Samenwerkingsverbanden zzp’er en uitzendsector
NBBU februari 2012
Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Verschil uitzendovereenkomst en overeenkomst van opdracht of aanneming van werk 3.
Risico's samenwerking zzp’er en uitzendbranche 3.1. Fiscaal risico voor de uitzendonderneming bij samenwerking met een zzp’er 3.2. Opvang fiscaal risico: Verklaring arbeidsrelatie (VAR) 3.3 Extra risico bij VAR-dga 3.4 Aanvullende eisen voor SNA-gecertificeerden
4. Consequenties herziening VAR 4.1. Herziening VAR geen gevolg voor uitzendonderneming 4.2. Herziening VAR wel gevolg voor de zzp’er 5. De beoordeling "dienstbetrekking" is aan de orde 6.
Verschil tussen rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep en de Hoge Raad 6.1 Jurisprudentie Centrale Raad van Beroep 6.2. (Civielrechtelijke) jurisprudentie Hoge Raad 6.3. Civielrechtelijke consequenties
7. Afsluiting
Hoewel dit document met de grootst mogelijke zorgvuldigheid is opgesteld kunnen hier geen rechten aan worden ontleend noch kan hier enige aansprakelijkheid of verplichting voor de NBBU uit voortvloeien.
Samenwerkingsverbanden zzp’er en uitzendsector - versie: februari 2012
2
1.
Inleiding
De afgelopen jaren is de uitzendsector in toenemende mate betrokken bij arbeidsverhoudingen met zelfstandigen zonder personeel (zzp’er). Bij vele van deze partijen bestaat er onwetendheid over hoe de samenwerking vormgegeven dient te worden om onwenselijke gevolgen van deze samenwerking uit te sluiten. In dit document is daarom uiteengezet wat de risico’s zijn. Samenwerking biedt ook kansen. Uitzendondernemingen kunnen zzp’ers hun dienstverlening aanbieden, om vraag en aanbod bij elkaar te brengen. Zzp’ers vergroten hun kans om aan de slag te zijn. Laat u daarom niet afschrikken wegens koudwatervrees maar verdiep u juist in de risico’s die er bestaan. Zie het als een uitdaging om tot een weldoordachte dienstverlening te komen. Met de term "freelancer" wordt in de markt ook de zzp'er bedoeld. Deze term wordt vaak gebruikt in creatieve beroepen, zoals de journalistiek.
2.
Verschil
uitzendovereenkomst
en
overeenkomst
van
opdracht
of
aanneming van werk De zzp’er is een zelfstandige ondernemer. Hij is uitdrukkelijk geen uitzendkracht, gedetacheerde of werknemer waar de normale arbeidsrechtelijke regels op van toepassing zijn. Kenmerk van het terbeschikkingstellen van uitzendkrachten is dat de uitzendkracht werkt onder leiding en toezicht van de inlener en niet van de formele werkgever, de uitzendonderneming. De inlener geeft opdrachten en aanwijzingen inzake de feitelijke werkzaamheden. Deze gezagsverhouding kan aanwezig zijn als de werkzaamheden erg simpel zijn maar ook als de uitzendkracht zeer bekwaam is. Bijvoorbeeld in het geval van een ervaren jurist of een arts die een praktijk tijdelijk waarneemt. Er bestaan uitzendondernemingen die zich uitsluitend richten op het terbeschikkingstellen van juist deze specialisten.
