Samenvattingen Afdeling IV
Hoofdstuk 1 De rechterlijke macht word uitgeoefend door hoven en rechtbanken: a) Rechtbanken: -‐ Bevinden zich op het niveau van arrondissementen en kantons -‐ Er zetelen rechters die vonnissen uitspreken b) Hoven: -‐ Er zetelen raadsheren die arresten uitspreken Opbouw van de gerechtelijke organisatie steunt op een aantal principes: 1. Eenheid van de rechtspraak Toepassing en interpretatie van de wetgeving mag niet te veel verschillen van rechtbank tot rechtbank. Hierdoor is de gerechtelijke organisatie piramidaal opgebouwd d.w.z. er is een hiërarchie in rechtbanken en hoven. 2. Dubbele aanleg Op partijen tegen vergissingen te beschermen is het mogelijk om het geschil een tweede maal volledig opnieuw laten behandelen voor een andere rechtsmacht. Ze word dan behandelt in hoger beroep en dit noemt men dan een tweede aanleg. Er is geen derde aanleg mogelijk. 3. Specialisatie van de rechtbanken Recht word onderverdeeld in bepaalde takken met eigen procedures. Hierdoor ontstaan voor een aantal domeinen v/h recht een eigen rechtank of eigen afdelingen binnen een rechtbank. Door de specialisatie van de rechtbanken worden ook de samenstelling aangepast aan de aard van de geschillen. 4. Territoriale organisatie van de rechtbanken Elke rechtbank is bevoegd voor een bepaald grondgebied. De gerechtelijke organisatie is territoriaal gestructureerd. -‐ Niveau 1: het vredegerecht voor burgerlijke en handelszaken. Deze zijn bevoegd voor het kleinste grondgebied. -‐ Niveau 2: deze zijn bevoegd voor een arrondissement, hieronder vallen de politierechtbank, de rechtbank van eerste aanleg, de correctionele rechtbank, de rechtbank van koophandel en de arrondissementsrechtbank -‐ Niveau 3: hier bevinden zich de hoven van beroep en de arbeidshoven. Belgisch grondgebied is hiervoor in 5 grondgebieden opgedeeld 1. Hof van beroep te Brussel omvat Vlaams- en Waals – Brabant en tweetalig gebied Brussel- Hoofdstad 2. Hof van beroep te Gent omvat Oost- en West- Vlaanderen 3. Hof van beroep te Antwerpen omvat Antwerpen en Limburg 4. Hof van beroep te Luik omvat Luik, Namen en Luxemburg 5. Hof van beroep te Bergen omvat provincie Henegouwen -‐ Niveau 5: Hof van Cassatie met bevoegdheid over heel Belgisch grondgebied -‐ Op internationaal niveau hebben we het Europees hof van Justitie en het Europees hof voor de rechten van de mens
Verschillende burgerlijke rechtscolleges en hun bevoegdheden 1. Vredegerecht -‐ Één in elk gerechtelijk kanton -‐ Één vrederechter per vredegerecht -‐ Kleine burgergeschillen of handelsgeschillen <1860 -‐ Hoger beroep: burgerlijke rechtbank of rechtbank van koophandel. Indien bedrag >1240 cassatie mogelijks -‐ Rechter heeft exclusieve bevoegdheid 2. Rechtbank van eerste aanleg – in het bijzonder burgerlijke rechtbank -‐ 3 afdelingen: burgerlijke rechtbank, correctionele rechtbank, jeugdrechtbank (niet afzonderlijk, specialisatie binnen rechtbank van eerste aanleg) -‐ Bestaat uit één voorzier met één of meerdere ondervoorzitters en meerdere rechters -‐ Voorzitter word belast met materiële organisatie van de rechtbank vb. verdeling rechters over verschillende kamers è Burgerlijke rechtbank: a) Bestaat uit één of meerder kamers van één of drie rechters b) Burgerlijke of handelsgeschillen > 1860 c) Bijzondere geschillen: inzake persoonsrecht, vermogensrecht en