Lugus
Samenvattingen
Bedrijfsrecht
Juridische grondslagen van Bedrijfskunde, 4e druk
W. Grooten
Samengevat door: Jelte Douwsma (C) Lugus 2006
Samenvattingen
Lugus
Deze samenvatting is tot stand gekomen in samenwerking met studenten. Lugus stelt zich niet aansprakelijk voor de inhoud van deze samenvatting, zij staat echter wel open voor suggesties en/of verbeteringen. Voor goed gebruik van deze samenvatting, raden wij aan eerst het boek te lezen. Deze samenvatting geldt daarom niet als vervanging van het boek, maar als aanvulling. Succes!
Namens Lugus, Litteken (boekencommissie Lugus)
Juridische grondslagen van bedrijfskunde Hoofdstuk 1: Rechtsbronnen Verschillende normen - Godsdienstige normen: Uitsluitend voor gelovigen. Het is meer dan gedrag, het is ook een soort innerlijke mentaliteit. - Morele normen: Innerlijke gezindheid met de daaruit voorkomende gedragingen. Het draait om wat is goed en wat is kwaad. Hierbij is er onderscheid tussen de individuele moraal en algemene morele opvattingen (positieve moraal). - Fatsoensnormen: Datgene dat in de uiterlijke omgangsvormen als passend wordt gevonden. Rechtsregels Rechtsregels zijn de spelregels van het maatschappelijk verkeer, met als primair doel: het tot stand brengen van een geordende samenleving. Vanuit de rechtssociologie 5 punten: 1. het scheppen van sociale orde. 2. Het bevorderen van een niet-gewelddadige conflictbeslechting. 3. Het garanderen van de individuele ontplooiing en autonomie van burgers. 4. Het bewerkstelligen van een zo rechtvaardig mogelijke verdeling van schaarse goederen. 5. Het kanaliseren van sociale verandering (geen chaotische veranderingen). Formele rechtsbronnen Positief recht (ius constitutum): het geheel van regels dat op een bepaald tijdstip in Nederland geldt. Het ideaal recht (ius constituendum): het recht zoals we het willen, het ideale geval. Formele rechtsbronnen zijn onder te verdelen in rechtsbronnen van internationale oorsprong en rechtsbronnen van nationale oorsprong. Bronnen van internationaal recht - Internationaal gewoonterecht: een gewoonterecht hangt af van twee factoren. Er is sprake van een algemene praktijk en de overtuiging moet bestaan dat het recht eist dat er volgens de algemene praktijk moet worden gehandeld. - Internationale jurisprudentie: Rechterlijke beslissingen als rechtsbron. Dit vanwege de uitleg die een rechter kan geven aan een bepaalde regel. Vaak wordt er dan internationaal ook zo gehandeld. - Verdragen. De belangrijkste internationale rechtsbron. Rechten en plichten tussen verschillende staten. o Bilateraal verdrag: verdrag tussen 2 landen. o Multilateraal verdrag: verdrag tussen meerdere landen (meer dan twee). Een verdrag moet eerst worden goedgekeurd door de Staten-Generaal. Hierna wordt het geratificeerd door de koning(in). Het wordt pas van kracht als het wordt gepubliceerd in het Traktatenblad. Verdragen kunnen op twee manieren doorwerken in het nationale recht:
1. Het incorporatiesysteem (Nederland): Verdragen behoren tot het nationaal recht, zonder aparte rechtshandelingen. 2. Het transformatiesysteem: verdragen worden omgezet tot wetten op nationaal niveau. Besluiten van internationale organisaties Supranationale organisaties: Lidmaatschap hiervan kan ervoor zorgen dat een besluit kan worden doorgevoerd terwijl een staat tegen een besluit heeft gestemd. Hiervoor zijn staten vaak huiverig. (voorbeeld: veiligheidsraad VN) Resoluties: Lidmaatschap geeft geen verplichtingen, maar wel kan er een rechtsovertuiging uit spreken. Hierdoor kan er zich gewoonterecht ontwikkelen. Bronnen van nationaal recht - Gewoonterecht: Belangrijkste voorbeeld is het aftreden van een minister bij onvoldoende steun in de volksvertegenwoordiging. - De wet: algemene regeling uitgevaardigd door het daartoe bevoegd overheidsorgaan. o De wet in formele zin: regeling die afkomstig is van de regering en de StatenGeneraal. o De wet in materiele zin: als een orgaan met wetgevende bevoegdheid een besluit neemt dat voor alle burgers bindende regels bevat. Vaak zijn wetten in formele zin ook wetten in materiele zin, want ze bevatten een algemene regeling. Attributie: indien een wet in de formele zin (vb: grondwet) aan orgaan rechtstreeks de bevoegdheid geeft om wetten in materiele zin te maken. Delegatie: als een orgaan zijn geattribueerde bevoegdheid overdraagt aan een ander orgaan die deze bevoegdheid dan binnen bepaalde grenzen op eigen gezag en verantwoordelijkheid kan uitvoeren.
-
o Organieke wet: wet die haar grondslag vindt in de grondwet (Grw) o Raam- of kaderwet: als de formele wetgever een wettelijke regeling maakt, maar deze nog niet heeft geconcretiseerd, dit concretiseren gebeurd met behulp van Algemene maatregel van bestuur (AMvB) of een ministeriele verordening. Het geeft dus slechts het kader aan van de wet. o Wijzigingwet: Een wet waarmee er wijzigingen in een bestaande wet worden gemaakt. o Reparatiewet: voorbeelden zijn leemtes in belastingwetgeving. Deze moeten worden gerepareerd omdat mensen er misbruik van maken. Jurisprudentie: Uitspraken van met rechtspraak belaste instanties kunnen een rechtsbron in de formele zin vormen. Rechters zullen rekening houden met eerdere uitspraken over soortgelijke gevallen. Doordat een rechtszoekende een uitspraak kan voorleggen aan een andere hogere rechter, zal de uitspraak van een hogere rechter in de toekomst in soortgelijke gevallen in gedachte worden gehouden. Ook zijn wetteksten lang niet altijd even duidelijk, hierdoor moet de jurisprudentie hier uitleg aan geven.
Rangorde van geschreven rechtsregels Verdragsregels ( en andere internationale regelgeving) staan boven nationaal recht. Van de nationale regels is de volgorde: Grondwet De wetten in formele zin Algemene maatregel van bestuur (AMvB) Ministeriele regelingen Verordeningen (eerst provinciaal, dan gemeentelijk en dan waterschappen)
Hoofdstuk 2: De rechtsgebieden Privaatrecht vs. Publiekrecht - Privaatrecht (civiel recht): „horizontale relaties‟ tussen burgers en organisaties - Publiekrecht: „verticale relaties‟ tussen overheid en burgers, maar ook de juridische verhoudingen tussen overheid en de burgers. Belangrijk voor onderscheidt zijn: 1. de aard van de partijen of het type van de rechtsverhouding: een overheid kan ook als een „particulier‟ aan het rechtsverkeer deelnemen. (Vb: de gemeente die een gebouw huurt voor iets. Is een privaatrechtelijke relatie, pas als er dingen gebeuren die alleen een overheid kan is het een publiekrechtelijke relatie.) 2. de aard van het te beschermen belang: bij privaatrecht gaat het om eigen belang (of van een groep). Bij publiek recht gaat het om algemeen belang. 3. de middelen tot rechtshandhaving: In het publiekrecht kunnen er gevallen zijn dat een probleem met een burger kan worden opgelost zonder tussenkomst van een rechter. Privaatrecht kan worden onderscheidden in: - Internationaal privaatrecht: rechtsverhoudingen met internationale aspecten. - Nationaal privaatrecht: o Personen- en familierecht: zoals nationaliteit, huwelijk, echtscheiding, etc. o Vermogensrecht: op geld waardeerbare zaken, zoals een huis, een boot, etc. o Goederenrecht: het deel van het vermogensrecht dat betrekking heeft op de rechtsverhouding van een persoon tot een goed. o Verbintenissenrecht: dat deel van het vermogensrecht dat de rechtsverhoudingen van mens tot mens regelt. o Handelsrecht: rechtsregels m.b.t. handel en verkeer. o Erfrecht: zowel familierechtelijke als vermogensrechtelijke betrekkingen. Publiekrecht kan worden onderscheidden in: - Internationaal publiekrecht: verhoudingen tussen soevereine staten. - Nationaal publiekrecht: o Het Staatsrecht: hierin staat de organisatie van de staat vastgelegd. o Het Bestuursrecht (administratief recht): verhoudingen tussen de burgers en de overheid. o Het Strafrecht: betrekking tot de gedragingen van de burgers.
Hoofdstuk 3: De organisatie van de overheid De organisatie van de internationale overheid Er kan worden gesteld dat er geen internationale overheid is. Wel zijn er instanties die regelgeving creëren, maar er is niet één centrale bron van regelgeving. Volkenrecht Volkenrecht: het recht dat geldt tussen zelfstandige staten. Monistische opvatting: het nationaal en internationaal recht bestaan naast elkaar waarbij er één recht ondergeschikt aan de andere. Dualistische opvatting: er zijn twee zelfstandige rechtsstelsels die naast elkaar kunnen bestaan. Dit is de meest praktische benadering zolang er geen conflict tussen nationaal en internationaal recht ontstaat. In het volkenrecht is er geen verplichting om zich aan de rechtsmacht van een internationaal gerecht te onderwerpen, omdat er geen goed „functionerend‟ dwangapparaat is. Het uiterste geval in de praktijk is oorlog. Vaak worden embargo‟s (verbod van export) gebruikt. Internationale organisaties Een internationale organisatie moet voldoen aan een aantal eisen: - een permanent karakter - door staten zijn opgericht (gouvernementeel) - op basis van een verdrag opgericht - gericht zijn op de verwezenlijking van bepaalde doelstellingen gouvernementele organisaties: organisatie opgericht door staten non-gouvernementele organisaties: organisatie niet opgericht door staten (vb: Greenpeace) in juridisch opzicht kan er een verdeling worden gemaakt naar intergouvernementele organisaties en supranationale organisaties. - intergouvernementele organisaties: ontwikkelen van gemeenschappelijk beleid, geen overdracht van soevereiniteit. Bij bindende besluiten moet iedereen vóór stemmen. (vb: UN en NATO) - supranationale organisaties: wel overdracht van soevereiniteit, dus meerderheid van stemmen leidt tot verplichtingen. (vb: veiligheidsraad UN en EU) De United Nations (UN) De belangrijkste hoofdorganen zijn: - de Algemene Vergadering: het uitstippelen van het beleid van de UN. Ieder UN-lid heeft één stem - De Veiligheidsraad: Belast met de handhaving van de internationale vrede en veiligheid. Bestaat uit 15 leden, waarvan 5 permanent (China, Amerika, Rusland, Frankrijk en Groot-Brittannië). Een besluit wordt aangenomen als negen leden voor stemmen. Alle permanente leden hebben een vetorecht. - De secretaris generaal: benoemd door de Algemene Vergadering op aanbeveling van de veiligheidsraad. De hoogste administratieve ambtenaar van de UN. Geeft formeel leiding aan het secretariaat van de UN.
