1 SAMENVATTING Structuur van de nota Voor u ligt het beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen' waarin de provincie het welzijnsbeleid van de komende jaren schetst. Dit beleidsplan is kaderstellend. De uitvoering van het plan zal handen en voeten krijgen in de gebiedsprogramma's die de provincie samen met de Groninger gemeenten gaat opstellen voor de jaren 2005-2008. De wijze waarop de provinciale speerpunten in 2005-2008 worden uitgevoerd staat beschreven in hoofdstuk 12 van deel II. Het beleidsplan bestaat uit vier delen. Na een algemeen deel waarin wordt teruggeblikt op de afgelopen beleidsperiode 2000-2004 en een cijfermatig beeld wordt geschetst van de ontwikkelingen in de provincie, wordt in deel II de provinciale visie op het welzijnsbeleid voor de komende beleidsperiode 2005-2008 en de bijbehorende provinciale ambitie beschreven. In dit visiedeel treft u het centrale thema van het beleidsplan aan, te weten ‘leefbaarheid’. Deel II wordt afgesloten met de uitwerking van de provinciale visie. De financiële middelen die met het welzijnsbeleid 2005-2008 gemoeid gaan worden beschreven in deel III en in deel IV wordt ingegaan op de wijze waarop over het voorliggende beleidsplan wordt gecommuniceerd met extern betrokkenen.
Korte terugblik In 2000 is het provinciale welzijnsbeleid ingrijpend gewijzigd. Vóór die tijd kenmerkte het beleid zich vooral door een categoriale en projectmatige aanpak, gericht op positieverbetering van 'kwetsbare groepen' in de samenleving, zoals ouderen, jongeren, (langdurig) werkzoekenden, gehandicapten en minderheden. In 2000 is een start gemaakt met het gebiedsgericht werken, een werkwijze waarbij de provincie in nauw overleg met gemeenten, organisaties en instellingen tot samenwerking komt. In de gebieden wordt lokaal maatwerk geleverd. Gerealiseerd wordt datgene waar lokaal behoefte aan bestaat. Uit een gehouden evaluatie met gemeenten (november 2003) blijkt dat het gebiedsgericht werken inderdaad de gewenste winst heeft opgeleverd. Dit maakt dat op hoofdlijnen geen rigoureuze aanpassingen noodzakelijk zijn voor de beleidsperiode 2005-2008. Wel valt er nog het een en ander te verbeteren. Zo zal, blijkt uit de evaluatie, in de periode 2005-2008 nog nadrukkelijker de aandacht moeten uitgaan naar de integraliteit van het beleid. Zowel gemeenten als provincie zien hierbij een meerwaarde in het koppelen van gerelateerde beleidsterreinen, zoals wonen-welzijn-zorg, jeugdzorg en onderwijs, onderwijs en arbeidsmarkt.
‘Voor een sociaal en economisch sterk Groningen’ In het collegeprogramma 2003-2007 ‘voor een sociaal en economisch sterk Groningen’ legt de provincie prioriteiten bij het vergroten van de sociale samenhang in de provincie en het wegwerken van sociaal-economische achterstanden. Iedereen moet kunnen deelnemen aan de samenleving en gelijke kansen hebben. Het vergroten van sociale samenhang heeft alles te maken met betrokkenheid en leefbaarheid. De sociale voorzieningen moeten worden verbeterd, zodat ze voor iedereen toegankelijk zijn en initiatieven op het gebied van welzijns-, buurt- en jongerenwerk en sport dragen bij aan deze onderlinge betrokkenheid en sociale samenhang. De provincie vindt dat (nieuw) beleid draagvlak heeft wanneer het op een interactieve manier tot stand komt en vraagstukken integraal worden opgepakt en afgewogen. Dan is sprake van onderlinge betrokkenheid en sociale samenhang. Het gebiedsgericht werken is een manier van interactieve beleidsvoering, waarbij (het vergroten van) de lokale sociale samenhang het doel is. De provincie wil een actieve rol spelen in het sociale beleid in de provincie.
Provinciaal sociaal rapport (commissie Simons) Eind 2002 kwam het rapport uit van de IPOadviescommissie Simons over het sociale beleid van de provincies. Het advies stelt dat de positie van de provincies binnen het sociale domein in formeel opzicht bescheiden is. Maar deze positie biedt genoeg kansen om een effectieve bijdrage te leveren aan de versterking van de sociale infrastructuur. De commissie adviseert om de bestaande mogelijkheden van de provincie beter te gebruiken, waarbij de samenhang van sociaal, fysiek en economisch beter gestalte zal kunnen krijgen door een interactieve en integrale beleidsvoering. Meer samenhang tussen de verschillende domeinen en meer samenwerking tussen de betrokkenen.
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
2 De commissie pleit verder voor een initiërende en faciliterende platformfunctie die de provincie moet gaan vervullen en adviseert de provincie dat te doen door twee nieuwe instrumenten te gaan ontwikkelen: • een periodiek uit te brengen provinciaal sociaal rapport, te weten een stand van zaken binnen het sociale domein in de provincie weergegeven aan de hand van een aantal indicatoren, zowel kwantitatief als kwalitatief. • een sociale agenda. Het sociaal rapport wordt als opmaat en als basis gebruikt om te komen tot een provinciale sociale agenda. De provincie Groningen herkent zich in hoge mate in het advies van de commissie. Niet in de laatste plaats omdat deze adviezen het reeds ingezette welzijnsbeleid in de provincie onderstrepen om op basis van periodiek onderzoek (lees in Groningen kengetallen per gebied) te komen tot een sociale agenda (lees in Groningen gebiedsprogramma's). Voor deze werkwijze hebben de provincie en de gemeenten reeds gekozen in de beleidsperiode 2000-2004 en dit wordt verder geïmplementeerd en geëffectueerd in de beleidsperiode 2005-2008. In vervolg op de kengetallenonderzoeken die in 2000-2001 per gebied zijn uitgevoerd, is het Provinciaal Sociaal Rapport van groot belang voor verdere verdieping van de analyse van de sociale problematiek in de provincie Groningen. Het sociaal rapport is in 2004 opgesteld, waarmee de provincie invulling geeft aan de afspraken die in IPO-verband zijn gemaakt rond het implementeren van de adviezen van de commissie Simons. Samen met de kengetallenonderzoeken, beschikken provincie en gemeenten nu over nuttig referentiemateriaal, waarbij de trends duidelijk zichtbaar zijn. In de aanloop naar dit beleidsplan 2005-2008 heeft de provincie een enquête uitgezet onder de Groninger gemeenten en hen bevraagd op hun ervaringen met het gebiedsgericht werken in de periode 2000-2004 en gevraagd hoe het welzijnsbeleid in de komende periode gestalte zou moeten krijgen. Tevens is een expertmeeting gehouden met organisaties, instellingen en sleutelfiguren uit de provincie. Tijdens deze bijeenkomst is het gevoerde welzijnsbeleid 2000-2004 onder de loep genomen en zijn beleidsonderwerpen voor de komende jaren benoemd. Deze beleidsonderwerpen zijn doorvertaald in provinciale speerpunten. Hiermee heeft de provincie Groningen zijn sociale agenda in het kader van de commissie Simons voor de jaren 2005-2008 opgesteld.
Het welzijnsbeleid voor 2005-2008: leefbaarheid in Groningen Na 'participatie' (1996-1999) heeft het provinciale welzijnsbeleid de afgelopen jaren in het teken gestaan van 'sociale cohesie'. Dit vanuit de gedachte dat het investeren in de sociale infrastructuur een eerste vereiste is voor succesvol deelnemen aan het maatschappelijk leven. Deze gedachtegang blijft uitgangspunt voor provinciaal beleid. De provincie meet zich hierin een actieve rol aan. De verschuiving van 'participatie als doel' naar 'investeren in sociale infrastructuur om te komen tot participatie' is nog steeds actueel. De provincie Groningen moet leefbaar zijn en blijven in de toekomst. Het verder versterken van het proces om de sociale infrastructuur te verbeteren en in stand te houden, ligt dan ook in de rede. Dit is ondermeer terug te lezen in het collegeprogramma 20032007. Daarnaast zal, ten gunste van de leefbaarheid in Groningen, meer afstemming en samenhang bereikt moeten worden tussen de verschillende beleidsterreinen en verantwoordelijkheden. Het koppelen van de onderwerpen wonen-welzijn-zorg is hiervan een voorbeeld, waarbij de regiovisie 'Zorg in samenhang, 2003-2007' het beleidskader vormt. Maar ook het verder uitwerken van de afstemming tussen de beleidsterreinen jeugd, jeugdzorg en onderwijs is een voorbeeld van verdergaande integrale beleidsvoering. Tenslotte dragen de provinciale speerpunten ook bij aan leefbaarheid in brede zin. Dit houdt in dat de speerpunten 'voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld', 'jeugd en veiligheid' en 'versterken vrijwilligerswerk' in de periode 2005-2008 verder worden uitgewerkt en verdiept en de provincie het onderwerp ‘armoede’ als vierde speerpunt provinciebreed oppakt.
Gebiedsprogramma's De gebiedsprogramma’s en de onder het volgende kopje beschreven provinciale speerpunten vormen de instrumenten voor de provincie om de doelstellingen als het vergroten van de sociale samenhang en wegwerken van sociaal-economische achterstanden te kunnen realiseren.
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
3 Met de invoering van de gebiedsgerichte werkwijze is een grote stap gemaakt in het gezamenlijk en regionaal oppakken van allerlei activiteiten die onderdeel uitmaken van het proces tot duurzame verbetering van de sociale infrastructuur. Deze werkwijze zal niet veranderen, opdat gemeenten en provincie samen het -recent- ingezette beleid verder kunnen implementeren en effectueren. De gebiedsprogramma's met regiospecifieke maatregelen en activiteiten worden derhalve voortgezet, waarbij uiteraard programmawijzigingen aan de orde kunnen zijn. Immers met de gebiedsprogramma's wordt zoveel mogelijk ingespeeld op de wensen van de regio en actuele maatschappelijke ontwikkelingen. Het provinciale instrument CMO wordt hierbij wederom ingezet voor het gebiedsmanagement. Ook voor de ontwikkeling van activiteiten en de uitvoering ervan kan gebruik gemaakt worden van de expertise van het CMO. Evengoed kan gebruik gemaakt worden van andere aanbieders. Uitgangspunt blijft een gelijkwaardige cofinanciering voor de uitvoering van de gebiedsprogramma's .
Provinciale speerpunten Naast de gebiedsprogramma's worden in de periode 2005-2008 provinciebrede speerpunten uitgevoerd. Deze thema’s vindt de provincie dermate belangrijk dat ze provinciebreed worden opgepakt en aangeboden. Bij de eerste twee gaat het om nieuwe speerpunten bij de daaropvolgende drie om continuering vanuit het beleidsplan 2000-2004. • • • • •
wonen-welzijn-zorg; armoedebeleid; voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld; jeugd en veiligheid; versterking vrijwilligerswerk.
In de periode 2005-2008 zullen voor deze speerpunten provinciebrede projecten worden ontwikkeld en uitgevoerd. Deze provinciebrede projecten worden afgestemd op de activiteiten die vanuit de verschillende gebiedsprogramma’s worden opgestart en raakvlakken hebben met een van de provinciale speerpunten. Projecten die vanuit speerpunten worden gestart, werken aanjagend en versterkend op projecten die in een gebiedsprogramma worden uitgevoerd. Projecten die in de periode 2000-2004 onder een speerpunt zijn ontwikkeld en uitgevoerd kunnen onderdeel gaan uitmaken van het gebiedsprogramma indien de betreffende regio hiertoe besluit. Naast de vijf speerpunten is nog een aantal thema's van belang voor het provinciale sociale beleid. Het betreft hier maatschappelijke en politieke ontwikkelingen die elk voor zich van invloed zijn op het sociale domein. Deze thema's zullen niet als extra speerpunt worden toegevoegd, maar zullen onderwerp zijn bij het opzetten, uitwerken en verdiepen van de bestaande gebiedsprogramma's en het G6programma. Het betreft hier de onverminderde aandacht voor de positie van de allochtone medeburgers waarbij de provincie inzet op verdergaande investering en participatie en integratie binnen de gebiedsprogramma's. Op de terreinen van de jeugdzorg en het onderwijs doen zich ook ontwikkelingen voor die een rol kunnen spelen bij het uitwerken van gebiedsprogramma’s. Tenslotte wordt genoemd ICT. Informatietechnologie is een niet meer weg te denken fenomeen binnen de huidige kenniseconomie. De provincie is van mening dat ICT in eerste instantie bij het opstellen van de gebiedsprogramma’s en de uitvoeringsprogramma’s voor de speerpunten als facet meegenomen moet worden. De provincie wil daarmee de lijn die in de periode 2000-2004 is ingezet continueren en versterken. In bijlage I worden de raakvlakken met de vele aanpalende beleidsterreinen in kaart gebracht. Om tot een goed welzijnsbeleid te komen is het absoluut noodzakelijk integraal met deze aanpalende beleidsterreinen samen te werken.
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
4
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
5
INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING ............................................................................................................1 INHOUDSOPGAVE ........................................................................................................5
DEEL I STRUCTUUR 1. Opzet beleidsplan ...........................................................................................................9 2. Provinciale cyclus............................................................................................................9 3. Voorwerk .........................................................................................................................9
TERUGBLIK 4. Doel en functie beleidsplan.............................................................................................10 5. Werkwijze........................................................................................................................10 5.1 Gebiedsprogramma's 5.2 Provinciale speerpunten 6. Evaluatie gebieden en speerpunten ...............................................................................11 6.1
Evaluatie gebieden................................................................................................11 6.1.1 Veendam/Pekela/Menterwolde 6.1.2 Stadskanaal/Vlagtwedde 6.1.3 Westerkwartier 6.1.4 Noord 6.1.5 Oldambt 6.1.6 Centraal 6.1.7 G6
6.2.
Evaluatie Speerpunten..........................................................................................14 6.2.1 Voorkomen en bestrijden huiselijk geweld 6.2.2 Jeugd en Veiligheid 6.2.3 Versterken vrijwilligerswerk
PROVINCIE IN BEELD 7. Sociaal en regionale rapporten .......................................................................................18 8. Cijfers en feiten ...............................................................................................................18 8.1 Demografie 8.2 Stad en Ommeland 8.3 Werk, opleiding, armoede 8.4 Voorzieningen 8.5 Veiligheid 8.6 Huiselijk geweld 8.7 Sociaal leven, vrije tijd, sport
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
6 DEEL II VISIE WELZIJN EN ZORG 2005-2008 1. Ambitie en visie ...............................................................................................................23 2. Noodzaak integraal beleid ..............................................................................................23 3. Leefbaarheid 2005-2008.................................................................................................24 3.1 3.2 3.3
Leefbaarheid platteland Leefbaarheid fysiek en sociaal Leefbaarheid en vitaliteit 3.3.1 Voorzieningenniveau 3.3.2 Levensloopbestendige infrastructuur 3.3.3 Bereikbaarheid en mobiliteit 3.3.4 Jeugd
4. Specifieke thematiek.......................................................................................................27 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Wonen-welzijn-zorg Armoede 4.2.1 Armoede in de provincie Groningen Huiselijk geweld Jeugd en veiligheid Vrijwilligerswerk
UITWERKING 5. Aanpak ............................................................................................................................30 6. Samenwerkingsovereenkomst........................................................................................30 7. Financiële verdeling provincie-gemeenten .....................................................................30 8. Financieel beheer............................................................................................................30 9. Taken en verantwoordelijkheden bestuurlijke en ambtelijke regioteams .......................30 10. Ondersteuning.................................................................................................................30 11. Gebieden.........................................................................................................................31 11.1 11.2 11.3 11.4 11.5 11.6 11.7
Veendam/Pekela/Menterwolde Stadskanaal/Vlagtwedde Westerkwartier Noord Oldambt Centraal G6
12. Provinciale speerpunten .................................................................................................32 12.1 12.2 12.3 12.4 12.5
Wonen-welzijn-zorg Armoede Voorkomen en bestrijden huiselijk geweld Jeugd en veiligheid Versterken vrijwilligerswerk
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
7
DEEL III FINANCIEN 1. Overzicht kredieten .........................................................................................................41 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Krediet incidentele subsidies Stimuleringsfonds Zorg Bijdrageregeling voor investeringen in multifunctionele gebouwen Tijdelijke regeling cofinanciering zorginfrastructuur 2004-2007, scheiden wonen en zorg. Investeringsfonds (voorheen Cesi en IIE)
2. Verdeling middelen .........................................................................................................42 2.1 2.2
Provinciaal beschikbare middelen welzijn Beschikbare middelen voor gebiedsgericht werken en speerpunten
DEEL IV COMMUNICATIE.............................................................................................................45
BIJLAGEN BIJLAGE I BIJLAGE II
Raakvlakken met aanpalende beleidsterreinen Gebruikte instrumenten
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
8
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
9 DEEL I STRUCTUUR 1. Opzet beleidsplan Het beleidsplan is opgedeeld in een viertal delen. Na een algemeen deel I waarin een terugblik wordt gegeven op de afgelopen beleidsperiode 2000-2004 en een cijfermatig beeld wordt geschetst van de ontwikkelingen in de provincie, wordt in deel II de provinciale visie op het komende welzijnsbeleid en provinciale ambitie beschreven. In dit visiedeel treft u het centrale thema van het beleidsplan aan, te weten ‘leefbaarheid’ en de instrumenten waarmee dit bereikt zou moeten worden. Deel II wordt afgesloten met de uitwerking van de provinciale visie. Net als in de vorige beleidsperiode vindt een substantieel deel van de beleidsontwikkeling in regio's plaats. In samenspel met gemeenten, organisaties en instellingen krijgt beleid vorm door met regiospecifieke factoren rekening te houden. Ruimte voor lokale differentiatie staat daarbij voorop. De financiële middelen die met het welzijnsbeleid 2005-2008 gemoeid gaan worden beschreven in deel III en in deel IV wordt ingegaan op de wijze waarop over het voorliggende beleidsplan wordt gecommuniceerd met extern betrokkenen.
2. Provinciale cyclus Het Beleidsplan Welzijn en Zorg (vaststelling door Provinciale Staten eind 2004) vormt het richtinggevend kader voor de beleidsperiode 2005 tot en met 2008. Het plan wordt nader uitgewerkt in zes gebiedsprogramma's, één programma voor het functioneel gebied G6 (zes grote gemeenten) en in projecten rond de provinciebrede speerpunten. In de gebiedsprogramma's krijgen de regiospecifieke wensen vorm en worden de projecten per gebied omschreven. Eén keer per twee jaar worden Provinciale Staten geïnformeerd door middel van een voortgangsrapportage.
3. Voorwerk Ter voorbereiding op het voorliggende beleidsplan is de voorafgaande beleidsperiode geëvalueerd met gemeenten (zowel bestuurlijk als ambtelijk) en andere samenwerkingspartners. De resultaten van de schriftelijke enquête naar het gebiedsgericht werken zijn besproken in de bestuurlijke en ambtelijke regioteams. In het voorjaar van 2004 is een expertmeeting gehouden met provinciale organisaties, instellingen, deskundigen en sleutelfiguren uit het maatschappelijk middenveld rond de thema's jeugd, armoede, vrijwilligerswerk, wonen-welzijn-zorg, leefbaarheid platteland en huiselijk geweld. De resultaten van deze enquête en expertmeeting hebben geleid tot dit beleidsplan voor de periode 2005-2008. Binnen de provinciale werkvelden is verder (intern) geanalyseerd in hoeverre het mogelijk is om de verschillende -aanpalende- beleidsterreinen elkaar te laten versterken. Het is een uitdrukkelijke wens van de gemeenten om ook op provinciaal niveau zoveel mogelijk aansluiting te zoeken met de aan welzijn gerelateerde disciplines. Het streven is om op zowel lokaal als provinciaal niveau zoveel mogelijk aansluiting te realiseren met andere aan welzijn gerelateerde beleidsdomeinen.
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
10 TERUGBLIK 4. Doel en functie beleidsplan Beleidsvoering is een continu proces. Het uitbrengen van een nieuwe beleidsnota suggereert een startmoment vanuit een neutrale situatie. Daarmee wordt voorbijgegaan aan het feit dat beleid vaak een reactie op actuele maatschappelijke ontwikkelingen is. Bovendien kent de beleidsvoering zelf meestal een geschiedenis. Dat is zeker het geval bij het provinciale welzijns- en zorgbeleid. Dit beleid is sinds 2000 coherent en flexibel van opzet met een krachtige inzet op sociale duurzaamheid. Een gebiedsgerichte aanpak waarin veel afstemming met gemeenten en organisaties plaatsvindt. De verschillende speerpunten worden provinciebreed uitgevoerd. De instrumenten zijn effectief gebleken voor de sturing en het inspringen op actuele ontwikkelingen. Deze uitgangspositie is gunstig en schept bijzondere kansen voor de toekomst. Het beleidsplan vormt het kader van waaruit provincie en gemeenten de leefbaarheid op lokaal en provinciaal niveau willen aanpakken. Leefbaarheid is een combinatie van fysieke, economische en sociale factoren die het dagelijks leven bepalen en maatgerichte aanpak vergen. Het gebiedsgericht werken heeft deze maatgerichte aanpak in zich.