onteigening, … d) Geen beroep mogelijk indien <1860 e) Beroep: Hof van beroep 3. Rechtbank van koophandel -‐ Bestaan uit voorzitter + ondervoorzitters, één of meerdere rechters (= beroepsmagistraten), lekenrechters (= rechters in handelszaken die worden gekozen uit bedrijfsleven, zowel uit de werkgeverspartij als uit de werknemerspartij) -‐ Voorzitter belast met materiële organisatie van zijn rechtbank -‐ Bevoegdheid rechtbank van koophandel word door 3 criteria bepaald: hoedanigheid van de partijen, aard van betwisting, bedrag van vordering -‐ Beroep: hof van beroep 4. Arbeidsrechtbank -‐ Bestaat uit voorzitter (= beroepsrechter) bijgestaan door ten minste 2 lekenrechters -‐ Geschillen tussen werkgever en werknemer inzake individuele arbeidsbetrekkingen en sociale zekerheid, vb. arbeidsongevallen -‐ Beroep: arbeidshof 5. Arrondissementsrechtbank Niet echt een zelfstandige rechtbak. Bestaat uit voorzitter van Rechtbank van eerste aanleg, rechtbank van koophandel en arbeidsrechtbank. Spreken zich uitsluitend uit over bevoegdheidsconflicten tussen de verschillende rechtscolleges. 6. Hof van beroep -‐ Bestaat uit 3 kamers: kamer voor burgerlijke zaken, kamer voor correctionele zaken en jeugdkamers. -‐ Samenstelling: eerste voorzitter, kamervoorzitters en raadsheren ( geen raadsheren in handelszaken) 7. Arbeidshof -‐ Arbeidshof in ieder rechtsgebied van een hof van beroep -‐ Nemen kennis van hogere beroepen tegen vonnissen van de arbeidsrechtbanken -‐ Samenstelling: kamers die zitting houden met een raadsheer in het arbeidshof. Naargelang het geval twee of vier raadsheren in sociale zaken.
8. Hof van Cassatie -‐ Ziet toe op juiste toepassing van de wet door de hoven en rechtbanken -‐ Beoordeelt enkel wettigheid van de bestreden beslissing en doet geen uitspraak of onderzoek over de feiten -‐ Samenstelling: eerste voorzitter, een voorzitter en dertig raadsheren. -‐
-‐ -‐
Omvat drie kamers: a) Eerste neemt kennis van burgerlijke en handelszaken b) Tweede strafrechtelijke zaken c) Derde zaken die tot de bevoegdheid van arbeidsrechtbanken horen. Elke kamer is opgedeeld in twee afdelingen: Nederlandstalige en een Franstalige Parketgeneraal dat als taak heeft in alle zaken een advies uit te brengen
Administratieve rechtbanken: dient als bescherming van de burger. Zij houden toezicht op het openbaar bestuur om ervoor te zorgen dat het recht word nageleefd vb. Raad van State. Procedure van een burgerlijke rechtspleging De partijen bepalen de grenzen van het burgerlijk geschil en nemen zelf het initiatief om naar een rechter te stappen. Ze bepalen ook het voorwerp en de oorzaak van de vordering. Zij moeten hiervoor ook het bewijs van leveren. Een rechter mag nooit op eigen initiatief handelen behalve in een geval van een faillissement. Hierdoor heeft de rechter in België een nogal passieve rol. Ze hebben wel de leiding en zien erover dat de procedure juist word uitgevoerd. Bij de bewijsvoering hebben ze wel een vrij actieve rol. De burgerlijke rechtspleging is zowel mondeling (debatten) als schriftelijk (dagvaarding). De procedure: 1. Inleiding procedure a) Dagvaarding van de verweerder door de eiser Degene die initiatief neemt van een vordering = eiser Tegenpartij = verweerder Eiser stuurt een oproeping (=dagvaarding) naar verweerder om binnen de acht dagen voor de bevoegde rechtbank te