 fte). Echter, de realiteit (onder meer blijkend uit interim- en jaarrekeningcontroles van de accountant) wijst uit dat op dit moment de verbijzonderde IC niet gemist kan worden. Er zal bovendien altijd een vorm van onafhankelijke IC noodzakelijk zijn waarop de accountant zal moeten kunnen steunen in zijn controle-aanpak. Tot slot blijkt uit een kleine rondgang langs gemeenten van vergelijkbare grootte dat deze minstens tweemaal zoveel capaciteit beschikbaar hebben voor de verbijzonderde IC. Gelet op het voorafgaande wordt voorgesteld om deze uitwerkingsopdracht te staken, en de energie de komende
44
jaren vooral te richten op het versterken van de IC in de lijn , onder aanvoering en toezicht van de medewerker Control die momenteel de verbijzonderde IC uitvoert. 2012 Begrote taakstelling per jaar (in €) Te realiseren taakstelling: 1 Afbouwen dubbele administraties 2 Digitalisering 3 Positionering en rol control 4 overdragen IC naar afdelingen Voorstel: opdracht intrekken 5 in beeld brengen ICT landschap 6 gebruik mobiele telefoons en PDA’s 7 versterking organisatie subsidies aanvragen 8 Onderzoek mogelijkheden tot centrale inkoop 9 In kaart brengen gevolgen beperking openingstijden 10 Mogelijkheden onderzoeken tot afstoten BVG i.r.t. Het Nieuwe Werken
2013
2014
2015
pm
pm
pm
pm
pm pm pm 0
pm pm pm 0
pm pm pm 0
pm0 Pm pm 0
pm pm pm
pm pm pm
pm pm pm
Pm pm pm
pm
pm
pm
pm
pm
pm
pm
pm
pm
pm
pm
pm
45
7. Schiedam, de regisserende gemeente (de Regiegemeente) Inleiding 'Hoe organiseren we de gemeentelijke taken: slim, effectief en tegen aanvaardbare kosten?’ In economisch moeilijke tijden en bij voortgaande decentralisatie een actuele vraag. Daarbij hoort de vraag ‘Wat doen we zelf, wat doen we in samenwerking en wat besteden we uit?’ Actuele vragen die meerdere malen in discussie zijn gebracht en die onder meer in 2001, 2004 en 2008 tot besluitvorming in college en gemeenteraad hebben geleid. De bestuurskracht van de gemeente houdt verband met de verschillende rollen die de gemeente speelt in het maatschappelijk krachtenveld. In de Tussenbalans 2011 is daarover meer te lezen. Het college kiest er voor de regierol te nemen en zo de randvoorwaarden te scheppen en beleidsprocessen te sturen. De meerwaarde van het regieconcept ligt in het gerichter en bewuster organiseren van (interbestuurlijke) samenwerking, waardoor tot een effectiever overheidsoptreden wordt gekomen met een hogere kwaliteit van zowel proces als eindresultaat. Centraal in de regie staat de keuze om inhoud en omvang van de publieke verantwoordelijkheid en taken in beeld te brengen: sterke regie voeren op wettelijke taken en op die taken die het college ziet als kerntaken. Dit vormt het kader voor de beoordeling om taken dichtbij of op afstand van de gemeente te plaatsen. Het op afstand plaatsen van uitvoerende taken vraagt vervolgens om het regisseren van de uitvoering, inclusief overleg- en rapportagestructuren en prestatieafspraken: het kan gaan om intergemeentelijke samenwerking, samenwerking met partners, via inschakeling van marktpartijen maar ook uitvoering door burgers en vrijwilligers. Het op afstand plaatsen is echter geen automatisme. Uitgangspunt is een efficiënte, effectieve en klantvriendelijke organisatie van de uitvoering. Op afstand plaatsen Het op afstand plaatsen van organisatieonderdelen is een verzamelterm van twee vormen van verzelfstandiging en twee vormen van privatisering die hierna kort de revue passeren. Interne verzelfstandiging heeft tot doel enige marktwerking te verkrijgen door de autonomie van het betreffende organisatieonderdeel te vergroten. Het onderdeel krijgt geen eigen rechtspersoonlijkheid en blijft daardoor onderdeel van de gemeente. Externe verzelfstandiging betreft het overdragen van een gemeentelijke activiteit naar een juridisch zelfstandige organisatie. Deze organisatie kan in privaatrechtelijke zin verbintenissen aangaan en is zelf verantwoordelijk voor het nakomen hiervan. Privatiseren kan door uitbesteden en afstoten. Bij het uitbesteden blijft de besluitvorming in handen van de gemeente, terwijl de uitvoering wordt verricht door een particuliere organisatie tegen betaling volgens contractueel vastgestelde voorwaarden. Van afstoting is sprake wanneer een taak of deel ervan naar de particuliere sector verhuist. In tegenstelling tot het uitbesteden draagt de publieke sector geen verantwoordelijkheid meer. Opzet Het hiernavolgende is een voor de Zomernota 2012 gemaakt overzicht op hoofdlijnen, van de in het verleden gemaakte keuzes, de resultaten en voordelen die we hebben bereikt en lessen die zijn geleerd. Op basis daarvan wordt verder gebouwd, de strategische lijnen uit het CWP als uitgangspunten hanterend. Een overzicht van de volgende stappen, het verzelfstandigen of geheel uitplaatsen van taken op basis van realistische verwachtingen, komt daarna aan de orde.
