Commissie van Beroep PO
SAMENVATTING 106382 - Beroep tegen mededeling einde tijdelijk dienstverband van rechtswege; PO De werkgever heeft de werknemer meegedeeld dat het verlengd tijdelijk dienstverband van rechtswege eindigt. Er zijn twee opvolgende arbeidsovereenkomsten waarvan de tweede aan te merken is als een overeenkomst als bedoeld in art. 3.3 lid 2 cao po, d.w.z. een (verlengde) arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met uitzicht op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In een dergelijk geval dient de werkgever op grond van artikel 3.6 lid 3 cao po tenminste twee maanden voor de einddatum een beslissing te nemen over het vervolg. Gelet op deze bijzondere procedure, die in dit geval van toepassing is, moet de bestreden beslissing worden beschouwd als een besluit in de zin van artikel 12.1 aanhef en onder g cao po zodat sprake is van een voor beroep vatbare beslissing. Ten aanzien van de beslissing dat het (verlengd) tijdelijk dienstverband van rechtswege eindigt komt de werkgever een grote mate van beoordelingsvrijheid toe. Slechts in geval van zeer bijzondere omstandigheden kan de werkgever de bevoegdheid worden ontzegd om te beslissen dat een (verlengd) tijdelijk dienstverband van rechtswege eindigt. Van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden is niet gebleken. De werkgever heeft zijn beslissing voorts voldoende gemotiveerd. Aldus heeft de werkgever in redelijkheid kunnen beslissen dat het verlengd tijdelijk dienstverband van rechtswege eindigt. Beroep ongegrond.
UITSPRAAK in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, appellante, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. L. van Etten en het College van Bestuur van De D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. F.J.J.M. Janssen
1.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij beroepschrift met bijlagen van 22 juli 2014, ingekomen op 23 juli 2014, heeft A beroep ingesteld tegen de schriftelijke mededeling van de werkgever van 10 juni 2014 dat het verlengd tijdelijk dienstverband van A van rechtswege eindigt per 1 augustus 2014. De werkgever heeft op 16 september 2014 een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van het beroep vond plaats op 9 december 2014 te Utrecht. A verscheen in persoon en werd bijgestaan door haar gemachtigde. Namens de werkgever verschenen mevrouw G, hoofd P&O, en de heer H, directeur school voor voortgezet speciaal onderwijs I te E. Zij werden bijgestaan door de gemachtigde.
2.
DE FEITEN
Zaaknummer 106382 /uitspraak d.d. 8 januari 2015 Pagina 1 van 6
Commissie van Beroep PO
A, is op 27 augustus 2012 in dienst getreden bij De D. Onder De D ressorteren twintig scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs in Midden- en Oost-Nederland. A was sinds haar indiensttreding werkzaam als docent op de school voor voortgezet speciaal onderwijs I te E, op basis van een (verlengd) tijdelijk dienstverband voor bepaalde tijd met (laatstelijk) een volledige betrekkingsomvang. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de cao po 2013. Het eerste tijdelijk dienstverband van A liep van 27 augustus 2012 tot 1 augustus 2013. Gedurende dat schooljaar gaf A les aan de bovenbouw. Op laatstgenoemde datum zijn partijen een nieuw tijdelijk dienstverband aangegaan tot en met 31 juli 2014. Tijdens het schooljaar 2013-2014 gaf A les aan de onderbouw. Op 16 september 2013 heeft de werkgever A per e-mail meegedeeld dat het (verlengd) tijdelijk dienstverband zijn grondslag vindt in artikel 3.4 onder a cao po, te weten een tijdelijk dienstverband als voorziening in een tijdelijke vacature. De werkgever heeft daarbij aangetekend dat er na afloop van dit dienstverband uitzicht is op een vast dienstverband. Op 16 mei 2014 heeft de werkgever met A een functioneringsgesprek gehouden. Bij brief van 22 mei 2014 heeft de werkgever A meegedeeld dat het verlengd tijdelijk dienstverband per 1 augustus 2014 van rechtswege afloopt. De werkgever heeft daarbij aangegeven dat A vanwege onvoldoende functioneren/ongeschiktheid voor de functie niet in aanmerking komt voor verdere verlenging van het dienstverband. Op 6 juni 2014 heeft A hiertegen per e-mail bezwaar gemaakt bij de werkgever. Bij brief van 10 juni 2014 heeft de werkgever zijn mededeling van 22 mei 2014 bekrachtigd, onder verstrekking van een nadere toelichting op de achterliggende reden. Tegen de mededeling van 10 juni 2014 is het beroep gericht.