5. Werkwijze Een terugblik als overgang naar de nieuwe beleidsperiode. In de afgelopen beleidsperiode 2000-2004 is binnen het provinciale beleidsplan ‘Werken aan Sociale Duurzaamheid’ uitvoering gegeven aan twee tweejaarlijkse beleidsprogramma's. Enerzijds is een start gemaakt met het ontwikkelen en uitvoeren van zeven gebiedsprogramma's en anderzijds is uitvoering gegeven aan projecten gericht op drie provinciebrede speerpunten. 5.1 Gebiedsprogramma's In overleg met alle Groninger gemeenten is in de aanloop naar het vorige beleidsplan vastgesteld dat de provincie qua uitvoering van het provinciale beleidskader zorg en welzijn opgedeeld zou moeten worden in zes regio's/gebieden.
• • • • • •
Westerkwartier: Leek, Zuidhorn, Marum en Grootegast. Noord: De Marne, Bedum, Ten Boer, Winsum, Loppersum, Eemsmond, Appingedam en Delfzijl. Centraal: Haren, Slochteren en Hoogezand-Sappemeer. Oldambt: Winschoten, Scheemda, Reiderland en Bellingwedde. Veendam, Pekela, Menterwolde. Stadskanaal, Vlagtwedde.
Als zevende functioneel "gebied" werd hier de G6 (zes grote gemeenten) aan toegevoegd, te weten Groningen, Hoogezand-Sappemeer, Veendam, Winschoten, Stadskanaal en Delfzijl.
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
11
In alle gebieden heeft het toenmalige POZW ( Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn) een kengetallenonderzoek uitgevoerd. Een onderzoek dat per gebied -en dus ook per gemeente- alle relevante gegevens betreffende het domein zorg, welzijn, onderwijs, werk, criminaliteit en tijdsbesteding op een rijtje zette. Op basis van de kengetallenonderzoeken zijn zgn. sociale structuurschetsen per gebied opgesteld. Deze structuurschetsen zijn vervolgens vertaald in de gebiedsprogramma's. Per gebied is een ambtelijk en een bestuurlijk overleg ingesteld. Het ambtelijk overleg bereidt het bestuurlijk overleg voor en het bestuurlijk overleg stelt het gebiedsprogramma vast, stelt de financiële kaders, en stuurt de voortgang van de programma's Per gebied zijn door de provincie met de gemeenten afspraken gemaakt over de wijze van financiering, waarbij de provincie inzet van provinciale ambtenaren en de inzet van het CMO (toen POZW) voor haar rekening neemt. Voor de uitvoering van de programma's is in principe een cofinanciering aan de orde op 50-50 basis. De gemeenten kunnen hun 50% zowel in budget als onder voorwaarden in inzet van uren uitvoering (lees: menskracht) realiseren. Het CMO voert samen met de provincie per gebied het procesmanagement uit. De uitvoering van de programma's geschiedt op offertebasis door het CMO en/of andere uitvoerders. De afgelopen vier jaar zijn alle zes gebieden en de G6 van een gebiedsprogramma voorzien die allemaal in uitvoering genomen zijn. De gebiedsgerichte beleidsvoering is onlangs geëvalueerd. Zie hoofdstuk 6 deel I. 5.2 Provinciale speerpunten Naast de gebiedsgerichte aanpak hebben Provinciale Staten destijds ook een viertal provinciebrede speerpunten vastgesteld die in de beleidsperiode 2000-2004 in projectvorm opgezet en uitgevoerd dienden te worden. Het betrof de speerpunten Vrijwilligersbeleid, Jeugd en Veiligheid, voorkomen en bestrijden Huiselijk Geweld en vermaatschappelijking van de zorg. Alle speerpunten kenden hun eigen dynamiek en in samenwerking met diverse partners zijn projecten tot uitvoering gekomen. Het CMO verzorgt hier deels het procesmanagement. Voor het speerpunt vermaatschappelijking van de zorg zijn geen separate projecten gestart maar is aansluiting gezocht bij bestaande projecten die gericht waren op vermaatschappelijking.
6. Evaluatie gebieden en speerpunten Bij een terugblik op de afgelopen jaren vragen zowel de inhoud als de vorm van het beleid aandacht. Niet alleen de keuze voor de juiste onderwerpen is belangrijk. De manier waarop de uitvoering van beleid plaats heeft, bepaalt voor een groot deel het succes. Een goede afstemming van vorm en inhoud maakt de beleidsvoering effectief, waarbij natuurlijk de samenwerkingspartners meerwaarde moeten ervaren in de werkwijze waarin zij mede investeren. Daarom hebben wij eind 2003 een schriftelijke enquête gehouden onder portefeuillehouders en ambtenaren die vanuit de bestuurlijke en ambtelijke regioteams direct betrokken zijn bij het gebiedsgerichte werken. De speerpunten die allen zeer verschillend van inhoud zijn, lieten zich niet in een soortgelijke enquête als het gebiedsgericht werken met elkaar vergelijken en evalueren. Om toch te kunnen beoordelen hoe de speerpunten in de afgelopen periode in de Groninger maatschappij zijn geland en waar in de toekomst behoefte aan is, is in het voorjaar van 2004 een expertmeeting georganiseerd met deskundigen en sleutelfiguren. 6.1 Evaluatie gebieden De resultaten van de schriftelijke evaluatie zijn zowel ambtelijk als bestuurlijk in de regioteams besproken (januari en februari 2004), waarbij men zich herkende in de uitkomsten. In een aantal gevallen zijn direct concrete afspraken gemaakt om verbeterpunten aan te pakken. 6.1.1 Regio Veendam/Pekela/Menterwolde In de regio Veendam, Pekela, Menterwolde zijn de gemeenten zeer positief over de gebiedsgerichte aanpak, zowel wat betreft de samenwerking tussen de gemeenten, provincie en CMO als wat betreft de uitvoering van het gezamenlijke gebiedsprogramma. Wel blijkt in de praktijk dat het soms langer duurt dan was voorzien om de zaken goed op de rails te krijgen. De kracht van het programma ligt volgens de gemeenten vooral in het samen aanpakken van gemeenschappelijke vraagstukken, waarvan de uitvoering van 'de sluitende aanpak voor jongeren' een goed voorbeeld is. Zodra er sprake is van maatwerk per gemeente wordt de samenwerking lastiger, maar het gezamenlijke
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
12 gebiedsprogramma biedt vaak ook juist aanknopingspunten om het gemeentelijke beleid een stap vooruit te helpen. De samenwerking wordt als stimulerend en ondersteunend ervaren. De gemeenten en de provincie willen de komende periode een aantal programmaonderdelen uit het gebiedsprogramma 2002-2004 gezamenlijk voortzetten. In ieder geval zal aandacht besteed worden aan de samenhang tussen wonen, zorg, welzijn, waarbij de afstemming tussen de verschillende partijen en het optimaal koppelen en benutten van financieringsstromen voor een goede zorginfrastructuur van belang is. Ook de ontwikkelingen rond de Wet Maatschappelijke Ondersteuning lenen zich voor een gezamenlijke aanpak. Wat betreft de jeugdproblematiek liggen nog de nodige aandachtspunten op het gebied van jeugd en veiligheid, zoals een goede zorgstructuur voor jeugdigen (waaronder een goede aansluiting van het lokale jeugdbeleid en de jeugdzorg) en het vrijetijdsaanbod voor jongeren. 6.1.2 Regio Stadskanaal/Vlagtwedde Hoewel de regio bestaat uit twee zeer verschillende gemeenten qua omvang en infrastructuur, zijn de gemeenten positief over de gebiedsgerichte aanpak in de regio. Er is op onderdelen gekozen voor een praktische insteek, waarbij de bijdragen uit het gezamenlijke gebiedsprogramma rechtstreeks worden ingezet ten behoeve van de ontwikkelingen in de gemeenten, bijvoorbeeld op het gebied van het versterken van het jongerenwerk en de ontwikkeling van steunstees. Hoewel de uitvoering per gemeente verschilt, wordt in gezamenlijkheid en afstemming gewerkt aan het versterken van de sociale infrastructuur in de regio. Het gezamenlijke gebiedsprogramma biedt een goed kader om zaken ook op het gemeentelijke niveau verder te ontwikkelen. De gemeenten geven aan dat met name de afstemming rond de zorg en de beschikbare financiële stimuleringsbijdragen vanuit de provincie op het gebied van zorg en plattelandsontwikkeling kan worden verbeterd. De komende periode zal in principe de ingezette lijn van het gebiedsprogramma 2002-2004 worden voortgezet. Daarbij zal de samenhang van wonen-welzijn-zorg, de ontwikkelingen rond steunstees en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning gemeenschappelijke aandacht vragen. Ook het thema jeugd blijft de komende periode nadrukkelijk op de agenda. 6.1.3 Regio Westerkwartier In het Westerkwartier is vastgesteld is dat er gewerkt wordt met een ambitieus gebiedsprogramma. Evenals in andere regio's heeft de voorbereidingsfase de nodige tijd genomen. Het gebiedsgericht werken heeft als katalysator gewerkt. Hierin heeft het CMO een belangrijke rol gespeeld. Er zijn ook kanttekeningen geplaatst bij de rol van het CMO: enerzijds belangrijk als ondersteunende partner, anderzijds zijn er vertragingsmomenten geweest door ziekte en wisseling van personeel. De afspraken tussen opdrachtgever en opdrachtnemer behoeven aandacht. De ambtelijke inzet bij de gemeenten is niet altijd voorhanden om er voor te zorgen dat de plannen (op tijd) kunnen worden uitgevoerd. De gemeenten (met name de raden) volgen de ontwikkelingen van het gebiedsgericht werken nauwgezet. De intentie om door te gaan is bij alle partners aanwezig. Voor de nieuwe beleidsperiode geldt dat het vrijmaken van een gemeentelijke en provinciale bijdrage gekoppeld wordt aan zichtbare resultaten. De keuze van thema's voor het vervolg moet nog worden gemaakt. Mogelijk wordt het aantal programmaonderdelen beperkt of per gemeente gepland. Het thema wonen-welzijn-zorg lijkt een geschikt thema om gezamenlijk mee verder te gaan. Afstemming met overige partners (zoals de Regio Centraal Groningen) is noodzakelijk. 6.1.4 Regio Noord De regio Noord is de grootste regio (8 gemeenten), waardoor afstemming en regionale samenwerking soms complex is. Daarbij bestaat de regio uit een mix van plattelandsgemeenten en verstedelijkte gemeenten (Delfzijl, Appingedam), waardoor een gezamenlijke inzet op onderwerpen niet altijd even gemakkelijk is. Zowel ambtenaren als bestuurders hebben aangegeven dat er sprake is geweest van een aanloopperiode die niet altijd even vlekkeloos is verlopen, wat blijkt uit de (ambtelijke) enquêteresultaten. Ook is geconcludeerd dat de aanloopproblemen grotendeels tot het verleden behoren en is men bereid tot eenzelfde inzet in de volgende beleidsperiode in dezelfde samenstelling. Het vrijmaken van voldoende gemeentelijke middelen voor die periode is voor sommige gemeenten niet eenvoudig. Inmiddels is het CMO ingeschakeld om (op verzoek) de gemeenteraden te informeren over de projecten en de resultaten ervan. De gemeenten hebben aangegeven dat de provincie een voortrekkersrol kan vervullen in de informatievoorziening rond de (nieuwe) Wet Maatschappelijke Ondersteuning. In relatie tot deze ontwikkelingen wil de regio meer nadruk leggen op de afstemming wonen-welzijn-zorg. Daarnaast wil men de thema's afronden die nu in het gebiedsprogramma zijn opgenomen, waarbij ook een verdiepingsslag op onderdelen mogelijk moet zijn, bijvoorbeeld vanuit de
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
13 steunstee-ontwikkeling (o.a. zorgposten, dorpsmentoren, etc). Ook breedtesport en het jeugd- en jongerenwerk is genoemd als onderwerpen/thema's die aansluiten bij de regio. 6.1.5 Regio Oldambt De regio wordt gevormd door de gemeenten Winschoten, Scheemda, Reiderland en Bellingwedde. In deze regio, die het al langere tijd gewend is om zoveel mogelijk samen op te trekken, vindt men de gebiedsgerichte aanpak en werkwijze een goede. De gemeenten in deze regio willen er dan ook mee doorgaan. Men heeft niet zo zeer behoefte aan nieuwe thema's, maar aan een actualiseren van de huidige speerpunten en het programma dat in uitvoering is. Dit betekent voor de komende beleidsperiode een verbreding en verdieping van: • verdere implementatie van het concept steunstee; • realiseren van een ondersteuningsstructuur voor jongerenwerkers; • realiseren van veilige uitgaansroutes voor jongeren en omwonenden; • ontwikkelen van wijk- en dorpsvisies in het kader van vitale dorpen; • verdergaande samenwerking welzijnsinstellingen. Verder is er in de regio grote behoefte aan om de ontwikkelingen met betrekking tot de nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning nauwgezet te volgen. 6.1.6 Regio Centraal Deze regio, die wordt gevormd door de gemeenten Haren, Slochteren en Hoogezand-Sappemeer, is als laatste van start gegaan en heeft (nog) weinig gemeenschappelijks. Toch ligt er een samenhangend gebiedsprogramma dat gereed is voor uitvoering in de jaren 2004 en 2005. De gemeenten hebben aangegeven verder te willen met de gebiedsgerichte werkwijze. Evenals in andere regio's wordt door de regio centraal-gemeenten provinciale ondersteuning gevraagd bij de aanstaande ontwikkelingen die de Wet Maatschappelijke Ondersteuning met zich mee zal brengen. 6.1.7 G6-gemeenten Deze functionele regio wordt gevormd door de gemeenten Groningen, Hoogezand-Sappemeer, Veendam, Winschoten, Delfzijl en Stadskanaal. Samenvattend is men tevreden over de werkwijze in deze functionele regio en wil men doorgaan met de gebiedsgerichte aanpak. Wel bestaat behoefte aan een herijking van het G6-programma voor de volgende beleidsperiode, onder de vaststelling dat op de ingeslagen weg moet worden voortgegaan. De huidige drie programmalijnen dienen gehandhaafd te blijven: (1) de ontwikkeling van lokaal sociaal beleid/wijkontwikkeling/implementatie van de Heel de Buurt-aanpak onder lokale sturing; (2) de participatie en integratie van culturele minderheden; en (3) de agenda expertise-uitwisseling. Als gemeenschappelijke nieuwe thema's voor de komende beleidsperiode 2005-2008 worden door de G6-gemeenten genoemd: • de ontwikkelingen op het gebied van de vermaatschappelijking van de zorg, de regie op wonenwelzijn-zorg (dienstverlening, mobiliteit), in samenhang met de nieuwe wettelijke kaders van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, de AWBZ, veranderende indicatiestelling en de nadrukkelijke regierol hierin van de gemeenten; • de participatie en integratie van culturele minderheden (oudkomers en nieuwkomers); • de monitor als beleidsinstrument voor gemeenten; • jeugd: het voorkomen van voortijdige schooluitval, met een startkwalificatie naar werk en maatschappelijke zelfstandigheid. Conclusie Alle regio’s samenvattend kan in het algemeen gesteld worden dat de gebiedsgerichte werkwijze zowel qua structuur als inhoud- als positief ervaren wordt. Op onderdelen zijn verbeterpunten te signaleren, zoals rond de procedures en de afspraken tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Samen met de betreffende regio's/gemeenten wordt hier meer aandacht aan besteed. Ook in de regio's waar men vaker bijeen wilde komen, is inmiddels de vergaderfrequentie opgevoerd, zodat de besluitvorming sneller kan plaatsvinden. De aansluiting van de gebiedsprogramma's bij andere provinciale beleidsterreinen is een verbeterpunt dat nadrukkelijk aan de orde komt in het beleidsplan 2005-2008. De afstemming tussen de regio's onderling blijft
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
14 eveneens een aandachtspunt. De expliciete roep van de gemeenten om integraal te gaan werken moet onderdeel gaan uitmaken van het komende beleidsplan. Op grond van de resultaten van de evaluatie wenst de provincie door te gaan met het verder ontwikkelen en verdiepen van de gebiedsgerichte programma's om samen met gemeenten in termen van complementair bestuur verantwoordelijkheid te blijven nemen en te blijven investeren in de sociale infrastructuur. Daarnaast zal de provincie ook haar eigen politieke doelen nastreven door naast gebiedsprogramma's ook andere thema's vast te stellen en uit te werken in provinciebrede projecten.
6.2 Evaluatie speerpunten 6.2.1 Speerpunt 'Voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld' In de afgelopen beleidsperiode is op uiteenlopende manieren invulling gegeven aan het speerpunt 'Voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld in de provincie Groningen'. Uitgangspunt van het speerpunt is de samenwerking met en tussen organisaties te verbeteren en de samenhang in activiteiten te vergroten. Het CMO heeft opdracht gekregen om binnen het speerpunt projecten te ontwikkelen en uit te voeren. Daarbij richtte de aandacht zich op het slachtoffer, de dader en de omgeving. Veel projecten zijn curatief (hulpverlening nadat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden), maar een project als Eerste hulp bij huiselijk geweld (waarvan de provincie co-financier is) heeft ook een preventieve component in zich: omdat partnerrelaties ondanks huiselijk geweld vaak in stand blijven, krijgen zowel dader als slachtoffer begeleiding, opdat de kans op recidive beperkt wordt. Een project als WIBO (Weerbaarheid In het BasisOnderwijs) dat door het Huis voor de Sport Groningen vanaf 2003 op scholen is aangeboden, is volledig gericht op preventie. Het thema ouderenmishandeling moest vooral uit de taboesfeer worden gehaald. Het Samenwerkingsverband Tegen Seksueel Geweld is in de afgelopen beleidsperiode ondersteund met menskracht via het CMO. Een belangrijke stap is gezet in het samenbrengen van afzonderlijke partners: sinds mei 2003 functioneert een projectteam waarin organisaties zijn vertegenwoordigd die zich bezig houden met partnergeweld, kindermishandeling, seksueel geweld en ouderenmishandeling. Gezamenlijk wordt gewerkt aan het verbeteren van de samenwerking en voorlichtingsactiviteiten. Een van de uitkomsten is de publiekscampagne (april 2004), waarin aan de inwoners van de provincie duidelijk is gemaakt dat huiselijk geweld overal voorkomt, dat het niet mag en dat je er iets aan kunt doen. Een relatief nieuw thema is de aandacht voor huiselijk geweld binnen allochtone groepen. Eind 2003 is aan Thuisfront, de projecteigenaar van het project Eerste hulp bij huiselijk geweld, een subsidie voor onderzoek naar huiselijk geweld binnen de Turkse en Marokkaanse gemeenschap toegekend. Belangrijk ondersteunend onderzoeksmateriaal is beschikbaar gekomen via de monitor Huiselijk geweld in beeld, uitgevoerd door het CMO. Voor veel initiatieven geldt dat de eerste stappen zijn gezet, maar dat de finish nog niet is bereikt.