-
-
Het internationaal gerechtshof: bevindt zich in Den Haag en bestaat uit 15 rechters van de 15 verschillende nationaliteiten. Heeft geen grote bevoegdheden, omdat de staten niet hun soevereiniteit wilden verliezen. Hierdoor beslist het alleen over geschillen tussen staten. Hierbij kan van te voren uitgesproken worden of een staat zich onderwerpt aan de uitspraak. De economische en sociale raad (ECOSOC): de bevordering van de samenwerking op economisch, sociaal en humanitair gebied.
De raad van Europa (geen Europese raad) De raad van Europa kent twee organen: het Comité van Ministers en de Parlementaire Assemblée. Worden bijgestaan door het secretariaat van de raad met aan het hoofd daarvan de Secretaris-Generaal. -
Het comité van Minsters: stelt het beleid vast en is samengesteld uit ministers van buitenlandse zaken. De Parlementaire Assemblée: naar ratio van het aantal inwoners vertegenwoordigd door leden van de nationale parlementen.
Belangrijkste verdragen gecreëerd door de raad van Europa - De Europese conventie inzake uitlevering (1957): eenvormige regels over de uitlevering van personen die worden gezocht voor een strafbaar feit. - Het Europees sociaal handvest (1965): de rechten en fundamentele vrijheden van de mens op economisch en sociaal gebied vastgelegd. (vb: recht op staken) - Het Europese verdrag tot bescherming van de mens en de fundamentele vrijheden (1950): Verdrag van Rome, klassieke mensenrechten, zoals het recht op leven, recht op een eerlijk proces, etc. De raad van Europa heeft een commissie: de Europese commissie voor de rechten van de mens (De Commissie). Hierbij kunnen schendingen worden aangegeven door een individuele burger, een groep burgers of een particuliere organisatie. Dit komt dan voor het gerechtshof in Straatsburg. Hierbij moet aan drie dingen worden voldaan: 1. Alleen een klacht indienen wanneer de staat de mogelijkheid tot klagen heeft erkend (Nederland heeft dit erkend) 2. Alleen wanneer alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput. 3. klacht moet zijn ingediend binnen 6 maanden na de uitspraak van het hoger beroep. De Europese Unie (EU) Begonnen met Europese gemeenschap voor kolen en staal (EGKS) in 1952. Van hieruit in 1957 de Europese economische gemeenschap. Later samenvoeging van vorige twee en Europese gemeenschap voor atoomenergie (EGA) in Europese Gemeenschap (EG) (1993). De EG is een onderdeel van de EU. Taken en bevoegdheden: intergratie op sociaal-economisch gebied (supranationaal), samenwerking op gebied van buitenlands beleid (gouvernementeel) en samenwerking op het gebied van binnenlandse zaken en justitie (gouvernementeel). De voornaamste organen van de EU: - De Europese raad: bestaat uit de regeringsleiders van de lidstaten (minister-president). Uitstippelen van de grote beleidslijnen van de EU en EG.
-
-
-
De raad van ministers: bestaat uit ministers van de verschillende staten (25). Dit hangt af van het onderwerp, als het gaat over landbouw, dan komt de minister van landbouw. Het is het belangrijkste wetgevende orgaan, besluit wordt genomen bij gewone meerderheid (helft + 1). De Europese commissie: bestaat uit één onderdaan per lidstaat (25). Toezicht op uitvoering van de richtlijnen van de EU. Kan ook zelfstandige initiatieven op regelgeving. Het Europees parlement: bestaat uit gekozen mensen uit de lidstaten. Aantal in parlement hangt af van grote van land en betekenis van een land. Een controlerend functie ten opzichte van de Europese commissie.
De besluitvorming binnen de EU: - De verordening: verbindend voorschrift dat rechtstreeks toepasbaar is in de verschillende lidstaten. - De richtlijn: de lidstaten moeten aan de hand van deze richtlijnen hun nationale wetgeving aanpassen. - De beschikking: een beslissing die zich nadrukkelijk tot de geadresseerde richt. Vaak een ontheffing van een verbod (uit verdrag of verordening). Het hof van Justitie: Het belangrijkste rechterlijke orgaan van de Gemeenschap. Alle lidstaten zijn verplicht zich aan de uitspraken te houden. Het is gevestigd in Luxemburg en telt 25 rechters. De organisatie van de Nederlandse overheid Beginselen van de rechtstaat: - Grondrechten: Onvervreemdbare rechten die de mens van nature toekomen. o Klassieke grondrechten: Gelijkheidsrechten, vrijheidsrechten en de politieke rechten o Sociale grondrechten: De verplichting van de overheid om te werken naar politieke idealen. (vb: de zorg van de overheid voor de bewoonbaarheid van het land). Verticale werking van de grondrechten draaien om de verhouding tussen overheid en burger. Horizontale werking van de grondrechten draaien om de verhouding tussen burgers. - Het legaliteitsbeginsel: Elke bevoegdheid waarbij de vrijheid van de burger wordt ingeperkt moet berusten op wet. Hierdoor mag een rechter niet naar analogie handelen. - Het beginsel van de democratie: burgers kiezen door wie ze worden geregeerd. - De machtenscheiding: Een wetgevende macht, een uitvoerende macht en een rechtsprekende macht. De trias in Nederland: Wetgevende machtStaten-Generaal (= eerste + tweede kamer) en de regering (= ministers + koning(in)) Uitvoerende machtregering (mengeling van functie!!!) Rechtsprekende machtonafhankelijke rechters (benoemt voor het leven) Decentralisatie: de staatsmacht die wordt toegewezen aan lagere overheden. - territoriale spreiding: onbepaald aantal bevoegdheden voor een bepaald territoir (vb: gemeente)
- functionele spreiding: bepaalde bevoegdheden zonder territoriale grenzen ook een mix van beide spreidingen mogelijk (vb: waterschappen). De tweede kamer: 150 leden gekozen door het volk De eerste kamer: 75 leden (senatoren) gekozen door de Provinciale Staten (indirect) De regering: ministers + koning(in), kabinet bestaat uit ministers en staatssecretarissen. Ministers zonder staatssecretarissen en zonder koning(in) is de ministerraad. Het ontstaan van een wet in de formele zin: - als het initiatief uitgaat van de regering: o een wetsontwerp wordt gemaakt door een bepaald departement en wordt dan voorgelegd aan de ministerraad. Gaat deze akkoord dan gaat het ontwerp naar de raad van State (raadgevend regeringscollege). De raad is gesplitst in verschillende afdelingen één voor elk departement. Vervolgens gaat het naar de tweede kamer. Hier hebben ze het recht van amendement (om iets te veranderen). Dan naar de eerste kamer, hier is geen amendement. Als dan nog is goedgekeurd gaat de wet naar de koning(in) en komen er de handtekeningen onder. Hij wordt van kracht bij publicatie in het staatsblad. Wetgevende macht bij de provinciale overheid Provinciale Staten (PS): aantal leden hangt af van het aantal inwoners in een provincie. Regelingen worden verordeningen genoemd. Het kan ook dat de centrale overheid een regeling maakt die nader moet worden uitgewerkt door de PS. Bestuurlijke macht bij de provinciale overheid: Gedeputeerde staten: is het dagelijks bestuur van de provincie. Gekozen uit de leden en door de leden van de provinciale staten. Voor hun handelingen zijn ze verantwoording schuldig aan de provinciale staten. De commissaris van de koningin: is de voorzitter van de provinciale staten en van de gedeputeerde staten. Heeft stemrecht en wordt gecontroleerd door de PS. Hij kan niet worden ontslagen door de PS, omdat hij is aangesteld door de Regering. Wetgevende macht bij de gemeentelijke overheid: De gemeenteraad: Gekozen door de inwoners van een gemeente. Vergelijkbaar met de provinciale staten. Het college van burgemeester en wethouders: gekozen uit de gemeenteraad. Wethouders voeren uit wat de gemeenteraad plant. De burgemeester: benoemt door de regering. Is voorzitter van het college van B&W. en controleert of het college van B&W zich wel houdt aan de richtlijnen van de gemeenteraad. De bestuurlijke macht bij de gemeentelijke overheid: Wordt gedaan door de gemeenteraad. De rechterlijke macht: - De burgerrechtelijke rechtspraak (civiele rechtspraak) (enkele materieel) - De strafrechtelijke rechtspraak (gedragingen vanuit het strafrecht) - De bestuursrechtelijke rechtspraak (met overheid) Vroeger (voor 2002)- kantongerechten, rechtbanken, gerechtshoven en de hoge raad. Nu geen kantongerecht meer (geïntegreerd in rechtbank).
