2015-2016: versie 10 juni 2016
Samenwerkingsprotocol Gemeenten in Friesland – Gecertificeerde Instellingen 2015-2016 Geactualiseerde versie vastgesteld in het Bestuurlijk Overleg Zorg voor Jeugd 10 juni 2016
College van burgemeester en Wethouders van gemeente
Regiecentrum Bescherming en Veiligheid
William Schrikker Groep en
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering
hierbij rechtsgeldig vertegenwoordigd door
hierbij rechtsgeldig vertegenwoordigd door
dhr. Wethouder
Jeannette Nijland/ Marianne Sinot Bestuurders Regiecentrum Bescherming en Veiligheid
….. Handtekening
…… Handtekening Aad Kouwenhoven, Regiomanager Willem Schrikker Groep ….. Handtekening Peter Palsma, Algemeen directeur LJ&R
Handtekening
Leeuwarden, … januari 2015
Leeuwarden, … januari 2015
2
Inhoudsopgave
1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.11 1.12 1.13 1.14 1.15 1.16 1.17 1.18 2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11 Bijl.
1
Status Leeswijzer Algemene afspraken tussen gemeenten enGecertificeerde Instellingen Intentieverklaring en geldigheid afspraken Verbindendverklaring Bestuurlijk en ambtelijk overleg Evaluatie met Veilig Thuis en Raad voor de Kinderbescherming Landelijke kaders zijn leidend Bekostigingsvorm SamenwerkingGecertificeerde Instellingen met de Raad voor de Kinderbescherming Geldigheid van bestaande landelijke protocollen en convenanten Certificering Volume en prestatieafspraken Knelpunten woonplaatsbeginsel Inzet jeugdhulp doorGecertificeerde Instellingen Innovatie gehanteerde methoden en interventies Informatie-uitwisseling en het gebruik van ICT systemen Informeren van ketenpartners over de afspraken tussen gemeente en deGecertificeerde Instellingen Handelen bij calamiteiten, incidenten en spoedplaatsingen in geval van plaatsgebrek binnen Friesland Handelen bij spoedplaatsing Bereikbaarheid gecertificeerde instelling Afspraken over lokale inbedding Werken volgens het principe één gezin, één plan Deelname casusoverleg Werkwijze bij VOTS Communicatie en overdracht van gegevens Aansluiting CORV Afsluiting van de maatregel en nazorg
4 4 5 5 5 5 6 6 6 6
Afspraken over inzetten van jeugdhulp Route naar jeugdhulp Toeleiding naar jeugdhulp bij betrokkenheid SAVE-team In crisissituaties loopt inzet van jeugdhulp via Spoed4Jeugd Bij jeugdbescherming is inzet PGB uitzondering GI en gemeenten overleggen bij verschil van mening In dringende situaties opschalen naar bestuurlijk overleg Zorg voor Jeugd Overleg tussen gemeente enGecertificeerde Instellingen Bewaking van de kwaliteit van de geleverde jeugdhulp Evaluatie en beëindiging van de hulp Voortzetting vrijwillige hulp Specifieke afspraken rond de jeugdreclassering Bijlagen Hulpschema bij bepaling keuze van Gecertificeerde Instelling
12 12 12 12 12 12 12
6 6 7 7 7 7 8 8 8 8 9 10 10 10 10 10 10 11
13 13 13 13 13 14 15
3
Bijl.
2
Bijl. Bijl.
3 4
Lijst van gecontracteerd jeugdhulpaanbod lokaal, regionaal en bovenregionaal Afschrift certificaatGecertificeerde Instellingen Lijst van ambtenaren jeugd die bestuurlijk overleg voorbereiden tussen gemeenten enGecertificeerde Instellingen
17 18 21
Status Vanaf 1 januari 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de hulp aan de jeugd, inclusief het gedwongen kader. De Jeugdwet bepaalt dat alleen Gecertificeerde Instellingen (GI’s) deze jeugdbescherming en jeugdreclassering mogen uitvoeren. De Gecertificeerde Instelling bepaalt of jeugdhulp is aangewezen in het kader van de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, en zo ja, welke hulp dat moet zijn. Op grond van de Jeugdwet leggen de gemeenten en de Gecertificeerde Instellingen hun afspraken vast in een samenwerkingsprotocol. Voor u ligt de werkversie 2015 van het samenwerkingsprotocol van de 24 gemeenten in Friesland en de Gecertificeerde Instellingen, Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, William Schrikker Groep en Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (LJ&R). Deze werkversie is bestuurlijk vastgesteld op 18 december 2014. Dit samenwerkingsprotocol vormt de basis voor het jaar 2015 en 2016 voor de afspraken tussen de gemeenten en de drie gecontracteerde Gecertificeerde Instellingen. Het betreft een werkversie omdat partijen willen benadrukken dat het protocol niet in beton gegoten is. Werkende weg doen partijen ervaring op. Dit protocol zal onderwerp van gesprek zijn in het tweejaarlijkse bestuurlijke overleg tussen de portefeuillehouders jeugd van de Friese gemeenten en de directies van de Gecertificeerde Instellingen. Zo nodig leidt dit gesprek tot bijstellingen van dit protocol. In het voorjaar van 2016 heeft een eerste herbeoordeling plaatsgevonden van dit protocol. Op grond van voortschrijdend inzicht is een aantal wijzigingen doorgevoerd en bestuurlijk vastgesteld. De betrokkenen benadrukken dat dit protocol een levend document is.
