Hoofdstuk 15 778 - 817 voor Christus
Schema 22 De koningen van Juda en Israël De vrij lange regeringsperiode van Uzzia ziet op schema 22 haar begin in 803 v.Chr. In het tienstammenrijk regeert dan Jerobeam II. Flavius Josephus185 schrijft dat Uzzia de troon besteeg in het 14de jaar van Jerobeam II. Deze laatste besteeg de troon dan in het 15de jaar van koning Amazia van Juda186 en op deze manier zijn de koningen van Israël en Juda degelijk op kaart 22 met elkaar verankerd. Amazia zou in totaal volgens het 185 186
Ant. Bk. IX,x,3. II Koningen 14:23 273
bijbelbericht187, 29 jaar regeren waarna zijn zoon Uzzia de kroon overnam. Een bijzonderheid blijft het bijbelbericht van II Koningen hoofdstuk 15 dat stelt dat Uzzia de troon besteeg in het 27ste jaar van Jerobeam II wat in schijnbare tegenspraak is met de overige bijbelgedeelten die over deze periode handelen.
Ik geloof dat het antwoord ligt in het feit dat vanaf het 27ste jaar van Jerobeam II Uzzia zich onafhankelijk kon opstellen. Het begin van de regering van Jerobeam II zag een uitbreiding van de grenzen van het tienstammenrijk. De Bijbel leert188 187 188
II Kronieken 25:1 II Koningen 14:24-28 274
ons dat, naar het woord van de HERE God door de profeet Jona, Jerobeam II het gebied veroverde van de weg naar Hamath tot de zee der Vlakte. De noordelijke grenzen van het rijk van David & Salomo werden terug hersteld. Vanaf het 27ste jaar nam Uzzia de scepter over en veroverde daarop de buurlanden Filistea en Edom. Beide koningen evenaarden de macht van David op het einde van zijn regering. Verder heb ik er rekening mee gehouden dat in Israël de jaren van de maand Nisan tot Nisan gerekend worden en in Juda van de maand Tishri tot Tishri; en dat men in Juda rekende met een troonjaar voorafgaand aan het eerste regeringsjaar. Daarentegen kende men in Israël geen troonjaren maar begon men direct met het eerste jaar van de regering van de koning te tellen. Concordante bijbelstudie maakt dit duidelijk. Een overzicht van de regeringstijden geeft volgend resultaat: Juda 803/750 Uzzia 2 Koningen 15:2 831/802 Amazia 2 Kronieken 25:1 Israël 816/775 Jerobeam II 2 Koningen 14:23 833/816 Joas 2 Koningen 13:10 De koningen van Egypte Thothmosis IV Het was farao Thothmosis IV die, als het ware uit het niets te voorschijn kwam, en aan de Nubische overheersing van Boven- en Beneden-Egypte een einde maakte. Van Thothmosis IV is de zogenaamde ‘droomstele’ bewaard gebleven. Dit is een stele die zich tussen de poten van de Sfinx te Giza bevindt. De 275
inscriptie verhaalt hoe de jonge prins Thothmosis op jacht was in de woestijn en in de schaduw van de sfinx in slaap viel. De god Re verscheen hem toen in de slaap en beloofde dat wanneer hij het zand rondom de sfinx weghaalde hij koning zou worden. Het is duidelijk propaganda met als resultaat dat de jonge prins de vierde koning met de naam Thothmosis werd. Voor de orthodoxe Egyptologie is het commentaar op de stele oorzaak om aan de wettelijke opvolging van Thothmosis IV te twijfelen en vraagtekens bij zijn afkomst te plaatsen. Hierna een gedeelte van de inscriptie: Op een zekere dag gebeurde het dat prins Thothmosis reizende was rond het middaguur en in de schaduw van de grote god een rustplaats vond. Toen de zon hoog stond sprak de nobele god door zijn eigen mond aldus tot mij: Kijk naar mij en observeer, mijn zoon Thothmosis. Ik ben uw vader, Horemakhet-Khepri-Ra-Atum. Ik zal u het koningschap geven over het land van de levenden… Voorwaar mijn conditie is zoals een ziekte. Het zand van de woestijn werkt me tegen en op jou heb ik gewacht. De inscriptie zegt geen woord over de Grote Piramide, een constructie die nochtans het Gizeh plateau domineert. Een aanwijzing om aan te nemen dat de Grote Piramide, ten tijde van Thothmosis IV nog gebouwd moest worden. 276