Competentie: de werkverdeling tussen de rechterlijke instanties. Hierbij is de absolute competentie welke rechterlijke macht moet worden aangesproken en de relatieve competentie welke van de negentien rechtbanken de zaak in behandeling moet nemen. (in burgerlijke zaken de woonplaats van de gedaagde, bij strafzaken de plaats van het delict en bij bestuurszaken de plaats van het bestuursorgaan die het bestreden besluit heeft genomen). Rechtbanken: negentien in Nederland (met een sector kanton). Kan enkelvoudig zijn (één rechter) of meervoudig (vaak drie rechters). Gerechtshoven: zijn er vijf in Nederland. Wanneer de Rechtbanken er niet uitkomen. De Hoge Raad: wanneer de Gerechtshoven er niet uitkomen. Hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank. Allen voor vorderingen met een waarde van groter dan 1750 Euro. Bij burgerlijke zaken en strafrechterlijke zaken bij de gerechtshoven. Bij bestuursrechterlijke zaken bij afdeling bestuursrechterlijke zaken van de Raad van State. De Hoge Raad kan zaken terugwijzen als er een verkeerd besluit is genomen. De zaak kan worden verwezen naar een ander resort. De hoge raad kan ook zelf dingen afhandelen (komt zelden voor).
Hoofdstuk 4: Bestuursrecht Bestuursrecht is belangrijk vanwege de stakeholders van een bedrijf (of iets anders). De overheid is altijd stakeholder van iets. Het is voornamelijk een ondersteunend iets en wordt daarom ook wel administratief recht genoemd. Bijzonder bestuursrecht: bestuursrecht op een specifiek niveau. Algemeen bestuursrecht (Awb): bestuursrecht op een zeer algemeen niveau. Soorten voorschriften: - Dwingend recht: meeste voorschriften van het Awb. Alleen de formele wetgever kan afwijken van het voorschrift. - Regelend recht: Een hoofdregel, met daarbij de mogelijkheid om in specifieke gevallen ervan af te wijken (door bijv. gemeente). - Aanvullend recht: als er geen wettelijke bepaling is kan het Awb dienen als vangnet. Formeel bestuursrecht: de wijze van totstandkoming van administratiefrechtelijke rechtsnormen. (puur de vorm) Materieel bestuursrecht: De inhoud van deze rechtsnormen De bestuursinrichting van Nederland - Bestuursorganen bij de centrale overheid: in bepaalde gevallen aan individuele ministers. - Bestuursorganen bij de gedecentraliseerde overheden: provincies, gemeenten en doelcoöperaties. Spreiding van bestuursbevoegdheden door het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter. - Bestuurscommissies: bijv. een wijkraad - Zelfstandige bestuursorganen: een commissie bestaande uit deskundigen van een bepaald vakgebied.
-
Privaatrechtelijke organisaties: o Door overheid: stichtingen voor bejaardenzorg, etc o Door particulieren opgericht: in de loop van de jaren bevoegd verklaard voor bestuurshandelingen.
Bestuurshandelingen en bestuursbesluiten Bestuurshandelingen: - Feitelijke handelingen: is voor de burger een tastbaar en waarneembaar (vb. vuilnis ophalen) - Rechtshandelingen: deze roepen rechtsgevolgen in het leven (vb. krijgen van een milieuvergunning, dit brengt rechtsgevolgen voor het bedrijf mee.) Privaatrechtelijke rechtshandelingen: Als er een overeenkomst wordt gemaakt naar burgerlijk recht. (vb. het kopen van computers) Publiekrechtelijke rechtshandelingen: Wanneer er iets gebeurd dat alleen een overheid kan. - Meerzijdige publiekrechtelijke handelingen: rechtsgevolgen die twee kanten opwerken. - Eenzijdige publiekrechtelijke handelingen: werkt één kant uit. Het besluit: Het meest centrale begrip uit de Awb, een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. - besluiten van algemene strekking: algemeen karakter (of voor een grote groep). Wetten in formele zin bijvoorbeeld. - Beschikkingen: een besluit voor een specifiek, individueel geval. o Gebonden en vrije beschikkingen: gebonden is duidelijk wanneer een beschikking mag worden gegeven (afgebakend). Bij een vrije beschikking mag de overheid min of meer zalf bepalen wanneer een beschikking telt. o Rechtvaststellende beschikkingen: brengt alleen de rechtsgevolgen naar een individueel niveau (vb. vennootschapsbelasting). o Rechtscheppende beschikkingen: brengen wijzigingen aan in een bepaalde toestand waardoor er bepaalde rechtsgevolgen van kracht worden. o Beschikkingen met een sanctiekarakter: Intrekken van de begunstigende beschikking Opleggen van een bestuurlijke dwangsom, boete als het niet op tijd in orde is. Bestuurlijke boete Bestuursdwang, op kosten van de overtreder de afwijking van de norm in orde brengen De bronnen van het bestuursrecht Geschreven bronnen: Bij het uitoefenen van een overheidsbevoegdheid moet het geschreven recht hem die bevoegdheid verlenen. Ongeschreven bronnen: algemene beginselen van behoorlijk bestuur: - Het beginsel van correcte bejegening o Informeren van belanghebbende bij de voorbereiding van een besluit o Gelegenheid bieden aan belanghebbenden tot herstel van verzuim
-
-
o Waarschuwingsplicht o Fatsoenlijke behandeling (fair play) Het beginsel van zorgvuldig onderzoek o De zorg die bij het verzamelen van relevante feiten hoort te worden betracht o De bevoegdheid of de verplichting tot het vragen van advies o De methode van onderzoek o De diepgang van het onderzoek Het beginsel van zorgvuldige beslissingprocedure Het beginsel van deugdelijke besluitvorming Het beginsel van motivering Het gelijkheidsbeginsel Het vertrouwensbeginsel Het beginsel van redelijke en billijke belangenafweging Het beginsel van zorgvuldig kennisgeving
Rechtsbescherming tegen overheidshandelen - preventieve rechtsbescherming: o aanvraag of ontwerpbesluit moet tenminste 4 weken te inzage liggen o de aanvraag of ontwerpbesluit moet openbaar kenbaar worden gemaakt o belanghebbenden moeten de gelegenheid hebben om in de termijn dat het ter inzage ligt mondeling dan wel schriftelijk hun zienswijze over de aanvraag of ontwerpbesluit te geven. - Repressieve rechtsbescherming (in Awb) o Bezwaar: voordat er een beroep wordt aangetekend kan iemand een bezwaar maken, hierdoor kan er iets worden bijgesteld. Moet gaan om eigen belang Moet gaan om persoonlijk belang Moet gaan om een objectief bepaalbaar belang Moet gaan om een rechtstreeks belang o Administratief beroep: bezwaar bij een ander (vaak hoger) bestuursorgaan (alleen mogelijk bij enkele specifieke wetten) o Beroep op de administratieve rechter: kan alleen als er een bezwaar is gemaakt. Rechtbank doet onderzoek: Rechtbank kan zich onbevoegd laten verklaren Niet-ontvankelijk (bv. Als indiener geen belanghebbende is) Ongegrond laten verklaren Gegrond laten verklaren - Hoger beroep: afdeling bestuursrechtspraak bij de raad van state - Voorlopige voorziening: een beroep of bezwaar leidt niet tot een schorsende werking - Kosten bezwaar: als beroep is gegrond zal het bestuur de gemaakte kosten moeten vergoeden
Hoofdstuk 5: Vermogenrecht Objectieve rechten: het positief recht waarin rechten en plichten worden omschreven. Doet rechten ontstaan waaraan bevoegdheden worden ontleend. Subjectieve rechten: een aan het objectief recht ontleende bevoegdheid. Rechtssubjecten - Natuurlijke personen: mensen van vlees en bloed
-
Rechtspersonen: juridische organisaties o Publiekrechtelijke rechtspersonen o Privaatrechtelijke rechtspersonen o Kerkgenootschappen
Feiten en rechtsfeiten Een feit waaraan een rechtsgevolg wordt verbonden noem je een rechtsfeit. -
Blote rechtsfeiten: zonder persoonlijk ingrijpen gebeuren, maar wel leiden tot rechtsgevolgen (vb. geboren worden, sterven). Rechtsfeiten die bestaan uit handelingen van personen.
Rechtshandelingen: wanneer een persoon met zijn handelen een rechtsgevolg in het leven wil roepen De wil en de wilsuiting: Een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard. Meerzijdige en eenzijdige rechtshandelingen - Eenzijdige rechtshandeling: draait om de wilsuiting van één persoon (vb. opmaken van een testament). - Meerzijdige rechtshandeling: wilsuitingen van meerdere personen gericht op hetzelfde rechtsgevolg (overeenkomsten). Feitelijke handelingen Gedragingen met rechtsgevolgen die niet zijn beoogd (vb. bij het parkeren tegen iemand anders zijn auto aanrijden). - De onrechtmatige daad: maakt niet uit of de persoon het wel of niet wilde doen. Zolang er maar sprake is van een onrechtmatige daad. - De rechtmatige daad: niet in strijd met recht, maar er gebeurd toch een rechtsgevolg (vb. iemand betaald twee keer dezelfde rekening, andere partij moet terug betalen). Vermogen en vermogenbestanddelen - Zaken: alle stoffelijke objecten die voor menselijke beheersing vatbaar zijn (wel huisdieren geen mensen). o Eigenaar van een zaak is ook eigenaar van alle bestanddelen van een zaak („natrekking‟) o Voorbeeld, als je een bedrijfspand huurt en je legt er een vloer in, dan is de eigenaar van het bedrijfspand ook eigenaar van de vloer (vloer is bestanddeel). - Vermogensrechten: o Zakelijke (absolute) rechten: kan zijn een zaak (stoffelijk), maar ook het auteursrecht. o Persoonlijke (relatieve) rechten: een bevoegdheid die werkt voor één of één groep personen. Recht op aflevering van een auto is alleen bij de garage waar auto is gekocht. o Beperkte rechten: afgeleiden van een meer omvattend recht. Genotsrecht (of gebruiksrecht): het genot van een zaak Zekerheidsrecht: iets gebruiken als pand (bijvoorbeeld ivm schulden met bank)
Hoofdstuk 6: overeenkomstenrecht Verbintenis: wederzijdse rechten en plichten, dus een vermogensrechtelijke verplichting tussen twee of meer partijen waarbij over en weer de ene partij (crediteur of schuldeiser) recht heeft op een bepaalde prestatie, terwijl de andere partij (debiteur of schuldenaar) de plicht heeft om te presteren. Bronnen van verbintenissen - Het ongeschreven recht: veelal gewoonterecht en jurisprudentie. - Een eenzijdige rechtshandeling: een handeling van één of meer personen waarbij deze een bepaald rechtsgevolg teweeg willen brengen. - De overeenkomst en de wet: de belangrijkste bronnen van verbintenissen. Overeenkomsten - Soorten overeenkomsten: o Consensuele overeenkomsten: komt tot stand als partijen een wilsovereenkomst bereiken. Met noemt het ook wel een „mondelinge overeenkomst‟. Dit zijn alle overeenkomsten tenzij de wet anders bepaald (vb. huurovereenkomst). o formele overeenkomsten: hierbij is er tevens een akte nodig (vb. huurkoopovereenkomst). o Overeenkomsten van voorbijgaande aard: bij het voldoen aan één enkele prestatie is de verbintenis ook ten einde. o Overeenkomsten van voortdurende aard: verplichting tot opeenvolgende dan wel voortdurende prestaties (vb. huurovereenkomst). o Wederkerige overeenkomsten: wanneer een overeenkomst voor beide partijen verplichtingen in het leven roept. Er is een soort ruilelement aanwezig. (vb. werken in ruil voor loon). o Eenzijdige overeenkomsten: slechts één partij heeft de plicht om één of meer prestaties te doen (vb. schenking). Benoemde overeenkomst: een overeenkomst die uitdrukkelijk in de wet wordt genoemd. Hierdoor gelden er bijzondere voorschriften (vb. een koopovereenkomst). Onbenoemde overeenkomst: staat niet uitdrukkelijk in de wet vermeld. Het ontstaan van de overeenkomst - Handelings(on)bekwaamheid: wanneer iemand handelingsbekwaam is dan kan iemand zich door eigen rechtshandelingen ergens aan binden. Voorbeelden van handelsonbekwaam zijn: minderjarigen, onder curatele gestelden, etc. o Minderjarigen zijn altijd handelsonbekwaam op de volgende uitzonderingen na: Handelt met de mondelinge of schriftelijke toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger Als het gaat om studie of levensonderhoud en het geld is ter beschikking gesteld door de wettelijke vertegenwoordiger. Bij handlichting (gedeeltelijk bekwaam, denk aan vakantiewerk). - Wilsovereenstemming: o Het aanbod: een eenzijdige rechtshandeling waarbij één partij een overeenkomst wil met een andere partij.