Samenwerkingsverbanden zzp’er en uitzendsector - versie: februari 2012
3
Een gezagsverhouding is in het geval van de zzp’er nou juist afwezig. De zzp'er werkt op basis van zijn eigen expertise, kennis en ervaring. Hij gaat met zijn opdrachtgever uitdrukkelijk geen arbeidsovereenkomst aan. De zzp'er kan een overeenkomst tot aanneming van werk aangaan (geregeld in art. 7: 750 e.v. BW). Hij brengt dan een werk van stoffelijke aard tot stand, zoals het bouwen van een huis. Ook kan de zzp'er een overeenkomst van opdracht aangaan met de opdrachtgever (geregeld in art. 7: 400 e.v. BW). In dat geval wordt er geen werk van stoffelijke aard tot stand gebracht, maar heeft de zzp'er/opdrachtnemer vaak een bepaalde opdracht tot het verrichten van specifieke
diensten
zoals
de
werkzaamheden
van
een
boekhouder
of
computerprogrammeur. Bij de uitzendovereenkomst wordt de uitzendkracht beloond voor het aantal gewerkte uren dat hij de overeengekomen werkzaamheden heeft verricht, ongeacht wat het resultaat is. Indien de zzp'er zijn diensten verricht op basis van een overeenkomst van opdracht ontvangt de zzp'er vaak een vaste vergoeding per uur of per dag. De zzp'er zal de opdrachtgever dan iedere maand een factuur sturen van de uren waarin de diensten zijn verricht, maar de tijdsbesteding is meestal flexibel. Voorts kan de zzp’er beloond worden voor het behalen van een overeengekomen resultaat. Hoe de zzp’er dat resultaat behaalt is aan hem, hij mag bijvoorbeeld ook andere personen daarvoor inzetten. De zzp'er vervult de opdracht immers naar eigen inzicht, vanuit zijn beroep of bedrijf, en is ook zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van het resultaat. Het begrip "gezagsverhouding" is het onderscheidend criterium tussen enerzijds het uitleggen van de kaders van de opdracht (zzp’er) en anderzijds het geven van aanwijzingen inzake de werkzaamheden (werknemer). Deze scheidslijn is dun en is dus aan interpretatie onderhevig. In hoofdstuk 6 wordt nader toegelicht wanneer er wordt uitgegaan van de aanwezigheid van een gezagsverhouding en de consequenties daarvan.
Samenwerkingsverbanden zzp’er en uitzendsector - versie: februari 2012
4
3.
Risico's samenwerking zzp’er en uitzendbranche
Zoals
hierboven
is
uiteengezet,
is
de
zzp’er
geen
uitzendkracht.
De
uitzendonderneming kan echter wel de aangewezen onderneming zijn om bepaalde diensten voor de zzp’er te verrichten. In de praktijk zijn er diverse redenen waarom de zzp’er en de uitzendonderneming samenwerken zoals: 1. De zzp’er heeft moeite bij het vinden van geschikte opdrachten en vraagt de uitzendonderneming hem te helpen via bemiddeling; 2. De zzp’er wil het debiteurenbeheer bij de uitzendonderneming uitbesteden omdat dit niet zijn core-business is; 3. De zzp’er ziet zich genoodzaakt samen te werken met een uitzendonderneming wegens eisen uit de markt, bijvoorbeeld omdat een aanbestedingsbeleid dit van hem eist. Allemaal logische redenen, aangezien de uitzendonderneming specialist is in het bij elkaar brengen van vraag en aanbod. Daarnaast is de administratie van de meeste uitzendondernemingen ingericht op een systeem van urenregistratie over de gewerkte uren, welke gekoppeld is aan een strak debiteurenbeheer. Een administratie waar de zzp'er zelf niet over beschikt, maar waar hij wel graag gebruik van maakt. Redenen waarom samenwerking tussen zzp’ers en uitzendondernemingen in toenemende mate voorkomt. Van belang hierbij is dat als de uitzendonderneming de zzp'er niet alleen helpt bij de bemiddeling, maar daarnaast ook andere diensten aan de zzp'er verleent, het risico bestaat
dat
er
een
arbeidsovereenkomst
wordt
aangenomen
tussen
de
uitzendonderneming en de zzp'er. De uitzendonderneming wordt in dat geval aangemerkt als de formele werkgever van de zzp'er. Overigens bestaat ook bij de overeenkomst van opdracht tussen de zzp’er en de opdrachtgever het risico dat de opdrachtgever als werkgever van de zzp’er wordt aangemerkt. Omdat dit geen gevolgen heeft voor de uitzendonderneming laten wij dit risico verder onbesproken.
