Ik ga toch weer naar school Onderwijs voor kinderen in het speciaal onderwijs van de residentiele jeugdzorg door het Expertisecentrum Jeugd van de hogeschool Leiden en hogeschool Windesheim. Dr. G.H.P. van der Helm Dr. Jack de Swart Drs. Marjorie Beld Prof. dr. Geert-‐Jan Stams Samenvatting: In het speciaal onderwijs binnen de residentiële jeugdzorg krijgen kinderen die niet meer thuis kunnen of mogen wonen onderwijs. Het betreft echter een moeilijke groep om les aan te geven met psychiatrische, gedrags-‐, en criminele problematiek, vaak als gevolg van verwaarlozing, misbruik, mishandeling in een eerdere levensfase. Tevens heeft een niet onaanzienlijk deel (schattingen lopen uiteen van 40-‐74%) een licht verstandelijke beperking (LVB). Alhoewel er in Nederland weinig onderzoek naar is gedaan weten we uit nationaal en internationaal onderzoek dat het door de problemen van de kinderen vaak ook niet goed gaat op deze scholen (Van der Helm & Austman, 2011). De vooruitzichten voor deze kinderen zijn op educationeel vlak bijzonder somber, zo blijkt uit recent Amerikaans onderzoek (Leone & Weinberg, 2010). Dat laatste vergroot de achterstanden voor deze kinderen in een zich steeds verder ontwikkelend informatiemaatschappij met als gevolg uitblijven van participatie in de samenleving en zich verder ontwikkelende problematiek zoals werkeloosheid, verslaving en crimineel gedrag. Dit project beoogd een eerste stap te maken met systematisch onderzoek naar het ‘leerklimaat’ binnen het speciaal onderwijs. Daarnaast beoogd het project concrete handvatten te geven voor de praktijk om het onderwijs en de motivatie van jongeren voor onderwijs te verbeteren en daarmee ook met de HBO opleidingen (SPH en Pabo) kennis te delen als het gaat om professioneel handelen ten aanzien van deze groep jongeren. Met dit project wordt tevens beoogd een blijvende samenwerking op te zetten tussen het werkveld en het hoger onderwijs. Opbrengsten van het project -‐voor het werkveld: evidence based handvatten om het leerklimaat te verbeteren en vertaling van nieuwste inzichten over het werken met deze jongeren in een leeromgeving naar de praktijk, teneinde: evidence based manieren van motivatieverbetering te vinden voor jongeren in het speciaal onderwijs -‐voor de wetenschap:
een nieuwe generatie onderzoek naar de effecten van het leerklimaat bij het speciaal onderwijs -‐voor het onderwijs: kennis en inzicht in de praktijk van het speciaal onderwijs voor SPH, MWD en Pabo: ’Meester en Hulpverlener’. Meer kennis en inzicht in motivatieverbetering voor jongeren in het speciaal onderwijs. kennis en inzicht voor de praktijk in het herkennen van en omgaan met kinderen met psychiatrische en gedragsstoornissen op school (ook belangrijk voor de basisschool en het voortgezet onderwijs). Aanleiding project: In oktober 2011 werd de hogeschool Leiden gevraagd een dag te organiseren voor het speciaal onderwijs van de Spinnaker, de onderwijspoot van de gesloten jeugdzorg plus instelling Transferium Jeugdzorg. Samen met docenten, groepsleiders en jongeren zijn die dag de problemen in kaart gebracht en is een probleemanalyse gemaakt en toegewerkt naar mogelijke oplossingen (zie verslag bijeenkomst dd. 14-‐1—2011, bijlage 2). Van dit verslag is een artikel geschreven dat in mei 2012 gepubliceerd is in het vakblad Sozio. Het gevolg hiervan was dat de hogeschool door verschillende instellingen in Nederland werd benaderd omdat deze zich in de geschetste problemen herkenden en dringend verlegen zaten om oplossingen. Het ging ondermeer over Horizon Jeugdzorg, JJI de Hunnerberg en Den Hey-‐Acker, de Hoenderloo groep, Juzt, Rentray, Curium LUMC en het Poortje jeugdinrichtingen, die aangaven dat nader onderzoek naar het klimaat in het speciaal onderwijs (‘het leerklimaat’) dringend gewenst was om de aansluiting van het onderwijs op de behandeling van de jongeren te verbeteren. In een serie gesprekken met deze werkveldvertegenwoordigers is in 2012 vastgesteld dat de positie van het onderwijs binnen de instellingen verbetering behoeft. Vaak staat het onderwijs niet centraal en gebrek aan aansluiting tussen de behandeling op de groep en het onderwijs leidt steeds weer tot uitsluitend onderwijs, hetgeen resulteert dat jongeren op hun kamer zitten, soms weken achtereen (zie ook: van der Helm & Austmann, 2012). De sector geeft aan dat er dringend behoefte is aan verbetering. Probleemachtergrond In Nederland kunnen ieder jaar ongeveer 17.0001 kinderen niet meer thuis wonen als gevolg van ernstige problemen thuis, psychische problemen, gedragsproblemen en/of crimineel gedrag.
