jan 2007
SCHEMA BEELDANALYSE INLEIDING Het SCHEMA BEELDANALYSE bestaat uit een reeks onderdelen, die altijd allemaal in een beeld zichtbaar zijn / aanwezig zijn / gebruikt zijn en daarom hebben ze een onvermijdelijke rol bij het ontwikkelen en produceren van beelden. Om beelden te kunnen bespreken maak je gebruik van het Schema Beeldanalyse. Je past de begrippen toe in discussies over beelden met je medestudenten, technici, de opdrachtgever, deskundigen, medewerkers, docenten . Wanneer je het Schema Beeldanalyse gebruikt, kun je je beelden “ schaven, slijpen”, je bent in staat om een probleem (of het uitgangspunt, de opdracht ) vanuit vaktermen te formuleren en om oplossingen te formuleren binnen het ontwikkelen van concepten. Het SCHEMA BEELDANALYSE kan een leiddraad zijn voor onderzoek en experimenten. Door een onderdeel van het schema te bestuderen kan je je trainen in kritisch, scherp, analytisch en doelgericht waarnemen. Het analyseren van werk van anderen kan nieuwe inzichten opleveren en daardoor inspirerend werken. De onderdelen van het SCHEMA BEELDANALYSE zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden. Elk onderdeel van dit schema kan een product versterken of afbreken. Het schema kan een hulpmiddel zijn om je keuzen te bestuderen en aan te scherpen. Noodzakelijk voor hoge kwaliteit: kennis, vaardigheid en inzicht in - vorm, inhoud en functie - materiaal, techniek - beeldelementen
SCHEMA BEELDANALYSE A BEELD 1
VORM
2
INHOUD
3
FUNCTIE
B
BEELDENDE MIDDELEN
1
TECHNIEK
2
MATERIAAL
3
BEELDELEMENTEN
> wat waarom
> hoe waarmee
TOELICHTING A
BEELD:
Alles wat op je netvlies komt is beeld. De beelden bestaan uit vorm, functie en inhoud: Een vorm door mensen ontwikkelt noemen we een product. Elke vorm heeft een inhoud : het roept emotie op, vertelt een verhaal. Het communiceert. Elk vorm heeft een functie, een doel, een bedoeling. 1 VORM De vorm is het beeld, zoals het zich aan je voordoet. Het product. Een paar voorbeelden: voorwerp computer, videocamera, printer, kledingstuk, pen, kam, punaise, beker, vliegenmepper, aquarium, iglo, etc kennis kennis kunnen vergaren in de vorm van documentaire, cursus, congres, expositie, reclame, museum, etc activiteit
deelnemen aan een activiteit in de vorm van sport, feest, reis, spel, festival, theater,computergame
dienst
een dienst verlenen in de vorm van: beveiliging, feest organiseren, rotzooi opruimen website ontwikkelen, advies, voorlichting, entertainment
ontwikkeling / ordening / project stedelijk micromilieu, wegennet, begraafplaats, station, stadsverlichting, etc 2 INHOUD Elk beeld heeft een inhoud. Het roept een emotie op, vertelt een verhaal. De inhoud van een beeld kan door de zender en de ontvanger op een andere manier worden "verstaan". Elk beeldverhaal is subjectief en plaats en tijdgebonden. Iedereen verstaat de inhoud van een beeld vanuit het eigen referentiekader. In een bepaalde tijd of groep of op een bepaalde plaats kan een gemeenschappelijke beeldtaal bestaan.
3 FUNCTIE Functie = taak, de werking van de vorm De werking van een vorm staat in relatie met het doel, de bedoeling of de doelgroep van de vorm. Functies van vormen scheppen de mogelijkheid van leven en overleven: b.v. communicatie / voeding / kleding / wonen / bescherming / geneeskunde / verplaatsen / sport, spel en amusement / economie. Alles wat door mensen is gemaakt, is een poging om een probleem op te lossen. Nieuwe kennis, vaardigheid en inzicht beinvloeden dit proces. De oplossingen zijn plaats- en tijdgebonden.
