Samenwerkingsprotocol Voor situaties waarbij wordt vermoed dat een kind ernstig wordt bedreigd in zijn of haar ontwikkeling door kindermishandeling.
Samenwerkingsprotocol Samenwerkingsprotocol Samenwerkingsprotocol Samenwerkingsprotocol Samenwerkingsprotocol Samenwerkingsprotocol Geminiziekenhuis Medisch Centrum Alkmaar Waterlandziekenhuis Westfriesgasthuis Zaans Medisch Centrum Bureau Jeugdzorg Noord-Holland (inclusief AMK) William Schrikker Groep Raad voor de Kinderbescherming Noord-Holland
Samenwerkingsprotocol Voor situaties waarbij wordt vermoed dat een kind ernstig wordt bedreigd in zijn of haar ontwikkeling door kindermishandeling. Geminiziekenhuis Medisch Centrum Alkmaar Waterlandziekenhuis Westfriesgasthuis Zaans Medisch Centrum Bureau Jeugdzorg Noord-Holland (inclusief AMK) William Schrikker Groep Raad voor de Kinderbescherming Noord-Holland
Uitgave van Raad voor de Kinderbescherming Regio Noord-Holland | Locatie Alkmaar Kennemerstraatweg 21 | 1814 ga Alkmaar T 072-514 34 34 E
[email protected] I www.kinderbescherming.nl Juni 2012
In l eid ing In dit protocol1 zijn samenwerkingafspraken vastgelegd voor situaties waarbij wordt vermoed dat een kind dat in een ziekenhuis verblijft2 ernstig wordt bedreigd in zijn of haar ontwikkeling door kindermishandeling. Het kan hierbij ook gaan om een nog ongeboren kind. Volgens de Wet op de jeugdzorg is kindermishandeling ‘elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel’. De term ‘ouders’ in de definitie slaat niet alleen op de biologische ouders, maar ook op de stiefouders, de adoptiefouders en de pleegouders. Door de toevoeging ‘andere personen tot wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat’ komen ook andere volwassenen in beeld van wie het kind afhankelijk is voor aandacht, bescherming en verzorging. De term ‘onvrijheid’ verwijst naar andere bekenden van het kind, zoals familie en buren, die misbruik maken van hun machtsoverwicht3. Getuige zijn van (de gevolgen van) huiselijk geweld wordt ook beschouwd als een vorm van kindermishandeling.
Goede samenwerkingafspraken tussen de verschillende betrokken organisaties, waarbij duidelijk is wie wat doet en waarvoor verantwoordelijk is moeten dit binnen de wette lijke kaders mogelijk maken. Indien (aanstaande) ouders bereid en in staat zijn mee te werken aan noodzakelijke hulp in een vrijwillig kader4 (zie bijlage Raad voor de Kinderbescherming) zal in het algemeen hieraan de voorkeur worden gegeven. Afstemmingsafspraken zijn dan gericht op het coördineren en volgen van de hulpverlening. Indien alsnog blijkt dat (aanstaande) ouders niet kunnen of willen meewerken aan de noodzakelijk zorg of dat deze zorg onvoldoende blijkt, zal een maatregel kinderbescherming nodig zijn. Dit heeft gevolgen voor de verantwoordelijkheden van de verschillende betrokkenen. In het protocol zal dit duidelijk beschreven worden. Dit protocol is geschreven voor de dagelijkse praktijk en zal aangepast worden wanneer de ervaringen hierom vragen. Daarom zal het jaarlijks geëvalueerd worden. De deel nemende organisaties maken interne afspraken die het mogelijk moeten maken volgens de afspraken van het protocol te kunnen werken. Dit protocol wordt toegevoegd aan bestaande samen werkingsafspraken en is niet bedoeld als vervanging voor bestaande samenwerking.
Speciale aandacht wordt besteed aan aanstaande moeders waarbij zorgen zijn over de veiligheid van het (ongeboren) kind zowel tijdens de zwangerschap als na de bevalling. Extra alertheid is geboden bij minderjarige aanstaande moeders en aanstaande moeders met een verstandelijke beperking (of zwakzinnigheid), met psychiatrische proble matiek en/of middelenverslaving. Tijdens de zwangerschap wordt indien nodig een hulpverleningsplan gemaakt dat direct na de geboorte gestart kan worden. Alle betrokken ziekenhuizen werken volgens de meldcode kindermishandeling en beschikken over een team kinder mishandeling. Elk kind wordt besproken in dit team. Ongeboren kinderen waar zorgen over zijn worden in een multidisciplinair overleg besproken. Wanneer wordt ver moed dat er sprake is van kindermishandeling wordt het kind conform de geldende meldcode kindermishandeling gemeld bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling. Bij ernstige zorgen is het essentieel dat contact wordt behouden met het kind en de ouder(s) zodat zorgen omtrent de veiligheid van het kind zorgvuldig kunnen worden onderzocht.
1. D it protocol is een bewerking van het samenwerkingsprotocol van het AMC, BJAA/AMK, Raad voor de Kinderbescherming Amsterdam, William Schrikker groep 2. Wanneer kindermishandeling wordt vermoed bij kinderen die voor poliklinische behandeling in het ziekenhuis komen, wordt de meldcode kindermishandeling gehanteerd. Indien er sprake is van verwondingen waarbij het vermoeden bestaat dat deze het gevolg zijn van mishandeling, wordt een klinisch opname overwogen om het kind veilig te stellen. 3. Bron: Nederlands Jeugd Instituut 4. Bij twijfel kan altijd gebruik gemaakt worden van de advies en consultatiefunctie van het AMK.
I nH O UD Stroomdiagram ziekenhuizen
4
Stroomschema kindermishandeling
5
A. Melden
6
B. Draaiboek op maat
7
C. Contactpersonen
8
D. (V)OTS - procedure kind in het ziekenhuis
9
E. Procedure als (V)OTS met machtiging uithuisplaatsing is uitgesproken tijdens verblijf van kind in ziekenhuis
11
F. Afstand ter Adoptie
12
G. Ongeboren baby’s
13
H. (V)OTS met MUHP bij ongeboren kinderen, ouders worden voor de geboorte op de hoogte gesteld
14
I. VOTS met MUHP bij ongeboren kinderen - geheimhouding
15
J. Overige afspraken
17
Bijlage 1: Contactgegevens
19
Bijlage 2: Concept draaiboek
20
Bijlage 3: Lijst van afkortingen
24
Bijlage 4: Wat doet het AMK?
25
Bijlage 5: Wat doet de Raad voor de Kinderbescherming?
26
Aanvullingen/aantekeningen
28
Ondertekening Samenwerkingsprotocol
30
St roomd iagram zi e k enhuiz en MDO = - Kinderarts - Gyneacoloog - Maatschappelijk Werk - Psychiatrie (evt.)
