Sander en Michal op reis in Afrika, Australië en de Pacific
MADAGASKAR
De tweede ronde: Madagaskar 10 04 04 14:40 Als we aankomen op het vliegveld van Antananarivo, de hoofdstad van Madagaskar, staat ons een onaangename verrassing te wachten. Het bovenvak van Michal d'r rugzak is kapot getrokken en de tas van Sander blijkt redelijk zoek. Air Madagaskar denkt, dat hij nog in Johannesburg staat. Maar het vliegveld daar reageert niet en misschien staat de tas nu dus wel in Sao Paulo of alvast in Australië. En ons enthousiasme voor het tweede deel van onze reis was al even ver te zoeken. We hebben het KLM-vliegtuig van Accra naar Amsterdam zien vertrekken en hebben ons zelfs even afgevraagd, waarom we daar niet in zaten. Hoewel we het in West-Afrika erg naar ons zin gehad hebben, was alles na vijf maanden toch gewoon geworden. Bijna alles hadden we wel al eens gezien of gedaan en ook de kneepjes van het reizen per OV hadden we wel onder de knie. We waren dus wel toe aan iets anders, maar eenmaal op het vliegveld zagen we ook erg op tegen het nieuwe en onbekende. Gelukkig bleken deze bedenkingen van korte duur... Wat is Madagaskar anders dan West-Afrika! De oorspronkelijke bewoners komen uit Indonesië en Maleisië en het is hier echt een soort Klein-Azië. De mensen zijn heel anders en ook het leven blijkt beter georganiseerd dan in West-Afrika. Het is schoon, de auto's zien er niet allemaal uit alsof ze onderweg zijn naar de sloop en veel gebouwen zijn met oog voor architectuur neergezet. Ook de oudere gebouwen zijn weer van een wonderlijke schoonheid. Madagaskar is Frans geweest en - net als in de voormalige Franse koloniën in West-Afrika - is dat goed te zien in de stijl van de koloniale huizen. Fraaie balkons, rondbogen en pilasters in de gevels en veel zorg voor detail. Ook echt anders dan in West-Afrika is de taal. Het Madagassisch is een onuitspreekbare brij van letters in tongbrekende combinaties. Als fraai voorbeeld geldt de naam van een koning die aan het eind van de achttiende eeuw de scepter over het eiland zwaaide: Andrianampoinimerinandriantsimitoviaminandriampanjaka. Zelfs de lokale bevolking kan deze naam niet uitspreken zonder onderweg twee keer adem te halen. Gelukkig mocht je zijn naam afkorten tot Andrianampoinimerina, wat voor ons echter nog steeds redelijk onuitspreekbaar is. We zullen nog tot tweede paasdag in Antananarivo blijven. Morgen gaan we zelfs chocolade-eieren op het dak van ons hotel verstoppen om in de stemming te komen. Hopelijk komt de rugzak van Sander vandaag aan vanuit Johannesburg, maar zo niet beginnen we toch aan onze tocht. Het eiland is behoorlijk slecht te bereizen en we hebben maar vier weken. Al te lang op bagage gaan zitten wachten is er dus niet bij. We willen wel wat zien!
Ringstaartmaki’s in de dierentuin van Honolulu (deze foto hebben we dus niet zelf gemaakt!)
De focus van ons verblijf zal een beetje de dierenwereld zijn. Madagaskar is rond 65 miljoen jaar geleden van het vasteland van Afrika losgeraakt en de dieren en planten die op het eiland voorkomen hebben een geheel onafhankelijke evolutie doorgemaakt. Tachtig procent van de flora en fauna die hier te vinden is, komt alleen op Madagaskar voor. Bekendst zijn misschien de lemuren en sifaka's. Dat zijn halfapen die in vele bonte kleuren en vormen voorkomen. Als Darwin hier was aangekomen, had hij zijn evolutietheorie op de dierenwereld van Madagaskar kunnen stoelen. Op het vliegveld van Johannesburg hebben we een nieuwe digitale camera gekocht, dus hopelijk kunnen we jullie trakteren op mooie foto's van deze bijzondere wereld!