B
BEELDENDE MIDDELEN:
De beeldende middelen zijn de middelen, waarmee een beeld is opgebouwd. Altijd. Het zijn de objectieve gegevens. Beelden zijn opgebouwd uit: 1 2
TECHNIEK MATERIAAL Elk product, (= beeld ) is opgebouwd uit materiaal en techniek. Bij CMD maken we gebruik van digitale technieken. Het gebruik van materiaal is datgene wat we suggereer of registreren ( b.v. mensen, omgevingen, producten). Voorbeelden: Techniek: video camera, video computerprogramma, techniek rond games Materiaal: dierentuin + publiek ( project 2 jaar 1) Techniek: fotocamera, belichting, Photoshop, Website Materiaal: de directeur van een bedrijf ( wil zich promoten op site
3
BEELDELEMENTEN Elk beeld is opgebouwd uit beeldelementen. Beeldelementen bepalen de werking van de vorm, de functie en de inhoud. BEELDELEMENTEN punt lijn vlak compositie kleur ruimte structuur textuur ritme, herhaling beweging, tijd kader / afbakening maat en verhouding licht contrasten in compositie, kleur, ruimte, structuur, textuur, ritme, herhaling, beweging tijd, maat en verhouding, licht.
BEELDELEMENTEN PUNT / LIJN / VLAK Elk beeld bestaat uit : punt / punten lijn / lijnen vlak / vlakken punten kunnen een lijn vormen. lijnen kunnen een vlak vormen . een vlak kan uit meerdere vlakken bestaan.
TEXTUUR het oppervlak, de huid, de materiaaluitdrukking b.v. glad ruw reflecterend harig dof reliëf
RITME / HERHALING Ritme en herhaling komen voor in geluid, in beweging en tijd, texturen, in ruimte, etc. De ritmen en herhalingen > het grote geheel > details. In een beeld kunnen meerdere gelaagdheden voorkomen van ritmen en herhalingen: bv je kijkt vanuit een toren op een pleinen je ziet: een betegeld plein marktkramen mensen groep vliegen vogels
KONTRAST geordend - chaotisch hard - zacht veel - weinig opvallend - verborgen transparant - niet-transparant eenvoudig –complex regelmatig - onregelmatig etc etc etc
scherp - onscherp rond - hoekig donker - licht rustig - onrustig warm - koud verstild – dynamisch vloeiend – hoekig
kontrasten in de beeldelementen: compositie ritme en herhaling kleur licht textuur ruimte beweging / tijd standpunt
gesloten - open dik -dun klein - groot organisch - geometrisch snel - traag hoog - laag verweg -dichtbij
maat en verhouding
BEWEGING / TIJD Tijd in relatie tot beelden: - werkelijke tijd - beleving van de tijd - de illusie van beweging en tijd ritme in beweging en tijd
> korte tijden, langere tijden
vergroten / verkleinen van een beweging en tijd versnellen / vertragen van een beweging en tijd Bewegingen (+ tijd en ruimte) van waaruit je kunt waarnemen draai (= kijklijn) vanuit 1 positie: naar links / naar rechts, naar beneden / naar boven beweging naar een object toe van een object af met een object mee beweging gaat naar boven beweging gaat naar beneden
MAAT / VERHOUDING De maat en verhouding van een beeld beleef je vanuit meerdere invalshoeken: - de werkelijke, meetbare maat - de maat die wordt beïnvloed door de maten en verhoudingen in de omgeving - de maten die worden bepaald door de afstand: Er is een groot verschil tussen wat je weet en wat je ziet: voorbeeld 1 - een kleine vorm lijkt kleiner naast een grotere vorm - een kleine vorm wordt groter naast een nog kleinere vorm. voorbeeld 2 - een mens in de verte lijkt kleiner, maar is net groot als een mens dichtbij:
KLEUR additieve kleurmenging subtractieve kleurenmenging
kleurencirkel > kleurenbol ton-sur-ton kleurkontrasten
> licht / lichtbundels > opgeteld : wit > regenboog /computer > licht valt op oppervlak > opgeteld: zwart > verf > kleurverzadiging / helderheid kleur / kleurtoon > kleurtonen
werking van kleuren ten opzichte van elkaar invloed van kleur na elkaar > successief kontrast invloed van kleuren naast elkaar > simultaan kontrast kleur en ruimtesuggestie kleurperspectief > kleurengradaties + kleurenverzadiging + scherpte en vervagingen > illusie veraf en dichtbij