Samenwerkingsverbanden zzp’er en uitzendsector - versie: februari 2012
5
3.1.
Fiscaal risico voor de uitzendonderneming bij samenwerking met een zzp’er
Voor elke partij die samenwerkt met de zzp’er, zowel de opdrachtgever als de uitzendonderneming, bestaat de kans dat de Belastingdienst achteraf de aanname doet dat er geen sprake is geweest van samenwerking met een zelfstandige ondernemer, maar van een arbeidsovereenkomst met een werknemer/uitzendkracht (zie hierna onder 5). Als deze aanname wordt gedaan, wordt de betreffende partij beschouwd als werkgever. Het gevolg hiervan is dat de uitzendonderneming of de opdrachtgever, met terugwerkende kracht worden aangeslagen voor de niet afgedragen loonheffingen, waaronder de premies werknemersverzekeringen, voor de vermeende zzp'er. Deze situatie vormt een groot financieel risico voor de uitzendonderneming en dient daarom voorkomen te worden. Dit kan op de volgende wijze.
3.2.
Opvang fiscaal risico: Verklaring arbeidsrelatie (VAR)
Om het bovengenoemde risico uit te sluiten, is het noodzakelijk dat de zzp’er beschikt over een juiste verklaring arbeidsrelatie (VAR). De VAR houdt in dat de Belastingdienst de zzp'er vooraf uitsluitsel geeft over zijn fiscale status. De zzp’er kan de VAR eenvoudig en elektronisch aanvragen via het invullen van het formulier “aanvraag Verklaring
arbeidsrelatie”.
Op
basis
van
het
ingevulde
formulier
maakt
de
Belastingdienst een inschatting of er sprake is van een zelfstandige ondernemer. De Belastingdienst kijkt onder andere naar de volgende aspecten: •
Is er sprake van een ondernemersrisico?
•
Hoeveel uur besteedt de zzp'er aan zijn onderneming (oftewel de VARwerkzaamheden)?
•
Is de zzp'er voldoende zelfstandig?
•
Hoe hoog is het inkomen dat de zzp'er voor de werkzaamheden ontvangt?
•
Doet de zzp'er investeringen?
•
Treedt de zzp'er naar buiten toe op als ondernemer?
•
Heeft de zzp'er meerdere opdrachtgevers?
Samenwerkingsverbanden zzp’er en uitzendsector - versie: februari 2012
6
Als de Belastingdienst van mening is dat er inderdaad sprake is van een zelfstandige, verstrekt hij één van de volgende VAR: 1. VAR-wuo (winst uit onderneming) 2. VAR-dga (werkzaamheden voor rekening en risico van een vennootschap) Heeft de zzp'er een VAR-wuo of VAR-dga, dan is de uitzendonderneming in principe wettelijk gevrijwaard ten aanzien van de afdrachten als genoemd onder 3.1,1 mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: 1. De identiteit van de zzp’er is vastgesteld en een kopie van een geldig identiteitsbewijs alsmede van de VAR wordt bewaard in de administratie van de uitzendonderneming en opdrachtgever; 2. De werkzaamheden worden verricht binnen de geldigheidsduur van de VAR. Een VAR is geldig tot en met 31 december van enig jaar, tenzij de opdracht vóór 1 november is overeengekomen en de werkzaamheden doorlopen of beginnen op 1 januari van het volgende jaar; 3. De verrichtte werkzaamheden komen overeen met hetgeen is vermeld op de VAR. Ervaring leert dat de werkzaamheden zoals op de VAR zijn benoemd vaak niet in detail maar ruim zijn omschreven en ook zo mogen worden geïnterpreteerd. Als de werkzaamheden van timmerman zijn omschreven op de VAR en de zzp’er feitelijk een vrachtwagen bestuurt, is het uiteraard duidelijk dat de werkzaamheden niet overeenkomen. Een aandachtspunt voor de uitzendbranche is dat het typerend is voor de uitzendonderneming dat zij niet ter plekke aanwezig is als de zzp’er zijn werkzaamheden uitvoert. Hierdoor is het onmogelijk te controleren of de feitelijke werkzaamheden overeenkomen met de VAR. In dit kader is het verstandig om in een schriftelijk document, bijvoorbeeld de overeenkomst met de zzp’er en/of de opdrachtgever, de werkzaamheden van de zzp’er zorgvuldig te omschrijven. Een dergelijk document geeft niet per definitie vrijwaring voor de uitzendonderneming, maar kan wel diens goede trouw aannemelijk maken. 4. De VAR komt geen rechtskracht (rechtsgevolgen) toe als er sprake is van fraude of als een partij had kunnen weten dat de VAR geen rechtskracht meer
1
Bij de VAR-loon en VAR-row (resultaat uit overige werkzaamheden) geldt deze vrijwaring uitdrukkelijk niet.