Mora mora in Madagaskar 21 04 04 16:34 In Madagaskar gaat niets echt makkelijk. Niet voor niets is het nationale devies 'mora mora': rustig aan. Zo worden onze twee dagen in Taolagnaro er drie. Gelukkig kunnen we van de nood een deugd maken en brengen we een bezoekje aan het nationale park dat hier in de buurt ligt. Andohahela beschermt één van de laatste stukjes regenwoud in het uiterste zuiden van het land, en bestaat vooral uit plantensoorten die uitsluitend in Madagaskar en soms zelfs uitsluitend hier in het uiterste zuiden voorkomen. We maken een wandeling van ruim vijf uur. We zien in die paar uur meer slangen dan we in vijf maanden tijd in West-Afrika zijn tegengekomen - eentje van meer dan een meter lang springt zelfs vervaarlijk dicht langs Michal weg als ze langsloopt - kameleons, zwarte papegaaien, een Verraux's coua - een grijze vogel met blauwe wangen die lijkt op een kaketoe - en wel twintig soorten vlinders. Maar het zijn vooral de planten die hier fascinerend zijn. Meest bijzonder is de driehoekige palmboom, die enkel in de omgeving van dit park voorkomt. Verder zien we drie soorten baobabs - er zijn negen soorten in de wereld, zeven daarvan komen uitsluitend op Madagaskar voor - de wat knolachtige pachipodiums en de didieceareae, een sprieterige cactussoort (zie de foto hiernaast). De dag vertraging in Taolagnaro werd veroorzaakt door het openbaar vervoer. Er gaat niet dagelijks vervoer vanuit deze stad richting Toliara, de eerstvolgende grote stad op 620 kilometer hier vandaan en onze volgende bestemming. Maar zoals we intussen wel weten in Afrika: er gaat uiteindelijk wel altijd wat. Dit keer blijkt het een grote open vrachtwagen, die ongetwijfeld in een eerder leven vee vervoerd heeft. Ons is op het hart gedrukt, dat het vertrek om negen uur is. Braaf staan we dus om negen uur op het busstation. Om vijf uur lang naar passerende taxi's en voorbijlopende ossenwagens te turen. Om half twee 's middags gaan we eindelijk op pad ... richting benzinestation om te tanken. Bijna beginnen we te klappen als de wagen met gammele bankjes weer een half uur later de stadsgrens passeert. De NS is er niets bij. Direct buiten de stad begrijpen we waarom er niet dagelijks iets gaat. Twee volle dagen worden we getrakteerd op heen en weer schudden over pistes die om de twintig meter een kraterachtige kuil hebben. Gelukkig maken we de eerste avond een stop in Tsiombe, een nietsnuttig plaatsje waar ze een klein hotel hebben met houten hutjes als kamers. En daarin lopen natuurlijk de meest
vreeswekkende insecten rond. De grootste – een scarabee verzekert een medepassagier ons, maar we verdenken het dier ervan de vervaarlijk hissende kakkerlak te zijn (om dit zeker te weten moet je het beest oppakken, dus het blijft gissen) – past niet eens op je hand! De tweede dag is eigenlijk nog erger dan de eerste. Regelmatig staan de diepe kuilen vol blubberig regenwater, waar kleine schildpadjes vrolijk in ronddobberen, en meer dan eens hellen we zo ernstig over dat omvallen slechts een kwestie van tijd moet zijn. Aan het eind van dag twee stappen we uit de veewagen. We