Rapport Gemeentelijke Ombudsman
Vergunning kamerverhuurbedrijf Sector Bouwen, Wonen en Economie Stadsdeel Amsterdam Centrum, bezwaarschriftencommissie Dienst Wonen, afdeling Vergunningen en Handhaving
14 juni 2004 RA0409165
Samenvatting Verzoekers zijn van mening dat zij worden tegengewerkt door het stadsdeel Amsterdam-Centrum en de dienst Wonen bij de exploitatie van hun kamerverhuurbedrijf in de S.-straat. In grote lijnen komt het er op neer dat de betrokken ambtenaren zich partijdig gedragen en vooringenomen zijn. Dit zou moeten blijken uit de gang van zaken in een aantal procedures bij de bezwaarschriftencommissie en uit het feit dat medewerkers van de dienst Wonen en van het stadsdeel rechtstreeks contact onderhouden met bewoners van het pand. Ook is er onvoldoende afstand tussen de voorzitter van de bezwaarschriftcommissie en de ambtelijke medewerkers. Volgens het stadsdeel schetsen verzoekers een onjuist beeld van de wijze waarop de stadsdeelorganisatie is ingericht. Huurders hebben in het onderhavige geval contact gezocht met de gemeente. Hieruit kon worden opgemaakt dat het feitelijke gebruik van het kamerverhuurbedrijf mogelijk niet in overeenstemming was met de geldende regelgeving. De onderzoeken en acties die hierop volgden, waren erop gericht dit feitelijke gebruik vast te stellen en zo nodig c.q. mogelijk in overeenstemming met de regelgeving te brengen. Naar de mening van de Gemeentelijke Ombudsman is van partijdigheid en vooringenomenheid van medewerkers van de gemeente, niet gebleken. Evenmin is gebleken dat de betrokken ambtelijke medewerkers anders dan zakelijke belangen bij deze zaak hadden. De coördinatie tussen stadsdeel en dienst had beter gekund wat betreft het herstel van het gebruik als woonruimte; dat geldt ook voor bestuurlijke afstemming tussen wethouder Volkshuisvesting en betrokken portefeuillehouders van het stadsdeel.
Rapportnummer: RA0409165 Datum: 14 juni 2004 Aantal pagina’s: 2/11
Oordeel De onderzochte gedragingen zijn wat betreft: de handelwijze van de gemeente na het intrekken van de vergunning voor de exploitatie van een kamerverhuurbedrijf: behoorlijk ; de coördinatie: onzorgvuldig.
Rapportnummer: RA0409165 Datum: 14 juni 2004 Aantal pagina’s: 3/11
Verzoek Het verzoek tot onderzoek is op 14 oktober 2002 schriftelijk ingediend en betreft de sector Bouwen, Wonen en Economie en de bezwaarschriftencommissie van het Stadsdeel Amsterdam-Centrum en de afdeling Vergunningen en Handhaving van de dienst Wonen. Het gevraagde onderzoek heeft betrekking op: de intrekking van een vergunning voor een kamerverhuurbedrijf; de coördinatie tussen gemeentelijke diensten. Bevoegdheid Tegen het intrekken van bovengenoemde vergunning hebben verzoekers hoger beroep aangetekend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De ombudsman is op grond van het bepaalde in art. 15 aanhef en onder b van de Verordening niet bevoegd hiernaar een onderzoek in te stellen. Wel is de ombudsman verplicht om de bijkomende gedragingen te onderzoeken. Voorgeschiedenis Sinds de jaren zeventig wordt in een pand in de S.straat met vergunning een kamerverhuurbedrijf geëxploiteerd. Op grond van uitspraken van de huurcommissie en de kantonrechter (in de periode 1989 – 2000) worden negen kamers in dit pand aangemerkt als zelfstandige woonruimten, waarop de Huurprijzenwet Woonruimte1 van toepassing is. De kamers hebben eigen voorzieningen (keuken, toilet en douche) en een eigen toegangsdeur. Verzoekers kopen in 1999 het pand. Vijf kamerhuurders beklagen zich bij de burgemeester