3.
STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
A voert aan dat geen sprake is van een einde van rechtswege van het dienstverband, maar van de beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De brief van 10 juni 2014 had daarom een rechtsmiddelenverwijzing moeten bevatten. Het eerste tijdelijk contract is aangegaan als voorziening in een tijdelijke vacature. Het dienstverband is met ingang van 1 augustus 2013 voortgezet zonder dat van vervanging sprake was. Op grond van artikel 3.5 lid 3 cao po geschiedt voortzetting in dat geval voor onbepaalde tijd. Bij het tweede jaarcontract heeft de werkgever de aantekening gemaakt dat er na afloop van contractjaar uitzicht is op een vast contract. A betwist dat daarvoor als voorwaarde gold dat zij haar tweedegraads bevoegdheid Engels zou halen. Dat staat in ieder geval niet op schrift. Die bevoegdheid heeft zij ook niet nodig om les te geven in het voortgezet speciaal onderwijs. A is uiteraard wel aan de opleiding begonnen, maar vanwege persoonlijke omstandigheden heeft zij daarin vertraging opgelopen. Zij heeft dat reeds in een vroeg stadium bij de werkgever aangekaart. Dat zij haar bevoegdheid Engels nog niet heeft gehaald, valt haar daarom niet te verwijten. Daarbij komt dat een collega-leerkracht die zich in een vergelijkbare positie bevond, wel een vast contract heeft gekregen. Van andere collega’s zonder tweedegraads bevoegdheid is het contract verlengd. Daarmee maakt de werkgever ongeoorloofd onderscheid. Van een onvoldoende beoordeling c.q. ongeschiktheid voor de functie, hetgeen de werkgever als reden aanvoert voor het niet voortzetten van de arbeidsrelatie, is geen sprake. De suggestie van de werkgever dat A zich eind 2013 heeft ziek gemeld om op die manier op reis te kunnen gaan, werpt A van zich. Zij was wel degelijk ziek en verbleef op dat moment bij haar ouders. Er zijn in de communicatie dingen misgegaan, maar dat ligt niet alleen aan A. De gemiste afspraak met de bedrijfsarts heeft zij op een later moment ingehaald. Deze kwestie kan nu niet meer aan het ontslag ten grondslag worden gelegd, aldus A.
Zaaknummer 106382 /uitspraak d.d. 8 januari 2015 Pagina 2 van 6
Commissie van Beroep PO
De werkgever stelt daar primair tegenover dat het beroep niet-ontvankelijk is. Beide contracten zijn gestoeld op artikel 3.4 onder a cao po. Het tweede contract is van rechtswege geëindigd. Dat er uitzicht is gegeven op een vast dienstverband, doet daaraan niet af. Artikel 3.5 lid 3 cao po, waarnaar A verwijst, gaat hier niet op. Dat artikel geldt alleen wanneer een dienstverband wordt aangegaan dat niet ter vervanging is, en dat volgt op vervangingsaanstellingen die in totaal ten minste 12 maanden hebben geduurd. Er was in geval van A geen sprake van een vervangingsaanstelling en ook niet van aanstellingen die in totaal 12 maanden hebben geduurd. De brief van 10 juni 2014 is derhalve geen besluit als bedoeld in artikel 12.1 lid 1 onder g cao po en hoefde dan ook geen rechtsmiddelenverwijzing te bevatten. Subsidiair stelt de werkgever dat het beroep ongegrond is. Het functioneren van A als leerkracht staat als zodanig niet ter discussie. Echter, tijdens het functioneringsgesprek op 16 mei 2014 heeft de werkgever geconcludeerd dat A zich niet heeft gehouden aan afspraken ter zake van ziekmeldingen, dat zij het coachingstraject voor startende docenten niet heeft opgepakt en dat zij haar tweedegraadsopleiding Engels ondanks afspraak niet heeft afgerond. Met name dat laatste weegt voor de werkgever zwaar. A is uitdrukkelijk geworven als leerkracht Engels. In de vacaturetekst van destijds staat nadrukkelijk dat de kandidaat dient te beschikken over een eerste- of tweedegraads bevoegdheid Engels. Het behalen van deze bevoegdheid is regelmatig onderwerp van gesprek geweest, zodat het voor A duidelijk was dat dit een voorwaarde was voor het voortzetten van het