Kwetsbara zwangere wordt verwezen op basis van medische indicatie
Gyneacoloog screent
Vóór 24 weken MDO
Toestemming moeder t.a.v. informatie van hulpverlening
Nee
Ja
Opstellen behandelplan in overleg met evt. hulpverlenersnetwerk
Psychiatrische problematiek: Nurse Practitioner Psychiatrie
Maatschappelijke problematiek: Medisch maatschappelijk werk
Verslavingsproblematiek: MMW kindergeneeskunde
Rerugkoppeling 2e MDO Hulpverlening lukt niet Hulpverlening lukt
Patiënte bevalt
Postnatale begeleiding / hulp
Controle consultatiebureau, kinderarts en huisarts
Direct contact met AMK: 1. AMK in consult 2. Onderzoek AMK o.b.v. melding 3. Inschakelen RvdK door AMK
St roomsche ma kin dermishan deling Vermoeden kindermishandeling
Meldcode KM ziekenhuis
Verwijzing hulpverlening
Toestemming contact hulpverlener
Melding bij AMK
Geen toestemming contact hulpverlener
Onderzoek AMK
Verzoek onderzoek aan Raad
Onderzoek door Raad
Verwijzing hulpverlening
Geen rekest
Rekest kinderbeschermingsmaatregel
Uitspraak kinderrechter
Geen maatregel uitgesproken
OTS (en MUHP)
Toewijzing gezinsvoogd (uithuisplaatsing)
protocol samenwerking aanpak signalering kindermishandeling
A. M e l d en Doelgroep: • Kinderen die klinisch of poliklinisch bij ziekenhuis in behandeling zijn of op de SEH zijn gekomen en waarbij kindermishandeling wordt vermoed. • (Ongeboren) kinderen van ouders/moeders met: - Ernstige psychiatrische problematiek - Verstandelijke beperking, zwakzinnigheid - Middelen verslaving • Ongeboren kinderen van minderjarige aanstaande moeders A.1 Het ziekenhuis meldt vermoedens van kindermishandeling, conform de geldende Meldcode inzake Kindermishandeling bij het AMK. In de situatie dat: a. (aanstaande) ouders zijn niet bereid noodzakelijk zorg/ hulp te accepteren en/of niet bereid inzicht te geven in de situatie melding bij AMK b. ouders noodzakelijk zorg/hulp accepteren wordt toe stemming gevraagd om contact op te nemen met de hulpverlening. Als ouders toestemming weigeren of als blijkt dat ouders niet ‘aangekomen zijn’ wordt dit gemeld bij het AMK. c. indien ondanks alle hulp een bedreigende situatie voor het kind blijft bestaan (zie ook onder A2) Het ziekenhuis informeert de ouders over de inhoud van de melding tenzij dit een gevaar oplevert voor het kind5.
A.3 Kinderen van ouders met (ernstige) psychiatrische of verstandelijke problematiek, kinderen van drugsverslaafde ouders en kinderen afkomstig uit gezinnen waar al eerder zorgen over waren, hebben een grotere kans op kinder mishandeling. Extra alertheid op signalen hiervan is geboden. In geval van een ‘nieuw’ kind in een gezin waarbij het eerder is mis gegaan kan het ziekenhuis contact opnemen met het AMK over eventueel te nemen stappen. A.4 Fysieke sporen van kindermishandeling en/of verwaarlozing of verwondingen waarvoor geen kloppende verklaring wordt gegeven kunnen essentieel zijn voor de onder bouwing van een rekest. Herhaaldelijke verwondingen (bijv. breuken, brandwonden) vormen onderbouwing van vermoeden kindermishandeling. Informatie die heeft geleid tot het vermoeden van kinder mishandeling zoals het Sputovamo formulier of andere vormen van letselbeschrijving maken deel uit van de melding. Voor verdere procedures omtrent het melden wordt verwezen naar de meldcode inzake kindermishandeling
A.2 Het ziekenhuis kan in bijzondere gevallen ook direct bij de Raad voor de Kinderbescherming melden. Dit kan als er sprake is van een acute en zeer ernstig bedreigende situatie voor de minderjarige, die onmiddellijk ingrijpen middels een maatregel van kinderbescherming noodzakelijk maakt. Hierbij gaat het om gevallen waarin: - een minderjarige dusdanig wordt bedreigd in zijn/haar ontwikkeling, dat ter bescherming onmiddellijk hulp of zorg moet worden geboden, én - de ouders of verzorgers deze hulp of zorg zelf niet of onvoldoende (kunnen) bieden, én - hulpverlening op vrijwillige basis niet mogelijk of toe reikend is gebleken waardoor onmiddellijk ingrijpen, middels een maatregel van kinderbescherming, noodzakelijk is, ter afwending van de acute en ernstige bedreiging voor de minderjarige.
5. Zie bijlage: wat doet het AMK
protocol samenwerking aanpak signalering kindermishandeling
B . Draaiboe k op maa t B.1 Voor elk kind waarbij kindermishandeling wordt vermoed, wordt een draaiboek opgesteld. Dit draaiboek wordt in samenspraak met de betrokken instantie(s) opgesteld door de hoofdbehandelaar. De hoofdbehandelaar beheert het draaiboek volgens de geldende regels van het ziekenhuis en draagt er zorg voor dat deze geactualiseerd blijft. In het draaiboek wordt het plan van aanpak en de samen werkingsafspraken voor het betreffende kind beschreven. De betrokken organisaties dragen er zorg voor dat de aanpak wordt uitgevoerd conform de afspraken (zie bijlage voor sjabloon draaiboek).
protocol samenwerking aanpak signalering kindermishandeling
C. Con tact p ersonen C.1 De hoofdbehandelaar van het kind (of van de aanstaande moeder) is het centrale aanspreekpunt en eerstverantwoor delijke voor de gang van zaken in het ziekenhuis. Naast de hoofdbehandelaar dragen de hoofdverpleeg kundige van de afdeling en de maatschappelijk werkende6 die betrokken is bij de patiënt er zorg voor dat zij op de hoogte blijven van actuele ontwikkelingen en de gemaakte (aangepaste) afspraken. C.2 Wat betreft de Raad verloopt het contact via de betrokken raadsonderzoeker. Deze overlegt zaken intern met een gedragsdeskundige en een teamleider. C.3 Wat betreft Bureau Jeugdzorg verloopt het contact via de betrokken jeugdhulpverlener of gezinsvoogd. Wat betreft het AMK loopt het contact via de vertrouwensartsen en/of de AMK onderzoeker.
Zie bijlage 1 voor contactgegevens.