over de wijze waarop de eigenaren/verhuur- ders zich jegens hen gedragen. Zij vragen in februari 2000 aan de burgemeester de woningen te vorderen 2. De burgemeester stelt de brief ter afdoening in handen van de wethouder voor de Volkshuisvesting. Deze stelt vast dat er geen wettelijke basis is om de woningen te kunnen vorderen. Door het verlenen van een exploitatievergunning zijn de woningen aan de bestemming tot bewoning onttrokken en behoren derhalve niet tot de distributiesector. Slechts wanneer de exploitatievergunning wordt ingetrokken, bestaat naar de mening van de wethouder de mogelijkheid te vorderen. De dienst Binnenstad onderzoekt of de woningen nog steeds voldoen aan de vergunningvoorwaarden en of voor de wijze van gebruik wel een vergunning voor een kamerverhuurbedrijf is vereist. In de loop van 2000 vertrekken zeven huurders na conflicten met de eigenaren/verhuurders. Het College van Burgemeester en Wethouders trekt in februari 2001 de vergunning voor de exploitatie van het kamerverhuurbedrijf in. Deze intrekking is gebaseerd op art. 6.1.6. eerste lid aanhef en onder b en d van de Bouwverordening3. Kort samengevat berust de intrekking daarop dat van de vergunning gedurende een periode van tenminste 26 weken geen gebruik is gemaakt en dat verzoekers niet voldaan hebben aan een voorwaarde van de vergunning door zonder toestemming van de gemeente veranderingen in de inrichting van het pand aan te brengen (het verwijderen van keukens) waardoor de feitelijke situatie niet meer overeenstemde met de bij de vergunning behorende tekening. Het College verklaart in juli 2001 het tegen deze beslissing ingediende bezwaar ongegrond. De zaak ligt nu bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
1
Zie onder regelgeving: 1. Huurprijzenwet Woonruimte/2. Huisvestingswet/3. Huisvestingsverordening
2
Zie onder regelgeving: 2. Huisvestingswet
3
Zie onder regelgeving: 4. Bouwverordening
Rapportnummer: RA0409165 Datum: 14 juni 2004 Aantal pagina’s: 4/11
Eind 2001wendt één van de overgebleven huurders zich tot het Meldpunt Ongewenst Verhuurgedrag4. Deze melding leidt ertoe dat het stadsdeel Amsterdam-Centrum (voorheen de dienst Binnenstad) en de dienst Wonen besluiten ter plaatse onderzoek in te stellen naar de aanwezigheid van (Huisvestingsvergunningplichtige)5 woningen in het pand. Het onderzoek vindt plaats op 22 januari 2002; omdat niet alle bewoners aanwezig zijn willen dienst en stadsdeel een vervolgonderzoek doen in februari. Na een schorsingsverzoek bij de Arrondissementsrechtbank gaat dit niet door. In juli 2002 doen het stadsdeel en dienst (met een lastgeving tot binnentreden) wederom een onderzoek in het pand. Men kijkt naar de indeling van de woonruimte, noteert wie er woont en hoeveel huur betaald wordt. In vijf woonruimten is de keuken verwijderd maar zijn de aansluitpunten nog aanwezig. Naar de mening van het stadsdeel is er sprake van hotelgebruik. Dit is volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan6 verboden. Er wordt per omgaande, op 31 juli 2002, bestuursdwang aangezegd om de bedden uit het pand te verwijderen. Hiertegen tekenen de eigenaren/verhuurders bezwaar aan. De voorzieningenrechter schorst het besluit omdat nader onderzoek noodzakelijk is naar de feitelijke en formele woonomstandigheden van de aangetroffen personen. In het kader hiervan doet het stadsdeel op 26 augustus en 3 september 2002 onderzoek in het pand. Men treft studenten uit Leeuwarden aan die stage lopen in Amsterdam en uit China die hoger onderwijs volgen in Amsterdam.