Hierna volgen mijn beweegredenen om Thothmosis IV tijdens deze periode op de tijdsbalk te plaatsen: Vooreerst was er de overweging dat er een tussenperiode met Nubische overheersing van Egypte geweest was volgende op de regeringsperiode van Amonhotep II. De Bijbel verhaalt over een invasie van Juda door het miljoenenleger van de Kuschiet Zera. Dit leger moet, indien we consequent zijn, vanuit het zuiden doorheen de Nijldelta naar Juda opgerukt zijn, wat een verovering van Egypte veronderstelt. THE LEGENDS OF THE JEWS verhaalt dat tijdens deze operatie de door Sisak buitgemaakte troon van Salomo door Zera op zijn beurt buitgemaakt werd. De conclusie, met de tussenperiode, is dat Thothmosis IV niet de onmiddellijke opvolger van Amonhotep II was. De volgende beweegreden was dat Velikovsky met zijn plaatsing van Horemheb als vazal van de Assyriër Essarhaddon in 671 v. Chr. wel eens gelijk zou kunnen hebben. In afwijking van Velikovsky postuleerde ik dat de Amarna-periode voorafging aan 671 v. Chr. Enkele belangrijke puzzelstukjes kwamen op deze manier terecht. Farao Achnaton regeert nu 277
ten tijde van de val van Samaria wat in de Amarnabriefwisseling terug te vinden is. En we moeten bedenken dat de hoofdstad Samaria van het tienstammenrijk in zijn lange geschiedenis slechts éénmaal ingenomen wordt. Een belangrijk argument om de Amarnatijd ten tijde van de regering van de laatste koning van het tienstammenrijk: Hosea, te plaatsen. In KRONOS plaatste ik Achnaton en de bouw van de grote piramide te Giza in de 9de eeuw voor Christus. Een axioma bleef nochtans het vinden van ijzer in de constructie van de piramide: “The use of iron in Egypt is peculiarly interesting for it is found there sporadically at various times long before it came into general use. The iron beads of the Gerzean period are the earliest worked iron known; a piece of sheet iron was found between the stones of the Great Pyramid and contemporary with that structure…” by Egyptologist Margaret A. Murray, THE SPLENDOUR THAT WAS EGYPT, 1949, Chapter V Art and Science. Het is alleen de eerste professionele vrouwelijke Egyptoloog Margaret Murray die in 1949 waarheidsgetrouw melding maakte van het vinden van ijzer in de constructie van de piramide. Murray was geboren in Calcutta als kind van een uit Engeland afkomstig gezin en kwam in 1894 naar het UCL voor het bestuderen van hiërogliefen. Murray leidde ook een van de eerste mummieonderzoeken in 1906 en deed belangrijke archeologische ontdekkingen in Egypte en Syrië. Een aantal van 150 publicaties waren uiteindelijk het resultaat van haar 278
onderzoeken. Geen enkele van de andere orthodoxe Egyptologen vermeldt in hun werken over de vondst van ijzer in de piramide, wat inderdaad controversieel en onverklaarbaar is. Tenzij men uiteraard de Grote Piramide laat bouwen tijdens de IJzertijd-Periode. Zodoende heb ik vanaf Horemheb op de tijdsbalk vanaf 671 v. Chr. in de tijd teruggewerkt tot Thothmosis IV met als resultaat diens eerste regeringsjaar in 803 v. Chr. Toevallig of niet, een kosmisch catastrofejaar, en gelijk aan het negende jaar van Adad Nerari V in Assyrië. Volgens de orthodoxe Egyptologie was er correspondentie tussen Thothmosis IV en een Adad Nerari in Assyrië. In mijn variant Adad Nerari de Vijfde. Verder is er heel wat ‘circumstantial evidence’ voorhanden. Zo vermeldt de orthodoxe Egyptoloog Donald B. Redford dat Thothmosis IV een stele te Thebe liet oprichten die onafgewerkt was sinds de dood van Thothmosis III, en gevonden werd in een atelier en door Thothmosis IV