zijn dan halverwege richting Toliara. Wij staan in Amanihy, een redelijk groot dorp met een levendige markt. Na een overnachting gaan we snel weer de weg op. Er is een vrachtwagen - die voornamelijk zakken rijst, kippen en kalkoenen vervoert - die ons wel mee wil nemen naar Betioky, een klein plaatsje op 150 kilometer van Ampanihy. Gelukkig kunnen we een plaats krijgen in de cabine. Nog altijd geen luxe voor de zeven uur die we in het apparaat rondgeschut worden, maar vergeleken bij onze 'bus' is dit een eersteklasritje. In Betioky nemen we weer een dag rust, die we invullen met een bezoekje aan het Réserve Special de Beza-Mahafaly, een klein parkje waar we verschillende soorten lemuren kunnen vinden. Om bij het park te komen, moeten we wel via de radio contact leggen met het kamp aldaar. Het is goed als we komen en voor een zacht prijsje komt zelfs de Landrover van het park ons ophalen. De pluizige knuffel die Verreaux’s sifaka heet
We maken twee wandelingen door de bossen, hoewel de stoutmoedige ringstaartmaki's – een beetje het nationale symbool met zijn pluizige zwart-witte staart – ‘s avonds gewoon over het terrein van het kamp rondzwerven en zelfs in de keuken komen op zoek naar water en eten. Op de nachtwandeling zien we de twee 's nachts levende soorten lemuren die het park rijk is. De ene is de muislemuur, die niet groter is dan tien centimeter en de kleinste primaat op aarde schijnt te zijn. De tweede soort is de Mile-Edward's sportive lemuur, een klein diertje met reusachtige rode ogen. 's Morgens zien we tijdens de wandeling weer enkele troepen ringstaartmaki's en ook de Verraux's sifaka, een witte knuffelbeerachtige donsbaal, laat regelmatig zijn nieuwsgierige kop zien. De lemuren van Madagaskar vormen een geheel eigen groep primaten waar ook de apen, mensapen en de mens toe behoren - die geheel geïsoleerd zijn geëvolueerd. Er bestaan 33 soorten en ze komen allemaal alleen maar op dit eiland voor. Gelukkig over onze ontmoetingen in het bos keren we dus terug naar Betioky voor de laatste kilometers naar Toliara. Een bijkomend voordeel is, dat we weer een lift kunnen krijgen in de landrover van het reservaat. Snel en luxe dus.
In het kustplaatsje komen we terecht in Le Sax' Aphone; een soort chambres d'hotes met heerlijke bedden en een bijzonder goede menukaart. Een beetje jammer is de maki die ze als huisdier hebben, maar Alain en Michelle bezweren dat het diertje anders zou zijn doodgemaakt door de lokale bevolking. Onze ontmoeting met de grote is stad niet echt fijn. Wat het precies is weten we niet - een ranzig biertje, een kipje die in oude olie is gebakken of een slechte garnaal - maar we hebben allebei weer eens stevig last van de darmen. We hebben dus een gedwongen extra dagje in de stad. Een dagje waarop onze hotelbaas Alain ons meeneemt op een boottochtje over een nabijgelegen rivier en we voor anderhalve euro een immense baal sea food krijgen voorgeschoteld, maar toch voelt het niet lekker. Madagaskar is erg mooi en de natuur is zeer bijzonder, maar voor ons gevoel verliezen we teveel dagen aan dingen die we niet zelf in de hand hebben.