Bevindingen Achtergrond van het verzoek Verzoekers wenden zich op 14 oktober 2002 tot de ombudsman. Zij menen dat hen de exploitatie van het kamerverhuurbedrijf onmogelijk wordt gemaakt, in de eerste plaats door twee huurders. Deze hebben de steun ingeroepen van een huurdersvereniging en van de gemeente. Nadien menen verzoekers stelselmatig door de gemeente te zijn tegengewerkt. Dat de gemeente opkomt voor de belangen van deze twee huurders is opmerkelijk. In de visie van verzoekers hebben deze huurders op oneigenlijke wijze gebruik gemaakt van de onkunde van de vorige exploitant. Daar komt bij dat één van hen niet feitelijk in het pand woont. Verzoekers stellen door de acties van de gemeente beschadigd te zijn. Verzoekers bezitten documenten waaruit blijkt dat er regelmatig rechtstreeks e-mailverkeer is geweest tussen de dienst Wonen, de huurdersvereniging, één van de huurders en het stadsdeel. De huurder werd daardoor geïnformeerd over stappen en procedures die de gemeente tegen verzoekers voornemens was te ondernemen. De dienst Wonen erkent dat de huurder éénmaal vooraf is geïnformeerd over een op handen zijnd onderzoek in het pand. De dienst beschouwt deze mail als minder verstandig, maar voegt daaraan toe dat binnentreden geen vertrouwelijke operatie is waarover geheimhouding geboden is.
Naar de mening van verzoekers gedragen de betrokken ambtenaren, in het bijzonder de voorzitter en leden van de bezwaarschriftencommissie, de medewerker van de dienst Wonen en de medewerker van de sector Bouwen, Wonen en Economie die het stadsdeel vertegenwoordigt, zich partijdig en vooringenomen. 4
Het Meldpunt is een samenwerkingsverband tussen het Amsterdams Steunpunt Wonen (ASW) en de dienst Wonen en vloeit voort uit de Programakkoordafspraken 1998-2002; het inventariseert klachten over verhuurders en coördineert het optreden van de overheid en bewonersondersteuning 5 Zie onder regelgeving: 2. Huisvestingswet 6 Zie onder regelgeving: 6. bestemmingsplan Weesperstraat/Roeterstraat
Rapportnummer: RA0409165 Datum: 14 juni 2004 Aantal pagina’s: 5/11
Verzoekers wijzen verder op de gang van zaken in een aantal procedures bij de bezwaarschriftencommissie. Zo wordt pas op 5 september 2000 aan hen gemeld dat op de hoorzitting van 7 september ook twee andere bezwaarschriften behandeld worden. Zij kunnen zich niet deugdelijk voorbereiden. Verder liggen in strijd met art. 7:4 Awb 7 voorafgaand aan hoorzittingen in september 2000, april 2001 en september 2002 geen stukken ter inzage. Daarnaast weigert de voorzitter van deze commissie tijdens een hoorzitting op 10 oktober twee dagen vóór de zitting ingebrachte 73 pagina’s stukken buiten beschouwing te laten of de zitting te verdagen. De medewerker bij de sector BWE die het stadsdeel vertegenwoordigt weigert foto’s en informatie te verstrekken en inzage te geven in het dossier toen dat niet ter inzage lag voor de hoorzitting van 26 september 2002. Bovendien vraagt zij informatie van verzoekers die voor de juridische beoordeling situatie niet nodig zijn. Dit laatste geldt trouwens ook voor de voorzitter van de bezwaarschriftencommissie. Het stadsdeel handelt in strijd met art. 2:4 Awb 8 door het verzoek om een andere medewerker met de zaak te belasten, af te wijzen. Tot slot beklagen verzoekers zich erover dat er onvoldoende afstand is tussen de ambtelijke medewerker die het stadsdeel vertegenwoordigt en de bezwaarschriftencommissie. Beiden maken bijvoorbeeld van hetzelfde faxapparaat gebruik. Alleen al het feit dat de juristen waarmee de bezwaarschriftencommissie wordt bemand in de directe omgeving van genoemde medewerker zijn gehuisvest, zal er volgens verzoekers toe leiden dat er regelmatig werkervaringen worden uitgewisseld. Reactie van stadsdeel Amsterdam Centrum De schets over de inrichting van de stadsdeelorganisatie is volstrekt onjuist. Alle