Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam
Eindrapportage inclusief bijlagen Rotterdam, januari 2010
Inhoud 5 Voorwoord
Bijlagen
6 Aanleiding en uitdaging
31
Notulen Invitational Expertmeeting
7
39
Gebruik van voorzieningen door
migranten
8 Leeswijzer
59
Project ‘Etnische minderheden met
een handicap’
9
1. De startperiode
75
Klanttevredenheidonderzoek onder
migranten
13
2. Aan de slag met de
99
Schade, schande, schuld of geschenk
111
Checklist voor intern diversiteitbeleid
117
Multiculturele inloopspreekuren
127
Leven met mensen met beperkingen
139
Top tien vragen en antwoorden in
contact met migranten
145
Methodiek Info Thuis
Stand van zaken
doelstellingen Periode 2007 - 2009
13
2.1 Informatievoorziening en
voorlichting op maat: meer gebruik
van voorzieningen
16
2.2 Kadervorming en participatie
18
2.3 Intercultureel zorgaanbod
21
3. Samenvattingen & Conclusies
21 3.1 Meer gebruik maken van
voorzieningen
22 3.2 Kadervorming en participatie 23
3.3 Intercultureel zorgaanbod
26
Concrete producten
27
Betrokken organisaties
(pag. 31-147)
148 Colofon
Voorwoord In 2006 kreeg MEE Rotterdam Rijnmond van de gemeente Rotterdam de opdracht voor een vierjarig project met als doelstelling om mensen van allochtone afkomst meer gebruik te laten maken van of deel te laten nemen aan de voorzieningen die er zijn voor mensen met een beperking. De afgelopen vier jaar heeft MEE gewerkt aan dit project ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam’. Samen niet alleen; in een breed samenwerkingsverband van Rotterdamse zorg-, hulpen dienstverleningsorganisaties, van organisaties die zich richten op de emancipatie en participatie van (al of niet gehandicapte) allochtonen en van organisaties van allochtonen zelf. Veel aandacht is in het project ‘Samen verder..’ besteed aan het bespreekbaar maken van het hebben van een beperking, van ziek zijn, om van daaruit de voorlichting over onder andere hulpverlening, voorzieningen, instellingen te geven. Kadervorming en participatie maakten deel uit van het project, met name waar het ging om het betrekken van allochtonen bij beleidsen besluitvorming. Ook keken de instellingen naar zichzelf: hoe divers zijn ze, hoe intercultureel is hun zorg- en dienstenaanbod, hoe kunnen ze beter aansluiten op de behoeften van de allochtone burgers en hoe kunnen allochtone Rotterdammers meer bij de belangenbehartiging en medezeggenschap binnen zorg-, hulp- en dienstverlening worden betrokken. MEE Rotterdam Rijnmond en de projectpartners sluiten het project ‘Samen verder..’ nu af. Het project heeft zijn pieken en dalen gehad. Desalniettemin is er veel bereikt; in het verslag leest u daar meer over. Veel allochtone Rotterdammers zijn door het project bereikt en geïnformeerd over hulpverlening, voorzieningen, instellingen en dergelijke. Meer dan ooit is er op het gebied van voorlichting samengewerkt. Diverse technieken op het gebied van voorlichting en informatievoorziening zijn ontwikkeld. Interculturalisatie van het dienstenaanbod wordt breed in de sector onderschreven en valt niet meer weg te denken bij de ondersteuning van mensen met een beperking. Belangrijke netwerken zijn ontstaan tussen instellingen en allochtonen en allochtonenorganisaties. Ook zijn er veelbelovende ontwikkelingen op het gebied van participatie en belangenbehartiging.
Een aantal binnen het project ontwikkelde en toegepaste methoden, producten en materialen zijn opgenomen in de Landelijke Toolkit van het NIGZ. Daardoor kan de opgedane kennis ook toegepast worden op andere plaatsen. Verder is het project één van de vier geselecteerde projecten voor een vergelijkend onderzoek door de afdeling Sociale Geneeskunde van het AMC. Dit onderzoek zal resulteren in een aantal publicaties in binnen- en buitenlandse tijdschriften. Graag geef ik uiting aan mijn waardering voor de grote inzet waarmee de vele medewerkers van de diverse instellingen hebben geparticipeerd in het project en de creativiteit die ze daarbij hebben getoond. Datzelfde geldt ook voor alle vrijwilligers die aan het project deelnamen. Ook de betrokkenheid en steun vanuit de gemeente wordt hier gemeld. Natuurlijk ook dank aan de drie projectleiders van het project. Rohina Raghoebier was verantwoordelijk voor het scherp krijgen van de doelstellingen en het brede samenwerkingsverband, Chantelle Rodgers nam de leiding van het project van Rohina over en Willem Smid rondde het project af en heeft verdergaande samenwerking in de nabije toekomst voorbereid. Dit laatste verheugt mij zeer want hoewel we het project nu formeel afsluiten , wordt de inzet op de doelstellingen ervan gecontinueerd. Interculturalisering van het aanbod en een beter gebruik van voorzieningen door allochtonen is een doorgaand proces. Op dit moment wordt gewerkt aan een tweetal convenanten waarbij MEE samen met diverse zorg- en dienstverlenende instellingen afspraken maakt om ook in de toekomst te blijven samenwerken op het terrein van informatievoorziening en de interculturalisering van het voorzieningenaanbod. Vanzelfsprekend blijft MEE zich inzetten voor empowerment. De komende jaren blijft het belang van vraagsturing waarbij permanent rekening gehouden wordt met de diversiteit van de Rotterdamse bevolking hoog op ons aller beleidsagenda staan.
Piet van der Veen, directeur MEE Rotterdam Rijnmond November 2009
Pagina 5
Stand van zaken In de afgelopen jaren is er veel gebeurd. Er is een breed samenwerkingsverband in het Rotterdamse ontstaan van zorg-, hulp- en dienstverleningsorganisaties samen met organisaties die zich richten op het bevorderen van emancipatie en participatie van allochtonengemeenschappen. Deze organisaties committeerden zich aan het project en namen plaats in een breed samengestelde klankbordgroep. Daarnaast waren veel van deze organisaties ook actief binnen de diverse werkgroepen van het project en ondernamen ze concrete actie om de doelstellingen van het project te behalen. De afgelopen jaren is veel bereikt. Er zijn veel initiatieven genomen op het gebied van voorlichting en het gezamenlijk optrekken van organisaties daarin. Daarbij zijn belangrijke contacten ontstaan met allochtonengemeenschappen. Met als gevolg dat niet alleen het thema handicap breed bespreekbaar is gemaakt, maar dat ook drempels zijn geslecht voor het gebruikmaken van de beschikbare voorzieningen. Ook op het terrein van participatie en empowerment is vooruitgang geboekt. Voorbeelden hiervan zijn de deelname van allochtone mantelzorgers aan de respijtweekeinden, de doorstroming naar lotgenotencontactgroepen en de netwerken die zijn voortgekomen vanuit de Wmo bijeenkomsten, georganiseerd door de Vereniging van Gehandicaptenorganisaties Rotterdam (VGR). Allochtonen zijn geschoold en getraind, niet alleen in het omgaan met een beperking, maar ook in belangenbehartiging en beleidsbeïnvloeding. De voorlichting en doorverwijzing van allochtonen is aanzienlijk verbeterd door de open inloopspreekuren die in het kader van het project zijn gerealiseerd.
Desalniettemin zijn er belangrijke resultaten geboekt, waarvan het zaak is deze voor de toekomst te borgen. De opgedane kennis en ervaring en de ontwikkelde methodieken en producten zijn zoveel mogelijk vastgelegd en overdraagbaar gemaakt. Er wordt met een aantal van de projectpartners geïnventariseerd op welke wijze de tijdens het project ontstane samenwerkingsverbanden kunnen worden bestendigd. Hierbij wordt met name gekeken naar verdere samenwerking op het gebied van gezamenlijke informatievoorziening, verdere samenwerking aangaande multiculturalisering van het voorzieningenaanbod en blijvend investeren in empowerment.
Er zijn ook zaken misgegaan. Het traject diversiteitbeleid bij MEE Rotterdam Rijnmond liep na een hoopvolle start vertraging op. Ook de participatie van allochtonen op het terrein van beleidsbeïnvloeding en medezeggenschap bleef beperkt. Daarnaast kwamen de diverse personele wisselingen binnen het project de continuïteit niet ten goede, waardoor met name de informatievoorziening naar de projectpartners te wensen overliet. Hierdoor is de rol van de klankbordgroep onvoldoende van de grond gekomen, ook niet na een tussentijdse evaluatie.
Pagina 6
Aanleiding en uitdaging In december 2004 en januari 2005 heeft wethouder L. Bolsius rondetafelgesprekken georganiseerd rondom het thema allochtonen met een handicap. Samen met vertegenwoordigers van zelforganisaties en (zorg) instellingen uit Rotterdam is in twee bijeenkomsten nagedacht en gesproken over de vraag of allochtonen met een handicap meer of minder gebruik maken van voorzieningen dan autochtonen in vergelijkbare situaties en welke redenen daaraan ten grondslag kunnen liggen. De volgende zaken kwamen naar voren: Veel allochtonen zijn onbekend met het systeem en de werkwijze van de zorg- en dienstverlening in Nederland. Veel allochtonen ‘herkennen’ zich niet in de vaak witte instellingen, wat de toegang tot deze zorg bemoeilijkt. Er leven bij allochtonen andere opvattingen over gezondheid, ziekte en handicap. Veel allochtonen zijn onbekend met de mogelijkheden binnen de gemeente Rotterdam. Het aanbod van de zorginstellingen en dienst verleners sluit niet of onvoldoende aan bij de vraag. Er zijn allochtonen met een handicap die nergens bekend zijn en niet geregistreerd staan bij bijvoorbeeld het bevolkingsregister. Hierdoor kunnen overheid en instellingen hen niet bereiken. Dit betekent dat er onvoldoende zicht is op deze groep met als gevolg dat er geen adequate zorg- of dienstverlening gepland en geboden kan worden. Allochtonen participeren nauwelijks in bestaande adviesraden, overlegorganen en verenigingen voor mensen met een beperking die zijn opgericht om zeggenschap en invloed van cliënten te waarborgen.
‘Meer evenwicht en balans creëren tussen mensen met een handicap van autochtone en allochtone afkomst waar het gaat om het gebruik maken van en deelnemen aan de voorzieningen die er zijn voor mensen met een handicap, zodat participatie en volwaardig burgerschap in Rotterdam gestalte kunnen krijgen voor alle burgers ongeacht hun handicap achtergrond of sekse.’ Om dit doel te bereiken zijn drie speerpunten benoemd waarop activiteiten en projecten zijn ontwikkeld: Informatievoorziening en voorlichting op maat, gericht op meer gebruik door allochtonen van de in Rotterdam aanwezige voorzieningen. Kadervorming en bevorderen van participatie; het betrekken van allochtonen bij beleids- en besluitvorming. Een kleurrijk voorzieningenaanbod; het stimuleren van diversiteitbeleid binnen de zorgsector opdat instellingen beter zijn toegerust om interculturele zorg, hulp en diensten te verlenen. Voor dit doel sloten vijfendertig Rotterdamse organisaties een ‘intentieverklaring tot lokale samenwerking’. De organisatiestructuur van het project voorzag in een stuurgroep, drie inhoudelijke werkgroepen en een breed samengestelde klankbordgroep.
Om deze veronderstellingen en gesignaleerde knelpunten verder uit te werken en aan te pakken heeft MEE Rotterdam Rijnmond van het College van Burgemeester & Wethouders de opdracht gekregen een vierjarig project te starten met als uitdaging:
Pagina 7
Leeswijzer Indien u snel een beeld wilt krijgen van de resultaten van het project, dan kunt u zich beperken tot het lezen van hoofdstuk vier. Hier vindt u, naast een samenvatting, de concrete leerpunten, aanbevelingen en conclusies op een rij. Voor een volledig overzicht van alle ondernomen activiteiten verwijzen we naar de hoofdstukken twee en drie. Hoofdstuk twee geeft een beeld van het eerste projectjaar, dat in het teken stond van verder onderzoek en het realiseren van een breed samenwerkingsverband. Hoofdstuk drie biedt een chronologisch overzicht van de ondernomen activiteiten. In de bijlagen vindt u een overzicht van de ontwikkelde producten, methodieken, programma’s en handleidingen en een overzicht van organisaties die in het project hebben geparticipeerd. Opmerking Allochtoon: een persoon die woonachtig is in Nederland en van wie ten minste één ouder is geboren in het buitenland. Wie zelf in het buitenland is geboren hoort tot de eerste generatie, wie in Nederland is geboren tot de tweede generatie (definitie CBS).
Pagina 8
1. De startperiode In januari 2006 is het projectplan ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam’ door MEE Rotterdam Rijnmond en de gemeente Rotterdam vastgesteld en aanvaardde MEE Rotterdam Rijnmond de opdracht van de gemeente Rotterdam om het project uit te voeren. Het jaar 2006 stond in het teken van het optuigen van de organisatie van het project en het onderzoek naar de stand van zaken binnen Rotterdam wat betreft de toegankelijkheid van voorzieningen voor mensen met een beperking voor allochtonen, de zogenaamde nulmeting. Tevens vond een werkbezoek plaats aan een soortgelijk project in Kopenhagen. De resultaten van deze activiteiten werden besproken tijdens een expertmeeting van directeuren van diverse Rotterdamse instellingen. In oktober 2006 werd het project officieel door middel van een startconferentie gepresenteerd. Hier volgt een overzicht van de activiteiten in 2006. Verkennend onderzoek onder instanties en allochtonen met een beperking naar het gebruik van voorzieningen (de nulmeting) Om een goede operationalisering van de projectopdracht te realiseren was er behoefte aan een scherper beeld van de toegang tot en het gebruik van zorg en (gemeentelijke) voorzieningen door allochtonen met een beperking. Daarnaast moest het onderzoek een inzicht geven in de wijze waarop instellingen hulp, zorg- en dienstverlening en informatievoorziening afstemmen op het multiculturele cliëntenbestand van Rotterdam. Hiertoe is door dr. Joke van de Zwaard en drs. Mieke de Wit een quickscan uitgevoerd onder tweeëntwintig door MEE Rotterdam Rijnmond geselecteerde lokale instellingen, onder allochtone cliënten met een beperking en onder allochtonennetwerken. Met zes respondenten zijn tevens diepte-interviews afgenomen. Daarnaast zijn door de onderzoekers zes groepsgesprekken gevoerd met door MEE geworven allochtone cliëntengroepen, is er een groepsgesprek gevoerd met een cliëntengroep van de Maaskringgroep (nu Pameijer) en een groepsgesprek met allochtonenprofessionals, werkzaam bij drie verschillende instellingen. De resultaten van het onderzoek waren leidend voor het vervolgtraject van het project. In totaal hebben
200 personen in de regio Rotterdam meegewerkt aan de nulmeting. De resultaten van het onderzoek zijn op de startconferentie in oktober 2006 in het Stadhuis van Rotterdam gepresenteerd. Het onderzoek bevestigde het beeld dat allochtonen moeizaam hun weg vinden in het hulp- en zorgsysteem voor mensen met een beperking. Onbekendheid en taalproblemen zijn daar de oorzaak van. Daarnaast bleek uit de interviews dat veel allochtonen inderdaad een andere kijk hebben op het onderwerp handicap en op de verantwoordelijkheid ten aanzien van gehandicapte familieleden. Geconstateerd werd dat instellingen in hun dienstverlening onvoldoende aansluiten op de verschillen die er zijn op het vlak van normen, waarden en behoeften van allochtonen met een beperking. De cliënt stond vaak onvoldoende centraal. Uit het onderzoek kwam tegelijkertijd naar voren dat veel instellingen nadrukkelijk bezig waren om hun aanbod beter af te stemmen op de wensen en behoeften van allochtonen. Vaak ging het echter om losse initiatieven. Van een integrale visie op diversiteitbeleid was bij veel instellingen geen sprake. Met bovenstaande conclusies werden de aannames van de gemeente Rotterdam bevestigd. Helaas leverde de nulmeting geen gegevens op van het gebruik van voorzieningen door allochtonen. Instellingen bleken hier of niet op te registreren of de geregistreerde gegevens waren niet betrouwbaar genoeg voor een verantwoorde analyse. Door het ontbreken van deze gegevens is het ook niet mogelijk om na afloop van het project vergelijkingen te maken. Dit betekent dat cijfermatige onderbouwing van de vraag of alle inzet die in het kader van het project is gedaan heeft geresulteerd in een toename van het gebruik van allochtonen van voorzieningen voor mensen met een beperking niet mogelijk is. Het onderzoeksrapport van de nulmeting is beschikbaar. Werkbezoek Kopenhagen In maart 2006 hebben vier projectmedewerkers van MEE Rotterdam Rijnmond een driedaags werkbezoek gebracht aan een vergelijkbaar project in Kopenhagen. Doel van dit werkbezoek was om kennis te nemen van de opgedane ervaring en expertise bij dit project en dit als voorbeeld te gebruiken in Nederland. Het in het kader van dit project uitgevoerde onderzoek onder allochtonen en zorginstellingen geeft een helder beeld
Pagina 9
van de factoren die er toe bijdragen dat instellingen vaak niet in staat zijn om aan te sluiten bij behoeften en verwachtingen van allochtonen. In oktober 2006 hebben de twee projectleiders uit Kopenhagen door middel van een workshop de resultaten van hun project gepresenteerd tijdens de startconferentie, die MEE in het kader van het project organiseerde in het Stadhuis van Rotterdam. Een vertaalde versie van het rapport is beschikbaar. Expertmeeting voor directeuren van lokale organisaties Op 28 september 2006 vond in het kader van het project een expertmeeting plaats voor de directeuren van de instellingen die hadden meegewerkt aan de nulmeting. De resultaten van de nulmeting werden ter becommentariëring voorgelegd aan de directeuren van de participerende zorginstellingen. Aan de hand hiervan werd verder gepraat over wat er in Rotterdam moet gebeuren om een betere aansluiting te realiseren van het zorg- en dienstenaanbod aan de behoeften en wensen van allochtonen. De bijeenkomst werd bijgewoond door tweeëndertig vertegenwoordigers van uiteenlopende lokale instellingen uit Rotterdam. De belangrijkste conclusie van deze bijeenkomst was de notie dat naast overwegingen vanuit maatschappelijk belang, diversiteit ook een zaak is van goede bedrijfsvoering en marktwerking. Indien het cliëntenbestand verandert, zal het aanbod zich daaraan moeten aanpassen. Diversiteitbeleid c.q. interculturalisatie van de organisatie impliceert de integratie van het intercultureel denken in het algemeen beleid van de instelling, waarbij elke nieuwe ontwikkeling automatisch wordt getest op interculturele bruikbaarheid. Interculturalisatie van het zorgaanbod betekent dat de zorgaanbieders zowel aan de top (management) als op de werkvloer hun denken en handelen afstemmen op de culturele diversiteit van hun zorgvragers. Van deze expertmeeting is een verslag beschikbaar. Startconferentie ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam’ Op 26 oktober 2006 vond de officiële startconferentie ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam’ plaats in het Stadhuis van Rotterdam. Tijdens deze conferentie zijn de resultaten van de nulmeting gepresenteerd. In het plenaire deel werden
verschillende presentaties gehouden, onder meer over de resultaten van het project in Kopenhagen. Mohammed M.I. Ghaly, docent Islamitische theologie aan de Universiteit van Leiden, gaf een presentatie over ‘Islam en handicap’. In het middagprogramma werd in verschillende workshops stilgestaan bij voorbeeldprojecten op het gebied van diversiteitbeleid en werd nader ingegaan op de resultaten van het onderzoek. De belangstelling voor dit congres was zeer groot: 175 vertegenwoordigers van uiteenlopende instellingen hadden zich ingeschreven voor deelname. Van de conferentie is een verslag beschikbaar. Organisatie Er werd gekozen voor een projectstructuur met een stuurgroep, drie werkgroepen en een klankbordgroep. De stuurgroep droeg de eindverantwoordelijkheid voor het project en was verantwoordelijk voor het vaststellen van de thema’s, op basis waarvan het plan van aanpak werd geformuleerd. Verder was de stuurgroep verantwoordelijk voor de totstandkoming van het jaarlijkse werkplan en de bespreking van het jaarverslag. De stuurgroep bestond uit: de verantwoordelijke ambtenaar van de gemeente Rotterdam (SoZaWe), de voorzitter van Platform Agenda 22, een ervaringsdeskundige jurist van Surinaamse afkomst, de verantwoordelijke manager van MEE Rotterdam Rijnmond en de projectmanager. De uitwerking van de drie speerpunten in concrete activiteiten werd de verantwoordelijkheid van drie werkgroepen. In deze werkgroepen werd samengewerkt door afgevaardigden van de verschillende projectpartners. Naast uiteenlopende instellingen en organisaties die werken met en voor mensen met een beperking, waren ook diverse organisaties vanuit het allochtonennetwerk in Rotterdam vertegenwoordigd. Om ook het draagvlak op managementniveau te borgen werd voor de duur van het project een klankbordgroep geïnstalleerd waarin eind september 2006 vierentwintig Rotterdamse organisaties zitting namen; wederom zowel afkomstig van instellingen voor mensen met een beperking, als instellingen die zich in Rotterdam bezighouden met belangenbehartiging voor en integratie van allochtonen. De klankbordgroep had de opdracht het project te monitoren en gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen over de uitvoering.
Pagina 10
De klankbordgroep vergaderde minimaal twee keer per jaar om de jaarlijkse verantwoording en het werkplan voor het komende jaar te bespreken. Intentieverklaring Naast de organisaties die actief participeerden binnen de werkstructuur van het project hebben ook diverse andere Rotterdamse instellingen hun medewerking aan de projectdoelstellingen toegezegd. Hiertoe werd een intentieverklaring opgesteld die uiteindelijk door vijfendertig organisaties is ondertekend. Door ondertekening verplichtten organisaties zich om zich in te zetten (weliswaar op basis van eigen mogelijkheden en verantwoordelijkheden) om een op elkaar afgestemd, toegankelijk en kwalitatief hoogstaand aanbod van voorzieningen op het gebied van wonen, zorg, welzijn, onderwijs en werk te realiseren voor allochtonen met een beperking en hun verwanten. Met de ondertekening onderschreven de instellingen hun medewerking aan de realisatie van de projectdoelstellingen.
Pagina 11
Pagina 12
2. Aan de slag met de doelstellingen Periode 2007 - 2009
2.1 Informatievoorziening en voorlichting op maat: meer gebruik van voorzieningen De nulmeting in 2006 bevestigde de al eerder aangegeven knelpunten over de toegankelijkheid van voorzieningen voor mensen met een beperking en/of chronische ziekte voor allochtonen. De meting leverde echter geen harde cijfers op wat betreft het gebruik van de voorzieningen. Om gebruik van en deelname aan voorzieningen te bevorderen is door de samenwerkende instellingen veel aandacht besteed aan voorlichting en deskundigheidsbevordering. Hiertoe werden diverse kanalen benut en methodieken ingezet, variërend van grootschalige stedelijke bijeenkomsten (zoals op het Stadhuis en in de Centrale Bibliotheek) tot vele kleinschalige laagdrempelige activiteiten (zoals voorlichting bij allochtonenorganisaties, uitzendingen via allochtonenmedia en het organiseren van respijtweekeinden voor mantelzorgers). Ook het in 2008 gestarte inloopspreekuur waarbij allochtonen zonder afspraak terecht kunnen en waarbij de voorlichting indien nodig ook in eigen taal kan worden geboden, blijkt te voorzien in een behoefte. In veel gevallen lagen informatieverschaffing en empowerment in elkaars verlengde, aangezien bij diverse activiteiten voorlichting werd gecombineerd met een trainingsaanbod. In dit kader zijn diverse innovatieve programma’s en methodieken ontwikkeld, vastgelegd en aan het werkveld beschikbaar gesteld. Hier volgt een overzicht van de activiteiten in de periode van 2007 – 2009. Voorlichting door middel van de Sociale Kaart: de informatiebrochure In 2007 werd informatie verzameld voor de productie van de brochure ‘Overzicht van het multiculturele aanbod aan voorzieningen, regelingen en activiteiten voor mensen met een beperking in Rotterdam’. Deze brochure bevat informatie over de doelstelling en werkwijze van de in het project samenwerkende instellingen en geeft tevens informatie over voorzieningen gericht op allochtonen. De brochure is te downloaden op de website van MEE Rotterdam Rijnmond (www.blijfmeedoen.nl). De Sociale Kaart is tevens bereikbaar via de website van MEE. Deze databank wordt continu bijgewerkt.