-
o De aanvaarding: als een aanbod is aanvaard kan de aanbieder zijn aanbod niet meer wijzigen. Als het nog niet is aanvaard kan het wel worden gewijzigd. o Kenbaar maken van de wil: hand opsteken bij een veiling. o Wil en & Verklaring: stel dat een winkel adverteert met korting op de nieuwste PC‟s, het blijkt dat de korting alleen geldt op de oude PC‟s. Wie staat er in zijn recht? Het draait om de vertrouwensleer, wanneer er onder de gegeven omstandigheden en redelijkerwijze niet aan hoeft te worden getwijfeld dan staat de koper in zijn recht. In extreme gevallen gaat de vertrouwensleer natuurlijk de andere kant op. o De wilsgebreken: wanneer de wil gebrekkig tot stand is gekomen. Dwaling: de wil is gevormd bij een onjuiste voorstelling van zaken. De wederpartij van de dwalende gaf de verkeerde inlichtingen. Bij het sluiten van de partij hebben beide partijen gedwaald. Bedreiging Bedrog (Opzettelijke dwaling) Misbruik van omstandigheden: bijv. onervarenheid Geen strijd met een wettelijk voorschrift o Geen strijd met openbare orde en goede zeden
De rechtsgevolgen van een overeenkomt - De overeengekomen rechtsgevolgen: een overeenkomst bestaat uit meerdere bedingen (clausules). Hierin zijn de betrokken partijen volgens de wet aan hun afspraken gebonden. - Algemene voorwaarden: standaardset van schriftelijke bedingen welke altijd terugkeren. Van een koper: „inkoopvoorwaarden‟, van een verkoper: „leveringsvoorwaarden‟. o De consument is zeer snel gebonden aan de algemene voorwaarden. Of de consument op de hoogte is doet er eigenlijk niet toe. Wel heeft de gebruiker een informatieplicht (redelijkerwijs). Deze informatieplicht kan als volgt: Persoonlijk overhandigen Zeggen waar ze ter inzage liggen (vb. KvK, bij hemzelf, etc) o Bescherming van de wederpartij: doordat de consument snel gebonden is, zijn er aspecten die de consument in zijn gelijk kunnen stellen bij problemen: De aard en de overige inhoud van de overeenkomst De wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen De wederzijdse kenbare belangen van de partij De overige omstandigheden van het geval + als uitbreiding van deze vage termen, ook de zgn. zwarte lijst. 14 bedingen die gemakkelijk kunnen worden vernietigd. Ook nog grijze lijst met 14 bedingen, hierbij mag de gebruiker nog proberen aan te tonen dat deze niet onredelijk bezwarend zijn. - De aard van de overeenkomst: o Rechtsgevolgen die voortkomen uit de wet: de wet kan dwingend rechtelijk voorschrijven dat bepaalde afspraken niet gemaakt mogen worden. Aanvullend recht schrijft regels voor waarvan mensen mogen afwijken. Maar als ze niet in een overeenkomst zijn opgenomen worden ze van kracht. o Rechtsgevolgen die voortkomen uit het gewoonterecht o Rechtsgevolgen op basis van redelijkheid en billijkheid: kunnen aanvullend werken maar ook beperkend.
Tekortkomingen in de nakoming - Verschillende soorten prestaties: o Resultaatverbintenis: door de debiteur moet een bepaald tastbaar resultaat worden bereikt o Inspanningsverbintenis: het leveren van een inspanning waarbij er geen bepaald resultaat is gegarandeerd (vb. advocaat). - De toerekenbare tekortkoming: wanprestatie, - De niet-toerekenbare tekortkoming: overmacht o Wanprestatie: Aan de schuld van de debiteur te wijten o Wanprestatie: De gedragingen van de door de debiteur ingehuurde hulp o De debiteur kan ook contractueel de aansprakelijkheid weghalen (exoneratieclausules) Rechtsgevolgen van een toerekenbare niet-nakoming - Nakoming is nog steeds mogelijk: o Nakoming o Aanvullende schadevergoeding Vermogensschade: geleden verlies en gederfde winst Ander nadeel: smartengeld, of immateriële schade. Verzuim en ingebrekestelling: alvorens een eis tot schadevergoeding kan leiden moet de debiteur eerst in verzuim zijn (een periode van de laatste waarschuwing). De laatste waarschuwing wordt ingebrekestelling genoemd (schriftelijk en moet redelijke termijn bevatten). Bij afloop ingebrekestelling begint verzuim. Soms geen ingebrekestelling nodig Fataal termijn: je krijgt een vliegticket een dag na het vertrek van een vliegtuig. De schadevergoeding komt voort uit een onrechtmatige daad (bv. vandalisme) o Vervangende schadevergoeding - Ontbinding (van de overeenkomst) o Of schriftelijk o Of door tussenkomst van de rechter o Als nakoming nog mogelijk is, moet de debiteur eerst in verzuim zijn. - Opschorting: als één van de partijen zijn verplichting niet nakomt, mag dan ander zijn verplichting ook uitstellen. Kan bijvoorbeeld als men vreest dat de ander zijn verplichtingen niet na zal komen. o Hoofdverplichtingen mogen niet worden opgeschort als er één of meer nevenverplichtingen niet zijn gedaan - Nakoming is blijvend of tijdelijk mogelijk, dan geen aanvullende schadevergoeding (alleen bij nakoming mogelijk) Teniet gaan van verbintenissen Een overeenkomst is pas uitgewerkt als alle verbintenissen teniet zijn gegaan. Een koopovereenkomst is bijvoorbeeld niet klaar met de betaling, maar pas bij de levering. - Nakoming - Nietigheid, vernietiging en ontbinding - Verrekening: twee partijen die elkanders schulden bij elkaar compenseren. - Afstand en vermenging:
o Afstand om baat: de oorspronkelijke tegenprestatie wordt vervangen door een ander o Afstand om niet: kwijtschelding o Vermenging: schuldeiser en schuldenaar worden dezelfde persoon (bv. schuld bij vader, die overlijdt. Jij erft het)
Hoofdstuk 7: Verbintenissen uit de wet De wet als bron van een verbintenis De onrechtmatige daad: - De onrechtmatige gedraging: o Inbreuk op een recht o Het doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht o Het doen of nalaten in strijd met het ongeschreven recht Gevaarzetting: nodeloos een gevaar inroepen waar een normaal denkend en handelend persoon niet bij na hoeft denken Onvoldoende rekening houden met andermans belangen - De toerekening aan een dader: o Aantonen dat de dader schuld heeft aan het ontstaan van een onrechtmatige daad. (schuldaansprakelijkheid) o De gevolgen van de onrechtmatige daad dienen krachtens de wet voor rekening van de dader te komen. (risico-aansprakelijkheid) Ook al is er geen schuld, toch aansprakelijk. Groepsaansprakelijkheid: Alle personen in een groep zijn aansprakelijk, anders had de rest van het groep het maar moeten voorkomen. - Schade: o Geleden verlies o De gederfde winst o De redelijke kosten van maatregelen te voorkoming van de schade o Kosten gemaakt ter vaststelling van de omvang van de schade en de buitengerechtelijke incassokosten - Causaal verband: onrechtmatige daad schade - Relativiteit: Beperking tot het inroepen van de onrechtmatige daad. De dader is aansprakelijk als de overtreden rechtsnorm de strekking heeft de benadeelde in het getroffen belang te beschermen. Kwalitatieve aansprakelijkheid: wanneer de dader van de onrechtmatige daad en de aansprakelijke persoon niet dezelfde zijn. - Aansprakelijkheid voor kinderen: onder de 14 jaar geen aansprakelijkheid. Wel is de ouder aansprakelijk, maar niet als het kind iets heeft nagelaten. - Aansprakelijkheid voor ondergeschikten: de werkgever is in beginsel aansprakelijk voor de onrechtmatige daden van zijn werknemers. o Belangrijk is dat het werk de kans op de onrechtmatige daad heeft vergroot. - Aansprakelijkheid voor opstallen: opstallen zijn gebouwen of werken die duurzaam met de grond zijn verenigd (bv. huizen, schuttingen, etc). Voorwaarden zijn: o Opstal moet een gebrek hebben o Gebrek moet leiden tot gevaar o Het gevaar is geschiedt
Productaansprakelijkheid:de producent is aansprakelijk voor de schade geleden door een gebrek in zijn product. - Gebrek: niet de veiligheid die het mag verwachten. Producent ook rekening houden met het feit dat producten voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt (vb. een stoel om op te staan). - Product: het draait om roerende diensten en producten. - Producent - Schade: niet om schade aan een product, maar door een product. - Causaal verband tussen gebrek en schade. - Uitsluiting aansprakelijkheid: o Iemand anders heeft het product op de markt gebracht o Het gebrek is pas ontstaan nadat het product in het verkeer is gekomen o Product is niet vervaardigd voor de verkoop o Het gebrek is een gevolg van het feit dat het product is vervaardigd met overheidsvoorschriften (zoals NEN). o Op het moment dat het product in het verkeer kwam, kon met niet weten dat het gebrek er was (gebrek aan technische kennis). o Niet aansprakelijk als jouw product een bestanddeel is van een ander product - Verjaring en verval: vervalt na drie jaar dat de schade aan het licht is gekomen. Na tien jaar vervalt het recht op schadevergoeding. Verbintenissen op grond van rechtmatige daad Verbintenissen zonder dat er iets onrechtmatigs gebeurd. - De zaakwaarneming: het draait om een spontane actie, op redelijke grond inlaten met iemand anders zijn belang (bij passeren van vijver een verdrinkend kind redden). o Rechtsgevolgen: wanneer de zaakwaarnemer zijn taak goed heeft uitgevoerd (naar behoren), dan moet de belanghebbende opdraaien voor de kosten. - De onverschuldigde betaling: bijvoorbeeld per ongeluk twee keer een rekening betalen o Rechtsgevolgen: ongedaanmaking of waardevergoeding (bij een dienst). - De ongerechtvaardigde verrijking: is alleen het geval als elke redelijke grondslag tot die verrijking ontbreekt.