Twee nationale parken en heel veel asfalt (wat een verademing) 27 04 04 17:05 Als de wat gezette dokter ons bescheiden fluisterend een paar pillen heeft voorgeschreven, kunnen we weer op pad. De darmen zijn nog niet rustig, maar we durven de reis wel aan na medische goedkeuring. Omdat we al wat laat zijn, vertrekt er geen taxibusje meer van Tuléar naar Ranohira onze eindbestemming van de dag. Maar er is natuurlijk een handige oplossing volgens alle mensen op het busstation. 'Ga naar Ilakaka, als je daar uitstapt vragen vele taxi's of je naar Ranohira wilt.' Dat valt natuurlijk vies tegen. Als we in Ilakaka aankomen is de schemer al ingevallen en is er geen taxi te bekennen. En echt leuk is het hier niet: dit is één van de belangrijkste vindplaatsen van saffieren in het land. De huisjes zien er dus degelijk Wildwest uit en er lopen enkel duistere snuiters rond. We zien niemand openlijk met pistolen rondstappen, maar de sfeer is duidelijk vijandig en echt alles staat in het teken van de kleine blauwe steentjes. Als dus uiteindelijk iemand stopt en zegt ons voor veel te veel geld wel te willen brengen, stappen we snel in. We durven te geloven dat deze meneer ons niet met een nekschot in de wildernis achter zal laten; hij is met vrouw en drie kleine kinderen een beetje aan het toeren door de stad - op zich een vreemde bezigheid in dit cowboydorp. We worden niet teleurgesteld in ons vertrouwen en stappen een half uur later uit in Ranohira, een nietszeggend dorp dat op geen enkele wereldkaart thuishoort. Maar hier ligt wel de entree tot Parc National d'Isalo en daar komen we dus voor. We nemen een hotelkamer met warme douche en eigen toilet - even een noodzakelijkheid voor ons of de andere hotelgasten - en vallen gelukkig in slaap; duidelijk blij dat we aan Ilakaka 'ontsnapt' zijn. De volgende ochtend besteden we aan het uitzoeken van een geschikte wandelroute en een gids - die in dikke drommen om ons heen staan te hijgen, want het is laagseizoen. Het gebruikelijke spel begint: de opdringerige vallen direct af en over hun hoofden heen kijken we naar de wat oudere en meer ervaren gidsen. 'Eerst maar een ontbijtje jongens,' vertellen we de zichtbaar teleurgestelde menigte. Uitzicht over de rotsen van Isalo
Een uur later kunnen we, het buikje gevuld, uit een veel kleiner gezelschap een vriendelijke man met rommelig baardje kiezen en vertrekken we voor een ruim zes uur durende wandeling. Dit park staat in het teken van het landschap: grillige rotsformaties met open grasvlaktes daartussen. We bezoeken een 'piscine naturelle' en klimmen en dalen over de rotsen naar een beschutte canyon met een fraaie waterval. Hoewel we dus vooral van het landschap genieten, zien we ook weer bijzondere insecten en reptielen en staan we ons regelmatig te vergapen aan bloemen in alle vormen en kleuren. Een beschrijving van dat alles gaat natuurlijk veel te ver, maar er zijn wel wat fraaie foto's te bewonderen (hoewel ze nog niet op de site staan). Omdat we nog niet geheel hersteld zijn van onze darmproblemen - en we ook nog naast het open raam in de taxi-brousse allebei een verkoudheid hebben opgelopen - besluiten we de geplande wandeltocht van morgen (een gezellige 28 kilometer over dorre vlaktes in de blakende zon) niet te doen en door te reizen. En zoals dat dan vaak gaat, hebben we een gelukje. We lopen een Nederlander tegen het lijf - die hier een soort wegenwacht aan het opzetten is - die een taxi naar Antananarivo heeft gehuurd. Voor een zacht prijsje mogen we mee en we horen alles over de aanstaande Sécurité Routiere Malgache. We stappen uit in Ambalavao en danken de vriendelijke man - hoe vaak vergeet je te vragen hoe iemand heet? - voor de goedkope lift. Veel te bieden heeft Ambalavao niet, maar dat is eigenlijk wel even lekker rustig. We hebben tot nu toe toch een heel druk programma afgewerkt. Achter ons hotel ligt een kleine fabriek waar met de hand papier wordt gemaakt. Interessant proces met koken van boomschors, zeven en drogen. Het resultaat is bijzonder decoratief papier versierd met kleine bloemetjes; een leuke activiteit voor elk