Leeswijzer In hoofdstuk 1 staan de algemene afspraken tussen de gemeenten en Gecertificeerde Instellingen. Deze afspraken hebben onder meer betrekking op de bekostigingsvorm, volume en prestatieafspraken, de samenwerking tussen de Gecertificeerde Instellingen en de Raad voor de Kinderbescherming, gehanteerde methoden en innovaties, uitwisseling van informatie en het handelen bij calamiteiten en interventies. Hoofdstuk 2 gaat in op de afspraken over de bijdrage die de Gecertificeerde Instellingen leveren aan het werken volgens het principe één gezin, één plan tijdens een maatregel, de communicatie, overdracht van gegevens en het afsluiten van de maatregel en nazorg. Tot slot wordt in hoofdstuk 3 benoemd welke afspraken gelden bij het inzetten van jeugdhulp door de Gecertificeerde Instellingen.
4
1.
Algemene afspraken tussen gemeenten en Gecertificeerde Instellingen1
1.1
Intentieverklaring en geldigheid afspraken
De colleges van B&W van de samenwerkende gemeenten in de regio Friesland, te weten Weststellingwerf, Vlieland, Tytsjerksteradiel, Terschelling, Súdwest Fryslân, Smallingerland, Schiermonnikoog, Opsterland, Ooststellingwerf, Menaldumadeel, Littenseradiel, Leeuwarderadeel, Leeuwarden, Kollumerland c.a., Het Bildt, Heerenveen, Harlingen, Franekeradeel, Ferwerderadiel, Dongeradeel, De Friese Meren, Dantumadeel, Ameland en Achtkarspelen (hierna te noemen ‘de gemeenten’) en de Gecertificeerde Instellingen, Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, William Schrikker Groep en Leger des Heils Jeugdbescherming& Reclassering, spreken af dat zij in de onderlinge samenwerking zullen handelen volgens de afspraken in dit protocol. Voor alle afspraken geldt dat hiervan gemotiveerd afgeweken kan worden, bijvoorbeeld als de (veiligheids-)situatie van het kind erom vraagt. De geldigheidsduur van dit samenwerkingsprotocol is 2015 en 2016 en kan met instemming van partijen verlengd worden. De voortgaande transitie en transformatie in de jeugdzorg kan partijen aanleiding geven de afspraken in dit protocol bij te stellen. Bijstelling vindt plaats in een bestuurlijk overleg als bedoeld in artikel 1.3 en behoeft de instemming van de gemeenten na advies van de Gecertificeerde Instellingen.
1.2
Verbindendverklaring
De gemeenten stellen vast dat de afspraken die in het samenwerkingsprotocol met de Raad voor de Kinderbescherming gemaakt worden, onverkort gelden voor alle instanties die werken onder de regie van de gemeente en op wie deze afspraken van toepassing zijn.
1.3
Bestuurlijk overleg
De gemeenten en de Gecertificeerde Instellingen overleggen ten minste twee keer per jaar over de samenwerking. In een bestuurlijk overleg tussen de portefeuillehouders jeugd namens de 24 gemeenten en de directeur/bestuurders van de Gecertificeerde Instellingen wordt de algemene stand van zaken en de ontwikkelingen op hoofdlijnen besproken op basis van landelijk geleverde informatie. In dit bestuurlijk overleg worden bijstellingen van dit samenwerkingsprotocol vastgesteld. Het overleg wordt ambtelijk voorbereid. In deze ambtelijke voorbereiding worden alle gemeenten betrokken via de werkgroep Toegang gedwongen kader. De ambtelijke voorbereiding is belegd bij de bestuurder Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, gebiedsmanager Jeugdbescherming & Jeugdreclassering William Schrikker Groep en de manager jeugdbescherming, jeugdreclassering en reclassering Noord Nederland Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering en bij Sociaal Domein Fryslân (SDF). Monitoring van zaken die goed en niet goed lopen, wachtlijsten, hulp die niet aanwezig is, kwaliteit van geleverde jeugdhulp zijn voorbeelden van onderwerpen die op de agenda staan van het bestuurlijk overleg tussen gemeenten en GI’s en het ambtelijk overleg met de GI’s. SDF is aanspreekpunt voor zowel de gemeenten als de Gecertificeerde Instellingen en initieert en organiseert het ambtelijk en bestuurlijk overleg.
1 *Bij het opstellen van dit samenwerkingsprotocol is gebruik gemaakt van de Handreiking
Uitvoering jeugdbescherming en jeugdreclassering. Transitiebureau Jeugd.
5
Zij die ambtelijk het bestuurlijk overleg voorbereiden onderhouden tussentijds contact op beleidsniveau. Deze medewerkers kennen elkaar en kunnen elkaar (telefonisch of anderszins) consulteren.