Hoofdstuk 8: Goederenrecht Eigendomsrecht: de eigenaar staat vrij van zijn zaak gebruik te maken (gebruiksrecht, dit valt uiteen in genotsrecht en beschikkingsrecht). - Beschikkingsrecht: de eigenaar heeft de bevoegdheid ten aanzien van zijn zaak alle denkbare rechtshandelingen te verrichten. - Genotsrechten: o Vruchtgebruik: gebruiken en de vruchten ervan te verkrijgen (is verbonden aan het leven van de gerechtigde). Door verkrijgende verjaring: als het tien jaar te goeder trouw vruchtgebruik is uitgeoefend. Door vestiging: mbv. een notariële akte. o Erfdienstbaarheid: je buren vragen voor toegang tot jouw bedrijf. o Erfpacht: de bevoegdheid tot het houden en gebruiken van een onroerend goed o Opstal: Om in, op of boven een onroerend goed van een ander gebouwen, werken of beplantingen te hebben of the verkrijgen o Appartementsrecht: de bevoegdheid tot het gebruiken van bepaalde gedeelten van een gebouw.
-
Zekerheidsrechten: o Pandrecht: het zekerheidsrecht op een roerende zaak. Bijvoorbeeld om een geldschuld, waar iemand zijn computer (veel meer waarde) tegenover zet. Hierdoor zal de schuldenaar snel willen betalen. Vuistpand: het pand wordt bij de pandgever weg gehaald Stil pandrecht: het pand blijft eerst bij de pandgever Termen: Akte: een schriftelijk stuk ondertekend door één of meer personen en dient als bewijs Authentieke akte: volledige bewijskracht (vaak opgesteld door notaris) Onderhandse akte: gratis, minder bewijskracht Geregistreerde onderhandse akte: voorzien van dagtekening (ivm. bepaalde datum) o Hypotheekrecht: het zekerheidsrecht op een onroerende zaak.
Andere beperkingen van het eigendomsrecht Een dier is jouw zaak, maar je mag hem niet mishandelen vanwege de dierenmishandelingswet. Hetzelfde geldt voor de grondwettelijke onteigeningsbevoegdheid van de overheid. Beperkingen op grond van ongeschreven normen: - Hinder: het gedrag van een persoon die het genotsrecht van een ander aantast (overlast door geluid, stank, etc). o De aard, de ernst en de duur van de hinder o De omvang van de door de hinder toegebrachte schade o En andere omstandigheden van geval - Misbruik van eigendom (iets kopen om de ander mee te ergeren) Overdracht van goederen - Voorwaarden voor overdracht: o Een geldige titel: de rechtsverhouding die aan de overdracht ten grondslag ligt. Algemene titel: alle lusten en lasten (vb. erfopvolging, boedelvermenging (trouwen)). Bijzonder titel: bepaalde lusten - Beschikkingsbevoegdheid: de bevoegdheid om een bepaald recht over te dragen of met een beperkt recht te belasten. (alleen een eigenaar kan iemand anders eigenaar maken). Maar ook een verkoper van V&D mag jou tot eigenaar maken. - Levering o Goederenrechtelijke overeenkomst: wilsovereenkomst tussen vervreemder en verkrijger o leveringshandeling Bezitter is iemand die gebruik maakt van het goed zonder de eigendomsrechten van een ander te erkennen. Houder is iemand die gebruik maakt van het goed en wel de eigendomsrechten van een ander erkent.
Derdenbescherming Casus: Albert (eerste partij) leent fiets uit aan Bert. Bert verkoopt hem dan aan Cor (derde partij). Dan komt Albert Cor tegen en zegt: “hé, dat is mijn fiets”. Toepassing van de voorwaarden voor overdracht: het is geen rechtsgeldige overdracht, want Bert is niet beschikkingsbevoegd. Bescherming door art. 3:86 BW - is anders wanneer de verkrijger „te goeder trouw is‟. - De vijf vereisten: o Roerende zaak, geen registergoederen o Beschermt alleen tegen beschikkingsonbevoegdheid, wanneer bijvoorbeeld de titel niet klopt mag er geen aanspraak meer worden gemaakt art 3:86 BW o De ontvanger heeft een tegenprestatie moeten leveren o De zaak moet zijn geleverd door feitelijke overgave o De derde moet te goeder trouw zijn. Onderzoeks- en mededelingsplicht: wanneer je niet weet dat degeen beschikkingsonbevoegd is, maar je had het moeten weten ben je niet te goeder trouw. Wanneer iemand beweert de echte eigenaar te zijn ben je verplicht tot drie jaar erna alle gegevens van de verkoper door te geven, ander ben je niet te goeder trouw. Vrijwillig en onvrijwillig bezitsverlies: in vb sprake van vrijwillig bezitsverlies. Het is onvrijwillig als deze is gestolen.
Hoofdstuk 9: Ondernemingsrecht Onderneming: technisch organisatorisch eenheid waarin een bedrijf wordt uitgeoefend Handelsnaamwet: Niet de naam van een ander gebruiken vanwege verwarring. Wet op de bedrijfsorganisatie: hiermee worden ondernemingen uitgebreid met organisaties die geen winstoogmerk hebben. Handelsregisterwet: verplichte inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Wet op de ondernemingsraden: verplichting tot ondernemingsraad als er meer dan zoveel werknemers zijn. Bedrijfsmatige activiteiten: - zekere regelmaat - moeten openlijk gebeuren - optreden geschiedt min of meer zelfstandig - gericht op de verkrijging van inkomsten - in een georganiseerd verband - ververving van inkomsten gericht op het behalen van winst Boekhouding Een bedrijf moet een boekhouding voeren. Binnen 6 maanden na afloop van een jaar moet er een balans worden opgemaakt Als bij faillissement geen goede boekhouding is, dan strafbaar voor bankbreuk Handelsregister Alle ondernemingen moeten zich inschrijven in het handelsregister van de KvK. Iedereen die met een bedrijf te maken krijgt moet zich hiermee op de hoogte kunnen stellen.