6.2.2 Speerpunt Jeugd en Veiligheid Binnen de uitvoering van het speerpunt Jeugd en Veiligheid 2002-2004 is actie ondernomen op verschillende terreinen met als algemene doelstelling het terugdringen van overlast, vandalisme en jeugdcriminaliteit door jeugdigen (t/m 23 jaar) in de provincie. Onderdeel van de provinciale inzet vormde o.a. het bieden van ondersteuning aan het provinciale beleidsplatform jeugdcriminaliteit. Dit beleidsplatform zorgt voor afstemming en samenhang in de provinciale, integrale aanpak van jeugdcriminaliteit langs de drie sporen preventie, curatie en repressie. De samenwerking is geconcretiseerd in een gezamenlijk Actieplan voor de periode 20022005, waarbij het Openbaar Ministerie zich richt op het repressiespoor via de justitieketen en de Regiopolitie op de uitvoering van de politiële jeugdzorg. De provinciale inzet richt zich naast het stimuleren en ondersteunen van gemeenten bij lokaal Jeugd- en Veiligheidsbeleid, het ontwikkelen van een methodiek en protocol voor een lokaal netwerk 12+, actieplannen jongeren, school en veiligheid (preventiespoor) tevens op de aansluiting van jeugdzorg op politie en justitie (curatiespoor). In het kader van de voorbereiding van de inwerkingtreding van de Wet op de Jeugdzorg zijn op landelijk niveau de gemeentelijke taken op het terrein van opvoed-, opgroei- en gezinsondersteuning geformuleerd. De gemeentelijke regie en het aanbod zijn de afgelopen jaren sterk in ontwikkeling,
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
15 maar het voorzieningenaanbod staat tevens onder druk vanwege de onzekere financiële positie van gemeenten. Voor een sluitende keten van jeugdvoorzieningen is het van belang dat alle functies voldoende beschikbaar zijn, goed functioneren en goed op elkaar aansluiten. Dit is voor de provincie aanleiding om extra aandacht te schenken aan de aansluiting jeugdbeleid-jeugdzorg, waarbij knelpunten in beeld worden gebracht en verbeterpunten worden geformuleerd. In het kader van preventie is door de provincie binnen het speerpunt jeugd en veiligheid geïnvesteerd in de ondersteuning van gemeenten bij de ontwikkeling en uitvoering van gemeentelijk jeugd en veiligheidsbeleid. De gemeentelijke plannen Jeugd en Veiligheid bestrijken in de meeste gevallen de volgende onderdelen: het verbeteren van contact met jeugd en jongeren/jeugdparticipatie, ruimte voor jongeren in het publieke domein (jeugdvoorzieningen, ontmoetingsplaatsen), uitbreiden van toezicht en controle op jeugd, voorlichtingscampagne over genotmiddelengebruik, betere toeleiding naar de hulpverlening, opvoedingsondersteuning aan ouders van pubers, aanpakken van ongeoorloofd schoolverzuim/leerplichtadministratie, en voorlichting over vandalisme en vuurwerk waarbij ook de "anti-vandalismebus" van Arriva wordt ingezet. Eind december 2003 was in 15 gemeenten een vastgesteld actieplan jeugd en veiligheid. In 2004 ontvangen nog 6 gemeenten begeleiding bij het ontwikkelen van jeugd en veiligheidsbeleid, waarmee in 21 gemeenten concrete actieplannen zijn opgesteld. Het belang van professioneel (randgroep)jongerenwerk bij de preventie en bestrijding van overlast door jongeren wordt steeds meer onderkend. Het gaat daarbij om hulp en steun aan jongeren met meervoudige problematiek (problemen thuis, op school, in de buurt etc.) in de directe leefomgeving. Met name een vasthoudende, outreachende en meer coachende manier van hulpverlenen/begeleiden, ingebed in de lokale sociale infrastructuur, is voor deze jongeren van belang. De versterking van het (randgroep)jongerenwerk heeft vervolgens zowel in de lokale actieplannen Jeugd en Veiligheid aandacht gekregen als in de uitvoering van een aantal gebiedsprogramma's. Een groot aantal gemeenten (16) heeft de afgelopen beleidsperiode gebruik gemaakt van het ondersteuningsaanbod van de provincie (uitgevoerd door het CMO-Groningen) en is zeer tevreden over de bijdrage die dit heeft geleverd voor de gemeentelijke beleidsontwikkeling op het gebied van jeugd en veiligheid. Eveneens in het kader van preventie is gewerkt aan het ontwikkelen van een methodiek en protocol ten behoeve van een 'lokaal netwerk 12+' in de (pilot)gemeente Hoogezand-Sappemeer voor samenwerking en afstemming op lokaal niveau rond jongeren met (dreigende) politiecontacten door gemeente, politie, welzijnswerk, jeugd- en jongerenwerk, voortgezet onderwijs, algemeen maatschappelijk werk, bureau jeugdzorg en jeugdgezondheidszorg/GGD. Het netwerk is gericht op signalering en toeleiding naar hulpverlening van jongeren met problemen waarbij een integrale aanpak van de problemen het uitgangspunt vormt. Het opzetten van lokale netwerken 12+ vormt inmiddels in 6 gemeenten onderdeel van het actieplan jeugd en veiligheid. In de praktijk blijkt grote behoefte aan ondersteuning bij de implementatie van het ontwikkelde protocol. Onderdeel van de uitvoering van het speerpunt jeugd en veiligheid vormde de afgelopen jaren ook de begeleiding van scholen voor voortgezet onderwijs bij het opstellen van actieplannen voor een veilige (en gezonde) school. Het project wordt uitgevoerd door het Halt-bureau en de GGD, waarbij wordt samengewerkt met gemeenten, politie, ambulante verslavingszorg, jeugdgezondheidszorg en de RMC-coördinatie. Inmiddels is aan 15 scholen ondersteuning geboden bij dit traject. Verder is er de laatste twee jaar extra geïnvesteerd in de ontwikkeling van een samenwerkingsproject tussen politie en jeugdzorg ten behoeve van de vroegsignalering, begeleiding en doorverwijzing van risicojongeren en first-offenders naar de hulpverlening. In het project worden risicojongeren en first offenders waarover de politie zich zorgen maakt en die zich niet vrijwillig melden bij de hulpverlening actief benaderd door Bureau Jeugdzorg en begeleid totdat de hulp door een zorgaanbieder is overgenomen. In 2004 is het project in de stad Groningen en de gemeente Hoogezand-Sappemeer uitgevoerd, waarbij nadrukkelijk is aangesloten bij de ontwikkelingen van het centraal meldpunt risicojongeren in de stad en de ontwikkeling van het netwerk 12+ in Hoogezand-Sappemeer. Van 2001 t/m 2003 heeft de provincie een bijdrage geleverd aan de implementatie van de methodiek van Justitie in de Buurt in de provincie. Hoewel er in een aantal gemeenten diverse zaken zijn geweest waarbij JIB een rol heeft vervuld in de afhandeling, blijken de resultaten in de praktijk moeilijk meetbaar. Het Openbaar Ministerie heeft besloten de financiering van JIB te beëindigen.
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
16
Er is de afgelopen jaren al veel geïnvesteerd in de samenwerking tussen verschillende organisaties en netwerkopbouw in de provincie. Om de samenwerking en afstemming ook daadwerkelijk in iedere gemeente concreet en praktisch te vertalen, is het nodig om aandacht te blijven besteden aan de praktijk van alledag. Daarbij wordt de ondersteunende rol van de provincie van groot belang geacht. 6.2.3 Speerpunt versterken vrijwilligerswerk Vrijwilligerswerk is de afgelopen periode een onderwerp geworden dat hoog op de politieke agenda staat. Door het Rijk is de Tijdelijke Stimuleringsregeling Vrijwilligerswerk (2001-2004) in het leven geroepen die gemeenten en provincies de mogelijkheid biedt vorm en inhoud te geven aan het vrijwilligerswerk. De Groninger gemeenten en de provincie hebben de handen ineen geslagen en hebben in gezamenlijkheid (m.u.v. gemeente De Marne) een provinciedekkend plan bij het ministerie ingediend voor het vrijwilligerswerk. In dit plan zijn door gemeenten vrijwilligersadviseurs aangesteld die een adviserende rol hebben richting de vrijwilligersorganisaties in hun gebied. Voor de subsidie die de provincie van het ministerie heeft ontvangen is onder meer het kenniscentrum vrijwilligers gevormd. Dit kenniscentrum is een verzamelpunt voor het vrijwilligerswerk in de hele provincie van waaruit een provinciaal overleg met vrijwilligersvacaturebanken plaatsvindt, een deskundigenpool wordt bijgehouden, aan netwerkvorming wordt gedaan en informatievoorziening plaatsvindt. Onder de vleugels van het kenniscentrum fungeert ook het Platform Maatschappelijk Ondernemen Groningen (voorheen Initiatiefgroep Maatschappelijk Ondernemen). Dit platform is onderdeel van het provinciale speerpunt vrijwilligers en bestaat uit vertegenwoordigers vanuit het Groninger bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Doel van dit platform is het bedrijfsleven in contact te brengen met de maatschappelijke vrijwilligersorganisaties (en andersom) om zo onderling op vrijwillige basis van elkaars kennis en kunde gebruik te kunnen maken. De ervaring tot op heden is dat betrokken maatschappelijk ondernemen binnen het bedrijfsleven langzaam aan begint door te dringen en dat matches tussen bedrijven en vrijwilligersorganisaties mondjesmaat beginnen te ontstaan. In het project 'bemiddeling' dat eveneens is uitgevoerd binnen het speerpunt vrijwilligers, zijn op meerdere plaatsen in de provincie de lokale steunpunten voor vrijwilligerswerk getraind in het toepassen van een methodiek om vrijwilligersorganisaties op een professionele manier van advies te kunnen voorzien. Deze methodiek is ondergebracht bij het kenniscentrum en vanuit die hoek ook voor andere lokale steunpunten te gebruiken. De deelnemers aan het bemiddelingstraject hebben het veelal als verhelderend ervaren. Nu de methodiek is ontwikkeld en is ondergebracht bij het kenniscentrum ziet de provincie zijn stimulerende taak als beëindigd. Via het project vrijwilligersstage is het onderwijs in contact gebracht met het speerpunt vrijwilligerswerk. Met het AOC Terra, het Noorderpoortcollege en het Alfa-college (op 2 locaties) zijn afspraken gemaakt over hoe leerlingen betrokken zouden kunnen worden bij vrijwilligerswerk. De aanpak van de scholen was verschillend. Hoewel leerlingen in eerste instantie het vrijwilligerswerk op afstand hielden, hebben ze het in de loop van het traject omarmd en is veel vrijwilligerswerk verzet. De subsidies aan de 3 scholen eindigen aan het eind van het schooljaar 2004/2005. Daarna is de afspraak dat de scholen het binnen hun bestaande programmering opnemen. Ook heeft de provincie binnen het speerpunt vrijwilligers de jaarlijks vrijwilligersprijs en de toekomstprijs (voor aanstormende jeugd) geïntroduceerd. Deze prijs wordt jaarlijks uitgereikt tijdens een feestelijke bijeenkomst aan vrijwilligersbesturen die opmerkelijk werk hebben verricht. De opkomst bij de prijsuitreikingen is veelal alleen de genomineerden en hun aanhang. Er wordt geen breed algemeen publiek getrokken. Bij bovengenoemde projecten was het CMO telkens de opdrachtnemer en heeft het CMO in nauw overleg met de provincie de uitvoering voor zijn rekening genomen. In afstemming met de Vereniging voor Groninger Dorpshuizen (VGD) is de afgelopen jaren ondersteuning geboden aan (vrijwillige) dorpshuisbesturen in de provincie gericht op deskundigheidsbevordering en het in stand houden van de voorziening. Daarnaast heeft de provincie bijgedragen aan de ontwikkeling en uitvoering van het project Ondernemende dorpshuizen waarbij dorpshuisbesturen worden begeleid bij het opstellen van ondernemingsplannen in afstemming met gemeentelijk beleid.
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
17 De afgelopen beleidsperiode is veel geïnvesteerd in de informatievoorziening en advisering richting speelvoorzieningen en gemeenten over buiten spelen en het vrijwillige speeltuinwerk. Naast de verhoging van de kwaliteit van het buiten spelen is de inzet gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van gemeentelijk speelruimtebeleid.
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
18 PROVINCIE IN BEELD Beleidsontwikkeling vraagt een gestructureerd en voortdurend zicht op maatschappelijke ontwikkelingen. Dit betekent dat er behoefte is aan (cijfermatige) gegevens rond allerlei maatschappelijke ontwikkelingen in de provincie. Met longitudinale monitoring (kengetallenonderzoeken, provinciaal sociaal rapport) heeft juist de provincie als middenbestuur de mogelijkheid zicht op bovenlokale ontwikkelingen te verschaffen. De commissie Simons biedt hiervoor handreikingen met het provinciaal sociaal rapport (eens per vier jaar) en de regionale rapporten (eens per 2 jaar).
7. Sociaal en regionale rapporten De gezamenlijke provincies hebben in IPO-verband besloten tot het opstellen van een provinciaal sociaal rapport. Genoemd rapport is in opdracht van de provincie Groningen opgesteld door de onderzoeksafdeling van het CMO en is in het najaar van 2004 verschenen. Dit sociaal rapport geeft een beeld van ontwikkelingen in de provincie in z'n geheel. Het sociaal rapport kan in 2006 worden opgevolgd door een aantal zogeheten regionale rapporten. Deze regionale rapporten beschrijven kengetallen en cijfermatige ontwikkelingen in gemeenten (op lokaal niveau) op basis waarvan gemeenten hun beleid kunnen aanpassen en vernieuwen. Het besluit om het opstellen van regionale rapporten al dan niet op te nemen in de verschillende gebiedsprogramma's is voorbehouden aan de bestuurlijke regioteams.
8. Cijfers en feiten Onderstaande cijfers en feiten zijn ontleend aan het Sociaal Rapport, dat in het najaar van 2004 is verschenen. Daarnaast is gebruik gemaakt van andere relevante onderzoeken die in de afgelopen jaren zijn gepubliceerd. 8.1 Demografie In de provincie Groningen is een geleidelijke 'ontgroening' en 'vergrijzing' aan de gang: het percentage inwoners van 65-plus neemt gestaag toe, terwijl het percentage in de leeftijdscategorie 0 - 14 jaar, geleidelijk afneemt . Verwacht wordt dat het aantal 65-plussers de komende 15 jaar toeneemt tot bijna 115.000 in 2020. Dit betekent een stijging van bijna 40%. Daarmee maken 65-plussers dan bijna 20% van de totale bevolking uit in de provincie; in 2003 was dit 15%. Voor een aantal praktische zaken zoals wonen heeft dit gevolgen. Duidelijk is dat in de komende decennia, het aanbod van woningen geschikt voor ouderen zowel kwantitatief als kwalitatief niet toereikend zal zijn om aan de vraag te voldoen. Daarom zal de komende jaren door gemeenten aandacht moeten worden besteed aan het aanpassen van de bestaande woningvoorraad en aan maatregelen om aanpasbaar bouwen te realiseren. Met name de vraag naar ouderenwoningen en zogenaamde nultredewoningen gaat stijgen met ongeveer 40%. Een aandachtspunt hierin is de groeiende groep allochtone ouderen. Een deel van deze ouderen spreekt -ondanks een langdurig verblijf in ons land- slecht Nederlands en is minder 'ingeburgerd' dan hun kinderen en kleinkinderen. Omdat zij niet meer vanzelfsprekend door familie worden opgevangen, is het noodzakelijk dat zij op de hoogte zijn van het bestaande zorgaanbod en dat dit aanbod is afgestemd op verlenen van zorg aan mensen met een andere culturele en etnische achtergrond. Dit geldt overigens niet alleen voor de zorgsector, want alle voorzieningen en instellingen hebben te maken met een groeiende allochtone klantgroep. 8.2 Stad en platteland De typering 'stad en ommeland' is kenmerkend voor Groningen. De geografische indeling van de provincie heeft een duidelijke scheiding in stad en platteland tot gevolg. Naast de stad Groningen hebben de gemeenten Delfzijl, Hoogezand-Sappemeer, Stadskanaal, Veendam en Winschoten stadskernen. Hierdoor wonen ongeveer evenveel Groningers in verstedelijkt als in landelijk gebied. Dit onderscheid is van belang voor de beleidsontwikkeling omdat sociaal-geografische factoren aangeven dat stad en platteland zich verschillend ontwikkelen. Tegelijkertijd blijkt dat deze ontwikkelingen met elkaar in verband staan. Stad en platteland zijn in meerdere opzichten communicerende vaten. De leefbaarheid in de steden van de provincie en de leefbaarheid op het platteland vragen beide de aandacht. Het is bekend dat de vergrijzing op het platteland zich sneller voltrekt dan in de stad. Jeugd trekt weg uit het landelijk gebied in verband met studie en een deel van de beroepsbevolking trekt weg voor werk. Deze ontwikkeling heeft een groeiende zorgbehoefte in het landelijk gebied tot gevolg. De roep
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
19 om goede voorzieningen blijft dan ook actueel. Het blijkt moeilijk om voorzieningen in kleine dorpen in stand te houden. Genoemde ontwikkelingen in het landelijk gebied zijn ook binnen de stedelijke centra waar te nemen. Mensen trekken weg uit onaantrekkelijke wijken als hun maatschappelijke positie dat toelaat. Welzijnsproblemen zoals werkloosheid, verslaving en armoede doen zich daardoor versterkt voor, geconcentreerd in probleemwijken. Door middel van herstructurering proberen gemeenten verpauperde wijken weer nieuw leven in te blazen. 8.3 Opleiding, werk, armoede In de provincie is nog steeds sprake van een economische achterstand. Toch doet de provincie Groningen het op economisch vlak in de periode 1998-2003 beter dan de rest van Nederland. Was in 1998 Groningen nog de enige provincie met een negatieve economische groei, in 2003 is Groningen, samen met Flevoland de enige provincie in Nederland waar sprake is van substantiële economische groei (+1,5%). De banengroei in de provincie Groningen is conform de landelijke situatie in de periode 1998-2002. De stijging bedraagt 10,2% tegenover 10,6% landelijk. Het gemiddelde besteedbaar inkomen is laag in de provincie Groningen vergeleken met Nederland. Alleen in de gemeenten Haren en Zuidhorn ligt het gemiddelde besteedbaar inkomen boven het landelijke gemiddelde. Op de armoedemonitor scoort de provincie Groningen hoog; het percentage huishoudens met een inkomen dat beneden de beleidsmatige grens ligt van 105% van het sociale minimum is relatief hoog. In 2003 heeft in de provincie Groningen ruim 10% van de huishoudens een dergelijk laag inkomen. Van alle huishoudens is dit bij 4% langdurig (4 jaar of langer) het geval. Als vanouds is het werkloosheidspercentage (de niet werkende werkzoekenden ten opzichte van de bevolking van 15-64 jaar) in de provincie Groningen hoger dan landelijk. In augustus 2004 bedraagt dit in Groningen ruim 8 %, terwijl dit in Nederland ruim 6% is.. Het aandeel langdurig werklozen is de afgelopen jaren gestaag afgenomen. Stond in 1998 nog ruim 65% van de werklozen in Groningen langere tijd ingeschreven bij de arbeidsbureaus, in 2003 is dit afgenomen tot minder dan 45%. Een belangrijk probleem is de afstand tot de arbeidsmarkt. Was in 1998 nog 55% van de werkzoekenden redelijk gemakkelijk bemiddelbaar, in 2003 is gedaald naar ruim 35%. Het gemiddeld opleidingsniveau in Groningen wordt steeds hoger. Toch stromen met name allochtone jongeren minder vaak door naar de hogere onderwijssoorten. En van diegenen die wel doorstromen, verlaat een groot deel tussentijds de opleiding. Ook vanuit het MBO komen steeds meer signalen van een slechte doorstroom vanuit het VMBO. Deze ongewenste onderbreking van het onderwijstraject veroorzaakt druk op de werklozenmarkt en uitkeringen. Met initiatieven als de sluitende aanpak wordt gepoogd jongeren zonder startkwalificatie in beeld te brengen en te plaatsen richting startkwalificatie of werk. 8.4 Voorzieningen In het kader van het Provinciaal OmgevingsPlan (POP) is in 2000 een onderzoek gepubliceerd naar het voorzieningenniveau in de kernen en dorpen van de provincie. Er zijn 5 voorzieningen benoemd die voor de leefbaarheid in een dorp van wezenlijk belang zijn en die bepalen of een dorp al dan niet ‘compleet’ genoemd kan worden. Van alle 196 Groningse kernen en dorpen kan een derde compleet genoemd worden. Met name onder de echt kleine dorpen en kernen (minder dan 500 inwoners) komen geen complete dorpen voor. Wanneer gekeken wordt naar de geografische ligging en een ‘redelijke’ afstand tot de voorzieningen in acht wordt genomen, blijkt dat 68% van de dorpen en kernen voldoet aan de definitie van een compleet dorp. Dit betekent echter dat in 32% van de dorpen, de voor de leefbaarheid bepalende voorzieningen, in de nabijheid ontbreken. De huidige trend is een verdere afkalving van het voorzieningenniveau in kleine dorpen en kernen. Om de leefbaarheid op de meeste plekken te kunnen garanderen, maakt dit een goede planning van de geografische plaats van bepaalde voorzieningen noodzakelijk. Met de ontwikkeling van steunstees wordt er al op verschillende plaatsen in de provincie gepoogd de toegang tot voorzieningen voor ouderen makkelijker te maken. Hierin werken provincie, gemeenten en welzijns-, zorg- en woonvoorzieningen nauw samen. 8.5 Veiligheid Het percentage mensen dat zich wel eens onveilig voelt neemt af in de provincie Groningen. Dit percentage steeg in de periode 1993-1999 tot bijna 30%, daarna is er sprake van een dalende trend, tot minder dan 23% in 2003. Het percentage is landelijk bijna 30%.