bedrijfsuitje lijkt ons. We zijn net te laat voor de kleine versie van de wekelijkse zébumarkt Ambalavao is landelijk bekend om zijn markt van deze koeiensoort - maar we zijn net op tijd voor een curieus spektakel dat we tot Malagasische Rodeo dopen. Binnen een omheining fokt een aantal mannen een tiental logge stieren op en als er eenmaal genoeg geld geboden is, kan het feest beginnen. De clou is je vast te klampen aan de grote vlezige bult die elke zébu op zijn nek heeft en dan zo lang mogelijk vast te houden. Niet geheel ongevaarlijk, want die beesten hebben behoorlijk grote en scherpe horens. En als er eentje op nog geen twee meter van ons vandaan door de omheining breekt, begrijpen we dat het niet alleen voor de rodeorijders gevaarlijk is. We keren dus maar weer hotelwaarts. De bizarre gekko met bladvormige staart
De volgende ochtend blijken we allebei redelijk over de verkoudheid heen en springen we in een taxi-brousse richting Fianorantsoa en het nabijgelegen Parc National de Ranomafanana - sorry, maar de namen worden er niet makkelijker op tijdens deze reis. Na een rustig maar soms buitengewoon hobbelig ritje, nemen we ons intrek in de gite van het park en trekken er een avond en een ochtend op uit voor een potje dierenspotten. We denken voor de verschillende soorten lemuren te komen, maar het meest fascinerend blijken de Leaftailed Gecko's te zijn. Dit zijn 's nachts levende gekkootjes met een overdreven grote staart in de vorm van een blad. De beestjes - die overdag tegen een boom aangeplakt slapen en dan volstrekt onzichtbaar zijn - lijken zo uit de gangen van de Starship Enterprice geplukt te zijn. Ze verdienen vooralsnog de titel 'meest bizarre diertjes op aarde'. Natuurlijk genieten we ook van de fraaie bloemen en varens in dit regenwoud en zijn ook de lemuren die we zien weer bijzonder schattig. Deze primaten zouden model kunnen staan voor elke knuffelbeer die ooit ontworpen wordt. Sander in de thee
Na twee wandelingen keren we weer terug naar de grote stad en duiken we voor een keertje in een beetje cultuur. We brengen een bezoekje aan de Sahambavy Tea Estate - grappig proces is dat trouwens, met het drogen en verhitten van blaadjes die wekelijks vers geplukt worden op de plantage - en één van de vele Vignobles rond Fianarantsoa. En nu zitten we in het enige internetcafé van de stad dat schijnt te werken. Mailen lukt helaas niet, maar we kunnen wel een stukje op de site zetten. Iedereen die ons gemaild heeft de afgelopen tijd; heb dus even geduld. Vanuit Antananarivo - waar we morgen naartoe vertrekken - hopen we jullie te kunnen antwoorden!
Ook de laatste foto's van Madagaskar kunnen we voorlopig niet plaatsen. De computers hier zijn er gewoon niet tegen opgewassen. Misschien dat we nog een kans hebben in de loop van volgende week, maar in het uiterste geval komen de foto's pas vanuit Australië op Internet. Heb dus even geduld allemaal. Wel is de kaart in het planningdeel vernieuwd. We kregen klachten dat de kaart niet te openen was. Voor het gemak hebben we er meteen de gewijzigde planning voor volgende week aan toegevoegd. Voor de schrijvers onder jullie, hebben we weer een post restante-adres. We merken de laatste tijd, dat de post restante via de postkantoren in Afrika eigenlijk niet werkt. Veel van wat ons opgestuurd is, is niet aangekomen. Voor Australië hebben we daarom een huisadres kunnen vinden. Waar de post bewaard kan worden tot we langskomen. De planning is in ieder geval dat we daar vanaf 7 mei een tijdje bereikbaar zijn en ook begin augustus komen we op dat adres langs:
Sander Grip en Michal Oppenheimer p/a 18 Kalimna Street 4061 The Gap, Brisbane Australia
Babakoto 01 05 04 16:58 Leden van een Indrifamilie klampen zich vast aan de boom