De ondernemer en zijn onderneming De onderneming is het gereedschap van een ondernemer. En ondernemer krijgt de lusten en de lasten van de onderneming. Een ondernemer is een rechtssubject, er zijn twee soorten rechtsubjecten: - Natuurlijke personen: een mens als subject - Rechtspersonen: een organisatievorm met rechten en plichten Ook rechtsvormen van ondernemingen kunnen hierin worden onderscheden: Organisatievormen zonder rechtspersoonlijkheid - De eenmanszaak - De maatschap - De vennootschap onder firma (VOF) - De commanditaire vennootschap (CV) Organisatievormen met rechtspersoonlijkheid - De vereniging - De coöperatieve vereniging - De onderlinge waarborgmaatschappij - De naamloze vennootschap (NV) - De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (NV/BV) - De stichting De eenmanszaak Hierbij is de ondernemer tevens eigenaar van (een deel van) de productiemiddelen. De eigenaar van de onderneming is een natuurlijk persoon. Aansprakelijkheid: Juridisch gezien geen onderscheidt tussen privé vermogen en het vermogen van de onderneming. Er behoeft niet maar één persoon werkzaam te zijn. Voordelen: - eigenaar beslist wat er gebeurd in de organisatie - geen oprichtingsformaliteiten - hijzelf heeft voordeel uit een positief bedrijfsresultaat Nadelen: - hijzelf heeft het nadeel uit een negatief bedrijfsresultaat - overdracht levert problemen, ivm. Het feit dat een eenmanszaak geen goed vormt. Dus alle activa moeten op voorgeschreven wijze worden overgedragen. Maatschap Een overeenkomst waarbij twee of meer personen zich verbinden om iets in de gemeenschap te brengen met de bedoeling om een gemeenschappelijk voordeel te behalen. Het draait vaak samenwerking om de kwaliteiten van een ander (beroepenveld) -
Een overeenkomst tussen twee of meer personen: zowel schriftelijk als mondelijk. Draait om de gelijkheid tussen de maten onderling. Het in gemeenschap brengen van iets (de inbreng): kan zijn goederen, geld, arbeid, kennis, goodwill, etc
-
Het samenwerken in maatschapsverband: De verdeling van de uit de samenwerking resulterende voordelen:
Vertegenwoordiging: iemand mag alleen de beheersdaden uitvoeren (betalen telefoonrekening). Beschikkingshandelingen moeten gezamenlijk gebeuren, zoals de aanschaf van een nieuw pand. Aansprakelijkheid: Bij beschikkingshandelingen moet de een van de ander een volmacht hebben om iets uit voeren. Hierbij moet er uitdrukkelijk zijn aangegeven dat het gaat om handelen vanuit de maatschap (anders persoonlijk aansprakelijk). Het einde van de maatschap: - Bij het besluit van de maten om de overeenkomst te beëindigen - De dood van één de maten - Faillissement of onder curatele stelling van één de maten - Een rechterlijke uitspraak - Tijdsverloop (als de maatschap is aangegaan voor bepaalde tijd - Het bereiken of frustreren van het doel van de maatschap - Opzegging van één der maten aan alle anderen De Vennootschap onder Firma (VOF) De maatschap tot uitoefening van een bedrijf onder een gemeenschappelijke naam. Er dient sprake te zijn van: - een bedrijf: het bedrijfsmatige aspect, het behalen van winst, draait een grote rol. - een gemeenschappelijk naam - een afgescheiden vermogen: is los van de privé vermogens van de vennoten en is eigendom van de vennoten als collectief. Hierbij moet dit vermogen worden aangewend om het doel van de VOF te verwezenlijken. Vertegenwoordigingsbevoegdheid: iedere vennoot mag namens de VOF optreden en dus aan derden te binden. De oprichting: een schriftelijke overeenkomst tussen de oprichters. De commanditaire vennootschap (CV) Is hetzelfde als de VOF, maar nu zijn er twee soorten vennoten. De gewone vennoot en de stille vennoot. Stille vennoot: een beherende vennoot die allen als geldschieter fungeert. Mag absoluut niet voor de vennootschap werken en zijn naam mag niet in de CV voorkomen. Zodra hij namens de CV gaat optreden wordt hij direct hoofdelijk aansprakelijk voor alle schulden van de CV. Wel moet het land van herkomst, huidige woonland en het ingelegde bedrag bekend zijn bij de CV. Bij faillissement van de vennootschap, is de stille vennoot niet hoofdelijk aansprakelijk. De rechtspersonen Publiekrechtelijke rechtspersonen: de staat, de provincies, etc Privaatrechtelijke rechtspersonen: waar het nu over zal gaan hebben voordelen: - De handelende personen zijn niet zelf aansprakelijk - Het vermogen van de rechtspersoon is onbereikbaar voor de privé-schuldeisers van de deelnemers in de onderneming.
-
Het voortbestaan van een onderneming komt minder snel in gevaar door bijvoorbeeld sterfte. De overdraagbaarheid van het belang, allen bij overdracht van aandelen in een NV.
De naamloze en de besloten vennootschap NV: - Er moet een vennootschap zijn - De vennootschap is een rechtspersoon. Het rechtspersoon is een rechtssubject en het heeft een organisatie - Er is een maatschappelij kapitaal waar iedere deelnemer één of meer aandelen heeft. De inbreng is alleen mogelijk in geld of goederen, maar niet in arbeid. - De aandeelhouder is niet persoonlijk aansprakelijk - De verliezen van de NV beperken tot het bedrag dat de aandeelhouder op zijn aandeel behoort te storten. BV is het hetzelfde, maar dan plus: - in een BV worden geen aandeelbewijzen uitgedeeld - in een BV zijn de aandeelbewijzen niet vrij overdraagbaar de oprichting kan alleen door een notariële akte. Oprichting bestaat uit 5 momenten: 1. De voorovereenkomst 2. De akte van oprichting 3. De ministeriele verklaring 4. De passering van de notariële akte 5. De inschrijving van de NV/BV in het handelsregister Vermogen, kapitaal en aandelen van een NV/BV Het vermogen: - Het door de aandeelhouders gestort kapitaal - De reserves - De niet verdeelde winsten voor zover de bestemming nog niet in de balans is aangebracht Het kapitaal: - maatschappelijk kapitaal: het maximum bedrag waarvoor de NV/BV op grond van de statuten aandelen kan uitgeven - Geplaatst kapitaal: het deel van het maatschappelijk kapitaal dat bij de aandeelhouders is geplaatst - Gestort kapitaal: het geplaatst kapitaal wat aan de stortingsplicht is voldaan (nm. Het nominale bedrag). Minimaal 25% van het geplaatst kapitaal moet zijn gestort. - Inbreng in natura: bijvoorbeeld de inbreng van een hele onderneming Aandelen: - Aandelen op naam: Niet vrij overdraagbaar, kan bij BV en NV. - Aandelen op toonder: Door de afgifte van een aandeelbewijs, mag niet bij BV. - Onderaandelen: alleen bij NV, komt zelden voor. Aandelen statutair te splitsen bij bijvoorbeeld de verdeling in een erfenis. - Prioriteitsaandelen: aandelen met bijzondere zeggenschap. - Preferente aandelen: geven recht op een bepaald percentage van de winst, voordat er aan de gewone aandeelhouders wordt uitgekeerd
-
Bonusaandelen: vrije reserves worden omgezet in aandelen geplaatst kapitaal. Stockwinst: bonusaandelen die worden uitgekeerd ten laste van de bedrijfswinst over het juist afgesloten boekjaar. Obligaties: geen aandelen, maar schuldbekentenissen. Recht op rente is onafhankelijk van de gemaakte winst.
Inkoop van eigen aandelen: Het terugkopen van de eigen aandelen kan alleen als: 1. verkrijging van eigen, niet-volgestorte aandelen is nietig 2. Bij een NV mag het nominale bedrag van de ingekochte en gehouden kapitaal niet hoger zijn dan 10% van het geplaatst kapitaal. Bij een BV is dit 50%. 3. De aankoop moet mogelijk zijn uit de vrije reserves 4. De statuten moeten inkoop toestaan en de Algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) moet toestemming geven Aandelen en aandeelhouders: - De overdracht van aandelen: o Onderhandse emissie: de aandelen worden bij één persoon geplaatst o Openbare emissie: iedereen kan de aandelen kopen - De blokkeringsregeling: de aandelen van een BV zijn alleen overdraagbaar aan: o De echtgenoot van de aandeelhouder o Bepaalde bloed- en aanverwanten van de aandeelhouder o In de op- en neergaande lijn, kinderen, ouders, etc. o Mede aandeelhouders o De vennootschap zelf 2 regimes als een vennoot toch wil verkopen aan iemand anders: goedkeuringsstelsel: een in de statuten genoemd orgaan moet zijn oordeel uitspreken. Aanbiedingsregeling: Eerst aanbieden aan medeaandeelhouders, willen die hem niet. Dan verkoop aan de ander. Rechten en plichten van het aandeelhouderschap - Plichten: o Stortingsplicht van nominale bedrag (a pari), of hoger dan nominale bedrag (boven pari) - Rechten: o Financiële rechten: recht op dividend o Vergaderrechten: recht om bij de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) aanwezig te zijn. En heeft stemrecht. o Informatierechten: De aandeelhouder kan eisen om een afschrift van de jaarrekening en het verkrijgen van mondelinge informatie o Rechten met betrekking tot de goede gang van zaken in de vennootschap, het recht van enquête en de geschillenregeling. Recht van enquête: het recht om de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam te vragen een onderzoek in te stellen naar de gang van zaken en het beleid. Eerst moet er wel schriftelijk bezwaar worden gemaakt tegen iets bij het bestuur en de raad van commissarissen. Hierbij zijn er drie groepen die naar onderzoek kunnen vragen:
Één om meer aandeelhouders, of certificaathouders die minimaal 10% van het geplaatst kapitaal vertegenwoordigen, of recht hebben op aandelen of certificaten tot een nominale waarde van 225.000,- Euro. Een vakvereniging, welke twee jaar volledige rechtsbevoegdheid heeft. De procureur-generaal bij het hof te Amsterdam, deze kan het alleen hanteren bij redenen van openbaar belang. Het recht op dividend en het stemrecht kunnen worden gescheiden, dit noemt men certificering van aandelen. Dan worden de aandelen bij emissie geplaatst bij een administratiekantoor. Dit is meestal een stichting waarvan het bestuur deels bestaat uit het bestuur van de vennootschap. Het administratiekantoor verkoopt vervolgens certificaten van de aandelen. Deze certificaten geven recht op de winst van de vennootschap. Er zijn verschillende soorten certificaten: - royeerbare certificaten: hierbij kan de houder van de certificaat omruiling in aandelen verkrijgen - niet-royeerbare certificaten: hierbij kunnen de certificaten niet worden omgeruild - beperkt royeerbare certificaten: deze kunnen in beperkte mate en onder condities worden omgeruild De organen van een NV/BV Hiertoe behoren van de Algemene vergadering van aandeelhouders (AVA), het bestuur (de directie) en sommige hebben ook nog een raad van commissarissen (RvC). De Algemene vergadering van Aandeelhouders (AVA) Heeft twee betekenissen: - Het orgaan, dus de ter vergadering beraadslagende en stemmende aandeelhouders de bevoegdheden: o Benoeming, schorsing of ontslag van de bestuurders o Benoeming, schorsing of ontslag van de commissarissen o De jaarrekening vaststellen o Vaststellen van het salaris van de directie o Recht op inlichtingen o Bevoegdheid op statutenwijzigingen, juridische fusie, een splitsing dan wel ontbinding o De bevoegdheid tot een aandelenemissie - De bijeenkomst, de vergadering zelf Het bestuur: bestaande uit één of meerdere personen. Eerst benoemd bij oprichting, later bij AVA. - Zeggenschap over benoemingsbeleid en het ontslag van het personeel. En handelingen die nodig zijn voor de instandhouding van het vermogen (verzekeren van onroerend goed) - Vertegenwoordigingsbevoegdheid: in principe is het bestuur gezamenlijk vertegenwoordiger, maar ook onafhankelijk van elkaar. - De rechtspositie van bestuurders: wanneer de directeur tevens grootaandeelhouder is, dan is er geen rechtsverhouding, want er is geen gezagsverhouding. Hij komt dan niet voor sociale verzekeringswetgeving in aanmerking.
