Vandaag lees je in de Adventskalender over Dukhi. Hij woont in India en behoort tot de Dalits. Dat is een bevolkingsgroep in India die geen rechten hebben. Zijn verhaal vind je hieronder. Sandalen en eelt Het is warm in het dorp. In de werkplaats van Dukhi’s vader is het nog warmer. Zweetdruppeltjes lopen langs Dukhi’s hoofd. Af en toe veegt hij ze weg met zijn hand. Maar hoe warm hij het ook heeft, hij werkt door. De dikke naald gaat op en neer door de gaatjes in het leer. Dukhi maakt sandalen. Hij heeft eerst het leer uitgesneden en gaatjes langs de randen geprikt. Nu haalt hij een leren draad door de gaatjes. Dat is lastig. Het gaat stroef. Maar Dukhi heeft het goed geleerd van zijn vader. Toen hij vijf jaar was, is zijn vader begonnen hem het werk te leren. In het begin gingen zijn handen er soms van kapot. Dan moest hij huilen. Zijn moeder smeerde er ’s avonds zalf op. Dat hielp wel. Nu is Dukhi negen jaar. Hij heeft eelt op zijn vingers van het werken. De sandalen zijn bijna klaar. Dukhi kijkt er trots naar. Hij weet dat hij mooie dingen kan maken. Zijn moeder verkoopt de sandalen en andere spullen die Dukhi en zijn vader maken op de markt in de stad. Dan hebben ze weer een beetje geld om eten te kopen. Dukhi zucht. Hij moet vandaag nog drie paar sandalen maken. En die moeten klaar, anders kan hij morgen niet naar school. Nu hij ouder wordt, kan hij vaker niet naar school gaan. Zijn ouders hebben het geld nodig dat hij kan verdienen. Zijn vader is dan soms heel streng. Maar hij heeft zijn moeder wel eens horen huilen ’s avonds. ‘Als hij naar school gaat, kan hij later misschien beter werk krijgen’, zei ze. ‘Als wij geen geld hebben om eten, kunnen we niet eens leven’, zei zijn vader, ‘en wij zijn Dalits. Dalits worden geboren als dubbeltjes – en kwartjes worden we nooit’. Dukhi heeft daar lang over nagedacht. Hij begreep niet zo goed wat zijn vader daarmee bedoelde. Later heeft hij het hem gevraagd. Vader legde het hem zo uit: ‘We worden allemaal anders geboren, Dukhi. De ene in een rijke familie, de andere in een arme familie. Wij zijn Dalits. Alle mensen in ons stukje van het dorp zijn Dalits. Dalits doen het werk dat anderen niet willen doen. Wij werken met leer. Dat is gemaakt van de huid van dode dieren. Andere mensen willen daar niet mee werken. Daarom doen wij het. Maar daar verdien je niet zoveel mee. En als je geboren bent als Dalit, dan kun je dat niet meer veranderen. Dat blijft zo. We mogen blij zijn als we genoeg te eten hebben. Verder moeten we niet zoveel willen. Dat heeft geen zin. Daar worden we alleen maar ongelukkig van’. Zou dat echt zo zijn? Terwijl hij werkt aan de sandalen, komt er een gedachte bij Dukhi op. Waarom zou het zo moeten blijven? denkt hij. Waarom kan het niet veranderen? En hij neemt zich iets voor: ik wil wel naar school gaan. Ik wil leren. En ik wil ander werk. Niet alleen maar werk dat andere mensen niet willen doen. Beter werk, waar ik beter mee kan verdienen! Dukhi gaat rechtop zitten. Het lijkt alsof het iets minder warm is in de werkplaats. Hij pakt een nieuw stuk leer en gaat aan de slag. Vandaag doorwerken, dan kan hij morgen naar school! Toch naar school