1.4
Evaluatie met Veilig Thuis en Raad voor de Kinderbescherming
De gemeenten, de Gecertificeerde Instellingen, Veilig Thuis en de Raad voor de Kinderbescherming evalueren jaarlijks ten minste één keer de gemaakte samenwerkingsafspraken. Zie ook samenwerkingsprotocol gemeenten en Raad voor de Kinderbescherming artikel 1.4. Deze evaluatie is onderdeel van het bestuurlijk overleg (artikel 1.3), welke één keer per jaar plaatsvindt in aanwezigheid van de bestuurders van de Raad voor de Kinderbescherming en Veilig Thuis.
1.5
Landelijke kaders zijn leidend
De gemeenten en de Gecertificeerde Instellingen spreken af dat de gemeenten de inhoudelijke landelijke afsprakenkaders voor afspraken tussen de Gecertificeerde Instellingen voor jeugdbescherming en jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming hanteren als voorwaarde bij de contractering van de Gecertificeerde Instellingen. De Gecertificeerde Instellingen conformeren zich aan deze landelijke kaders.
1.6
Bekostigingsvorm
De voorbereidingen voor de bekostiging van de taken van de GI voor 2015 en 2016 heeft in gezamenlijkheid met alle Friese gemeenten plaatsgevonden. De bekostiging vindt plaats op basis van toekenning van subsidie met bevoorschotting. De functies jeugdbescherming, jeugdreclassering en ‘drang’ in vrijwillig kader plus advies en consult in dat kader, worden voor 2016 belegd bij de Gecertificeerde Instelling. ‘Drang’ in vrijwillig kader wordt ingezet door de GI op verzoek van de gebiedsteams van gemeenten.
1.7
Samenwerking Gecertificeerde Instellingen met de Raad voor de Kinderbescherming
De werkafspraken van de Gecertificeerde Instellingen met de Raad voor de Kinderbescherming zijn conform de landelijke kaders, zoals die zijn opgenomen in de bijlagen 1 en 2 bij de handreiking ‘Terughoudend waar het kan, doorpakken waar nodig’ van november 2013. De samenwerking tussen de gemeenten, de Gecertificeerde Instellingen en de Raad voor de Kinderbescherming worden jaarlijks geëvalueerd in een gemeenschappelijk bestuurlijk overleg conform het samenwerkingsprotocol Friese gemeenten en Raad voor de Kinderbescherming 2015-2016.
1.8
Geldigheid van bestaande landelijke protocollen en convenanten
Het Regiecentrum Bescherming & Veiligheid, William Schrikkergroep en Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering hebben zich gecommitteerd aan de landelijke afspraken met ketenpartners en zetten deze zo mogelijk voort. Zie voor een overzicht van de relevante documenten de handreiking ‘Uitvoering Jeugdbescherming en Jeugdreclassering’.
6
1.9
Certificering
De Gecertificeerde Instellingen overleggen periodiek een geldig certificaat van de daartoe door de minister geautoriseerde certificerende instelling (het Keurmerkinstituut). Een afschrift wordt toegevoegd aan dit protocol. Het toewijzen van concrete casussen is afhankelijk van rechterlijke uitspraken. In het rechterlijke vonnis staat welke instelling een kinderbeschermingsmaatregel of toezicht door de jeugdreclassering zal uitvoeren. De rechter baseert deze uitspraak op een advies door de Raad voor de Kinderbescherming of (bij meerderjarige verdachten) de volwassenenreclassering. Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming is gebaseerd op de doelgroepenbeschrijving van elke GI inclusief NIDOS (zie bijlage 1). In het kader van het Adolescenten Strafrecht kunnen meerderjarige verdachten ook volgens het jeugdrecht berecht worden. Deze afspraken zijn vastgelegd in het samenwerkingsprotocol Friese gemeenten en Raad voor de Kinderbescherming. De gemeente voorziet de Raad voor de Kinderbescherming van actuele en adequate informatie over de Gecertificeerde Instellingen die hiervoor in aanmerking komen. Indien een ondertoezichtstelling wordt verzocht door de Raad voor kinderen die in een COA-voorziening verblijven, dan is NIDOS landelijk de aangewezen GI voor de uitvoering van de OTS. Deze uitvoering wordt gefinancierd door het Rijk. In deze gevallen zal de Raad in het rekest aan de rechtbank in beginsel NIDOS adviseren. De Gecertificeerde Instellingen houden zich aan de prestatie-indicatoren die zijn vastgelegd in het Besluit Jeugdwet. Het betreft eisen over doorlooptijden, opstellen (en herziening) van plan van aanpak minstens een maal per jaar en dergelijke.
1.10
Knelpunten woonplaatsbeginsel
Knelpunten die mogelijk voortvloeien uit het woonplaatsbeginsel (overdracht naar andere gemeenten of de inzet (en financiering) van Gecertificeerde Instellingen en jeugdhulpaanbieders buiten de eigen regio) worden opgelost volgens de landelijke lijn die is afgesproken door de VNG.