De raad van commissarissen (RvC): wanneer een BV/NV verplicht is om een RvC in te stellen dan worden dit structuurvennootschappen genoemd. Hierbij is er een onderscheidt te maken tussen de taken. Bij een gewone NV/BV zijn de taken: - algemeen: o toezicht houden op het beleid van het bestuur en de algemene gang van zaken. o Het bestuur adviseren - Specifiek o Wanneer er een tegenstrijdig belang is bij de bestuurders, dan wordt de RvC de vertegenwoordiging van de vennootschap o De RvC mag iedere bestuurder ten allen tijde schorsen o RvC moet de jaarrekening ook ondertekenen. Structuurvennootschappen: als een BV/NV een bepaalde grote bereikt dan krijgt het bestuur meer macht en kan het het doel van de vennootschap uit het oog gaan verliezen. Hierbij verschuift een deel van de macht van de AVA naar de RvC. Vereisten voor een structuur-NV/BV: - geplaatst kapitaal + reserves minimaal 16 miljoen Euro op de balans - op wettelijke verplichting een ondernemingsraad ingesteld - de NV/BV heeft in Nederland en de andere NV/BV‟s waar ze minimaal 50% van de aandelen heeft ten minste 100 werknemers in dienst. Bevoegdheden van de AVA bij een structuur-NV/BV: o Goedkeuren van de jaarstukken o Vaststellen van de jaarrekening o Bevoegdheid op statutenwijzigingen, juridische fusie, een splitsing dan wel ontbinding o Recht op inlichtingen o Het vertrouwen in de RvC opzeggen o Goedkeuring geven aan bepaalde bestuursbesluiten Structuurregeling en de RvC: - bevoegd iedere bestuurder van de NV/BV te benoemen en te ontslaan. - Een bindend recht van voordracht - Een aantal belangrijke bestuursbesluiten moeten worden goedgekeurd door de RvC De aansprakelijkheid van bestuurders van een NV/BV - iedere bestuurder is tegenover het rechtspersoon gehouden tot een behoorlijke vervulling van zijn taak. Doet hij dit niet, dan is hij hoofdelijk aansprakelijk. - Bij faillissement is het voor de curator mogelijk hierin enkele bestuursleden te betrekken, bij onbehoorlijke taakvervulling. Onbehoorlijke taakvervulling houdt in dat: o Geen tijdige deponering van de jaarrekening bij het handelsregister o Als er geen deugdelijke administratie is gevoerd - Bestuurders kunnen ook naar derden aansprakelijk zijn als deze schade hebben geleden van misleidende voorstelling van bijvoorbeeld jaarcijfers. - Deze derden kunnen ook de fiscus en de sociaalverzekeringswetgeving (UVW) zijn.
Hoofdstuk 10: Arbeidsrecht Overeenkomsten tot het verrichten van arbeid: - De overeenkomst tot aanneming van werk: als de aannemer, buiten dienstbetrekking, voor de aanbesteder tegen een bepaalde prijs een bepaalde dienst tot stand brengt. Het ‟werk‟ is een vervaardiging of bewerking van een stoffelijk voorwerp. - De overeenkomst tot opdracht: hierbij is er buiten dienstbetrekking het leveren van een creatieve of intellectuele arbeid (vb. accountant, advocaat, etc). - De arbeidsovereenkomst: een verbintenis tussen werknemer en werkgever om tegen loon voor een bepaalde tijd arbeid te verrichten. o Er zijn ook arbeidsovereenkomsten waarbij geen sprake is van een arbeidsovereenkomst volgens art 7:610 lid 1 BW. Deze behoren dan ook niet tot het personeel (vb. stage). Het belang van het onderscheidt: - bij een arbeidsovereenkomst is er een verzekering tot premiebetaling en een recht op uitkering, bij bijvoorbeeld ziekte. - De bescherming ten aanzien van het ontslagrecht. - Bij een arbeidsovereenkomst kan je naar de kantonrechter, bij de anderen moet je naar de rechtbank. - Een werknemer heeft recht op een minimumloon, dat is bij de anderen niet zo. - De wet op de ondernemingsraden gaat uit van het begrip werknemer, als het gaat om medezeggenschap in de onderneming. Het aangaan van een arbeidsovereenkomst: - de totstandkoming: sollicitatiefase, van hieruit naar de arbeidsovereenkomst zelf. Dit kan mondeling als schriftelijk. - De verschillende regels: o dwingend recht, waarvan niet mag worden afgeweken. o Driekwart dwingend recht: bij de CAO o Semi-dwingend recht: afwijkingen alleen mogelijk wanneer dat schriftelijk of via een reglement gebeurd. o Aanvullende regels De minderjarige en de buitenlandse werknemer: - vanaf 16 jaar mag een minderjarige een arbeidsovereenkomst aangaan. - Onderscheidt tussen Nederlanders en andere mensen uit de EU mag niet worden gemaakt. - Buiten de EU hebben de werknemers een tewerkstellingsvergunning nodig. De verplichtingen van de werknemer: - de werknemer moet „zijn best‟ doen - de werknemer moet zijn arbeid zelf verrichten wat staat omschreven in de arbeidsovereenkomst. Deze omschrijving mag niet te vaag zijn en er mag van worden afgeweken als het gaat om een geval van nood. - Redelijke instructies: de werknemer is verplicht om de redelijke instructies van de werkgever op te volgen. - Goed werknemer: er moet sprake zijn van „goed werknemerschap‟. - Overwerk:
o Langer werken dan afgesproken, als dit normaal is, dan kan een weigering hiervan leiden tot ontslag. o Langer werken dan volgens de arbeidstijdenwet is toegestaan. De werkgever moet een overwerk vergunning aanvragen. De verplichtingen van de werkgever: Goed werkgever: - de verplichting tot loonbetaling - vakantie en verlof - gelijke behandeling van mannen en vrouwen - goed werkgever en veiligheid - getuigschrift: een werknemer heeft recht op een getuigschrift dat vermeld voor welke duur en welk werk degene bij hem heeft verricht, etc. Flexibele arbeidsverhoudingen: - door binnen het bedrijf (of erbuiten) te werken met collegiale in- en uitlening van personeel - door gebruik te maken van contracten voor een bepaalde tijd - door de inzet van uitzendkrachten en personeel dmv detachering. Rechtsvermoedens: Een arbeidsovereenkomst wordt vermoed als iemand drie maanden achtereen elke week of twintig uren per maand heeft gewerkt. Van bepaalde naar onbepaalde tijd: - als er drie opeenvolgende tijdelijke contracten bij dezelfde werkgever zijn die elkaar steeds binnen drie maanden opvolgen - de opeenvolgende contracten duren samen langer dan 36 maanden. Met tussenpozen van maximaal 3 maanden - als er ineens een duur van de 36 maanden wordt overschreden dan leidt dit tot pas tot een onbepaalde tijdsovereenkomst als de volgende overeenkomst langer is dan drie maanden. - Ook als er tussendoor wordt gewerkt via een uitzendbureau, dan geldt dit. De parttimer: deze moet gelijk worden behandeld als een fulltimer (loon, pensioenbouw). Uitzendkrachten: De uitzendovereenkomst is een arbeidsovereenkomst Naarmate iemand meer werkt kan hij in een andere fase terechtkomen fase 1 tot en met fase 4. Naarmate iemand in een grotere fase terechtkomt heeft deze ook meer rechten. Als iemand naar een ander uitzendbureau gaat neemt hij deze rechten mee, wanneer iemand een jaar niet werkt vervallen deze rechten. - fase 1: minder dan 26 weken via een uitzendbureau hebben gewerkt, geen recht op scholing, pensioenopbouw of een arbeidscontract. - Fase 2: pensioenopbouw begint en recht op scholing. Het gaat nu om gewerkte maanden. Duur 6 maanden, waarvan tenminste 3 maanden gewerkt. - Fase 3: recht op een tijdelijk contract van ten minste 3 maanden, bij ziekte 90% van loon doorbetaald. Bij een begrafenis of zo iets krijgt degene volledig doorbetaald. - Fase 4: anderhalf jaar als uitzendkracht gewerkt, met telkens tijdelijke contracten van minstens 3 maanden. En bij dezelfde opdrachtgever én bij hetzelfde uitzendbureau bereikt fase 4. Dit is in vaste dienst bij het uitzendbureau.
Afroepcontractanten: Alleen arbeid wanneer de werkgever dit noodzakelijk vind. - De afroepovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht: nul-urencontract, ook is er het min- of maxi contract met daarin het minimaal of maximaal aantal te werken uren. Als er werk is, moet deze worden opgeroepen volgens de wet, en de werknemer mag niet weigeren. Er mag geen structureel werk zijn (niet teveel lijken op parttime werk). - Afroepkrachten op basis van een voorovereenkomst: opname in een bestand met mogelijke werknemers. Er is dus nog geen arbeidscontract. Als een oproepwerknemer minder dan 3 uur achtereen werkt, hij toch recht op drie uur loon. Voorwaarden: - er is een arbeidsduur van minder dan 15 uur afgesproken - de tijdstippen waarop moet worden gewerkt zijn niet vastgelegd - de arbeidsduur is niet, of niet eenduidig, overeengekomen Het einde van de arbeidsovereenkomst Twee belangrijke regelingen, het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen (BBA) en bepalingen uit het burgerlijk wetboek. Buitengewoon besluit arbeidsverhoudingen (BBA): draait om toekenning van het centrum voor werk en inkomen (CWI). CWI: vraag en aanbod op de arbeidsmarkt moeten zo goed mogelijk aansluiten. Wie echt geen werk kan vinden kan een uitkering aanvragen bij het CWI. Toestemming voor ontslag ligt bij het CWI, hierbij worden toetsingsmaatstaven gehanteerd: - Ontslag wegens bedrijfseconomische redenen - Ontslagen wegens andere dan bedrijfseconomische redenen: o Een werknemer voldoet niet aan de gestelde functie-eisen: Aannemelijk maken dat deze inderdaad niet geschikt is Hebben getracht dit te verbeteren Het disfunctioneren moet niet te wijten zijn aan onvoldoende zorg voor de arbeidsomstandigheden Mag niet voortvloeien uit ziekte of gebreken van de werknemer o Wegens verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer: Aannemelijk maken dat de grond terecht is aangevoerd Gelet op het handelen of nalaten van de werknemer dat de werkgever redelijkerwijs de werknemer niet kan behouden. o De relatie tussen de werknemer en de werkgever is ernstig en duurzaam verstoord: Aannemelijk dat de verstoring er is Herstel hiervan is niet mogelijk (bv. via overplaatsing) o Wegens ziekte of gebreken niet meer aan de functie-eisen kan voldoen: Aannemelijk dat er ziekte is die minstens drie maanden zal duren Aannemelijk maken dat er geen mogelijkheid is tot aangepaste herplaatsing in het bedrijf De BBA-procedure: bij ontslag kunnen er drie dingen gebeuren: - de werknemer laat niets van zich horen. Dit geeft impliciet aan dat hij instemt met zijn ontslag en kan ernstige gevolgen hebben voor de uitkering, etc. - De werknemer voert een formeel verweer, is niet eens met het ontslag zonder argumentatie
-
De werknemer voert in extenso verweer door de argumenten van de werkgever te weerleggen.