Het is vroeg in de morgen. Dukhi en zijn zusje Roopa gaan vandaag naar school. Ze hebben allebei een schooluniform aan. Zonder uniform mogen ze niet naar school. Dat is de regel. Hun uniformen zijn niet nieuw. Hun ouders hebben ze gekocht van andere mensen. Ze passen niet goed en de kleuren zijn vaal. Maar Dukhi en Roopa geven er niks om. Ze zijn blij dat ze vandaag naar school kunnen gaan. Dukhi draagt een kleine tas op zijn rug. Daarin zit een bakje rijst. Dat kunnen ze in de pauze eten. Ze hebben vanmorgen geen ontbijt gehad. Er was niks meer. Ze zijn het wel gewend. Maar soms is het wel moeilijk om je aandacht bij de les te houden als je niets gegeten hebt! Bij school lopen Roopa en Dukhi naar de andere Dalit-kinderen. Ze hebben hun eigen hoek op het speelplein. En ook in de klas hebben ze eigen plaatsen, achteraan. De andere kinderen blijven bij hen uit de buurt. Het hoort niet om met Dalit-kinderen om te gaan, leren ze van hun ouders. Soms wordt Dukhi wel eens boos. Waarom? Dalits zijn toch ook gewoon mensen? Maar vandaag is hij blij dat hij naar school kan. De meester legt rekensommen uit. Dukhi vindt het erg moeilijk. Hij is er zo vaak niet geweest, de laatste weken. Hij moest zijn vader helpen. Daardoor heeft hij heel wat lessen gemist. Maar hij kan goed leren. Daarom lukt het hem telkens om toch te begrijpen wat de meester uitlegt. ’s Avonds thuis in bed oefent hij zachtjes wat hij op school geleerd heeft. Hij wil het niet vergeten. Soms is hij bang. Wat als hij het op een dag echt niet meer begrijpt? Als Dukhi en Roopa ’s middags thuis komen, is er bezoek. Een mevrouw in een mooie jurk zit te praten met hun moeder. De buurvrouw is er ook. De mevrouw praat en praat. Haar handen fladderen als vlinders terwijl ze haar verhaal vertelt. Moeder en de buurvrouw zeggen niet zo veel. Ze knikken af en toe. Maar aan hun gezichten zie je dat ze niet weten of ze het moeten geloven of niet. ’s Avonds ligt Dukhi op zijn slaapmatje. In zijn hoofd oefent hij de sommen die de meester vandaag heeft uitgelegd. Hij hoort zijn ouders praten. De stem van zijn moeder gaat steeds harder klinken. Ze vertelt wat de mevrouw allemaal gezegd heeft. Dat Dalits ook mensen zijn. Dat het belangrijk is dat de kinderen naar school gaan. Als ze genoeg leren, kunnen ze later beter werk krijgen. Dan verdienen ze meer en hoeven ze niet bang te zijn dat er geen eten is. Vader bromt een beetje. Dat het toch niet zal veranderen. En natuurlijk begint hij weer over dubbeltjes en kwartjes. Maar moeder praat door. Dat er iets nieuws zal komen in het dorp. Dat er voor Dalit-kinderen een speciale school zal komen, waar ze naar toe kunnen als de andere school uit is. ‘En wie moet dan het geld verdienen?’, vraagt vader. Hij gelooft het niet, dat hoor je aan zijn stem. ‘Ze gaan ons ook helpen om meer geld te verdienen’, zegt moeder, ‘zodat de kinderen niet meer altijd hoeven werken. Dan kunnen ze ook vaker naar school’. Dukhi voelt dat zijn gezicht begint te gloeien. Als dat eens waar zou zijn…… Hoe een dubbeltje een kwartje wordt Vandaag gaat het eindelijk echt beginnen. Roopa, Dukhi en hun ouders gaan allemaal naar school! Allemaal? Ja, allemaal! Eerst gaan Roopa en Dukhi naar de gewone school. Maar als die uit is, gaan ze naar de speciale lessen voor de Dalit-kinderen. Hun ouders krijgen ook speciale lessen. Dukhi heeft er een beetje buikpijn van. Het is zo spannend! Vandaag hebben de Dalits iets anders dan de andere mensen van het dorp. Dat is nog nooit voorgekomen. De andere mensen kijken ook een beetje raar.
