Samenvatting
1 Kan de regen opraken?
Kan de regen opraken?
Begrippen
Je moet weten waar het regenwater blijft als het op de grond
• de grond
ligt. Je moet ook weten hoe het kan gaan regenen. Weet je
• het grondwater
dit allemaal? Dan kun je de vraag beantwoorden.
• de klei • de regenput
Natte tijden
• het regenwater
Het kan in Nederland flink regenen. Regen komt uit de
• het riool
wolken. Als de wolken koud worden, begint het te regenen.
• de sloot • verdampen
Als het regent, blijft het in de huizen droog. Het regenwater
• het zand
loopt van de dakpannen in de dakgoot. En dan door de regenpijp naar de grond. Als er klei in de grond zit, kan het water niet snel weg. Je krijgt dan grote plassen. Als er zand in de grond zit, is de grond snel weer droog. Droge tijden De plassen zijn na de regen snel weg. Het regenwater gaat alle kanten op. Het water op de weg gaat naar de regenput. Onderin de regenput begint het riool. Dat brengt het water naar een sloot. Het water in de tuin zakt in de grond. Naar het grondwater.
Begrippen bij de kaart • de legenda • loodrecht • de symbolen
Het laatste beetje regenwater verdampt. De kleine druppeltjes gaan dan omhoog naar de wolken.
106 ©
kopieerblad 5.34
Samenvatting
2 Koop je sla in de Kalverstraat?
Weet je nu of je sla koopt in de Kalverstraat?
Begrippen
Om deze vraag te beantwoorden, moet je weten wat voor
• de buurtwinkel
soort straat de Kalverstraat is.
• het centrum
Je moet weten welke winkels je daar vindt. Winkels waar je
• het openbaar vervoer
boodschappen doet of winkels waar je echt gaat winkelen?
• de stad
En je moet weten in wat voor soort winkel je sla kunt kopen.
• het warenhuis
Weet je dit allemaal? Dan kun je de vraag beantwoorden!
• het winkelcentrum • de winkelstraat
Boodschappen in de buurt
• de woonwijk
Boodschappen heb je heel vaak nodig: brood, groenten, vlees. En wc-papier, melk en pindakaas. Boodschappen doe je meestal in de buurt. Op de fiets of lopend. De buurt waar je woont, heet een woonwijk. Iedere woonwijk heeft winkels. Deze winkels heten buurtwinkels, omdat ze in de buurt zitten. Dus dicht bij je huis. Denk maar aan de supermarkt, de bakker en de slager. Daar ga je heel vaak heen. Soms zitten de buurtwinkels bij elkaar in een winkelcentrum. Daar kun je alle boodschappen in één keer doen. Lekker makkelijk. Winkelen in de stad Winkelen is iets anders dan boodschappen doen. Winkelen doe je als je nieuwe kleren gaat kopen, of een nieuwe koelkast. Zulke winkels vind je meestal niet in de buurt. Dan ga je naar de stad. Daar ga je heen met de auto of met het openbaar vervoer. Een stad heeft altijd een centrum met een paar
drukke winkelstraten. In een winkelstraat vind je allerlei soorten winkels naast elkaar. Je stapt van de ene winkel in de andere. Je neemt rustig de tijd om te kijken en te passen. Of je gaat naar een warenhuis. Daar vind je van alles bij elkaar.
107 ©
kopieerblad 5.35
Samenvatting
3 Waar is de ingang van de supermarkt?
Weet je nu waar de ingang van de supermarkt is?
Begrippen
Om deze vraag te beantwoorden, moet je weten wat er
• de fabriek
bij een supermarkt gebeurt. Je moet weten welke mensen
• de houdbare producten
er bij een supermarkt komen. En wat die mensen daar doen.
• de inkomsten
Weet je dit allemaal? Dan kun je de vraag beantwoorden!
• het product • de streepjescode
Van de fabriek naar de supermarkt
• de uitgaven
Alles wat je in een supermarkt kunt kopen, noem je een
• de veiling
product. Brood, koek, suiker en tandpasta zijn bijvoorbeeld
• de verse producten
producten. Producten worden in een fabriek gemaakt. Daar zijn machines en soms ovens voor nodig. Uit welke fabriek een product komt, staat in de streepjescode. De producten worden iedere dag met vrachtwagens naar alle supermarkten door heel Nederland gereden. Sommige producten komen niet uit de fabriek, zoals fruit en groente. Fruit en groente gaan van de boer eerst naar de veiling en dan pas naar de supermarkt. Van de supermarkt naar huis
Begrippen bij de kaart
In de supermarkt staan alle producten netjes bij elkaar.
• de afstand
De houdbare producten staan op planken. Houdbare
• de schaal
producten zijn rijst, pasta en koek. Die kun je lang bewaren.
• het schaalstokje
Verse producten kun je niet lang bewaren. Sommige verse
• de titel
producten worden in de koeling bewaard. Dan blijven ze langer vers. De kassa leest de streepjescodes en telt alles op. Zo weet de klant wat hij moet betalen voor zijn boodschappen. Dat zijn uitgaven voor de klant. Voor de supermarkt zijn het inkomsten.