primaire beslissingen, zoals die tot het verlenen of intrekken van een vergunning, het toekennen van huisnummering, of het al dan niet handhaven van een met de regelgeving strijdige situatie, worden genomen op en door de afdelingen die met de uitvoering van deze taken zijn belast. Al deze beslissingen vallen onder de verantwoordelijkheid van het hoofd van de hoofdafdeling Bouwtoezicht, Beheer onroerend goed en Marktzaken. Waar deze beslissingen resulteren in besluiten waartegen bezwaar respectievelijk beroep wordt ingesteld, wordt de daarop volgende procedure begeleid door een bouwrechtjurist. Laatstgenoemde treedt daarbij op als gemachtigde. Hij of zij valt onder een andere (hoofd)afdeling en is niet bevoegd om beslissingen te nemen die kunnen afdoen aan het standpunt dat aan de besluitvorming ten grondslag ligt. Daarnaast kan een bouwrechtjurist optreden als adviseur bij bovengenoemde primaire beslissingen. De beslissingsbevoegdheid rust echter te allen tijde bij de afdelingen zelf. Er is geen sprake van partijdigheid. Uiteraard kan een zorgvuldige belangenafweging er wel in resulteren dat aan het belang van de ene partij meer gewicht wordt toegekend dan aan dat van de andere, maar de belangenafweging vindt in deze zaak plaats aan de hand van dwingende volkshuisvestingsregelgeving en een neutrale houding. Huurders hebben inderdaad contact gezocht met de gemeente. Hieruit kon worden opgemaakt dat het feitelijke gebruik van het kamerverhuurbedrijf mogelijk niet in overeenstemming was met de regelgeving. De onderzoeken en acties die hierop volgden, waren erop gericht dit feitelijke gebruik vast te stellen en zo nodig in overeenstemming met de regelgeving te brengen. Het gaat hier om het uitoefenen van de reguliere
7 8
Zie onder regelgeving: 7. Algemene wet bestuursrecht Zie onder regelgeving: 7. Algemene wet bestuursrecht
Rapportnummer: RA0409165 Datum: 14 juni 2004 Aantal pagina’s: 6/11
handhavingstaak van het stadsdeel op het gebied van de bouwregelgeving, waarbij alle betrokken belangen in aanmerking worden genomen. De door verzoekers genoemde rechtstreekse communicatie vindt uitsluitend plaats in het kader van de zakelijke behandeling van de onderhavige kwestie. Standpunt- en eventuele strategiebepaling vindt echter plaats in onderling overleg tussen de betrokken ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor de primaire besluitvorming (zonodig ook van de dienst Wonen) en een medewerker als adviseur / gemachtigde, zonodig bijgestaan door een collega-bouwrechtjurist. Het is juist dat in de ochtend van 5 september 2000 is gemeld dat op de hoorzitting van 7 september 2000 ook twee andere bezwaarschriften zouden worden behandeld. De hiermee corresponderende procedurenummers waren helaas niet in de uitnodigingsbrief vermeld. Dat de onderliggende stukken niet ter inzage zouden hebben gelegen, betwijfelt het stadsdeel. Uit het verslag van de hoorzitting blijkt niet dat betrokkenen nog uitdrukkelijk tegen het niet ter inzage gelegen hebben van de stukken bezwaar hebben gemaakt. Voor de stukken ten behoeve van de hoorzitting in april 2001 geldt hetzelfde. Niet meer is na te gaan of de stukken destijds tijdig ter inzage hebben gelegen. De stukken voor de hoorzitting van september 2002 hebben inderdaad niet ter inzage gelegen. Deze zitting is om die reden uitgesteld. Overigens waren alle ter inzage te leggen stukken in het bezit van verzoekers, dan wel de raadsman van verzoekers. De stukken die kort vóór de hoorzitting van 10 oktober 2002 zijn ontvangen werden bij de besluitvorming meegenomen. In de toelichting op art. 7:4 van de Algemene wet bestuursrecht staat dat het bestuursorgaan ‘ex nunc’ beslist. Niettemin, als het om belangrijke en omvangrijke stukken gaat, kan het belang van derden meebrengen dat hen nog gelegenheid wordt geboden schriftelijk op de te late stukken