46
Historische achtergrond De ontwikkeling van de gemeente Schiedam naar een regiegemeente is niet nieuw. November 2001 (besluit gemeenteraad 23 november 2001) heeft Schiedam gekozen voor het concept Regiegemeente. De gemeenteraad stemde in “met de door het College van B&W voorgestelde procedure om de door de gemeentelijke organisatie uitgevoerde taken te onderzoeken op de mogelijkheden voor verzelfstandiging, waarbij als voorwaarde geldt dat de beleidsvorming en de zorg voor handhaving en controle te allen tijde aan de gemeente zullen zijn voorbehouden”. Op basis van het bovenstaande besluit hebben vanaf 2002 de volgende verzelfstandigingen van gemeentelijke afdelingen plaatsgevonden: - Bibliotheek (extern verzelfstandigd); - Openbaar Onderwijs (extern verzelfstandigd); - Stedelijk Museum (extern verzelfstandigd); - BGS (intern verzelfstandigd). Samenwerking met de gemeente Vlaardingen en Maassluis In augustus 2005 heeft de stuurgroep ‘samenwerking’, bestaande uit de gemeentesecretarissen van de gemeenten Maassluis, Schiedam en Vlaardingen, de opdracht verstrekt om een plan van aanpak te schrijven voor het oprichten van één gezamenlijk inkoopbureau. Dit heeft inmiddels, vanaf 1 april 2011, geresulteerd in een gezamenlijk regionaal inkoopbureau van de drie gemeenten, t.w. BI-MSV. Baanbreker In het kader van loopbaanadvisering is vanaf 24 januari 2008 het gezamenlijk loopbaanadviesbureau van Baanbreker operationeel. De drie betrokken gemeenten wisseling personeel uit o.a. bij de invulling van vacatures. Lessen geleerd Nadat uitvoerende taken door de gemeente op afstand waren gezet, bleken zaken anders te lopen dan was gepland. Verwachtingen komen onvoldoende uit, er zijn beoordelingsfouten gemaakt. Een plan is een voornemen om op een bepaalde wijze te werk te gaan, geen voorspelling van de toekomst. De kunst van goed (project)management is om adequaat om te gaan met de afwijkingen: op tijd signaleren en op tijd bijsturen. Dat is terug te lezen uit de gebeurtenissen bijv. rond de ONS. Maar ook op basis van de ervaringen vóór 2001 (Woningbeheer, Brandweer, Stedelijk Beheer). Het ongedaan maken van een eerder genomen besluit is hiervan het resultaat. Tot slot zal ook goed moeten worden gekeken naar de competenties van de betrokken ambtenaren. Creatief kunnen denken en beschikken over goede sociale vaardigheden is in deze vormen van samenwerking een noodzaak. Concluderend, het sturingsvraagstuk voor de regiegemeente is niet te onderschatten, zeker als daarbij sprake is van verzelfstandiging. Het verzelfstandigen van gemeentelijke taken dient dus zorgvuldig te gebeuren. In de op 23 november 2004 aangehouden adviesnota van B&W “regiegemeente/externe verzelfstandiging/ toetspunten is een tiental toetspunten (bestaande uit algemene, beleidsmatige en beheermatige toetspunten) opgesteld waaraan voorgestelde verzelfstandigingen kunnen worden getoetst. De tien toetspunten bieden een goed toetsingkader voor het beoordelen van voorstellen tot externe verzelfstandiging van gemeentelijke taken. Gelet op de eerdere ervaringen (ONS, Woningbeheer, Brandweer en Stedelijk Beheer) is het raadzaam dat de afdeling Financiën van meet af aan betrokken is in het verzelfstandigingstraject. Bestuurlijke afweging Uitgangspunt en kader voor het concept van Schiedam als regiegemeente is de in het verleden gevoerde discussie met de raad en de daarop rustende besluitvorming, het Collegewerkprogramma met concrete besluiten voor de korte termijn en de strategische lijnen uit de Stadsvisie voor de lange
47
termijn. Voorop staat dat aan wettelijke taken en taken rondom veiligheid niet kan worden getornd. Maar in het gebied van de overige taken zijn keuzen te maken over verzelfstandiging, uitbesteden, afstoten en vormen van samenwerking. Daarbij zal een gecontroleerde bezuinigingstaakstelling in de overwegingen moeten worden meegewogen. In het CWP is opgenomen dat intergemeentelijke samenwerking met omliggende gemeenten de uitvoering van gemeentelijke taken efficiënter en slagkrachtig kan worden gemaakt. Bovendien kan door samenwerking de kwetsbaarheid worden verminderd en de kwaliteit worden versterkt. De Schiedamse ervaringen en leerprocessen ondersteunen die gedachte. Het college heeft onder meer op de retraite van 8 maart 2011 duidelijk aangegeven welke taken wel en welke taken niet als kerntaken kunnen worden beschouwd en waar taken in aanmerking komen om te worden uitbesteed. De hierna te noemen organisatieonderdelen zijn voor het college onderwerp voor nader onderzoek. Het onderzoeksdoel is te beoordelen of organisatieonderdelen kunnen worden verzelfstandigd en of taken geheel kunnen worden overgelaten aan private partijen. Hieronder vindt u de afwegingen van het college om negen gemeentelijke taken in het onderzoek naar verzelfstandiging en privatisering te betrekken: 1. Werk en Inkomen: Sociale zaken Namens de drie Waterweggemeenten is aan adviesbureau Berenschot opdracht gegeven, onderzoek te doen naar de haalbaarheid van een subregionale dienst Nieuwe Waterweg Noord. Binnenkort komt Berenschot hierover met een definitieve rapportage. 