RUIMTE het waarnemen van ruimte wordt beïnvloed door: standpunt van de toeschouwer > kijklijnen > looplijnen > plaats in de ruimte plaats van een object in de ruimte > meerdere objecten opzichte van elkaar > voor / achter / in / onder / boven / op / naast > verschijnen en verdwijnen > verweg en dichtbij > hoog en laag materiaal in de ruimte / de textuur van het materiaal, de huid > lichtreflectie / weerspiegeling > glad, glimmend, licht van kleur > lichtabsorberend > dof, harig, ruwdonker van kleur > licht doorlatend > transparantie. perspectief > kikvorsperspectief > eenpuntsperspectief > tweepunt-perspectief > driepunstperspectief > vogelvluchtperspectief illusie van ruimte > wat is verweg en wat is dichtbij vormen en structuur / textuur > scherp en vervagend > in elkaar overlopend > meer of minder herkenbaar > meer of minder kleurverzading > maten en verhoudingen veranderen > repoussoir : het een staat voor het ander kontrasten in de ruimte / objecten in de ruimte > massa - transparantie > open - dicht > hoog - laag > verweg - dichtbij > klein - groot ruimte en tijd > beweging en verandering compositie en ruimte licht en ruimte kleur en ruimte textuur en ruimte
COMPOSITIE 2 dimensionaal 3 dimensionaal
2D 3D
- een vlak > het platte beeld - een ruimte of een ruimtelijke vorm
compositie ruimte en tijd ( bv theater / verhaal / video / foto’s in boek, expositie) compositie details in relatie met compositie van de delen Objectieve composities: geometrisch cirkel geometrisch rechthoek geometrisch piramide geometrisch vierkant centraal verdelingscompositie / overallcompositie richtingen in compositie horizontaal richtingen in compositie verticaal richtingen in compositie diagonaal richtingen in compositie verticaal a-symmetrisch symmetrisch kontrasten In een beeld kunnen meerdere composities voorkomen. bv diagonaal en centraal symmetrisch, centraal en … Subjectieve composities dynamisch strak vloeiend chaotisch ordelijk organisch e.d.
AFBAKENING / KADER Totaal Medium Close up Beeld binnen het kader Beeld doorsneden door kader Elke afbakening, elk kader vertelt een ander verhaal en doet dus iets anders met emotie/ roept andere associaties op. bv 1 het paard staat geheel in het beeld: associatie: mooi paard, mooie tocht maken 2 de kop van het paard staat in het beeld: associatie: wat een lieve ogen, knuffelen 3 je zoomt in op het oog met svliegen en oogpulk associatie: …..
LICHT lichtbronnen
richting van het licht kwaliteit lichtbron kwantiteit lichtbronnen
licht en schaduw
licht en beweging
> zon
daglicht / moment van de dag jaargetijde / weersgesteldheid > vuur kaars, gas, hout, vuurwerk etc. > elektriciteit fotolampen, tl, theaterspot, stroboscoop, blacklight, beamer, zaklamp, etc
> strijklicht / direct licht / tegenlicht / diffuus licht > hard licht, zacht licht > kwantiteit lichtbron; het licht per lichtbron > kwaliteit lichtbron: aantal lichtbronnen > het ontbreken van licht > slagschaduw > gebroken schaduw > kleur en schaduw > clair obscuur > meerdere lichtbronnen = meerdere schaduwen > de lichtbron beweegt > het beschenen object beweegt
INVLOED VAN materiaal waarop het licht schijnt
> reflectie / weerspiegeling van het licht - glad / glimmend materiaal > absorbie van het licht: - dof / harig / ruw materiaal > doorschijnend licht - transparant materiaal
ruimtelijkheid van het object plaats van het object in de ruimte
> veraf / dichtbij > naast / op / onder ( etc) andere vormen. > materiaal in de ruimte kleur > kleur van het licht / meerdere kleuren/ kleurenmenging > kleur van de omgeving > kleur van de objecten > kleur van de schaduw beweging > bewegend licht > objecten die in het licht bewegen kontrasten > in het licht > lichtbronnen > lichtintentie > ruimte > kleur > beweging > materiaal
standpunt toeschouwer > plaats in de ruimte > kijklijn > looplijn