dienstverband. A is weliswaar gestart met een tweedegraadsopleiding Engels, maar bleek op enig moment uit eigen beweging te zijn overgestapt naar een opleiding waarvan het diploma geen tweedegraadsbevoegdheid voor het vak Engels oplevert. De collega naar wie A verwijst, zat in een andere positie, namelijk die van leerkracht in de vervangingspool. In die situatie volstaat een PABO-diploma. De contracten met de andere door A genoemde medewerkers zullen na dit jaar worden beëindigd indien deze medewerkers hun bevoegdheid niet hebben gehaald. A heeft voor een periode in december 2013 verlof aangevraagd voor een buitenlandse reis. Dit verlof is niet verleend. Vervolgens heeft A zich juist in deze periode ziek gemeld, reageerde zij niet op correspondentie vanuit de werkgever en verscheen zij niet op een afspraak met de bedrijfsarts. Daarmee heeft A de schijn gewekt dat zij toch op reis is gegaan, hetgeen het vertrouwen in haar heeft aangetast. Niet valt in te zien waarom dit nu niet mede ten grondslag zou mogen worden gelegd aan de beslissing om geen nieuw dienstverband aan te bieden, aldus de werkgever.
4.
OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid
De instelling is aangesloten bij deze Commissie. A heeft gemotiveerd gesteld dat het beroep is gericht tegen één van de beslissingen, genoemd in artikel 63 lid 1 Wet op de expertisecentra en artikel 12.1 lid 1 cao po. Derhalve is de Commissie bevoegd van het beroep kennis te nemen. De ontvankelijkheid Omdat A het standpunt inneemt dat zij een overeenkomst voor onbepaalde tijd heeft en dat de bestreden beslissing een ontslag daaruit behelst, zal de Commissie eerst beoordelen of A in weerwil van de tekst van de arbeidsovereenkomst voor het tijdvak 1 augustus 2013 tot 1 augustus 2014 een dienstverband voor onbepaalde tijd heeft, in welk geval de bestreden beslissing moet worden aangemerkt als een ontslag anders dan op eigen verzoek. De beide overgelegde benoemingsaktes geven niet duidelijk de grondslag voor de benoeming aan. Om die grondslag vast te stellen, geldt dat van doorslaggevend belang is wat voor soort benoeming Zaaknummer 106382 /uitspraak d.d. 8 januari 2015 Pagina 3 van 6
Commissie van Beroep PO
partijen feitelijk beoogd hebben, en niet hoe deze wordt genoemd (of niet wordt genoemd). Immers, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad moet bij de uitleg van een schriftelijke overeenkomst niet enkel gekeken worden naar de taalkundige betekenis van de tekst, maar ook naar wat partijen over en weer hebben verklaard en wat zij redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden. Daarbij komt betekenis toe aan bijvoorbeeld de context van de overeenkomst in relatie tot de overige inhoud van hetgeen is overeengekomen, de totstandkomingsgeschiedenis ervan, de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen van de ene of andere uitleg, de aard en het doel van de overeenkomst en de gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst (de uitvoering). De cao po geeft in artikel 3.1 lid 2 als uitgangspunt dat een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd, behoudens in de gevallen als genoemd in artikel 3.2, 3.3 of 3.4 cao po, waarin een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd dan wel kan worden aangegaan. Artikel 3.2 cao po schrijft voor dat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd verplicht is als de werknemer niet de bij wet voorgeschreven onderwijsbevoegdheid bezit of als enige overige wettelijke bepaling zich tegen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd verzet. Ingevolge artikel 3.3. lid 1 cao po kan een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd worden aangegaan bij eerste indiensttreding met uitzicht op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Ingevolge lid 2 van artikel 3.3 cao po kan deze tijdelijke arbeidsovereenkomst in zeer bijzondere gevallen met