108 ©
kopieerblad 5.36
Samenvatting
4 Kun je alle wegen zien?
Kun jij alle wegen zien?
Begrippen
Je hebt geleerd dat er allerlei soorten wegen zijn.
• de buis
Je weet nu ook waarvoor je die wegen gebruikt.
• de busbaan
Kun je de vraag nu beantwoorden?
• de kabel • de leiding
Wegen die je kunt zien
• de snelweg
De meeste wegen kun je zien. En zelf gebruiken.
• de spoorweg
Je fietst over het fietspad. Met de auto rijd je over
• het verkeer
de snelweg. De bus rijdt over de busbaan. De trein
• het vervoermiddel
rijdt over de rails. Dat heet een spoorweg. Begrippen bij de kaart • het kompas • de noordpijl • de windrichtingen: het noorden het zuiden het westen het oosten De fiets, de auto, de bus en de trein zijn vervoermiddelen.
• de windroos
Op straat lopen mensen en rijden allerlei vervoermiddelen. Samen vormen ze het verkeer. De wegen die je kunt zien, gebruik je om zelf ergens te komen. En je gebruikt die wegen om spullen over te vervoeren. In een vrachtauto bijvoorbeeld. Wegen die je niet kunt zien Er zijn ook onzichtbare wegen. Daar kun je niet over rijden of lopen. Overal in Nederland liggen leidingen onder de grond. Dat zijn buizen en kabels. Die leidingen vervoeren gas, water en elektriciteit. Er liggen ook kabels voor de televisie en de telefoon. De meeste onzichtbare wegen komen via de meterkast je huis binnen. Water wordt door de waterleiding naar de kranen en de wc gebracht. Maar het vieze water moet ook weer weg kunnen. Dat gaat het riool in. Ook die weg ligt onder de grond.
109 ©
kopieerblad 5.37
Samenvatting
5 Welke schat ligt er onder jouw school?
Ligt er een schat onder jouw school?
Begrippen
Dit hoofdstuk ging over de vraag: ligt er een schat onder jouw
• de archeoloog
school? Om die vraag te beantwoorden moet je eigenlijk zelf een
• de beerput
opgraving doen. Je kunt dan grond vinden die door de natuur is
• het moeras
gemaakt. En je vindt dingen die door mensen zijn gemaakt. Heb je
• de opgraving
die schatten gevonden? Dan kun je de vraag wel beantwoorden.
• ophogen • het veen
Van de natuur De grond onder je voeten lag er niet altijd. Zand is komen
Begrippen bij de kaart
aanwaaien. Klei is door water gebracht. En waar veen ligt, daar
• de route
was vroeger een moeras. Weet je op wat voor grond je woont? Dan weet je ook hoe jouw buurt er lang geleden uitzag. In Haarlem vind je twee soorten grond. De eerste huizen stonden op een heuvel midden in een moeras. Op de heuvel vind je zand en in het moeras vind je veen. De mensen bouwden hun huizen natuurlijk eerst op het zand. Zand is stevig; je huis zakt niet weg. Op de zandheuvel ligt de oude stad van Haarlem. Pas veel later gingen ze op het veen wonen. Dat weten we door opgravingen. Van de mens Er is veel in de grond achtergelaten. Soms vindt een archeoloog oude munten of scherven. Soms een knikker,
maar die is niet oud. In een beerput kun je spullen vinden die mensen vroeger gebruikten. In Haarlem kun je goed zien wat er met de grond is gedaan. In het veen zijn sloten gegraven. En in het zand zitten allemaal sporen van mensen die lang geleden leefden. Soms zorgen mensen ervoor dat de sporen verdwijnen. Er komt een laag zand op de grond. Dat noem je ophogen. Of er wordt juist een laag weggegraven. Dat is jammer, want dan kun je niet meer zien hoe het er lang geleden uitzag.
110 ©
kopieerblad 5.38
Samenvatting
6 Woon jij in de allerleukste straat?
Is jouw straat de allerleukste?
Topolijst
Misschien kan jouw straat of wijk nog veel leuker worden.
• Groningen (provincie)
Wie beslist daar eigenlijk over? Wie heeft jouw straat bedacht?
• Friesland
En kun jij je straat of wijk veranderen?
• Drenthe
Kun je al deze vragen beantwoorden? Dan weet jij waar
• Overijssel
dit hoofdstuk over gaat!
• Gelderland • Flevoland
De gemeente
• Utrecht (provincie)
Het gemeentebestuur is de baas van de gemeente. In het
• Noord-Holland
gemeentebestuur zitten de burgemeester en een paar
• Zuid-Holland
wethouders. Het gemeentebestuur beslist of er een nieuwe
• Zeeland
wijk moet komen. En hoe die wijk eruit gaat zien. Er wordt
• Noord-Brabant
dan een plan bedacht door ambtenaren. Daarin staat hoe
• Limburg
de wijk eruit komt te zien. Er staat bijvoorbeeld in waar een
• Amsterdam
school wordt gebouwd en waar een speelplaats komt.