1 Jeugdzorg Nederland schat dat er in 2012 ca. 11780 kinderen in 24 uurs residentiele zorg
verbleven: Jeugdzorg Nederland (2011). Brancherapportage jeugdzorg 2010. Utrecht: Jeugdzorg Nederland. In de Jeugdzorg Plus verbleven ca. 2952 kinderen: Vaststelling begroting Jeugd en Gezin
Onderwijs is voor deze kinderen van groot belang maar als gevolg van hun problematiek komen veel kinderen niet aan onderwijs toe. Dat komt door de problemen en omstandigheden van de kinderen zelf maar ook doordat het huidige onderwijssysteem vaak slecht is ingericht op kinderen met problemen op de vangen. Kinderen sluiten zichzelf buiten: ‘toen mijn stiefmoeder dood ging liep ik op straat, op zoek naar eten. Dan boeit school even niet meer2’. Of worden buitengesloten: ’ik werd altijd gepest omdat mijn moeder hoer was dan ging ik vechten en werd ik weer van school gestuurd’. Risicofactoren voor uitsluitend onderwijs3 zijn ernstige gebeurtenissen in de kindertijd zoals verwaarlozing, misbruik en mishandeling (Felitti et al., 1998), verlies van ouders of verzorgers als gevolg van dood of gevangenisstraf (Fergusson and Horwood, 1998; Widom and Wilson, 2009; Zabel and Nigro, 1999), psychiatrische of gedragsstoornissen, een licht verstandelijke beperking (Zabel and Nigro, 1999), armoede, criminaliteit en verslaving, (Maschi, Bradley, and Morgen, 2008) en ruzie tussen school en family (Osher and Osher, 1996). Buitenlands onderzoek naar de opleiding van deze kinderen schetst een buitengewoon somber beeld voor kinderen in het justitiele systeem (Bullock and McArthur, 1994; Linares-‐Orama, 2005; Quinn et al., 2005; Rutherford and Nelson, 2005; Rutherford, Nelson, and Wolford, 1985). Dat geldt ook voor kinderen in de jeugdzorg plus (Berrick, Barth, and Needell, 1994; Goerge et al., 1992; Parrish et al., 2001; Education Coordinating Council, 2006; Sawyer and Dubowitz, 1994; Zima et al., 2000). In Nederland is naar deze groep nog weinig onderzoek gedaan. Wanneer deze kinderen in een residentiele voorziening worden geplaatst komen ze vaak voor het eerst sinds jaren weer in aanraking met onderwijs. Dat gaat meestal niet meteen goed: door ernstige taal-‐ en leerachterstanden (sommige kinderen kunnen nauwelijks lezen of schrijven), psychatrische problematiek en gedragsproblemen zijn kinderen vaak niet in staat langer achtereen in de schoolbanken te zitten Door overvraging en vele faalervaringen in het reguliere onderwijs hebben ze motivatie en vertrouwen in het schoolsysteem verloren. Toch is onderwijs binnen (en buiten) de muren van groot belang. Jongeren gaan in de residentiele jeugdzorg circa 1000 uur op jaarbasis naar school. Er is veel kritiek op deze vorm van onderwijs, maar als je het aan jongeren zelf vraagt, hebben ze verschrikkelijk last van verveling en zinloosheid en dit vooral als ze niet naar school kunnen (Van der Helm & Austmann, 2012). De discipline die jongeren daar leren en de (deel)certificaten die jongeren daar kunnen behalen kunnen hen weer op weg helpen om een schoolcarrière ‘buiten’ te starten: hoop en perspectief zijn voor het jaar 2011 op de website van de Rijksoverheid. In Justitiele Jeugdinrichtingen waren dat er ca. 2500: JJI in getal, 2011 op de website van de Rijksoverheid. 2 Interviewcitaten uit het onderzoek naar het leefklimaat in de residentiele zorg van der hogeschool Leiden 3 In augustus 2012 stelt de kinderombudsman een meldpunt in voor de duizenden kinderen die niet meer naar school gaan.