verschijnen. Hierin moet ook het voorwerp en de middelen van de eiser in vermeld worden. De dagvaarding word door een deurwaarder afgegeven en moet worden getekend voor ontvangst. Weigert de persoon te tekenen, tekent de deurwaarder de akte. b) Inschrijving op de algemene rol van de rechtbank Elke zaak word ingeschreven op de algemene rol van de rechtbank. Dit is een openbaar register zodat de rechtbank weet dat er een rechtsgelding hangende is. 2. Proces a) Verschijning op de inleidingszitting Op de dagvaarding is een dag bepaald waarop de partijen persoonlijk of vertegenwoordig door hun advocaat in de inleidingskamer moeten verschijnen. Bij een eenvoudig geschil doet de rechter onmiddellijk uitspraak in de zaak. In een complexe zaak word je opnieuw naar de algemene rol verwezen of verzonden naar een gespecialiseerde kamer. b) Onderzoek van de zaak Er worden onderzoeksmaatregelen uitgesproken in een complexe zaak die worden uitgevoerd door de partijen. Men kan ook een deskundige aanstellen. Er word ook van elke partij vereist inzake te geven in de stukken waarvan ze gebruik willen maken. Meestal word een kopie van de stukken gestuurd naar de wederpartij. De rechter mag alleen maar beoordelen over wat hem word aangeboden en mag er zelf niets aan toevoegen.
c) Conclusie Het is een document waarin de partijen hun aanspraken toelichten en argumenteren. Deze word opgesteld als de zaak niet op de inleidingszitting is afgehandeld. Het is eerst aan de verweerder om besluiten op te stellen want eiser heeft al een korte argumentatie in dagvaarding. Eiser zal antwoorden op besluiten verweerder. Voor de eerste besluiten beschikken partijen 1 maand. Er kan wel een grotere termijn worden aangeduid en hiervoor vallen geen sancties. d) Debatten en pleidooien Een datum wordt vastgesteld voor een openbare terechtzitting wanneer de zaak in staat is om gevonnist te worden ( partijen hebben geconcludeerd). Beide partijen worden opgeroepen om te pleiten voor de rechter bij wie de zaak is aanhangig gemaakt is. Hier begint ook de mondelinge fase van het proces. Na de pleidooien beveelt de rechter de sluiting van de debatten en neemt hij de zaak in beraad. Hij doet dit als hij overtuigd is dat hij voldoende elementen beschikt voor een vonnis uit te spreken. e) Vonnis De rechterlijke beslissing wordt altijd in een openbare zitting uitgesproken. Het vonnis of arrest moet binnen de maand na het sluiten van de debatten worden uitgesproken. Indien dit niet zo is moet de oorzaak op een zittingsblad worden vermeld. Is na 6 maanden nog geen uitspraak kan de zaak naar een andere rechter worden verwezen door het hof van Cassatie. Een vonnis doet uitspraak over de ontvankelijkheid ( geldigheid) en de gegrondheid van de eis. Een vonnis kan onontvankelijk gemaakt worden (niet geldig) wanneer ze vb. door een onbevoegd persoon word ingesteld (minderjarige). Bij verklaring van ontvankelijkheid is er nog niet beslist welke partij er gelijk heeft. Pas bij een gegrond verklaarde vordering wint de eiser. Bij een ongegronde vordering wint de verweerder het proces. De beslissing van de rechter moet altijd gemotiveerd worden. f) Betekening Is een formaliteit dat bestaat erin een gerechtsdeurwaarder een uitgifte van het vonnis, een kopie voorzien van het formulier van tenuitvoerlegging naar de ander partij te laten sturen. Dit is