Twee multiculturele informatiemarkten 2007 en 2008 in de centrale bibliotheek In de week van Chronisch Zieken in november 2007 is op initiatief van het project ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam’ een grote informatiemarkt georganiseerd in de Centrale Bibliotheek van Rotterdam. Het doel van deze informatiemarkt was om in samenspraak met het lokale samenwerkingsverband het aanbod aan voorzieningen en regelingen en activiteiten voor (allochtone) Rotterdammers met een beperking op interactieve wijze presenteren aan de doelgroep. Aan de informatiemarkt hebben twintig lokale samenwerkingspartners meegewerkt met een eigen informatiestand. Op deze informatiemarkt is tevens de informatiebrochure ‘Overzicht van het multiculturele aanbod aan voorzieningen, regelingen en activiteiten voor mensen met een beperking in Rotterdam’ officieel gepresenteerd. Voor de bekendmaking van de informatiemarkt zijn flyers ontwikkeld en verspreid. Daarnaast is er aandacht besteed aan de informatiemarkt via de (allochtonen)media (o.a. radio), via de afdeling Voorlichting van de Gemeente en via de website van de Bibliotheek Rotterdam. In 2007 hebben ongeveer vierhonderd mensen de informatiemarkt bijgewoond, waaronder algemeen publiek van de Centrale Bibliotheek, de doelgroep zelf en professionals. De informatiemarkt is herhaald in 2008 met sport als extra thema, waarbij driehonderd bezoekers werden geregistreerd. Actualiseren Info Thuis DVD De bestaande Info Thuis DVD is in 2007 geactualiseerd. In deze film wordt aandacht besteed aan organisaties en voorzieningen gericht op een aantal levensterreinen, zoals wonen, werken, logeren en vrije tijd. Deze film is zeer geschikt informatiemateriaal voor allochtonen met een beperking en hun familie/verzorgers. De film is uitgebracht in zes talen en laat vier gezinnen en voorlichters zien met een verschillende etnisch culturele achtergrond. Deze voorlichtingsfilm wordt door de Info Thuis medewerkers gebruikt bij groepsvoorlichting en individuele voorlichting bij huisbezoeken. Vanaf maart 2008 is de DVD ook voor andere instellingen beschikbaar.
Pagina 13
Dialoogbijeenkomst Schade, schande, schuld of geschenk Het hebben van een beperking is zowel voor allochtonen met een handicap als voor hun mantelzorgers vaak een moeilijk te bespreken onderwerp. Binnen de eigen gemeenschap ligt het onderwerp nog vaak in de taboesfeer. De dialoogbijeenkomst was bedoeld om het thema ‘handicap’ bespreekbaar te maken. Op deze drukbezochte dialoogbijeenkomst werd een aantal succesvolle projecten gepresenteerd. De dialoogbijeenkomst vond plaats op 22 januari 2008 in het Stadhuis van Rotterdam. Tijdens de bijeenkomst werd tevens de methodiekbeschrijving van de lotgenotencontactgroep, ontwikkeld door MEE Rotterdam Rijnmond en CMO Stimulans, officieel aangeboden aan de wethouder van SoZaWe. Een verslag van deze bijeenkomst is beschikbaar. Deze bijeenkomst werd georganiseerd door MEE Rotterdam Rijnmond in samenwerking met CMO Stimulans, Platform Buitenlanders Rijnmond, Zorgorganisatie Avicen, Stichting De Heuvel en Spior. Inloopspreekuur MEE Rotterdam Rijnmond Bij MEE Rotterdam Rijnmond is er sinds 2007 iedere woensdagochtend een inloopspreekuur. Dit spreekuur is bedoeld voor alle mensen van allochtone afkomst met een beperking, maar ook voor hun ouders en verzorgers. De methode van het inloopspreekuur is gebaseerd op de Stap-In methodiek van de Averoès stichting. De Info Thuis voorlichters van MEE Rotterdam Rijnmond hanteren deze methodiek, aangepast aan de lokale situatie in de regio Rotterdam en de doelgroepen. De doelstellingen van Info Thuis (dit geldt dus ook voor het inloopspreekuur) zijn: Het ontwikkelen van een goede informatievoorziening, afgestemd op allochtonen met een handicap en zo nodig in de eigen taal door iemand met dezelfde culturele achtergrond, zodat zij in staat zijn zelf een keuze uit het aanbod van voorzieningen te maken. Meer informatie verkrijgen over de behoeften, mogelijkheden en ervaringen van allochtonen met een handicap, zodat het hulpverleningsaanbod en het zorgaanbod daarop afgestemd kunnen worden en vraaggestuurde zorg geboden kan worden.
Mensen hoeven voor het spreekuur geen afspraak te maken en kunnen vrij binnenlopen met allerlei vragen die te maken hebben met een beperking. Tijdens het inloopspreekuur zijn de voorlichters van Info Thuis beschikbaar, wat de mogelijkheid biedt de om in meerdere talen mensen te woord te staan. Daarbij gaat het om Turks, Arabisch, Berbers, Kaapverdiaans, Papiaments, Surinaams en gebarentaal. Diverse zorginstellingen hebben hun medewerking aan het inloopspreekuur verleend. In een tijdsduur van negen maanden hebben bijna 300 personen gebruikgemaakt van de inloopspreekuren. Dit betekent een gemiddelde van drieëndertig personen per maand, waarbij per maand vier ochtenden hiervoor beschikbaar waren gesteld. Vaak werden per bezoek meerdere vragen gesteld. Veel vragen werden gesteld over PGB, indicaties, thuiszorg en dergelijke. In samenwerking met de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening Centrum (SMDC) worden momenteel de mogelijkheden voor een tweede inloopspreekuur geïnventariseerd, waarbij men wil aansluiten bij de ontwikkeling van de Vraagwijzer in de deelgemeente Centrum en het Programma Oudere Migranten (POM). De methodiek van het inloopspreekuur is vastgelegd en overdraagbaar gemaakt. Betrokken instellingen: Vraagwijzer IJsselmonde, SMDC ouderenadviseur, Pameijer, Paus Johannes XXIII, Stromen/Opmaat, Allochtonen Ouderen Vereniging Delfshaven. Cursus ‘Op reis langs de voorzieningen’ Ouders met een niet-westerse achtergrond missen vaak basisinformatie, zeker als zij een beperkte beheersing van de Nederlandse taal hebben. Schriftelijke informatie bereikt deze ouders niet of onvoldoende, ook niet als deze in de eigen taal beschikbaar is. De wijze van informatieverwerving gaat bij deze ouders vaak via persoonlijk contact, via mondelinge overdracht. Het gevolg is dat deze ouders en kinderen het moeilijker hebben dan nodig is. Het voorlichtingsprogramma ‘Op reis langs voorzieningen’ speelt in op de bovengenoemde problematiek en is een hulpmiddel in de communicatie tussen eerstelijns hulp- en zorgorganisaties en ouders die de Nederlands taal slecht beheersen. De cursus wordt in de eigen taal van de ouders gegeven. Er wordt veel beeldmateriaal gebruikt en mondeling informatie overgedragen. De cursus is een eerste stap om alle ouders een zelfde uitgangspositie te geven en hen
Pagina 14
toegang te verschaffen tot voorzieningen en diensten. Het voorlichtingsprogramma is in opdracht het van project door Vilans geactualiseerd en in februari 2008 uitgevoerd. Vijftien Turkse moeders met een kind met een handicap hebben deelgenomen aan het voorlichtingsprogramma. In 2008 is tweemaal een trainingsbijeenkomst georganiseerd voor instellingen die het voorlichtingsprogramma ook binnen de eigen organisatie willen aanbieden. Hieraan hebben in totaal tien professionals uit vijf organisaties deelgenomen. In februari 2009 is de trainingsbijeenkomst opnieuw gehouden. Het cursusmateriaal is beschikbaar. Bij de ontwikkeling van het programma betrokken organisaties zijn MEE Rotterdam Rijnmond, CMO Stimulans en Vilans. Project Ondersteuning Mantelzorg In 2007 hebben MEE Rotterdam Rijnmond, SMDC, Mezzo en Vilans voorbereidend werk verricht in het kader van het project mantelzorgondersteuning. Bij dit project is gebruikgemaakt van de nieuwe door Vilans ontwikkelde trainingsmethodiek ‘Leren balanceren in familiezorg’. Naast de training is ook een train de trainerscursus ontwikkeld die is aangeboden aan voorlichters (eigen taal) van MEE Rotterdam Rijnmond en de medewerkers van Steunpunten Mantelzorg van SMDC. Vervolgens zijn in 2008 door de Steunpunten Mantelzorg Rotterdam, CMO Stimulans, Mezzo en MEE Rotterdam Rijnmond twee respijtweekeinden voor moeders van een kind met een beperking georganiseerd; in 2008 voor een groep Turkse vrouwen en in 2009 voor een gemengde groep. Extra financiering van de gemeente Rotterdam voor de Turkse groep maakte het mogelijk om ook de kinderen met beperking mee te nemen. Tijdens de weekeinden is onder begeleiding van een trainer gesproken over wat het betekent om mantelzorger te zijn. Men heeft handreikingen gekregen om overbelasting te voorkomen en informatie over de ondersteuningsmogelijkheden waar men beroep op kan doen. In totaal vijfendertig vrouwen hebben hieraan deelgenomen. Al deze vrouwen hebben zich ook aangemeld voor vervolgtraining 'Leren balanceren in familiezorg'. Een deel heeft zich vervolgens aangemeld voor de Turkse lotgenotengroep bij MEE Rotterdam Rijnmond. In 2009 hebben opnieuw twee mantelzorgweekeinden plaatsgevonden. Bij het project
betrokken organisaties zijn Vraagwijzer SMDC, Mezzo, MEE Rotterdam Rijnmond en Vilans. Voorlichtingsbijeenkomsten allochtonenvrouwen Allochtonenorganisaties staan al in contact met allochtonen en kunnen daardoor een belangrijke rol spelen in de voorlichting over het leven met een beperking. Om deze reden is contact gezocht met Dona Daria, Centrum voor Vrouwen en Emancipatie. Dona Daria beschikt over een breed netwerk onder allochtonenvrouwen. Medewerkers van Dona Daria kregen in september 2008 een training van het Advies en Informatie team van MEE Rotterdam Rijnmond, waarin ze onder meer informatie kregen over beperkingen, de gevolgen daarvan en de voorzieningen die er zijn voor mensen met een beperking. Een deel van deze vrouwen heeft tevens voorlichting gehad over de mogelijkheden van werken in de zorg. Vervolgens werden door Dona Daria voorlichtingsbijeenkomsten voor in totaal negen vrouwengroepen van verschillende etnische herkomst georganiseerd waaraan in totaal honderd allochtonenvrouwen meededen. De voorlichtingsbijeenkomsten hebben in de meeste gevallen geleid tot aanmeldingen, doorverwijzingen en kennisoverdracht naar de achterban. De gehanteerde voorlichtingsmethodiek is vervolgens beschreven en overdraagbaar gemaakt voor andere organisaties die met allochtonen werken en geïnteresseerd zijn in het geven van voorlichting op dit gebied. Betrokken organisaties zijn ASVZ, Visio, Steinmetz|De Compaan, Koninklijke Auris Groep en Dona Daria. Voorlichting via allochtonenmedia Allochtonenmedia worden goed beluisterd en bekeken en zijn daardoor een goede manier om de allochtonendoelgroep te bereiken. In het kader van het project is via de volgende media voorlichting gegeven: Via de Kaapverdiaanse zelforganisatie Avanco is verschillende malen op TV Morabeza voorlichting gegeven over het leven met een beperking. Ook via Stichting Stanvaste heeft MEE Rotterdam Rijnmond, en daarmee indirect ook andere instellingen, iedere donderdagochtend de gelegenheid om een thema rondom het hebben van een beperking te verzorgen. Stichting Stanvaste is een zelforganisatie die zich door middel van de radio bezighoudt met informeren en activeren van voornamelijk jongeren en allochtonen. Daarbij kunnen luisteraars direct hun vragen stellen. Tenslotte is via Stichting Spirit op Radio Amor FM
Pagina 15
meerdere malen aandacht besteed aan het leven met een handicap. Stichting Spirit is een algemene organisatie die maatschappelijke participatie, wederzijdse integratie, emancipatie en inburgering nastreeft ten behoeve van sociale samenhang in Rotterdam en richt zich vooral op Surinaamse bevolkingscategorieën. Vijf organisaties hebben uiteindelijk voorlichtingen gegeven op de radio en hebben vragen van luisteraars beantwoord. Hierdoor zijn zij direct in de huiskamer bij mensen binnengekomen en hebben zij groepen bereikt die zij normaliter moeilijk zouden traceren. Betrokkenen zijn ASVZ, Visio, Steinmetz|De Compaan, Koninklijke Auris Groep, Stichting Stanvaste, Stichting Spirit, Radio Amor FM en MEE Rotterdam Rijnmond. Sport- en kookcursussen voor jongeren met een verstandelijke beperking Veel allochtonen met een beperking nemen niet deel aan activiteiten die gericht zijn op vrijetijdsbesteding, zoals sport of het uitoefenen van een hobby. In 2008 zijn in samenwerking met een viertal organisaties kook- en sportcursussen georganiseerd voor allochtonen met een verstandelijke beperking. Deze cursussen hadden tot doel de deelnemers kennis te laten maken met het reguliere aanbod van de Accent Avondscholen op het gebied van vrijetijdsbesteding. De cursussen werden afgesloten met een informatieavond voor de ouders en een bezoek aan een aantal van de cursussen van Accent avondschool. In totaal hebben veertig jongeren aan de cursussen deelgenomen. Betrokken organisaties: MEE Rotterdam Rijnmond, CMO Stimulans en Accent Avondscholen. Diabetes voorlichtingsbijeenkomst voor dertig Rotterdammers van Surinaamse afkomst In samenwerking met Stichting Spirit, Diabetesvereniging Nederland afdeling Rotterdam en CMO Stimulans zijn voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd over diabetes voor in totaal dertig Rotterdammers van Surinaamse afkomst. Diabetes komt relatief veel voor onder de Surinaamse bevolkingsgroep. De Diabetesvereniging heeft speciale voorlichting ontwikkeld die wordt verzorgd door vrijwilligers van Surinaamse afkomst. Hierbij wordt in het bijzonder ingespeeld op de leef- en eetgewoonten van Surinaamse mensen. Een groot deel van de aanwezigen heeft aangegeven vaker uitgenodigd te willen worden voor voorlichtingsbijeenkomsten die
te maken hebben met gezondheid. In het bijzonder de voedingslijsten met Surinaamse gerechten en de mogelijkheid om de bloedsuikerspiegel te laten meten bleken de doelgroep aan te spreken. Betrokken organisaties: Stichting Spirit, Diabetes Vereniging Nederland, afdeling Rotterdam en CMO Stimulans Overige voorlichtingsbijeenkomsten In 2007 zijn door de Vereniging van Gehandicaptenorganisaties Rotterdam in samenwerking met Stichting Welzijn Doven Rotterdam (Swedoro) interculturele jongerenbijeenkomsten voor dove allochtonenjongeren georganiseerd. De thema’s waren discriminatie, werk en milieu. Verder is er gedurende de projectperiode door het Info Thuis team voorlichting gegeven over leven met een beperking en mogelijke voorzieningen aan een Turkse lotgenotengroep, op het Dunya Festival, op de Dag van de Armoede, het Ramadan Festival en voor Antilliaanse, Kaapverdiaanse en Marokkaanse zelforganisaties.
2.2 Kadervorming en participatie Op verschillende wijzen is door het project op kadervorming en participatie ingezet. Begin 2007 heeft de Taskforce Handicap en Samenleving de cursus ‘Effectief inspreken’ aangeboden aan de lokale platforms. In dit kader zijn negentien allochtonen getraind, die vervolgens hebben geparticipeerd in een debat met Burgemeester & Wethouders. Als participatiemethodiek zijn tijdens het project zeer positieve ervaringen opgedaan met de combinatie van laagdrempelige voorlichting en empowerment via training. Een goed voorbeeld daarvan zijn de zogenaamde respijtweekeinden die zijn georganiseerd voor allochtone mantelzorgers. Vrouwelijke deelnemers kregen na afloop een training ‘Leren balanceren in de zorg’ aangeboden, wat uiteindelijk tot gevolg had dat diverse vrouwen betrokken zijn geraakt bij het geven van voorlichting en steun aan lotgenoten. Alhoewel apart gefinancierd, moeten in dit verband ook de inspanningen vanuit de VGR om allochtonen te activeren rondom de Wmo worden genoemd. Zeer succesvol waren de Wmo theaterbijeenkomsten in samenwerking met Stichting Pluspunt. Ook hier werd informatieverschaffing via een trainingsaanbod gekoppeld aan empowerment. Hierdoor zijn diverse allochtonen direct betrokken geraakt bij belangenbehartiging en gemeentelijke
Pagina 16
inspraakprocessen. Op dit moment (najaar 2009) hebben allochtonen binnen de VGR een duidelijke, ook bestuurlijke, positie gekregen. Vanuit de VGR is veel ondersteuning geboden aan de oprichting van diverse deelgemeentelijke platforms. Het percentage allochtonen dat daarin participeert blijft echter zeer beperkt.
actief willen zijn op gebied van belangenbehartiging kunnen deelnemen (zie www.lokaal.org). De debatbijeenkomsten vonden plaats op 1 februari 2008. Gezegd moet worden dat hoewel negentien allochtonen actief hebben geparticipeerd binnen het programma, dit uiteindelijk niet heeft geleid tot verdere betrokkenheid bij bestaande structuren van belangenbehartiging en beleidsbeïnvloeding. Betrokken organisaties: MEE Rotterdam Rijnmond, VGR, Taskforce Handicap en Samenleving, Stichting LOKAAL.
Tot slot is met behulp van een aanvullende financieringsaanvraag bij ZonMw een aantal succesvolle activiteiten en methodieken op het gebied van participatie in een toolkit vastgelegd en overdraagbaar gemaakt. Hier volgt een overzicht van de activiteiten en methodieken. Trainingstraject ‘Vaardig besturen’ als onderdeel van debatcursus via TaskForce Handicap en Samenleving In 2007 heeft het project ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam’ op uitnodiging van de TaskForce Handicap en Samenleving gebruikgemaakt van hun aanbod aan lokale platforms in het land in de vorm van een cursus ‘effectief inspreken’, die door het Nederlands Debat Instituut wordt aangeboden. Deze debatcursus bestond uit drie delen: een dagdeel ‘training debatteren’, gevolgd door een besloten debat met B&W van de betreffende gemeente en een publiek debat. In de training werd vooral geoefend met het voorbereiden van de debatten. Uiteindelijk hebben negentien personen deelgenomen aan een introductie op de training en hetzelfde aantal aan de training ‘debatteren’. Voorafgaand aan het dagdeel ‘training debatteren’ is door het project een oriëntatiecursus ‘Lokaal Bestuur’ aangeboden aan de deelnemersgroep. Deze groep bestond uit personen zonder ervaring met en kennis van belangenbehartiging en/of lokaal bestuur. Aangezien ongeveer de helft aangaf de Nederlandse taal - naar eigen zeggen - onvoldoende te beheersen om op gelijk niveau te debatteren, is voorafgaand aan de debatbijeenkomsten en ter voorbereiding daarop de cursus ‘Vaardig besturen’ van vier dagdelen aan deze deelnemersgroep aangeboden. De cursus is verzorgd door de Stichting LOKAAL, een door de gemeente gesubsidieerd trainingsbureau. Van deze cursus is geen trainingshandleiding geschreven. Het is een bestaande training waaraan alle Rotterdammers die
Samengaan VGR en Platform Allochtonen met een beperking Binnen het bestuur van de VGR is aandacht gevraagd voor allochtonen met een beperking. Ook in het traject van ‘het debat met het college’ is nagedacht over en gewerkt aan de versterking van de positie van allochtonen met een beperking op het terrein van de belangenbehartiging en beleidbeïnvloeding. Samen met het Platform Allochtonen met een beperking is gekeken naar de positie van het platform en de mogelijke versterking ervan. Dit heeft geleid tot de uitbreiding van het bestuur van de VGR met de voorzitter van het Platform Allochtonen met een handicap. Op dit moment is het Platform omgevormd tot een werkgroep binnen de VGR. VGR, Wmo en Burgerparticipatie In 2006 werd op initiatief van CMO Stimulans, het Platform Buitenlanders Rijnmond en Zorgbelang Zuid-Holland het Wmo Platform Allochtonen opgericht. In 2008 organiseerde de VGR samen met het Wmo Platform Allochtonen de bijeenkomst ‘de Wmo twee jaar later’. Daarnaast organiseerde de VGR met behulp van gemeentelijke financiering samen met Stichting Pluspunt op deelgemeenteniveau de zogenaamde ‘Wmo theaterbijeenkomsten’. Met name uit deze theaterbijeenkomsten zijn relevante netwerken ontstaan binnen de Turkse en Marokkaanse gemeenschap. Vanuit beide gemeenschappen zijn vrouwen getraind in het omgaan met een beperking, maar ook in weerbaarheid en belangenbehartiging. Hiertoe heeft de VGR de cursus ‘Barrieres doorbreken voor deze doelgroep aangepast. In 2009 is voor elf Marokkaanse vrouwen en twintig Turkse vrouwen deze aangepaste cursus ‘Barrières doorbreken’ verzorgd. Deze vrouwen zijn vervolgens betrokken bij het gesprek tussen de gemeente en de Wmo Klankbordgroep over
Pagina 17
het Wmo vierjaren beleidsplan. In het najaar van 2009 zal de aangepaste cursus ‘Barriéres doorbreken’ nogmaals worden aangeboden aan een groep van vijftien Marokkaanse vrouwen. Op deelgemeentelijk niveau heeft de VGR veel ondersteuning geboden aan de oprichting van deelgemeentelijke platforms voor mensen met een beperking. In de praktijk blijkt het niet gemakkelijk deze platforms van de grond te krijgen, laat staan deze ook nog qua samenstelling een afspiegeling van de bevolkingssamenstelling per deelgemeente te laten zijn. Er participeren dan ook nauwelijks allochtonen in deze platforms. ZonMw project ‘Diversiteit in participatie’ MEE Rotterdam Rijnmond heeft gereageerd op een landelijke oproep van ZonMw, waarin men zocht naar voorbeeldprojecten in het land ter verbetering van de participatie van allochtonen in beleid en praktijk. Het project ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam’ is één van de vier geselecteerde projecten. Met aanvullende financiering van ZonMw is het vanaf juni 2007 mogelijk gemaakt om de evaluatie van het project ‘ Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam’ en de in dat kader ontwikkelde en/ of toegepaste methoden, producten en materialen te beschrijven en beschikbaar te stellen voor een landelijke toolkit, waardoor de opgedane kennis kan worden toegepast op andere locaties in het land. Daarnaast is het project ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam’ als één van de vier projecten onderwerp van een vergelijkend onderzoek. Bij dit onderzoek staan de volgende elementen centraal: Zicht op effectieve methoden van participatie van allochtonen doelgroepen in zowel de praktijk als het beleid van gezondheidszorg (in brede zin). Inzicht in de succes- en faalfactoren van participatie van allochtonen in beleid en praktijk van de (gehandicapten)zorg. Inzicht in de randvoorwaarden van participatie van allochtonen in de zorg (welke zijn dit, hoe zijn deze te realiseren en te borgen). Inzicht in de borging van participatie van allochtonen in de (gehandicapten)zorg. Dit onderzoek (onder leiding van drs. Barbara Fienieg, onderzoeker bij het Amsterdams
Medisch Centrum, afdeling Sociale Geneeskunde), zal resulteren in een serie publicaties in onder andere ‘Social Science and Medicine’, ‘Ethnicity & Health’ en het ‘Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen’ in 2009 en 2010.