belangrijke elementen van een positief leefklimaat en leveren tevens een belangrijke bijdrage aan behandelmotivatie (Van der Helm, Wissink, Stams, & De Jongh, 2012). Overigens, alleen al leren lezen bevordert perspectief nemen en het verkrijgen van een baan, en het vermindert recidive (Brunner, 1993; Pinker, 2011; Steurer, 1996; zie ook Vacca, 2008). Docenten in het speciaal onderwijs in de instellingen proberen daarom met veel inzet er ‘iets’ van te maken. Ga er maar eens aan staan, een groep jongeren, die vaak tegen hun zin in een instelling zitten, met veel en verschillende problemen en achtergronden die soms jaren niet naar school zijn gegaan en bepaald niet gemotiveerd zijn weer ‘aan het onderwijs te krijgen’. Niet in alle gevallen lukt dit en afhankelijk van de setting komt er dan ook in de praktijk meer of minder van daadwerkelijk onderwijs. Psychiatrische-‐ en gedragsproblemen staan vaak onderwijs in de weg. Recentelijk (2012) is hierover een monografie van The Britisch Psychological Society verschenen onder de titel: Disruptive Behaviour in the Classroom. Deze inzichten zijn echter nog niet vertaald naar het speciaal onderwijs. Deze problemen zijn niet uniek voor Nederland, in 2010 verscheen bijvoorbeeld het rapport van Leone en Weinberg uit de VS: ‘adressing the unmet needs of children and youth in the juvenile justice and child welfare system’. Ook deze auteurs schetsen een somber perspectief. Omdat dit onderwijs en perspectief voor alle jongeren uiteindelijk een doorslaggevende factor in de behandeling is (Van der helm, Stams & van der Laan, 2011) vragen instellingen om oplossingen om het onderwijs te verbeteren. Bijlage : Meester en Hulpverlener, omgewerkt verslag van de werkveldbijeenkomst 14 oktober 2011) bij de Spinnaker (Treansferium Jeugdzorg, gepubliceerd in Sozio mei 2012) Peer van der Helm en Bob Austmann4 Jongeren die gesloten worden behandeld in justitiele jeugdinrichtingen en JeugdzorgPlus instellingen gaan in de regel 6 uur per dag naar school. Vaak is de school gevestigd op het terrein van de instelling. Er wordt les gegeven in kleine klassen door ervaren vakdocenten in een groot aantal vakken en op een groot aantal niveaus, maar VMBO is meestal wel het maximaal haalbare voor de meeste jongeren. De jongeren worden in staat gesteld certificaten te behalen die bij vervolgtrajecten buiten de poort geldig zijn zodat ze daar hun leerweg kunnen vervolgen. Het werken op school is net als het werken op de leefgroep niet gemakkelijk: veel jongeren komen binnen met ernstige gedragsproblemen, verslavingsproblematiek leerachterstanden, soms een licht verstandelijke beperking. Demotivatie voor 4 Peer van der Helm is onderzoeker op het gebied van de gesloten jeugdzorg bij de hogeschool Leiden en Universiteit van Amsterdam en Bob Austmann is hoofd van de Spinnaker: de interne school van Transferium Jeugdzorg
onderwijs als gevolg van teleurstellingen, verwaarlozing en een leven op straat zijn standaard. Het leerklimaat in de klas staat regelmatig onder druk en soms komen incidenten voor. Leerkracht op een interne residentiele school vraagt om een combinatie van docent-‐ en hulpverlenersschap. In een recente bijeenkomst op de interne school van Transferium, de Spinnaker, bogen 14 docenten en 1 jongere uit de jongerenraad zich over de vraag op welke wijze het leerklimaat in de klas kon worden verbeterd. De tips van de docenten werden geordend naar de vier basale kenmerken van het gesloten leefklimaat (Van der Helm & Hanrath, 2011): support, groei, atmosfeer en repressie. Support vertegenwoordigd de hulpverlenerskant van de docent op school. Het gaat hierbij om echt geinteresseerd te zijn in de jongere en diens achtergrond en zonodig hulp en steun bieden in moeilijke tijden. Het begint met respect tonen voor de jongere, zonder dat komt de ‘werkalliantie’ tussen jongere en docent niet op gang. Een docent verwoordde dit als volgt: ‘als je het goed met ze voor hebt, straal je dit ook uit en hoef je niet veel meer te doen; wat je zaait oogst je in de klas, stel jezelf open’. De werkalliantie komt ook niet tot stand door afstand te houden en achter je bureau te blijven zitten als je tussen ze zit kan je beter aanvoelen hoe het gaat en heb je tijdig door als