Er was eens een jongetje, Koto genaamd, dat trek had in honing. Hij vertrok naar het bos en klom in een hoge boom, waar hij een bijenkorf zag hangen. Eenmaal boven kon hij echter niet bepaald van de honing genieten, omdat de bijen hem vreselijk staken. Van ellende en pijn vergat Koto hoe hij naar beneden moest klimmen. Een indri die dit alles zag, kreeg medelijden met de kleine Koto en redde het jongetje uit zijn benarde situatie. Terug in het dorp vertelde Koto wat hem was overkomen. Dankbaar voor de redding spraken de mensen af nooit meer op een indri te jagen en als dank werd het dier Babakoto - de vader van Koto - gedoopt. Zo gaat de Madagassische legende over de indri, de grootste van alle lemuren die op het eiland voorkomen. Om deze lemuur te kunnen zien, moeten we afreizen naar nationaal park Andasibe - Mantadia. Vrijwel alleen hier komt de indri nog voor, beschermd tegen menselijk handelen door het oeroude verhaal. Wij stappen om half zeven 's morgens het nationale park binnen. Het drizzelt, van die regen die als een wolk om je heen hangt en je volledig doordrenkt. Onze paraplu is enkele weken geleden uit de bus gevallen, dus we hebben geen enkele bescherming. Gelukkig toont onze gids ons met frisse moed prachtige kameleons met vreemde stekels en met bizarre kleuren. Kunnen we de regen een beetje vergeten... Olivier - de gids - begrijpt niet waar de indri's vanmorgen uithangen. Er komen twee families van vijf of zes dieren voor in het gebied waar we wandelen. Elke familie heeft een territorium van ruim acht hectare hebben. 'Normaal zitten ze altijd hier,' horen we voor de zoveelste keer tijdens een wandeling door een natuurgebied. We kruipen onder lianen door, slaken een zucht van verlichting als de regen ophoudt, maar moeten dan weer door drijfnatte varens manoeuvreren. Nat worden we dus toch. Na ruim een uur zoeken, raakt Olivier plotseling vreselijk opgewonden. 'Hier, hier, vlug,' fluistert hij. Als we aangesneld komen, blijkt er hoog in de bomen een indri suf te lummelen. Het beest is overduidelijk net wakker geworden en lijkt een behoorlijke tegenzin te hebben om vandaag in beweging te komen. Zouden wij ook hebben met dit weer. Even verderop blijkt de rest van de familie te zitten. Indri's leven in gezinnen van een mannetje en een wijfje met hun kroost. Ook hier niet al te veel activiteit, hoewel er rustiek op wat jonge blaadjes geknabbeld wordt. Het nationale park waar we zijn, ligt op slechts honderdvijftig kilometer van Antananarivo, dus we zijn niet bepaald de enigen onder de boom waarin de familie zich bevindt. Maar snel op zoek naar de tweede familie... Niets dus. Deze lemuren - die bijna een meter lang kunnen worden en dus niet te missen zijn, zou je zeggen - blijven volstrekt onzichtbaar. Wel zien we weer allerlei curieuze insecten - zoals de diplopod
die zich direct tot een kogelharde bal oprolt als we in de buurt komen - en schitterende vogels met bonte pluimage. We druipen dus weer af richting de groep die we al eerder gezien hadden. Plotseling stijgt er een alarmachtige kreet op uit het bos. Enkele seconden later beantwoord door verschillende kreten uit andere richtingen. De indri zingt elke ochtend om z'n territorium af te bakenen; één familie begint en de rest antwoordt. Iemand vertelde ons dat het zou klinken als een alarm in een brandweerkazerne. Nou is dat niet helemaal waar, maar het is machtig om de schelle, hoge tonen die over enkele kilometers afstand te horen zijn - door de jungle te horen klinken. We vinden de eerste groep indri's terug en we kunnen nog ruim een half uur genieten van deze grote beerachtige primaten - ze lijken een beetje op Maatje uit de Berenboot, maar ja, wie kent die serie nog?
De gifgroene diplopod
Op de terugweg lopen we nog een troep bruine lemuren tegen het lijf; bruine diertjes met een zwarte kop en beige wenkbrauwen. Ze zijn erg lief met hun lange pluimstaart. Maar vandaag heeft de indri met zijn schitterende roep onze harten gestolen.
Zo heerlijk rustig 08 05 04 10:45 Drie rustige dagen op het tropische eiland Nosy Be. Daar hadden we wel zin in na ruim drie weken volgepakte bussen en taxi-brousses, wandelingen door nationale parken en allerhande kleine gezondheidsprobleempjes. We worden niet teleurgesteld.