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
20 Ook het percentage inwoners dat wel eens slachtoffer van een misdrijf is geweest neemt in de provincie Groningen sinds 1995 af. In 2003 is dit percentage 37% en is daarmee landelijk gezien op de provincie Zeeland na, het laagste in Nederland . Daar staat tegenover dat het aantal door de politie geregistreerde meldingen van misdrijven geleidelijk toeneemt in de provincie. Dat geldt ook voor het aantal mensen dat in contact komt met justitie, Het percentage 1e generatie allochtonen onder de daders blijft een aandachtspunt, in de periode 1995-2003 is dit percentage gestegen van 20% tot 25%. Dit is vastgesteld op basis van de bestanden van het Openbaar Ministerie, waar van elke vermoedelijke dader, het geboorteland via de gemeentelijke basisadministratie wordt gecontroleerd en vastgelegd. Omdat alleen het geboorteland van de dader, en niet dat van de ouders wordt vastgelegd kan alleen gesproken worden over de 1e generatie allochtonen. Ongeveer 30% van de daders die bekend zijn bij het Openbaar Ministerie is vanaf 1995 tot aan 2003 jonger dan 24 jaar. Binnen de groep jeugdige daders (12-24 jaar) is de groep 16-20 jarigen het grootst. Het totaal aantal jeugdige daders is in de periode 1995 – 2003 gestegen. Met name in de leeftijdscategorie 16 tot 20 jaar was er sprake van een stijging. Wanneer wordt gekeken naar de aard van de delicten die door jongeren worden gepleegd, dan lijkt in de loop der tijd het aandeel diefstal/inbraak te dalen. Met name het laatste jaar is de categorie vandalisme/verstoring openbare orde sterk gedaald. De categorie geweldsdelicten is in de loop van de tijd en met name in het laatste jaar sterk gestegen onder jeugdige daders. 8.6 Huiselijk geweld Door het CMO Groningen is de afgelopen drie jaar uitgebreid onderzoek gedaan naar de aard en omvang van huiselijk geweld in de provincie Groningen. Het blijkt dat bij ongeveer eenderde van alle door de politie geconstateerde geweldsdelicten sprake is van huiselijk geweld. In de provincie Groningen gaat het in 2003 over ongeveer 5000 van de in totaal 15000 geweldsmisdrijven. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen fysiek geweld (circa 60%), geestelijk geweld (circa 30%) en seksueel geweld (circa 10%). De meeste slachtoffers zijn vrouwen (77%) en de meeste daders zijn mannen (88%). Ouderenmishandeling is een nog erg onbekend fenomeen. De cijfers hierover zijn niet ‘hard’, omdat ouderenmishandeling vaak niet wordt herkend en onderkend; bovendien verkeren de slachtoffers vaak in een afhankelijkheidspositie en is de mogelijkheid en bereidheid tot melding gering. Desondanks wordt aangenomen dat 5% van alle thuiswonende ouderen te maken krijgt met een vorm van ouderenmishandeling. 8.7 Sociaal leven, vrije tijd en sport Naast werk, inkomen, veiligheid en wonen wordt een belangrijk deel van het welbevinden beïnvloedt door de manier waarop de vrije tijd wordt doorgebracht. Enerzijds is door arbeidsduurverkorting de vrije tijd van veel mensen toegenomen. Anderzijds blijken de dagen van veel mensen zo vol gepland met een combinatie van allerlei taken dat zij hun leven als druk ervaren. Een breed en gespreid aanbod van voorzieningen, zoals kinderopvang, school en buitenschoolse opvang, waarbij de openingstijden op elkaar zijn afgestemd helpt taakcombineerders hun dagen efficiënt in te delen. Taakcombineerders zijn mensen die bijvoorbeeld betaald werk, mantelzorg, vrijwilligerswerk of gezinstaken combineren. Uit bevolkingsonderzoek in 2004 blijkt dat ruim 43% van de Groningers zich bezig houdt met een of andere vorm van vrijwilligerswerk. De provincie blijft hiermee iets achter bij de landelijke situatie aangezien in heel Nederland 54% zich bezighoudt met vrijwilligerswerk. Op het gebied van sport scoren Groningers hetzelfde als het Nederlands gemiddelde, namelijk 55% van de bevolking doet aan sport. Niet alle Groningers zijn drukbezet. Ouderen hebben relatief vaak moeite hun dagen zinvol door te brengen. Te vaak verkeren zij in een sociaal isolement of voelen zij onvrede met hun leefsituatie. De sociale participatie van ouderen is de laatste decennia gewijzigd. Er hebben zich grote veranderingen voorgedaan die te maken hebben met structurele wijzigingen in levensstijl en levensomstandigheden van ouderen. Er is bijvoorbeeld sprake van een vervroegde uittreding uit het arbeidsproces, met een toegenomen levensverwachting en met het verdwijnen van meer traditionele leefverbanden waardoor ouderen een andere plaats innemen in de samenleving. Het belang van 'sociaal welbevinden' van ouderen wordt vaak onderschat. Bij het streven om ouderen zolang mogelijk zelfstandig te laten functioneren wordt dan vooral aandacht besteed aan zaken die de lichamelijke zelfredzaamheid betreffen. Maar ook een gebrek aan sociale contacten kan voor ouderen een reden zijn om het zelfstandig wonen op te willen geven. In het algemeen blijkt dat ruim 50% van
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
21 de ouderen in de provincie zich matig tot zeer eenzaam voelt; in de leeftijdscategorie 75+ is dit zelfs 60%. Dit gegeven vraagt om aandacht in de komende periode. Ook gehandicapten zijn ondervertegenwoordigd als het gaat om sociale participatie en werk. Het ontbreken van werk bij gehandicapten heeft naast een gebrek aan zinvolle dagbesteding ook gevolgen voor het inkomen van een gehandicapte die daardoor minder mogelijkheden heeft om aan het maatschappelijke en sociale leven deel te nemen.
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
22
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
23 DEEL II VISIE WELZIJN EN ZORG 2005-2008 1. Ambitie en visie De provincie Groningen streeft een samenleving na waarin alle burgers kunnen participeren in verschillende sociale verbanden. Bestaande belemmeringen moeten worden weggehaald en stimulansen moeten waar nodig worden aangebracht. Met dit beleidsplan maakt de provincie duidelijk door te willen gaan met het verder ontwikkelen van en investeren in de sociale infrastructuur van onze provincie. Dit in samenwerking met gemeenten en andere partners. In de definitie van sociale infrastructuur gaat het om voorzieningen en betrekkingen, waardoor burgers kunnen deelnemen aan de samenleving. Het bevorderen van de sociale infrastructuur betekent niet alleen het in stand houden van goed functionerende sociale voorzieningen, het houdt ook in het versterken van sociale betrekkingen tussen de burgers onderling. Die betrekkingen manifesteren zich op tal van niveaus. In de privé-sfeer, op school, in het werk en in de vrije tijd. Sociale betrekkingen zijn niet alleen object van specifiek sociaal beleid. Ze worden ook beïnvloed door andere domeinen dan het sociale. Bijvoorbeeld door het fysieke of door het economische domein. Acties in belendende sectoren die bedoeld zijn om de sociale infrastructuur te beïnvloeden, kunnen daarmee ook tot het sociale beleid worden gerekend. Het is daarom van groot belang het provinciale welzijnsbeleid in samenhang te zien met andere sectoren, zodat er de komende beleidsperiode een integraal beleid gevoerd kan worden. De provincie Groningen heeft voortbouwend op het in 2000 ingezette welzijnsbeleid, duidelijke ambities op het sociale vlak. Aan de hand van eigen beleidservaringen, politieke discussie, communicatie met gemeenten en instellingen, onderzoeksgegevens en zicht op maatschappelijke ontwikkelingen in de provincie, worden eigen opvattingen gevormd. Met deze opvattingen wordt de discussie rond maatschappelijke thema's aangegaan. Leefbaarheid is het centrale woord waarom het de komende jaren draait in de provincie. Uitvoeren van beleid gericht op leefbaarheid vergt goed overleg en samenwerking met andere betrokken partijen in het veld. Het bevorderen van de leefbaarheid en het creëren van een actieve betrokken samenleving is in de ogen van de provincie van cruciaal belang en vraagt de inzet van veel verschillende partijen. Goede communicatie met gemeenten is daarbij onontbeerlijk. De opgedane ervaringen met gebiedsgerichte beleidsvoering heeft aangetoond dat bundeling van krachten daadwerkelijke meerwaarde heeft. De provincie beseft dat uitvoering geven aan de vele opdrachten om te komen tot een structurele investering in de sociale infrastructuur in onze provincie niet mogelijk is zonder de gemeenten. De provincie, deels als aanjager, faciliteert gemeenten om in gezamenlijkheid te investeren in voorwaarden en voorzieningen opdat eenieder in redelijkheid in sociale verbanden kan leven en kan deelnemen aan de samenleving. Derhalve wil de provincie door gaan met het verder ontwikkelen en verdiepen van de gebiedsgerichte programma's, om samen met gemeenten in termen van complementair bestuur verantwoordelijkheid te nemen en te blijven investeren in de sociale infrastructuur. Ook wil de provincie zijn eigen politieke doelen nastreven door naast gebiedsprogramma's andere thema's vast te stellen en uit te werken in provinciebrede speerpunten. Daarnaast beschikt de provincie zelf over instrumenten (zie bijlage II) voor de implementatie van beleidsvoornemens die de leefbaarheid bevorderen. Het Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling Groningen (CMO) wordt ingezet op onderzoek, ontwikkeling, ondersteuning en uitvoering van beleid. Ook stelt de provincie als partner kaders bij de opstelling en uitvoering van regiovisies in de zorg. Door middel van cofinanciering wordt gericht invloed uitgeoefend op de leefbaarheid evenals door zelfstandige provinciale subsidiëring aan organisaties en activiteiten.
2. Noodzaak integraal beleid Dit beleidsplan geeft de visie weer van de provincie met betrekking tot het domein welzijn en zorg. De provincie is zich er terdege van bewust dat alleen het beleidsdomein welzijn en zorg niet toereikend is om de sociale infrastructuur van de provincie te beïnvloeden en te verbeteren. Het is al eerder aan de
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
24 orde geweest dat meerdere domeinen van invloed zijn op de sociale component van onze samenleving, namelijk het fysieke en economische domein. Vragen die daarbij aan de orde zijn: hoe werkt fysiek-ruimtelijk beleid uit op het sociale terrein en wat zijn de gevolgen van economische ontwikkelingen op aanwezigheid en bereikbaarheid van voorzieningen? Maatschappelijke vraagstukken zijn complex en niet op te lossen vanuit één beleidsterrein. Daarom is inzicht in de samenhang tussen de verschillende domeinen noodzakelijk om effectief beleid te ontwikkelen. Een integrale beleidsvoering betekent dat dit beleidsplan in de uitvoering relaties heeft met meerdere aanpalende beleidsterreinen.
Integraal werken is geen doel op zich, maar een middel om de sociale infrastructuur in de provincie te verbeteren. Bij het realiseren van projecten uit de gebiedsprogramma’s moet zoveel mogelijk integraal gewerkt worden. Dit betekent dat voor de realisatie van ieder project meteen de direct betrokken beleidsterreinen –zowel van provinciezijde als van gemeentezijde- aan tafel worden gevraagd. De wens om integraal te werken kwam ook naar voren in de evaluatie van het gebiedsgericht werken. In bijlage I bij dit beleidsplan zijn korte beschrijvingen gevoegd van bovengenoemde beleidsterreinen die raakvlakken met het sociale domein hebben.
3. Leefbaarheid 2005-2008 3.1 Leefbaarheid platteland Leefbaarheid is niet eenvoudig te definiëren omdat het een subjectief begrip is en derhalve voor ieder individu iets anders inhoudt. In het onderzoeksrapport ‘Voorzieningen in dorpen in de provincie Groningen’ dat in het kader van het Provinciaal Omgevingsplan in november 2000 door het Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling Groningen is uitgebracht, wordt de volgende definitie van leefbaarheid gegeven:
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
25
Leefbaarheid is de mate waarin de sociale en fysieke leefomgeving aan de normen en waarden van de bewoners en/of gebruikers van het landelijke gebied voldoen. De bepalende elementen voor een leefbare omgeving kunnen per bevolkingsgroep verschillend worden ervaren. In ieder geval is een onderscheid in mobiele en niet-mobiele bevolking van belang. De niet-mobiele bevolking heeft immers een groot belang bij een goed voorzieningenniveau in de directe leefomgeving. Met het teruglopen van het voorzieningenniveau op het platteland nemen ook de mogelijkheden af voor sociale contacten en recreatieve bezigheden. Hierdoor ontstaat het gevaar van maatschappelijke isolatie en ruimtelijke buitensluiting. 3.2 Leefbaarheid – fysiek en sociaal Het begrip leefbaarheid is te onderscheiden in een fysieke en een sociale component. De fysieke component heeft te maken met harde infrastructurele factoren als huizen, verkeersaders en bedrijventerreinen. De sociale component betreft de positionering van de mens in dit geheel. De beleving van de omgeving, de mogelijkheid deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en het gebruik van voorzieningen staan hier centraal. De fysieke en de sociale component worden in het begrip leefbaarheid onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het is dan ook belangrijk dat overheidsbeleid op deze terreinen integraal vorm krijgt. De provincie Groningen heeft haar visie ten aanzien van leefbaarheid vastgelegd in twee beleidsdocumenten. Waar het de fysieke kant van leefbaarheid betreft is de visie over de inrichting van de provincie Groningen vastgelegd in het Provinciaal OmgevingsPlan (POP). Het POP omvat met de beleidsterreinen woningbouw, water, verkeer, natuur en milieu de fysieke component van het begrip leefbaarheid. De sociale component van leefbaarheid krijgt met name vorm in het provinciale welzijns- en zorgbeleid. Het welzijns- en zorgbeleid stimuleert een actieve deelname aan het sociale leven. Mensen met een maatschappelijke achterstand worden daarbij extra gestimuleerd en geholpen deel te nemen aan het maatschappelijk leven en hun bestaan positief te beïnvloeden. Dit is bijvoorbeeld vastgelegd in de regiovisie 'Zorg in samenhang' voor de beleidsterreinen ouderenzorg, geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg. Op het gebied van jeugd/jongeren zijn deze uitgangspunten o.a. benoemd in het beleidskader 'Handig Zelfstandig' waar het gaat om onderwijskansen en het voorkomen van voortijdig schooluitval. Dit moet in relatie gezien worden met de uitgangspunten die binnen de jeugdzorg en jeugdhulpverlening zijn geformuleerd. 3.3 Leefbaarheid en vitaliteit Het is van belang dat het platteland geen saai slaapland wordt, maar juist waar mogelijk en wenselijk een "vitaal" ommeland is. Om dit te realiseren zijn er zelfredzame en actieve inwoners nodig die bijdragen aan versteviging van de sociale structuur en sociale cohesie. Bij een leefbaar platteland denken wij aan het belang van de volgende thema's: • het voorzieningenniveau; • een levensloopbestendige zorginfrastructuur; • bereikbaarheid/mobiliteit; • jeugd. 3.3.1 Voorzieningenniveau De leefbaarheidproblematiek op het platteland verschilt per regio en vraagt om die reden om oplossingen op maat. In veel gebieden wordt de leefbaarheid door de inwoners niet als een probleem ervaren; in andere regio’s zal meer dan elders moeten worden ingezet op de bereikbaarheid, verzorging en voorzieningen, speciaal voor ouderen en gehandicapten. Een multifunctionele accommodatie kan worden gezien als een belangrijk instrument om het tij van de dreigende verschraling van het voorzieningenniveau in dorpen te keren. Het gaat hierbij om voorzieningen op het terrein van zorg, welzijn, wonen, educatie, zakelijke dienstverlening en overheidsdiensten. Het belangrijkste argument voor het ontwikkelen van een multifunctionele accommodatie is de verwachting dat door het delen van ruimten en kosten voorzieningen kunnen blijven bestaan in kleine kernen. Bovendien wordt de mogelijkheid vergroot van ontmoeting en betrokkenheid. De
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
26 verschijningsvorm van een dergelijk multifunctioneel gebouw is divers en kan variëren van bijvoorbeeld een gemeenschappelijke ruimte tot een steunstee of een brede school. Om deze ontwikkeling te stimuleren heeft de provincie een bijdrageregeling in het leven geroepen voor aard- en nagelvaste investeringen in multifunctionele gebouwen. Om een beroep op deze regeling te kunnen doen is het noodzakelijk dat tenminste drie van de volgende functies beschikbaar moeten zijn: wonen, welzijn, (gezondheids)zorg, cultuur, recreatie, onderwijs. De provincie wil in deze nieuwe beleidsperiode de mogelijkheden onderzoeken en waar mogelijk experimenteren met het invlechten/aanhaken van combinaties van commerciële dienstverlening in multifunctionele accommodaties. Ook wil de provincie alternatieven ontwikkelen voor verdwijnende diensten, zoals de virtuele bibliotheek en haal- en brengdiensten. Daarnaast zullen nieuwe diensten ontwikkeld worden die een betere dagindeling voor werkende ouders zullen opleveren. Het koppelen van voorzieningen is daarbij een belangrijke leidraad. Met het oog op het bovenstaande zal tevens bevorderd worden dat er op lokaal niveau een meer eenduidige visie wordt ontwikkeld over de spreiding van accommodaties in de gemeenten en een harmonisering van het beleid ten aanzien van dorpshuizen. In het collegeprogramma staat dat met aanbieders van verdwijnende diensten op het platteland overleg zal worden gevoerd om verdergaande verschraling van het gebied te voorkomen. Te denken valt aan thuiszorg, huisartsen en bibliotheken. 3.3.2 Levensloopbestendige zorginfrastructuur Ouderen moeten zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. Dat kan alleen wanneer de oude combinatie van wonen, zorg en welzijn in een intramurale instelling wordt vervangen door scheiding van deze terreinen en de ontwikkeling van alternatieve woonzorgarrangementen. Het wonen-welzijnzorg op maat in een aangepaste woonomgeving, waarin de voorzieningen goed bereikbaar en toegankelijk zijn (openbaar vervoer, winkels, medische zorg, veiligheid). Het rijk heeft aangegeven de verantwoordelijkheid van de gemeenten op het terrein van wonen, welzijn en zorg te willen versterken middels de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Deze regierol wordt door de gemeenten wel als logisch gezien, maar de zorg bestaat of er wel voldoende middelen en instrumenten bij worden geleverd. Via de verschillende gebiedsprogramma's welzijn & zorg en de provinciale regiovisie ''Zorg in samenhang" worden deze ontwikkelingen nauwgezet gevolgd en waar mogelijk worden de gemeenten hierin ondersteund. 3.3.3 Bereikbaarheid en mobiliteit Het schaalvergrotingsproces en de bundeling van voorzieningen in multifunctionele centra mag niet tot gevolg hebben dat met name het minder mobiele deel van de bevolking wordt buitengesloten. Het gaat hierbij om de kwetsbare groepen in onze samenleving ( ouderen, gehandicapten, jeugd). Voor deze groepen geldt dat de voorzieningen zoveel mogelijk dicht bij de mensen moeten worden gebracht. Dit pleit ervoor om door te gaan met het uitvoeren van dorps- en wijkvisieontwikkeling, waarbij in samenhang en integraal de beste oplossingsrichtingen voor een dorp worden geformuleerd. Het is een uiterst interactieve en integrale manier van lokale beleidsvorming. Aandachtspunt hierbij is dat er in een vroeg stadium commitment moet zijn van partijen die bij de uitvoering van de dorpsvisie worden betrokken (zoals gemeente, bewoners, woningbouwcorporaties, bedrijfsleven, natuur- en milieuorganisaties, welzijnsinstellingen). Gezien het belang van goed functionerende gemeenschapsaccommodaties voor de leefbaarheid en sociale binding wil de provincie de ondersteuning aan de (vrijwillige) dorpshuisbesturen de komende beleidsperiode continueren. In het verlengde daarvan wordt de aandacht ook gericht op gemeenten om verantwoordelijkheid te nemen ten aanzien van de instandhouding en facilitering van gemeenschapsaccommodaties. De subsidieregeling voor de ontwikkeling van multifunctionele accommodaties biedt een extra impuls tot kwaliteitsverbetering en de ontwikkeling van multifunctionaliteit van voorzieningen.
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
27
3.3.4 Jeugd Veel jongeren trekken weg uit het landelijk gebied voor opleiding of werk, waarmee de vergrijzing zich op het platteland veel sneller voltrekt dan in de stad. Voor de binding met de directe leefomgeving is het van belang dat er voldoende (vrije tijds)voorzieningen voor de jeugd aanwezig zijn. Maatschappelijke participatie van de jeugd is cruciaal voor de leefbaarheid op het platteland. Voorkomen van overlast en vandalisme kan mede worden bereikt door voorzieningen voor jongeren te realiseren en hen bij beleidsvraagstukken te betrekken. Realisatie van brede scholen op het platteland komt de leefbaarheid in kleine dorpen ten goede.
4. Specifieke thematiek Op basis van de resultaten van de evaluatie van de speerpunten en de uitkomsten van het sociaal rapport heeft de provincie besloten op onderstaande onderwerpen in de beleidsperiode 2005-2008 inzet te plegen in de vorm van speerpuntprojecten. 4.1 Wonen-welzijn-zorg De Groninger gemeenten hebben aangegeven voor de beleidsperiode 2005-2008 ondersteuning van de provincie wenselijk te vinden op het gebied van de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Gemeenten worden met de invoering van de WMO onder meer verantwoordelijk voor: • algemene voorzieningen, zoals sociale activering en hulp bij geldproblemen; •
voorlichtingsloketten en advies over maatschappelijke ondersteuning;
•
ondersteuning mantelzorg en vrijwilligers;
•
leefbaarheid en samenhang buurt en wijk;
•
accommodaties, zoals zwembaden en clubhuizen;
•
preventieve voorzieningen voor problemen met jongeren en opvoedingsproblemen;
•
voorzieningen ouderen, gehandicapten, chronische psychiatrische patiënten en mensen met psychische of psychologische problemen, zoals rolstoelen en woningaanpassingen;
•
maatschappelijke opvang (tijdelijke opvangfunctie).
Deze zogenoemde ‘prestatievelden’ worden in de wet vastgelegd. Elke gemeente dient zelf invulling te geven aan deze prestatievelden, in nauw overleg met organisaties van burgers, cliëntenorganisaties en uiteraard de gemeenteraad. De invoering van de WMO maakt dat een samenhangend aanbod van wonen-welzijn-zorg op lokaal niveau noodzakelijk is. De provincie wil de gemeenten bij het creëren van dit samenhangend aanbod ondersteunen hetzij via het provinciaal speerpunt wonen-welzijn-zorg, hetzij via de gebiedsgerichte programma’s. Naast het beleidsplan welzijn 2005-2008 heeft de provincie nog een ander beleidskader waarin de samenhang wonen-welzijn-zorg een belangrijk onderwerp is, te weten de regiovisie ‘Zorg in samenhang’ 2003-2007. Daar waar gemeenten ondersteuning van de provincie vragen bij de start van de WMO, vindt nauwe afstemming plaats tussen de regiovisie ‘Zorg in samenhang’en het betreffende gebied in het kader van het beleidsplan welzijn 2005-2008. 4.2 Armoede Nederland kent weer meer armoede, meldde het Sociaal en Cultureel Planbureau in de in december 2003 verschenen Armoedemonitor. Ruim 10 % van de Nederlandse bevolking leeft op of onder de armoedegrens. De armoedegrens gaat uit van de koopkracht van een bijstandsuitkering van een alleenstaande in 1979. In dat jaar lag de koopkracht van de bijstand op het hoogste niveau in de periode 1977-2000. De lage-inkomensgrens is geschikt voor vergelijkingen tussen huishoudens en in de tijd, omdat zij worden gecorrigeerd voor de omvang en samenstelling van huishoudens en voor de inflatie. De beleidsmatige armoedegrens is vastgesteld op 105 procent van het sociaal minimum, zoals dat geldt in de bijstand en voor het AOW-pensioen. Met behulp van deze grens kan worden vastgesteld
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
28 hoeveel inkomens zich onder of rond het sociale minimum bevinden. Deze norm wordt ook vaak gebruikt in het politiek debat. 4.2.1 Armoede in de provincie Groningen In de provincie Groningen heeft bijna 15 % van de huishoudens een laag inkomen. Ook ten aanzien van het sociaal minimum scoort de provincie tamelijk hoog, namelijk 11 %. Hierbij moet rekening gehouden worden dat de gemeente Haren met 8 % een veel lagere score heeft dan de gemeente Bellingwedde met 18% Overzicht in procenten Inkomens grenzen Lage inkomensgrens Nederland sociaal minimum Nederland Lage inkomensgrens Groningen Sociaal minimum Groningen
in % 10 9 15 11
Op 7 oktober 2002 hebben de fracties van Groen Links en de PvdA een initiatiefvoorstel ingediend bij de Provinciale Staten met de titel "Armoede en provinciaal beleid". Dit initiatiefvoorstel is in december 2002 door de Provinciale Staten besproken en met algemene stemmen aangenomen. In het Collegeprogramma 2003-2007 "Voor een sociaal sterk Groningen" wordt armoedebeleid in samenwerking met gemeenten als één van de beleidsaccenten genoemd. Armoede is moeilijk grijpbaar en beïnvloedbaar. De provincie houdt zich reeds op meerdere terreinen bezig met de armoedeproblematiek. In het kader van de gebiedsprogramma's en in overleg met gemeenten heeft armoede voortdurend de aandacht. De inzet van de provincie op het gebied van armoede is redelijk beperkt omdat de wettelijke uitvoering van armoedebeleid een taak is van de gemeenten. In een aparte notitie "armoedebeleid Provincie Groningen", wordt concreet aangegeven hoe de provincie op provinciale schaal een bijdrage gaat leveren aan armoede.