er iets mis is. In het weekeinde hebben de jongeren het vaak moeilijk (verveling) en op maandagochtenden bijvoorbeeld moeten ze vaak wat kwijt. Deze dingen in je les integreren werkt vaak heel goed. Vergeet vooral niet te informeren als er bijzondere dingen zijn gebeurd, de uitslag van een rechtszaak bijvoorbeeld. Een jongere zit er vaak nog vol van en overgaan tot de orde van de dag kan eenvoudigweg niet: zo’n jongere gaat vroeger of later stuiteren en dan is je les voorbij. Die dingen een plek in je les geven is de kunst van de docent op school. Groei is voor de jongeren heel belangrijk, veel jongeren zijn vaak bezig met hoe het in de toekomst met ze moet, zijn bang om weer terug te vallen in een leven van dakloosheid, criminaliteit en verslaving en piekeren daar veel over, vooral s’nachts. Tegelijkertijd is het vaak niet stoer om in de groep gemotiveerd te doen, zegt de jongere van de jongerenraad. ‘Veel jongeren praten elkaar na dat je op school niks leert. Het is dan ook belangrijk dat op school en op de groep veel en vaak wordt gezegd wat je op school kunt leren, dat er ook op de groep boekjes liggen met voorlichtingsmateriaal en mogelijkheden. Ook pedagogisch medewerkers moeten op de hoogte zijn en jongeren stimuleren iets van hun tijd te maken, en vooral niet meegaan in negatieve praat over school’. Tip van een docent :’laat pedagogisch medewerkers hier een keer meedraaien’. Een goed leerklimaat creeren is echter niet gemakkelijk want de meesten missen schoolse vaardigheden (sommigen kunnen nauwelijks lezen of schrijven), werden in het verleden overvraagd door ouders en school en de loyaliteit naar ouders is vaak nog steeds groot. Jongeren zijn vaak bang te falen en niet aan de verwachtingen van hun ouders te voldoen. Daarom doen ze paradoxaal genoeg, niet hun best. Na veel teleurstellingen staan ze vaak negatief naar onderwijs toe en hebben vaak langere
tijd op straat doorgebracht. Veel voorkomende leer-‐ en andachtsstoornissen helpen ook niet mee om in de banken te blijven zitten. Op school moet alles dus met kleine stapjes, er is een gefaseerd wentraject aan de school en mogelijkheden voor time-‐outs. Dit alles gaat echter niet werken zonder duidelijke doelen en meedenken van jongeren bij het bepalen van haalbare doelen is essentieel voor het slagen van een schooltraject, waarbij het belangrijk is te kijken naar individuele, haalbare trajecten (zie kader). Dat is vaak erg lastig om te realiseren, maar kan jongeren enorm motiveren. Het blijft een groep jongeren die snel van slag is bij iedere teleurstelling en snel de moed opgeeft door eerdere ervaringen. Daarom is continuiteit (geen lesuitval) en consequent zijn belangrijk. De docent moet zichzelf en zijn vak serieus nemen, dan doen de jongeren dat ook. Dus niet ze zomaar laten computeren om de rust te bewaren, dan hebben ze het gevoel dat ze niks leren. Dat heeft dan weer vaak tot gevolg dat er bij de jongeren een gevoel van zinloosheid en wanhoop ontstaat: ‘ik leer hier toch niks.’ Tenslotte: een reel ontwikkelingsperspectief en een juiste opleiding voor de jongere gaan zoeken is vaak nog toekomstmuziek in de praktijk. Maar ook buiten zitten vaak knelpunten. Jeugdzorg en het onderwijs buiten sluiten vaak niet aan. Dat geeft voor de jongere weer teleurstellingen en terugval. Kader: Een bijzonder lastige en agressieve jongere, waar geen land mee te bezeilen was werd op een gegeven moment door de directeur gevraagd wat ervoor nodig was om zijn gedrag te verbeteren en wat hij eigenlijk met zijn leven wilde. Hij gaf aan later graag schilder te willen worden. Binnen school werd toen voor hem gestart met een schildersopleiding en al snel stond hij binnen trots overal te schilderen! De jongere gaf vanaf dat moment geen problemen meer en bleek zelfs een goede invloed te hebben op de groep en gaf een goed voorbeeld op school. Totdat hij om administratieve redenen werd overgeplaatst naar een andere instelling: ‘nee hier hebben we geen schildersopleiding’ kreeg hij te horen op zijn nieuwe plek. Vanaf dat moment was hij weer onhandelbaar op de groep (uit het interview):’meneer, ik leer hier niks, het maakt me niets meer uit, zelfs niet als ik een groepsleider aanvlieg. Ik kan niks, ik heb niks meer om buiten voor te leven alleen criminaliteit en klotigheid. Alles is klotigheid, buiten, binnen ik heb niks meer’. Atmosfeer. De atmosfeer is de klas is belangrijk om een leeromgeving te creeren. Het begint bij de introductie: de docent haalt de jongere op de groep op en laat hem verwelkomen door een jongere van de jongerenraad met de boodschap: ’jij bent hier welkom en je hoeft hier niet te vechten’. Het gaat dan om onderlinge omgang tussen de jongeren, maar ook om de fysieke omgeving: is er sprake van een serieuze