C.4 Wat betreft de WSG verloopt het contact via de betrokken (voorlopige) gezinsvoogd die de (V)OTS uitvoert. C.5 Alle contactpersonen zorgen dat duidelijk is hoe en wanneer zij te bereiken zijn en wie kan worden benaderd bij afwezig heid. Zij dragen er zorg voor dat vervangers voldoende op de hoogte zijn om naar behoren te kunnen reageren op vragen en/of ontwikkelingen tijdens hun afwezigheid. Contactgegevens worden opgenomen in het medisch dossier. C.6 Medewerkers van de Raad, Bureau Jeugdzorg/AMK en de WSG nemen zelf contact op met de hoofdbehandelaar van het ziekenhuis om hun gegevens door te geven. Dit doen zij zodra zij weten dat zij zich met de zaak bezig gaan houden, of in geval van vrijwillige jeugdhulpverlening: zodra zij weten dat het kind in het ziekenhuis is opgenomen.
6. Indien aanwezig. Niet alle ziekenhuizen beschikken over een maatschappelijk werkende.
protocol samenwerking aanpak signalering kindermishandeling
D. ( V ) OT S - Proced ur e kin d in zi ek e nhuis Het AMK besluit of een melding7: a. in onderzoek wordt genomen (een onderzoek beslaat maximaal 13 weken). b. wordt doorgeleid naar de Raad voor de Kinderbescherming (binnen 5 dagen) . De Raad doet onderzoek naar de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel. De betrokken organi saties spreken af hoe gedurende het onderzoek zicht gehouden wordt op de veiligheid van het kind en hoe eventuele hulp gecontinueerd kan worden. Indien het AMK constateert dat het een crisissituatie betreft waarbij een VOTS met MUHP nodig is wordt contact opge nomen met de Raad met het verzoek een voorlopige onder toezichtstelling bij de kinderrechter te vragen. De Raad van Bestuur van het ziekenhuis wordt hiervan op de hoogte gebracht door de hoofdbehandelaar. Indien de hoofdbehandelaar inschat dat er sprake is van ernstig gevaar voor de veiligheid van het kind kan hij/zij rechtstreeks contact opnemen met de Raad. Dit kan buiten kantooruren via het Crisis Interventie Team van BJZNH . Bij akkoord door de rechter wordt een gezinsvoogd toe gewezen. De Raad start bij een VOTS het onderzoek na de afgifte van de voorlopige OTS. Indien het AMK besluit tot een verzoek tot onderzoek bij of een doorgeleiding naar de Raad, stelt het AMK de ouders8 hiervan op de hoogte. Fase raadsonderzoek D.1 Wanneer het AMK een melding doorgeleidt naar de Raad, wordt de hoofdbehandelaar van het kind door het AMK hiervan op de hoogte gesteld. D.2 Ook de ouders worden door een medewerker van het AMK op de hoogte gesteld van de melding/doorgeleiding. Dit gebeurt door een gesprek met een medewerker van het AMK. De medewerker van het AMK legt uit waarom ervoor is gekozen om te melden bij de Raad. Wanneer het een crisissituatie betreft en een VOTS nodig is zal dit gesprek door de AMK medewerker en een mede werker van de Raad gezamenlijk worden gevoerd. De raads onderzoeker vertelt vervolgens wat een raadsonderzoek is en waar dit mogelijk toe kan leiden. 7. Zie bijlage: wat doet het AMK 8. Algemeen: kinderen > 16 jaar: informatie aan ouders alleen doorspelen na toestemming van kind
D.3 Uit veiligheidsoverwegingen kan er ook voor worden gekozen om de ouders voorlopig niet op de hoogte te stellen. De verantwoordelijkheid voor deze afweging ligt bij het AMK en de Raad, in overleg met hoofdbehandelaar van het kind. Duidelijk wordt afgesproken wanneer de ouders wel worden geïnformeerd. D.4 De raadsmedewerker spreekt met de medewerker BJZ/AMK, de contactpersonen van het ziekenhuis en de maatschap pelijk werkende van het ziekenhuis/de afdeling af wat het ziekenhuis kan doen in de periode tot er een maatregel is. Hierbij gaat het onder andere om wat het ziekenhuis kan doen als ouders het kind plotseling komen opeisen en er acuut gevaar voor het kind dreigt. Fase VOTS D.5 Zodra er een maatregel VOTS en machtiging uithuisplaat sing is uitgesproken, is de gezinsvoogd verantwoordelijk voor het kind. BJZ regelt dat er binnen een werkdag een voorlopige gezinsvoogd wordt aangewezen. Bij de William Schrikker Groep wordt binnen een werkdag een (voorlopige) gezinsvoogd aangewezen door de team manager in samenspraak met de inhoudelijk manager die piketdienst heeft. De naam en het telefoonnummer van de voorlopige gezinsvoogd worden door haar/hem doorgegeven aan de hoofdbehandelaar, op de dag dat bekend is wie die rol zal vervullen. D.6 Zodra een VOTS en machtiging uithuisplaatsing is uit gesproken, stelt de betrokken raadsonderzoeker direct de hoofdbehandelaar op de hoogte. Mocht deze niet bereik baar zijn, dan wordt een van de vervangend contactpersonen van het ziekenhuis geïnformeerd over de uitspraak. Hierbij wordt ook doorgegeven of de ouders van de VOTS en machtiging uithuisplaatsing op de hoogte zijn, en zo niet, hoe en wanneer ze hiervan op de hoogte worden gebracht. D.7 Als een VOTS en machtiging uithuisplaatsing is uitgespro ken, vertelt de raadsonderzoeker dit in een veilige setting aan de ouders. De hoofdbehandelaar en de maatschappelijk werkende van het ziekenhuis worden in een voorafgaand gezamenlijk overleg op de hoogte gesteld dat het gesprek plaatsvindt.
protocol samenwerking aanpak signalering kindermishandeling
Conform intern beleid van het ziekenhuis wordt eventueel de Raad van Bestuur hiervan op de hoogte gesteld. Tijdens dit gesprek wordt vooral aandacht besteed aan het waarborgen van de veiligheid van het kind en de rust en veiligheid op de afdeling. Bij enig vermoeden van escalatie dient de bewaking van het ziekenhuis en/of de politie te worden gevraagd ondersteuning te bieden. Hierbij verdient de Jeugd- en Zedenpolitie de voorkeur. D.8 Het gesprek waarin de ouders worden geïnformeerd over de VOTS met UHP wordt in ieder geval gevoerd door de raads onderzoeker en door de (voorlopige) gezinsvoogd van BJZ/ WSG die de maatregel gaat uitvoeren: hij is de volgende regievoerder. In overleg is hierbij ook aanwezig: de medewerker van het AMK die heeft doorgeleid, de maatschappelijk werkende van het ziekenhuis of de hoofdbehandelaar. De hoofdbehandelaar van het kind wordt op de hoogte gebracht van het verloop van het gesprek. De hoofdbehan delaar draagt er zorg voor dat eventuele noodzakelijke acute (psychiatrische) hulp voor de ouders wordt geregeld. De PAAZ/psychiater wordt door het team kindermishan deling in kennis gesteld van de afspraken van het samen werkingsprotocol.