commentaar te leveren. Zowel ter hoorzitting als bij brief van gelijke datum is aan verzoekers een termijn gegeven om op de stukken te reageren. Over de foto’s is met verzoekers afgesproken dat schriftelijk meegedeeld zou worden waar en wanneer er kopieën gemaakt konden worden. Verzoekers hebben zich niet aan de afspraak gehouden. Ten aanzien van de opmerkingen over het ter inzage geven van het dossier, merkt het stadsdeel op dat er een onderscheid is tussen het werkdossier (met eventuele aantekeningen, interne notities, ook bevattende de niet relevante stukken, niet geordend) en het dossier dat ter inzage wordt gelegd (zijnde slechts de relevante, op datum geselecteerde stukken). Als verdediger van het primaire besluit beschikt de medewerker over het complete werkdossier. Hieruit maakt zij, dan wel een directe collega vanuit de bouwrechtsectie, een selectie ten behoeve van de bezwaarschriftcommissie, resulterend in het als tweede genoemde dossier. Medewerkers van de bezwaarschriftcommissie kunnen geen toezeggingen doen over het ter inzage geven van het werkdossier. Het gaat hier om de gebruikelijke gang van zaken die het gevolg is van een strikte rol- en taakverdeling. Het stadsdeel weerspreekt dat de betrokken medewerker stelselmatig geweigerd zou hebben op concrete vragen te antwoorden. Ten aanzien van de afstand tussen de bezwaarschriftcommissie en de medewerker volstaat het stadsdeel met de opmerking dat er in deze sprake is van gescheiden werkprocessen met elk een eigen secretariële ondersteuning. Faxen worden direct toebedeeld aan de sectie tot welke deze zijn gericht, zonder voorafgaande inhoudelijke beoordeling of iets dergelijks. Voorts is van belang dat de voorzitter van de bezwaarschriftcommissie deel uitmaakt van een andere sector (Algemene Zaken) en op een andere plek is gehuisvest, teneinde de onafhankelijke positie te waarborgen. Nadere reacties
Rapportnummer: RA0409165 Datum: 14 juni 2004 Aantal pagina’s: 7/11
Het resultaat van het onderzoek is als verslag van bevindingen naar partijen gestuurd teneinde een nadere reactie mogelijk te maken. Volgens verzoekers ziet de zienswijze van het stadsdeel dat de betrokken ambtelijke medewerkers steeds als gemachtigde van het bestuur optreedt en niet verantwoordelijk zijn voor beslissingen er aan voorbij dat de praktijk van het besturen nu juist meebrengt dat ambtenaren feitelijk de beslissingen nemen, zij het dat deze juridisch toegerekend worden aan het bestuur. De reactie van het stadsdeel over het ter inzage geven van het dossier achten verzoekers onbegrijpelijk. Zij vroegen geen inzage in het werkdossier, maar in het dossier dat voor de hoorzitting van 26 september 2002 ter inzage moest liggen. Dit weigerde de griffie, omdat de vertegenwoordiger van het stadsdeel in de zaak geen toestemming had gegeven. De dienst Wonen deelt mee dat naar aanleiding van deze zaak de verantwoordelijkheden van het ASW en de dienst scherper zijn afgebakend. Het ‘Meldpunt Ongewenst Verhuurgedrag’ berust voortaan onder verantwoordelijkheid van het ASW en de dienst coördineert de aanpak van het ongewenst verhuurgedrag binnen de desbetreffende overheidsorganisaties. De overige reacties van verzoekers, het stadsdeel en de dienst Wonen zijn voor zover relevant in het verslag verwerkt. Nadere ontwikkelingen Omdat nog steeds niet duidelijk is of de woningen in overeenstemming met de overgelegde huurcontracten worden gebruikt, onderzoekt het stadsdeel de situatie weer op 19 december 2002, 20 februari en 20 mei 2003. De aanwezige bewoners zijn voornamelijk Chinese studenten aan een hogeschool. De bevindingen worden aan de raadsman van verzoekers gestuurd. Deze levert geen verweer; hij beroept zich op de strafklacht tegen de ambtelijke medewerkers van het stadsdeel en de dienst Wonen. In december 2003 laat de Officier van Justitie aan genoemde raadsman weten geen strafrechterlijk onderzoek in te stellen. Op 20 januari 2004 is er in het kader van de actualisatie een laatste onderzoek naar de bewoning. De bezwaarschriftencommissie is van mening dat er sprake is van hotelgebruik 9. Het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum neemt op 23 maart 2004 dit advies over en kondigt verzoekers aan voornemens te zijn de bedden uit het pand te verwijderen. De advocaat van verzoekers gaat hiertegen in beroep en vraagt op 20 april 2004 een voorlopige voorziening bij de bestuursrechter.