In te vullen door medewerker: Datum van vandaag: __ - __ - ____ Instelling: ___________ Groep: ___________ Code (meting-unieke code): ___________
lesomgeving of alleen een ‘ophokomgeving’ die uitstraalt dat onderwijs niet van belang is. Belangrijk is ook hoe je je les vormgeeft: op een gewoon VMBO helpt het al niet om de hele tijd voor de klas te staan praten, al helemaal niet bij deze kinderen. Afwisselende werkvormen zijn daarom heel belangrijk en een beetje humor werkt ook mee. Er moet binnen school ook flexibiliteit en ruimte zijn; een docent: ‘geef ze ruimte om puber te zijn, onderwerpen als seks en we zijn puber mag, maar wel met respect; kap het niet af. Overdreven vrolijk (gierende meiden) moet af en toe ook kunnen’. Repressie. Onder repressie verstaan de jongeren oneerlijk gedrag van de docenten zoals zaken die in vertouwen worden verteld doorvertellen of te snel naar de pieper (alarmsysteem) grijpen. De jongere: ’meteen naar de pieper grijpen werkt vaak niet, een waarschuwing geven helpt meestal wel’. Consequent en duidelijk zijn is heel belangrijk en de grenzen aangeven en herhalen in Jip-‐ en Janneketaal bij jongeren met een licht verstandelijke beperking; eindeloos herhalen en niet denken dat ie het meteen snapt, ook al doet ie net alsof. Een docent: ‘op een gegeven moment zat ik erdoor en zei ‘ok dan maar computeren’, toen hadden ze gewonnen’. Consequent zijn is dus belangrijk, maar flexibiliteit ook: jongeren komen nu eenmaal vaak moeilijk uit bed. Een jongere op school weigeren omdat hij 1 minuut te laat is werkt vaak contraproductief. Tip van een groepsleider aan de docenten: ‘draai eens een vroege dienst op de groep mee dan zie je hoe moeilijk het soms kan zijn om ze uit bed te krijgen’. Als het dan toch tot een schorsing komt geef dan inhoud aan een schorsing, nu blijft een jongere op vaak kamer liggen en blijft in zijn boosheid hangen. Herstelgericht werken voorkomt incidenten in de toekomst, het voorkomen van schorsend onderwijs houdt in om op open manier in gesprek te blijven kan ook in deze setting. Voor de meester en hulpverlener is dat soms best lastig. Eerlijkheid en duidelijkheid is soms moeilijk voor de docent maar wel belangrijk want het werkt het beste in de praktijk. Een fout toegeven naar de leerling kan ook en geeft ook ruimte om weer in gesprek te gaan. En dan als laatste rancune: ‘geen rancune op de werkvloer ontwikkelen, hoe moeilijk ook als je weer eens ‘kankerwijf’ naar je hoofd hebt gekregen’. Een docent: ‘probeer een professionele houding te behouden, meegaan in je boosheid werkt averechts in de klas. Mij lukt dat helaas niet altijd als iemand weer je les heeft verpest, maar ik blijf het iedere keer weer proberen, want het gaat om die jongens en meiden die weinig kansen hebben gehad toch weer een kans te geven’. Bijlage 3: valideringsversie leerklimaat Vragenlijst voor jongere
Expertisecentrum Jeugd/ lectoraat Sturing in de Jeugdzorg/Forensische Orthopedagogiek
Onderzoek: het leerklimaat op school
Contactpersoon Hogeschool Leiden: Peer van der Helm en Windesheim: Marjorie Beld e-mail:
[email protected]/
[email protected]
Toelichting: In het kader van onderzoek aan het Expertisecentrum Jeugd van de Hogeschool Leiden, de afdeling Forensische Orthopedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam en de hogeschool Windesheim onderzoeken wij het leerklimaat op school. Wat vind jij ervan om hier op school te zijn? Jouw mening telt. De resultaten van het onderzoek worden gebruikt om het klimaat op school te verbeteren. Wij vragen je de onderstaande lijst zo goed mogelijk in te vullen. De meeste vragen zijn meerkeuzevragen, die beantwoord kunnen worden door het juiste hokje aan te vinken. Enkele vragen zijn open vragen.