10
D.9 Het gesprek wordt nooit op de afdeling gevoerd, en vindt bij voorkeur plaats op een neutrale plek in het ziekenhuis waar ook in de veiligheid van betrokkenen is voorzien. D.10 Van tevoren beslissen de hoofdbehandelaar van het kind en de raadsonderzoeker of er bewaking moet worden ingeschakeld. Eventueel kan worden besloten om het kind tijdens het gesprek in een andere kamer te plaatsen. D.11 Het ziekenhuis zorgt zo nodig voor nazorg voor het zieken huispersoneel, wanneer er toch een ingrijpende situatie is ontstaan. D.12 Wanneer een kind ouder dan 12 jaar gehoord moet worden door de rechtbank, licht BJZ/WSG de hoofdbehandelaar van het kind hierover in. De gezinsvoogd heeft de regie over het brengen en halen van het kind naar/van de rechtbank.
protocol samenwerking aanpak signalering kindermishandeling
E . Proce d ur e a l s (V)O TS m et machtiging ui thuis pl aa t sing is ui t ge s p rok en t ijde ns v e rbl ij f van kin d in zie ke nhuis Indien het kind voor behandeling in het ziekenhuis verblijft worden de vervolgstappen en de werkwijze bij mogelijke crisis in het draaiboek opgenomen. De hoofdbehandelaar en de gezinsvoogd dragen hier zorg voor. Fase raadsonderzoek E.1 De hoofdbehandelaar draagt zorg voor de actualisering van het draaiboek. E.2 De medewerkers van BJZ/ WSG die het kind komen halen (om naar pleegvoorziening te brengen), verstrekken ten behoeve van het actualiseren van het draaiboek de relevante informatie aan de (hoofd)behandelaar. E.3 De gezinsvoogd is verantwoordelijk voor het meenemen van kleding voor het kind.
E.5 De contactpersonen van het ziekenhuis (zie C.1) bereiden de plaatsing van het kind voor. E.6 Het ziekenhuis mag informatie over het kind achterhouden voor ouders of anderen, wanneer het delen van deze infor matie een gevaar oplevert voor het kind. Hierover is overleg met de gezinsvoogd van BJZ/WSG. E.7 Wanneer een kind opeens wegloopt of wordt weggehaald, dan belt de supervisor van de afdeling waar het kind is opgenomen de politie en de gezinsvoogd. E.8 Wanneer bezoek is toegestaan, is de gezinsvoogd hiervoor verantwoordelijk.
E.4 De gezinsvoogd zorgt voor de uitleg van de situatie aan het kind. De contactpersonen van het ziekenhuis worden op de hoogte gebracht van wat het kind weet. Zij lichten het verplegend personeel in.
11
protocol samenwerking aanpak signalering kindermishandeling
F . A f st and t er a d opt ie Het voornemen afstand te doen ter adoptie vraagt van betrokken professionals van de verschillende organisaties specifieke kennis en vaardigheden. Ten behoeve van een zorgvuldige werkwijze zijn samenwerkingsafspraken vastgelegd in een protocol. Voor een volledige beschrijving van de werkwijze en afstemming tussen FIOM, Bureau Jeugdzorg en de Raad wordt verwezen naar het protocol ‘Afstand ter adoptie’ (2010).
12
protocol samenwerking aanpak signalering kindermishandeling
G . O N GE B O REN BABY’S Toelichting: Bij zorgen over ongeborenen is het van belang om zo vroeg mogelijk in de zwangerschap te handelen. De hoofd behandelaar van de a.s. moeder meldt bij ernstige zorgen het ongeboren kind bij het AMK. De hoofdbehandelaar informeert moeder over de melding. Het AMK doet ofwel zelf onderzoek of leidt de melding door naar de Raad. De a.s. moeder wordt hierover geïnformeerd door het AMK. Bij een doorgeleiding wordt ernaar gestreefd gezamenlijk (AMK en Raad) de a.s. moeder te informeren over het Raadsonderzoek en de mogelijke resultaten. Indien mogelijk vindt het gesprek over het Raadsbesluit niet in het ziekenhuis plaats, maar daar buiten; het zieken huis moet een veilige plek kunnen blijven.
G.1 Wanneer het ziekenhuis bij melding bij AMK/BJZ een vermoeden heeft van (ernstige) psychiatrische problematiek van de aanstaande moeder, dan legt het ziekenhuis contact met de psychiater van de PAAZ/ InGeest/GGZ. Deze kan een IBS of RM overwegen.
Indien een OTS wordt gevraagd en uitgesproken (dit is in arrondissement Amsterdam vanaf 24 weken zwangerschap mogelijk, in Haarlem Alkmaar ook eerder) kan een gezins voogd van BJZ in het gezin komen voordat het kind er is. De gezinsvoogd zal dan bezien of de aanstaande moeder/ ouders voor het kind kunnen zorgen: onder welke voor waarden dit mogelijk is en of hieraan kan worden voldaan. Indien al vroeg in/gedurende de zwangerschap duidelijk is dat de aanstaande moeder/ouders niet voor het kind kunnen zorgen zal ook een machtiging uithuisplaatsing worden aangevraagd, dit wordt met de moeder/ouders besproken. Deze twee situaties vallen onder hoofdstuk G van dit protocol. Hoofdstuk H betreft gevallen waarin geheimhouding geboden is.
G.3 Iedere melding wordt door de hoofdbehandelaar besproken met de eindverantwoordelijke kinderarts van de afdeling Neonatologie.
G.2 Op het moment dat AMK/BJZ de zaak beoordeelt en er lijkt sprake te zijn van (ernstige) psychiatrische problematiek, maar er is geen IBS of RM, dan heeft AMK/BJZ overleg met het ziekenhuis over de wenselijkheid van een IBS of RM. Het ziekenhuis legt zo nodig contact met de psychiater van de PAAZ of InGeest.
G.4 Onder het behandelteam in het ziekenhuis wordt verstaan: verloskundige/arts assistent verloskunde, eindverantwoor delijke stafarts verloskunde, medisch maatschappelijk werk verloskunde, hoofdverpleegkundige kraamafdeling, eindverantwoordelijke kinderarts (supervisor afdeling neo natologie), hoofdverpleegkundige afdeling neonatologie en eventueel alle overige betrokken disciplines.
De Raad draagt er zorg voor dat de hoofdbehandelaar wordt geïnformeerd over de uitspraak van de rechter. De hoofd behandelaar draagt zorg voor interne overdracht van relevante informatie aan de betrokken professionals.