4.3 Huiselijk geweld Zoals beschreven in paragraaf 6.2.1. in deel I geldt voor veel initiatieven uit de afgelopen beleidsperiode dat de eerste stappen zijn gezet, maar dat de finish nog niet is bereikt. Voor de komende beleidsperiode wil de provincie vooralsnog een initiërende en ondersteunende rol blijven houden om de samenwerkingsstructuren verder te ontwikkelen en te verstevigen, (proef-) projecten uit te voeren en (te ondersteunen bij) de implementatie. De initiatieven die de provincie zelf neemt dan wel steunt moeten waar mogelijk ook gericht zijn op preventie. De slachtoffers, daders en de omgeving blijven de doelgroep. De provinciale rol kan niet los worden gezien van de overige partners in het veld: gemeenten, hulpverleners, politie, justitie, reclassering en de landelijke overheid. De rijksoverheid maakt voor een effectieve aanpak van huiselijk geweld een bedrag vrij dat oploopt tot zeven miljoen euro in 2007. Het geld wordt vooral ingezet voor de aanpak op lokaal niveau en voor de ondersteuning van gemeenten in hun rol als regisseur van lokale samenwerking. De gemeentelijke regiefunctie wordt vanuit de Vereniging van Nederlandse Gemeenten onder meer ondersteund met voorlichtingsmateriaal, kringbijeenkomsten en een website. Dergelijke ondersteuningsvormen zijn voorwaardelijk voor een succesvolle invulling van de gemeentelijke rol. Want hoewel het belang van het onderwerp onderschreven wordt, blijkt de feitelijke invulling vaak complex, niet in de laatste plaats door de beschikbare menskracht en financiële ruimte. De provincie ziet voor zichzelf een initiërende rol om het onderwerp nadrukkelijk op de politieke agenda te houden. Voor de bijdrage die instellingen leveren aan de uitvoering van diverse projecten, geldt eveneens dat de menskracht en financiën bepalend zijn voor de mogelijke inzet. Daarbij komt dat de instellingen verschillende organisatiestructuren en financieringsbronnen kennen. Hoewel de provinciale reikwijdte en sturingsmogelijkheid in deze beperkt zijn, zal de provincie instellingen waar nodig adviseren over efficiënte samenwerkingsmogelijkheden.
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
29 Om zowel gemeenten als instellingen niet onnodig te belasten, moet zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van bestaande samenwerkings- en overlegstructuren. Bij de uitvoering en implementatie van projecten waarvan het initiatief bij de provincie ligt, zal daar zoveel mogelijk gebruik van worden gemaakt.
4.4 Jeugd en veiligheid In de evaluatie van het speerpunt jeugd en veiligheid valt te lezen dat voor de doelgroep jeugd vele projecten lopen. Jongeren maken een groot deel van de samenleving uit en daarmee ook van het sociale, economische en fysieke domein. De problematiek onder de jongeren is zeer divers waardoor de aanpak van de problematiek ook verschillend zal zijn. Te denken valt o.a. aan voortijdig schooluitval, jeugdcriminaliteit, jeugdwerkloosheid, gebruik genotsmiddelen. Voldoende beschikbare en goed op elkaar aansluitende voorzieningen in een veilig leefklimaat zijn van groot belang in het bieden van optimale kansen en ontwikkelingsmogelijkheden voor de jeugd in de provincie. Daarnaast is speciale aandacht voor (groepen kwetsbare) jongeren van groot belang. Voorkomen en vroegtijdig signaleren van (dreigende) problematiek en adequaat reageren op geconstateerde problemen vergt samenwerking en afstemming tussen diverse betrokken instanties op verschillende terreinen. De complexiteit en diversiteit van jeugdproblematiek en de grote maatschappelijke gevolgen hiervan vereisen een intensieve aanpak van jeugdproblematiek op diverse beleidsonderdelen. 4.5 Vrijwilligerswerk Het beeld van het vrijwilligerswerk in Nederland is overwegend positief. Internationaal staat het vrijwilligerswerk in Nederland in hoog aanzien. Toch baart het aanbod in de praktijk zorgen. Deelname aan vrijwilligerswerk loopt terug. Deze trend die het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) landelijk al in 2001 waarnam, heeft zich de afgelopen jaren doorgezet. Naast de teruglopende deelname aan het vrijwilligerswerk wordt een toenemende vraag naar vrijwilligers geconstateerd. De vergrijzing en lange wachtlijsten stimuleren de vraag naar onbetaalde arbeid in de zorg en hulpverlening. Een groeiend aantal sport- en vrijetijdsclubs vraagt om meer onbetaalde inzet. Besturen hebben moeite vrijwilligers te vinden en te binden. Veranderingen in de samenleving hebben veel invloed op het vrijwilligerswerk. De motivatie om vrijwilligerswerk te doen is verschoven van plichtbesef naar persoonlijke interesse, vaak niet zonder eigenbelang. Er heeft zich een nieuw type vrijwilliger gemeld: kort-verband-vrijwilliger, shoppend, zappend, meer calculerend, en niet meer ideologisch. (CBS) Het beleid van de overheid ten aanzien van het vrijwilligerswerk heeft hier eigentijds op in willen spelen. Het internationaal jaar van de vrijwilligers in 2001 heeft er aan bijgedragen dat vrijwilligerswerk politiek herkenbaar is geworden. Dit blijkt uit plaatselijke politieke discussies, beleidsnota's en de hogere budgetten. De beoogde effecten zijn hierbij: verbetering van de kwaliteit tot dienstverlening, opvullen van leemten in het voorzieningenpakket en bevordering van maatschappelijke participatie.
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
30 UITWERKING 5. Aanpak Uit de evaluatie van het gebiedsgericht werken onder de Groninger gemeenten blijkt dat draagvlak bestaat voor deze werkwijze en dat continuering hiervan ook op steun kan rekenen. De werkwijze begint zijn vruchten af te werpen, wat resulteert in concrete acties en projecten. Dit is een belangrijke reden om het gebiedsgericht werken in de komende beleidsperiode te continueren en daar waar noodzakelijk verder te vervolmaken. Op onderdelen zijn in de evaluatie verbeterpunten gesignaleerd, zowel rond de procedures als de afspraken tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Deze verbeterpunten zullen in de komende beleidsperiode de nodige aandacht krijgen. Binnen de verschillende regioteams worden gezamenlijk door provincie en gemeenten de (nieuwe) onderwerpen bepaald die in een nieuw gebiedsprogramma worden opgenomen. Voor de speerpunten geldt eveneens dat deze hun vruchten nu beginnen af te werpen. Projecten beginnen in te bedden en structurele vormen te krijgen. Ook voor de speerpunten geldt dat deze in de komende beleidsperiode worden gecontinueerd. De speerpunten wonen-welzijn-zorg en armoede worden toegevoegd.
6. Samenwerkingsovereenkomst In de beleidsperiode 2000-2004 zijn in verschillende gebieden samenwerkingsovereenkomsten afgesloten, waarin het gebiedsgericht werken formeel is vastgelegd tussen de deelnemende gemeenten en de provincie. Nu het gebiedsgericht werken ook voor de beleidsperiode 2005-2008 doorgang vindt, wil de provincie wederom tot samenwerkingsovereenkomsten met de gemeenten komen. In de samenwerkingsovereenkomst worden onder meer financiële bijdragen, financieel beheer en taken en verantwoordelijkheden van de bestuurlijke en ambtelijke regioteams geregeld.
7. Financiële verdeling provincie-gemeenten Evenals in de voorliggende beleidsperiode, waarin het welzijnsbeleid is uitgevoerd op basis van cofinanciering (50% provinciale bijdrage en 50% regionale bijdrage), geschiedt ook in de beleidsperiode 2005-2008 de uitvoering met gemeenten op basis van deze cofinanciering. Hierbij behoort ook de mogelijkheid van het verkapitaliseren van menskracht, ingezet vanuit gemeentelijke instellingen, weer tot de mogelijkheden.
8. Financieel beheer De financiële middelen die door de provincie en de gemeenten worden ingebracht in het gebiedsgericht werken worden wederom door de provincie beheerd. De provincie verzorgt als budgetbeheerder het afgeven van opdrachtverstrekkingen/beschikkingen en betalingen die voortvloeien uit het gebiedsprogramma en door het bestuurlijk regioteam zijn goedgekeurd. De opdrachtverstrekkingen vinden plaats namens het bestuurlijk regioteam.
9. Taken en verantwoordelijkheden ambtelijke en bestuurlijke regioteams De bestuurlijke regioteams, gevormd door bestuurders van de deelnemende partijen, sturen de uitvoering van het gebiedsprogramma op hoofdlijnen en nemen financiële besluiten over het uitvoeren van projecten binnen het programma. Ambtelijke regioteams, gevormd door ambtenaren van de deelnemende partijen, adviseren de bestuurlijke regioteams en doen het gebiedsmanagement voor de uitvoering van het beleidsplan.
10. Ondersteuning Met het CMO gaat de provincie een budgetcontract afsluiten waarin wordt afgesproken hoe de exploitatiesubsidie voor de komende beleidsperiode wordt besteed. In dit budgetcontract wordt ook de flexibilisering van een deel van de subsidie tot uitdrukking gebracht. Gelet op de uitvoering van beleid en de noodzakelijke voorbereidingen hierop voor het jaar 2005, zal de flexibilisering niet eerder gestalte krijgen dan met ingang van 2006. De provinciale exploitatiesubsidie wordt door het CMO in overleg met de provincie onder meer ingezet voor personele inzet in de gebieden en de speerpunten. Inzet van personeel dat buiten deze exploitatiesubsidie plaatsvindt, geschiedt door het CMO op offertebasis en wordt ten laste gebracht
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
31 van het betreffende gebiedsbudget of provinciale speerpunt. In de beleidsperiode 2005-2008 wordt het procesmanagement voor de gebieden en de speerpunten weer gevoerd door het CMO. Hiervoor is per gebied en speerpunt 0,22 fte beschikbaar (m.u.v. de regio Noord hiervoor is 0,33 fte beschikbaar). De fte's die na aftrek van het procesmanagement nog resteren, worden verdeeld ingezet over projecten in gebieden en voor de speerpunten.
11. Gebieden De uitkomsten van de evaluatie over de inhoud van de verschillende gebiedsprogramma's worden getoetst en verrijkt met de resultaten van het Provinciaal Sociaal Rapport en vormen de opmaat voor de verdere ontwikkeling en implementatie van de verschillende programmaonderdelen van de lopende gebiedsprogramma’s en het realiseren van nieuwe gebiedsprogramma’s. In dit hoofdstuk worden onderwerpen genoemd die in de verschillende bestuurlijke overleggen met de regio’s naar voren zijn gekomen voor de periode 2005-2008. 11.1 Veendam/Pekela/Menterwolde Voor de periode 2005-2008 ziet deze regio het onderwerp afstemming wonen-welzijn-zorg als nader uit te werken item en in het verlengde hiervan het optimaal benutten van financieringsbronnen die met wonen-welzijn-zorg gepaard gaan. Verder vormen een goede infrastructuur voor jongeren en het vrijetijdsaanbod voor jeugd onderwerpen die aandacht verdienen. Ook deze regio stelt provinciale ondersteuning bij de inwerkingtreding van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning op prijs. 11.2 Stadskanaal/Vlagtwedde In deze regio blijft het thema jeugd de komende jaren nadrukkelijk op de agenda staan. Daarnaast wordt in het verlengde van het bestaande gebiedsprogramma ingezet op de samenhang wonenwelzijn-zorg, ontwikkelingen van steunstees en vraagt men inzet voor de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. 11.3 Westerkwartier Deze regio heeft te kennen gegeven in de periode 2005-2008 het vrijmaken van financiële middelen te willen koppelen aan zichtbare resultaten. De regio houdt de mogelijkheid open om bepaalde programmaonderdelen uit het gebiedsprogramma beperkt of per gemeente te plannen. Het thema wonen-welzijn-zorg lijkt een goed onderwerp om in gezamenlijkheid verder uit te werken in de komende beleidsperiode. 11.4 Noord Uit de evaluatie van de regio Noord komen voor de komende beleidsperiode onderwerpen naar voren als afstemming wonen-welzijn-zorg, maar ook breedtesport en jeugd- en jongerenwerk. Eveneens wil de regio verdieping van lopende onderdelen van het gebiedsprogramma, bv. steunsteeontwikkelingen. Participatie vanuit de provincie bij de invoering van de aanstaande Wet Maatschappelijke Ondersteuning vindt de regio wenselijk. 11.5 Oldambt Deze regio heeft voor de komende jaren niet een expliciete wens om nieuwe thema’s te gaan benoemen, maar hanteert het uitgangspunt om de huidige onderwerpen uit het gebiedsprogramma nader uit te werken en te verdiepen. Binnen deze regio betekent dit voor de komende jaren in hoofdlijnen: • Verdere implementatie van het concept steunstee; • realiseren van een ondersteuningsstructuur voor jongerenwerkers; • realiseren van veilige uitgaansroutes voor jongeren en omwonenden; • ontwikkelen van wijk- en dorpsvisies in het kader van vitale dorpen; • verdergaande samenwerking welzijnsinstellingen. 11.6 Centraal De regio Centraal heeft een gebiedsprogramma dat loopt tot en met 2005. Hierin worden thema’s genoemd als samenhang wonen-welzijn-zorg/ontwikkeling OGGz-beleid, multifunctionele dorps- en
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
32 wijkcentra, Waddenmodel ‘met een diploma op zak aan het werk’ (sluitende aanpak jongeren 17+) en veiligheid en vrijwilligerswerk. Ook de regio Centraal vraagt provinciale ondersteuning bij de ontwikkelingen op het gebied van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. 11.7 G6 De zes grote gemeenten in onze provincie, verenigd in de G6, hebben reeds een programma dat een looptijd kent van 2005 tot 2008. In dit, door het bestuurlijk overleg vastgestelde, programma wordt in de komende jaren aandacht besteed aan drie programmalijnen, te weten: • Ontwikkeling van lokaal sociaal beleid/implementatie van de Heel de buurt-aanpak onder lokale sturing; • Participatie van minderheden; • Agenda expertise-uitwisseling. Thema’s die binnen deze programmaonderdelen aan bod komen zijn: • Vermaatschappelijking van de zorg/ regie wonen-welzijn-zorg in samenhang met nieuwe wettelijke kaders van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, AWBZ, veranderende indicatiestelling en de regierol van de gemeente hierin. • Participatie en integratie van minderheden - oudkomers en nieuwkomers. • Monitor LSB als beleidsinstrument voor gemeenten. • Jeugd. Voorkomen voortijdig schooluitval, met startkwalificatie naar werk en maatschappelijke zelfstandigheid.
Het beleidsplan welzijn 2005-2008 vormt het beleidskader waarbinnen de provincie samen met de Groninger gemeenten de zogeheten gebiedsprogramma's gaat opstellen voor de periode 2005-2008. Deze gebiedsprogramma's zijn toegesneden op de lokale situaties in de betreffende regio's. De thema's en daaraan gekoppelde activiteiten zullen samen met de Groninger gemeenten worden uitgekristaliseerd en tot uitvoering worden gebracht.
12. Provinciale speerpunten Naast de gebiedsprogramma's waar uiteraard projectontwikkeling uit voortkomt, wordt de komende jaren ook een aantal provinciale speerpunten verder uitgewerkt en projectmatig uitgevoerd. Deze speerpunten borduren voort op de specifieke thematiek uit hoofdstuk 4 van deel III. 12.1 Wonen-welzijn-zorg In de Regiovisie ‘Zorg in Samenhang’ 2003/2007 staat geschreven dat de gemeenten vanuit de zorgplicht voor hun inwoners de regie of de coördinatie van beleidsontwikkeling en -uitvoering op het terrein van wonen-welzijn-zorg in handen moet nemen. De provincie daarentegen zal samenwerking op provinciaal niveau tussen verschillende partijen blijven bevorderen en gemeenten voluit ondersteunen in hun regierol op het gebied van wonen-welzijn-zorg. De provincie zal een stimulerende en ondersteunende rol spelen bij nieuwe initiatieven door cofinanciering van projecten. In het kader van de komende Wet Maatschappelijke Ondersteuning moeten gemeenten zogeheten voorlichtingsloketten realiseren waar advies over maatschappelijke ondersteuning wordt verstrekt. Vanuit het uitgangspunt dat de provincie wil stimuleren en ondersteunen bij nieuwe initiatieven is aan de gemeenten een ondersteuningsaanbod gedaan waarbij provinciebreed bij alle gemeenten lokale loketten voor wonen, welzijn en zorg gerealiseerd gaan worden. Deze loketten hebben een viertal functies (signalering,vraagverduidelijking,informatie/advies en cliëntondersteuning met WWZ-regie) De
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
33 loketten vormen hét contactpunt voor samenhangende dienstverlening op het gebied van wonenwelzijn-zorg en moeten hulp bieden aan zorgvragers, ondersteuners van zorgvragers, zorgbemiddelaars en personen die zich oriënteren op wonen met zorg- en gemakdiensten. De loketten worden op maat in de betreffende gemeenten gerealiseerd. Voorwaarde voor het provinciale ondersteuningsaanbod is dat gemeenten ook vanuit hun gebiedsprogramma’s aan de realisatie van de lokale loketten bijdragen. Het bovengenoemde ondersteuningsaanbod van de provincie houdt ook in dat de lokale loketten gaan beschikken over een in aanvang provinciebreed geïmplementeerd automatiseringssysteem (INVIS) dat op de lokale situatie zal worden toegespitst en zich richt op de uitvoering van de WMO.
In de periode 2005-2008 wil de provincie de Groninger gemeenten ondersteunen bij het uitvoeren van hun regierol op het gebied van wonen-welzijn-zorg en projectmatig financieel ondersteunen. Wat de lokale loketten betreft zullen deze provinciebreed gerealiseerd moeten worden en gaan deze loketten worden voorzien van een provinciebreed geïmplementeerd automatiseringssysteem.
12.2 Armoede Op 28 april 2004 heeft Provinciale Staten de notitie Armoedebeleid provincie Groningen vastgesteld. In dit plan wordt het beschikbare budget voor armoede verdeeld over een viertal onderwerpen. Hieraan wordt de komende jaren invulling gegeven. Ondersteuning Provinciaal platform cliëntenraden In september 2002 hebben 7 locale cliëntenraden onder leiding van de Stichting Sjakuus (een door het ministerie van VWS gesubsidieerde landelijke instelling die o.a. tot doel heeft het bestrijden en opheffen van armoede) in de provincie Groningen een bijeenkomst georganiseerd om te komen tot een provinciaal netwerk. Naar aanleiding van deze bijeenkomst is een notitie verschenen onder de naam 'Groninger Netwerk van cliëntenraden sociale zekerheid'. De provincie is van mening dat het bestaan van een provinciaal platform voor cliëntenraden –weliswaar indirect- een meerwaarde heeft op het gebied van armoede en heeft besloten het provinciaal platform in zijn werkzaamheden financieel te ondersteunen. Organiseren periodiek overleg gemeenten / werkconferentie In de notitie Armoedebeleid wordt gesproken over het organiseren van overleg tussen gemeenten vanuit een regisserende en coördinerende taak van provincie. Gemeenten hechten gelet op de verschillende schaalgrootten van gemeenten en het onderlinge verschil in geografische ligging niet aan een structureel provinciebreed overleg, maar stellen onderlinge uitwisseling wel op prijs. Besloten is eens per jaar een werkconferentie te organiseren voor gemeenten, waar gezamenlijke problemen kunnen worden besproken en men onderling gegevens kan uitwisselen. De provincie zal het initiatief nemen in de organisatie van een dergelijke werkconferentie. Ondersteuning Arme Kant van Groningen/Drenthe Een provinciaal georganiseerde instelling als de Arme Kant Groningen en Drenthe voorziet mensen in een achterstandssituatie direct van hulp. De provincie ziet in de ondersteuning van deze provinciaal georganiseerde instelling een mogelijkheid een tamelijk directe bijdrage aan het probleem armoede te leveren. Omdat de provinciale middelen niet onbeperkt zijn, is besloten de financiële ondersteuning te beperken tot de provinciaal georganiseerde Arme Kant Groningen/Drenthe. De provincie zal de lokale instellingen niet ondersteunen. Subsidiering projecten die de problematiek direct aanpakken Besloten is een deel van het provinciale budget in te zetten voor projecten die direct een helpende hand bieden aan de doelgroep die met armoede wordt geconfronteerd. Hierbij wordt gedoeld op een veelheid van projecten die diverse organisaties in de provincie op touw zetten. De ondersteuning van dit soort projecten zal van stimulerende en tijdelijke aard zijn. De provincie moet binnen zijn beschikbare budget zelf keuzes maken over de ondersteuning van de projecten.