Moet bij het CWI binnen twee weken schriftelijk reageren op ontslag. Is het CWI er mee eens, dan is er een ontslagvergunning, deze is slechts 2 maanden geldig. De uitzonderingen: - Beëindiging van rechtswege: o Wanneer de werknemer overlijdt o Wanneer de arbeidsovereenkomst van bepaalde tijd was - Ontbinding door de rechter: - Bij een toerekenbare tekortkoming van de wederpartij - Ontslag op staande voet - Opzeggin tijdens de proeftijd - Wederzijds goedvinden De bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek (BW) - Ontslag met het wederzijds goedvinden - Berusting: eenzijdige beëindiging, waarbij de andere partij het niet goedvind, maar er zich bij neerlegt. - Beëindiging tijdens de proeftijd: proeftijd nooit langer dan twee maand en moet schriftelijk overeengekomen zijn. - Beëindiging van rechtswege De opzegging De wilsuiting om de arbeidsovereenkomst te beëindigen De opzegdag: op de dag waarop de dienstbetrekking eindigt dan wel de eerste dag na het einde van de dienstbetrekking De opzegtermijnen: de tijd tussen het moment dat het ontslag wordt aangezegd en het moment dat werknemer niet meer op de werkvloer komt, minimaal 1 maand. Ontslagverboden: verboden tot opzegging: - niet tijdens de eerste twee jaar van het ziekteverlof van een werknemer. (behalve ziekmelden als de ontslagvergunning reeds is aangevraagd) - tijdens de zwangerschap plus een periode van 6 weken na afloop van het zwangerschapsverlof. - Leden van de ondernemingsraad mogen niet worden ontslagen - De centrale of groepsondernemingsraad - De vaste of onderdelencommissies van deze raden - Wegens lidmaatschap vakbond, of meedoen aan acties van deze vakbond. Regelmatig versus onregelmatig ontslag: Als er bij de beëindiging van een dienstbetrekking niet gewerkt volgens de bepalingen uit het BW dan is er sprake van een onregelmatig ontslag en is de andere partij schadeplichtig. Wordt de opzegtermijn niet in acht genomen, dan is het ontslag wel geldig, maar de beëindigende partij is schadeplichtig. Hierbij kan de andere partij kiezen voor schadeloosstelling of volledige schadevergoeding.
-
-
Schadeloosstelling: parameters, hoogte van het loon en de tijdsfactor Volledige schadevergoeding: alleen de schade door het niet in acht nemen van het opzegtermijn. Is maximaal gelijk aan schadeloosstelling, maar wordt meer als het gaat om secundaire diensten zoals auto, etc. Hierbij moet dit alles wel worden bewezen, daarom komt dit weinig voor. Herstel van de dienstbetrekking
Ontslag wegens een dringende reden: De vereisten voor een dringende reden: - een objectief dringende reden: o als een werknemer hardnekkig weigert redelijke bevelen of opdrachten op te volgen o als een werknemer zich schuldig maakt aan diefstal, bedrog of verduistering o als iemand bij het overeenkomen van de overeenkomst valse inlichtingen verstrekt o als iemand dronken op zijn werk verschijnt o als iemand in ernstige mate omgeschikt of onbekwaam is voor het werk o als iemand opzettelijk, of ondanks waarschuwing, zichzelf of anderen aan ernstig gevaar blootstelt. o Als iemand zonder geldige reden niet op zijn werk verschijnt - De subjectiviteit van de dringende reden: alleen op staande voet beëindigen, mits er twijfel is kan de werkgever eerst kiezen voor een schorsing alvorens tot ontslag over te gaan. - De onverwijlde mededeling: de wederpartij moet weten waarom hij/zij op staande voet is ontslagen. De gevolgen van een (gebrekkig) ontslag op staande voet: - De werknemer kan kiezen voor twee dingen: o Dat het staande ontslag nietig was: de reden was niet dringend o Dat het ontslag onregelmatig was: aanvechten van de wijze van ontslag, (berust met de beslissing zelf). Kennelijk onredelijk ontslag: voorbeeld als iemand van 50 jaar wordt ontslagen, wel een opzegtermijn, maar kans op nieuw werk is klein. Dan moet de werkgever zorgen voor financiële tegemoetkoming. Ontbinding van de arbeidsovereenkomst (bij de rechter): - De ontbinding wegens een toerekenbare tekortkoming - De ontbinding wegens gewichtige redenen: o Ontbinding wegens een dringende reden: o Wegens verandering in de omstandigheden: vaak bij gespannen situaties tussen werkgever en werknemer. Opzegverboden zijn geen beletsel om een ontbindingsprocedure te starten. Een ontbindingsverzoek kan echter worden ingezet om een opzegverbod te ontlopen, als dit gebeurd met deze reden is de ontbinding niet geldig.
Ontbinding voor zover vereist: wanneer de werknemer niet eens is met ontslag op staande voet kan deze naar de kantonrechter gaan voor doorbetaling loon. Ondertussen kan de werkgever een andere procedure starten dat de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd. Vergoeding en hoger beroep: over de ontbinding kan niet worden doorgegaan naar hoger beroep, maar wel om de hoogte van de vergoeding.
Hoofdstuk 11: Strafrecht Enkele beginselen van strafrecht: - Het legaliteitsbeginsel: elke bevoegdheid van de overheid moet zijn grondslag hebben in het recht. - Verbod van analogie: een verruimende interpretatie mag weer wel. - Verbod van terugwerkende kracht: Niemand kan worden gestraft voor iets dat op dat moment dat het is gedaan nog niet strafbaar was. Materieel en formeel strafrecht: Formeel strafrecht: hierin vinden we de regels met betrekking tot de procedures voor de toepassing van het materiele strafrecht. Opsporing: het openbaar ministerie (OM) en politie Strafvervolging: OM en Officier van Justitie (OvJ) deze hebben het vervolgingsmonopolie, dus mogen alleen mensen bij de strafrechter brengen. Strafbare feiten: Delicten: - Misdrijven - Overtredingen - Wetgever maakt onderscheidt, staat niet echt vast Waarom onderscheidt: - poging tot misdrijf is strafbaar, poging tot overtreding niet - behulpzaam zijn bij een misdrijf is strafbaar, behulpzaam zijn bij een overtreding niet - een Nederlander is alleen strafbaar voor feiten gebeurd in het buitenland, wanneer de feiten in het buitenland strafbaar zijn en in Nederland een misdrijf zijn. De strafrechtelijke sancties: - straffen o hoofdstraffen: gevangenisstraf (max. 15 jaar, bij uitzondering 20 jaar) Hechtenis (max. 1 jaar, bij uitzondering 1 jaar en 4 maand)) Dienstverlening (alleen bij instemming, anders dwangarbeid) Geldboete o bijkomende straffen ontzetting van bepaalde rechten: bijvoorbeeld een bepaalde functie niet meer doen verbeurdverklaring: bijvoorbeeld de koevoet van een inbreker afnemen. - maatregelen: wanneer de belangen van de maatschappij/dader moeten worden beschermd. o TBS
o Als de verdachte wel is veroordeeld: onttrekking van het verkeer, ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Wederrechtelijkheid en schuld Pas als alle bestandsdelen van een delict zijn vervuld is er sprake van een strafbaar gedrag. Deelneming Medeplegen: als twee of meer personen samenwerken bij het plegen van een strafbaar feit. - sprake van een bewuste samenwerking - ook de uitvoering is samen geweest (ook als alleen het plan samen is beraamd, niet op het plaatsdelict) Medeplichtigheid: alleen strafbaar bij misdrijven, de medeplichtige is geen initiatiefnemer. Hij is niet betrokken geweest bij de planning. Hij verricht één of meer voorbereidings- en/of ondersteuningshandelingen (bv. op de uitkijk staan). Uitlokken: een ander bewegen tot. De ander tot het idee brengen om een delict te plegen. Middelen tot uitlokking: giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging of misleiding. Maar ook opzettelijk inlichtingen, middelen of gelegenheid verschaffen Doen plegen: als iemand een ander een strafbaar feit laat plegen. De uitvoerder is hierbij niet strafbaar, hij wist het niet. De poging: alleen poging tot een misdrijf sprake van poging als: - de bedoeling van de dader tot het begaan van een delict moet een begin van uitvoering hebben. - De reden tot het niet uitvoeren van het delict lag niet in de wil van de dader. Strafbaarheid van rechtspersonen Functioneel daderschap: voor niet fysieke rechtspersonen, hierbij wordt de degene die verantwoordelijk is voor de onrechtmatige daad vervolgt voor strafrechtelijk daderschap. - De leidinggevende moest bevoegd zijn om in te grijpen en liet dit na. - Hij aanvaardde bewust dat de desbetreffende handelingen in zijn bedrijf plaatsvonden. De feitelijke leidinggevers: als een rechtspersoon als dader kan worden aangewezen. Dan komen ook degene in beeld die tot het strafbare feit opdracht hebben gegeven. Computercriminaliteit: - computervredebreuk: hacken, alleen strafbaar als er een beveiliging is. Internationaal strafrecht: criminaliteit kent geen grenzen, daarom verdragen.