13
protocol samenwerking aanpak signalering kindermishandeling
H . ( V ) OT S m e t M UHP bij ong ebor en kind er e n - oude rs wor de n voor d e g e boor te op de hoogt e g e s t e ld Voor de geboorte H.1 Ad G.1: het behandelteam wordt direct op hoogte gebracht van het voornemen een OTS en/of MUHP aan te vragen. De Raad deelt de aanstaande moeder/ouders binnen een week (zo nodig sneller, afhankelijk van duur zwangerschap) na haar besluitvorming mee dat zij voornemens is een OTS en eventueel een MUHP aan te vragen. De Raad nodigt de ouders zelf uit voor een gesprek op haar kantoor. H.2 Er wordt een multidisciplinair overleg belegd in het zieken huis om het draaiboek door te nemen en te actualiseren. Aanwezig zijn: Raad, gezinsvoogd (als in beeld) en het behandelteam van de aanstaande moeder/ouders/kind binnen het ziekenhuis. Het draaiboek wordt opgenomen in het dossier van de aanstaande moeder (en van het kind na diens geboorte) en alleen via professionele persoonsgebonden e-mail verspreid aan het behandelteam in het ziekenhuis, en naar de betreffende contactpersonen van de Raad en BJZ. H.3 In het draaiboek worden de verloskundige/ arts assistent, de eindverantwoordelijke stafarts verloskunde en de eind verantwoordelijke kinderarts vermeld. Deze zijn op de hoogte en betrokken bij alle beslissingen aangaande de betreffende casus.
14
H.4 In het draaiboek wordt o.a. vastgelegd hoe het contact tussen moeder/ouders en kind (o.a. borstvoeding) post-partum in het ziekenhuis plaatsvindt, onder welke omstandigheden en het moment waarop de UHP zal plaatsvinden en de wijze waarop BJZ geïnformeerd zal worden over de geboorte. Ook over overig bezoek aan het kind worden afspraken gemaakt en deze worden in het draaiboek vermeld. Bij een van tevoren bedachte MUHP zal geen borstvoeding worden gestimuleerd. H.5 De melding aan het AMK en het draaiboek worden opgenomen in de medische status van moeder (en van het kind na diens geboorte). H.6 De Raad van Bestuur van het ziekenhuis wordt door de hoofdbehandelaar (deze is de melder bij het AMK) op de hoogte gesteld van de melding bij de Raad, (het voornemen van de Raad tot verzoek van) de maatregel en de inhoud van het draaiboek. Na de geboorte H.7 Als er een machtiging uithuisplaatsing is wordt het kind geplaatst op de wijze die is vastgelegd in het draaiboek. De gezinsvoogdij-instelling (BJZ/ WSG) is verantwoordelijk voor de plaatsing van gezonde zuigelingen. Het ziekenhuis is verantwoordelijk voor plaatsingen indien medische opname in een ander ziekenhuis noodzakelijk is.
protocol samenwerking aanpak signalering kindermishandeling
I . V OTS m e t MUHP bij onge bore n kind er e n - g eh eimhou ding Opmerking: Bereikbaarheid buiten kantoortijden goed afstemmen en telefoonnummers up to date houden (in draaiboek opnemen) Toelichting: Geheimhouding kan nodig zijn in gevallen waarin er een risico bestaat op vluchtgedrag en/of mijden van (medische) zorg waardoor de aanstaande moeder en het ongeboren kind gevaar lopen. Voor de geboorte I.1 Bij hoge uitzondering wordt door het ziekenhuis ingegaan op het verzoek van AMK of Raad voor geheimhouding van de maatregel op basis van hun risicotaxatie. De redenen voor geheimhouding worden helder uitgelegd aan het ziekenhuis. Achteraf zal evaluatie plaatsvinden met AMK en/of Raad. Bij geheimhouding: • In de medische status wordt alleen vermeld wat er aan de moeder/ouders is meegedeeld door betrokken instanties. • De melding en het draaiboek komen in een dossier, dat separaat van de status wordt bewaard. Dit dossier zal later bij ontslag van de patiënt ingevoegd worden bij de medische status. • De melding en het dossier (waaronder het draaiboek) komen te liggen op een door de beheerder nader aan te merken plaats. • Indien de moeder/ouders niet op de hoogte zijn van de melding, dient er in de medische status een nader af te spreken code (teken) te komen. Deze code laat zien dat er een melding is gedaan waarbij geheimhouding geldt. De noodzakelijke informatie kan dan worden gevonden op een nader aan te merken plaats op de afdeling Verloskunde. I.2 Er wordt een multidisciplinair overleg belegd in het zieken huis om het draaiboek door te nemen en hierin eventuele noodzakelijke veranderingen aan te brengen. Aanwezig zijn: Raad, gezinsvoogd (als in beeld) en het behandelteam van de aanstaande moeder/ouders/kind binnen het ziekenhuis. Het draaiboek wordt opgenomen in het dossier van de aanstaande moeder en kind en via e-mail verspreid aan het behandelteam in het ziekenhuis, en de betreffende contact personen van de Raad en BJZ.
I.3 In het draaiboek worden de verloskundige/ arts assistent, de medisch maatschappelijk werkende, de eindverantwoor delijke stafarts verloskunde en de eindverantwoordelijke kinderarts vermeld. Deze zijn op de hoogte en betrokken bij alle beslissingen aangaande de betreffende casus. I.4 In het draaiboek wordt vastgelegd hoe het contact tussen moeder/ouders en kind (o.a. borstvoeding) en overig bezoek post-partum in het ziekenhuis plaatsvindt en onder welke omstandigheden. Als voor de geboorte al duidelijk is dat een uithuisplaatsing zal plaatsvinden zal borstvoeding niet worden gestimuleerd. I.5 De Raad van Bestuur van het ziekenhuis wordt zonodig, conform het intern beleid van het betreffende ziekenhuis door de hoofdbehandelaar op de hoogte gesteld van de melding bij de Raad, (het voornemen van de Raad tot het aanvragen van ) de maatregel en de inhoud van het draai boek en het voornemen tot voorlopige geheimhouding. Na de geboorte I.6 Een lid van het behandelteam van het ziekenhuis stelt bij de start van de bevalling de contactpersoon van de Raad hiervan op de hoogte. Ook in het weekend. Indien het tijd stip van de bevalling vooraf is vastgesteld (bijvoorbeeld in geval van geplande inleiding of keizersnee), wordt de Raad hierover geïnformeerd. De Raad dient het rekest in bij de Kinderrechter en informeert BJZ. I.7 In geval van geheimhouding wordt niet eerder een kopie van de beschikking aan het ziekenhuis aangeboden dan het moment waarop de Raad overgaat tot uitvoering ervan. I.8 Wanneer moeder en kind om medische redenen in het ziekenhuis blijven, komt de Raad zo spoedig mogelijk - in ieder geval binnen 24 uur - naar het ziekenhuis om de ouders van de maatregel op de hoogte te stellen. Dit gebeurt als dit in verband met de veiligheid van het kind onmiddellijk noodzakelijk is en niet uitgesteld mag worden tot na het ontslag van moeder.