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
34
In de periode 2005-2008 zullen door ondersteuning van het Groninger Netwerk van cliëntenraden sociale zekerheid in de Groninger gemeenten zgn. cliëntenraden sociale zekerheid worden gerealiseerd. Tevens zal ieder jaar een werkconferentie georganiseerd gaan worden waarbij informatie-uitwisseling centraal zal staan. Tenslotte zal de provincie een directe (financiële) bijdrage leveren aan de armoedeproblematiek o.a. door ondersteuning van de Arme Kant van Groningen/Drenthe. Bijdragen aan andere activiteiten zullen in de loop van de periode 2005-2008 worden bepaald.
12.3 Voorkomen en bestrijden huiselijk geweld Samenwerking partners in de provincie Hoewel sinds mei 2003 een provinciaal projectteam is ingericht waarin organisaties zijn vertegenwoordigd die zich bezig houden met partnergeweld, kindermishandeling, seksueel geweld en ouderenmishandeling, valt hier nog veel winst te boeken bij verdere afstemming en samenwerking. Bij een aantal participerende organisaties ligt de nadruk op de eigen kerntaken; deze organisaties vinden elkaar vanuit de praktijk van alledag (partnergeweld en kindermishandeling gaan vaak hand in hand) en werken samen. Voor de bredere mogelijkheden van samenwerking (bijvoorbeeld eenheid in registratie, gezamenlijke voorlichtingsactiviteiten, verdere afstemming van protocollen), hebben de betrokken organisaties kenbaar gemaakt dat zij hierbij een ondersteunende rol vanuit de provincie wenselijk vinden. Een nieuwe speler in het veld is een vertegenwoordiging van kerkelijke organisaties. Het netwerk waar kerkelijk organisaties over beschikken zal meer dan voorheen gebruikt worden voor voorlichting en ondersteuning. Voorlichting, publiciteit en deskundigheidsbevordering In april 2004 heeft de eerste provinciale publiekscampagne plaats gehad. Voor de komende beleidsperiode wil de provincie jaarlijks ruimte bieden om het onderwerp huiselijk geweld in brede zin onder de aandacht te houden. De vorm waarin dit gebeurt, wordt bepaald in overleg met de samenwerkingspartners. Ook is het wenselijk dat per doelgroep (bijvoorbeeld vrouwen, kinderen, jongeren, ouderen, allochtone groepen, daders) en/of thema (bijvoorbeeld seksueel geweld, partnergeweld) passende voorlichtingsmogelijkheden zullen worden gecreëerd. De deskundigheid van de 'werkers in het veld' is een voorwaarde voor een succesvolle bestrijding van huiselijk geweld. Dat geldt voor alle vormen van geweld. Afgezien van meer algemene voorlichting, moet ook aandacht worden besteed aan (vaardigheids-)training van deze mensen. De provincie ziet hier een primaire rol voor de eigen organisaties; zij besteden over het algemeen vanuit hun reguliere beleid ook aandacht aan de inhoudelijke deskundigheid van de eigen medewerkers. Binnen de projecten die de provincie zelf initieert dan wel ondersteunt, wordt ruimte geboden voor aanvullende specifieke deskundigheidsbevordering. Eveneens steunt de provincie de ontwikkeling van lesmodules over huiselijk geweld voor relevante opleidingen. Een geschikt instrument dat in 2004 beschikbaar is gekomen voor voorlichting, publiciteit en informatie over deskundigheidsbevordering, is de website www.huiselijkgeweldgroningen.nl. Dit instrument wordt in de komende periode in samenspraak met de deelnemende partners verder ontwikkeld. Ouderenmishandeling Voor het thema Ouderenmishandeling geldt dat in de eerste beleidsperiode veel voortgang is geboekt. Beleidsontwikkeling ging hand in hand met uitvoering van activiteiten, waardoor het onderwerp bekender is geworden en al enigszins uit de taboesfeer is gehaald.
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
35 Terwijl in de afgelopen periode de nadruk lag op erkenning en herkenning, richt het voorliggende beleidsplan zich op melding en hulpverlening. Wie signaleert? Waar kan de signaleerder terecht? Wie ondersteunt? Hoe komen we tot een sluitende keten van hulpverlening voor slachtoffer en dader? Verder blijft voorlichting een belangrijke activiteit. Ook al heeft het vorige beleidsplan zich gericht op voorlichting aan vrijwilligers en professionals, hier blijft nog veel werk te doen (algemeen maatschappelijk werk, wijkagenten, vrijwilligers, steunpunten mantelzorg, Och medewerkers, huisartsen, ziekenhuis maatschappelijk werk, ouderenadviseurs). Een ander accent moet worden gelegd op voorlichting aan slachtoffers en 'daders'. Onder deze laatste categorie vallen de mantelzorgers. In 30% van de gevallen zijn zij de dader van ouderenmishandeling. Ondersteuning en ontlasting (bijvoorbeeld door respijtzorg) van deze groep is derhalve een deel van de oplossing. Ook bij ouderenmishandeling spelen de gemeenten en de hulpverleningsorganisaties een belangrijke rol als het gaat om (lokale of regionale) implementatie. Voor het vinden van een passende vorm kan gebruik worden gemaakt van de uitkomsten van een gemeentelijk proefproject in Leek. Het proces van implementatie krijgt in de komende beleidsperiode provinciale ondersteuning. Andere initiatieven waar de provincie zich op richt zijn het ontwikkelen van een lesmodule binnen opleidingen voor hulpverleners en het ontwikkelen van een consultatieteam waar hulpverleners terecht kunnen voor advies. Eerste hulp bij huiselijk geweld De provincie participeert sinds 2003 in een projectteam dat geïnitieerd is door de gemeente Groningen (als centrumgemeente voor de Maatschappelijke opvang en Vrouwenopvang). Dit team richt zich op de implementatie van het succesvolle project Eerste hulp bij huiselijk geweld (Thuisfront is projecteigenaar, de provincie is co-financier). Hierbij spelen de gemeenten en de hulpverleningsorganisaties een belangrijke rol voor lokale of regionale implementatie. Een verdere verkenning van een passende implementatiewijze wordt uitgevoerd in 2004-2005. Gaandeweg dit proces wordt ook verkend of een koppeling met andere thema's (ouderenmishandeling, seksueel geweld, kindermishandeling) relevant en realiseerbaar is. Ook de provinciale rol zal in deze ontwikkeling worden geformuleerd. De provincie is niet de regisserende partner in dit traject. Seksueel geweld Het Samenwerkingsverband Tegen Seksueel Geweld Groningen is ook in de afgelopen beleidsperiode ondersteund door de inzet van menskracht via het CMO. Daarnaast wordt vanuit de gelden die de provincie in het verleden beschikbaar stelde voor de Raad voor de Volksgezondheid, menskracht ingezet via de GGD voor de coördinatie van het STSGG. De komende beleidsperiode zal worden gebruikt om in overleg met de GGD te komen tot een aangepaste wijze van ondersteuning. . Kinderen Kinderen zijn vaak slachtoffer van huiselijk geweld. Indicatief zijn de meldingen die bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) binnenkomen: voor de provincie Groningen waren dat in 2003 506 meldingen (bron: provincie Groningen 2004), waarbij opgemerkt moet worden dat dit niet uitsluitend meldingen van huiselijk geweld betreft. Het AMK, als onderdeel van het Bureau Jeugdzorg Groningen (BJG), is de aangewezen organisatie in de provincie voor advies en ondersteuning van professionele hulpverleners, beroepskrachten (leerkrachten, huisartsen, politie) en personen uit het informele circuit (familie, buren, kennissen). Ook zijn kinderen vaak getuige van geweld tussen (gescheiden) ouders (jaarlijks zijn 100.000 kinderen getuige van geweld tussen hun ouders / verzorgers - bron: ministerie van justitie, 2001). Voor deze kinderen is het belangrijk dat een passende vorm van hulpverlening en opvang beschikbaar is. Centrale partners hierbij zijn BJG (afdeling ambulante jeugdhulpverlening), Stichting Toevluchtsoord en GGz Groningen (afdeling Jeugd). Als het kind slachtoffer en/of getuige is van huiselijk geweld, zijn de ondersteuning en hulpverlening in eerste instantie curatief. Zeker zo belangrijk is de aandacht voor preventie. Dat kan door advies en ondersteuning van opvoeders en hulpverleners, maar ook doordat kinderen leren zich weerbaar op te stellen. Hoewel nog niet door wetenschappelijk onderzoek onderbouwd, lijkt weerbaarheidsontwikkeling bij kinderen een belangrijke preventieve interventie bij huiselijk geweld. In de cursussen Marietje Kessels en WIBO (Weerbaarheid in het BasisOnderwijs) leren kinderen zich weerbaar op te stellen, hun grenzen te bepalen en te bewaken en hulp te vragen. Deze basisvaardigheden kunnen kinderen helpen als ze in bedreigende situaties komen. WIBO is in de vorige beleidsperiode financieel gesteund door de provincie (ontwikkelingskosten en reductie op de bijdrage van de scholen); het Huis voor de Sport Groningen biedt de cursus vanaf 2005 kostendekkend aan voor het onderwijs.
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
36
Onderzoek Sinds oktober 2000 worden met een monitor de ontwikkelingen op het gebied van huiselijk geweld in de provincie gevolgd. De provincie zal deze monitor continueren. De onderzoeksgegevens kunnen per jaar worden vergeleken, om zodoende een indicatie te krijgen wat de (overheids-)interventies teweeg brengen. Waar nodig zal de inhoud van de monitor aangepast worden. Nieuwe initiatieven De ingeslagen weg die met het speerpunt huiselijk geweld wordt bewandeld blijkt een juiste te zijn. Met een aantal aanpassingen zullen de verschillende onderdelen van het speerpunt gecontinueerd worden zoals boven omschreven. Daarnaast wil de provincie ruimte bieden voor aandacht aan doelgroepen en/of thema's die vooralsnog buiten beeld zijn gebleven. De preciezere invulling hiervan zal in de komende beleidsperiode in samenspraak met de deelnemende partners in het veld worden uitgekristalliseerd.
In de periode 2005-2008 zal de provincie zich binnen het speerpunt huiselijk geweld samen met de partners uit het veld richten op voorlichting, een publiekscampagne, vaardigheidstrainingen, ontwikkeling van een structuur melding en hulpverlening bij ouderenmishandeling, ontwikkeling van lesmodules en consultatieteams voor hulpverleners bij ouderenmishandeling. Op het gebied van het project eerste hulp bij huiselijk geweld wordt gezocht naar een passende implementatiewijze van het project op lokaal of regionaal niveau. De monitor huiselijk geweld zal de komende jaren worden voortgezet en tenslotte zal de provincie samen met de partners uit het veld ontwikkelingen volgen en hierop nieuwe initiatieven baseren.
12.4 Jeugd en veiligheid Zowel op landelijk, provinciaal als gemeentelijk niveau wordt groot belang gehecht aan een integrale aanpak van jeugdproblematiek. Dit omdat de problematiek van jeugdigen grote maatschappelijke gevolgen heeft, maar ook omdat de overheden zich (gezamenlijk) verantwoordelijk voelen voor en het belang erkennen van goed op elkaar aansluitende voorzieningen voor jeugdigen. Op landelijk niveau hebben de verschillende ministeries zich gezamenlijk verbonden aan de Operatie Jong, waarbij in samenwerking met andere overheden en partijen in het veld gewerkt wordt aan het op tijd en adequaat ondersteunen van kinderen en jeugdigen in hun ontwikkeling. Dit omdat problemen met jeugdigen zich zelden beperken tot één aspect, maar vaak dwars door beleidsterreinen en verantwoordelijkheden van verschillende overheden heen lopen. De provincie is wettelijk verantwoordelijk voor de voorzieningen op het terrein van jeugdzorg. Zij heeft geen actieve rol in het algemeen en preventief jeugdbeleid. Wel moet de provincie er mede op letten dat het lokale preventieve domein en het curatieve domein goed op elkaar aansluiten. In het kader van de voorbereidingen op de inwerkingtreding van de Nieuwe Wet op de Jeugdzorg zijn er inmiddels taken vastgelegd voor de verschillende overheden. Daarbij zijn de gemeentelijke taken op het terrein van opvoed-, opgroei- en gezinsondersteuning in aansluiting op de jeugdzorg nader gedefinieerd. In de praktijk zijn nog niet al deze functies ook daadwerkelijk (voldoende) beschikbaar op lokaal niveau en ook met betrekking tot de afstemming tussen het lokale jeugdbeleid en de jeugdzorg liggen in de uitvoering van de dagelijkse praktijk nog de nodige actiepunten. Aandacht voor (groepen kwetsbare) jeugdigen blijft voor de provincie een belangrijk speerpunt in de komende beleidsperiode. Naast de verantwoordelijkheid van de provincie op het gebied van de jeugdzorg heeft de provincie de afgelopen beleidsperiodes een actieve inspanning geleverd ter ondersteuning en stimulering van de gemeenten bij het vormgeven en uitvoeren van de regierol op het gebied van integraal lokaal (preventief) jeugd (en veiligheids)beleid. De provincie zal de komende jaren (op maat) de ondersteuning van gemeenten bij de implementatie van de ontwikkelde
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
37 actieplannen jeugd en veiligheid (op beperkte schaal) beschikbaar blijven stellen. Dit omdat niet in alle gevallen de trajecten binnen de gemeenten al volledig zijn ingebed. Gezien de vele ontwikkelingen die zich voordoen bij de gemeenten blijkt het in de praktijk voor (kleinere) gemeenten soms lastig om de regierol stevig vast te houden. Bovendien zijn er onvoldoende middelen om de taken op het gebied van adequaat preventief beleid jeugd en veiligheid uit te voeren; zo is er bijvoorbeeld weinig geld voor jeugdaccommodaties, jeugdactiviteiten en professioneel jongerenwerk. In het kader van de inwerkingtreding van de Wet op de Jeugdzorg per 1 januari 2005 en een integrale aanpak op het gebied van jeugd heeft de provincie besloten extra te investeren in de verbetering van de aansluiting lokaal jeugdbeleid en jeugdzorg. Samen met gemeenten zal (zo mogelijk in regionaal verband) inspanningen worden geleverd om de keten sluitend te maken teneinde te voorkomen dat jeugdigen in (ernstige) problemen komen, zonodig tijdig (dreigende) problemen vroegtijdig te signaleren en daarop zo adequaat mogelijk te reageren. Op regionaal niveau worden inmiddels afspraken gemaakt om te komen tot een goede afstemming. Als specifiek aandachtspunt zal de provincie in dit kader het in 2004 ontwikkelde project Aanpak Risicojongeren, dat wordt uitgevoerd door Bureau Jeugdzorg in samenwerking met de politie en de gemeenten Groningen en Hoogezand-Sappemeer, zo mogelijk implementeren in andere delen van de provincie. Het betreft de vroegsignalering, begeleiding en doorverwijzing van risicojongeren en first offenders naar de hulpverlening. Tevens wordt een aantal andere succesvolle activiteiten uit de vorige beleidsperiode voortgezet. Het gaat om het verdiepen en verder implementeren van de methodiek rond het opzetten van een vangnet 12+ in gemeenten (zo mogelijk ook opgenomen in de gebiedsprogramma's). Gezien het belang van een veilige leeromgeving voor jeugdigen zal ook de inzet voor de ondersteuning van (meer) scholen bij de ontwikkeling (en implementatie) van actieplannen jeugd en veiligheid de komende jaren worden gecontinueerd en wordt geëxperimenteerd met de methodiek peer-mediation. Binnen het onderwijsbeleid zet de provincie zich in om de reeds ontwikkelde methodiek rond de sluitende aanpak van voortijdig schoolverlaters, het Waddenmodel, in onze provincie breed te implementeren. Dit omdat gebleken is dat deze werkwijze tot zeer positieve resultaten heeft geleid voor het behalen van een startkwalificatie en het terugdringen van de jeugdwerkloosheid. De provincie heeft de gemeenten voorgesteld de implementatie van de werkwijze voor een sluitende aanpak op te nemen in de gebiedsprogramma's. In 2004 is de positie van het provinciaal beleidsplatform jeugdcriminaliteit onderwerp van discussie geweest. Dit o.a. in verband met de oprichting van het Arrondissementaal Justitieel Beraad (AJB) als beleidsbepalend kader voor de repressieketen, waarbij de provincie betrokken is in verband met de taken op het gebied van de jeugdzorg. Met ingang van de Nieuwe Wet op de Jeugdzorg wordt de provincie ook verantwoordelijk voor de jeugdbescherming. De afstemming tussen het AJB en het platform jeugdcriminaliteit, waarbij een brede, integrale aanpak van jeugdproblematiek wordt voorgestaan, blijft een voortdurend aandachtspunt. De provincie kan vanuit de brede betrokkenheid bij verschillende aandachtsgebieden betreffende jeugdproblematiek als bindende schakel optreden tussen de verschillende sporen: preventie, curatie, repressie. Daarbij is het o.a. ook van belang de relatie te leggen met de aandachtspunten op het gebied van onderwijs, zoals beschreven in de nota Handig zelfstandig. In 2004 wordt het actieprogramma 2005-2008 van het arrondissementaal platform jeugdcriminaliteit opgesteld. De provincie wil ook de komende beleidsperiode gekoppeld aan het thema: aansluiting jeugdbeleid-jeugdzorg en ondersteuning implementatie gemeentelijke plannen jeugd en veiligheid inzet blijven plegen ten behoeve van de coördinatie van de verschillende actiepunten van het platform en de relatie met het repressiespoor via het Arrondissementaal Justitieel Beraad. Met de verschillende aandachtspunten op het gebied van jeugd en veiligheid wil de provincie bijdragen aan een betere afstemming en samenwerking op diverse terreinen die van belang zijn voor een goed voorzieningenaanbod voor jeugdigen. Ook zal binnen de ontwikkeling van de gebiedsprogramma's samen met gemeenten hier aandacht aan besteed worden en maatwerk worden geleverd. En dit alles binnen de brede doelstelling van het vergroten van de kansen voor (kwetsbare) jeugdigen en het voorkomen van (escalatie) van problematiek.
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
38
In de periode 2005-2008 zorgt de provincie binnen het speerpunt jeugd & veiligheid samen met de partners uit het veld voor ondersteuning van gemeenten bij de implementatie van actieplannen jeugd en veiligheid. Ook wordt getracht in andere delen van de provincie het project Aanpak risicojongeren te implementeren (doorverwijzing van risicojongeren en first offenders naar de hulpverlening). Om te voorkomen dat jongeren tussen wal en schip komen zet de provincie de komende jaren in op een sluitende keten tussen jeugdzorg en jeugdbeleid. Het project Vangnet 12+ zal verder worden verdiept en geïmplementeerd alsmede wordt getracht het Waddenmodel breed in de provincie uit te zetten. Tenslotte zorgt de provincie voor coördinatie van de actiepunten van het beleidsplatform jeugdcriminaliteit en het Arrondisementaal Justitieel Beraad.