2.3 Intercultureel zorgaanbod Het jaar 2006 stond in het teken van verder onderzoek aangaande de stand van zaken wat betreft het gebruik van voorzieningen voor mensen met een beperking door allochtonen en de wijze waarop dienstverlenende instellingen hun aanbod afstemmen op een multicultureel cliëntenbestand. De uitkomsten van dit onderzoek werden besproken op een expertmeeting van directeuren van zorginstellingen in september 2006. Tijdens deze meeting werd door de aanwezige directeuren van zorginstellingen het belang van intercultureel diversiteitbeleid breed onderschreven. De belangrijkste conclusie van deze bijeenkomst was de notie dat naast overwegingen vanuit het maatschappelijk belang diversiteit ook een zaak is van goede bedrijfsvoering en marktwerking. Indien het cliëntenbestand verandert, zal het aanbod zich daaraan moeten aanpassen. Afgesproken werd verder dat betrokken instellingen op basis van hun eigen analyse een diversiteittraject zouden ingaan en dat onderling kennis en ervaring zou worden uitgewisseld. Daarbij zou het diversiteittraject van MEE Rotterdam Rijnmond een voorbeeldfunctie vervullen. Bij MEE opgedane kennis en ervaring zou vastgelegd en overdraagbaar worden gemaakt voor andere instellingen. Het diversiteittraject van MEE Rotterdam Rijnmond dat in 2006 van start ging bevatte een aantal elementen (een klanttevredenheidsonderzoek onder allochtonen over de dienstverlening van MEE Rotterdam Rijnmond en interne workshops ‘diversiteit in de praktijk’) op basis waarvan een visie werd ontwikkeld en concrete aanbevelingen geformuleerd. Dit resulteerde begin 2008 in een conceptnotitie ‘Diversiteitbeleid’ met een concreet plan van aanpak. Hier volgt een overzicht. Klanttevredenheidsonderzoek MEE Rotterdam Rijnmond In 2007 heeft een klantevredenheidsonderzoek plaatsgevonden bij MEE Rotterdam Rijnmond. Het onderzoek werd uitgevoerd door het onderzoeksbureau ITS, verbonden aan de Radboud Universiteit in
Pagina 18
Nijmegen. De methodiek hiervoor is beschreven door ITS en is als handleiding voor de projectpartners beschikbaar. Voor MEE Rotterdam Rijnmond heeft het als input gediend voor het diversiteitplan dat MEE Rotterdam Rijnmond in 2009 verder implementeert. De uitkomsten van dit klanttevredenheidsonderzoek waren overigens positief, gezien de algemene tevredenheidsscore van 7.98 voor de diensten van MEE Rotterdam Rijnmond. Wel werd geconstateerd dat de informatieverstrekking nog kan worden geoptimaliseerd en meer aandacht kan worden besteed aan de religieuze en culturele achtergrond van respondenten. Interculturalisering van het dienstenaanbod van MEE Rotterdam Rijnmond In 2006 heeft MEE Rotterdam Rijnmond door middel van een interne quickscan het percentage allochtone medewerkers in beeld gebracht, evenals in- en uitstroomgegevens. De conclusie van dit onderzoek was dat MEE Rotterdam Rijnmond onvoldoende in staat was om allochtone medewerkers aan te trekken en ze binnen de organisatie vast te houden. MEE Rotterdam Rijnmond was een organisatie waar voornamelijk ‘gezonde witte’ vrouwen werken in de leeftijd van 20 tot 60 jaar. Het aantal allochtone medewerkers bedroeg destijds 11,1 %, het aantal medewerkers met een arbeidshandicap 7,6% (in oktober 2009 bedraagt het percentage allochtone medewerkers bij MEE 17% en het percentage medewerkers met een arbeidshandicap 5%). In 2006 ging bij MEE Rotterdam Rijnmond het project ‘diversiteitbeleid’ van start. De uitkomsten van het klanttevredenheid onderzoek en de quickscan vormden input voor vijf workshops die bij MEE Rotterdam Rijnmond in 2006 plaatsvonden onder de noemer ‘Diversiteit in de praktijk’. Aan deze workshops heeft 60% van de medewerkers deelgenomen. De workshops hebben geresulteerd in een overzicht van knel- en verbeterpunten, alsmede concrete beleidsaanbevelingen. Op basis hiervan is vervolgens bij MEE Rotterdam Rijnmond in 2007 een werkgroep geformeerd met de opdracht: verdere missie- en visieontwikkeling omtrent diversiteit en het schrijven van een concreet plan van aanpak. Een en ander heeft geresulteerd in een conceptnotitie ‘diversiteitbeleid’ die begin 2008 is gepresenteerd. Het in de notitie gepresenteerde interne diversiteittraject van MEE Rotterdam Rijnmond was in eerste instantie gericht op het ontwikkelen en
implementeren van een algemeen diversiteitbeleid, dat zich vertaalt in concrete doelstellingen en activiteiten gericht op (werving en selectie van) personeel en ondersteuning en bijscholing van medewerkers op interculturele communicatie. Om diverse redenen van organisatorische aard is in 2008 wat betreft diversiteitbeleid bij MEE Rotterdam Rijnmond pas op de plaats gemaakt. In 2009 is weer een nieuwe start gemaakt. Handreiking ter verbetering van de communicatie met een kleurrijke cliëntgroep Al geruime tijd verzorgt MEE Rotterdam Rijnmond op verzoek aan instellingen voorlichting over ‘het werken met allochtonen’. In het kader van het project heeft MEE Rotterdam Rijnmond hiervoor speciaal een workshop ‘Tien meest gestelde vragen bij het werken met allochtonen’ ontwikkeld en uitgevoerd. De cursus is o.a. verzorgd voor de teams van de Tyltylschool en Stichting Paus Johannes XXIIIe en op twee congressen. De cursus is in 2009 beschreven en overdraagbaar gemaakt voor andere instellingen. Verder is onder alle medewerkers van MEE Rotterdam Rijnmond en alle samenwerkingspartners de NIGZ uitgave ‘Zakboekje communicatie hulpverlening allochtonen’ verspreid. Activiteit: MEE Rotterdam Rijnmond allochtonenpanel In 2009 is een allochtonenpanel binnen MEE Rotterdam Rijnmond opgericht. Doelstelling: in beeld krijgen hoe de kwaliteit van de dienstverlening door allochtone cliënten wordt ervaren. Dit moet resulteren in concrete verbeteracties.
Pagina 19
Pagina 20
3. Samenvattingen & Conclusies 3.1 Meer gebruikmaken van voorzieningen De nulmeting in 2006 bevestigde de al eerder aangegeven knelpunten over de toegankelijkheid voor allochtonen van voorzieningen voor mensen met een beperking en/of chronische ziekte. De meting leverde echter geen harde cijfers op aangaande het gebruik van de voorzieningen. Instellingen bleken op dit thema niet te registreren of de geregistreerde gegevens waren onvoldoende betrouwbaar voor een verantwoorde analyse. Het is dus helaas niet mogelijk om te bepalen of alle activiteiten die in het kader van het project op het gebied van informatievoorziening zijn ondernomen ook daadwerkelijk hebben geleid tot meer gebruik van voorzieningen. Om gebruik van/deelname aan voorzieningen te bevorderen is door de samenwerkende instellingen veel aandacht besteed aan voorlichting en deskundigheidsbevordering zowel op stedelijk niveau als via diverse bijeenkomsten bij zelforganisaties van allochtonen. Vaak lagen informatieverschaffing en empowerment in elkaars verlengde. Bij diverse activiteiten werd voorlichting gecombineerd met een trainingsaanbod. In dit kader zijn een aantal innovatieve programma’s en methodieken ontwikkeld en vastgelegd. Deze zijn voor het werkveld beschikbaar. Conclusie Door het project hebben veel Rotterdamse instellingen zich kunnen presenteren aan verschillende allochtonengemeenschappen. Daarbij bleken de kleinschalige laagdrempelige bijeenkomsten gericht op specifieke allochtonengroepen het meest effectief, zoals de voorlichting via Dona Daria en de bijeenkomsten bij Surinaamse zelforganisaties. Dit heeft aantoonbaar in een behoefte voorzien. Met de cursus ‘Op reis langs de voorzieningen’, de aangepaste DVD van het Info Thuis team, de trainingsmodulen ‘Leren balanceren in de familiezorg’ en de aangepaste versie van ‘Barrières doorbreken’ is waardevol materiaal beschikbaar, niet alleen om allochtonen te informeren over voorzieningen, maar ook om mantelzorgers te ondersteunen bij het evenwicht creëren in hun zorgtaken.
vervolgens het thema handicap en ziekte bespreekbaar te maken. Dit bespreekbaar maken, het doorbreken van eventuele taboes, blijkt een noodzakelijke stap voorafgaande aan de informatievoorziening zelf. Geduld en tijd om vertrouwen op te bouwen zijn hierbij belangrijke elementen. Ook de beschikbaarheid van medewerkers met verschillende achtergrond, het kunnen inzetten van een multicultureel team is daarbij van belang, zodat de voorlichting desgewenst ook in eigen taal kan worden gegeven. Mensen willen gehoord worden, zodat ze met de geboden informatie beter in staat zijn eigen keuzes te maken ten aanzien van gewenste voorzieningen. Van belang is ook dicht aan te sluiten op de problematiek die mensen op dat moment ervaren, bijvoorbeeld meer informatie over een specifieke handicap of informatie over vergoedingen. Programma’s als ‘Leren balanceren in de familiezorg’ en de aangepaste training ‘Barrières doorbreken’ en de ‘Stap In’ methodiek van Info Thuis zijn hiervoor zeer geschikt. De ervaring is dat algemene informatie of dialoogbijeenkomsten, hoewel goed bezocht, als informatiebron minder geschikt zijn voor de doelgroep die het project probeert te bereiken. Een veelgehoorde klacht vanuit allochtone kringen was dat het tijdens dit soort bijeenkomsten vaak over hen gaat, maar dat er niet met hen wordt gesproken. Als we terugkijken naar het scala aan voorlichting en methodiekontwikkeling valt de diversiteit als eerste op. Enthousiasme van werkgroepleden is vaak leidend geweest als het om keuzes maken ging. Dit ging soms ten koste van de samenhang tussen diverse activiteiten. Ook was de status van een bepaalde activiteit vaak onduidelijk; betreft het een eenmalige activiteit, is een pilot of is het de intentie om de activiteit ook in de toekomst te continueren? Niet altijd was de follow up duidelijk. Dit gaf soms onduidelijkheid naar de projectpartners wat uiteindelijk leidde dit tot een verminderde betrokkenheid van een aantal instellingen gedurende de projectperiode.
Laagdrempeligheid is overigens wel het sleutelwoord. Met laagdrempelig bedoelen we outreachend werken, naar de mensen toegaan, daar waar mensen in een voor hen vertrouwde omgeving zijn (een zelforganisatie, een buurtcentrum, een huiskamerproject) om Pagina 21
Leerpunten/aanbevelingen Voorlichting aan allochtonen begint met het bespreekbaar maken van het thema handicap en ziekte, pas daarna kan worden overgegaan tot voorlichting over de diverse voorzieningen die er zijn. Outreachende laagdrempelige voorlichting bij allochtonenorganisaties, buurtcentra, huiskamerprojecten blijkt het meest effectief. Inzet van medewerkers met verschillende culturele achtergronden is daarbij van belang. Voor de toekomst is aan te bevelen gezamenlijke voorlichting meer planmatig vanuit heldere doelstellingen te benaderen, status en mogelijke follow-up van de activiteit moeten duidelijk zijn. Onderwerpen moeten voor de bestemde doelgroep actueel en dichtbij liggen. Dit kan door de voorlichting op specifieke thema’s te richten, bijvoorbeeld rondom wonen, werk, geld of wisselend te kiezen voor een specifiek doelgroep c.q. beperking.
3.2 Kadervorming en participatie Op verschillende wijzen is door het project op kadervorming en participatie ingezet. Een combinatie van laagdrempelige voorlichting en empowerment via training is daarbij een goede participatiemethodiek gebleken. Een goed voorbeeld daarvan zijn de zogenaamde respijtweekeinden die zijn georganiseerd voor allochtone mantelzorgers en de Wmo theaterbijeenkomsten van de VGR en stichting Pluspunt. Aan beide voorlichtingsactiviteiten werd een trainingsaanbod gekoppeld. Hierdoor zijn diverse allochtonen direct betrokken geraakt bij ondersteuning van lotgenoten, voorlichting en belangenbehartiging. Op dit moment hebben allochtonen binnen de VGR een duidelijke, ook bestuurlijke, positie gekregen. Daarentegen blijft het percentage allochtonen dat participeert in inspraakorganen zoals bijvoorbeeld de diverse deelgemeentelijke platforms zeer beperkt. Conclusie Het blijkt moeilijk om allochtonen te betrekken bij bestaande organisaties, platforms en overlegstructuren gericht op belangenbehartiging en beleidsbeïnvloeding. Hoewel er sprake is van successen, zeker binnen de VGR, blijft het in de praktijk toch lastig allochtonen binnen deze gremia actief te
krijgen. Ongetwijfeld is het ‘witte’ karakter van dit soort instituties daar mede debet aan. Participatie, inzet van mensen kan echter ook gestimuleerd worden door voor andere vormen te kiezen dan het gebruikelijke vergadercircuit, waarbij meer wordt aangesloten op interesses en competenties van mensen zelf. Een voorbeeld hiervan zijn de ambassadeurs die momenteel een netwerk vormen van ervaringsdeskundigen en belangenbehartiging in de diverse deelgemeenten. Daarnaast spelen echter ook andere factoren een rol. Zoals al eerder is geconstateerd, is voor veel allochtonen de afstand tussen de beleving van de eigen handicap en de wijze waarop men vanuit de eigen cultuur hier tegenaan kijkt en het geïnstitutionaliseerde zorg- en voorzieningenaanbod groot. Participatie vergt dan ook een langer traject en begint bij het bespreekbaar maken van de problematiek en van daaruit leveren van informatie op maat. Voorbeelden van deze aanpak: de outreachende individuele voorlichting en groepsvoorlichting door het Info Thuis team, de respijtweekeinden en de wijkgerichte Wmo bijeenkomsten van de VGR. Pas als er sprake is van kennis en zicht op mogelijkheden raken mensen gemotiveerd om zaken te veranderen of anderen te helpen. Dit blijkt uit de interesse van bij deze activiteiten betrokken allochtone vrouwen voor het volgen van vervolgtrainingen (‘leren balanceren’, ‘barrières doorbreken’). Het blijkt ook uit concreet ondernomen acties, zoals het ondersteunen van lotgenoten, het geven van voorlichting en het participeren in de inspraakbijeenkomst voor het vierjaren Wmo beleidsplan van de gemeente Rotterdam. Het is van belang om deze benaderingswijze ook voor de toekomst te borgen. De Info Thuis methodiek is daarbij al onderdeel van het dienstenpakket van MEE Rotterdam Rijnmond, dit geldt echter niet voor de mantelzorgweekeinden voor allochtone vrouwen en de diverse trainingen op het gebied van empowerment en belangenbehartiging. Daarnaast zal de ontstane betrokkenheid vanuit de doelgroep op het terrein van bijvoorbeeld voorlichting aan lotgenoten of inzet op concrete belangenbehartiging door organisaties als MEE Rotterdam Rijnmond en VGR ook op een goede wijze ondersteund en gefaciliteerd moeten worden.
Pagina 22
Leerpunten/aanbevelingen Participatie vraagt om een benadering ‘van onderop’; allereerst moet de problematiek bespreekbaar zijn gemaakt, waardoor mensen openstaan voor verdere informatie. Pas als mensen zicht hebben op (on) mogelijkheden wat betreft voorzieningen voor mensen met een beperking, is men gemotiveerd om zaken te veranderen en actie te ondernemen. Participatie moet ook geborgd worden, het is een voortdurend proces waarbij door middel van advies, ondersteuning deskundigheidsbevordering mensen handelingsperspectieven worden geboden. Toegankelijkheid van bestaande organisaties en structuren op het terrein van belangenbehartiging en beleidsbeïnvloeding moet worden verbeterd onder andere door meer aan te sluiten op wensen en specifieke competenties van mensen.
3.3 Intercultureel zorgaanbod Het jaar 2006 stond in het teken van verder onderzoek aangaande de stand van zaken wat betreft het gebruik van voorzieningen voor mensen met een beperking door allochtonen en de wijze waarop dienstverlenende instellingen hun aanbod afstemmen op een multicultureel cliëntenbestand. De uitkomsten van dit onderzoek werden besproken op een expertmeeting van directeuren van zorginstellingen in september 2006. Tijdens deze meeting werd door de daar aanwezige directeuren van zorginstellingen het belang van intercultureel diversiteitbeleid breed onderschreven. Het was de intentie dat iedere instelling op basis van de eigen analyse een diversiteittraject zou ingaan en dat onderling kennis en ervaring zou worden uitgewisseld. Daarbij zou het diversiteittraject van MEE Rotterdam Rijnmond een voorbeeldfunctie vervullen van waaruit kennis en ervaring vastgelegd en overdraagbaar zou worden gemaakt. Conclusies Door de expertmeeting, maar ook door de zeer goed bezochte startbijeenkomst, is diversiteitbeleid prominent op de agenda van de participerende zorginstellingen gezet. In de praktijk waren diverse instellingen hier natuurlijk al mee bezig, maar het project heeft hier zeker een extra impuls aan
gegeven. Vooral in 2007 was de klankbordgroep een belangrijke plek waar instellingen hun ervaringen met diversiteitbeleid konden uitwisselen. Gezien de doelstellingen van het project is deze uitwisseling echter te vrijblijvend gebleven. Zo werd er niet actief ingezet op de uitwisseling van best practices. Ook vond geen monitoring plaats van de inspanningen van de instellingen op het gebied van intercultureel werken. De aandacht lag sterk bij de directe projectactiviteiten. Daarbij kwam dat de interne communicatie te wensen overliet, waardoor onder leden van de klankbordgroep de betrokkenheid bij het project afkalfde. Het bleek lastig om over een periode van vier jaar een grote klankbordgroep bij elkaar te houden. Dit had overigens ook organisatorische redenen; de diverse personele wisselingen binnen het team van projectmedewerkers en met name het feit dat het project in totaal drie projectleiders heeft gekend, heeft niet bijgedragen aan de continuïteit. Het overzicht op wat er gaande is op het gebied van diversiteitbeleid in Rotterdam, alsmede de onderlinge kennisuitwisseling op dit terrein is hierdoor deels verloren gegaan. Hoewel verschillende instellingen actief met diversiteit en intercultureel werken aan de slag zijn gegaan, is het onderwerp bij andere instellingen toch weer van de beleidsagenda verdwenen. Betrokkenheid van het management van instellingen blijkt hierbij steeds weer de cruciale factor. Gaandeweg het project is het enthousiasme dat bij de start zo duidelijk aanwezig was verminderd. MEE heeft echter aangegeven opnieuw interculturele dienstverlening hoog op de beleidsagenda te plaatsen en het initiatief genomen voor een kennisnetwerk ‘diversiteit’ binnen Rotterdam, waar kennis en ervaring op diverse niveaus (management, HR en uitvoering) zal worden uitgewisseld. Leerpunten/aanbevelingen Kennisuitwisseling tussen instellingen op het gebied van diversiteitbeleid moet gestructureerd plaatsvinden; maak helder op welke niveaus en met welk doel deze uitwisseling dient plaats te vinden Voor een effectieve kennisuitwisseling op het gebied van diversiteit is een goede coördinatie onontbeerlijk Onvoorwaardelijke steun en betrokkenheid vanuit directie en management is essentieel bij diversiteittrajecten.
Pagina 23
‘Samen verder..’ in de toekomst Het project ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam’ heeft zijn ups en downs gekend. Een belangrijke verworvenheid van het project is echter wel dat het thema interculturele dienstverlening niet meer valt weg te denken als we praten over de ondersteuning van mensen met een beperking. Ook zijn door het project belangrijke netwerken ontstaan tussen instellingen en allochtonen en allochtonenorganisaties. Meer dan ooit is op het gebied van voorlichting samengewerkt. Diverse zeer bruikbare technieken en programma’s op het terrein van voorlichting en informatievoorziening zijn ontwikkeld. Desondanks kunnen we constateren dat de klus nog niet is geklaard. Maar wellicht waren de ambities daarvoor ook te hoog, niet alleen qua doelstellingen, maar ook qua omvang. Om binnen een samenwerkingsverband van 35 instellingen zowel te werken aan een beter gebruik van voorzieningen en een beter voorzieningenaanbod, als aan een vergrote participatie is ook voor een periode van 4 jaar hoog gegrepen. Voor de toekomst zal het zaak zijn om duidelijker te prioriteren op basis van heldere doelstellingen. Vanuit het project bevelen we dan ook een continuering van het samenwerkingsverband aan, zij het op beperktere schaal en op basis van concreet geformuleerde doelstellingen. De ervaringen met het project ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam’ hebben ons geleerd dat een (te) breed samengesteld samenwerkingsverband op de lange termijn te weinig commitment genereert. Daarvoor lopen belangen van organisaties ondanks goede bedoelingen vaak te ver uiteen. Het samenwerkingsverband zou in haar kern kunnen bestaan uit die organisaties die vanuit hun doelstellingen direct verantwoordelijk zijn voor hulpen dienstverlening aan mensen met een beperking. Zij hebben het meeste belang bij samenwerking, gezien hun verantwoordelijkheid het dienstenaanbod zo in te richten dat het enerzijds allochtonen met een beperking bereikt, maar tevens dat dit aanbod ook aansluit op de hulp- of zorgvraag van allochtonen. Dat vanuit een dergelijk samenwerkingsverband contacten worden onderhouden met het netwerk van allochtonenorganisaties spreekt vanzelf. Op dit moment worden plannen ontwikkeld voor verdergaande samenwerking tussen een aantal
instellingen op drie onderwerpen: 1. 2. 3.
Blijvende samenwerking op het terrein van informatievoorziening over voorzieningen voor mensen met een beperking. Stimuleren van een doorgaande ontwikkeling van een intercultureel hulp- en dienstverleningsaanbod door middel van het realiseren van een kennisnetwerk waarbinnen kennis en ervaring tussen instellingen op dit terrein worden gedeeld. Het continueren van de ontwikkelde aanpak van laagdrempelige informatievoorziening in combinatie met empowermentactiviteiten.