nodig om een beslissing te laten uitvoeren door de gewonnen partij de beslissing te laten betekenen aan de in ongelijk gestelde partij. Het is vereist dat de veroordeelde partij kennis heeft van de uitspraak. Men heeft na de betekening één maand de tijd om in hoger beroep te gaan. g) Tenuitvoerlegging Men moet erop toe zien dat het vonnis word uitgevoerd door in de veroordeelde partij vb. het betalen van een geldsom. Ze zijn hiervoor verplicht om een beroep te doen op de gerechtsdeurwaarder. Er zal pas op tenuitvoerlegging overgegaan worden als de veroordeelde het nalaat de geldsom te betalen aan de tegenpartij. De gerechtsdeurwaarder geeft dan aan de verweerder een bevel tot betaling. Indien niet betaald neemt de deurwaarder goederen van de verweerder in beslag. Deze goederen komen in een gedetailleerde inventaris en er wordt een dag bepaald voor de verkoop. De goederen kunnen dan openbaar verkocht worden en de opbrengst hiervan word na aftrek van de kosten overgedragen aan de uitvoerende partij. Deze procedure kan worden stilgelegd als de schuldenaar vrijwillig betaald. 3 soorten: -‐ Het roerend beslag -‐ Het beslag onder derden -‐ Het onroerend beslag Het voorwerp bepaalt het onderscheid tussen de drie categorieën.
3. Rechtsmiddelen Een partij gebruikt een rechtsmiddel om een nieuwe beslissing te verkrijgen over een geschil waarin reeds een uitspraak is gedaan. Onderscheid: -‐ Gewone rechtsmiddelen vb. hoger beroep -‐ Buitengewone rechtsmiddelen vb. cassatie a) Verzet Kan worden gebruikt wanneer een partij niet aanwezig was op een uitspraak van de rechter. De zaak word dan opnieuw behandelt door de rechtbank. Verzet is maar één keer toegestaan b) Hoger beroep Een beslissing in eerste aanleg word geweigerd en word voorgelegd aan een hogere rechter. De zaak word dan volledig opnieuw behandeld. Alle beslissingen zijn vatbaar voor hoger beroep behalve bij een laag bedrag ( >1240 of > 1860 zie verschillende rechtscolleges). Hoger beroep is enkel mogelijk binnen één maand na de betekening van een uitspraak en word ingeleid d.m.v. een dagvaarding. Het heeft hetzelfde verloop als een procedure van eerste aanleg. De rechter onderzoekt de zaak opnieuw en doet een nieuwe uitspraak. Hoger beroep is slechts één keer mogelijk. Nota: beslissing word in hoger beroep een arrest genoemd als het uitgaat van een hof. c) Voorziening van hof van Cassatie Het hof van Cassatie behandelt de zaak niet volledig opnieuw. Ze gaat enkel na dat de rechtbank de beslissing heeft genomen met overtreding van wettelijke bepaling, verkeerde interpretatie,… procedure is volledig schriftelijk en neem twee soorten beslissingen: -‐ Afwijzing: de genomen beslissing heeft de wet niet geschonden en is niet meer vatbaar voor enig rechtsmiddel -‐ Cassatie: de beslissing word vernietigd en de zaak word doorverwezen naar een rechtbank of hof in dezelfde rang waarin de zaak werd bestreden. Die rechtbank behandelt de zaak volledig opnieuw. Tegen de nieuwe beslissing dan opnieuw in cassatie worden gedaan. Steunt dit cassatieberoep op dezelfde gronden als het eerste zal er een derde keer uispraak worden gedaan. 4. Gezag van de gewijsde Wat een rechter beslist word onweerlegbaar vermoed de waarheid te zijn, zelfs als het tegendeel zou worden aangetoond. (als de termijnen voor het aanwenden van rechtsmiddelen verstreken zijn).