hersteld. In het orthodoxe model zitten er slechts 25 jaar tussen beide farao’s, in mijn model 131 jaar. Thothmosis IV was vermoedelijk getrouwd met Mutemwiya, de moeder van de troonopvolger Amonhotep III. Over zijn afstamming en nageslacht zijn de Egyptologen onderling niet in overeenstemming en bestaat er vraagteken op vraagteken. Dit alles getuigt naar mijn mening van de chaotische tussenperiode die plaatsgevonden heeft na de invasie van de Bijbelse Zera de Ethiopiër. Met de aanvang van de regeringsperiode van Thothmosis IV na een Nubische tussenperiode, 279
vinden we voor de eerste maal in Egypte’s geschiedenis een verwijzing naar de exclusieve aanbidding van de god Aton. Een nieuwe religie die pas onder zijn kleinzoon Achnaton exclusief zou worden maar onder Thothmosis IV blijkbaar zijn intrede al deed. Ik postuleer dat de cyclus van rampen189 om de dertien jaar de reden voor de religieuze hervorming was. Als de planeet aarde telkens dreigde onder te gaan kan ik me voorstellen dat mensen voor nieuwe goden openstaan, vooral dan wanneer de oude goden geen redding brengen. Grote Scarabee van Thotmosis IV: De prinsen van Naharin, die hun geschenken dragen, aanschouwen Mencheperoera terwijl hij uit zijn paleis te voorschijn treedt. Zij horen zijn stem als die van de zoon van Noet, zijn boog in zijn hand als de zoon van de opvolger van Sjoe. Wanneer hij zich opmaakt voor de strijd met Aton voor hem, verwoest hij de berglanden, vertrapt hij de woestijnlanden en gaat hij tot in Naharin en Karoy, om voor eeuwig de bewoners van vreemde landen te onderwerpen aan de heerschappij van Aton. PETUBAST van de 23ste dynastie Een andere tijdgenoot van Uzzia in Egypte was Petubast van de 23ste dynastie. Zijn zesde regeringsjaar heb ik verankerd met het twintigste jaar van Thothmosis IV. Er is namelijk een inscriptie190 die stelt dat Petubast’s zesde jaar gelijk was aan het 189
KRONOS Hoofdstuk 13, Immanuel Velikovsky Breasted, A History of Egypt, p.470, quoted by Courville 190
280
twintigste jaar van een niet bij naam genoemde koning. Met deze verankering regeert Petubast ten tijde van de eerste Olympiade en heeft ook als resultaat dat de vierde farao van deze dynastie; Zet of de Sethoos van Herodotos, op de tijdsbalk als tijdgenoot van de Assyriër Sanherib verschijnt. 789/749 Petubast 749/741 Osorcho 741/731 Psammus 731/ Zet=Sethoos PROTEUS EN DE VAL VAN TROJE Farao Proteus wordt door de vader der historie Herodotos191 met de ontvoering van Helena verbonden. In feite is het verhaal over het stranden van Helena op de Egyptische kust de enige anekdote die Herodotos over de persoon van Proteus vermeld. Ten tijde van Herodotos reis naar Egypte bevond het graf van Proteus zich in Memfis alwaar ook een tempel gewijd aan Afrodite de vreemdelinge stond. Gefascineerd door deze tempel liet Herodotos zich door de priesters van Egypte onderwijzen in de geschiedenis van Helena. Na de schaking van Helena uit Sparta voer Alexandros op weg naar zijn vaderland, toen zijn schip midden op de Egeïsche zee door winden uit de koers werd geslagen en naar de Egyptische kust is afgedreven. Herodotos geeft zoveel details over het wedervaren van deze Grieken in Egypte dat men niet anders kan dan heel het verhaal als historisch feit aan te nemen. Deze geschiedenis is een variant op het relaas van Homeros' Ilias wat 191
Boek 2 : 113 - 120 281
Herodotos ook bevestigd. Interessanter wordt heel het verhaal vanuit chronologisch oogpunt. Door mijn identificatie van Thothmosis IV met Proteus in KRONOS wordt het mogelijk om de gebeurtenissen die in de Ilias beschreven werden te dateren. Velikovsky schreef een stuk over de Ilias in zijn boek 'Werelden in botsing'192.