• Rotterdam
Als de wethouder het plan goed vindt, gaat het door. Begrippen Andere ambtenaren zorgen ervoor dat alles goed gaat
• de ambtenaar
in de wijk. Vuilnismannen, brandweermannen en agenten
• bereikbaar
ken je. Maar er zijn nog veel meer ambtenaren. Ze zorgen
• de bewonersgroep
dat het verkeer veilig is. Of dat er genoeg juffen en meesters
• de gemeente
zijn op school.
• het gemeentebestuur • protesteren
De bewoners
• de wethouder
In een wijk wonen veel mensen. Al die mensen hebben een mening over hun straat. Maar ze denken er niet allemaal hetzelfde over. Als je vraagt: ‘Wat moet er anders?’, zeggen ze allemaal wat anders. Soms zijn de bewoners het met elkaar eens. Dan heb je een bewonersgroep die met de wethouder gaat praten. Hoe groter
de bewonersgroep, hoe beter de wethouder luistert! Maar toch krijgt een groep niet altijd gelijk. Soms is er al een afspraak gemaakt met een andere groep. En afspraak is afspraak. Als je in de allerleukste straat wilt wonen, moet je niet alleen zeggen wat er niet goed is. Je moet ook bedenken wat er moet veranderen.
111 ©
kopieerblad 5.39
Samenvatting
7 Wat is niet door mensen bedacht?
Wat is nu niet door mensen bedacht?
Topolijst
Overal is natuur, maar niet alle natuur is hetzelfde.
• Groningen
In woongebieden vind je kleine stukjes natuur. Je ziet
• Leeuwarden
ze elke dag van dichtbij. Buiten dorpen en steden zijn
• Assen
grotere stukken natuur, de natuurgebieden. Wat is niet
• Zwolle
door mensen bedacht? Weet je het nu?
• Arnhem • Lelystad
Natuur in de buurt
• Utrecht
Er is niet veel natuur in een woonwijk. Je moet goed zoeken
• Haarlem
om het te vinden. Bijna alles wat je ziet, is bedacht door mensen
• Den Haag
en dus geen natuur.
• Middelburg • Den Bosch
Sommige mensen vinden het jammer dat er zo weinig natuur
• Maastricht
is. Gelukkig zijn er tuinen en parken. Maar daar helpen we de natuur wel bij. De bomen worden netjes in een rijtje gezet!
Begrippen • de heide
In Lanxmeer wilden de mensen meer natuur in de wijk.
• de natuur
Samen maakten ze een grote tuin. De auto’s moesten de
• het natuurgebied
wijk uit. En ze wilden geen huizen bouwen op een oude rivier.
• de wildbrug
Natuurgebied
Begrippen bij de kaart
In sommige gebieden is de natuur de baas. Daar is bijna niets
• het kaartvak
bedacht door mensen. Nou ja: er staat soms een bankje om
• het vakkenstelsel
op te zitten.
Heel veel mensen gaan graag naar natuurgebieden. Ze gaan er wandelen of fietsen en de kinderen spelen er. Je moet wel een stuk rijden of treinen om er te komen. De Hoge Veluwe is een groot natuurgebied. Je vindt er bos, heide en zand. De mensen helpen de natuur op de Veluwe een beetje. Ze laten de natuur met rust. Soms voeren ze de beesten. En voor de grote dieren is er een speciale wildbrug gemaakt. 112 ©
kopieerblad 5.40
Samenvatting
8 Wanneer heb je een goede vakantie?
Wanneer heb je een goede vakantie?
Topolijst
Om die vraag te kunnen beantwoorden, moet je wat dingen
• de Afsluitdijk
uitzoeken. Je moet weten wat mensen in hun vakantie doen.
• de IJssel
Iemand die moet werken, heeft een goede vakantie als er
• het IJsselmeer
genoeg toeristen komen. Wanneer zeg je: hij of zij heeft een
• de Maas
goede vakantie gehad?
• de Noordzee • de Waddeneilanden • de Waddenzee Begrippen • de atlas • de attractie • de reisgids • de toerist • de VVV
Zelf op vakantie gaan Veel mensen gaan in de zomer op vakantie. Ze slapen in een andere plaats. Ze zijn dan toerist. De meeste toeristen hebben een goede vakantie als er genoeg te doen en te zien is. Er moeten dus voldoende attracties zijn, zoals het strand of een dierentuin. In de
buurt van de attracties zoek je meestal een mooie plek om te slapen. Reisgidsen, folders en het internet kunnen je helpen met
zoeken. In een atlas kun je opzoeken waar de plaats ligt waar je naartoe gaat. Werken als een ander vakantie heeft Als jij vakantie hebt, wil je ontspannen en leuke dingen doen. Daarom zijn er mensen die moeten werken als jij op vakantie bent. Denk maar aan de ober in een restaurant, de leeuwenverzorgers in de dierentuin of de kaartjesverkoper van Madurodam. Als je wilt dat er toeristen naar je toe komen, heb je reclame nodig. Je kunt een website of een folder maken. De folder kan het best liggen op een plek waar veel toeristen komen. Bij de VVV bijvoorbeeld, de winkel voor toeristen. Daar kun je als toerist informatie halen over wat je allemaal kunt doen. 113 ©
kopieerblad 5.41