regelgeving Huurprijzenwet woonruimte Art. 1. In deze wet wordt verstaan onder woonruimte: een gebouwde onroerende zaak die een zelfstandige woning vormt Huisvestingswet art. 1. in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder woonruimte: besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden; art. 5. De gemeenteraad kan, voor zover het in belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte noodzakelijk is, in de huisvestingsverordening woonruimte aanwijzen die niet voor bewoning in 9
Zie onder regelgeving: 5. uitspraak voorzieningenrechter 28-08-2003
Rapportnummer: RA0409165 Datum: 14 juni 2004 Aantal pagina’s: 8/11
aanmerking mag worden genomen of gegeven, indien voor het in gebruik nemen daarvan geen huisvestingvergunning is verleend. art. 40. 1. Burgemeester en wethouders kunnen, indien dat voor een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte noodzakelijk is, van de eigenaar van een in de gemeente aanwezige [] woonruimte die in strijd met de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften zonder huisvestingsvergunning [] in gebruik genomen is, het gebruik daarvan als woonruimte vorderen. Huisvestingsverordening 1999 art. 1. r. onzelfstandige woonruimte: woonruimte welke geen eigen toegang heeft en/of welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat die daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt: keuken en toilet Bouwverordening Amsterdam 1993 Volgens art. 6.1.1 is het verboden, zonder of in afwijking van een gebruiksvergunning van Burgemeester en Wethouders een bouwwerk in gebruik te hebben of te houden waarin aan meer dan vier personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft; Ook is het, zonder of in afwijking van een gebruiksvergunning van Burgemeester en Wethouders, verboden aan meer dan vier personen bedrijfsmatig woonverblijf te verschaffen, anders dan een huishouden per woning. Burgemeester en wethouders kunnen op grond van art. 6.1.6 een gebruiksvergunning intrekken, indien blijkt dat de houder van de vergunning niet heeft voldaan aan een voorwaarde van de vergunning of als er van de vergunning gedurende een periode van 26 weken of langer geen gebruik is gemaakt.
Uitspraak voorzieningenrechter van 28 augustus 2003 (proc.nr.03/3112 Gemwt 06) Bij wonen in een woning is kenmerkend het ter plaatse vestigen (als hoofdverblijf), de wijze van inrichting, aanwezigheid van persoonlijke spullen en een inschrijving in het bevolkingsregister, terwijl het bij hotelgebruik gaat om een verblijf van korte duur waarbij het slechts gaat om het verlenen van –tijdelijk– onderdak Het bestemmingsplan Weesperstraat/Roeterstraat Woondoeleinden Art. 3 lid 1: de gronden welke op de plankaart zijn bestemd voor woningen, zijn aangewezen voor gebouwen, bevatten gestapelde woningen alsmede wooneenheden, met inbegrip van bijbehorende nevenruimten. Algemene gebruiksbepalingen Art. 24 lid 1 onder a: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende bebouwing te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of de daarbij behorende voorschriften. Algemene wet bestuursrecht Art. 2:4 1. het bestuursorgaan vervult zijn taak zonder vooringenomenheid; 2. het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang hebben bij een besluit, de besluitvorming beïnvloeden.