Maar Dukhi voelt zich trots en blij. Hij wil heel graag nog meer leren. Hij wil later werk waar hij meer mee kan verdienen! Als de gewone school is afgelopen, komen alle Dalit-kinderen bij elkaar op een veldje buiten het dorp. Dukhi ziet dat zijn moeder en de andere vrouwen met een vreemde vrouw het veld inlopen. De vrouw praat en wijst. Zij leert de vrouwen hoe ze hun land beter kunnen bewerken. Alles zal dan beter gaan groeien. Dan zal er ook meer te eten zijn. En meer om op de markt te verkopen. Zijn zusje Roopa trekt aan zijn mouw. ‘Ik vind het een beetje eng. Mag ik bij jou blijven?’, vraagt ze. Dukhi knikt. Hij pakt Roopa’s handje. Het is een beetje plakkerig. Op een andere dag zou hij er iets van gezegd hebben. Dat ze haar handen moest gaan wassen of zo. Maar vandaag vindt hij alles best. Bij het veldje gekomen, gaan de kinderen op de grond zitten. Roopa gaat dicht tegen Dukhi aan zitten. Daar komt de mevrouw die bij hun moeder op bezoek was. Er is ook een man. Ze stellen zich voor: mevrouw Dina en meneer Ishvar. Alle meisjes mogen met mevrouw Dina mee en alle jongens met meneer Ishvar. Roopa is bang. Ze wil bij haar broer blijven. Maar Dukhi geeft haar een duwtje: ‘Ga maar mee’, zegt hij, ‘je went er wel aan’. Dan begint de les. Ze leren rekenen en taal. Meneer Ishvar legt nog eens goed uit wat de meester ook al verteld heeft. Dukhi snapt het nu nog beter. Nu hoeft hij niet meer ’s avonds in bed alles nog eens te oefenen. Daarna vertelt meneer Ishvar over de Dalit. Over de mensen die voor een dubbeltje – of misschien wel voor nog minder geboren zijn. Hij vertelt dat ze best kwartjes kunnen worden. Dat ze mensen zijn, net als alle andere mensen. Dukhi zit met open mond te luisteren. Hij voelt dat zijn wangen warm worden en dat zijn ogen gaan glimmen. Wat is dit mooi! ’s Avonds bij het eten hebben ze allemaal iets te vertellen. Moeder vertelt wat ze geleerd heeft om het veld beter te bewerken. En Dukhi en Roopa vertellen over hun school. Vader bromt een beetje. Maar ook hij heeft iets geleerd: hoe hij spullen kan maken van leer, die meer geld op zullen brengen. ‘We kunnen best kwartjes worden!’, zegt Dukhi. ‘Eerst zien en dan geloven!’, zegt zijn vader. ‘En nu aan het werk!’ Feest ‘Dukhi, opstaan! We moeten oefenen!’ Roopa staat naast Dukhi, die nog ligt te slapen. Ze trekt aan zijn arm. ‘Kom nou, we moeten het liedje nog oefenen’. Dukhi’s ogen schieten open. Hij springt zijn bed uit. Zijn zusje heeft gelijk! Vandaag is de dag van het grote feest. Samen met de andere kinderen zullen ze zingen en dansen. En omdat ze het graag heel goed willen doen, gaan ze voordat de gewone school begint nog een keer oefenen. Roopa en Dukhi lopen naar het veldje aan de rand van het dorp. Daar zijn al een heleboel Dalitkinderen bij elkaar. Mevrouw Dina en meneer Ishvar zijn er ook. De kinderen hebben veel geleerd in de afgelopen maanden! Rekenen en taal en andere vakken die ze op de gewone school ook krijgen. Maar ook liedjes en verhalen die bij de Dalits horen. Ze zijn er trots op. En dat is best bijzonder, want sinds wanneer kun je trots zijn dat je bij de Dalits hoort? Om dat te vieren is er vanavond een feest. Een feest voor de Dalits van het dorp. Niet dat de andere mensen niet mogen komen, dat mag best! Maar waarschijnlijk willen de meesten dat niet. De meeste mensen denken nog steeds dat de Dalits
niet zoveel waard zijn, dat je er beter uit de buurt kunt blijven. Maar vandaag kan het Dukhi en de anderen niet zoveel schelen dat ze dat denken. Vandaag is het feest. Samen met mevrouw Dina en meneer Ishvar oefenen de kinderen de liedjes en de dansjes. En dan is het Dukhi’s beurt. Hij mag een gedicht opzeggen. Hij heeft er lang op geoefend en het gaat gelukkig goed. Hij is wel een beetje zenuwachtig. Als het nou straks ook maar goed gaat! Die avond komen de Dalits van het dorp bij elkaar op het veldje. De vrouwen hebben eten gemaakt en de mannen hebben gezorgd dat er vuren zijn, zodat de muggen wegblijven en er licht is. In de bomen hangen lampjes en bloemenslingers. Het is echt feest! Eerst zijn er lange toespraken. Daarna