Samenwerkingsverbanden zzp’er en uitzendsector - versie: februari 2012
7
toekomt. Bijvoorbeeld in het geval dat er ondertussen een uitzendovereenkomst is aangegaan. Als wordt voldaan aan de punten 1 tot en met 3 zoals hierboven genoemd, komt de uitzendonderneming volledige vrijwaring toe inzake een eventueel dienstverband. Dit betekent dat er geen risico wordt gelopen achteraf met een aansprakelijkheid geconfronteerd te worden.
3.3.
Extra risico bij VAR-dga
Indien er sprake is van een zzp'er die beschikt over een VAR-dga, lopen de uitzendonderneming en opdrachtgever wel een ander risico, namelijk die van de Wet Ketenaansprakelijkheid (artikel 34 en 35 Invorderingswet 1990). Ingeval van een VARdga is de directeur-grootaandeelhouder in dienst van en derhalve werkzaam via zijn eigen rechtspersoon. De rechtspersoon is dan de opdrachtnemer. De rechtspersoon dient over het loon van de directeur-grootaandeelhouder loonbelasting af te dragen. Voor de werknemersverzekeringen is een directeur-grootaandeelhouder in beginsel niet verzekerd. Indien de rechtspersoon geen of niet voldoende loonbelasting afdraagt, wordt de volgende in de keten hiervoor aansprakelijk gesteld. De volgende in de keten kan de uitzendonderneming of opdrachtgever zijn. De ketenaansprakelijkheid staat los van de aansprakelijkheden die verband houden met een eventueel dienstverband en de VAR. Als de uitzendonderneming de ketenaansprakelijkheid wenst te beperken, kan zij dit doen door de zzp’er periodiek te verzoeken om een “verklaring betalingsgedrag” van de Belastingdienst. Een zzp’er kan momenteel niet beschikken over een G-rekening. Als de G-rekening op termijn wordt vervangen door een depotrekening zal de zzp’er hier overigens wel gebruik van kunnen maken. Indien de zzp'er een onjuiste VAR heeft gekregen, bijvoorbeeld een VAR-wuo in plaats van een VAR-dga, en de uitzendonderneming is te goeder trouw, dan wordt deze niet aangesproken op grond van de inleners- of ketenaansprakelijkheid (Leidraad Invordering 2008). Reden hiervoor is dat de uitzendonderneming bij een VAR-wuo geen rekening zal houden met de ketenaansprakelijkheid aangezien dit zich niet kan
Samenwerkingsverbanden zzp’er en uitzendsector - versie: februari 2012
8
voordoen. Een zzp'er met een VAR-wuo is namelijk niet werkzaam via een rechtspersoon en is derhalve geen loonheffing verschuldigd. De opdrachtgever en/of uitzendonderneming kan alleen worden aangesproken voor de ketenaansprakelijkheid als de zzp'er loonheffing verschuldigd is. Indien er twijfel bestaat over de echtheid van VAR verklaringen kan er contact worden opgenomen met het landelijk coördinatiepunt VAR: 088- 15 11 000. Let op! Samenvattend is hierboven gesteld dat het praktisch noodzakelijk is om als uitzendonderneming alleen samen te werken met zzp’ers die beschikken over een VAR-wuo of VAR-dga.