Rapportnummer: RA0409165 Datum: 14 juni 2004 Aantal pagina’s: 9/11
Art. 7:4 1. Tot tien dagen voor het horen kunnen belanghebbenden nadere stukken indienen.
Art. 7:5 1. Tenzij het horen geschiedt door of mede door het bestuursorgaan zelf dan wel de voorzitter of een lid ervan, geschiedt het horen door een persoon die niet bij de voorbereiding van het bestreden besluit betrokken is geweest.
Overwegingen De handelwijze van de gemeente na het intrekken van een vergunning voor de exploitatie van een kamerverhuurbedrijf De gemeente is ter bevordering van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte, belast met de uitoefening van het toezicht op de naleving van de bij of krachtens de Woningwet gegeven voorschriften, teneinde onder meer ongewenst verhuurgedrag te voorkomen én om te bevorderen dat marktprocessen tot maatschappelijk gewenste uitkomsten leiden. Zo is de dienst Wonen een samenwerkingsverband aangegaan met het Amsterdams Steunpunt Wonen waaruit is voortgekomen het Meldpunt Ongewenst Verhuurgedrag dat klachten inventariseert over verhuurders en het optreden van de overheid en bewonersondersteuning coördineert. Het stadsdeel Amsterdam-Centrum en de dienst Wonen hebben zich terecht op het standpunt kunnen stellen dat de bij het Meldpunt Ongewenst Verhuurgedrag ingekomen klachten over de exploitanten van het onderhavige kamerverhuurbedrijf, noodzaakten tot onderzoek. De gemeente dient op grond van het bepaalde in art. 2:4 Awb ervoor te zorgen dat besluiten genomen worden zonder aanzien des persoons. Vermeden moet worden dat bepaalde belanghebbenden worden bevoordeeld of dat zelfs maar de indruk van vriendjespolitiek ontstaat.
Van de stellingname van verzoekers dat documenten en gedragingen van medewerkers van de gemeente blijk geven van partijdigheid en vooringenomenheid, is niet gebleken. Uitspraken van de huurcommissie in het ressort Amsterdam bevestigen dat er sprake is van zelfstandige woonruimte. Het Kantongerecht te Amsterdam komt eveneens tot de conclusie dat betrokkenen zelfstandige woonruimten huren in het pand van verzoekers. Deze visies zijn door verzoekers, ondanks aandringen van de ombudsman, niet feitelijk weerlegd. Vast staat dat in de onderhavige zaak regelmatig informatie uitgewisseld is tussen het Meldpunt, de dienst Wonen, het stadsdeel en betrokken huurder. Volgens de dienst Wonen maakt dit deel uit van de reguliere werkzaamheden van de dienst die voortvloeiende uit bovengenoemde samenwerkingsverband. De dienst erkent overigens wel dat er sprake is geweest van een procedure fout, maar die heeft geen wezenlijke invloed op de besluitvorming.