mogen de kinderen hun lied zingen en hun dans laten zien. En dan is Dukhi aan de beurt. Zijn mond voelt een beetje droog en zijn handen zweterig. Hij staat op en gaat op de plek staan die meneer Ishvar hem aanwijst. Tussen de mensen ziet hij zijn ouders. Ze kijken trots naar hem. Dukhi kucht. Meneer Ishvar geeft hem een knikje en dan begint hij zijn gedicht op te zeggen. Het gaat helemaal goed, hij maakt niet één fout! Met een diepe zucht gaat Dukhi weer zitten. Dit is echt de mooiste dag van mijn leven, denkt hij. Als hij ’s avonds op zijn matje ligt, kan hij niet slapen. Wie had dit kunnen denken? Een paar maanden geleden kon hij maar af en toe naar school. Een paar maanden geleden schaamde hij zich dat hij bij de Dalits hoorde. En nu? Nu heeft hij een gedicht opgezegd voor zoveel mensen. En hij is trots dat hij bij de Dalits hoort! Al bijna een jaar lang gaan Dukhi en Roopa nu naar de Dalit-school. Ze hebben al heel veel geleerd in die tijd. Het leren op de gewone school gaat nu ook een stuk gemakkelijker. Ook hun ouders hebben veel geleerd. Daardoor is er nu wat meer geld. Er groeien meer groenten op de veldjes van hun moeder. Ze hebben meer te eten en moeder kan meer groenten verkopen op de markt. Ook de zaken van hun vader gaan beter. Samen met een paar andere mannen in het dorp heeft hij een machine gekocht die het werk gemakkelijker maakt. Nu kan hij meer sandalen en tassen maken. Ook hij verdient nu wat meer. Voor Dukhi en Roopa is dat fijn. Ze hoeven niet meer zonder ontbijt naar school. En ze hoeven niet meer zo vaak thuis mee te werken. Ze kunnen bijna altijd naar school gaan. Elke dag eerst naar de gewone school en dan met de andere Dalit-kinderen naar de speciale school. Toch is Dukhi deze laatste weken een beetje verdrietig. Hij wordt bijna twaalf jaar. Hij is bijna klaar met school. Dan moet hij gaan werken. Daar is hij verdrietig over. Dukhi wil heel graag verder leren. Maar verder leren – dat doet geen enkel Dalit-kind. Dukhi heeft gisteren tegen zijn vader gezegd dat sommige kinderen nog verder gaan leren na de lagere school in het dorp. ‘Niks voor ons soort mensen’, zei vader, ‘als je voor een dubbeltje geboren bent…..’ Dukhi weet het intussen wel, wat zijn vader zal zeggen: ‘…..dan word je nooit een kwartje’. Daarom sjokt Dukhi vandaag een beetje verdrietig naar de Dalit-school. Hij schopt tegen een steentje. Wat maakt het eigenlijk uit? Hij kan net zo goed niet meer gaan. Over een paar weken moet hij toch ophouden…. Juist als Dukhi om wil keren, komt meneer Ishvar eraan. ‘Hee, Dukhi, ga je mee?’, vraagt hij. Dukhi haalt zijn schouders op. Meneer Ishvar kijkt hem aan. ‘Wat is er aan de hand, knul?’ En ineens begint
Dukhi te huilen. Dat wil hij niet, maar het gebeurt gewoon. Met zijn hand veegt hij gauw zijn tranen weg. Maar meneer Ishvar heeft het gezien. ‘Kom eens met me mee’, zegt hij. Samen lopen ze een stukje van de andere kinderen weg. Meneer Ishvar vraagt en Dukhi vertelt. Dat hij zo graag naar school wil blijven gaan, maar dat zijn vader steeds over die dubbeltjes en kwartjes begint. Dat hij daarom verdrietig is. Hij wil nog zo graag verder leren…. Die avond komt meneer Ishvar met Dukhi’s ouders praten. Dukhi luistert stiekem wat ze zeggen. Niet zo netjes, maar hij wil het zó graag weten! Meneer Ishvar praat en praat. Dat het zo belangrijk is dat Dalit-kinderen verder leren. Dat Dukhi heel slim is, de beste van de klas. Dat het zo jammer zou zijn om hem nu van school te laten gaan. En dat hij mensen kent die wel willen helpen met geld. Vader bromt. Over dubbeltjes en kwartjes. Moeder is heel lang stil. Dan zegt ze: ‘Ik vind dat Dukhi de kans moet krijgen om nog verder naar school te gaan. Maar ik ben wel bang. Want dan moet hij naar de stad. En als we het toch niet kunnen betalen, dan moet hij weer terug’. Meneer Ishvar belooft dat hij alles zal doen om te helpen. Maar dat hoort Dukhi al niet meer. Die heeft intussen een gat in de lucht gesprongen. Want hij weet: als moeder het goed vindt, dan zal het wel lukken! ‘Hoera’, roept hij, ‘dit dubbeltje wordt echt wel een kwartje!’.