Ad 1. Voor samenwerking op het terrein van informatievoorziening lopen op dit moment besprekingen om te komen tot een convenant waarbij concrete afspraken worden gemaakt tussen MEE Rotterdam Rijnmond en de diverse projectpartners. Tot de doelgroep behoren allochtonen met een beperkte kennis over mogelijke voorzieningen maar ook mensen die onvoldoende aansluiting ervaren van het aanbod op hun wensen en behoeften. Deze voorlichting zal wordt verzorgd zowel op de zogenaamde ‘vindplaatsen’ van allochtonen (outreachend werken), als door middel van thematische bijeenkomsten. In dit convenant worden concrete afspraken vastgelegd omtrent te leveren inzet van de diverse partners. Ad 2. Ook voor het stimuleren van een interculturele hulpen dienstverlening wordt gewerkt aan een convenant waarbij instellingen vanuit een gezamenlijke visie afspraken maken over het delen van kennis en kunde op het gebied van intercultureel werken. Doel is de realisatie van een stedelijk netwerk diversiteitbeleid gericht op kennisuitwisseling en innovatie. Ad 3. Tot slot laagdrempelige voorlichting en empowerment. Onder ander door de respijtweekeinden voor allochtone mantelzorgers wordt momenteel een groep allochtone vrouwen bereikt die eerder buiten beeld bleef; vrouwen die gemotiveerd zijn om actief te zijn op het terrein van voorlichting, de ondersteuning van lotgenoten en belangenbehartiging. MEE Rotterdam Rijnmond vindt het belangrijk dat de respijtweekeinden ook
Pagina 24
in de toekomst blijven plaatsvinden in combinatie met deskundigheidsbevordering en een goede ondersteuning en begeleiding van deze vrouwen. MEE onderzoekt momenteel in samenwerking met de Stichting SMDC, de Steunpunten Mantelzorg, Thuishulp Rotterdam en Maatschappelijk Ondersteuningsbureau (MOB) de financieringsmogelijkheden voor een degelijk programma. MEE Rotterdam Rijnmond is verheugd dat op alle drie de speerpunten van het project ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam’ (voorlichting, participatie en multiculturele dienstverlening) gewerkt wordt aan een doorstart. Interculturalisatie van de dienstverlening en zorg is immers een zaak van lange adem. We hopen dan ook dat deze doorstart een nieuwe impuls zal geven aan de samenwerking die tijdens het project tussen de diverse organisaties is ontstaan. Samenwerking om allochtone Rotterdammers zo goed mogelijk te informeren over de voorzieningen die er zijn voor mensen met een beperking, samenwerking om met onze diensten zo goed mogelijk aan te sluiten op de wensen en behoeften van mensen, samenwerking om deze aansluiting zoveel mogelijk te realiseren in samenspraak met de mensen vanuit de diverse gemeenschappen.
Pagina 25
Concrete producten In deze bijlage vindt u een overzicht van verslagen, producten en methodieken die gedurende het project zijn ontwikkeld of welke tijdens het project zijn ingezet Overzicht Verslagen van De expertmeeting Onderzoeken Onderzoeksrapport gebruik van voorzieningen onder instanties en allochtonen met een beperking in Rotterdam (nulmeting) Project etnische minderheden met een handicap - Kopenhagen Methodieken Tool klanttevredenheidonderzoek onder migranten Tool dialoogbijeenkomsten migranten Tool checklist diversiteitbeleid Methodiek inloopspreekuur Methodiekbeschrijving Leven met een beperking (MEE Rotterdam Rijnmond / Dona Daria Middelen DVD Info Thuis Brochure ‘Overzicht van het multiculturele aanbod aan voorzieningen, regelingen en activiteiten voor mensen met een beperking in Rotterdam’. De sociale kaart van MEE Rotterdam Rijnmond
Trainingen/cursussen Cursus ‘Op reis langs voorzieningen’ inclusief trainershandleiding Training ‘Leren balanceren in de familiezorg’ Training Barrières doorbreken Workshop ‘Tien meest gestelde vragen’
Pagina 26
Betrokken organisaties Accent avondschool Cursussen voor volwassenen met een leerachterstand Website: www.avondschool.com E-mail:
[email protected] Telefoon: 06 2822 7164 ASVZ Wonen, diensten en zorg voor mensen met een verstandelijke beperking Website: www.asvz.nl E-mail:
[email protected] Telefoon: (0184) 49 12 00
Gemeente Rotterdam, afdeling SoZaWe / Individuele Voorzieningen Gehandicapten Verstrekken van voorzieningen aan mensen met een beperking Website: www.sozawe.rotterdam.nl E-mail:
[email protected] Telefoon: 0800 - 1545
Avicen Website: www.avicen.nl E-mail:
[email protected] Telefoon: (010) 453 61 61 / (010) 276 25 69
GGD Rotterdam-Rijnmond Bevorderen van gezondheid, onder meer door voorlichting en preventieprojecten Website: www.ggd.rotterdam.nl Email:
[email protected] Telefoon: (010) 4339966
Cirya Ondersteuning van mensen met een psychische handicap bij het vinden van werk Website: www.cirya.nl E-mail:
[email protected] Telefoon: (010) 291 66 66 CMO Stimulans Projectbegeleiding voor zorginstellingen die bepaalde groepen beter willen bereiken Website: www.cmo-stimulans.nl E-mail:
[email protected] Telefoon: (010) 433 19 11 De Bruggen Rijnmond Wonen, diensten en zorg voor mensen met een verstandelijke beperking Website: www.debruggen.nl E-mail:
[email protected] /
[email protected] Telefoon: (010) 449 33 33 De Heuvel Ondersteuning van het vrijwillig jeugd- en jongerenwerk en van jeugd en jongeren Website: www.deheuvel.nl E-mail:
[email protected] Telefoon: (010) 413 21 00
Dona Daria Ondersteuning van de emancipatie van allochtone vrouwen Website: www.donadaria.nl E-mail:
[email protected] en
[email protected] Telefoon: (010) 465 92 96
Ita Wegman, divisie van Lievegoed zorggroep Zorg en begeleiding voor mensen met een verstandelijke beperking Website: www.lievegoedzorggroep.nl E-mail:
[email protected] Telefoon: 06 2509 7542 Koninklijke Auris Groep Onderzoek, onderwijs en begeleiding voor mensen met gehoor-, spraak- en taalproblemen. Website: www.auris.nl E-mail:
[email protected] Telefoon: ACE Rotterdam: (010) 4132280 Centraal Bureau: (0182) 591000 Laurens Wonen, diensten en zorg voor mensen met een verstandelijke beperking Website: www.laurens.nl E-mail:
[email protected] Telefoon: 0800 - 588 66 78
Pagina 27
MEE Rotterdam Rijnmond (projectcoördinator) Informatie, advies en ondersteuning van mensen met een beperking Website: www.blijfmeedoen.nl E-mail:
[email protected] Telefoon: (010) 282 11 11
Rotterdamse Jongerenraad Belangenorganisatie die de gemeente Rotterdam adviseert over jongerenbeleid Website: www.rjr.nl E-mail:
[email protected] Telefoon: (010) 411 11 41
Mezzo Vereniging van mantelzorgers en vrijwilligers in de zorg Website: www.mezzo.nl E-mail:
[email protected] Telefoon: (030) 659 22 22
Zorgbelang Zuid Holland Regionale koepel van belangenorganisaties van zorgconsumenten Website: www.zorgbelang-zuidholland.nl E-mail:
[email protected] Telefoon: (010) 467 05 22
Pameijer Ondersteuning voor mensen met een verstandelijke of psychische handicap Website: www.pameijer.nl Email:
[email protected] Telefoon: algemeen: (010) 271 00 00 Telefoon Ingang: (010) 411 61 20 Stichting Platform Agenda 22 Koepel van belangenorganisaties die de gemeente Rotterdam adviseert over gehandicaptenbeleid Website: www.agenda22-rotterdam.nl Email:
[email protected] Telefoon: (010) 282 11 10 of (010) 282 11 09 Platform Allochtonen met een handicap Belangenorganisatie die aandacht vraagt voor allochtonen in hulp- en dienstverlening E-mail:
[email protected] (ondersteuner van het platform) Telefoon: (010) 282 11 11 Rijndam Revalidatiecentrum Revalidatie voor mensen die lichamelijk gehandicapt raken Website: www.rijndam.nl E-mail:
[email protected] Telefoon: (010) 241 24 12 Roteb Vuilnisophaaldienst, die ook Rotterdammers met een beperking werkgelegenheid biedt Website: www.roteb.rotterdam.nl E-mail:
[email protected] Telefoon: 0800 -1545
Salaam Bevordering van de participatie van allochtonenvrouwen Website: www.vrouwencentrumsalaam.nl E-mail:
[email protected] of
[email protected] Telefoon: 06 2051 4596 Scala Bevordering van emancipatie en participatie van vrouwen Website: www.scalarotterdam.nl E-mail:
[email protected] Telefoon: (010) 443 00 00 Sensoor (voorheen Telemaat) /allochtonentelefoon Informatie via telefoon en internet op het gebied van zorg en welzijn Website: www.sensoor.org E-mail:
[email protected] Telefoon: (010) 436 34 44
SMDC Hulp- en dienstverlening aan bewoners van centrum Rotterdam Website: www.smdc.nl E-mail:
[email protected] Telefoon: (010) 436 34 38 (Centraal bureau)
Pagina 28
Steinmetz De Compaan Zorg en onderwijs voor mensen met een lichamelijke of meervoudige handicap Website: www.steinmetz.nl E-mail:
[email protected] Telefoon: (070) 322 22 46
Stichting Spirit Bevordering van integratie en inburgering van allochtonen Website: www.spirit-rotterdam.nl E-mail:
[email protected] Telefoon: (010) 414 42 90
Steunpunt Mantelzorg Belangenbehartiging en ondersteuning van mantelzorgers Telefoon: 06 5169 4076 E-mail:
[email protected]
Stichting De Stromen Wonen, diensten en zorg voor in het bijzonder ouderen Bezoekadres: De Stromen biedt op vele locaties in Rotterdam haar diensten aan. Website: www.de-stromen.nl en www.primathuis.nl E-mail:
[email protected] Telefoon: Zorglijn Rotterdam: 0900 - 20 60 660
Steunpunt Mantelzorg Schiedam Telefoon: 06 5169 4096 E-mail:
[email protected]
Stras Bevordering van participatie van mensen met een verstandelijke handicap Website: www.stras.nl E-mail:
[email protected] Tel/fax: (010 ) 413 00 11
Steunpunt Mantelzorg Vlaardingen Telefoon: 06 5169 4130 E-mail:
[email protected] Website: www.mantelzorgnwn.nl Telefoon: (010) 246 35 21 / 246 35 24 Stichting Omij Rotterdam Bevordering van werkkansen voor mensen met afstand tot de arbeidsmarkt Website: www.omij.nl E-mail:
[email protected] Telefoon: (010) 291 66 66 Stichting Paus Johannes XXIIIe Ondersteuning voor mensen met een verstandelijke handicap Website: www.pausjohannes.nl Email:
[email protected] Telefoon: algemeen: (010) 4146833
Stichting Platform Islamitische Organisaties Rijnmond (SPIOR) Bevordering van integratie van moslims Website: www.spior.nl E-mail:
[email protected] Telefoon: (010) 466 69 89
Time Media Group Bevorderen van gerichte informatie voor doelgroepen Website: www.timemedia.nl E-mail:
[email protected] Telefoon: (010) 201 37 44 Thuiszorg Rotterdam Thuiszorg voor mensen met een beperking Naam organisatie: Thuiszorg Rotterdam Website: www.thuiszorgrottterdam.nl Telefoon: (010) 282 60 00 Vereniging van Gehandicaptenorganisaties Rotterdam (VGR) Regionale koepel van gehandicaptenorganisaties Website: www.levenzonderbeperking.nl E-mail:
[email protected] Telefoon: (010) 282 11 11
Pagina 29
Vilans Kenniscentrum voor het afstemmen van zorg- en dienstverleningsvraag en -aanbod website: www.vilans.nl e-mail:
[email protected] Telefoon: (030) 789 23 00 Visio Zuid West Nederland Zorg, onderwijs en revalidatie voor blinde en slechtziende mensen. Website: www.visio.org E-mail:
[email protected] Telefoon: (010) 411 16 03
Pagina 30
Bijlage 1. Notulen Invitational Expertmeeting Stadhuis Rotterdam, 28 september 2006
Pagina 31
Notulen Invitational Expertmeeting Stadhuis Rotterdam, Coolsingel 40 28 september 2006 van 9.00 uur tot 13.00 uur Voorzitter: de heer K. Kleingeld, directeur MEE Rotterdam Rijnmond Aanwezig ASVZ Zuid West: T. Simons, en J. Kooiman CIZ Regiobureau Rotterdam: I. Dijkshoorn CMO Stimulans: R. Goedhart De Bruggen Rijnmond: F. Smit Deelgemeente Delfshaven: C. Gonçalves Gemeente Rotterdam/Bestuursdienst: S.C. Statia GGD Rotterdam e.o.: S. v.d. Merwe Maaskringgroep RIBW Rijnmond: J. Ellenkamp MEE Rotterdam Rijnmond: K. Kleingeld (voorzitter), Y. Carels, R. Keijzer en R. Raghoebier Rijndam Revalidatiecentrum: H.J.A. van Dijk SoZaWe: H.M. Schmidt-Bol Steinmetz Zorg en Onderwijs: H. de Bruijn St. Paus Johannes XXIII: W. de Lege Thuiszorg Rotterdam: E. v.d. Enden en H. Robberts VGR/Agenda 22: C. Scheffer Visio Zuid West Nederland: A. Blokker Voorzieningen Gehandicapten: E. W. Cornelisse Mytylschool De Brug: J. Kraaijenbrink Jan Booij Advies: J. Booij Onderzoekers: J. van der Zwaard en M. de Wit Gemeente Rotterdam: J. Kriens Het Notuleercentrum: C. Sloot-Westerdijk Afwezig Laurens, regio Zuid-West: M. van Gorcom CMO Stimulans: N. van der Storm Rotterdamse Jongerenraad: S. Huang
1. Opening De voorzitter opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom. Het doel van deze bijeenkomst wordt uiteengezet. Mevrouw dr. J. van der Zwaard en mevrouw drs. M. de Wit hebben in opdracht van de gemeente Rotterdam een onderzoek gedaan naar diversiteit in de praktijk. Hieruit is gebleken dat gehandicapten van niet Nederlandse afkomst onvoldoende op de hoogte zijn van het voorzieningenen zorgsysteem in Nederland. Aan de hand van de presentatie van de voorlopige resultaten van dit onderzoek zal vervolgens gediscussieerd worden waarbij de vraag ‘hoe gaan wij als organisaties om met de mogelijke vragen rondom het diversiteitsbeleid’ centraal zal staan. Deze meeting is bedoeld om te discussiëren over de voorlopige resultaten. Tijdens een op 26 oktober a.s. te houden congres, zal het onderzoeksrapport worden gepresenteerd. 2. Presentatie voorlopige resultaten van het onderzoek ‘diversiteit in praktijk’ door dr. J. van der Zwaard en drs. M. de Wit Het eerste gedeelte van de presentatie wordt verzorgd door mevrouw J. van der Zwaard, die allereerst de reden uiteenzet waarom dit onderzoek heeft plaatsgevonden. Gebleken is dat migranten het voorzieningen- en zorgsysteem onvoldoende kennen. De wethouder heeft op basis van dit gegeven verzocht om een nulmeting teneinde te bepalen wat in Rotterdam nodig is. Daarbij staan twee vragen centraal: Vraag 1: Hoe zit het met de informatie en gebruik van voorzieningen? Vraag 2: Wat doen de instellingen om de migranten goed te bedienen? Voor dit onderzoek is gekozen voor een kwalitatieve aanpak voor het klantenonderzoek, waarbij met groepen klanten is gesproken. Conclusie uit het onderzoek: Om verschillende redenen blijken migranten geen of in mindere mate gebruik te maken van de aanwezige voorzieningen. Knelpunten die door migranten genoemd worden zijn: Algemene omstandigheden: migranten wonen verhoudingsgewijs vaker in oudere wijken waar woningen ongeschikt zijn voor aanpassing, dan wel waar onvoldoende Pagina 32
parkeergelegenheid is voor een scootmobiel. Een aantal van de algemene problemen kunnen bovendien extra gevolgen hebben: rolstoelers ondervinden regelmatig problemen met betreden van opleidingsinstellingen (bijv. ROC-gebouw), hetgeen problemen oplevert om opleidingen te volgen die nodig zijn in het kader van de strenge inburgeringseisen.
2.1 Informatie en begrippen De taken van de eerstelijnmedewerkers blijken niet overeen te stemmen met de verwachtingen die migranten daarvan hebben. Migranten verwachten een overzicht te krijgen: ‘waar moet ik zijn, wat kan ik verwachten en welke voorzieningen zijn er’. De praktijk pakt veelal anders uit. Migranten moeten hun informatie stukje bij beetje bij elkaar sprokkelen en zelf ontdekken waar alles te vinden is. Oorzaken hiervan zijn: De medewerkers hebben zelf onvoldoende overzicht. Medewerkers zijn niet niet/onvoldoende op de hoogte met hun takenpakket. Migranten zijn afhankelijk van goede professionele voorlichting. Migranten die als volwassenen binnenkomen zijn niet eens in beeld. Er blijkt weinig bereidheid te zijn om schriftelijk voorlichting in andere talen te verstrekken. De huidige groep nieuwkomers is veel meer divers dan 15 jaar geleden. Het hebben van goede tolkvoorzieningen is voor deze groep essentieel. Voordeel van een tolkvoorziening is dat ook andere problemen die spelen aan het licht komen. 2.2 Toegankelijkheid en afstemming Probleem dat veel discussie oplevert is dat beroepskrachten en klanten het niet over alles eens zijn. Voorbeeld hiervan is de aparte voorzieningen voor man en vrouw: sexe-scheiding. Er wordt onvoldoende nagedacht over de indeling van kamers, hetgeen door de migranten wordt ervaren als onverschilligheid. Kinderen worden gemengd gedouched in de logeerruimten, wat in tegenspraak is met de Islamitische cultuur. Dit kan voor ouders een reden zijn om geen gebruik te maken van de mogelijkheid van opvangtehuizen. 2.3 Welke professionele ondersteuning hoort bij de alternatieve zorgvoorziening?
Deze vraag wordt geïllustreerd met een voorbeeld: voor zonen met een beperking wordt vaak een importbruid gezocht. Veelal valt de keuze op een bruid met ook een beperking. In veel gevallen vindt inwoning plaats bij ouders. Professionele hulp en coaching voor dergelijke arrangementen is belangrijk, doch beperkt. Iedereen is doordrongen van het feit dat deze situaties problemen opleveren, maar het is niet helder welk soort zorg hierop aansluit. Het tweede gedeelte van de presentatie wordt verzorgd door mevrouw drs. M. de Wit, die onderzoek onder de instellingen heeft verricht waarin de vraag ‘Hoe staat het er nu voor met het diversiteitsbeleid?’ centraal staat. Daarbij is een quickscan gedaan onder achttien organisaties en hebben zes interviews met verschillende organisaties plaatsgevonden. Het resultaat vanuit de quickscan is een zelfevaluatieelement. De stand van zaken gemeten door de ogen van eigen medewerkers. De gemiddelde resultaten worden hier toegelicht. In de scan zijn de begrippen diversiteitsbeleid en interculturalisatie door elkaar gebruikt. In het onderzoek zelf is het cultuurverschil centraal gesteld. Het diversiteitsbeleid gaat over de klanten. De resultaten van de quickscan, waarvan het onderzoeksrapport eind oktober verschijnt, worden onderstaand globaal uiteengezet. Opvallend in het onderzoek is dat migranten het diversiteitsbeleid hoger waarderen dan de autochtonen. Deze uitkomst vergt nader onderzoek. Verder blijkt dat jongere groepen een lager waarderingscijfer geven. Reden hiervan is dat jongeren kritischer zijn in de waardering. De medewerker is van mening dat de eigen organisatie goed rekening houdt met de klanten. De toegankelijkheid scoort het hoogst van alle vragen. Op de vraag aan de medewerker naar de mate van tevredenheid van de diverse klantgroepen, moet meer dan de helft van de referenten het antwoord verschuldigd blijven. Daarnaast zijn zij niet bekend met het imago van de organisatie. Ten aanzien van het personeelsbeleid is afspiegeling
Pagina 33
van belang. Het aanbod op de gekwalificeerde arbeidsmarkt wordt door de referenten als matig ervaren. Bijna de helft van de referenten kan de vraag in welke mate de organisatie inzicht heeft niet beantwoorden.
is van urgentie, een zekere druk van buitenaf en draagvlak. Deze drie elementen zijn allemaal aanwezig. Derhalve luidt de slotvraag van deze presentatie: ‘Waar wacht u op?’
Het draagvlak in de organisatie wordt als heel goed ingeschat, echter bijna de helft van de referenten geeft aan niet te weten of het management tijd en geld ter beschikking stelt. Daarnaast is hen niet bekend of het diversiteitsbeleid schriftelijk is vastgelegd. Het management bleek bijzonder kritisch op het eigen beleid, waarbij aangegeven werd dat de systematiek ontbreekt. Natuurlijk heeft iedere instelling allochtone projecten en medewerkers, maar het huidige beleid hiervoor wordt als ‘hap snap’ ervaren: vormgeving in een diversiteitsbeleid is nog niet het geval. Na verloop van tijd ontsnappen de projecten, als gevolg van veranderende regelgeving of andere belangrijke onderwerpen, aan de aandacht en blijft de uiteindelijke integratie van de projecten achterwege. Er worden drie knelpunten onderscheiden voor het werken met migranten: Tijd en aandacht. Migranten hebben vaak meer tijd nodig om een relatie / vertrouwensband op te bouwen. Dit gegeven staat op gespannen voet met onze opvattingen over een zo efficiënt mogelijke tijdsindeling. Migranten vinden het belangrijk dat organisaties beschikbaar en bereikbaar zijn. Migranten zijn minder doorkneed in het bureaucratisch systeemdenken. Er is sprake van verschil in opvatting over waarden. De Nederlandse zorgvoorziening streeft naar het uiteindelijk leiden van een autonoom bestaan van mensen, hetgeen in tegenstelling is tot bijvoorbeeld de Marokkaanse gebruiken: hulp verlenen aan iemand in de familie met een beperking is volgens Marokkaanse begrippen een vanzelfsprekendheid. Het zelf laten rijden van de rolstoel door oma wordt als ongepast ervaren, waardoor revalidatie vaak als niet aan de orde zal worden beschouwd. Het succesvol doorvoeren van een cultuuromslag binnen een organisatie is mogelijk indien er sprake
Aan de hand van deze presentatie wordt gediscussieerd over de vraag in hoeverre genoemde knelpunten specifiek voor migranten gelden. Geconcludeerd wordt dat deze knelpunten als extra zwaar worden ervaren door migranten omdat zij kampen met onder meer een taal- en informatieachterstand. 3. Rondetafelgesprek met aanwezige directeuren Aan de hand van een aantal stellingen wordt gediscussieerd met de aanwezigen over een aantal geselecteerde aandachtspunten uit het onderzoek. De discussie wordt geleid door mevrouw dr. J. van der Zwaard en mevrouw drs. M. de Wit. Stelling 1 ‘Met het opzetten van aparte projecten voor migranten vormen wij in feite anti-diversiteitsbeleid omdat de organisatie als geheel daarmee niet interculturaliseert (het zogeheten ‘excuus-truus’ en ‘alibi-ali beleid’).’ Deze stelling wordt herkend. Geconcludeerd wordt dat voorwaarde voor een project is dat rekening wordt gehouden met het feit dat het project na afloop geïmplementeerd wordt. Gediscussieerd wordt over de noodzaak van projecten, die nodig zijn om zaken systematisch onder de aandacht te brengen, waarbij geconcludeerd wordt dat creëren van draagvlak binnen de organisatie van essentieel belang is. Mevrouw Kooiman stelt de vraag in hoeverre het diversiteitsbeleid zich verhoudt met de individualisering. Zij is van mening dat op het moment dat kwalitatief wordt gemeten, dit plaats moet vinden op individueel niveau: als je wilt weten wat iemand wil, moet je het iemand vragen. Mevrouw Van der Broek herkent zich hierin. Het heeft niet zozeer te maken met migranten of niet-migranten maar met het systeem waarin mensen terechtkomen. Verhoudingsgewijs is het aantal allochtone kinderen in het systeem laag. Het is van belang dat consultatiebureaus, kinderartsen etc. meer moeten wijzen op de noodzaak van gebruik van de zorg. Ouders moeten attent gemaakt worden op de
Pagina 34
mogelijkheid van het gebruik van zorg, juist in de eerste levensjaren van hun kinderen. Mevrouw De Wit: waar het om gaat bij zorg is de vraag op welke wijze je met klanten omgaat. Het individu moet centraal staan. Wij zitten in een Nederlandse cultuur waarin organisaties op een bepaalde manier werken en in een multiculturele samenleving moeten wij ons afvragen: krijgen wij wel iedereen binnen? Op het moment dat het percentage migranten minder is dan 45%, zullen wij ons moeten afvragen waardoor dit komt. Op dat moment moet een organisatie in groepen gaan monitoren. Gesteld wordt dat naar nieuwe manieren van communiceren gezocht moet worden. Voorbeeld wordt genoemd van het werken met een schriftje voor kinderen. Een methode die bij autochtonen goed werkt maar niet werkt bij migranten, die laag opgeleid zijn en of in een zwak sociaal-economische situatie verkeren. De projecten zijn de parels en het personeel is het beleid. De heer Booij heeft moeite met de derde zin van de stelling. Hij is voorstander van het opnemen van de zinsnede dat het een risico met zich meebrengt. Stelling 2 ‘Het gevolg van het ene centrale WMO loket is dat de eerstelijnmedewerkers het niet meer nodig gaan vinden om hun kennis op dit terrein bij te houden en de kwaliteit van hun dienstverlening voor migranten en andere klanten met een beperking of chronische ziekte nog verder afneemt. ‘ Gesteld wordt dat veel migranten van hun huisarts verwachten dat hij alle vragen kan beantwoorden. Hierin moet een cultuurverandering komen. De heer Booij merkt op dat de rol van de huisarts uit de discussie gehouden moet worden. Mevrouw V.d. Merwe stelt dat de zorg inmiddels zo complex is dat niet meer van de eerstelijnmedewerkers verwacht kan worden dat zij alles weten. Zij is voorstander van het inrichten van een loket voor informatievoorziening. Het loket zou kunnen functioneren als frontoffice dat inzicht heeft in de beschikbare en in te zetten organisaties (de backoffice).