Michal ligt lekker onder de palmpjes
Als we het vliegtuig uitstappen, blijkt het op het kleine eilandje aan de noordwestkust van Madagaskar ruim dertig graden. Er staat een verfrissend, maar vochtig briesje en de warmte valt als een klamme deken op ons - het is hier overdag bijna twintig graden warmer dan in Antananarivo. Snel inchecken in een hotelletje dus en dan naar het strand. Onze hoteleigenaar in Madirokely staat net op het punt naar zijn maandelijkse uitje te gaan. Dat is op het nog kleinere eilandje Nosy Sakatia en we mogen mee ... Met de neus in de boter vallen, blijkt dat te heten. We komen terecht op een zonovergoten zandstrand. Zo eentje uit de reclames van Bounty; wit zand, lekkere luie stoelen en kromgetrokken weelderig groene palmbomen. Voor onze neus kanoën drie exotische dames hard lachend voorbij. Op een brede houten veranda is een banket uitgestald van langoesten, oesters, een lokale witvis in kokossaus, lamsvlees en draadjesvlees in heerlijke saus. Met enkele glaasjes ZuidAfrikaanse roodwijn en een paar grote stukken superzoete ananas als toetje ploffen we verzadigd in onze ligstoelen. Laat de boeren maar dorsen... Als we de volgende dag op het strand van Nosy Be hebben gelegen - haast in zee gespoeld door het opkomende water - kunnen we wel weer een beetje natuur aan. Dus op naar het Réserve Speciale de Lokobe, dat je uitspreekt als Loekoebé. Bij laag water peddelen we erheen in een uitgeholde boomstam. Het strand blijkt zeker honderd meter langer dan bij vloed, dus we mogen ons een weg banen door de drassige modderbodem. Onderweg stapt Michal vrolijk in een krab en het is een heerlijk gevoel, van die modder die tussen je tenen opsprietst. Maar, we zien wel de Black Lemur. Dit diertje is een fraai voorbeeld van hoe sterk de lemuren zich op Madagaskar aanpasten aan alle omstandigheden en omgevingen. De zwarte lemuur komt alleen voor op Nosy Be en een handvol
nabijgelegen eilandjes, terwijl in hetzelfde soort bos op het grote eiland van Madagaskar zelf heel andere soorten lemuren leven. Het is een nieuwsgierig diertje, dat aangesneld komt zodra het mensen hoort. Nou is dat voornamelijk, omdat ze nogal eens eten krijgen van bezoekers en gidsen, maar wij hebben erop aangedrongen niets mee te nemen. De vier wijfjes - die opvallend bruinwit getekend zijn voor een 'zwarte' lemuur - hebben zelfs een teleurgestelde blik als ze tot de conclusie komen, dat we ze echt niks gaan geven. Ook het - gelukkig wel zwarte mannetje dat even later aankomt, klampt zich hevig teleurgesteld aan een boomstam vast. Het wijfje van de zwarte lemuur is bepaald niet zwart
Na wederom een geslaagde lunch van spiesjes en vele soorten vis - daar zijn ze hier erg goed in, lunches bouwen - vinden we nog enkele opvallend gekleurde kameleons. Deze diertjes lijken het levende ongelijk van het idee, dat kameleons een schutkleur hebben. Het twintig centimeter lange dier is hard turkoois van kleur met paarse en gele strepen op zijn gezicht. Lekker onzichtbaar dus in het frisgroene struikgewas... Als het vloed is, roeien we terug in onze boomstam en is het over voor Madagaskar. De volgende dag brengt een vliegtuig van Air Mad ons terug naar de hoofdstad, waar wij ons intrek nemen in een vrijwel verlaten guesthouse. Met de benen gestrekt en een goed boek in de handen voor de open haard, glaasje Malagasische wijn erbij en voor het laatst een diner met zebu - de lokale koe met grote horens en dikke vetbult op zijn rug. Morgen vliegen we door naar Australië, maar van Madagaskar hebben we zeker nog niet alles gezien. En het eiland is zo mooi; hier komen we ooit nog eens terug.
De meest kleurige kameleon van het eiland