Rapportnummer: RA0409165 Datum: 14 juni 2004 Aantal pagina’s: 10/11
Met instemming heeft de ombudsman kennis genomen van de door de dienst Wonen genomen maatregelen met betrekking tot het ‘Meldpunt Ongewenst Verhuurgedrag’. Daarnaast verdient het naar de mening van de ombudsman uit een oogpunt van transparantie van het overheidshandelen aanbeveling dat de dienst Wonen, in overleg met de Registratiekamer, de wijze waarop omgegaan wordt met de van het Meldpunt Ongewenst Verhuurgedrag verkregen informatie, vastlegt in een Protocol. Verzoekers hebben niet overtuigend aangetoond dat de betrokken medewerkers van de gemeente partijdig en vooringenomen zijn bij de feitelijke beslissingen. Het bepaalde in art. 3:2 Awb verplicht de overheid een goed beeld te vormen van de bij een besluit betrokken feiten en belangen, teneinde uiteindelijk tot een juist besluit te kunnen komen. Zorgvuldig voorbereiden is, dat het bestuursorgaan ertegen waakt dat daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang hebben bij een besluit, de besluitvorming beïnvloeden. De aan het bestuursorgaan toevertrouwde belangen zoals een rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte en het voorkomen van ongewenst verhuurgedrag, mogen niet oneigenlijk worden behartigd, door zich bijvoorbeeld door persoonlijke belangen te laten beïnvloeden. Overigens is de ombudsman van mening dat de gemeente in deze eerder te afwachtend dan te voortvarend is opgetreden. Zo is bijvoorbeeld niet opgetreden tegen de sloop van keukens uit de zelfstandige woonruimten. Niet gebleken is dat betrokken ambtelijke medewerkers anders dan zakelijke belangen bij deze zaak hadden. De enkele omstandigheid dat de bezwaarschriftencommissie samengesteld is uit ambtelijke medewerkers van het stadsdeel brengt niet mee dat het in art. 2:4 lid 1 Awb neergelegde gebod op onpartijdigheid niet wordt nageleefd. De bezwaarschriftencommissie erkent dat er procedurele fouten zijn gemaakt bij een aantal hoorzittingen, maar kan niet meer nagaan of de stukken wel of niet ter inzage gelegen hebben. Dit getuigt niet van een deugdelijke dossiervorming en voortgangsbewaking. Wat betreft het indienen van stukken sluit art. 7:4 Awb op zichzelf niet uit dat ook tijdens de 10-dagentermijn nog nadere stukken ingediend worden. Wel dient ervoor gewaakt te worden dat in de besluitvorming alle relevante argumenten en verweren meegewogen kunnen worden. Deze mogelijkheid is verzoekers geboden. De coördinatie tussen gemeentelijke diensten Op grond van uitspraken van de civiele rechter is vast komen te staan dat de onderhavige woonruimten vallen onder de Huisvestingswet en –verordening en de Huurprijzenwet Woonruimte. Desondanks zijn de zelfstandige woonruimten nog steeds niet toegevoegd aan de voorraad huurwoningen. Evenmin is gebleken dat van gemeentewege actie ondernomen is om daar waar de keukens uit de woningen gesloopt waren, dit te herstellen of om andere mogelijkheden tot het herstel van het gebruik als woonruimte te overwegen, met name vordering. Daar waar naar de mening van de wethouder voor de Volkshuisvesting vordering van de woningen pas mogelijk was na intrekken van de exploitatievergunning en het stadsdeel Amsterdam-Centrum begin 2001 deze vergunning introk, had het in de rede gelegen als Centrale Stads en stadsdeelbestuur actief stappen hadden ondernomen om dit middel in te zetten. Ook ten aanzien van de sloop van keukens uit de woonruimten heeft het stadsdeel een te afwachtende houding aangenomen. Op deze punten hebben beide bestuursorganen onzorgvuldig gehandeld. De doeltreffendheid van de door het stadsdeel Amsterdam-Centrum en de dienst Wonen ondernomen acties is niet altijd even duidelijk. Een en ander was een betere coördinatie waardig geweest, waarbij de ombudsman
Rapportnummer: RA0409165 Datum: 14 juni 2004 Aantal pagina’s: 11/11
ook en zeker niet in de laatste plaats denkt aan een bestuurlijke afstemming tussen de wethouder voor de Volkshuisvesting en de betrokken portefeuillehouders van het stadsdeel.
Oordeel De onderzochte gedragingen zijn wat betreft: de handelwijze van de gemeente na het intrekken van de vergunning voor de exploitatie van een kamerverhuurbedrijf: behoorlijk ; de coördinatie: onzorgvuldig.