De heer Van Dijk is van mening dat het inrichten van een loket een vorm van “afschuiven” is en is van mening dat iedere organisatie in staat moet zijn haar eigen diensten in kaart te brengen. Geconcludeerd wordt dat er problemen zijn: de nulmeting heeft dit uitgewezen. Aandachtspunt hierin is dat de focus gericht blijft op ‘migranten met een handicap’. Stelling 3 ‘Een organisatie die de klant centraal stelt moet bereid zijn om diensten in meer talen te verlenen.’ Mevrouw V.d. Enden merkt op dat dit alleen al in het kader van de wetgeving niet te realiseren is, en wel in de zin van bekostiging van de zorg. De vraag is: bedienen wij de klant daadwerkelijk als wij hem centraal stellen door hem in zijn eigen taal te benaderen? De heer Booij stelt dat het gevaar van deze stelling is een politieke discussie op gang te zetten. Geconcludeerd wordt dat het praktisch gezien onmogelijk is alle nationaliteiten in de eigen taal te benaderen. Daarnaast wordt geconcludeerd dat het met name van essentieel belang is dat de medewerker de klant begrijpt. Het vergt tijd om de klant te begrijpen. De tolktelefoon wordt door veel migranten als zeer positief ervaren. Zij worden hierdoor in de gelegenheid gesteld hun verhaal te vertellen. Mevrouw De Wit rondt de discussie af. Aandachtspunten die zij zal meenemen vanuit deze discussie zijn: Het gaat hier niet om de terminologie, maar om de aandacht voor de klant en de wijze waarop omgegaan wordt met de klant. Het verschil tussen de wijze waarop de klant de zorg ervaart en de wijze waarop de organisaties er tegenaan kijken. Mevrouw De Wit sluit af met de mededeling dat de projecten de parels zijn waarmee de ervaring wordt opgedaan en spreekt de hoop en het vertrouwen uit dat in de komende vier jaren wij in staat blijken een mooi parelsnoer te rijgen.
Pagina 35
Mevrouw Raghoebier merkt op dat er gewerkt moet worden aan het mondig maken van klanten en werken aan de huidige beeldvorming. Er zijn potentiële klanten die heel veel in zich hebben. Als projectmanager wil zij het liefst ook die klanten aan tafel hebben. 4. Reactie wethouder, mevrouw J. Kriens op de resultaten van het onderzoek en de discussie Mevrouw Kriens stelt dat wij ons, aan de hand van de resultaten van het onderzoek, af moeten vragen of wij niet meer gevoel van urgentie nodig hebben om transformatie van de organisatie in een veranderende populatie tot stand te brengen. De markt legt een aantal dingen bloot in ons systeem waaraan degelijk iets moet gebeuren. De komende periode zullen beleidsniches gezocht gaan worden. Mevrouw Kriens merkt op ‘de onderkant van de samenleving’ als element van de discussie niet te zijn tegengekomen. Daarnaast zijn nog veel meer elementen dan alleen de taal die nader onderzocht moeten worden als het gaat om ‘elkaar niet begrijpen’. Mevrouw Kriens stelt dat het onderzoek en deze discussie een aantal algemene problemen heeft blootgelegd, waarbij het niet uitsluitend gaat om de migranten. Zij adviseert om professionaliteit neer te durven zetten. Professionals en gemeente in een platform zouden een mooie dynamiek kunnen vormen. Ten aanzien van de discussie over het loket merkt mevrouw Kriens op dat het er uiteindelijk om gaat de mensen met een beperking zo optimaal mogelijk te kunnen helpen. Het feit dat wij meer overzicht moeten hebben, dient feitelijk gezien te worden als een schaamtevolle instelling: het draait te allen tijde om de wijze van organiseren. Mevrouw Kriens verwacht dat na afronding van dit traject, over vier jaar, wij kunnen laten zien welke maatregelen zijn genomen. Het maatschappelijk belang staat voorop in dit traject. Mevrouw Kriens attendeert tot slot op het feit dat nog lang niet alle problemen inzichtelijk zijn, waarbij zij een voorbeeld aanhaalt van een migrant die zijn echtgenote nooit heeft ingeschreven. De heer Kleingeld bedankt voor mevrouw Kriens voor haar reactie.
5. Inleiding over een succesvolle aanpak van diversiteitsbeleid en –praktijk binnen zorginstellingen door de heer J. Booij De heer Booij, thans werkzaam vanuit zijn eigen adviesbureau, is jarenlang directeur geweest van zorginstellingen. Tijdens die periode heeft hij een interculturalisatietraject in werking gezet. In 1989 is hij begonnen onder het motto “gewoon doen”. Aan de hand van een PowerPointpresentatie geeft de heer Booij zijn visie op interculturalisatie. Definitie interculturalisatie Interculturalisatie is een proces waarbij een instelling verandert naar een multiculturele instelling. In zo’n organisatie is de dienstverlening afgestemd op de diversiteit van haar klanten en wordt diversiteit gezien als een meerwaarde. De stijl van leidinggeven is erop gericht om deze diversiteit optimaal te benutten. Er is een stabiele, heterogene cultuur met multiculturele normen en waarden; er is een multietnisch medewerkersbestand, met medewerkers uit verschillende culturen op alle niveaus. Kortom: een organisatie waar multiculturaliteit tot in de haarvaten is doorgedrongen, gericht op optimaal resultaat van de organisatie. Alhoewel door invloeden vanuit de wereld de spanwijdte van de diversiteit groter is geworden, is de essentie niet veranderd. De complexiteit echter wel. Vaak vormt een concrete vraag, probleem of knelpunt de aanleiding om aandacht te schenken en te werken aan het interculturaliseren van een organisatie. Resultaat van een interculturalisatieproces: grotere herkenbaarheid voor alle cliënten, personeel en maatschappij sterkere cliëntgerichtheid verhoogde kwaliteit van het werk bredere markt optimaal gebruik van de beste talenten op de arbeidsmarkt meer diversiteit, meer creativiteit, meer frisse ideeën, meer effectiviteit meer onderling vertrouwen en respect verbeterde interne en externe communicatie Facetten van bedrijfsvoering:
Pagina 36
Interculturalisatie vraagt om concrete stappen en acties op het gebied van: zorg & welzijn levensbeschouwing en religie eten & drinken recreatie productontwikkeling HRM management, leidersschap en besluitvorming communicatie marketing nieuwbouw
Het vertrouwen dat medewerkers hun best zullen doen om samen met de cliënt op zoek te gaan naar antwoorden op knelpunten die zich zullen voordoen. Bewoners en hun relaties beseffen dat de organisatie niet op alles een antwoord heeft. Het gaat om de oprechte poging.
Kleinschalige starttrajecten en steun van de top van de organisatie zijn belangrijke succesfactoren. Met name aan de laatste ontbreekt het nog vaak.
Interculturalisatie en de directeur: bal rolt van boven de berg af verankerpunt bepaalt de reikwijdte van het project symboliek & Charisma opinieleider zichtbaarheid geloof erin en sta ervoor, want anders wordt het niks
Interculturele zorg & welzijn vereist intercultureel management, om verder te ontwikkelen.
De heer Booij sluit de presentatie af met de term ‘It’s in the air!’
Doel bereikt: Het belangrijkste doel is de integratie van intercultureel denken in het algemeen beleid, waarin elke nieuwe ontwikkeling automatisch wordt getest op interculturele bruikbaarheid.
6. Associatieoefening Onder leiding van de heer Booij en mevrouw Raghoebier wordt een associatieoefening “diversiteit van de eigen organisatie” met de (overgebleven) aanwezigen gedaan. Opdracht aan de aanwezigen is: met welke krantenkop wilt u morgen op de voorpagina van het AD in relatie tot interculturalisatie? Na afloop van de oefening presenteert een ieder zijn/haar krantenkop en geeft een korte toelichting.
Uiteindelijk is interculturalisatie een gemankeerde term om normalisatie vorm te geven. Geen problemen, geen vooruitgang: Vergissingen zijn noodzakelijk om het proces van interculturalisatie tot in de haarvaten van de organisatie te laten doordringen Niks mis met Trial and Error! Belangrijk is visie te bouwen op de vragen en behoeften van individuen, niet op die van culturen. Kennis en inzicht in de verschillende culturen kan helpen de goede vragen te stellen en met de bewoner en diens familie op een goede manier in contact te komen. Interculturalisatie is weinig anders dan vraagsturing en ondernemersschap, de organisatie is er voor de cliënt. Als de klanten veranderen, zal ook de organisatie moeten veranderen, om aan de veranderende vraag tegemoet te komen
Naar aanleiding van deze oefening stelt de heer Kleingeld de vraag centraal ‘wat is de ambitie nu met betrekking tot dit onderwerp?’. De heer Kleingeld vervult vanuit zijn functie van directeur van MEE de rol van opdrachtnemer van dit traject. De gemeente Rotterdam is opdrachtgever. Als directeur van MEE is hij voldoende doordrongen van de urgentie van dit project en is van mening dat het diversiteitsbeleid vormgegeven dient te worden vanuit het management. Het integreren van projecten is van essentieel belang voor een goed diversiteitsbeleid. Om het project te laten welslagen is samenwerking met de overige instellingen van wezenlijk belang. Geconcludeerd wordt dat een groot aantal aanwezigen op de vraag ‘bent u binnen uw organisatie ingesteld op migranten’ in eerste instantie bevestigend zou hebben geantwoord. Gaande de discussie is echter toch gebleken dat er nog vele verbeterpunten zijn.
Pagina 37
Verder wordt het belang van gecombineerd denken aan de orde gesteld. Op het moment dat wij er niet in slagen dat marktaandeel binnen te halen, verliezen wij de slag. De heer Booij sluit de evaluatie af met de mededeling het onderwerp vooral niet te zwaar te maken, maar het te zien als een zegen voor het bedrijf die leidt naar de essentie van de bedrijfsvoering. 7. Korte evaluatie van de invitational expertmeeting door de heer K. Kleingeld Essentieel is dat wij de klanten begrijpen, hetgeen ten goede komt aan de bedrijfsvoering. De projecten moeten gezien worden als platform om ervaringen uit te wisselen. Op dit moment bereiken wij de migranten niet of te laat. Het is daarom belangrijk om van elkaar te leren zodat wij de klanten gaan begrijpen. Ons urgentiebesef is belangrijke mate bepalend: als wij het niet doen, doet een ander het wel! De heer Kleingeld sluit zich aan bij de eerdere uitspraak van de heer Booij en roept een ieder op dit onderwerp vooral niet zwaar te maken. Wij moeten als directie en verantwoordelijk manager streven naar een situatie waar niet meer over diversiteitsbeleid gepraat te worden. De heer Kleingeld merkt op dat sprake is van een goede relatie met de gemeente en spreekt de verwachting uit dat de goede samenwerking met de gemeente kan worden gecontinueerd tijdens dit project. De heer Kleingeld merkt op de aanwezigen graag terug te zien op het congres van 26 oktober a.s. De uitnodigingen voor dit congres zijn reeds verzonden. De heer Kleingeld sluit de vergadering om 13.00 uur en bedankt de aanwezigen voor hun inbreng.
Pagina 38
Bijlage 2. Gebruik van voorzieningen door migranten met een beperking Een verkennend onderzoek in de regio Rotterdam Rijnmond onder instanties en migranten met een beperking naar het gebruik van voorzieningen
Pagina 39
Voorwoord MEE Rotterdam wil een ieder, in het bijzonder de migranten cliënten, danken voor hun medewerking aan dit onderzoek. Aangetoond is dat het voor instellingen niet al te moeilijk hoeft te zijn om migranten te ‘bereiken’. We hebben hen simpelweg een brief geschreven, met het verzoek hun bijdrage te leveren aan dit onderzoek. Zij kwamen in grote getalen en we kwamen tijd te kort om alle uiteenlopende ervaringen en verhalen recht te doen. De cadeaubon als vergoeding was een kleine compensatie voor de moeite, die de betrokkenen hadden genomen, om aan dit onderzoek mee te werken. De projectleiding wilde met deze bescheiden attentie laten zien, hoe belangrijk zij de stem en mening van migranten met een beperking (alsmede van hun familie) vindt voor de verdere invulling van dit project. Het is mede dankzij deze mensen, die in alle openheid hun levensverhaal wilden vertellen, dat het project ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam’ van start kan gaan.
MEE Rotterdam Rijnmond René Keijzer, manager Profilering en Projecten Rohina Raghoebier, Projectmanager
Pagina 40
Samenvatting Aanleiding Migranten kennen het zorgsysteem onvoldoende, maken minder gebruik van de bijbehorende voorzieningen en gaan in veel gevallen anders om met ziekten en zorg. Om dit probleem aan te pakken heeft MEE van de gemeente Rotterdam de opdracht gekregen om een vierjarig project ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam - diversiteit in gehandicaptenbeleid’ te ontwikkelen en te implementeren. Probleemanalyse Voor een goede start van het project is een probleemanalyse van belang. Wat is het probleem, wat zijn mogelijke oplossingen en hoe kan het project ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam’ hier een bijdrage aan leveren? Deze vragen zullen in dit rapport beantwoord worden. Methodiek Om de belangrijkste knelpunten en succesfactoren in het gebruik van voorzieningen door migranten in kaart te kunnen brengen, is onderzoek gedaan onder twee groepen: migranten met een beperking; instellingen en gemeentelijke diensten die werken voor mensen met een beperking in Rotterdam. Onder deze groepen zijn interviews gehouden en bij de instellingen is een Quick Scan afgenomen. Tevens hebben bij zes instellingen diepte interviews plaatsgevonden. Resultaten Het onderzoek heeft een aantal knelpunten aan het licht gebracht.
3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
ze, wanneer noodzakelijk, door de hulpverlener doorverwezen zullen worden. Er is binnen de instellingen te weinig systematische kennis aanwezig over de verschillende culturen. Cliënten missen de continuïteit in het zorgsysteem. Instellingen maken geen gebruik van specifieke informatiekanalen en netwerken voor migranten. De cliënt wordt soms te weinig centraal gesteld, waardoor er te weinig aandacht is voor hun vaak andere waarden en normen. Er zijn migranten die geen recht hebben op de benodigde zorg en voorzieningen (door landelijke wet- en regelgeving). Dit zijn illegalen, afgewezen vluchtelingen, vluchtelingen met een tijdelijke verblijfsstatus, recente nieuwkomers, kinderen/jongeren oude en zieke familieleden, die later op verzoek van de ouders/familie naar Nederland zijn gekomen. Legale nieuwkomers met een beperking kunnen niet meteen gebruik maken van alle voorzieningen, aangezien ze zes jaar in Nederland moeten wonen om aanspraak te kunnen maken op een Wajonguitkering. Migranten met een chronische ziekte ervaren problemen bij het willen inburgeren, het laten aanpassen van een woning en het regelen van aangepast vervoer. Migranten met een beperking ervaren problemen bij deelname aan de arbeidsmarkt.
In het onderzoek zijn ook succesfactoren geïnventariseerd en mogelijke oplossingen voor de knelpunten.
De belangrijkste zijn: 1. Migranten hebben een minder duidelijke hulpvraag, omdat ze onvoldoende bekend zijn met het zorgsysteem en omdat ze soms door taalproblemen lastig de vraag kunnen formuleren. Dit kan behalve begrip ook een juiste diagnose in de weg staan. Ook zijn ze vaak door hun taalproblemen minder mondig. 2. Er zijn hulpverleners die geen goed overzicht hebben over de mogelijkheden, voorzieningen, specialismen en regelingen die er allemaal zijn. Dit terwijl de cliënten verwachten dat
De belangrijkste zijn: 1. Diverse soorten tolkvoorzieningen (de diversiteit onder de migranten is de laatste tien, vijftien jaar gigantisch toegenomen). 2. Dagopvangvoorzieningen waar rekening wordt gehouden met de cultuur en religieuze gewoontes van migranten. 3. De kwaliteit van de dienstverlening van beroepskrachten: goede duidelijke informatie, adequate doorverwijzing, begrip voor de cultuur van migranten, vermogen tot inleving in hun
Pagina 41
4.
leefwereld, tijd nemen voor het opbouwen van een band met de cliënt. De kwaliteit van het sociale netwerk van de migranten (informele hulp van familieleden en bekenden).
Pagina 42
Inleiding MEE Rotterdam Rijnmond biedt informatie en advies, ondersteuning en belangenbehartiging aan mensen met een beperking in de regio Rotterdam. Rotterdam kenmerkt zich door een multiculturele samenleving. Van migranten is echter bekend dat ze het zorgsysteem onvoldoende kennen, minder gebruik maken van de daarbij behorende voorzieningen, en andere opvattingen hebben over ziekten en zorg. Daarom heeft MEE van de gemeente Rotterdam de opdracht gekregen om een vierjarig project ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam diversiteit in gehandicaptenbeleid’ te ontwikkelen en te implementeren.
Daarom wordt in dit rapport een zo goed en actueel mogelijk beeld gegeven van de belangrijkste knelpunten en succesfactoren op het gebied van: 1. informatievoorziening; 2. toegankelijkheid; 3. kwaliteit van de voorzieningen vanuit het perspectief van de migranten; 4. afstemming. Deze informatie zal input zijn voor de verdere inhoud van het project. Een niet onbelangrijk nevendoel van deze oriëntatiefase is om het draagvlak voor het project onder de instellingen te versterken.
Het doel van het project is om te zorgen dat migranten met een beperking in Rotterdam meer gebruik gaan maken van de beschikbare dienstverlening en zorgvoorzieningen, waardoor mensen, ongeacht hun beperking, culturele achtergrond en sekse, evenveel mogelijkheden hebben voor volwaardig burgerschap en maatschappelijke participatie. Voor een goede start van het project is het eerst belangrijk om de probleemdefinitie helderder te krijgen. Wat is het probleem precies? Waar liggen de knelpunten en wat zijn mogelijke oplossingen daarvoor? Eerder onderzoek heeft aangetoond dat gebruik van voorzieningen door migranten te maken heeft met toegespitste informatie en communicatie. Er is dan ook wel enige ervaring met aanvullende of alternatieve voorlichting en dienstverlening voor migranten. De wereld om ons heen verandert echter voortdurend. Aan de aanbodzijde door wetswijzigingen, institutionele reorganisaties, het politieke klimaat en veranderende opvattingen en beelden over (de integratie van) migranten en vluchtelingen. Aan de vraagzijde door veranderingen binnen de cliëntengroep: de kennis over de Nederlandse voorzieningen bij migranten wordt groter, maar er zijn ook nieuwe nationaliteitsgroepen gekomen uit Oost-Europa, Azië en Afrika.
Pagina 43
Methodiek Om de belangrijkste knelpunten en succesfactoren in het gebruik van voorzieningen door migranten in kaart te kunnen brengen, is onderzoek gedaan bij twee groepen: 1. migranten met een beperking; 2. instellingen en gemeentelijke diensten die werken voor mensen met een beperking in Rotterdam. In de tabellen hieronder is aangegeven, welke vraagstellingen er per groep beantwoord zijn en van welke onderzoeksmethoden hiervoor gebruik is gemaakt.
Migranten met een beperking Vragen
Bron van onderzoek
Informatievoorziening 1. Van welke voorzieningen/ diensten in Rotterdam maakt u veel / weinig gebruik? 2. Bent u op de hoogte van de bestaande mogelijkheden? 3. Op welke wijze komt u aan informatie? 4. Wat is uw kritiek (knelpunten) en wat zijn uw wensen ten aanzien van de informatievoorziening en het aanbod?
Literatuurstudie Twee interviews met beroepskrachten Zes / zeven groepsinterviews met cliëntengroepen Groepsgesprek met beroepskrachten Eén groepsgesprek met Platform Zes groepsgesprekken met migranten / cliënten Verslagen van de individuele consultaties van de Info Thuismedewerkers (2004 - 2006)
Toegankelijkheid 1. Welke voorzieningen zijn moeilijk toegankelijk en waarom? 2. Wat zijn redenen om geen gebruik te maken van bepaalde voorzieningen?
Instellingen en gemeentelijke diensten Vragen
Bron van onderzoek
Afstemming op migranten groepen 1. Voert uw instelling (cultureel) diversiteitbeleid? 2. Wat doet uw instelling concreet om migranten met een beperking te bereiken (vb. speciale folders, tolken, migranten netwerken etc.) 3. Wat doet uw instelling om de behoefte van migranten in beeld te krijgen? 4. Hoe wordt het aanbod afgestemd op de vraag?
Quick Scan bij 22 organisaties Interviews bij zes organisaties: Laurens, MEE, Rijndam, Maaskring, Voorzieningen Gehandicapten Rotterdam en de VGR (Vereniging van Gehandicaptenorganisaties) Hen is tevens verzocht om materiaal op te sturen (nota’s, folders, verslagen etc.).
Kwaliteit van voorzieningen 1. Waar zitten de knelpunten: welke groepen, welke voorzieningen, welke manieren van werken? 2. Wat zijn mogelijke oplossingen? 3. Wat zijn succesfactoren? Waar zou het vierjarig project ‘Diversiteit in het gehandicaptenbeleid’ zich op moeten richten, wil het zinvol zijn voor uw organisatie?
Pagina 44
Ad. Quick Scan Diversiteitsbeleid is beleid dat rekening houdt met verschillen tussen mensen. In dit onderzoek is diversiteit beperkt tot culturele diversiteit, waardoor de termen diversiteitsbeleid en interculturalisatie door elkaar heen zullen worden gebruikt. Voor wat betreft interculturalisatie wordt aangesloten bij de definitie, zoals deze gehanteerd wordt door de Raad van de Volksgezondheid en Zorg. Interculturalisatie van het zorgaanbod betekent dat de zorgaanbieders zowel aan de top (management) als op de werkvloer hun denken en hun handelen afstemmen op de interculturele diversiteit van de zorgvragers. Instellingen die rekening houden met culturele diversiteit verbinden diversiteit aan alle onderwerpen die voor de instelling van belang zijn: strategisch beleid, wet- en regelgeving, het personeelsbeleid, methoden van werken, producten en/of diensten.
Integraal intercultureel management: het personeelsbestand is multicultureel en de dienstverlening is als vanzelfsprekend afgestemd op de behoeften van alle (subgroepen van) cliënten. Door onderzoek en signalen uit het multiculturele netwerk aan (belangen)organisaties wordt de dienstverlening permanent gemonitord en geactualiseerd.