3.4
Aanvullende eisen voor SNA-gecertificeerden
De NEN 4400-1: 2010 stelt in de paragrafen 4.2.5.3. en 4.2.5.4. aan de uitzendonderneming die SNA-gecertificeerd is, nadere eisen aan het samenwerken met
de
zzp’er.
Als
de
uitzendonderneming
bijvoorbeeld
bemiddelt
tussen
opdrachtgever en zzp’er en tevens de facturatie aan de opdrachtgever verzorgt, is dit volgens de norm alleen toegestaan als deze facturatie herkenbaar namens de zzp’er geschiedt.
4.
Consequenties herziening VAR
Volgens de Wet IB 2001 kan de belastinginspecteur een afgegeven VAR herzien. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde komen tijdens de algemene belastingcontrole (art. 45-54 Algemene Wet inzake Rijksbelastingen) van uw onderneming. Tijdens deze controle dient de uitzendonderneming gegevens te verstrekken die voor de belastingheffing van belang kunnen zijn. De Belastingdienst kan zich tijdens deze controle op het standpunt stellen dat, gezien de feiten en omstandigheden, de vermeende zzp'er eigenlijk een uitzendkracht is. De VAR wordt dan herzien oftewel het eerdere standpunt van de Belastingdienst wordt ingetrokken en de afgegeven VAR is niet langer geldig. Bij het maken van de afspraken met de zzp'er is het relevant om ook de gevolgen van het herzien van de VAR mee te nemen.
Samenwerkingsverbanden zzp’er en uitzendsector - versie: februari 2012
9
4.1.
Herziening VAR geen gevolg voor uitzendonderneming
De uitzendonderneming die de samenwerking met de vermeende zzp'er op dat moment beëindigt, wordt niet met terugwerkende kracht aangeslagen voor de niet afgedragen premies en loonheffing. Dit valt onder de vrijwaring van de juist toegepaste VAR (-wuo of VAR-dga). Uiteraard kunnen de uitzendonderneming en de werkende er ook voor kiezen om op basis van een uitzendovereenkomst de arbeidsverhouding te continueren, of om de oude samenwerking onder gewijzigde omstandigheden voort te zetten. Deze laatste optie geeft uiteraard het risico dat als de Belastingdienst wederom constateert dat er sprake is van een dienstbetrekking, de goede trouw van de uitzendonderneming wellicht niet wordt aangenomen. De uitzendonderneming kan dan alsnog aansprakelijk worden gesteld. Onnodig te zeggen dat de nieuwe situatie van herziening van de VAR een zorgvuldige afweging van partijen vergt als zij met elkaar verder willen.
4.2.
Herziening VAR wel gevolg voor de zzp’er
Hoewel er een volledige vrijwaring voor de uitzendonderneming bestaat op het moment dat de juiste VAR goed wordt gebruikt, pleit de NBBU ervoor om de zzp’er geen aanleiding te geven om zich als uitzendkracht of werknemer te laten behandelen. De zzp’er loopt namelijk wel het risico op naheffingen en belastingaanslagen als er een dienstbetrekking wordt geconstateerd. Voorts kan de vermeende zzp’er, gezien de wettelijke verjaringstermijn, bijvoorbeeld de genoten zelfstandigenaftrek en andere fiscale voordelen voor ondernemers tot vijf jaar terug, moeten terugbetalen. Dergelijke terugvorderingen leiden vaak tot een persoonlijk faillissement. Maak als uitzendonderneming daarom een bewuste keus tussen het samenwerken met een zzp’er en het uitzenden van een uitzendkracht. Handel daar vervolgens ook naar. Laat de zzp'er zelf zijn tarief bepalen en laat u niet verleiden tot het "voorschieten" van zijn facturen. Het lopen van financieel risico hoort nou eenmaal bij het ondernemerschap. Als er specifiek wordt gevraagd om diensten in de sfeer van factoring, waarbij de uitzendonderneming daadwerkelijk vorderingen overneemt en op
Samenwerkingsverbanden zzp’er en uitzendsector - versie: februari 2012
10
eigen naam en voor eigen rekening incasseert, is dit een hele aparte dienstverlening die ook als zodanig vastgelegd dient te worden.