ten hoogste twaalf maanden worden verlengd. Artikel 3.4 cao po noemt een viertal overige gevallen waarin een overeenkomst voor bepaalde tijd kan worden aangegaan, waaronder als voorziening in een tijdelijke vacature, telkens voor ten hoogste twaalf maanden. Gelet op het samenstel van deze bepalingen is naar het oordeel van de Commissie bij de toepassing van artikel 3.4 cao po geen sprake van een uitzicht op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De eerste tijdelijke arbeidsovereenkomst van A is aangegaan nadat A met succes had gesolliciteerd op een middels een advertentie kenbaar gemaakte vacature. Hoewel de betreffende advertentie spreekt van een tijdelijk dienstverband met uitzicht op een vaste aanstelling, vermeldt de – door A ondertekende – akte van benoeming uitdrukkelijk dat er geen uitzicht is op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Aangezien de akte geen grondslag voor de tijdelijkheid vermeldt en de precieze bedoeling van partijen thans niet meer is te achterhalen, laat de Commissie in het midden wat de grondslag voor het eerste dienstverband is geweest. Vast staat in ieder geval wel – en dat is ook door partijen als zodanig geaccepteerd – dat dit dienstverband van tijdelijke aard was. In de tweede akte van benoeming, die niet door A is ondertekend, staat niet de zinsnede dat er “geen uitzicht is op een dienstverband voor onbepaalde tijd”. Er staat echter ook niet in dat dit uitzicht er wel is. In de e-mail van 16 september 2013 van de werkgever aan A staat enerzijds dat het gaat om een aanstelling voor de duur van een jaar conform artikel 3.4 aanhef en onder a cao po (dit is de voorziening in een tijdelijke vacature) en anderzijds “dat er uitzicht is op een vast contract na het aflopen van dit jaarcontract”. A heeft hiertegen niet geprotesteerd, zodat aangenomen mag worden dat beide partijen hebben bedoeld (nogmaals) een tijdelijk dienstverband aan te gaan met daarna – bij gebleken geschiktheid – de mogelijkheid van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Met de mededeling dat er uitzicht is op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, lijkt de werkgever, anders dan hij in zijn e-mail van 16 september 2013 aangeeft, niet te doelen op artikel 3.4 cao po, maar op artikel 3.3 cao po. Zoals hiervoor aangegeven betreft artikel 3.4 cao po de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die niet valt onder artikel 3.2 of artikel 3.3 cao po en waarbij een uitzicht op een dienstverband voor onbepaalde tijd ontbreekt. Hoewel A per 1 augustus 2013 een tweede opvolgend contract bij dezelfde werkgever kreeg, en artikel 3.3 lid 2 cao po voorziet in de mogelijkheid om in zeer bijzondere gevallen het eerste tijdelijke contract met uitzicht op een overeenkomst voor onbepaalde tijd te verlengen, merkt de Commissie de tweede arbeidsovereenkomst aan als een overeenkomst als bedoeld in art. 3.3 lid 2 cao po, dat wil zeggen een (verlengde) arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met uitzicht op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De bijzondere omstandigheden die verlenging van de tijdelijke Zaaknummer 106382 /uitspraak d.d. 8 januari 2015 Pagina 4 van 6
Commissie van Beroep PO
arbeidsovereenkomst rechtvaardigen, zijn naar het oordeel van de Commissie gelegen in de omstandigheid dat A de tweedegraadsopleiding voor het vak Engels nog niet had afgerond en dat de werkgever haar alsnog in de gelegenheid wilde stellen aan deze eis te voldoen. Aangezien A geen tijdelijke dienstverbanden wegens vervanging had, gaat haar beroep op de toepasselijkheid van artikel 3.5 lid 3 cao po niet op. Derhalve is de tweede arbeidsovereenkomst voor het tijdvak 1 augustus 2013 tot 1 augustus 2014 op deze grond geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en behelst de bestreden beslissing niet een ontslag anders dan op eigen verzoek. A kan daarom