Vooral het kosmische rampenaspect van de Ilias had zijn aandacht. De goden Athene en Ares zijn volgens Velikovsky de planeten Venus en Mars die de baan van de aarde om de zon verstoorden en interacties met elkaar hadden. Velikovsky citeert heel wat stukken uit de Ilias en toont aan dat een of ander kosmisch drama op het slagveld rond Troje geprojecteerd werd. In mijn revisie krijgt Thothmosis IV de jaren 803/765 voor Christus. Binnen dit tijdbestek vond de schaking van Helena en het beleg van Troje plaats! In 790 v. Chr. werd in Assur een kosmisch fenomeen en catastrofe beschreven. Het beleg van Troje is hiermee gedateerd. HET BELEG VAN TROJE Zoals ik Herodotos voor 192
historisch
als
zeer
Derde hoofdstuk, Wanneer werd de Ilias geschreven? 282
betrouwbaar acht zo nam in de negentiende eeuw een andere dilettant, de historicus Homeros voor waarheid. Zijn naam was Heinrich Schliemann. Hij was een succesvolle zakenman en autodidact in geschiedenis en archeologie. Omdat hij Homeros niet alleen als dichter zag maar overtuigd was dat Homeros met zijn strijd om Troje geschiedenis geschreven had, ging hij op zoek naar Troje. In 1868 begon Schliemann in het landschap Troas in het Turkse gedeelte van Klein Azië naar het Troje van Homeros te zoeken. De heuvel Hissarlik wordt door Schlieman als de vermoedelijke ligging van Troje gelokaliseerd en met succes vind hij laag onder laaguiteindelijk het historische Troje van Homeros. In de ogen van de georganiseerde wetenschap beging hij hier zijn eerste misdaad. Schliemann groef zonder omhaal door de bovenste vestigingslagen uit de klassieke Romeinse en Griekse tijd heen en bereikte de oorspronkelijke rotsbodem. Daar vond hij de oudste sporen van vestiging: Troje I. Van deze eerste nederzetting was hij echter niet onder de indruk aangezien de bouwwerken niet aan die in de Ilias beschreven stad voldeden. De tweede laag echter (Troje II) herkende hij als het Troje van Priamus. Geweldige muren van een burcht kwamen te voorschijn. Overal waren er sporen van brand zichtbaar wat bij Schliemann alle twijfel wegnam. Troje II is het Troje van de Ilias. Als toppunt vond hij in deze laag een grote goudschat. Duizenden objecten van zuiver goud waaronder diademen met 2272 gouden ringen komen te voorschijn. Schlieman was er van overtuigd de schat van Priamus gevonden te hebben. Later zou de gevestigde wetenschap alle 283
bevindingen van Schliemann onderuit halen, hem uitmaken voor dilettant en hem hatelijk aanvallen. De onderzoeker C.W. Ceram geeft in zijn werk een ander inzicht op deze zogenaamde dilettanten: "Dilettanten, dilettanten!193 – zo worden degenen die een wetenschap of kunst beoefenen uit liefde er toe en vreugde er aan, per il loro diletto, smalend genoemd door hen die er zich ter wille van het gewin op toeleggen: omdat hen alleen het geld lokt dat er mee te verdienen valt. Deze minachting berust op hun minderwaardige overtuiging, dat niemand een zaak ernstig zal aanpakken, als niet nooddruft, honger of onverschillig welke andere begeerte hem daartoe aanspoort. Het publiek is van gelijke gezindheid en daarom ook dezelfde mening toegedaan: Hieruit komt zijn gebruikelijk respect voort voor de "mensen van het vak" en zijn wantrouwen tegenover dilettanten. In wezen is echter de zaak voor de dilettant het doel, voor de vakman als zodanig slechts middel; maar alleen hij zal met volle ernst een zaak beoefenen die er rechtstreeks voor voelt en er zich niet uit liefde mee bezighoudt, haar con amore beoefent. Van hen en niet van de mensen die meer het geld dan de wetenschap dienen, is steeds het grootste uitgegaan." Het wantrouwen van de "vakmensen" ten opzichte van de geslaagde outsiders is het wantrouwen van de burger ten opzichte van het genie. De man van de 193
C.W.Ceram, Goden, graven en geleerden, Hoofdstuk 6, Schliemann en de wetenschap 284
veilige levensweg veracht degene die in onzekere regionen zweeft, die zijn "zaak op niets heeft gebouwd". Deze verachting is misplaatst. Latere onderzoekers, die met elkaar ook niet in overeenstemming waren, identificeerden andere lagen van de heuvel Hissarlik met het Troje van Homeros zoals Troje VI en VIIa. Het correct dateren van de belegering van Troje ten tijde van Priamus wordt bovendien bemoeilijkt als een gevolg van de door de orthodoxie gecreëerde 'duistere eeuwen' in de geschiedenis van het oude Griekenland. Verschillende data worden dan ook door de verschillende onderzoekers aangeboden.
285
286