5.
De beoordeling “dienstbetrekking” is aan de orde
Pas als de zzp’er bijvoorbeeld niet beschikt over een juiste VAR komt de zeer complexe vraag aan de orde of er sprake is van een (fiscale) dienstbetrekking. De beantwoording van deze vraag kan door verschillende instanties verschillend beantwoord worden. Reden te meer om te voorkomen dat deze vraag binnen uw onderneming aan de orde komt! De Beleidsregels beoordeling dienstbetrekking van 16 februari 2005 van de Belastingdienst (beleidsregels) stellen dat volgens vaste jurisprudentie voor de aanwezigheid van een dienstbetrekking, de volgende criteria van belang zijn: a. De werker is verplicht de arbeid persoonlijk te verrichten; b. De opdrachtgever/ werkgever is verplicht tot het betalen van loon (ongeacht het resultaat); c. er is sprake van een gezagsverhouding. De beleidsregels diepen de drie criteria afzonderlijk uit, welke omstandigheden relevant zijn voor de beoordeling of voldaan is aan het betreffende criterium. Met name het element van de gezagsverhouding kent vele aspecten. De beleidsregels noemen tevens dat de verschillende omstandigheden in hun onderlinge samenhang worden gewogen om uiteindelijk tot de conclusie te komen dat er sprake is van een dienstbetrekking. Voor specifiek de uitzendbranche is de volgende passage van belang inzake de zogenaamde “frontverandering” (blz. 12 beleidsregels): “Als de opdrachtnemer met betrekking tot hetzelfde soort van werkzaamheden die onder overeenkomstige condities worden verricht eerder in een privaatrechtelijke dienstbetrekking heeft gestaan tot de opdrachtgever, dan is dit een sterke aanwijzing dat er opnieuw c.q. nog steeds sprake is van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Als de regel wordt toegepast in een situatie van op elkaar aansluitende perioden, dan
Samenwerkingsverbanden zzp’er en uitzendsector - versie: februari 2012
11
is er sprake van een privaatrechtelijke dienstbetrekking, tenzij ondubbelzinnig het tegendeel blijkt.”
6.
Verschil tussen rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep en de·Hoge Raad
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) oordeelt of er sprake is van een (verzekeringsrechtelijke) dienstbetrekking. Deze verschilt met de civiele benadering van de Hoge Raad, die beoordeelt of sprake is van een arbeidsovereenkomst/ privaatrechtelijke dienstbetrekking. Het grootste verschil is dat de Hoge Raad wel rekening houdt met hetgeen partijen hebben beoogd en de CRvB –in het algemeenniet. De CRvB vindt uitsluitend de feiten en omstandigheden waaronder iemand werkt bepalend of er sprake is van overeenkomst van opdracht of van een dienstbetrekking. Onder andere door dit verschil is het van te voren inschatten of er sprake is van een dienstbetrekking of niet, een grijs gebied. In het arrest van de Hoge Raad van 25 maart 2011 (LJN: BP3887) heeft de Hoge Raad geoordeeld over een uitspraak van de CRvB. De CRvB had geoordeeld dat een deelneemster
van
het
programma
"De
Gouden
Kooi"
werkzaam
was
in
privaatrechtelijke dienstbetrekking. Dit arrest is dus een combinatie van de rechtspraak van de CRvB en de civiele benadering van de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de CRvB terecht is uitgegaan van de criteria genoemd in artikel 7:610 BW en heeft niet geoordeeld dat de CRvB naar de bedoeling van partijen had moeten kijken. De vraag is of er na dit arrest meer eenheid zal gaan ontstaan in de rechtspraak tussen de CRvB en de Hoge Raad.