1.11
Inzet jeugdhulp door Gecertificeerde Instellingen
De gemeenten overhandigen een lijst van de jeugdhulp die de gemeenten zowel lokaal, regionaal en bovenregionaal hebben ingekocht. Deze lijst wordt jaarlijks geactualiseerd en is beschikbaar via de App Slim telefoonboek voor de Gecertificeerde Instellingen en de Raad voor de Kinderbescherming. Deze hulp kan door de Gecertificeerde Instelling ingezet worden in een gedwongen kader. In het geval de Gecertificeerde Instelling jeugdhulp nodig acht die niet is ingekocht, vindt overleg plaats tussen Gecertificeerde Instelling en de betrokken gemeente. In geval van het aanvragen van een spoedverzoek gesloten jeugdzorg in het vrijwillig kader buiten kantoortijden, wordt deze door de colleges van alle Friese gemeenten gemachtigd én gemandateerd aan het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid via Spoed4Jeugd. In geval van een spoedverzoek gesloten jeugdzorg in het vrijwillig kader binnen kantoortijden en een (voorwaardelijke) machtiging (is per definitie binnen kantoortijden) hebben de gemeenten afzonderlijk een keuze gemaakt (en deze keuze is per gemeente bekend bij zowel de GI’s als de Raad voor de Kinderbescherming) voor: a. Het ondertekenen van het verzoek middels een mandaat is belegd bij enkele daartoe gekwalificeerde medewerkers van het wijk- of gebiedsteam. Het gevolg hiervan is dat een van deze medewerkers tijdens de zitting bij de Rechtbank waar het verzoek behandeld wordt, aanwezig dient te zijn óf b. Het opstellen van het verzoek tot het aanvragen van de machtiging, middels een machtiging heeft de gemeente belegd bij de drie Gecertificeerde Instellingen 7
(GI’s) waar de Friese gemeenten een subsidierelatie mee hebben, óf bij een aantal daarvoor gekwalificeerde medewerkers van het wijk- of gebiedsteam. Gemeenten en GI’s nemen voorafgaande aan het aanvragen van de machtiging, contact op met de plaatsingscoördinator van PC Noord. Een Gecertificeerde Instelling wordt benaderd voor het opstellen van de vereiste verklaring door een daartoe bevoegde gedragswetenschapper. Daarnaast biedt de betreffende Gecertificeerde Instelling indien nodig de expertise voor het opstellen van het bijbehorende verzoekschrift en de verleningsbeslissing. De formats voor deze formulieren zijn te vinden op de website van het Sociaal Domein Fryslân.
1.12
Innovatie gehanteerde methoden en interventies
De gemeenten hebben met de Gecertificeerde Instellingen afspraken gemaakt over de inzet van ‘drang’ in vrijwillig kader en advies en consult in dit kader. Het betreft specifieke preventieve- en nazorgactiviteiten die zich in het veld van de vrijwillige hulpverlening afspelen maar geen jeugdhulp betreffen. Vanaf 2016 beschikken alle gemeenten over vaste contactpersonen vanuit de drie gecontracteerde GI’s, die in SAVEteams met elkaar samenwerken en aansluiten op de lokale wijk- en gebiedsteams. Het gaat hier om het werken met ‘drang’ in vrijwillig kader. Hierbij wordt gewerkt volgens één Gezin-één Plan en gebruik gemaakt van de meest actuele werkzame methodieken zoals de Deltamethode en Signs of Safety. Het ‘Omvormingsplan Zorg voor Jeugd Fryslân 2015 en 2016’ is richtinggevend. Voorop staat dat kinderen worden beschermd tegen gevaren die hun ontwikkeling bedreigen en daarbij passende maatregelen worden genomen. Daarbij is het verlagen van het aantal raadsmeldingen en de daaruit voortkomende maatregelen een gemeenschappelijke opgave voor gemeenten/gebiedsteams, lokale partners en de GI’s. Het RCB&V, WSG en LJ&R werken vanaf 2015 gebiedsgericht in het kader van ‘drang’ en dwang binnen SAVE-teams. Daarbij sluiten de werkers van de GI aan bij de gebiedsteams van gemeenten. Deze SAVE-werkwijze is gestart als pilot in 2015 en vanaf 2016 in alle gemeenten een feit en vastgelegd in de subsidiebeschikking 2016.
1.13
Informatie-uitwisseling en het gebruik van ICT systemen
De Gecertificeerde Instellingen leveren de wettelijk verplichte beleidsinformatie via de landelijke set aan uitvraag van gegevens vanuit het CBS.
1.14
Informeren van ketenpartners over de afspraken tussen gemeente en de Gecertificeerde Instellingen
De gemeenten informeren de Raad voor de Kinderbescherming, het OM, de rechtbank, de Justitiële Jeugdinrichtingen en de (volwassenen)reclasseringsorganisaties over welke jeugdhulp en welke Gecertificeerde Instellingen zij hebben gecontracteerd via de App Slim Telefoonboek.