15
protocol samenwerking aanpak signalering kindermishandeling
I.9 Het gesprek dient plaats te vinden in een ruimte waar andere patiënten niet het risico lopen geconfronteerd te worden met de gevolgen van de mededeling van de Raad aan moeder/ ouders dat er een VOTS en een MUHP is verzocht. De ziekenhuisbeveiliging wordt verzocht in de nabijheid van de gesprekslocatie te verblijven. Zij hebben echter geen bevoegdheden tot aanhouding (fysiek of anders) van betrokkenen. Opdracht aan beveili ging is om onmiddellijk de politie in te schakelen voor zover niet aanwezig en vertrek betrokkenen zoveel mogelijk te ‘(ver)hinderen’. Mocht het kind in onmiddellijk gevaar verkeren, dan heeft de beveiliging dezelfde bevoegdheden als iedere andere burger om direct gevaar te voorkomen. I.10 Wanneer er rekening mee moet worden gehouden dat het gesprek kan escaleren, kan de Raad zich laten bijstaan door (zeden)politie in burger. De politie dient haar aanwezigheid in het ziekenhuis bij de Raad van Bestuur aan te kondigen. Ook de beveiliging wordt door de Raad van Bestuur geïnformeerd over de aanwezigheid van de politie in het ziekenhuis.
16
I.11 Wanneer de moeder eerder dan het kind uit het ziekenhuis wordt ontslagen, worden de moeder/ouders door de Raad uitgenodigd voor een gesprek bij de Raad. De Raad zet de redenen en gevolgen van de VOTS met MUHP uiteen. Het ziekenhuis wordt van dit gesprek op de hoogte gebracht. I.12 Wanneer een MUHP aan ouders wordt meegedeeld, dient het kind tijdens het gesprek naar een pleeggezin of een ander ziekenhuis te worden overgeplaatst. Afspraken over wie, wanneer en waar het kind wordt opgehaald worden in het draaiboek vastgelegd. De plek van deze overplaatsing wordt aan zo min mogelijk personen binnen het ziekenhuis bekend gemaakt.
protocol samenwerking aanpak signalering kindermishandeling
J . Ov e rige a f sp rak e n J.1 De Raad, BJZ en de WSG voorzien op verzoek het ziekenhuis van foldermateriaal, zodat er steeds informatie over de organisaties en hun werkwijze aanwezig is.
J.2 Casuïstiek waarbij kinderen direct na geboorte uit huis zijn geplaatst, worden na afronding door de betrokken geëvalueerd. Dit gebeurt op initiatief van de Raad voor de Kinderbescherming.
17
protocol samenwerking aanpak signalering kindermishandeling
B ijl agEN Bijlage 1: Contactgegevens 19 Bijlage 2: Concept draaiboek 20 Bijlage 3: Lijst van afkortingen 24 Bijlage 4: Wat doet het AMK? 25 Bijlage 5: Wat doet de Raad voor de Kinderbescherming? 26 Aanvullingen/aantekeningen 28 Ondertekening Samenwerkingsprotocol
18
30
protocol samenwerking aanpak signalering kindermishandeling
B ij l age 1: C on tac t g eg ev e ns Westfriesgasthuis Adres: Maelsonstraat 3, 1624 NP Hoorn Telefoon 0229-257 257 Contactpersonen: Yolande Thomasse, kinderarts Telefoon 0229-208 096 / 257 540 e-mail:
[email protected] Ans Kok, medisch maatschappelijk werker Telefoon 0229-208 671 email:
[email protected]
Waterlandziekenhuis Adres: Waterlandlaan 250, 1441 RN Purmerend Contactpersoon poli kindergeneeskunde: mw. dr. L. Wafelman Telefoon 0299-457 145
Medisch Centrum Alkmaar Adres: Wilhelminalaan 12, 1815 JD Alkmaar Contactpersoon poli kindergeneeskunde: Mw.dr.E.(Elvira) K. George tot 01-12-2012 Mw.dr.F.(Femke) Maingay per 01-12-2012 Telefoon 072-548 29 50 Contactpersoon poli gynaecologie: Mw.dr.J.M.J. (Joke) Bais Telefoon 072-548 29 00
William Schrikker Groep Adres: Postbus 12685, 1100 AR Amsterdam Telefoon 020-398 97 77 Contactpersonen: Debbie Bijwaard (en in tweede instantie Thea van Dijk)
Geminiziekenhuis Adres: Huisduinerweg 3, 1782 GZ Den Helder Contactpersoon poli kindergeneeskunde: C.E. Peek-Vissers (kinderarts) Telefoon 0223-696 905
[email protected] Contactpersoon medisch maatschappelijk werk: J.Teekamp Telefoon 0223-696 506
[email protected]
Bureau Jeugdzorg Noord-Holland Advies en Meldpunt Kindermishandeling Algemeen telefoonnummer 088-777 80 00 Contactpersonen: Vraag naar teamleider Jeugdbescherming, Jeugdhulpverlening of vertrouwensarts AMK.
Zaans Medisch Centrum Adres: Koningin Julianaplein 58, 1502 DV Zaandam Algemeen telefoonnummer 075-650 29 11 Contactpersonen poli kindergeneeskunde: mw. dr. J.M. Karperien dhr. dr. JPCM van der Hulst kinderarts beiden bereikbaar via telefoon 075-650 24 70
Raad voor de Kinderbescherming Noord-Holland Adres: Kennemerstraatweg 21, 1814 GA Alkmaar Algemeen telefoonnummer 072-514 34 34
19
protocol samenwerking aanpak signalering kindermishandeling
B ijl age 2: Conce pt d raaibo e k Voorblad Draaiboek voor (naam kind)
Wie moeten van draaiboek kennisnemen? (naam en functie)
Gezien door: (naam en functie)
Gewijzigd op: (datum)
20
protocol samenwerking aanpak signalering kindermishandeling > A. Melden
Draaiboek bij vermoedens van kindermishandeling bij een (ongeboren) kind dat in het ziekenhuis verblijft. Naam kind : (Verwachte) geboortedatum :
Afdeling : Hoofdbehandelaar : Verloskundige/arts assistent : Eindverantwoordelijke stafarts verloskunde : Eindverantwoordelijke kinderarts :
In onderstaande tabel aankruisen bij welke instantie is gemeld, en contactpersonen van de overige organisaties invullen: Contactpersoon
Vervanger
Politie Contactgegevens BJZ Contactgegevens WSG Contactgegevens Gemandateerde instelling Contactgegevens AMK Contactgegevens RvdK Contactgegevens Anderen Contactgegevens
21
protocol samenwerking aanpak signalering kindermishandeling
Vervolg Draaiboek bij vermoedens van kindermishandeling bij een (ongeboren) kind dat in het ziekenhuis verblijft. Datum uitspraak (V)OTS, VoVo en uithuisplaatsing : Reden :
Gezinsvoogdijinstelling :
Naam en bereikbaarheidsgegevens gezinsvoogd:
BJZ WSG Gemandateerde instelling
Verhoogd risico veiligheid kind wegens :
Geheimhouding ten aanzien van verblijfplaats kind vereist? Beperkingen van bezoek?