Neem de tijd om de vragen en de antwoordmogelijkheden door te lezen. Bij de beantwoording van de vragen is de eerste indruk meestal de beste. Er zijn geen goede of foute antwoorden. De beantwoording van de vragen vraagt circa 10 minuten van je tijd.
De gegevens van het onderzoek worden absoluut anoniem verwerkt bij de hogeschool. Indien je vragen hebt kun je contact opnemen met bovenstaande onderzoeker. Bij voorbaat dank voor je medewerking!
Hogeschool Leiden en Universiteit van Amsterdam Zernikedreef 11 2333 CK Leiden
VRAGENLIJST 1: leerklimaat in de klas Het gaat erom wat jij vindt. Er zijn geen foute antwoorden. De laatste kolom: geef minimaal 1 reden waarom je dit cijfer geeft: Geef een rapportcijfer (1 is RapportWaarom vind je dit (geef een zeer onvoldoende; 10 cijfer korte toelichting)? allerbeste) voor: Hoe de leraar je helpt
1. Of je hier veel leert 2. De sfeer in de klas 3. Eerlijkheid in de klas 4. De regels in de klas 5. Wat we doen in de klas (heel nuttig of minder nuttig)
6.
Omcirkel het juiste antwoord Helemaal niet van toepassing
Een beetje niet
Een beetje wel
Helemaal wel van toepassi ng
3
4
Vragen over de sfeer 1.
Ik voel mij fijn in de klas
1
2
2.
Wat we doen in de klas is altijd duidelijk
1
2
3
4
3.
Ik verveel me vaak in de klas
1
2
3
4
4.
Ik vind mijn klasgenoten aardig
1
2
3
4
5.
Ik heb vrienden in de klas
1
2
3
4
6.
Ze vinden mij aardig in de klas
1
2
3
4
7.
Ik vind mijn klas(genoten) leuk
1
2
3
4
8.
Ik werk graag samen met mijn klasgenoten
1
2
3
4
9.
Er wordt soms geslagen en geschopt in de klas
1
2
3
4
3
Helemaal wel van toepassi ng 4
3
4
3
4
3
4
2
3
4
1
2
3
4
16. We lachen elkaar uit in de klas
1
2
3
4
17. Iedereen voelt zich veilig in de klas
1
2
3
4
1
2
3
4
18. De docent is aardig tegen mij
1
2
3
4
19. De docent is duidelijk
1
2
3
4
20. De lessen vind ik leuk
1
2
3
4
21. De docenten geven goed les
1
2
3
4
22. De docenten luisteren naar ons
1
2
3
4
Helemaal niet van toepassing
Een beetje niet
10. Er wordt gepest in de klas
1
2
11. Er wordt ruzie gemaakt in de klas
1
2
12. We schelden elkaar uit in de klas
1
2
13. We pesten elkaar in de klas
1
2
14. We praten gemeen over elkaar in de klas
1
15. We maken elkaars spullen kapot in de klas
docent a.