1.15
Handelen bij calamiteiten, incidenten en spoedplaatsingen in geval van plaatsgebrek binnen Friesland
Calamiteiten dienen door de Gecertificeerde Instellingen gemeld te worden bij de Inspectie Jeugdzorg. Het concept protocol communicatie calamiteiten jeugdigen, die vallen onder de jeugdwet, wordt door de individuele gemeenten vastgesteld. [titel en datum en vaststelling is aan gemeente]). Hierin liggen de afspraken vast in het geval van incidenten en calamiteiten en de woordvoerderslijn naar de pers. Conform het protocol (zie hierboven) hebben de gemeenten een lijst van functionarissen beschikbaar voor de GI wie geïnformeerd dient 8
te worden bij een calamiteit of incident, ook buiten kantooruren bereikbaar en tijdens vakanties: 24/7 plus een vervanger. In het protocol communicatie bij calamiteiten zijn afspraken gemaakt over de gedragslijn bij melden van calamiteiten, wie betrokken ketenpartners informeert en hoe de woordvoering in de media in zijn werk gaat. De contactpersonen van de Friese gemeenten zijn opgenomen in de App Slim Telefoonboek.
1.16
Handelen bij spoed
In het geval met spoed op basis van een uitspraak van een rechter een kind ergens geplaatst moet worden en er geen plaats beschikbaar is of het is een specialistische plek buiten Friesland dan handelt de GI conform het spoedeisend karakter en informeert binnen één werkdag de betreffende gemeente in verband met de financiering van deze jeugdhulp. Zie ook artikel 3.6.
1.17
Bereikbaarheid gecertificeerde instelling
De GI’s voor jeugdbescherming en jeugdreclassering zijn 7 dagen per week, 24 uur per dag bereikbaar en beschikbaar voor cliënten conform het Normenkader dat het Ministerie van Veiligheid en Justitie in samenspraak met de VNG en het werkveld gezamenlijk geformuleerd heeft getiteld ‘Normenkader ten behoeve van certificering van uitvoerende organisaties in jeugdbescherming en/of jeugdreclassering (JB/JR).
2.
Afspraken over lokale inbedding
2.1
Werken volgens het principe één gezin, één plan
Het principe van één gezin, één plan bij het opstellen van een plan van aanpak voor de jeugdbescherming of de jeugdreclassering, wordt geborgd door voort te borduren op en/of aan te sluiten bij een al bestaand plan van aanpak van het gezin. Het is voor jeugdigen en hun ouders van belang dat de uitvoering van de jeugdbescherming en jeugdreclassering (en de jeugdhulp die in het gedwongen kader wordt ingezet) zoveel mogelijk aansluit op hun sociale omgeving, het lokale beleid en het lokale sociale domein. Er moet in dat opzicht geen ‘breuk’ zijn tussen het vrijwillige aanbod en het gedwongen kader. Dit uiteraard met inachtneming van de geldende regels rond bescherming van de privacy. De professional uit het lokale gebiedsteam en de gezinsvoogd en/of jeugdreclasseringswerker trekken als tandem op. Bij een gedwongen maatregel voert de GI vanuit haar wettelijke opdracht de casusregie over het kind. De GI voert geen regie over de overige gezinsleden. Dit vergt dus optrekken als tandem tussen gebiedsteam en GI. De gezinsvoogd maakt een veiligheidsplan als onderdeel van het bestaande plan van het gezin, waarin bodemeisen worden gesteld door de GI ten aanzien van het herstellen van de veiligheid (in brede zin) van kinderen als die in het geding is of dreigt te raken. Hoe beter de samenwerking en afstemming, hoe effectiever de hulpverlening georganiseerd kan worden.
2.2
Deelname casusoverleg
De Gecertificeerde Instellingen nemen deel aan diverse casusoverleggen in het Veiligheidshuis, lokale overleggen van de gebiedsteams en verschillende overleggen in het kader van de VTO’s. Dit geschiedt op basis van afroep en/of maatwerk. Daarnaast is de GI, afhankelijk van de casus, deelnemer aan de beschermingstafel bij een VTO (vanuit
9
de GI) en in die situaties waarin een medewerker van het gebiedsteam en de medewerker van de GI samen optrekken.
2.3
Werkwijze bij VOTS
De werkwijze bij een Spoedmaatregel (VOTS) is opgenomen in het samenwerkingsprotocol gemeenten en Raad voor de Kinderbescherming. De GI heeft rechtstreeks toegang tot de Raad voor de Kinderbescherming 24 uur /7 dagen per week. Dit is een goed lopend proces (ook in het weekend) waarin partijen snel kunnen schakelen. Partijen zijn GI, de Raad voor de Kinderbescherming, een gedragswetenschapper en de rechtbank in geval van VOTS en (Spoed) Machtiging Uithuisplaatsing.
2.4
Communicatie en overdracht van gegevens
De GI voldoet aan de wettelijk geldende privacy regelgeving bij uitwisseling en overdracht van informatie op casusniveau tussen GI en gebiedsteams. Door samen naar het gezin te gaan, wordt in veel gevallen voorkomen dat je niet over het gezin praat maar met de gezinsleden. Dit heeft sterk de voorkeur omdat dit transparant is en er met toestemming informatie wordt gedeeld.