Ja
Ja
Nee
Ja
Nee
Nee
Indien ja : Vormt bezoek door ouders bedreiging van veiligheid kind? Begeleide bezoekregeling? Indien ja : Regie bij : Begeleiding door :
Afspraken :
22
Ja
Nee
protocol samenwerking aanpak signalering kindermishandeling
Logboek Hierin worden contacten met ouders, instellingen en interne overleggen bijgehouden. Ook wordt bijgehouden wat is besproken en/of afgesproken. Voorgenomen vervolgacties evenals redenen om af te wijken van het protocol kunnen bij bijzonderheden worden opgenomen. Datum
Contact/overleg met
Wie
Besproken/afspraken
Bijzonderheden
Periode opvang door ziekenhuis : Kleding en andere persoonlijke bezittingen verstrekt door : Uitleg/informatie aan kind door (persoon + instantie) : Als niet gezinsvoogd, reden vermelden : Psychische begeleiding kind door welke persoon/instantie : Naam ouder/verzorger 1 : Naam ouder/verzorger 2 : Wie heeft ouderlijk gezag? (van belang i.v.m. toestemming medische handelingen) Mag er informatie worden verstrekt aan ouders/verzorgers? Mag de ouder op de hoogte zijn van de verblijfplaats? (Zo nee: start anoniem procedure) Indien nee: start anoniem procedure Mag er telefonisch contact plaatsvinden tussen kind en ouders/verzorgers? Mag er bezoek van derden plaatsvinden? (Degene die met de voogdij is belast houdt hierover de regie) Wat te doen als kind en/of ouders zonder toestemming het ziekenhuis verlaten? Raad van Bestuur op de hoogte en akkoord?
Is zorgvuldig overwogen of plaatsing in het ziekenhuis niet te zeer interfereert met de vertrouwensband tussen ziekenhuis en patiënt/ouders, waardoor toekomstige behandeling in gevaar komt? Indien het gevaar te groot wordt geacht te overwegen uit te wijken naar een ziekenhuis elders.
23
protocol samenwerking aanpak signalering kindermishandeling
B ijl age 3: Lijs t van a f kor t ing en AMK
Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
BJZ-NH
Bureau Jeugdzorg Noord Holland
FIOM
Federaal Instituut Ongehuwde Moeders
IBS
Inbewaringstelling
MMW
Medisch Maatschappelijk Werk
MUHP
Machtiging uithuisplaatsing
OTS
Ondertoezichtstelling
RM
Rechterlijke maatregel
VOTS
Voorlopige ondertoezichtstelling
VoVo
Voorlopige Voogdij
WSG
William Schrikker Groep
ziekenhuis Geminiziekenhuis, Medisch Centrum Alkmaar, Waterlandziekenhuis, Westfriesgasthuis, Zaans Medisch Centrum
24
protocol samenwerking aanpak signalering kindermishandeling
B ij l age 4: W a t d oet h et AMK? Het AMK Na een geaccepteerde melding stelt het AMK een onderzoek in naar de gezinssituatie van het kind. Blijkt het kind inder daad in de knel te zitten, dan organiseert het AMK hulp, zodat de situatie voor het kind verbetert. Het AMK biedt zelf geen hulp, maar zorgt er wel voor dat de noodzakelijke hulp in gang wordt gezet. Het onderzoek en de keuze van hulpverlening gebeurt zoveel mogelijk in overleg met de ouders. In ernstige gevallen kan het AMK de kindermishandeling melden aan de Raad voor de Kinderbescherming, zodat de procedure voor een kinderbeschermingsmaatregel in gang kan worden gezet. Het AMK doet dit alleen als hulpverlening niet voldoende wordt geacht om de situatie voor het kind te verbeteren of als de ouders niet bereid zijn om de nood zakelijke hulp te accepteren. Het AMK doet aangifte bij de politie wanneer het belang van het kind of de ernst van de gemelde feiten daar aanleiding toe geeft. Na een melding is het AMK verantwoordelijk voor het onderzoek en voor het in gang zetten van de stappen die daarna moeten volgen. Voor het doen van het onderzoek heeft het AMK uiteraard informatie nodig, zoals uw eigen naam, functie en adres, en de naam en het adres van het kind, voor zover deze gegevens bij u bekend zijn.
Wat gebeurt er met uw informatie? Uitgangspunt is dat het AMK zoveel mogelijk openheid biedt in de richting van de ouders: over de melder, de inhoud van de melding en over de uitkomsten van het onderzoek. Alleen als het echt niet anders kan, wordt er buiten de ouders om gesproken en gehandeld. Meldrecht en beroepsgeheim Veel beroepskrachten hebben een geheimhoudingsplicht of een beroepsgeheim ten opzichte van hun cliënten. De Wet op de jeugdzorg (artikel 53 lid 3) geeft deze beroeps krachten echter in geval van een vermoeden van kinder mishandeling een meldrecht. Dit meldrecht betekent dat (ook) alle beroepskrachten met een geheimhoudingsplicht - een arts, een hulpverlener, een geestelijke of een politie functionaris - het recht hebben om een vermoeden van kindermishandeling bij het AMK te melden. Voor deze melding hebben zij geen toestemming nodig van de ouders of het kind. Artsen doen er goed aan ook de ‘meldcode voor medici inzake kindermishandeling’ van de KNMG te raadplegen.