niet in beroep komen op grond van artikel 12.1 aanhef en onder e cao po. Artikel 3.6 lid 3 cao po kent een bijzonder voorschrift voor arbeidsovereenkomsten die zijn aangegaan op grond van artikel 3.3 cao po en die een tijdsduur hebben van ten minste twaalf maanden. De werkgever moet in dat geval tenminste twee maanden voor de einddatum een beslissing nemen over het vervolg, bijvoorbeeld om de arbeidsovereenkomst van rechtswege te laten eindigen. Deze bepaling is in dit geval van toepassing omdat de tweede arbeidsovereenkomst valt onder artikel 3.3 cao po en twaalf maanden heeft geduurd. Op grond van artikel 12.1 lid 1 aanhef en onder g cao po kan de werknemer in beroep gaan bij de Commissie van Beroep tegen een door de werkgever genomen besluit inhoudende de beëindiging van een verlengd dienstverband voor bepaalde tijd. In zijn algemeenheid duidt een einde van rechtswege van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet op een besluit van de werkgever tot beëindiging. Gelet op de bijzondere procedure in artikel 3.6 lid 3 cao po, waarin staat dat een werkgever ten minste twee maanden voor de einddatum van de arbeidsovereenkomst een voorgeschreven beslissing dient te nemen, moet deze beslissing worden beschouwd als een besluit in de zin van artikel 12.1 aanhef en onder g cao po. Dat het gaat om een verlengd dienstverband voor bepaalde tijd staat vast. Aldus is sprake van een voor beroep vatbare beslissing. Daarom, en omdat A tijdig beroep heeft ingesteld, is het beroep ontvankelijk. De bestreden beslissing Ingevolge artikel 12.1 lid 2 cao po dient de werkgever in een brief die een voor beroep vatbare beslissing bevat op te nemen dat de werknemer tegen die beslissing beroep kan instellen, onder vermelding van de daarvoor geldende termijn en het adres van de betrokken commissie. Dat de werkgever heeft nagelaten in zijn brief van 10 juli 2014 een rechtsmiddelenverwijzing op te nemen, is derhalve niet conform de cao po. De Commissie acht A daardoor echter niet in haar belangen geschaad, aangezien zij tijdig en bij de juiste instantie beroep heeft ingesteld. Derhalve zal de Commissie aan deze omissie van de werkgever geen gevolgen verbinden. Ten aanzien van de beslissing van de werkgever dat het (verlengd) tijdelijk dienstverband van rechtswege eindigt, overweegt de Commissie dat de werkgever hierin een grote mate van beoordelingsvrijheid toekomt. De Commissie dient zich daarom bij het toetsen van een dergelijke beslissing terughoudend op te stellen. In zijn algemeenheid kan de werkgever de bevoegdheid niet worden ontzegd om te beslissen dat een (verlengd) tijdelijk dienstverband van rechtswege eindigt. Slechts in geval van zeer bijzondere omstandigheden is een uitzondering op dit uitgangspunt denkbaar, bijvoorbeeld wanneer sprake is van een ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging van de werkgever aan de werknemer. Van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden is de Commissie in dit geval niet gebleken. Door te vermelden dat het dienstverband niet wordt verlengd omdat A, kort gezegd, zich niet aan gemaakte afspraken heeft gehouden, heeft de werkgever zijn beslissing ook voldoende gemotiveerd. Aldus heeft de werkgever in redelijkheid kunnen beslissen dat het verlengd tijdelijk dienstverband met A van rechtswege eindigt, zodat de Commissie het beroep ongegrond zal verklaren.
Zaaknummer 106382 /uitspraak d.d. 8 januari 2015 Pagina 5 van 6
Commissie van Beroep PO
5.
OORDEEL
Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep ongegrond. Aldus gedaan te Utrecht op 8 januari 2015 door mr. L.C.J. Sprengers, voorzitter, drs. A.M.M. Kooij-Blok, mr. K.P. Piena, mr. D.A.M. Schilperoord en mr. M.Th. van Wel, leden, in aanwezigheid van mr. J.J. van Beek, secretaris.
mr. L.C.J. Sprengers voorzitter
Zaaknummer 106382 /uitspraak d.d. 8 januari 2015 Pagina 6 van 6
mr. J.J. van Beek secretaris