2.5
Aansluiting CORV ontwikkeljaar 2016
De 24 gemeenten maakten voor het jaar 2015 als overgangsjaar de keuze om voor het berichtenverkeer Jeugdbescherming (Verzoek tot Onderzoek/VTO) via CORV, Veilig Thuis onder nader af te spreken voorwaarden te mandateren. Voor het berichtenverkeer Jeugdreclassering hebben gemeenten de Gecertificeerde Instellingen onder voorwaarden gemandateerd. Eind 2016 dienen alle gemeenten op CORV te zijn aangesloten zodat de berichten ingevoerd en uitgelezen kunnen worden conform de daarvoor geldende spelregels. Wanneer er snel en in samenwerking gehandeld moet worden, bijvoorbeeld bij een VOTS, of wanneer het nodig is om op inhoudelijk niveau te overleggen over de zitting, zal een andere aanvullende ‘warme’ vorm van wederzijds informeren nodig zijn. Onder warme overdracht wordt in dit verband verstaan: bellen, mailen, aanwezig zijn op de zitting en/of elkaar spreken.
2.6
Afsluiting van de maatregel en nazorg
Gemeenten en Gecertificeerde Instellingen streven naar een zo ‘kort en licht’ mogelijke inzet van het gedwongen kader, zodat beëindiging van de maatregel en terugverwijzen naar het wijkteam (afschalen) mogelijk wordt. De GI ondersteunt op verzoek van het gebiedsteam bij deze werkwijze. Dit geschiedt in de vorm van warme tijdige overdracht naar gebiedsteams. Het is duidelijk voor zowel GI als gebiedsteams wie verantwoordelijk is op welk moment. Er zijn afspraken gemaakt (zie samenwerkingsprotocol gemeenten en Raad voor de Kinderbescherming) over hoe gedurende de uitvoering van de maatregel de Gecertificeerde Instelling met de gemeente en het gebiedsteam communiceert over de voortgang en over de vraag of afsluiting en daarmee afschalen mogelijk is. Formeel beoordeelt de Gecertificeerde Instelling met een toetsing door de Raad voor de Kinderbescherming en (bij tussentijdse beëindiging) door de rechter of een beschermingsmaatregel afgesloten kan worden. Dit is eveneens afhankelijk van de mogelijkheden bij het wijkteam om na afloop van de maatregel passende hulp te bieden of stut en steun te kunnen verlenen bij langdurige problematiek en de mogelijkheden tot
10
waarborgen van de veiligheid van het kind. Zie hiervoor ook het protocol gemeenten en Raad voor de Kinderbescherming. Het gebiedsteam vangt terugval in problematiek op (hermeldingen). Dit betekent dat het gebiedsteam - met eventueel ondersteuning van de GI – moet zorgen voor ogen en oren in het netwerk.
3.
Afspraken over inzetten van jeugdhulp
3.1
Route naar jeugdhulp
In de beschikking van de rechter staat niet altijd een directe vorm van jeugdhulp. Tijdens de uitvoering van een jeugdbeschermingsmaatregel of jeugdreclasseringsmaatregel kan de GI een verwijzing maken voor een module van een zorgaanbieder. De doelen die gehaald moeten worden met de inzet van de jeugdhulp zijn beschreven in het plan van aanpak. De GI is net als een huisarts of vertrouwensarts een rechtstreekse verwijzer. De inzet van jeugdhulp is binnen de GI altijd een multidisciplinair besluit, dat is vastgesteld door in elk geval een gezinsvoogd en een gedragswetenschapper. De gemeenten en GI’s hebben afspraken gemaakt over de noodzaak om met passende snelheid hulp te kunnen inzetten. In de situatie dat de GI jeugdhulp wenst in te zetten in het kader van jeugdbescherming, welke niet is ingekocht door de 24 Friese gemeenten, treedt de GI altijd in overleg met de betreffende gemeente (zie ook 3.5). De GI informeert het betreffende gebiedsteam over de in te zetten hulp. Bij jeugdhulp in het kader van een strafrechtelijke beslissing hoeft dat niet. Als de hulp doorloopt na de in de strafrechtelijke beslissing genoemde termijn, dan is overleg met de gemeente (gebiedsteam) wel weer noodzakelijk. De routes zijn in 2015 en 2016 verder uitgewerkt en te vinden op de website van Sociaal Domein Fryslân (www.sdfryslan.nl). De routes vormen een geheel met dit protocol.
3.2
In crisissituaties loopt inzet van jeugdhulp via Spoed4Jeugd
In crisissituaties verloopt de inzet van jeugdhulp via Spoed4Jeugd. Het ondersteuningsplan en het afschalen (en informeren van) naar de gebiedsteams vindt zo spoedig mogelijk plaats. Dit geldt zowel voor het vrijwillig- als het gedwongen kader.
3.4
Bij jeugdbescherming is inzet PGB uitzondering
Er kunnen zich situaties voordoen waarin er in een eerdere fase door de gemeente een persoonsgebonden budget is ingezet ten behoeve van het gezin. In het geval van jeugdbescherming zal de GI bij voorkeur Zorg In Natura (ZIN) inzetten. Slechts bij hoge uitzondering wordt een PGB ingezet en alleen in overleg met de betrokken gemeente. Zicht op kwaliteit van de geleverde hulp staat immers voorop.