25
protocol samenwerking aanpak signalering kindermishandeling
B ijl age 5: W at do et de R aa d voor d e K in de rb esch e rming ? De Raad voor de Kinderbescherming De Raad voor de Kinderbescherming is op grond van weten regelgeving gelegitimeerd om onderzoek te doen naar een verzorgings- of opvoedingssituatie wanneer er sprake is van een (vermoedelijke) schending van het fundamentele recht van een minderjarige op een gezonde en evenwichtige ontwikkeling en uitgroei naar zelfstandigheid. De Raad kan dat ook doen als betrokkenen daarom niet zelf hebben gevraagd of dat zelf niet wensen. Indien de situatie van de minderjarige daartoe aanleiding geeft, zal de Raad de rechter verzoeken een kinderbeschermingsmaatregel uit te spreken. De Raad is een tweede-lijnsorganisatie; dit betekent dat de Raad hoofdzakelijk wordt ingeschakeld op verzoek van BJZ (BJZ) of het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Bij uitzondering - met name ingeval van acute en ernstige crisissituaties - treedt de Raad op naar aanleiding van een melding van derden, niet zijnde BJZ/AMK. Ook in het geval dat het kind nog niet is geboren en de situatie van de aanstaande moeder maakt dat het nog ongeboren kind ernstig gevaar loopt, kan de Raad een onderzoek naar een kinderbeschermingsmaatregel instellen. De Raad kan tijdens een onderzoek, niet zijnde een beschermingsonderzoek, het aangevangen onderzoek uitbreiden met een beschermingsonderzoek indien een zodanige opvoedingsproblematiek vermoed wordt, dat een kinderbeschermingsmaatregel overwogen moet worden. Tenslotte toetst de Raad de besluiten van BJZ tot nietverlenging dan wel beëindiging van een ondertoezicht stelling of een uithuisplaatsing en, indien daartoe aanleiding bestaat, zal de Raad een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling of de machtiging uithuisplaatsing indienen.
26
Juridisch kader De kinderbeschermingsmaatregelen die door de Raad voor de Kinderbescherming kunnen worden verzocht, zijn: - Ondertoezichtstelling (zie paragraaf 2.1); - Ontheffing/ ontzetting (zie paragraaf 2.2); - Voorlopige maatregelen (zie paragraaf 2.3). 2.1 Ondertoezichtstelling (OTS) De Raad zal de kinderrechter verzoeken een minderjarige onder toezicht van BJZ te stellen voor maximaal een jaar, indien deze minderjarige ernstig in zijn of haar ontwikke ling wordt bedreigd en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of naar is te voorzien zullen falen. (BW1:254). Daarbij kan de Raad de kinderrechter verzoeken BJZ te machtigen om de minderjarige tevens voor de duur van maximaal een jaar uit huis te plaatsen, indien dit nood zakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige dan wel tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid (BW 1: 261). Het doel van de ondertoezichtstelling is om een oplossing te vinden voor de problemen die de ontwikkeling van een kind bedreigen. Daartoe stelt BJZ een hulpverleningsplan op. Bij een uithuisplaatsing dient periodiek de mogelijk heid van een thuisplaatsing van de minderjarige bezien te worden. Op verzoek van BJZ of de Raad kan de kinderrechter bij voortduring van de gronden, die tot een ondertoezicht stelling/machtiging uithuisplaatsing leiden, de onder toezichtstelling en eventueel de machtiging uithuis plaatsing met maximaal een jaar verlengen. 2.2 Ontheffing/ontzetting Indien het belang van het kind zich daar niet tegen verzet, kan de Raad evenals de Officier van Justitie de rechtbank verzoeken een ouder te ontheffen van het gezag, indien er sprake van is dat de ouder(s) ongeschikt of onmachtig is (zijn) zijn of haar plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen. (BW 1: 266). In beginsel wordt de ontheffing niet uitgesproken indien een ouder zich hiertegen verzet. De wet (BW 1:268) vermeldt een viertal uitzonderingen hierop. De belangrijkste uitzondering hierop luidt dat, indien de ondertoezichtstelling onvoldoende is gebleken om de ernstige bedreiging in de ontwikkeling van het kind af te wenden, de ouders gedwongen ontheven kunnen worden van het ouderlijk gezag na zes maanden ondertoezicht stelling of na achttien maanden indien het kind in het kader van een ondertoezichtstelling uit huis is geplaatst.
Indien (een) ouder(s) zich verwijtbaar misdraagt tegenover het kind (BW 1:269), kan deze ouder op verzoek van de Raad, de Officier van Justitie, de andere ouder en familie leden tot en met de vierde graad, door de rechtbank ontzet worden uit het ouderlijk gezag indien dit in het belang van het kind noodzakelijk wordt geacht. BJZ en/of pleegouders (na een terecht ingeroepen blokkaderecht) kunnen de Raad vragen een onderzoek in te stellen naar de noodzaak of wenselijkheid van een (gedwongen) ontheffing of ontzetting. 2.3 Voorlopige maatregelen 2.3.1 Voorlopige ondertoezichtstelling Indien een kind ernstig en onmiddellijk gevaar loopt, moet het kind snel uit huis geplaatst kunnen worden. In dat geval kan de Raad de kinderrechter verzoeken de onder toezichtstelling met onmiddellijke ingang reeds voorlopig voor de duur van maximaal drie maanden uit te spreken en BJZ te machtigen om de minderjarige uit huis te plaatsen. (BW 1:255) 2.3.2 Voorlopige voogdij Op grond van feiten die tot ontzetting of gedwongen ont heffing van een ouder kunnen leiden, dan wel hangende een geding tot ontzetting of ontheffing, kan de rechter op verzoek van de Raad of op verzoek van het OM, de ouder(s) of voogd(en), indien dit dringend en onverwijld nood zakelijk is, geheel of gedeeltelijk in de uitoefening van het gezag schorsen De kinderrechter kan ook een voorlopige voogdij uitspreken, indien dit dringend en onverwijld noodzakelijk is, ingeval van ontbrekend gezag of van niet uitoefenen van gezag (BW 1:241). (voorlopig) Gezinsvoogd: de ouder(s) houden het gezag en de gezinsvoogd wordt (tijdelijk) toegevoegd aan dit gezag. (voorlopig) Voogd: ouders hebben niet het gezag dit ligt (tijdelijk) volledig bij de voogd.
27
Aanvullingen / Aantekeningen
28
Aanvullingen / Aantekeningen
29
protocol samenwerking aanpak signalering kindermishandeling
O nd e rt e k e ning S am enw e rkingsp ro t ocol Partijen Geminiziekenhuis
Medisch Centrum Alkmaar
Waterlandziekenhuis
Westfriesgasthuis
Zaans Medisch Centrum
Bureau Jeugdzorg Noord-Holland (inclusief AMK)
William Schrikker Groep
Raad voor de Kinderbescherming Noord-Holland
30
Vertegenwoordigd door
Handtekening
Samenwerkingsprotocol Samenwerkingsprotocol Samenwerkingsprotocol Samenwerkingsprotocol Samenwerkingsprotocol Samenwerkingsprotocol Samenwerkingsprotocol Samenwerkingsprotocol Samenwerkingsprotocol Samenwerkingsprotocol Samenwerkingsprotocol Samenwerkingsprotocol Samenwerkingsprotocol Samenwerkingsprotocol Samenwerkingsprotocol Uitgave van Raad voor de Kinderbescherming Regio Noord-Holland | Locatie Alkmaar Kennemerstraatweg 21 | 1814 ga Alkmaar T 072-514 34 34
E
[email protected] I www.kinderbescherming.nl Juni 2012