2. Beheer sportaccommodaties Het subsidiëren van sportverenigingen en accommodaties is geen kerntaak van de overheid. De levensvatbaarheid van sportverenigingen is in grote mate afhankelijk van de leden van de vereniging. Subsidiëring is overigens mogelijk als de sportverenigingen taken uitvoeren die passen binnen de kerntaken van de gemeente, bijvoorbeeld het organiseren van sport binnen de wijken en het koppelen van sportvoorzieningen aan scholen. 3. Uitvoering Bouw- en Woningtoezicht Volkshuisvesting en Wonen is een kerntaak. De gemeente voert regie in samenwerking met partners over de uitvoering van het gewenste woonbeleid. Ook bouw- en woningtoezicht is een gemeentelijke kerntaak. Het stimuleren van het verbeteren van de particuliere woningvoorraad zal worden voortgezet. Tegelijkertijd zal nader onderzoek worden gedaan naar de mogelijkheden om de uitvoering van Bouw- en Woningtoezicht op afstand te plaatsen. 4. Bedrijfsvoering: Personeel Bedrijfsvoering is geen kerntaak, maar een ondersteuning om de kerntaken van de gemeente uit te kunnen voeren. Bij het op afstand plaatsen van P&O-taken wordt gedacht aan salarisadministratie, personeelsdossiers, functiewaardering en juridische ondersteuning. Behalve uitbesteden wordt onderzocht of bepaalde taken goedkoper en doelmatiger kan worden ingekocht of zelfs geheel af te stoten. 5. Bedrijfsvoering: Financieel administratieve processen (BackOffice) Een groot deel van de BackOffice-taken, met uitzondering van P&C-beleid en de financieelconsulenten, komt in aanmerking te worden uitbesteed. De functie Control zal eveneens worden onderzocht omdat de verwachting is dat concerncontrole doelmatiger en soberder kan worden uitgevoerd.
48
6. Bedrijfsvoering: Onderdelen van Facilitaire zaken Facilitaire taken zijn geen kerntaken maar zijn en blijven essentieel voor de bedrijfsvoering. Beheer van gebouwen, vastgoed, belastingen en inkoop kunnen op basis van onderzoek naar effectiviteit, efficiëntie, kwaliteit en continuïteit worden uitbesteed. Het beleid ten aanzien van het beheer dient goed te zijn geborgd in de organisatie. De uitvoering van de inkoopstaken geschiedt al in een SSC van Maassluis, Vlaardingen en Schiedam. Met deze intergemeentelijke samenwerking wordt doorgegaan. 7. Bedrijfsvoering: Vastgoed De gemeente heeft in beperkte mate vastgoed in bezit en verzorgt hiervan het beheer en onderhoud. Dit vastgoed is strategisch ten behoeve van het primaire proces en maatschappelijke organisaties. De uitvoering van de taken van beheer en onderhoud zijn geen kerntaken en zullen worden meegenomen in het onderzoek naar het eventueel op afstand zetten daarvan. 8. Bedrijfsvoering: ICT-uitvoering ICT is geen kerntaak, maar wel een essentiële taak voor de bedrijfsvoering van de gemeente. Het is ook een taak die de gemeente op afstand kan plaatsen, bijvoorbeeld in een SSC met Vlaardingen en Maassluis. Het vooronderzoek is inmiddels gestart. 9. Uitvoering belastingheffing De heffing van belastingen is een kerntaak. Deze taken worden nu nog door de gemeente uitgevoerd. Het beleid inzake de belastingen blijft intern, maar de uitvoering kan op afstand worden geplaatst, bijvoorbeeld in een SSC met Vlaardingen en Maassluis.
Tot slot Wij willen door op het ingezette pad van de regiegemeente. Er zijn keuzes te maken of bepaalde taakonderdelen worden verzelfstandigd, uitbesteed of afgestoten zullen worden. Dit zal gevolgen hebben voor de ambtelijke organisatie en voor onze relaties met instellingen en organisaties binnen en buiten de stad. Op het gebied van de bezuinigingen is een punt bereikt dat de raad op voorstel van het college scherpe keuzes zal moeten maken. Kortom, we zijn er nog niet. Belangrijke discussies moeten worden gevoerd over de verantwoordelijkheden, prioriteiten en taken van de gemeente onder meer langs de tien strategische lijnen van het CWP.
49