11
3.5
GI en gemeenten overleggen bij verschil van mening
In het geval verschil van mening ontstaat tussen de Gecertificeerde Instelling en de gemeente over de inzet van hulp of de vorm waarin die hulp geboden wordt, treden zij in overleg over een oplossing. Deze situatie kan zich voordoen wanneer de Gecertificeerde Instelling hulp nodig acht buiten de door de gemeente gecontracteerde aanbieders. In deze situatie betaalt de individuele gemeente de factuur buiten de boven- en regionaal gecontracteerde hulp om (zie ook 3.1).
3.6
In dringende situaties opschalen naar bestuurlijk overleg ZvJ
In situaties waarin naar het oordeel van de Gecertificeerde Instelling noodzakelijke hulp niet (of niet op korte termijn) beschikbaar is, bijvoorbeeld door wachtlijsten, is escalatie mogelijk naar het betreffende college van de gemeente van de jeugdige. De betreffende gemeente informeert vervolgens SDF zodat op provinciale schaal een actueel overzicht ontstaat van leemtes in beschikbaarheid van jeugdhulp. Het gaat in dat geval om zeer dringende en acute situaties, waarin hulp noodzakelijk is en op dat moment niet beschikbaar is. Zie ook artikel 1.16.
3.7
Overleg tussen gemeente en Gecertificeerde Instellingen
De gemeente wijst een functionaris aan die het overleg voert tussen de gemeente en de Gecertificeerde Instelling over de aangewezen jeugdhulp. Dit kan een medewerker zijn van het lokale gebiedsteam. De naam van de contactpersoon per gemeente is opgenomen in de App Slim Telefoonboek.
3.8
Bewaking van de kwaliteit van de geleverde jeugdhulp
Indien de Gecertificeerde Instelling constateert dat een door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder niet de zorgkwaliteit levert die verantwoord is, wordt dit direct gemeld bij de voorzitter van het bestuurlijk overleg Zorg voor Jeugd via ambtelijk functionarissen jeugd van SDF. Periodiek vindt ambtelijk overleg plaats tussen (een vertegenwoordiging van) de wethouders van de 24 gemeenten, de Gecertificeerde Instellingen en een aantal zorgaanbieders. Zie ook artikel 1.3.
3.9
Evaluatie en beëindiging van de hulp
Bij voorkeur zijn de termijnen van de inzet van jeugdhulp en mogelijke verlenging gekoppeld aan de duur van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclasseringsmaatregel. Na afloop van de maatregel beoordeelt het gebiedsteam of vervolghulp nodig is en/of andere vormen van nazorg. De GI heeft hierin een adviserende rol. Zie ook artikel 2.6. De GI stelt in het plan van aanpak de duur van de jeugdhulp vast en de doelen waaraan gewerkt moet worden. De ingezette hulp wordt in gezamenlijkheid geëvalueerd door het gezin, de aanbieder(s) en de GI bij de aanstaande beëindiging (expiratie of beëindiging wegens bereiken 18-jarige leeftijd). In het geval de maatregel stopt, wordt bezien of het gezin daarna nog hulp in vrijwillig kader nodig heeft en/of daarvoor open staat. Deze hulp vindt dan plaats –als onderdeel van warme overdracht – via beoordeling door het gebiedsteam.
3.10
Specifieke afspraken rond de jeugdreclassering
In het samenwerkingsprotocol gemeenten en Raad voor de Kinderbescherming zijn afspraken gemaakt specifiek voor de jeugdreclassering tussen de gemeenten en de Gecertificeerde Instellingen over de manier van werken van die instellingen als zij (a)
12
door de Raad voor de Kinderbescherming conform artikel 77wa tweede lid van het Wetboek van strafrecht geïnformeerd wordt over de strafrechtelijke beslissing tot inzet van jeugdhulp in het kader van een gedragsmaatregel of als (b) de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts, of directeur van de justitiële jeugdinrichting besluit tot de inzet van jeugdhulp in het kader van het scholings- en trainingsprogramma. Deze functionarissen melden dit aan het gebiedsteam van de betreffende gemeente.