Binnen dit onderzoek zal het stadium van interculturalisatie van een instelling vast worden gesteld door middel van een Quick Scan. Deze scan bestaat uit een aantal vragen over het (cultureel) diversiteitsbeleid van de organisatie. De scan zal aan 1-10 medewerkers (afhankelijk van de grootte van de organisatie) van 22 organisaties worden voorgelegd. De meningen van alle medewerkers per instelling bij elkaar vertellen iets over de perceptie op het (al dan niet) gevoerde diversiteitsbeleid.
Instellingen kunnen zich in dit interculturalisatieproces in bepaalde stadia bevinden: Mono culturele organisatie: de instelling heeft geen cliënten of personeel met een immigratieachtergrond. Dienstverlening aan cliënten met een immigratieachtergrond: immigranten maken gebruik van de diensten van de organisatie. De instelling maakt kleine aanpassingen in de dienstverlening, bijvoorbeeld door het vertalen van een folder en het inschakelen van tolken of andere intermediaire. Intercultureel management van de dienstverlening: de organisatie ontwikkelt extern beleid. De dienstverlening wordt beter afgestemd op de behoefte van immigranten. Daartoe worden netwerkcontacten onderhouden met belangengroeperingen en medewerkers worden geschoold in het omgaan met cultuurverschillen. Intercultureel personeelsbeleid: de organisatie streeft naar diversiteit in het personeelsbestand om beter aan te sluiten bij de diversiteit van haar cliëntenbestand.
Pagina 45
Resultaten Dit hoofdstuk geeft de belangrijkste knelpunten en succesfactoren weer in het gebruik van voorzieningen door migranten. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de twee onderzoeksgroepen. 1. migranten met een beperking (paragraaf 3.1). 2. instellingen en gemeentelijke diensten die werken voor mensen met een beperking in Rotterdam (paragraaf 3.2). Migranten met een beperking Uit de literatuurstudie en de interviews met cliënten en hulpverleners zijn knelpunten in de informatievoorziening van migranten naar voren gekomen. Deze zullen in deze paragraaf besproken worden waarbij ze gerangschikt zijn naar knelpunten in de: 1. informatievoorziening ( paragraaf 3.1.1); 2. toegankelijkheid van de zorg (paragraaf 3.1.2). Daar waar het genoemd is, zullen ook oplossingen worden aangedragen. Risicogroepen hierin zijn nieuwe migrantengroepen (Afghanen, Irakezen, Iraniërs, Ghanezen, Senegalezen, Angolezen etc.) en ouderen van de al langer aanwezige migrantengroepen (Turken, Marokkanen, Surinamers), wanneer het gaat om taalproblemen en/of onbekendheid met het aanbod van voorzieningen. Een andere risicogroep is de groep migranten die als (jong)volwassenen naar Nederland zijn komen. Zij lopen een grote kans om de benodigde voorlichting mis te lopen, omdat zij niet automatisch via het onderwijs of anderszins in het zorgsysteem zitten. Informatievoorziening: knelpunten en oplossingen Knelpunten m.b.t. kenmerken migranten Het hebben van een beperkt sociaal netwerk. Zowel uit eerdere onderzoeken als uit de gevoerde gesprekken blijkt dat cliënten meestal ‘toevallig’ en ‘via-via’ het bestaan van voorzieningen en vergoedingen ontdekken. Migranten zijn hier in het nadeel aangezien zij vaak een beperkt sociaal netwerk hebben. Het hebben van een gesloten sociaal netwerk. Migranten leven vaak in relatief gesloten gemeenschappen. In deze gemeenschappen blijven berichten over slechte ervaringen met bepaalde instanties en overheden (onheus bejegend worden, niet
serieus genomen worden) vaak lang hangen. Taalproblemen zorgen voor gemis aan informatie. Cliënten met taalproblemen ervaren problemen met het formuleren van hun zorgvraag, het invullen van formulieren, het communiceren met de beroepskracht, het snappen van de voorlichting, het hebben van inspraak in de besluitvorming, etc. Het principe van de gemeente Rotterdam is dat iedereen de Nederlandse taal moet beheersen en dat er dus geen gemeenschapsmiddelen aan (schriftelijke) voorlichting in andere talen worden besteed. Desondanks hebben grotere organisaties vaak wel een aantal voorlichters in dienst die in meerdere talen kunnen communiceren, zei het in beperkte mate. Goede voorlichting is tweerichtingsverkeer. Het is informatie over de beschikbare voorzieningen en hulpmiddelen op basis van begrip van de situatie waar mensen in zitten (belevingswereld etc.), en van wat ze willen en nodig hebben (vraaggerichte benadering). Dat de hulpverlener de cliënt goed verstaat, is dus zeer essentieel voor een goede voorlichting. Oplossing: vertalingen van informatieproducten, tolkenvoorzieningen, meertalige hulpverleners. Door de hulpverlening in eigen taal worden soms verborgen problemen ontdekt. Behalve begrip kan de taalkwestie dus ook een goede diagnose in de weg staan.
Knelpunten m.b.t. zorginstellingen Instellingen maken te weinig gebruik van specifieke informatiekanalen. Algemene voorlichting bereikt migranten vaak niet, omdat instellingen onvoldoende specifieke informatiekanalen voor migranten (moskeeën, zelforganisaties, radiozenders, etc.) gebruiken. Eerstelijnswerkers verwijzen onvoldoende door. Uit de groepsinterviews blijkt, dat huisartsen en schoolmaatschappelijk werkers de eerste beroepskrachten zijn met wie de patiënt (of de ouder) over de aard en de consequenties van de geconstateerde beperking spreekt. Wanneer het gaat om ziekten en beperkingen die gelijk bij de geboorte geconstateerd worden, kan dit ook de
Pagina 46
specialist van het ziekenhuis zijn. Migranten verwachten dat deze hulpverleners hen zullen doorverwijzen wanneer dat noodzakelijk is. Maar deze hulpverleners weten vaak ook niet welke mogelijkheden, voorzieningen, specialismen, en vergoedingen er allemaal zijn. Ook zij hebben geen goed overzicht over het zorgapparaat. Daarnaast zien zij het onvoldoende als hun taak om hun cliënten adequaat door te verwijzen. Oplossing: de ‘loketten’ waar in het kader van de invoering van de WMO naar toe wordt gewerkt, zouden dit probleem mede kunnen oplossen. Ook het Steunpunt Persoons Gebonden Budget (PGB) bij MEE kan bijdragen aan een oplossing voor dit probleem. Het steunpunt informeert, ondersteunt en schoolt de medewerkers van MEE over het Persoons Gebonden Budget, zodat zij hun cliënten hierin wegwijs kunnen maken en kunnen ondersteunen. De continuïteit van de zorg is te weinig gewaarborgd. Cliënten missen vaak continuïteit in het systeem. Bij MEE worden bijvoorbeeld de vragen beantwoord en de problemen opgelost, waarna het dossier wordt gesloten. Het dossier wordt pas weer geopend bij een nieuwe vraag vanuit de cliënt. De cliënten hebben echter de behoefte om tussentijds door een consulent van MEE te worden gebeld, met de vraag, of de gegeven adviezen werken. Omdat dit niet gebeurt, merken de consulenten zelf dat de cliënten vaak weer met dezelfde vraag bij hen terugkomen, meestal bij een andere consulent. De cliënten hebben echter graag de consulent die ze reeds eerder hadden, omdat deze al van hun problemen op de hoogte is.
Knelpunten m.b.t. de communicatie tussen cliënt en zorgverlener Migranten cliënten voelen zich door beroepskrachten verkeerd bejegend. Uit het onderzoek blijkt dat migranten zich vaak niet begrepen voelen. Ook voelen ze zich vaak niet in hun waarde gelaten en anders behandeld (alsof ze dom zijn). Volgens hen is dit te wijten aan vooronderstellingen en opvattingen over cultuurverschillen die de beroepskrachten hebben.
Toegankelijkheid zorgvoorzieningen: knelpunten en oplossingen Knelpunten m.b.t. kenmerken migranten Migranten missen soms de mondigheid die het Nederlandse zorgsysteem vereist. Het hedendaagse Nederlandse institutionele principe van eigen keuze en eigen verantwoordelijkheid, ervaren cliënten als ‘je moet overal zelf achteraan gaan’. Dit botst met de behoefte (en verwachting) dat de beroepskrachten waarmee men geregeld contact heeft, zoals de huisarts, zullen helpen en adviseren, en zonodig bemiddelen. Want informatie is niet genoeg. Voor het aanvragen van geld en middelen moet je kunnen onderhandelen. Migranten missen hiervoor soms de taalkundige en sociale kennis. Onder de nieuwe groepen migranten bevinden zich bovendien mensen die in hun eigen land een hoge status hadden en niet gewend zijn om ‘hun hand op te houden’. Migranten vrezen dat hun mondigheid wordt veroordeeld. Migranten die wel mondig zijn, vrezen dat hun mondigheid anders wordt beoordeeld en gewaardeerd dan de mondigheid van autochtonen. Ze hebben het gevoel extra dankbaar te moeten zijn voor de geboden hulp (omdat ze dat in hun land van herkomst niet hadden) en durven daardoor (nog) minder met hun kritiek op het aanbod naar voren te komen. Migranten hebben het gevoel zelf voor de familie te moeten zorgen. Migranten maken minder gebruik van revalidatiecentra. Dit heeft onder meer te maken met hun idee dat de familie dit eigenlijk hoort te doen. Ze hebben het gevoel iemand in een revalidatiecentrum te dumpen en zien het op de eerste plaats niet als een medische/ specialistische voorziening. Hierdoor missen de migranten de sociale activiteiten, de oefeningen en de fysiotherapie van het revalidatieprogramma waardoor hun revalidatieproces langer duurt. Knelpunten m.b.t. zorginstellingen Het personeelsbestand kent te weinig migranten medewerkers. Voor een goed diversiteitsbeleid in de instelling is het onder andere de uitdaging om de
Pagina 47
samenstelling van het personeel een afspiegeling te laten zijn van het gekwalificeerde arbeidsmarktaanbod in de regio. Wanneer er te weinig migranten reguliere functies in de zorginstellingen vervullen, is er in de instelling geen hulp mogelijk in de eigen taal, minder begrip voor en minder betrokkenheid bij migranten, minder bereidheid om zich in de leefwereld van migranten te verplaatsen, en minder bereidheid om de noodzakelijke extra investeringen te doen om de hulp beter op bepaalde groepen af te stemmen. Hierdoor zijn te veel cursussen enkel gericht op de autochtonen. En het ontbreekt in de cursussen aan autoriteiten, situaties, voorbeelden, en rolmodellen die aansluiten bij de belevingswereld van de migranten. Oplossing: Cursussen zouden zich specifiek moeten richten op bepaalde migrantengroepen. Dagopvang, revalidatievoorzieningen, ziekenhuizen, etc. zouden rekening moeten houden met aangepast eten (geen varkensvlees, etc.), en seksegescheiden voorzieningen (voornamelijk voor Turken en Marokkanen). Oplossingen van migranten zelf zijn niet altijd de meest wenselijke. Migranten hebben vaak zelf oplossingen voor de zorg die onvoldoende op hen is afgestemd. Zo worden kinderen ter opvoeding niet naar opvangvoorzieningen gestuurd, maar naar familieleden of naar een internaat in het land van herkomst. Met als mogelijk gevolg dat deze kinderen bepaalde vormen van ontwikkelingstimulering missen, minder zelfredzaam worden, en minder participeren in de Nederlandse samenleving. Kinderen met een beperking blijven op deze manier afhankelijk van hun (ouder wordende) ouders. Of er wordt voor hen (geldt veelal alleen voor zonen) een huwelijkspartner gezocht in het land van herkomst, meestal een vrouw met ook een beperking. Om zo lang mogelijk voor een familielid met een beperking te kunnen zorgen, hebben migranten de voorkeur voor het inkopen van zorg via het Persoons Gebonden Budget. Door onder andere armoedeproblemen komen ze hier echter vaak niet voor in aanmerking (schulden
zijn een contra-indicatie voor de toekenning van een PGB).
Knelpunten m.b.t. de (landelijke) wet- en regelgeving Bepaalde groepen migranten hebben geen recht op de benodigde zorg en voorzieningen. Hierbij gaat het om illegalen, afgewezen vluchtelingen, vluchtelingen met een tijdelijke verblijfsstatus, recente nieuwkomers, kinderen/jongeren die later door hun ouders naar Nederland zijn gehaald, en oude, zieke familieleden die naar Nederland zijn gehaald. Het aantal illegalen in Rotterdam wordt geschat op circa 20.000 personen. Deze mensen kunnen via het zogenaamde koppelingsfonds gebruik maken van huisarts en apotheek. Opvang in b.v. een woonvoorziening voor mensen met een verstandelijke beperking behoort echter niet tot de mogelijkheden. Legale nieuwkomers met een beperking hebben geen toegang tot alle voorzieningen. Legale nieuwkomers met een beperking kunnen niet meteen gebruik maken van alle voorzieningen, aangezien ze zes jaar in Nederland moeten wonen om aanspraak te maken op een Wajonguitkering. Migranten met een beperking profiteren te weinig van extra geld voor sportstimulering. Sportstimulering is een hot onderwerp en voor de stimulering van migranten wordt extra geld uitgetrokken. Maar hierbij is weinig aandacht voor migranten met een beperking. Migranten met een chronische ziekte ervaren problemen bij het willen inburgeren. Nieuwe migranten worden tegenwoordig alleen toegelaten als zij in het land van herkomst de 300-Nederlandse-woorden-toets hebben gehaald. Deze eis is in het nadeel van mensen met weinig opleiding en kan daarmee mensen met een beperking duperen, omdat het in sommige landen voor hen moeilijk is om voortgezet onderwijs te volgen. Ook is het inburgeringsprogramma inhoudelijk onvoldoende afgestemd op mensen met een beperking. Er wordt geen/nauwelijks informatie gegeven over voorzieningen voor chronisch zieken en mensen met een
Pagina 48
beperking. Vaak kunnen migranten met een beperking de inburgeringscursus niet eens volgen, doordat de lessen worden gegeven in gebouwen die ontoegankelijk zijn voor rolstoelgebruikers. Het huidige aanbod aan taallessen aan huis is volgens hen geen oplossing, omdat dat niet frequent genoeg is. In dit digitale tijdperk zou het mogelijk moeten zijn om intensiever thuisonderwijs voor iedereen te realiseren.
Overige knelpunten Een aangepaste woning is moeilijk te verkrijgen. Migranten moeten vaker verhuizen voor een aangepaste woning, omdat ze vaker wonen in huizen die ongeschikt zijn voor aanpassingen, vaker een huiseigenaar hebben die weigert om deze financiële investeringen te doen, en vaker in wijken wonen met weinig aangepaste woningen waardoor ze geen andere keuze hebben dan te verhuizen. Het aangepaste vervoer voldoet niet aan de behoeften van migranten. Migranten met een beperking maken veel gebruik van aangepast vervoer. Ze lopen daarbij veelal tegen soortgelijke problemen aan als autochtonen. Te denken valt hierbij aan bijvoorbeeld te lange wachttijden. Migranten met een beperking ervaren problemen bij deelname aan de arbeidsmarkt. Migranten met een beperking ervaren problemen wanneer ze zich willen kwalificeren voor de arbeidsmarkt, omdat: 1. Het assessment, de beoordeling van kennis, vaardigheden en belangstelling, niet is geijkt op andere talen en culturen. 2. Ze migrant zijn.
Pagina 49
Instellingen en gemeentelijke diensten Uit de Quick Scan en de interviews met directie en medewerkers van organisaties die diensten verlenen aan mensen met een beperking, zijn knelpunten naar voren gekomen in de afstemming van de zorg op migranten groepen en in de kwaliteit van de voorzieningen. Deze zullen in deze paragraaf besproken worden waarbij ze gerangschikt zijn naar knelpunten in de: 1. Afstemming ( paragraaf 3.2.1). 2. Kwaliteit van voorzieningen (paragraaf 3.2.2). Afstemming op migranten groepen: knelpunten en oplossingen In de onderstaande tabellen zijn de scores te zien op de vragen van de Quick Scan, die is voorgelegd aan medewerkers van 22 instellingen die diensten verlenen aan mensen met een beperking. De scores lopen van 1 (helemaal niet / slecht) tot 5 (helemaal / goed). Tabel 1, 2 en 3: scores op de vragen van de Quick Scan. Van de 22 eerstelijnsorganisaties hebben 220 medewerkers de scan toegezonden gekregen. 120 (54%) van hen hebben de vragenlijst teruggestuurd. 101 scans zijn geanalyseerd.
Klanten Vraag
Score
Houdt uw organisatie expliciet rekening met diversiteit klanten?
3,78
Worden bij de registratie van klanten verschillende groepen onderscheiden?
2,97
Heeft uw organisatie speciale voorzieningen getroffen voor speciale klantengroepen?
3,43
Is uw organisatie laagdrempelig toegankelijk voor verschillende klantengroepen?
3,86
Houden medewerkers in hun werkwijze rekening met diversiteit van klanten?
3,62
Is het aanbod van uw organisatie toegesneden op diversiteit van klanten?
3,27
Houden medewerkers rekening met verschillen in communicatiecodes van cliënten?
3,45
Houdt uw organisatie bij meten klanttevredenheid rekening met diversiteit klantengroepen?
2,64
Zijn uw klanten tevreden over manier waarop rekening wordt gehouden met diversiteit?
3,37
Heeft uw organisatie een positief imago onder verschillende groepen in de samenleving?
3,67
Is het eindresultaat van uw organisatie gelijkwaardig voor de verschillende klantengroepen?
3,65
Zijn uw samenwerkingspartners tevreden over uw diversiteitbeleid?
3,69
Personeelsbeleid Vraag
Score
Wordt in het personeelsbeleid rekening gehouden met diversiteit (b.v.: bij werving, selectie)?
3,54
Zijn er speciale voorzieningen voor specifieke groepen personeel (b.v.: speciale menu's, brede verlofre- 2,72 geling, gebedsruimte)? Wendt uw organisatie verschillen onder personeel positief aan (meerwaarde gebruiken)?
3,36
Onderscheidt uw organisatie bij registratie van de in-, door- en uitstroom van personeel, verschillende groepen?
3,19
Is het personeel deskundig in het omgaan met diversiteit onder collega's?
3,46
Laat uw organisatie geen vooroordelen meespelen bij toewijzing van functies?
3,62
Vormt het personeel een afspiegeling van de beroepsbevolking in het werkgebied?
3,08
Staat de diversiteit onder het personeel in verhouding tot de diversiteit onder de klanten?
2,91
Zijn verschillende personeelsgroepen evenredig verdeeld over de functieniveaus?
2,36
Wordt bij meten van personeelstevredenheid, rekening gehouden met diversiteit personeel?
2,58
Pagina 50
Organisatie Vraag
Score
Is er in uw organisatie draagvlak voor diversiteitsbeleid?
3,67
Houdt uw management geld en tijd beschikbaar voor diversiteitsbeleid?
3,26
Houden leidinggevenden in hun stijl van leidinggeven en communiceren rekening met diversiteit perso- 3,41 neel? Geeft het management actief vorm aan diversiteitsbeleid?
3,03
Heeft uw management de visie op diversiteitsbeleid schriftelijk vastgelegd?
2,86
Heeft uw management voor de uitvoering diversiteitsbeleid concrete doelen vastgelegd?
2,97
Worden medewerkers van alle functielagen betrokken bij de ontwikkeling van het diversiteitsbeleid?
2,69
Uit de tabel blijkt dat respondenten positief te spreken zijn (score > 3,50) over de mate waarin: Klanten Medewerkers in hun werkwijze rekening houden met de diversiteit van de klanten. De organisatie rekening houdt met de diversiteit van de klanten. De organisatie laagdrempelig toegankelijk is voor verschillende klantengroepen. De organisatie een positief imago heeft onder verschillende groepen in de samenleving. Het eindresultaat van de organisatie gelijkwaardig is voor de verschillende klantengroepen. De samenwerkingspartners van de organisatie tevreden zijn over het diversiteitbeleid. Personeelsbeleid De organisatie geen vooroordelen mee laat spelen bij de toewijzing van functies. Organisatie Er in de organisatie draagvlak is voor het diversiteitsbeleid. Uit de tabel blijkt dat respondenten minder te spreken zijn (score < 3,00) over de mate waarin: Klanten Bij de registratie van de klanten verschillende groepen worden onderscheiden. Bij het meten van de klanttevredenheid, verschillende groepen worden onderscheiden. Personeelsbeleid Er speciale voorzieningen voor specifieke groepen personeel zijn (b.v.: speciale menu’s, brede verlofregeling, gebedsruimte). De diversiteit onder het personeel in verhouding staat tot de diversiteit onder de klanten. De verschillende personeelsgroepen evenredig verdeeld zijn over de functieniveaus. Bij het meten van de personeeltevredenheid, verschillende groepen worden onderscheiden. Organisatie Het management de visie op het diversiteitsbeleid schriftelijk heeft vastgelegd. Het management voor de uitvoering van het diversiteitsbeleid concrete doelen heeft vastgelegd. Medewerkers van alle functielagen worden betrokken bij de ontwikkeling van het diversiteitbeleid. Respondenten konden ook aangeven of ze een antwoord niet wisten. Bij 11 van de 29 vragen moest 1/3 of meer van de respondenten het antwoord schuldig blijven. Dit wijst er mogelijk op dat het diversiteitsbeleid in de instellingen geen gemeengoed is, of dat het niet goed wordt gecommuniceerd. Wanneer de gegeven scores worden vergeleken tussen verschillende respondentgroepen dan is te zien, dat de allochtone respondenten positiever hebben gescoord (0,43 punten op de vijfpuntsschaal) dan de autochtone respondenten. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de organisaties waar allochtonen werkzaam zijn wellicht een actiever diversiteitsbeleid voeren. Of omgekeerd: het voeren van diversiteitsbeleid leidt tot meer allochtonen in een organisatie. Pagina 51
Kwaliteit van de voorzieningen: knelpunten en oplossingen In de interviews is een groot aantal knelpunten ter sprake gekomen die betrekking hebben op het werken met migranten en het interculturaliseren van de eigen instelling. Hieronder staan enkel die knelpunten genoemd die nog niet eerder in het rapport ter sprake kwamen. Knelpunten m.b.t. de (landelijke) wet- en regelgeving De voortdurend veranderende wet- en regelgeving, en op dit moment met name de Wmo. Alleen de VGR (Vereniging Gehandicaptenorganisaties Rotterdam) noemt de Wmo een kans om diversiteitsbeleid een impuls te geven, aangezien in de Wmo is geregeld dat gemeenten álle burgers de mogelijkheid moeten bieden zijn/haar wensen en behoeften kenbaar te maken. Te weinig migranten met een beperking zijn betrokken bij beleidsbeïnvloedende - en besluitvormingsstructuren en - processen bij de gemeente. Knelpunten m.b.t. de organisatie Er is te weinig systematische kennis aanwezig in de organisaties over verschillende culturen. Het contact met de migranten netwerken of platforms is vaak voorbehouden aan de migranten medewerkers en wordt niet gedragen door de organisatie als geheel. Op zich is er draagvlak binnen de organisatie voor diversiteitsbeleid. Niemand betwijfelt de noodzaak om in te spelen op de multiculturele samenleving. Maar in de praktijk hebben directie, management en uitvoerders ook andere zaken aan het hoofd. En er wordt te weinig geld vrijgemaakt om het proces van interculturalisatie van de grond te krijgen. Migranten vinden het van belang dat organisaties beschikbaar en bereikbaar zijn als je ze nodig hebt. Dat past niet in de Nederlandse afspraken- en protocollencultuur. Het de tijd nemen om een categorale voorziening bekendheid te laten krijgen in migranten kringen, past niet in het snelle resultaat gerichte denken van organisaties en financiers. Er wordt in de organisaties weinig gesproken
over wat misgaat en hoe die zaken opgelost zouden kunnen worden. Aandacht voor allochtonen is er soms binnen de instelling en dan lekt het weer weg.