12.5 Versterken vrijwilligerswerk Binnen het speerpunt vrijwilligerswerk zijn in de afgelopen beleidsperiode relatief veel projecten gestart en uitgevoerd. Dit was mede mogelijk vanwege subsidiegelden die door het ministerie van VWS zijn verstrekt in het kader van de Tijdelijke Stimuleringsregeling Vrijwilligerswerk en een subsidieregeling voor versterking vrijwilligerswerk Lokaal Sociaal Beleid. Beide rijkssubsidiestromen zijn verkregen voor de periode 2000-2004. Het ministerie van VWS heeft de werkingsduur van TSV verlengd tot het eind van 2005. Het betreft hier echter alleen verlenging van de werkingsduur en geen extra budget. Van rijkswege komt geen vervolg op de TSV in de vorm van een subsidieregeling. Dit betekent dat binnen de beleidsperiode 2005-2008 het budget voor vrijwilligerswerk minder wordt en dat inhoudelijke keuzes gemaakt moeten worden tussen het (verder) verdiepen van lopende projecten en het ontwikkelen en opstarten van nieuwe projecten. Verdiepen lopende projecten De provincie vindt het van belang om het bedrijfsleven (blijvend) te betrekken bij vrijwilligerswerk. In de vorige beleidsperiode is hiermee een start gemaakt via het transferpunt corporate volunteering. Dit transferpunt zal na de aanloop in de vorige beleidsperiode de komende jaren z'n plaats in de Groninger samenleving waar moeten maken. Hierbij is nadrukkelijke inhoudelijke en financiële betrokkenheid van het bedrijfsleven een voorwaarde. De functie van het kenniscentrum als spin in het web binnen het vrijwilligerswerk ziet de provincie als zeer waardevol. Het centrum zal in de komende beleidsperiode zijn expertise nog verder verbreden om nog meer op de verschillende vragen uit het veld te kunnen inspelen. Ook zal het kenniscentrum een belangrijke rol gaan spelen bij het ontwikkelen van nieuwe activiteiten binnen het speerpunt vrijwilligerswerk. In vervolg op de ondersteuning die de afgelopen periode is geleverd op het gebied van speeltuinwerk en de ontwikkeling van speelruimtebeleid wordt ook de komende jaren actief ingezet op de kwaliteitsverbetering van speelvoorzieningen in nauwe relatie met gemeentelijk beleid. Het streven is om te komen tot structurele ondersteuningsstructuren in de provincie en een integrale aanpak van het speelruimtebeleid. Hierbij wordt uiteraard aangesloten bij de ontwikkelingen binnen het kenniscentrum. Ook (een deel van) de algemene ondersteuning van (vrijwillige) dorpshuisbesturen kan mogelijk op termijn ingebed worden binnen het kenniscentrum. De eerstvolgende jaren wordt specifiek ingezet op de implementatie van de binnen het project Ondernemende dorpshuizen ontwikkelde werkwijze. Hierbij richt de provincie zich ook op gemeenten om verantwoordelijkheid te nemen ten aanzien van de instandhouding en facilitering van deze gemeenschapsaccommodaties. In het verlengde hiervan wil de provincie de ontwikkeling van multifunctionele accommodaties in onze provincie ondersteunen. De provinciale bijdrageregeling voor de ontwikkeling van multifunctionele gebouwen biedt een extra impuls tot kwaliteitsverbetering en de ontwikkeling van multifunctionaliteit van voorzieningen. Gezien
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
39 het belang van deze ontwikkelingen voor de leefbaarheid en sociale binding wil de provincie deze processen de komende beleidsperiode actief ondersteunen. De betrokkenheid van jongeren bij vrijwilligerswerk blijft een punt van aandacht ook in de beleidsperiode 2005-2008 omdat de jongeren de vrijwilligers van de toekomst zijn. Het is veelal de onbekendheid van jongeren met het vrijwilligerswerk dat maakt dat een zekere desinteresse onder deze groep bestaat. Vanwege de positieve resultaten van het project vrijwilligersstage in het onderwijs, dat in de vorige beleidsperiode is uitgevoerd, zet de provincie ook voor 2005-2008 in op samenwerking met het onderwijs op het gebied van jongeren en vrijwilligerswerk. Ontwikkelen nieuwe activiteiten Een belangrijke nieuwe peiler in de beleidsperiode 2005-2008 wordt het adviseren van gemeenten bij het ontwikkelen van vrijwilligersbeleid. Veel -met name kleine- gemeenten hebben moeite met het oppakken van de regierol en het ontwikkelen van een visie. Toch zien gemeenten voor zichzelf in toenemende mate een voorwaardenscheppende rol in het vrijwilligerswerkbeleid. CIVIQ (landelijk instituut voor vrijwillige inzet) heeft een monitor ontwikkeld voor het meten van de effecten van de TSV in de gemeenten. Deze monitor kan gemeenten helpen bij het opzetten van eigen vrijwilligersbeleid. Ook de expertise van het kenniscentrum, dat in de vorige beleidsperiode tot stand is gebracht, wordt ingezet bij het samen met gemeenten ontwikkelen van lokaal vrijwilligersbeleid. Voorts ziet de provincie een verschuiving van 'vrijwilligerswerk binnen welzijn' naar 'vrijwilligerswerk in de zorg'. De vermaatschappelijking van zorg leidt tot nieuwe vormen van dienstverlening, waarbij automatisch vrijwillige inzet van de omgeving wordt verwacht. De vergrijzing zorgt voor een cumulatie van vraagstukken in de zorgsector: de maatschappij verwacht meer prestaties van de zorgsector én van het maatschappelijke middenveld. Het goed afstemmen van vrijwilligerswerk, mantelzorg en professionele zorg wordt een knelpunt in de komende jaren. Via de speerpunten wonen-welzijn-zorg, vrijwilligerswerk en de verschillende gebiedsprogramma's wil de provincie hier een oplossing voor zoeken.
In de periode 2005-2008 zal het transferpunt corporate volunteering zich in de Groninger samenleving moeten wortelen en moet het bedrijfsleven nadrukkelijker bij het vrijwilligerswerk worden betrokken. Het kenniscentrum zal verder worden uitgebouwd en worden betrokken bij nieuwe ontwikkelingen. Samen met gemeenten realiseert de provincie kwaliteitsverbeteringen van speelvoorzieningen en de provincie werkt aan een structurele ondersteuningsstructuur in de provincie. Het project Ondernemende dorpshuizen wordt in de provincie geïmplementeerd en er wordt ondersteuning geboden bij ontwikkeling van multifunctionele accommodaties. Met het onderwijs wordt een samenwerking aangegaan met het doel jongeren te betrekken bij vrijwilligerswerk. Vanuit het speerpunt zullen gemeenten worden ondersteund bij het ontwikkelen van vrijwilligersbeleid. En tenslotte wordt gekeken hoe afstemming tussen vrijwilligerswerk, mantelzorg en professionele zorg kan worden gerealiseerd teneinde de zorgverstrekking (aan onder meer ouderen) in balans te brengen.
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
40
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
41 DEEL III FINANCIEN 1. Overzicht kredieten De provincie kent op het gebied van welzijn en zorg een aantal subsidieregelingen en kredieten die ingezet worden voor welzijn in den brede zin van het woord. De regelingen kennen ieder hun eigen criteria en voorwaarden. Onderstaand wordt het aantal regelingen opgesomd. 1.1 Krediet incidentele subsidies Het krediet incidentele subsidies is bedoeld voor het subsidiëren van eenmalige activiteiten op het gebied van welzijn en zorg. Het krediet wordt zoveel mogelijk gebruikt als additionele financieringsbron voor subsidievragers. Het heeft daardoor een aanmoedigende functie ter stimulering van door de provincie gewaardeerde activiteiten. In de periode 2005-2008 wordt het krediet incidentele subsidies verlaagd vanwege een bijdrage aan de provinciale breedtesportimpuls. 1.2 Stimuleringsfonds Zorg Dit fonds wordt jaarlijks door Provinciale Staten voorzien van € 350.000,-- en kent een werkingsduur van 2004 t/m 2007. Voor de periode 2005-2008 wordt uit het stimuleringsfonds een bijdrage geleverd aan de provinciale breedtesportimpuls. Het fonds is bedoeld voor het stimuleren van zorgvernieuwing en kent een breed werkingsgebied (jeugdzorg, geestelijke gezondheidszorg, gehandicaptenbeleid, ouderenbeleid, gezondheidszorg). De middelen uit het fonds worden ingezet voor concrete activiteiten waarbij de effecten voor de zorggebruiker direct aantoonbaar zijn. De toekenningen zijn eenmalig voor één of enkele jaren. Het stimuleringsfonds hanteert het uitgangspunt van cofinanciering, waarbij de provincie 50% in de kosten bijdraagt en de resterende 50% door andere financiers gedekt wordt. Provinciale Staten hebben op 28 april 2004 besloten uit een overschot van het stimuleringsfonds zorg 2001-2003 een bedrag van € 174.202,68 te reserveren voor activiteiten die er aan bijdragen dat op lokaal en regionaal niveau een samenhangend aanbod van wonen-welzijn-zorg tot stand komt. De integratie van deze onderwerpen wordt met name beschreven in de regiovisie 'zorg in samenhang' die op 12 november 2003 door Provinciale Staten is vastgesteld. De provincie wil in stimulerende zin financiële bijdragen leveren aan het realiseren van dit samenhangend aanbod wonen-welzijn-zorg door bijdragen uit dit gereserveerde bedrag beschikbaar te stellen, waarbij een nauwe samenwerking met en inzet vanuit de gebiedsprogramma's een voorwaarde is. 1.3 Bijdrageregeling voor investeringen in multifunctionele gebouwen De provincie draagt door deze regeling bij aan het in stand houden en verbeteren van de sociale voorzieningen in met name kleine kernen op het platteland. Voor de periode 2004-2007 is een bedrag van € 2 miljoen beschikbaar, dat alleen bestemd mag worden voor 'aard- en nagelvaste' investeringen. De regeling richt zich specifiek op kleine dorpen en kernen waar voorzieningen ontbreken, dreigen te verschralen of te verdwijnen. Daarom geldt de regeling alleen voor dorpen en kernen met minder dan 4.000 inwoners. De criteria die voor deze bijdrageregeling worden gehanteerd zijn gelijk aan de criteria van het investeringsfonds, aangevuld met een aantal extra voorwaarden. 1.4 Tijdelijke regeling cofinanciering zorginfrastructuur 2004-2007, scheiden wonen en zorg Via deze regeling wil de provincie een bijdrage leveren aan het realiseren van kleinschalige woonvoorzieningen voor kwetsbare doelgroepen. Doelstelling is om ouderen, gehandicapten, mensen met een psychiatrische problematiek of daklozen in de provincie in staat te stellen zo lang mogelijk zelfstandig te wonen. De bijdrageregeling geldt voor de periode 2004-2007. Het subsidieplafond is voor 2004 gesteld op € 300.000,--. Voor de jaren 2005-2007 wordt het plafond bepaald aan de hand van de evaluatie over het jaar 2004. 1.5 Investeringsfonds (voorheen Cesi en IIE) Provinciale Staten hebben besloten de reserves voor cofinanciering economische en sociale infrastructuur (CESI) en investeringen infrastructuur economie (IIE) samen te voegen tot één investeringsfonds. Het investeringsfonds is een krediet maar geen subsidieregeling. Om uit dit fonds te kunnen putten moet aan een aantal criteria worden voldaan én moet geen beroep mogelijk zijn op
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
42 één van de bovengenoemde regelingen. Projecten moeten onder meer bijdragen aan een duurzame economische ontwikkeling.
2. Verdeling middelen 2.1 Provinciaal beschikbare middelen welzijn
1 2 3 4 5 6 7 8
Exploitatiesubsidie CMO Nieuw te besteden projectenbudget Krediet incidentele subsidies1 Stimuleringsfonds zorg2 Regeling multifunctionele centra Onderzoek CMO Armoedebeleid Aansluiting jeugdzorg/jeugdbeleid Outreachende hulpverlening/aanpak risicojongeren 9 (jeugd en veiligheid) 10 Lokaal sociaal beleid herstructureringsoperatie
2005 2006 1.282.600 1.324.900 1.255.400 1.255.400 125.800 125.800 309.153 327.310 500.000 500.000 90.800 90.800 75.000 75.000 65.000 65.000
2007 2008 1.368.600 1.413.800 1.255.400 1.293.000 125.800 130.400 327.310 500.000 90.800 93.500 75.000 75.000 0 0
57.000 57.000 227.000 227.000 3.987.753 4.048.210
57.000 57.000 227.000 227.000 4.026.910 3.289.700
De posten genoemd onder 2, 6, 7, 8, 9 en 10 worden ingezet voor het gebiedsgericht werken en de provinciale speerpunten. Met het CMO worden voor 2005 afspraken gemaakt over de inzet van formatie in de gebieden en de speerpunten. De kosten voor deze formatie worden gedekt uit de exploitatiesubsidie (1) die aan het CMO wordt verstrekt. Met ingang van 2006 zal een deel van de exploitatiesubsidie van het CMO worden geflexibiliseerd (zie hiervoor paragraaf 10 van deel II) 2.2 Beschikbare middelen voor gebiedsgericht werken en speerpunten Beschikbaar
2005
2006
2007
2008
Nieuw te besteden projectenbudget Onderzoek CMO (inkoop en beheer data) Armoedebeleid Aansluiting jeugdzorg/jeugdbeleid Outreachende hulpverlening/ aanpak Risicojongeren LSB herstructurering operatie
1.255.400
1.255.400
1.255.400
1.293.000
90.800 75.000 65.000
90.800 75.000 65.000
90.800 75.000
93.500 75.000
57.000 227.000
57.000 227.000
57.000 227.000
57.000 227.000
Totaal beschikbaar
1.770.200
1.770.200
1.705.200
1.745.500
90.000 90.000 90.000
90.000 90.000 90.000
90.000 90.000 90.000
90.000 90.000 90.000
Inzet 6 gebieden Veendam/Pekela/Menterwolde Stadskanaal/Vlagtwedde Westerkwartier 1
In de periode 2005-2008 is dit krediet verlaagd met een jaarlijks bedrag van € 27.226,82 voor de provinciale breedtesportimpuls. 2 Voor het jaar 2005 is het fonds verlaagd met een bedrag van € 40.846,-- voor de provinciale breedtesportimpuls, voor de jaren 2006 en 2007 geldt een jaarlijkse verlaging van € 22.689,01 en voor 2008 wordt de bijdrage van € 22.689,01 voor de breedtesportimpuls gedekt uit de gereserveerde bijdrage (jaarschijf 2003) van het stimuleringsfonds zorg.
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
43 Noord Oldambt Centraal
90.000 90.000 90.000
90.000 90.000 90.000
90.000 90.000 90.000
90.000 90.000 90.000
G6 sociaal beleid Groningen Stadskanaal Hoogezand-Sappemeer Delfzijl Winschoten Veendam
68.000 68.000 68.000 68.000 68.000 68.000
68.000 68.000 68.000 68.000 68.000 68.000
68.000 68.000 68.000 68.000 68.000 68.000
68.000 68.000 68.000 68.000 68.000 68.000
26.000 43.500 150.000 98.000 153.000 75.000
26.000 68.100 150.000 102.500 131.200 75.000
26.000 68.100 165.000 99.500 121.200 75.000
26.000 68.100 165.000 99.500 116.200 75.000
90.800 65.000
90.800 65.000
90.800
93.500
57.000 68.067
57.000 68.067
57.000 68.067
57.000 68.067
1.774.367
1.781.667
1.718.667
1.716.367
-4.167
-11.467
-13.467
29.133
G6 ondersteuning uitvoering programma door CMO G6 participatie/integratie minderheden Vrijwilligerswerk Jeugd en veiligheid Huiselijk geweld Armoedebeleid Onderzoek CMO (inkoop en beheer data) Aansluiting jeugdzorg/jeugdbeleid Outreachende hulpverlening/ aanpak risicojongeren (jeugd&veiligheid) Huis voor de sport Totaal benodigd Saldo
Voor de totale periode 2005-2008 is een bedrag beschikbaar van In de periode 2005-2008 worden uitgaven geraamd voor een bedrag van Het saldo over de totale beleidsperiode bedraagt
€ 5.967.200 € 5.967.168 ---------------€ 32 positief.
De verwachte tekorten voor de jaren 2006, 2007 en 2008 zullen worden verdisconteerd met het verwachte overschot in 2008. Provinciale Staten zullen hierover bij de vaststelling van de voorjaarsnota 2005 definitief besluiten. Financiële middelen voor uitvoering van het speerpunt wonen-welzijn-zorg zijn niet opgenomen in bovenstaand overzicht. Uitgaven die gemaakt worden voor wonen-welzijn-zorg worden gedekt uit de middelen die Provinciale Staten op 28 april 2004 beschikbaar heeft gesteld in het kader van het Stimuleringsfonds Zorg (restant 2001-2003)
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
44
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
45 DEEL IV COMMUNICATIE Goede communicatie met gemeenten, instellingen en burgers is onontbeerlijk. De opgedane ervaringen met gebiedsgerichte beleidsvoering heeft aangetoond dat bundeling van krachten daadwerkelijke meerwaarde heeft. De provincie beseft dat uitvoering geven aan de vele projecten om te komen tot een structurele investering in de sociale infrastructuur in onze provincie niet mogelijk is zonder de gemeenten, instellingen en burgers. Ook bij het ontwikkelen van nieuw beleid moet dan ook met deze groepen gecommuniceerd worden. Om die reden is bij de ontwikkeling van de nieuwe welzijnsnota vanaf de beginfase aandacht voor communicatie met de verschillende doelgroepen geweest. Doelgroepen De provincie heeft op het gebied van welzijn weinig primaire verantwoordelijkheid. Vaak ligt dat bij het Rijk of de gemeenten. Toch maakt het college van Gedeputeerde Staten zich in het collegeprogramma sterk voor een leefbare samenleving, waar iedereen aan kan deelnemen en gelijke kansen heeft, en waar de nodige zorg en andere voorzieningen bereikbaar en beschikbaar zijn. Voor de uitvoering hiervan zijn gemeenten en organisaties op het gebied van welzijn onmisbaar voor de provincie. In de afgelopen beleidsperiode hebben deze doelgroepen uitgebreid ervaring opgedaan met het provinciale welzijnsbeleid. De communicatie richtte zich daarom bij het nieuwe beleidsplan in eerste instantie op die primaire doelgroepen. In een later stadium - maar nog wel wanneer er inspraak mogelijk is! - komen de inwoners van de provincie aan bod. Ook de interne provinciale organisatie wordt niet vergeten. Communicatie tijdens de beleidsontwikkeling Via een schriftelijke enquête en persoonlijke gesprekken kregen de gemeenten - zowel bestuurlijk als ambtelijk - gelegenheid hun mening te geven over het welzijnsbeleid van de afgelopen periode en hoe het er in de toekomst uit zou moeten zien. Verder is een werkconferentie georganiseerd. Hiervoor zijn sleutelfiguren uit het maatschappelijke en politieke veld uitgenodigd. Deze personen hebben met elkaar van gedachten gewisseld over zes actuele thema's. De resultaten van deze conferentie zijn gebruikt als input voor het nieuwe beleidsplan. Communicatie tijdens de inspraakfase Alle gemeenten en relevante welzijnsorganisaties krijgen, nadat Gedeputeerde Staten het beleidsplan in ontwerp heeft vastgesteld, het ontwerpbeleidsplan toegestuurd, zodat zij erop kunnen reageren. Daarnaast worden de inwoners van de provincie erbij betrokken. In de inspraakfase kunnen zij ook hun reactie geven. Met een persbericht brengen we het beleidsplan onder de aandacht van de media. Daarnaast wordt aandacht besteed aan het ontwerp op de provinciale informatiepagina en op de provinciale internetsite. Het ontwerpbeleidsplan kan op Internet worden bekeken of een schriftelijke versie kan worden opgevraagd. Daarnaast is op Internet een samenvatting te lezen. De interne organisatie wordt op de hoogte gehouden via de Gronoloog (Actueel) en Intranet. Het is belangrijk dat iedereen die reageert op het ontwerpbeleidsplan een terugkoppeling krijgt. Zeker de personen van wie de reactie niet wordt meegenomen in het uiteindelijke beleidsplan hebben recht op een uitleg waarom dit niet gebeurt. Wanneer het plan definitief wordt vastgesteld zal dit via dezelfde middelen bekend gemaakt worden aan de verschillende doelgroepen. Communicatie na de vaststelling Betrokkenen en belangstellenden worden na de vaststelling van het nieuwe beleidsplan en de gebiedsprogramma's op de hoogte gehouden via nieuws op de provinciale internetsite. Hiervoor wordt een apart "hoofdstuk" onder welzijn & cultuur gemaakt. Zodra het technisch mogelijk is, kunnen mensen zich ook opgeven voor een digitale nieuwsbrief. Zo krijgen zij de nieuwsberichten automatisch in hun mailbox. Ook zal de nieuwsbrief welzijn, zorg, onderwijs en sport regelmatig aandacht besteden aan welzijnsprojecten in uitvoering.
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
46
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
47 BIJLAGE I RAAKVLAKKEN Instrumenten van de Provincie Groningen op verschillende beleidsterreinen die raakvlakken kunnen hebben met de uitvoering van het beleidsplan Welzijn en Zorg 2005-2008 Ruimtelijke ordening De hoofdlijnen van het provinciale beleid staan verwoord in het Provinciaal Omgevingsplan (POP). De provincie heeft op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de taak gemeentelijke bestemmingsplannen goed te keuren. De provincie toetst of de bestemmingsplannen voldoen aan een goede ruimtelijke ordening. De uitgangspunten van het POP zijn daarbij een belangrijke toetssteen. De provincie wordt steeds meer "regisseur" in het ruimtelijke ordeningsveld. Via "provinciaal bouwheerschap" wil de provincie gemeenten, particuliere opdrachtgevers en ontwerpbureaus bewust maken van hun verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke kwaliteit. De provincie is budgethouder voor het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). De provincie krijgt de ISV-middelen van het rijk en is verantwoordelijk voor de toedeling naar gemeenten. Vijf stedelijke centra ( Hoogezand-Sappemeer, Winschoten, Veendam, Stadskanaal en Delfzijl) zijn programmagemeenten. Zij stellen een ontwikkelingsprogramma op om in aanmerking te komen voor ISV-gelden. De overige gemeenten, dit zijn de projectgemeenten, kunnen bij de provincie projecten voor stedelijke vernieuwing indienen. De gemeente Groningen ontvangt de bijdrage rechtstreeks van het Rijk. Wonen De provinciale nota Bouwen en Wonen 2002-2006 is een uitwerking van het POP voor wat betreft het beleid op het gebied van bouwen en wonen. Uit de nota Bouwen en Wonen komt zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve opgave voor de bouw van woningen naar voren. Naast een woningtekort wordt namelijk geconstateerd dat er een transformatie van de woningvoorraad moet plaatsvinden om de kwalitatieve vraag naar woningen en het aanbod ervan beter op elkaar te laten aansluiten. De provincie heeft de gemeenten verzocht om samen met de woningcorporaties deze transformatie via woonplannen planmatig aan te pakken. Bij de verdeling van de contingenten voor de uitbreiding van de woningvoorraad houdt de provincie rekening met het POP, de gemeentelijke huishoudenprognoses en de transformatieplannen van de gemeenten. Op grond van de nota Bouwen en Wonen moeten gemeenten in hun woonplan specifiek aandacht besteden aan de huisvesting van en de zorgverlening aan senioren en mensen met een handicap. "Inmiddels is gestart met de actualisatie van de nota Bouwen en Wonen Gebiedsgericht werken POP Voor de uitwerking van het POP hanteert de provincie een gebiedsgerichte aanpak. De provincie werkt samen met de gemeenten en doelgroepen in de regio. Samen met de partners wordt voor elke regio een uitvoeringsprogramma vastgesteld. De regioprogramma's hebben betekenis voor de inzet van (rijks)middelen uit verschillende programma's en fondsen, zoals Kompas en LEADER, en cofinanciering door de provincie zelf. Leefbaarheid dorpen Het bevorderen van de leefbaarheid in de dorpen is een speerpunt van provinciaal beleid. Het stimuleren van eigen initiatief en participatie van de inwoners van dorpen staat voorop. De provincie heeft hiervoor een subsidieregeling "Vitale dorpen" in het leven geroepen. Voor de uitwerking van de regeling is er het project "Leve(n)de dorpen". Zorg en diensten kunnen in de wat grotere dorpen overeind worden gehouden door ze te bundelen in een multifunctioneel centrum met functies als bijvoorbeeld peuterspeelzaal, dienstverleningscentrum, zorg, sociale ontmoetingsplaats, jeugdhonk en internetcafé. Er is een nieuwe provinciale bijdrageregeling voor investeringen voor multifunctionele gebouwen vastgesteld voor de periode 2004-2007. Hiervoor wordt in deze periode een bedrag van 2 miljoen euro uitgetrokken. Subsidies zijn alleen bestemd voor "aard- en nagelvaste investeringen" en niet voor activiteiten.