Bijlagen
13
Bijlage 1
Hulpschema bij bepaling keuze van Gecertificeerde Instelling
De Raad voor de Kinderbescherming zal per casus, op grond van de aangetroffen problematiek en doelgroep, een keus maken uit deze drie door de 24 Friese gemeenten gesubsidieerde Gecertificeerde Instellingen of het Nidos en de gekozen instelling opnemen in rekest kinderbeschermingsmaatregel, advies inzake strafzaken of opdracht tot vrijwillige jeugdreclassering. WIE Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, afdeling Jeugd- en gezinsbescherming
DOELGROEP Jeugdigen en hun gezinnen (IQ > 70) Kinderen met extra risicofactoren, zoals vroegtijdig schoolverlaten, overmatig middelengebruik, psychische problematiek Tienermoeders Multiprobleemgezinnen (overlast, maatschappelijke onrust) Drugs- of alcoholverslaafde ouders Gezinnen met geringe sociale redzaamheid Echtscheidingsproblematiek
WAT Gezinsvoogdij Voogdij Jeugdreclassering
Karakteristieken van het kind: Kinderen met een licht, matig of ernstig verstandelijke beperking (IQ < 70) Kinderen die op zwakbegaafd niveau functioneren (IQ tussen 70 en 85), mits er sprake is
Gezinsvoogdij Voogdij Jeugdreclassering
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering
14
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (onderaannemer SGJ gezinsvoogdij)
Stichting Nidos
van een niveau van sociaalemotioneel functioneren dat beduidend lager ligt dan het cognitief functioneren Kinderen met een lichamelijke beperking die als gevolg van hun beperking blijvende beperkingen ondervinden in hun ontwikkeling tot zelfstandigheid Kinderen met een zintuiglijke beperking: slechthorend/doof, slechtziend/blind. Meervoudig Complex Gehandicapte kinderen (M.C.G.) Kinderen in de leeftijd van 0 tot 6 jaar, met een verhoogd medisch risico op een blijvende beperking die in de eerder genoemde categorieën vallen Kinderen met een ernstig lichamelijke chronische of progressieve ziekte. Te denken valt aan een stofwisselingsziekte, aids, cystic fybrose, leukemie Kinderen die niet tot de doelgroep van de William Schrikker Groep behoren maar van wie de ouders een beperking hebben, zoals die in de eerste vier categorieën is omschreven, waardoor specialistische hulp noodzakelijk is Achtergrond van het gezin: Alle gezinnen (als vangnetorganisatie als huidige hulpverlenging vastloopt) Gezinnen aan de onderkant van de samenleving Verspreid wonende, samengestelde gezinnen Zwervende ouders en kinderen Roma en Sinti gezinnen Gezinnen die vanwege hun geloofsovertuiging door het Leger des Heils begeleid willen worden Stichting Nidos is met ingang van 1 december 2001 aanvaard
Gezinsvoogdij Voogdij Jeugdreclassering
Gezinsvoogdij Voogdij
15
door het ministerie van Veiligheid en Justitie als voogdijen gezinsvoogdijinstelling voor vluchtelingen en asielzoekers. Nidos is een landelijk werkende instelling die op algemene grondslag werkt. De hulpverlening van Nidos is specifiek gericht op alleenstaande minderjarige vluchtelingen, asielzoekers en jongeren die in Nederland verblijven zonder asielaanvraag en voor wie terugkeer naar het land van herkomst een reële optie is. Voor deze jongeren dient, voor zover het gezag in Nederland niet wordt uitgeoefend, een voogdijvoorziening te worden getroffen. De instelling verzorgt, in het verlengde van de voogdij, ook de opvang voor een deel van haar pupillen. Indien een ondertoezichtstelling wordt verzocht voor kinderen die in een COA-voorziening verblijven, dan is NIDOS landelijk de aangewezen GI voor de uitvoering van de OTS. Deze uitvoering wordt gefinancierd door het Rijk. In deze gevallen zal de Raad in het rekest aan de rechtbank in beginsel NIDOS adviseren.
16
Bijlage 2 Lijst van gecontracteerd jeugdhulpaanbod lokaal, regionaal en bovenregionaal Zie de App Slim Telefoonboek
17
Bijlage 3 Afschrift certificaat Gecertificeerde Instellingen
18
Certificaat KEURMERKINSTITUUT Het kwaliteitsmanagementsysteem van
Stichting Bureau Jeugdzorg Friesland te Leeuwarden voldoet voor de toepassingsgebieden
jeugdbescherming en jeugdreclassering aan de normen in het Certificatieschema voor toetsing van het kwaliteitsmanagementsysteem van uitvoerende organisaties voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (versie 1.0) zoals vastgesteld door het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
Certificaatnr 134052 Certificaatcode KI009184
Dit certificaat is geldig tot 24 juni 2017 Het is voor het eerst verleend op 10 december 2014 Het toepassingsgebied is gespecificeerd in een bijlage.
Reproductie van dit certificaat is alleen in zijn geheel toegestaan
Zoetermeer, 10 december 2014 drs. W. van Weperen directeur Keurmerkinstituut b.v. Kijk op www.keurmerk.nl voor actuele gegevens van alle certificaten en contactgegevens Keurmerkinstituut 19
Certificaat KEURMERKINSTITUUT Het kwaliteitsmanagementsysteem van
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering te Utrecht voldoet voor de toepassingsgebieden
jeugdbescherming en jeugdreclassering
aan de normen in het Certificatieschema voor toetsing van het kwaliteitsmanagementsysteem van uitvoerende organisaties voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (versie 1.0) zoals vastgesteld door het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
Certificaatnr 134055 Certificaatcode KI009358 Reproductie van dit certificaat is alleen in zijn geheel toegestaan
Dit certificaat is geldig tot 17 april 2017 Het is voor het eerst verleend op 10 december 2014 Het toepassingsgebied is gespecificeerd in een bijlage. Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering is onderdeel van Stichting Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg Zoetermeer, 10 december 2014 Keurmerkinstituut b.v. drs. W. van Weperen directeur
Kijk op www.keurmerk.nl voor actuele gegevens van alle certificaten en contactgegevens Keurmerkinstituut
20
21