Knelpunten m.b.t. de werkwijze Soms worden er met de voorlichting verwachtingen gewekt die vervolgens niet waargemaakt kunnen worden. Bijvoorbeeld wanneer de voorlichting in eigen taal gebeurt en de hulpverlening daarna alleen in het Nederlands wordt aangeboden. Knelpunten m.b.t. andere opvattingen In sommige migranten kringen heerst er een taboe op een kind met een verstandelijke beperking en speelt schaamte een rol. Het wordt wel gezien als een straf voor de ouders, met name de moeder. Als men deze opvatting huldigt, is men minder geneigd hulp voor dit kind te vragen. Migranten komen vaker niet op een afspraak en komen vaker de afspraken niet na. In de interviews zijn de volgende succesfactoren genoemd. Succesfactoren m.b.t. de organisatie Vergeet aparte allochtonenprojecten en werk integraal aan het interculturaliseren van de instelling. Maak daarbij gebruik van de kennis die in de aparte projecten is opgedaan. Neem het onderwerp op in de strategische beleidsvisie. Maak het een top-down proces en betrek alle echelons van de organisatie. Zorg voor een aanjager, zorg voor het borgen van het proces en de resultaten in de organisatie, en zorg voor tussentijdse evaluatie. Neem weerstanden tegen interculturalisatie serieus en probeer ze op te lossen. Wees creatief in het gestalte geven aan cliëntparticipatie. Cliëntenraden worden maar al te vaak bolwerken van kennis en kunde op zeer specialistische terreinen. Leden lezen en spreken de taal van het beleid en zijn langdurig bezig om veranderingen te bewerkstelligen. Deze manier van werken is niet aantrekkelijk voor veel jongeren en migranten.
Pagina 52
Succesfactoren m.b.t. de werkwijze Neem tijd voor het opbouwen van een relatie met de cliënt. Houd het systeem van de cliënt in de gaten. Migranten voelen zich vaak meer onderdeel van het gezinssysteem dan Nederlanders. Daarbij moet goed gelet worden op wanneer de familie er juist wel of niet bij betrokken moet worden. Houd rekening met de expressieve betekenis van een voorziening of hulpmiddel. Dit betekent dat niet alleen de praktische kant van een voorziening of hulpmiddel gezien wordt, maar ook wat het doet met de persoon in kwestie. Een rollator bijvoorbeeld is een fantastisch praktisch hulpmiddel om langer zelfstandig de straat op te kunnen, maar betekent ook dat de cliënt afhankelijk is van een apparaat en het niet langer zelf kan. Vul het werk ook een beetje naar eigen inzicht in. Leg niet alles vast in procedures en protocollen. Wensen t.a.v. het project ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam’ Uit de verschillende interviews zijn de volgende wensen naar voren gekomen ten aanzien van het project ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam’. Gezamenlijk diversiteitsbeleid in de vingers krijgen Het is belangrijk dat instellingen elkaar scherp houden op het voeren van diversiteitsbeleid. Leg intenties en doelen vast op papier, wissel signalen en knelpunten uit, deel de goede praktijken, spreek elkaar aan op dingen die mis gaan, vraag elkaar naar de voortgang, verbind de reguliere onderwerpen met het interculturalisatieproces, vind gezamenlijke oplossingen voor gezamenlijke problemen, communiceer de behaalde resultaten.
Gezamenlijke voorlichtingscampagne gericht op nog niet bereikte groepen De meeste instellingen hebben moeite met het bereiken van sommige groepen, bijvoorbeeld de Kaapverdianen. Een oplossing zou kunnen zijn om gezamenlijk met een aantal instellingen voorlichtingsmateriaal voor deze groepen te ontwikkelen. Gezamenlijke aanpak om beter te kunnen doorverwijzen Veel hulpverleners hebben moeite met het adequaat verwijzen van cliënten. Een mogelijke oplossing hiervoor zou een sociale kaart voor migrantenhulpverlening kunnen zijn. Op het moment ontbreekt dit in Rotterdam. De sociale kaart zou antwoord kunnen geven op vragen als: waar zitten de psychiaters die gespecialiseerd zijn in posttraumatische stress bij vluchtelingen? Welke thuiszorginstellingen hebben Somalisch, Eritrees dan wel Turks personeel in dienst? In welke ziekenhuizen en verzorgingstehuizen wordt halal of kosher gekookt? Welke diëtiste heeft verstand van Marokkaans koken voor diabetici? Gezamenlijk experimenteren met verschillende vormen van cliëntenparticipatie Het zou goed zijn om gezamenlijk te kijken naar andere manieren dan de geijkte om cliënten een stem te geven. Mogelijkheden kunnen zijn: een gesprek met de hoger opgeleiden, een rondleiding door jongeren in hun stad, en theater maken over ervaringen met de instelling.
Gezamenlijk werken aan multicultureel personeelsbestand Bijna alle instellingen kampen met het probleem dat zij moeilijk in staat zijn om de samenstelling van het personeel veelzijdiger te laten zijn. Hoe komt dit? De oorzaken zouden in kaart gebracht kunnen worden, waarna er gezamenlijk zou kunnen worden toegewerkt naar oplossingen.
Pagina 53
Discussie In het kader van het onderzoek is een aantal discussiepunten te formuleren, die geen grote gevolgen hebben voor de interpretatie van de resultaten. Dit zijn: 1. Weinig instellingen houden het gebruik van de voorzieningen per bevolkingscategorie bij. Hierdoor is de omvang van het probleem ‘ontoegankelijke zorgvoorzieningen voor migranten’ niet goed vast te stellen. Dat het probleem speelt, is duidelijk uit de ervaringen van de cliënten en de betrokken beroepskrachten. 2. De categorie ‘migranten’ valt uiteen in allerlei subcategorieën: naar afkomst, leeftijd, migratiegeneratie, opleidings- en beroepsniveau, inkomensniveau, eenouder- en tweeoudergezinnen etc. De omvang van het probleem zal waarschijnlijk per subcategorie verschillen. Door een gebrek aan gegevens is het echter niet mogelijk om het probleem per subgroep te definiëren. Het rapport gaat dan ook over de problematiek bij de “Migranten” als geheel, en is daarmee mogelijk niet specifiek genoeg. 3. De knelpunten rondom de informatievoorziening en de toegankelijkheid van de zorg, die in dit rapport staan beschreven, zijn genoemd door migranten, maar zijn niet allemaal specifiek voor migranten. Hierdoor zullen verbeteringen waarschijnlijk ook andere groepen cliënten, vooral Nederlanders met een lage sociaal-economische status, ten goede komen.
Pagina 54
Conclusie Er zijn veel losse initiatieven. Het toespitsen van het aanbod op de behoeften van migranten is nog lang niet klaar. Dit komt onder andere door gebrek aan behoefteonderzoek onder migranten en een ondervertegenwoordiging van hen in panels en raden (in besluitvormings- en beleidsbeïnvloedende structuren). Instellingen zijn wel hard bezig om hun aanbod beter af te stemmen, of om specifieke ‘migranten projecten’ te ontwikkelen. Zo heeft MEE bijvoorbeeld het project Info Thuis, waarbij migranten thuis in de eigen taal (Turks, Marokkaans, Kaapverdiaans) worden voorgelicht. Ook vertalen veel instellingen hun folders, leggen ze huisbezoeken af, nemen ze intermediaire in dienst, onderhouden ze contacten met migranten netwerken en/of moskeeën, organiseren ze voorlichtingsbijeenkomsten voor migranten, etc. Daarnaast is er een aantal categorale voorzieningen ontstaan, zoals de dagverzorging voor oudere Hindoestanen (Laurens), de opvangvoorziening voor Marokkaanse mannen met een psychische stoornis (Maaskringgroep), en de AZ Thuiszorgorganisatie, gericht op met name Islamitische klanten. Organisaties zijn best positief over aandacht voor verschillende klantengroepen. Uit het onderzoek komt naar voren dat de respondenten best positief zijn over de mate waarin de organisatie en de medewerkers rekening houden met de diversiteit van de klanten, de organisatie laagdrempelig toegankelijk is voor verschillende klantengroepen, de organisatie geen vooroordelen mee laat spelen bij de toewijzing van functies, er draagvlak is voor diversiteitbeleid, etc. Het knelpunt ligt mogelijk in het ontbreken van structurele aandacht. Een mogelijke oplossing ligt in gezamenlijk diversiteitbeleid. Er zijn veel aparte ‘migranten projecten’, maar meer structureel en effectiever is het integraal werken aan het interculturaliseren van de instelling. Op het moment is er geen instelling meer in Rotterdam die monocultureel (stadium 1) werkt. De meeste organisaties werken dienstverlenend (stadium 2) of hebben een intercultureel management (stadium 3) (zie voor meer informatie over de verschillende stadia van het interculturalisatieproces hoofdstuk 2). Laurens lijkt als enige organisatie al in stadium 4 te zitten en heeft een intercultureel personeelsbeleid. Zij heeft het diversiteitbeleid op papier en is bezig om
haar personeel te scholen in intercultureel werken. Laurens streeft er expliciet naar om haar personeel een afspiegeling te laten zijn van haar klantenbestand. Vooralsnog zit er in Rotterdam geen organisatie in stadium 5 (integraal intercultureel management). In het streven van de instellingen naar diversiteitbeleid is nog een slag te maken. Het onderzoek heeft uitgewezen dat er geen instelling is, die twijfelt aan de noodzaak om in te spelen op de multiculturele samenleving. Maar in de praktijk komt dit nog te weinig van de grond. De geïnterviewden gaven aan hier een meerwaarde te zien voor het project “Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam”. Oplossen van de knelpunten d.m.v. het diversiteitbeleid Uit het onderzoek komt een aantal knelpunten naar voren die zou moeten worden aangepakt in structureel diversiteitbeleid. Dit zijn: Migranten hebben een minder duidelijke hulpvraag omdat ze, door onder meer taalproblemen en onbekendheid met het zorgsysteem, het moeilijk vinden om de vraag te formuleren. Dit kan behalve begrip een juiste diagnose in de weg staan. Voorlichting en hulp in de eigen taal zou hiervoor een oplossing kunnen zijn. Een voorwaarde hiervoor is dat de samenstelling van het personeel een afspiegeling is van het cliëntenbestand, multicultureel dus. Een andere oplossing zou kunnen zijn, dat er meer gebruik wordt gemaakt van tolken(telefoon). Ook is het wenselijk dat de hulpverlener de tijd neemt om een band met de cliënt op te bouwen en creatief omgaat met de te volgen protocollen en procedures. Hulpverleners hebben geen goed overzicht van de mogelijkheden, voorzieningen, specialismen en vergoedingen die er allemaal zijn. Dit terwijl de cliënten verwachten, dat ze, wanneer noodzakelijk, door de hulpverleners doorverwezen zullen worden. Oplossingen zouden kunnen zijn: loketten, steunpunten, of een sociale kaart. Cliënten missen de continuïteit in het systeem. Ze worden niet tussentijds gevolgd en komen bij terugkomst steeds bij andere consulenten terecht. Er zou op kunnen worden gelet, dat een cliënt een vaste consulent heeft die de
Pagina 55
cliënt volgt in de tijd en daardoor een band met de cliënt op kan bouwen. Instellingen maken geen gebruik van specifieke informatiekanalen voor migranten, zoals migranten netwerken, moskeeën, zelforganisaties, radiozenders, etc. De cliënt wordt nog te weinig centraal gesteld. Instellingen gaan nog te vaak van hun eigen aanbod en waarden uit, terwijl de cliënt heel andere waarden kan hebben. Zo staat het verzorgen/vertroetelen in Turkse en Marokkaanse gezinnen van mensen met een beperking haaks tegenover de autonomie waar de Nederlandse zorgvoorzieningen naar streven. Zo zijn voorzieningen voor kinderen in Nederland er bijvoorbeeld op gericht om de ouders te ontlasten. In veel Turkse en Marokkaanse gezinnen worden deze voorzieningen echter ervaren als een failliet van de moeder. Nu zijn hier dingen in aan het veranderen. Met het instellen van de Wmo probeert de overheid de wederzijdse hulp en de ‘civil society’ te stimuleren. Deze civil society is veel meer aanwezig in migrantengezinnen en kan in deze ontwikkeling positief worden benut.
Pagina 56
Aanbevelingen Veel instelling zitten nog in de eerste stadia van diversiteitbeleid. Hier is dus nog veel winst te behalen. De geïnterviewden gaven aan hier een meerwaarde te zien voor het project ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam’. De praktijk wijst uit dat diversiteitbeleid in eerste instantie top-down gevoerd moet worden (Burggraaf en Van Kooten, 1996). Het is de directie of het management die een interculturalisatieproces initieert en het belang blijft onderstrepen. Het is ook aan de top om de contouren van het diversiteitbeleid te (laten) schetsen, een plan voor implementatie en borging te maken, en daarbij alle echelons in de organisatie te betrekken. Belangrijke onderdelen van het diversiteitbeleid, die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn: Het vastleggen van de doelen. Het systematisch monitoren van het beleid: cijfermateriaal verzamelen over het aantal klanten en personeelsleden met een migratieachtergrond, en over klant- en personeelstevredenheid naar de verschillende etnische groepen. Het creatief gestalte geven aan cliëntparticipatie. Cliëntraden worden maar al te vaak bolwerken van kennis en kunde op zeer specialistische terreinen. Leden lezen en spreken de taal van het beleid en zijn langdurig bezig om veranderingen te bewerkstelligen. Deze manier van werken is niet aantrekkelijk voor veel jongeren en migranten. Het zou goed zijn om gezamenlijk te kijken naar andere manieren dan de geijkte om cliënten een stem te geven. Mogelijkheden kunnen zijn: een gesprek met de hoger opgeleiden, een rondleiding door jongeren in hun stad, en theater maken over ervaringen met de instelling. Voor de verdere onderdelen wordt verwezen naar tabel 1 op bladzijde 15.
die misgaan, gezamenlijke oplossingen kunnen zoeken voor gezamenlijke problemen en onderling de behaalde resultaten kunnen communiceren. In het diversiteitbeleid zou aandacht besteed moeten worden aan de volgende punten: communicatie tussen cliënt en de hulpverlener; continuïteit in het zorgsysteem; gebruik van specifieke informatiekanalen en netwerken voor migranten; centraal stellen van de cliënt; multicultureel personeelsbeleid. Als nevenactiviteiten van het gezamenlijk ontwikkelen van diversiteitbeleid zouden de instellingen: een gezamenlijke voorlichtingscampagne kunnen uitvoeren voor nog niet bereikte migrantengroepen. een sociale kaart kunnen maken voor migrantenhulpverlening. Deze ontbreekt op het moment nog in Rotterdam. Aan de hand van de sociale kaart zouden hulpverleners cliënten adequater kunnen doorverwijzen.
In het project ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam’ zouden instellingen de handen ineen kunnen steken om het diversiteitbeleid van de grond te krijgen. De instellingen zouden elkaar scherp kunnen houden, knelpunten, succesfactoren en ervaringen uit kunnen wisselen, elkaar aan kunnen spreken op dingen Pagina 57
Literatuur Beneken, Margot, M. (1999), Omgaan met diversiteit - interculturalisatie in de zorg voor mensen met een functiebeperking. Utrecht, Schakels. Bruin, C. & U. Karahan, Goede zorg begint bij goede informatie. Een onderzoek naar de ervaringen van Turkse en Nederlandse mensen met een handicap of chronische ziekte met informatie over hulpmiddelen en voorzieningen. Alkmaar, GOA 2002. Burggraaf, W. en J. van Kooten red. (1996), Intercultureel management - organiseren en realiseren. Deventer, Kluwer BedrijfsInformatie. Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (2000). Interculturalisatie van de gezondheidszorg - Advies van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg aan de minister van Volksgezondheid. Welzijn en Sport. Zoetermeer: RVZ. Raghoebier, R., T. van Dillen & F. van Es, Migranten over zorg voor gehandicapten. Utrecht, Combi 95/SDG 1995. Raghoebier, R. & J. Coolen, Toegang tot zorgvoorzieningen voor migranten met een verstandelijke beperking. Een verkenning van knelpunten en kansen. Utrecht, NIZW 2002. Rijndam revalidatiecentrum (maart, 2006), Projectplan Afstemming zorg voor allochtone patiënten. Rotterdam. Weel, S. van der, Zorg in kleur. Begeleiding van Antilliaanse en Surinaamse mensen met een verstandelijke handicap. Maarssen, Elsevier/Tijdstroom 1999. Wit, M. de en J. van der Zwaard (2004), Met vallen en opstaan - kleur in de anti-armoedebeweging. Utrecht, Sociale Alliantie/Sjakuus. Wit, M. de en J. van der Zwaard (2005), Windkracht 10 - frisse ideeën voor voorlichting over geldzaken en Schuldhulpverlening. Rotterdam, Scala.
Pagina 58
Bijlage 3. Project ‘Etnische minderheden met een handicap’ Kopenhagen, december 2006
Pagina 59
Samenvatting Minderheid en meerderheid binnen openbaar bestuur Het project ‘Etnische minderheden met een handicap’ liep van oktober 2003 tot eind 2006. Het is gelieerd aan Handicapcenter Øst, een van de vier gehandicaptencentra van Kopenhagen en financieel gesteund door de Kopenhaagse coördinatiecommissie en de arbeidsmarktautoriteit. Het doel van het project is het verbeteren van de inspanningen van de vier gehandicaptencentra voor migranten met een beperking. Dit doel wordt als volgt bereikt: Betere communicatie met migranten, meer betrokkenheid van migranten en verbeterde dienstverlening aan migranten; Participatie van migranten in gehandicaptennetwerken en -verenigingen; Verbeterde inzet van de centra bij stimuleren van de arbeidsparticipatie van migranten met een handicap. Het project richt zich op de medewerkers van de vier gehandicaptencentra en de migranten die met de centra in aanraking komen.
Pagina 60
Het onderzoeksgedeelte Accent en methode Het project bestaat uit een kwalitatief en een kwantitatief onderzoek. Kwalitatief onderzoek Het project is gestart met een kwalitatief onderzoek. Dit moest verklaren hoe de hierboven genoemde drie doelen gerealiseerd kunnen worden. De bedoeling daarvan is nieuwe initiatieven in de praktijk te brengen. Tijdens het onderzoek kwamen vragen over de communicatie tussen medewerkers van de gehandicaptencentra en migranten met een beperking aan bod, inclusief communicatie en de verschillende interpretaties van invaliditeit en gezinsrelaties. Daarnaast hebben er gesprekken plaatsgevonden over kansen en barrières op de arbeidsmarkt en het betrekken van migranten bij netwerken en verenigingen. Het kwalitatieve gedeelte van het onderzoek bestaat uit dertien groepsinterviews met ongeveer zestig medewerkers van de kinder- en volwassenenafdelingen in de vier gehandicaptencentra (onder andere maatschappelijk werkers, fysiotherapeuten, ergotherapeuten, coördinatoren en artsen). 34 kwalitatieve interviews met in totaal 25 migrante gezinnen die met de centra in aanraking komen. De meeste geïnterviewden zijn migranten en vluchtelingen, voornamelijk afkomstig uit verschillende Arabische landen en Turkije, Somalië, Bosnië, Pakistan en Iran. Het merendeel van hen arriveerde in Denemarken als volwassene. Een minderheid (zes personen) groeide in Denemarken op.
gebaseerd op gegevens verzameld door het Bureau voor de Statistiek van Kopenhagen en Statistics Denmark. In de analyse is gekeken naar: de arbeidssituatie het opleidingsniveau overige sociaal economische aspecten. In de analyse zijn onderling vergeleken: migrante cliënten van gehandicaptencentra met overige cliënten migrante cliënten van gehandicaptencentra met de algemene bevolking van de stad. Hieruit blijkt onder andere dat 18,4% van de cliënten bestaat uit migrante cliënten, terwijl 19,7% van de migranten in Kopenhagen een beperking heeft. Sociaal beleid Kopenhagen De vier gehandicaptencentra van Kopenhagen maken onderdeel uit van het sociale beleid. De centra volgen dus de principes van het zogenoemde klantgerichte bestuur en het integratiebeleid van Kopenhagen. Ais definitie van integratie geldt hier een wederzijds proces tussen meerderheid en minderheid waarbij begrip en dialoog cruciaal zijn. Het integratiebeleid schrijft voor dat Kopenhagen zijn diensten aanpast aan de bijzondere omstandigheden en mogelijke behoeften van de vluchtelingen en migranten. Kopenhagen acht het zeer belangrijk dat zij zich welkom en gerespecteerd voelen. Dit onderzoek bestudeert hoe deze principes in de praktijk uitpakken. Daarnaast is gekeken of het nodig is om extra aandacht te geven aan het nader tot elkaar brengen van theorie en praktijk. De antwoorden op deze vragen staan in de conclusie.
Twaalf van de 25 geïnterviewde gezinnen hebben een relatie met een gehandicaptencentrum vanwege een mindervalide volwassen gezinslid met een beperking; vijftien gezinnen hebben één of meerdere gehandicapte kinderen. In twee gevallen gaat het om zowel een kind als een volwassene met een beperking. Het onderzoek werd uitgevoerd door de projectleiders, beiden antropoloog. Kwantitatief onderzoek Naast het kwalitatieve onderzoek is een kwantitatief onderzoek uitgevoerd. Dit kwantitatieve onderzoek is Pagina 61
Resultaten en aanbevelingen Belangrijkste resultaten en aanbevelingen Communicatie met en integratie van migranten Uit het onderzoek blijkt dat migrante cliënten grotendeels dezelfde wensen en ervaringen hebben als autochtone cliënten. Het sociale stelsel (en dus de gehandicaptencentra) brengt voor cliënten uiteenlopende ervaringen met zich mee. Een voorbeeld hiervan is ‘het cliënt worden’ met de bijbehorende gevoelens van hulpeloosheid, weerzin tegen het gevoel ‘gehanteerd’ te worden en als ‘een geval’ te worden bestempeld. Een groot deel van de geïnterviewden stelt prijs op meer begrip van de medewerkers over wat het betekent om gehandicapt te zijn of om een gehandicapt kind te hebben. Zij wensen ook dat de medewerkers meer kennis van hun persoonlijke situatie hebben. Bovendien wensen zij meer informatie over wetgeving en ondersteuningsmogelijkheden.
De praktijk van individuele beoordeling kunnen sommigen opvatten als ongelijke behandeling, ondanks dat deze gedifferentieerde behandeling bedoeld is om iedereen een gelijkwaardige behandeling te geven. Het blijkt dat de meeste mensen de individuele beoordeling zien als ongelijke behandeling. Voor migranten ligt dit mogelijk nog gevoeliger. Zij hebben wellicht directe ervaring met gedifferentieerde behandeling, bijvoorbeeld als gevolg van expliciete discriminatie situaties waarin wetgeving specifiek voor migranten geldt voortdurende radicale verschillen tussen ‘zij’ en ‘wij’ andere ervaringen met negatieve en problematische evaluatie door hun omgeving. Belangrijk is dus een duidelijke en grondige communicatie over zowel de principes en criteria voor de beoordelingen als de beslissingen van de sociale dienstverlening.
Afwijkende behoeften en wensen van migranten Op bepaalde gebieden wijken de wensen en behoeften van sommige migranten wel af van die van de meerderheid van de cliënten van de centra. Naast de relatie stelsel-cliënt gaat het om de dynamische relatie minderheid-meerderheid. Daarnaast hebben veel migranten moeite met de Deense taal en ontberen ze kennis van de structuur van het openbare systeem. In vergelijking met lotgenoten hebben zij aanzienlijk meer moeite met: het benaderen van hun begeleider het leren kennen van de wetgeving het wegwijs worden in het systeem in het algemeen. Gezinnen en personen met een goede kennis van de taal, de maatschappij en het onderwijsstelsel van Denemarken hebben geen problemen met de juridische context en de persoonsgerichte sociale dienstverlening en sociale activering. Echter, lageropgeleiden die slecht Deens spreken, hebben minder mogelijkheden voor hulp en ondersteuning. Denemarken kent een concept van sociale steun op basis van persoonlijke behoeften en de individuele situatie van de burger. Deze recente benadering van wettelijke rechten en bescherming lijkt in te druisen tegen gelijkheid en voorspelbaarheid in de rechtspraak. Pagina 62
Aanbevelingen de vertegenwoordiger van de gehandicaptencentra. Indirect kan dit negatieve gevolgen hebben voor de communicatie en de interpretatie van de verklaringen, motieven en handelingen van migranten.