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
48
Project leve(n)de dorpen Het project heeft als doel om Groningse dorpen economisch en sociaal vitaler te maken door het stimuleren van initiatieven op dorpsniveau. Bij het loket leve(n)de dorpen kunnen personen, organisaties en ondernemers terecht met plannen en voorstellen die bij deze doelstelling aansluiten. Op deze wijze kunnen initiatiefnemers op één centraal adres terecht voor advies en ondersteuning. In de praktijk blijkt dat veel ideeën stranden in de beginfase. Om dit te voorkomen is een werkwijze ontwikkeld waarbij het loket optreedt als "spin in het web" in de vaak onoverzichtelijke wereld van instanties en subsidieverleners. Het loket weet welke partijen nodig zijn om een idee van de grond te krijgen en brengt deze bij elkaar. Bovendien biedt het loket ondersteuning van deskundigen en is er geld beschikbaar om projecten ook financieel bij te staan. Het loket is een gezamenlijk initiatief van de Stuurgroepen Noord West en Oost Groningse gemeenten, de provincie, de waterschappen en de streek- of regioraad werken hierin samen aan de uitvoering van het Provinciaal Omgevingsplan Groningen (POP). Over uitbreiding van het project naar de gemeenten in de regio Centraal vindt nog overleg plaats. Onderwijs Het provinciale onderwijsbeleid richt zich met name op het verbeteren en versterken van het Voorbereidende Beroeps Onderwijs (VMBO) en het Middelbaar Beroeps Onderwijs (MBO) in onze provincie. Het streven is om alle jongeren de arbeidsmarkt te laten betreden met een startkwalificatie op zak. Een startkwalificatie is een HAVO-, VWO- of Mbo-diploma (niveau 2). In de onderwijsnota “Investeren in mensen 2001-2004” hebben wij een eerste aanzet gegeven voor de realisering van deze doelstellingen. Op dit moment wordt er gewerkt aan een nieuw onderwijsbeleidsplan voor de periode 2005-2008. De samenhang tussen onderwijs, welzijn, zorg en arbeid moet in dit plan verder uitgewerkt worden. Verder is het vooral zaak om de succesvol gebleken projecten te versterken en te verdiepen in de betreffende regio’s en te verbreden naar andere gebieden in de provincie. De accenten voor het onderwijsbeleid liggen op: • Het voorkomen van het voortijdig schoolverlaten. Het gaat hierbij om een preventieve aanpak op scholen en buiten de scholen in samenwerking met hulpverleningsorganisaties. • Alle jongeren in beeld. Alle jongeren van 0 – 23 jaar moeten in beeld zijn en gevolgd worden, zodat er snel en adequaat ingespeeld kan worden als hier aanleiding toe is. • Alle jongeren een startkwalificatie. Het streven is om alle jongeren de arbeidsmarkt te laten betreden met een startkwalificatie. Er is speciale aandacht nodig voor leerlingen van het Praktijkonderwijs. Voor deze leerlingen is een MBO-diploma op niveau 1 vaak het hoogst haalbare. Alle jongeren aan het werk. Het uiteindelijke doel is dat alle jongeren na hun opleiding direct aan de slag kunnen. Jeugdzorg De provincie draagt sinds 1992 wettelijke verantwoordelijkheid voor de planning en de financiering van de jeugdhulpverlening. De provincie ontvangt daarvoor doeluitkeringen van het rijk. In 2005 zal een nieuwe wet op de jeugdzorg van kracht worden die alle vormen van jeugdzorg regelt in één kader. Daarbinnen blijft de provincie verantwoordelijk voor het Bureau Jeugdzorg (de toegang tot de jeugdzorg) en de jeugdhulpverlening op indicatie. Het Bureau Jeugdzorg omvat verder onder andere ook de jeugdbescherming en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Het Bureau Jeugdzorg indiceert ook voor de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen en de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen. Deze worden vooralsnog via de AWBZ gefinancierd. De uitvoering loopt via het zorgkantoor. Het provinciale beleid wordt vierjaarlijks in een beleidskader vastgelegd dat jaarlijks wordt vertaald in een uitvoeringsprogramma. Een belangrijke doelstelling van het beleid is het zo vroeg mogelijk signaleren en aanpakken van problemen, bij voorkeur in gezamenlijk verband. Dat betekent dat samen met gemeenten de samenwerking tussen het Bureau Jeugdzorg en andere ketenpartners zoals politie en justitie, het onderwijs en het lokale/regionale welzijnswerk wordt bevorderd. Daarbij gaat vooral extra aandacht uit naar gezinnen met meervoudige problematiek en jongeren die het risico lopen een criminele loopbaan te ontwikkelen. Daarnaast heeft het terugdringen van kindermishandeling hoge prioriteit. Met gemeenten en de betrokken instellingen worden over deze activiteiten afspraken gemaakt.
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
49 Van de zorgaanbieders wordt na de indicatiestelling een snel, doeltreffend en vraaggericht antwoord verwacht op de problematiek van jeugdigen. De provincie spant zich in om de wachtlijsten voor geïndiceerde zorg zoveel mogelijk te beperken. Zorg De provincie heeft samen met de verschillende partijen ( zorgkantoor, gemeenten, zorgaanbieders, woningbouwcorporaties, patiënten en cliënten) een integrale regiovisie ontwikkeld voor de doelgroepen ouderen, gehandicapten en mensen met een psychische beperking: de regiovisie "Zorg in samenhang". Het beleidsuitgangspunt is: volwaardig burgerschap van mensen met een beperking of handicap vermaatschappelijking van de zorg). De provincie zal haar instrumenten op het terrein van wonen, welzijn, onderwijs, zorg, vervoer en arbeidsmarkt inzetten om een bijdrage te leveren aan de vermaatschappelijking van de zorg. De provincie zal samenwerking op provinciaal niveau tussen de verschillende partijen blijven bevorderen en zal de gemeenten die een regierol vervullen op het terrein van wonen, welzijn en zorg ondersteunen. De provincie beschikt tot 2007 over een stimuleringsfonds voor de zorg (inclusief gezondheidszorg). De middelen uit het fonds worden ingezet voor concrete activiteiten die aansluiten bij de provinciale regiovisie. Het gaat hierbij om incidentele stimuleringsbijdragen. Het stimuleringsfonds zorg gaat uit van cofinanciering van activiteiten. De provincie wil de positie van de patiënten -en consumentenorganisaties versterken. Daartoe verstrekt de provincie een subsidie aan deze organisaties. De provincie levert een bijdrage aan diverse initiatieven op het terrein van de gezondheidszorg; o.m.: - ervoor zorgen dat er geen gaten vallen in het aanbod van huisartsenzorg - een betere bereikbaarheid van de spoedeisende zorg - ambulancezorg. Werk De vergrijzing van de beroepsbevolking zal de komende jaren tot een relatief grote uitstroom van arbeid leiden en een groot beroep doen op de financierbaarheid van de gezondheidszorg, de pensioenvoorziening en de sociale zekerheid. Vergrijzing is daarom een belangrijk thema in ons arbeidsmarktbeleid. De provincie wil bevorderen dat de arbeidsparticipatie omhoog gaat, waarbij vooral het accent ligt op het verhogen van de participatiegraad van andere doelgroepen (Groningen, goed in banen. Nota Arbeidsmarktbeleid 2000-2006). Omdat de provincie geen formele taak heeft op het arbeidsmarktterrein werkt zij nauw samen met de gemeenten, sociale partners en de Centra voor Werk en Inkomen (CWI). Bij het arbeidsmarktbeleid kijkt de provincie naar de match tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Zowel in vraag, aanbod als bemiddeling probeert de provincie met concrete projecten knelpunten op te lossen. Vanuit de provincie zijn projecten opgezet voor arbeidsmarktgehandicapten, vrouwen, langdurig werklozen, ouderen en allochtonen. In het vernieuwde uitvoeringsagenda arbeidsmarktbeleid 2004-2008 staan de volgende thema's centraal: integrale aanpak arbeidsmarkt, ketenregie, informatie en onderzoek, relatie onderwijs en bedrijfsleven, een leven lang leren en werken en gesubsidieerde arbeid. Binnen het pilot ESF, waarbij het SNN en het ministerie van SZW nauw samenwerken, worden projecten scholing van werkenden en werkzoekenden aangejaagd en geïnitieerd. Vervoer De provincie is verantwoordelijk voor het streekvervoer en regionaal spoorvervoer. Daarnaast heeft de provincie een regiefunctie voor de afstemming tussen het regionale en het lokale openbaar vervoer. Het openbaar vervoer heeft een sociale functie voor mensen die niet over een auto (kunnen) beschikken. De provincie wil deze functie versterken door het openbaar vervoer voor zoveel mogelijk inwoners beschikbaar te stellen en (fysiek) toegankelijk te maken. Dit gebeurt bijvoorbeeld door de instroom van lage-vloerbussen te bevorderen. De provincie zet zich in voor de ontwikkeling van een samenhangend net van openbaar vervoerverbindingen per trein, bus en deeltaxi. Dit bestaat uit drie onderdelen: • Regionaal verbindend net: snelle bus- en treinverbindingen. • Regionaal ontsluitend net: stopdiensten per bus en kleinschalig openbaar vervoer. Dit is van grote betekenis voor de sociale bereikbaarheid van het platteland. • Lokaal ontsluitend net. Dit net bestaat uit kleinschalig vraagafhankelijk vervoer. Het regionaal en lokaal ontsluitend net sluit op knooppunten aan op het verbindend net.
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
50 Belangrijk aandachtspunt voor de provincie is het openbaar busvervoer, vooral op het platteland, zo goed mogelijk gestalte te geven. Doordat de provincie jaarlijks minder rijksgeld krijgt, levert dat knelpunten op. De provincie probeert de bereikbaarheid zo goed mogelijk in stand te houden. Het reguliere openbaar vervoer wordt meer en meer geïntegreerd met CVV/WVG-vervoer (Collectief Vraagafhankelijk Vervoer en Wet Voorzieningen Gehandicaptenvervoer). De gemeenten kunnen hun WVG-beleid aanpassen op toegankelijk OV. Hoe toegankelijker het OV, hoe minder inwoners (volledig) WVG-geïndiceerd hoeven te worden voor het gehandicaptenvervoer. De provincie heeft een regionaal Platform Openbaar Vervoer ingesteld om de klant aan het woord te laten. In dit onafhankelijk platform zitten naast de consumenten- en reizigersorganisaties klanten van het openbaar vervoer en potentiële reizigers. Sport De maatschappelijke waarde van sport is groot. Sport en bewegen hebben een duidelijke meerwaarde als het gaat om 'welzijn'. In engere zin om de intrinsieke waarde van sport: de individuele sporter of toeschouwer ervaart het als prettig dat hij sport of sport ziet. Daarnaast kent de sport ook de vormende waarde, met name op het gebied van psychologie, de organisatorische, morele en fysieke aspecten. En in bredere zin omdat sport en bewegen kan bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke knelpunten op het gebied van welzijn, bijvoorbeeld op het gebied van de gezondheidszorg, onderwijs, buurt-, wijk- en jongerenwerk. De afgelopen jaren heeft de provincie samen met de vijfentwintig Groninger gemeenten en (middelen van) het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport daarom fors geïnvesteerd in de breedtesport. Deze investering was toegespitst op de verenigingsondersteuning op lokaal niveau en projecten die specifiek waren toegespitst op doelgroepen. De samenwerking in het kader van de breedtesportimpuls (gemeenten) is na het jaar 2006 afgelopen. De provincie vindt het meer dan de moeite waard om een substantiële krachtsinspanning te blijven leveren en wil daartoe het huidige niveau handhaven. Samen met de Groninger gemeenten zal de provincie zich vooral gaan richten op de jeugd met sport en bewegen in samenhang met gezondheid, welzijn, onderwijs en opvoeding. Voor zover mogelijk zal hierbij gebruik worden gemaakt van de BOSregeling (buurt-onderwijs-sport) van het ministerie van VWS die met ingang van 2005 van kracht wordt. Cultuur In het voorjaar van 2004 is de beleidsbrief cultuurbeleid 2005-2008 vastgesteld. Deze beleidsbrief is de voorloper van de -nog vast te stellen- cultuurnota 2005-2008. In de beleidsbrief koerst de provincie onder meer op verankering van cultuur in de sociaal-culturele omgeving van de burgers door in te zetten op laagdrempelige functies en initiatieven vanuit de provincie. Initiatieven die dicht bij de burgers liggen. Gestreefd wordt werkplaatsen te ontwikkelen voor amateurs, bibliotheekvoorzieningen, kunstuitlenen die daar waar mogelijk gecombineerd kunnen worden met sociale en private initiatieven als kinderopvang, thuiszorg etc. Netwerkvorming is een centraal begrip in de beleidsbrief. Netwerken dragen bij aan onderlinge versterking van elkaars positie en kunnen leiden tot verankering van cultuur in de maatschappij. De inzet voor cultuur is de komende jaren gericht op versterking, verdieping en ontwikkeling van de regionale cultuurplannen, ontwikkeling van werkplaatsen, bevorderen van bibliotheekvernieuwing met nadruk op de sociale functie en uitbouw van de werkwijze van cultuureducatie. Asielzoekers Eind 2001 hebben Provinciale Staten de voordracht ''integraal provinciaal asielzoekersbeleid 20012005'' vastgesteld. Daarbij ging het om de volgende uitgangspunten en taken: 1. Een regisserende, sturende en ondersteunende rol bij de verdeling van opvangplaatsen over de Groninger gemeenten; 2. Actieve rol bij opvanggerelateerde vraagstukken, zoals onderwijs, zorg, dakloze asielzoekers; 3. Actieve rol bij flankerend beleid, gericht op betaald werk, vrijwilligerswerk, onderwijs, sociaalculturele voorzieningen en mondiale bewustwording. Herijking De provinciale rol en de daaruit voortvloeiende activiteiten zijn beschreven in de "Voortgangsrapportage provinciaal asielzoekersbeleid, stand van zaken juli 2003", waarmee Provinciale Staten op 6 oktober 2003 hebben ingestemd. De voortgangsrapportage vormt de opmaat voor een herijking van het provinciaal asielzoekersbeleid 2004-2005, waarin aandacht besteed zal worden aan: de opvangcapaciteit in onze provincie, de
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
51 noodopvang, onderwijs, alleenstaande minderjarige asielzoekers, zorg, uitplaatsing statushouders, werk-/leertrajecten en vrijwilligerswerk. Over deze thema's is op 11 mei 2004 een discussiebijeenkomst gehouden in het provinciehuis. Het resultaat van deze bijeenkomst zal voorgelegd worden aan Provinciale Staten. Minder asielzoekers Een gevolg van de nieuwe vreemdelingenwet is dat de instroom van asielzoekers in ons land aanzienlijk is gedaald. Een en ander heeft in onze provincie geleid tot een groot aantal sluitingen van asielzoekerscentra. De opvangcapaciteit is teruggelopen van circa 10.000 plaatsen naar circa 4.600 plaatsen. Op initiatief van de Commissaris van de Koningin zijn bijeenkomsten georganiseerd op 17 november 2003, 12 december 2003 en 22 maart 2004 waarin met name aandacht besteed is aan de gevolgen van de krimpoperatie, de eenmalige pardonregeling, de problematiek rondom dakloze asielzoekers, c.q. de noodopvang, alsmede het voorgenomen uitzetbeleid van de rijksoverheid. Veiligheidsbeleid Op grond van de in 1999 door Provinciale Staten vastgestelde Nota "Naar een Veiliger Provincie" wordt een Provinciaal Veiligheids Programma (PVP) voorbereid; dit programma zal in de loop van 2004 voor de eerste maal worden uitgebracht. In dit programma wordt het integrale veiligheidsbeleid van de provincie beschreven. De veiligheidsaspecten van de verschillende provinciale beleidsterreinen, waaronder Welzijn en Zorg worden, waar mogelijk en nodig in samenhang met andere afdelingen, daarin beschreven. Naast het beleidsinhoudelijke deel bestaat het PVP uit een (voortschrijdend) meerjaren uitvoeringsprogramma. Vanuit Welzijn en Zorg komen daarbij thema's als huiselijk geweld, jeugd en veiligheid en het adviesen meldpunt kindermishandeling- jeugdzorg en wijk- en dorpsvernieuwing aan de orde. Daarbij wordt aandacht geschonken aan inhoud, samenwerking met andere (interne en externe) actoren en concrete activiteiten. Het gaat daarbij om thema's die (uiteraard) onderdeel vormen van het beleidsplan Welzijn en Zorg. Duurzame ontwikkeling In het Provinciaal Omgevingsplan is door Provinciale Staten bepaald dat duurzame ontwikkeling een hoofddoelstelling van de provincie is. Duurzame ontwikkeling gaat de gehele organisatie aan en is de afgelopen jaren in de provinciale uitvoeringspraktijk steeds meer geconcretiseerd. Dat wil zeggen dat vanuit de verschillende beleidsvelden bewuster de keuze wordt gemaakt om onderwerpen gezamenlijk aan te pakken en vanuit meerdere invalshoeken te benaderen zodat het te realiseren product duurzame meerwaarde oplevert. Duurzame ontwikkeling gaat over het vinden van elkaar versterkende raakvlakken en het voorkomen van afwentelingen van het ene beleidsterrein naar het andere. In paragraaf 2 van deel II van dit beleidsplan welzijn 2005-2008 wordt beschreven dat het beleidsdomein welzijn en zorg in z'n eentje niet toereikend is om de sociale infrastructuur te beïnvloeden en te verbeteren. Er wordt bewust gekozen om meerdere beleidsdomeinen bij de sociale infrastructuur te betrekken ook vanuit de gedachte de te realiseren projecten duurzame meerwaarde te geven. Duurzame ontwikkeling gaat over lange termijn denken (visie) met passende korte termijn acties en resultaten. Een goed voorbeeld van dit laatste is dat bij het toetsen van aanvragen voor multifunctionele centra specifiek aandacht wordt besteed aan ecologie en economie. Algemeen milieubeleid In het POP is aangegeven dat de leefomgevingkwaliteiten van de provincie - en daarmee de leefbaarheid - behouden moet worden en daar waar mogelijk versterkt. Vanuit algemeen milieubeleid wordt bijgedragen aan het bereiken van de daarbijbehorende gewenste milieukwaliteiten (o.a. gezond, schoon, veilig, rustig, duisternis). Dat gebeurt enerzijds door het uitvoeren van wettelijke taken, zoals vergunningverlening en handhaving, maar ook anderzijds door in te zetten op transities. Deze transities zijn in het Nationaal Milieubeleidsplan 4 benoemd en spelen zich af op de volgende thema's/terreinen: 1. verlies aan biodiversiteit 2. klimaatverandering 3. overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen 4. bedreigingen van de gezondheid 5. bedreigingen van de externe veiligheid 6. aantasting van de leefomgeving 7. mogelijke onbeheersbare risico’s
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'
52
Vanuit een specifiek provinciaal beleidsterrein zoals energie wordt voor de komende jaren in de uitvoering nadrukkelijk stil gestaan bij het treffen van energiebesparende maatregelen in de gebouwde omgeving die ook het comfort en zelfs de gezondheid kunnen bevorderen, zoals waterzijdig inregelen.
BIJLAGE II INSTRUMENTEN Bij de beleidsontwikkeling en -uitvoering op terrein van welzijn en zorg worden de volgende instrumenten ingezet: -
Beleidsplan Welzijn 2005-2008 Regiovisie 'Zorg in samenhang' Beleidsondersteunend onderzoek (CMO) Projectontwikkeling en projectimplementatie (CMO) Ondersteuning vrijwilligersorganisaties/kleine professionele instellingen (CMO) Projectleiderschap/projectcoördinatie (CMO) Methodiekontwikkeling (CMO) Procesmanagement gebiedsprogramma's (CMO + provincie) Procesmanagement speerpuntprojecten (CMO + provincie) Krediet incidentele subsidies Investeringsfonds (voorheen Cesi en IIE) Stimuleringsfonds Zorg Bijdrageregeling voor investeringen in multifunctionele gebouwen 2004-2007 Tijdelijke regeling cofinanciering zorginfrastructuur 2004-2007, scheiden wonen en zorg
_________________________________________________________________________ ONTWERP beleidsplan welzijn 2005-2008 'Wel (en) levend Groningen'