6.1
Jurisprudentie Centrale Raad van Beroep
Volgens de CRvB kan er sprake zijn van een gezagsverhouding en dus een dienstbetrekking als: •
Er op enige wijze instructies kunnen worden gegeven;
•
Er controle wordt uitgeoefend op het functioneren;
•
Er sprake is van beslissende invloed op het beleid;
Samenwerkingsverbanden zzp’er en uitzendsector - versie: februari 2012
12
•
De eindverantwoordelijke van de onderneming de beslissingen neemt;
•
De mogelijkheid tot feitelijk ingrijpen bestaat;
•
De werker dezelfde werkzaamheden verricht als de werknemers en er onvoldoende personeel aanwezig was;
6.2
•
De werker is ingebed in de organisatorische eenheid;
•
De werker geen ondernemersrisico loopt.
(Civielrechtelijke) jurisprudentie Hoge Raad
Twee belangrijke arresten waarin de Hoge Raad zijn lijn heeft uitgezet om te bepalen of er sprake was van een arbeidsovereenkomst (in civielrechtelijke zin) waren Groen/ Schoevers (HR 14 november 1997, JAR 1997/263) en ABN AMRO/ Malhi (HR 5 april 2002, NJ 2003,124). In de kern is in Groen/ Schoevers bepaald dat het antwoord op de vraag welke overeenkomst partijen hebben gesloten, wordt bepaald door hetgeen partijen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond (de aanvankelijke partijbedoeling) mede in aanmerking genomen de wijze waarop partijen feitelijk uitvoering hebben gegeven aan de overeenkomst (de ingekleurde partijbedoeling). Daarbij moet op alle relevante omstandigheden acht worden geslagen, waaronder de maatschappelijke positie van partijen. In ABN AMRO/ Malhi werd de vraag, of er sprake is van een overeenkomst van opdracht of van een arbeidsovereenkomst, afhankelijk gesteld van het zogenaamde Haviltex-criterium: De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van de vraag of er tussen partijen een arbeidsovereenkomst is ontstaan komt het
aan op hetgeen partijen over en weer
hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en redelijkerwijze mochten afleiden. Niet noodzakelijk is dus dat partijen zich uitdrukkelijk jegens elkaar moeten hebben verbonden tot het sluiten van een arbeidsovereenkomst.
Samenwerkingsverbanden zzp’er en uitzendsector - versie: februari 2012
13
6.3
Civielrechtelijke consequenties
Als er achteraf een dienstbetrekking wordt aangenomen, is het voorstelbaar dat de uitzendonderneming niet alleen wordt aangesproken op fiscale elementen. De uitzendonderneming kan in dat geval wellicht ook geconfronteerd worden met arbeidsrechtelijke gevolgen, zoals loondoorbetaling tijdens arbeidsongeschiktheid of omdat de vermeende zzp'er schade veroorzakend heeft gehandeld. Hoewel deze discussie al langere tijd speelt is nog niet uitgekristalliseerd hoe de arbeidsrechtelijke aansprakelijkheid in dat geval ligt.
7.
Afsluiting
In het bovenstaande is op hoofdlijnen uiteengezet wat de kansen en risico’s zijn van de samenwerking tussen uitzendondernemingen en zzp’ers. Mochten er naar aanleiding van dit document nadere vragen bestaan, dan kunt u contact opnemen met de servicedesk van de NBBU:
[email protected] of (033) 467 02 02. De NBBU beschikt ook over standaardovereenkomsten waar u als NBBU-lid gebruik van kunt maken, indien u een zzp’er wil bemiddelen. Deze kunt u vinden achter het afgeschermde deel van de NBBU website: www.nbbu.nl
Samenwerkingsverbanden zzp’er en uitzendsector - versie: februari 2012
14