Hoofdstuk 2 Algemene rechtsbeginselen = regels die in rechtssystemen impliciet aanwezig zijn. Zijn worden geacht te voldoen aan noden en verwachtingen van de maatschappij; Elementen: 1. Algemene rechtsbeginselen berusten op een doorgedreven rechtsanalogie. Met wetsanalogie word bedoelt dat één bepaalde wettekst een verduidelijking is van een algemeen beginsel. Verschillende rechtsregels kunnen worden herleid tot één gemeenschappelijk basisbeginsel. 2. Algemene rechtsbeginselen zijn geschreven of ongeschreven Rechtsbeginselen kunnen zowel geschreven zijn als uitgedrukt in wetboeken of verdragen. 3. Algemeen karakter van de rechtsbeginselen Het kan een bepaalde rechttak buiten gaan of aan verschillende rechttakken gemeen. 4. Grond tot cassatie Als een algemeen beginsel word geschonden, ziet het hof van Cassatie het als een reden om een uitspraak te vernietigen.
Bespreking aantal algemene rechtsbeginselen Twee soorten: beginselen die duidelijk aanwezig zijn in de technische structuur van een bepaald rechtssysteem. Beginselen die niet juridisch geformuleerd zijn maar zijn morele, sociale of economische opvattingen 1. Structurele beginselen. Deze volgen de logica van het rechtssysteem. Ze zijn nodig om voor de samenhang van dit rechtssysteem. Ze zijn duidelijk aanwezig in het rechtssysteem. Ze vormen de basis van een rechtstak of van het gehele rechtssysteem. De rechter moet volledig onafhankelijk zijn en onpartijdig tegenover de twee partijen staan. Er is hiervoor toezicht door mensen die erop zien dat alles onpartijdig gebeurt. 2. Ideologische beginselen Deze beginselen kunnen niet worden afgeleid uit het systeem van het recht. Ze verwijzen naar maatschappelijke opvattingen (moraal, politiek,…). Principe van wilsautonomie contractvrijheid en consenualisme Wilsautonomie: de partijen vrij zijn om de inhoud van het contract overeen te komen, i.e. naar eigen goeddunken hun rechten en plichten te regelen. Contractvrijheid: Het principe van de contractvrijheid houdt in dat een entiteit in het rechtsverkeer vrij is om al dan niet een overeenkomst te sluiten en tevens vrij is te bepalen met welke partij zij een overeenkomst aangaat.
Consensualisme: Overeenkomsten tot stand komen ingevolge loutere wilsovereenstemming m.a.w. dat voor de rechtsgeldige totstandkoming van de overeenkomsten niet aan bepaalde formele voorwaarden moet worden voldaan kan eveneens als een toepassing van het principe van de wilsautonomie worden beschouwd. Hoofdstuk 3: Gewoonte Gewoonterecht bestaat uit niet-geschreven rechtsregels. Ze ontstaan uit hoe de mensen zicht moeten gedragen en handelen in sociale betrekkingen. Gewoonterecht ontstaat zonder tussenkomst van de wetgever. Kenmerken: -‐ -‐
Algemeenheid: rechtshandeling word uitgevoerd door meerderheid van de gemeenschap of de heersende groep. Bestendigheid: rechtshorende moeten de gewoonte zonder al te veel afwisseling volgen. Duurzaamheid: het gebruik moet voortbestaan gedurende een lange periode. Openbaarheid: gewoonte moet door een groot aantal gekend zijn.
-‐ -‐ -‐ Verhouding tussen de gewoonte en de wet -‐ Gewoonte secundum legem: wet verwijst uitdrukkelijk naar de gewoonte -‐ Gewoonte praeter legem: gewoonte als aanvulling van de wet -‐ Gewoonte contra legem: gewoonte gaan in tegen de wettekst. -‐ Gewoonte en gebruik: gewoonte is juridisch bindend, gebruik niet -‐ Gewoonte en hof van Cassatie: cassatie beslist dat de rechter rekening moet houden met het bestaan van een gewoonte wanneer die tegen de wet indruist. -‐ Gewoonte als bron van recht: recht word gebaseerd op gewoonten,