23. De docenten helpen bij problemen 24. 2 1De docenten helpen mij als ik het moeilijk vind . 25. 2 De docenten zeggen als ik het goed doe 2 26. De docenten hebben tijd voor ons 27. De docenten zijn vrolijk
Een beetje wel
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
28. De docenten zeggen vaak ’goed gewerkt’
1
2
3
4
29. De docenten vinden lesgeven leuk
1
2
3
4
30. Er wordt vaak lawaai gemaakt in de klas
1
2
3
4
31. De klas is nooit stil
1
2
3
4
1
2
3
4
32.
Ik kan niet opletten in de klas, er is te veel lawaai
33. Het is rommelig in de les
1
2
3
4
34. De les begint altijd meteen
1
2
3
4
35. Mijn ouders komen vaak op school
Helemaal niet van toepassing
Een beetje niet
Een beetje wel
Helemaal wel van toepassi ng
1
2
3
4
36. Mijn ouders kennen de docent 37. Mijn ouders vragen hoe het op school gaat 38. Mijn ouders vinden het fijn dat ik op school zit 39. Het is op school net zo als thuis 40. Het is op school net als op de groep
Vragenlijst 2: Over mijzelf en school 1.
Ik ben liever met mijn vrienden dan ergens anders
2.
Ik doe graag dezelfde dingen als mijn vrienden
1
2
3
4
3.
Ik hang graag met mijn vrienden
1
2
3
4
4.
Mijn vrienden lijken op mij
1
2
3
4
5.
Ik doe liever dingen alleen
1
2
3
4
6.
ik doe graag dingen op de groep met de anderen
1
2
3
4
7.
Ik vind het leuk op de groep
1
2
3
4
8.
De kinderen op de groep lijken op mij
1. 2.
Ik doe graag dingen op school, meer dan andere dingen Ik doe graag dezelfde dingen als de andere kinderen op school
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
3.
Kinderen op school lijken op mij
1
2
3
4
4.
Ik werk hard op school
1
2
3
4
5.
Ik doe mijn best op school
1
2
3
4
6.
Ik maak mijn werk op school altijd af
1
2
3
4
7.
Ik vind het werken op school leuk
1
2
3
4
8.
Ik haal goede cijfers op school
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1. 2. 3.
Mijn vrienden vinden dat ik het goed doe op school De groepsleiding vind dat ik het goed doe op school De meeste leraren op school vinden dat ik het goed doe
4.
Ik ben tevreden met mijzelf
1
2
3
4
5.
Ik vind dat ik er goed uitzie
1
2
3
4
6.
De leraren op school vinden mij ok
1
2
3
4
7.
Mijn vrienden vinden mij ok
1
2
3
4
8.
De groepsleiding vind mij ok
1
2
3
4
Vragenlijst 3: over mezelf: Waar 1
Ik ben altijd eerlijk
2
Ik beledig nooit andere mensen
3
Opscheppen doe ik nooit
4
Ik ben tegen anderen altijd vriendelijk
5
Tegen volwassenen ben ik altijd beleefd
6
Als ik een fout maak, geef ik die altijd toe Ik vind het nooit vervelend iets minder goed te kunnen dan een ander
7 8 9 10
niet waar
Ik heb nooit een hekel aan iemand anders Meer krijgen dan een ander probeer ik nooit Mijn zin doordrijven doe ik nooit
11
Ik vertel nooit iets slechts over iemand anders
12
Ik ben met alles tevreden
13
Ik ben aardig voor iedereen
14
Alles wat belangrijk is, weet ik al
15
Ik heb altijd een goed humeur
TOT SLOT: Wat is je geslacht?
Ο Ο
Jongen meisje
Hoe oud ben je?
………
jaar
Ben je zelf in Nederland geboren? Is je vader in Nederland geboren? Is je moeder in Nederland geboren?
Ο Ο Ο Ο Ο Ο
Ja Nee, in ........................................ (land invullen) Ja Nee, in ........................................ (land invullen) Ja Nee, in ........................................ (land invullen)
Wat doe je het liefst (meer antwoorden mogelijk)
Hoe lang ben je hier al op school (ongeveer)? Wat wil je later worden?
Ο Ο Ο Ο Ο Ο
Niks doen en TV kijken Sporten Chillen met anderen Met anderen drinken en feesten Wiet roken Iets anders, namelijk: ........................................
0 weken: of 0 maanden: ..................................................................................
HARTELIJK BEDANKT VOOR HET INVULLEN VAN DEZE VRAGENLIJST!!
Hieronder kun je eventuele opmerkingen maken naar aanleiding van deze vragenlijst of het onderwerp.