Voor betere communicatie van de centra met migranten en stimulering van betrokkenheid van migranten
Communiceer nauwkeurig en grondig over de principes van en de criteria voor individuele beoordeling en inschatting. Dit: vergroot de kennis van het stelsel en voorkomt (het gevoel van) ongelijke behandeling van migranten. Verwijs bij evaluaties en beslissingen naar de relevante wetgeving en wetstukken. Spendeer tijd en energie aan het vertalen bij het verstrekken van mondelinge en schriftelijke informatie over wetgeving, rechten, plichten en beslissingen. Dit voorkomt een achterstand bij inwoners die moeite hebben met het Deens. Dit vraagt om de steun van zowel de leiding als de centrale overheid. Neem specifieke maatregelen die ervoor zorgen dat burgers die moeite hebben met de Deense taal toch de nodige informatie krijgen over wetgeving voor gehandicaptenzorg en principes en criteria voor individuele evaluatie en beoordeling. Voorbeelden hiervan zijn speciale cursussen voor burgers en informatiemateriaal in de betreffende talen.
Vooroordelen in de dialoog met de burger Medewerkers van de gehandicaptencentra den ken dat schaamte voor invaliditeit veelvoorkomend is onder migranten (vooral moslims). Dit blijkt uit de interviews. Zij menen dat migranten nogal eens weigeren hun handicap(s} te erkennen vanwege schaamte. Concrete voorbeelden hiervan of uitlatingen in die richting zijn echter niet terug te vinden in interviews met de migranten. Wei zeggen velen dat invaliditeit in hun land van oorsprong meer gestigmatiseerd is. 8ij doorvragen blijk echter dat dit probleem geen grote negatieve persoonlijke gevolgen heeft of leidt tot sociale isolatie. Het onderzoek toont aan dat de veelgenoemde schaamte over invaliditeit onder islamitische migranten slechts een mythe of ‘dominant verhaal’ is. Het is geen getrouwe weergave van de daadwerkelijke situatie in gezinnen met een gehandicapt gezinslid. De kans bestaat dat deze mythe invloed heeft op de ontmoeting en de dialoog tussen de migranten en
De vermeende schaamte bepaalt grotendeels hoe personeel hun allochtone cliënten zien. Zo denken zij vaak dat migranten weigeren hun gehandicapte kind te laten opnemen, omdat migranten zich voor die handicap schamen. Enkelen denken zelfs dat migranten denken dat een handicap besmettelijk is of verergert in contact met andere gehandicapten. Andere definitie van ‘gehandicapt’ Uit de interviews met migranten blijkt dat zij het sturen van een gehandicapt kind naar een speciale school niet associëren met buitengewone schaamte, stigmatisering of besmetting. Het merendeel van de geïnterviewden geeft aan veel waardering te hebben voor de mogelijkheden van een speciale school voor hun gehandicapte kind. In hun vaderland hebben ze deze mogelijkheid vaak niet. Overigens maken sommige ouders zich wei zorgen dat hun kind slechter gaat functioneren door imitatie van kinderen met een zwaardere handicap. Ook zijn migranten soms terughoudend vanwege de omstandigheden binnen een instelling met een grote diversiteit aan handicaps en diagnoses. Ais ouders opname in gespecialiseerde instellingen weigeren, legt het personeel dit vaak uit als een ‘gebrek aan erkenning’ van de handicap van het kind. ‘Erkenning’ van de handicap betekent hier het accepteren en aannemen van een voorstel van het stelsel om gebruik te maken van een oplossing en de hulpfaciliteiten. Op deze manier gaan de medewerkers voorbij aan de vele mogelijke motivaties van migranten. Ontevredenheid over en afwijzing van beschikbare diensten wijzen niet per definitie op een verkeerde of gebrekkige interpretatie van het probleem. Zoals uit bovenstaande blijkt, hebben wij geen opvallend groot gevoel van schaamte ontwaard als gevolg van een handicap. Maar we begrijpen waarom medewerkers deze indruk krijgen. Wanneer er onder professionals al vooroordelen bestaan, kunnen zij sommige manieren van uitdrukking, voorkeuren en manieren van uitleggen verkeerd begrijpen. Zo vinden diverse migrante geïnterviewden dat de Deense term
Pagina 63
‘gehandicapt’ in hun vaderland een negatieve lading heeft. In plaats van invaliditeit spreken migranten dan van ‘een persoon met een beperking’, ‘een bijzonder persoon’ of ‘een ziek persoon’. Medewerkers van de instellingen hebben een ander idee van invaliditeit, met meerdere diagnosegroepen. Zij weten soms niet waarom migranten weigeren om de termen ‘invalide’ of ‘gehandicapt’ te gebruiken. Wanneer iemand zijn autistisch kind voortdurend ‘ziek’ noemt in plaats van een ‘gehandicapt’ kind, kunnen de medewerkers dit gemakkelijk interpreteren als schaamte of miskenning van de handicap. Het rapport verkent verscheidene achtergronden van uitdrukkingswijzen en gaat verder in op verschillende vragen. Ook beschrijft het rapport waarom de begrippen schaamte en ‘weigeren te erkennen’ de verschillen in omgang en het interpreteren van een handicap niet voldoende beschrijven. Hetzelfde is van toepassing voor de onderliggende redenen van de sceptische houding ten opzichte van of het vragen naar alternatieven voor de oplossingen die in het sociale stelsel beschikbaar zijn. Denen halen hun kennis over migranten voor een groot deel uit de media. We kunnen dus aannemen dat dit ook geldt voor de medewerkers van gehandicaptencentra. Er zijn niet veel mensen die persoonlijk contact hebben met migranten. Dit houdt hun eenzijdige beeld intact. Het blijkt dat medewerkers tijdens de interviews vooral onderwerpen aansnijden die op dat moment veel aandacht genieten in de media, zoals sekse, de generatiekloof en de onderdrukking van vrouwen en jongeren. Sommige interviews zijn een perfecte weergave van wat de media in de week van het interview te melden hebben. Ook schetsen de interviews een beeld van moslims, dat de nadruk legt op thema’s zoals schande, eer en de straf van God. Waarschijnlijk veroorzaakt dit het idee van de schande van invaliditeit bij mensen van islamitische afkomst.
Pagina 64
Aanbevelingen Voor betere communicatie met migranten
Medewerkers van gehandicaptencentra moet zich bewust worden van mogelijke stereotypering. Dit betekent extra aandacht voor de invloed van het dominante verhaal over schaamte voor een handicap. De gehandicaptencentra moeten begrijpen dat er meerdere verwerkingsmogelijkheden zijn bij ziekten en handicaps. Het begrip van wat erkend moet worden, verschilt per persoon en per cultuur. Vaak dekt ‘ontbrekende erkenning’ de lading niet.
De medewerkers moeten alles uit de kast halen om te achterhalen wat precies de wensen, motieven en behoeften van de cliënt zijn. Medewerkers moeten beter nagaan of de cliënt de gevolgen van de handicap begrijpt. Ook moeten zij beseffen dat migranten om veel verschillende redenen sceptisch kunnen zijn over gespecialiseerde instellingen. Sociale hulpverlening aan migranten in gehandicaptencentra Migranten kan men niet over een kam scheren. Zij vormen geen homogene groep in hun mening en verwachtingspatroon over de steun van gehandicaptencentra. Iedereen wenst andere steun en hulp bij invaliditeit. Toch kiezen mensen vaak voor nauwe betrokkenheid bij de zorg voor een gezinslid met een beperking. Zo komt het veel voor dat jonge mensen thuis blijven, soms zelfs tot het huwelijk. Dit is de wens van zowel kind als ouders. Ook zorgen sommige volwassenen liever thuis voor gehandicapte gezinsleden in plaats van hen permanent naar een instelling te sturen.
persoonlijke ontwikkeling in de weg (‘ongezonde symbiose’). De meningen over het natuurlijke loslatingproces spelen een belangrijke rol bij hulpverlening aan gehandicapten. Verder nemen sommige medewerkers aan dat migranten hun gehandicapte kinderen ouder dan 18 jaar om financiële redenen thuis houden. Sommige medewerkers vinden het een probleem als migranten thuis willen zorgen voor hun gehandicapte kinderen en ouders. De kinderen zouden afhankelijk blijven en onvoldoende leren en ontwikkeling doormaken. Daarnaast komen de ouders niet in aanraking met de Deense arbeidsmarkt. Dit zou slecht zijn voor het integratieproces, onder meer omdat zij te weinig leren van de Deense taal en normen en waarden. De individuele wensen stroken soms niet met de normen en waarden van gehandicaptencentra en de overheid. Niettemin kunnen migranten naast de zorg voor hun gehandicapt gezinslid deeltijdwerk doen of taalcursussen volgen. Om de individuele behoeften en het principe van het Deense integratiebeleid op elkaar te laten aansluiten, is een combinatie van overheidssteun en thuiszorg van belang. Deze combinatie van bestaande standaardoplossingen en persoonlijke zorg vormt een specifieke uitdaging.
Bijna alle geïnterviewden vinden een hecht gezin erg belangrijk. Volgens velen heeft de gezinsrelatie een grote invloed op sociaal en emotioneel vlak. Bij migratie groeit het belang van het gezin nog meer. Het gezin vormt een veilige ‘thuisbasis’ in een vreemde en wellicht vijandige omgeving. Voor jongeren en ouderen zijn hulp én ondersteuning vanuit het gezin zeer belangrijk. Thuis zorgen voor gehandicapt gezinslid Volgens sommige medewerkers staat een hechte relatie tussen ouders en kinderen een goede Pagina 65
Betrokkenheid van migranten In netwerken en verenigingen voor gehandicapten Migranten met handicap leven in sociaal netwerk Het merendeel van de geïnterviewde migranten ziet zichzelf niet als sociaal geïsoleerd maar als onderdeel van sociale netwerken in en/of buiten Denemarken. Het onderzoek levert dus geen bewijs voor de populaire stelling dat migranten met een handicap geïsoleerder leven dan anderen als gevolg van schaamte en een sociaal stigma door een handicap. Een aantal geïnterviewden geeft echter wel aan het lastig te vinden ver van huis te leven, gescheiden van familie en vrienden in het vaderland. Tot deze groep behoren meerdere moeders met gehandicapte kinderen. Zij vinden het moeilijk om de zorg voor hun kinderen te combineren met een actief en sociaal leven. Waarschijnlijk zijn enkele van deze moeders ernstig depressief. Veel geïnterviewden willen graag meer informatie ontvangen over patiëntenverenigingen. Zij die niet of slecht Deens spreken beseffen dat de taal een barrière kan zijn bij actieve deelname aan verenigingsactiviteiten. Ook het tijdstip van verenigingsactiviteiten (avonden en weekends) vormen een belemmering. Daarom zijn velen geïnteresseerd in netwerkgroepen gebaseerd op taal. bij voorkeur op tijdstippen en locaties die hen passen.
Pagina 66
Aanbevelingen Voor betere dienstverlening aan migranten met een beperking en hun familie Medewerkers moeten extra aandacht besteden aan onbehandelde gevallen van depressie onder moeders met kinderen met een beperking. Waar mogelijk psychologische en sociaalemotionele ondersteuning aanbieden of informatie geven hoe de cliënt via de huisarts een verwijzing naar een psycholoog kan krijgen.
Aanbevelingen voor grotere betrokkenheid van migranten bij verenigingen
Voor grotere betrokkenheid van migranten bij netwerkgroepen
Verder meent een aantal medewerkers dat sommige verenigingen de onrealistische verwachtingen en misvattingen over de mogelijkheden en rechten van gehandicapten stimuleren. Dit kan een reden zijn om hen niet te informeren. We benadrukken echter dat sommige medewerkers aangeven dat cliënten veel baat hebben bij het lidmaatschap van verenigingen; zij krijgen er steun bij invaliditeit of langdurige ziekte en ontvangen relevante kennis over diagnose en gevolgen.
Er moeten hulp- en netwerkgroepen met verschillende voertalen binnen de centra voor migranten met een beperking komen voor zover dat nodig is. De groepen moeten worden aangepast aan de wensen van de cliënten (inhoud en tijdstip van vergaderingen). Organiseer waar mogelijk ook activiteiten voor kinderen. Bestaande netwerkgroepen binnen de gehandicaptencentra moeten ruimte maken voor migranten zodat zij in grotere mate kunnen participeren. Er moeten koppelingen ontstaan tussen informele netwerken van migranten en de bestaande netwerken van gehandicaptencentra. Voorbeelden hiervan zijn kennisuitwisseling, het regelmatig bijwonen van lezingen en samenwerking met mensen die kunnen optreden als contactpersoon tussen de verschillende groepen. Alle partijen kunnen hier baat bij\ hebben.
Per gehandicaptencentrum verschilt de hoeveelheid informatie over relevante gehandicaptenverenigingen. Migranten lopen het risico niet geïnformeerd te worden. Een van de redenen hiervoor is dat medewerkers soms onvoldoende kennis hebben over de verschillende verenigingen en wat deze te bieden hebben. Veel medewerkers nemen kennis van de Deense taal als maatstaf voor iemands geschiktheid voor lidmaatschap van een bepaalde vereniging.
Pagina 67
De samenwerking tussen de verenigingen en de gehandicaptencentra moet worden verbeterd zodat medewerkers hun kennis over de verenigingen kunnen vergroten. De verenigingen moeten welwillender tegenover migranten staan, zodat ook zij die het Deens niet goed spreken of begrijpen, er terecht kunnen. Er moeten koppelingen komen tussen de informele netwerken van migranten en de formele en gerenommeerde verenigingen voor mensen met een beperking.
Maatregelen arbeidsparticipatie Maatregelen om de arbeidsparticipatie van migranten te vergroten De meeste geïnterviewde volwassenen vinden het moeilijk toe te treden tot de Deense arbeidsmarkt. Velen noemen discriminatie een factor. Niettemin is het soms lastig vast te stellen of het migrant zijn of de handicap de reden van discriminatie is. Slechts een medewerker geeft te kennen dat discriminatie op basis van etnische achtergrond een struikelblok is voor het krijgen van een baan. Sommige niet-gehandicapte familieleden van mensen met een beperking, vooral moeders, vinden het moeilijk om een baan te vinden die voldoet aan hun wensen en rekening houdt met de energie die ze hebben. Sommigen vinden dat het gehandicaptencentrum hen stimuleert om thuis te blijven en te zorgen voor het mindervalide gezinslid (vooral kinderen). Anderen ervaren een gebrek aan hulp van het plaatselijke gehandicaptencentrum bij het zoeken naar een deeltijdbaan. Een deel van de moeders geeft de voorkeur aan flexibel vrijwilligerswerk dat per dag kan wisselen qua tijd- en energie-investering. Waarom migranten met een beperking moeilijk werk vinden Doorgaans hebben medewerkers meer moeite met het vinden van werk voor migranten met een beperking. Zij noemen de volgende redenen: taalproblemen medewerkers hebben onvoldoende tijd om zorgvuldig te analyseren of een persoon met een beperking genoeg middelen heeft om te zoeken naar een potentiële baan het kleine aanbod van flexibele banen migranten zijn de ‘Iaatste in de rij’ vanwege een verondersteld gebrek aan kennis van het reilen en zeilen op de werkplek het tekort aan concrete aanbiedingen gericht op migranten met een beperking onbekendheid met het aanbod van gemeentelijke diensten voor integratie en invaliditeit opvallend genoeg legt slechts een medewerker het verband met discriminatie op basis van afkomst.
Aanbevelingen voor vergroting van de arbeidsparticipatie Medewerkers moeten beter op de hoogte worden gebracht van nieuwe initiatieven voor integratie van migranten met een beperking. Nu weten zij vaak te weinig over regels voor onder meer begeleiding door mentoren en de mogelijkheid Deens te leren in werktijd. De gehandicaptencentra en de plaatselijke centra moeten meer hun best doen en flexibeler zijn voor moeders met gehandicapte kinderen. Zij zouden bijvoorbeeld kunnen helpen bij het zoeken naar een deeltijdbaan of vrijwilligerswerk. De rehabilitatie- en werkgelegenheidsbegeleiders van de gehandicaptencentra moeten samenwerken met bedrijven die veel waarde hechten aan en diversiteit Kopenhagen moet zich blijven concentreren op het bestaan van directe en indirecte discriminatie van migranten op de arbeidsmarkt en in Kopenhagen in het algemeen. Kopenhagen moet de strijd tegen discriminatie voortdurend aangaan en aanpakken. De plaatselijke overheid moet op de hoogte worden gebracht van het belang en de achtergrond van maatregelen die migranten met een beperking aan het werk kunnen krijgen.
Pagina 68
Algemene aanbevelingen Aanbevelingen voor betere communicatie met en stimulering van betrokkenheid van migranten bij gehandicaptencentra
Aanbevelingen voor meer betrokkenheid van migranten in netwerken en verenigingen voor gehandicapten
Communiceer nauwkeurig en grondig over de principes van en de criteria voor individuele beoordeling en inschatting. Dit vergroot de kennis van het stelsel en voorkomt (het gevoel van) ongelijke behandeling als gevolg van een migrante afkomst. Verwijs bij evaluaties en beslissingen naar de relevante wetgeving en wetstukken. Investeer tijd en energie in het vertalen bij het verstrekken van mondelinge en schriftelijke informatie over wetgeving, rechten, plichten en beslissingen. Dit voorkomt een achterstand bij inwoners die moeite hebben met het Deens. Dit vraagt om de steun van zowel de leiding als de overheid. Neem specifieke maatregelen die ervoor zorgen dat burgers die moeite hebben met de Deense taal toch de nodige informatie krijgen over wetgeving voor gehandicaptenzorg en principes en criteria voor individuele evaluatie en beoordeling. Voorbeelden hiervan zijn speciale cursussen voor burgers en informatiemateriaal in de betreffende talen. Medewerkers van gehandicaptencentra moeten zich bewust worden van mogelijke stereotypering. Dit betekent extra aandacht\ voor de invloed van het dominante verhaal over schaamte voor een handicap. De gehandicaptencentra moeten begrijpen dat er meerdere verwerkingsmogelijkheden zijn bij ziekten en handicaps. Het begrip van wat erkend moet worden verschilt per persoon en per cultuur. Vaak dekt ‘ontbrekende erkenning’ de lading niet. De medewerkers moeten alles uit de kast halen om te achterhalen wat precies de wensen, motieven en behoeften van de cliënt zijn. Medewerkers moeten beter nagaan of de cliënt de gevolgen van de handicap begrijpt. Ook moeten zij beseffen dat migranten om veel verschillende redenen sceptisch kunnen zijn over gespecialiseerde instellingen. Gehandicaptencentra moeten zoeken naar oplossingen om overheidssteun en thuiszorg te combineren.
Pagina 69
Medewerkers moeten extra aandacht besteden aan onbehandelde gevallen van depressie onder moeders met gehandicapte kinderen. Waar mogelijk psychologische steun aanbieden of informatie geven hoe de cliënt via de huisarts een verwijzing naar een psycholoog kan krijgen. Er moeten hulp- en netwerkgroepen met verschillende voertalen binnen de centra voor gehandicapten komen voor zover dat nodig is. De groepen moeten worden aangepast aan de wensen van de cliënten (inhoud en tijdstip van vergaderingen). Organiseer waar mogelijk ook activiteiten voor kinderen. Bestaande netwerkgroepen binnen de gehandicaptencentra moeten ruimte maken voor migranten zodat zij in grotere mate kunnen participeren. Er moeten verbindingen ontstaan tussen informele migrante netwerken en de bestaande netwerken van gehandicaptencentra. Voorbeelden hiervan zijn kennisuitwisseling, het regelmatig bijwonen van lezingen en samenwerking met mensen die kunnen optreden als contactpersoon tussen de verschillende groepen. Alle partijen kunnen hier baat bij hebben. De samenwerking tussen de verenigingen en de gehandicaptencentra moet worden verbeterd zodat medewerkers hun kennis over de verenigingen kunnen vergroten. De verenigingen moeten welwillender tegenover migranten staan, zodat ook zij die het Deens niet goed spreken of begrijpen, er terecht kunnen. Er moeten koppelingen komen tussen de informele netwerken van migranten en de formele en gerenommeerde verenigingen voor mensen met een beperking.
Aanbevelingen voor vergroting van de arbeidsparticipatie Medewerkers moeten beter op de hoogte worden gebracht van nieuwe initiatieven voor integratie en invaliditeit. Nu weten zij vaak te weinig over regels voor onder meer begeleiding door mentoren en de mogelijkheid Deens te leren in werktijd. De gehandicaptencentra en de plaatselijke centra moeten meer hun best doen en flexibeler zijn voor moeders met gehandicapte kinderen. Zij zouden bijvoorbeeld kunnen helpen bij het zoeken naar een deeltijdbaan of vrijwilligerswerk. De rehabilitatie- en werkgelegenheidsbegeleiders van de gehandicaptencentra moeten samenwerken met bedrijven die veel waarde hechten aan en diversiteit Kopenhagen moet zich blijven concentreren op het bestaan van directe en indirecte discriminatie van migranten op de arbeidsmarkt en in Kopenhagen in het algemeen. Kopenhagen moet de strijd tegen discriminatie voortdurend aangaan en aanpakken. De plaatselijke overheid moet op de hoogte worden gebracht van het belang en de achtergrond van maatregelen die migranten met een beperking aan het werk kunnen krijgen.
Pagina 70
Conclusie en vooruitzichten Kopenhagen is een stad met een kleurrijke bevolking. Ongeveer 18 procent van de inwoners bestaat uit migranten. Ongeveer 18 procent van de cliënten van gehandicaptencentra behoort tot een migrante doelgroep. Het is daarom erg belangrijk om de diensten van deze centra gericht op migranten te vergelijken met de waarden en het beleid van de overheid. Ook moet worden bekeken of er maatregelen nodig zijn om deze principes en praktijken beter te integreren. Individuele aanpassing binnen het wettelijk kader is een van de centrale thema’s van de klantgerichte overheid in Kopenhagen. Dit blijkt uit de doelen van het integratiebeleid van Kopenhagen. De stad streeft ernaar diensten aan te passen aan de specifieke achtergronden en behoeften van de vluchtelingen en migranten. De klantgerichte overheid benadrukt het belang van een voortdurende dialoog die de belangen, meningen en middelen van de cliënt respecteert. Ook blijkt uit het integratiebeleid dat Kopenhagen zich onder meer tot doel stelt dat vluchtelingen en migranten zich net zo welkom, gelijkwaardig en gerespecteerd voelen als ieder ander. Verder stelt het integratiebeleid dat ‘de aanwezigheid van verschillende etnische groepen, culturen en levensopvattingen Kopenhagen een veelvoud aan middelen en mogelijkheden oplevert die kan bijdragen aan de ontwikkeling van de gemeenschap’. Tot slot wordt integratie gekenschetst als een ‘proces dat nooit zal eindigen’ waarbij de inzet van iedere burger een vereiste is. ‘Wederzijdse integratie is onmogelijk zonder begrip en een open dialoog’. Uit het onderzoek blijkt dat de mate waarin deze waarden en principes in de praktijk worden gebracht, verschilt van centrum tot centrum, van team tot team en van medewerker tot medewerker. Het viel ons op dat medewerkers en teamleiders in het algemeen niet goed op de hoogte zijn van het bestaan van het integratiebeleid. De medewerkers moeten dus worden geïnformeerd over de inhoud, het belang en de toepassing van het integratiebeleid. Dit is van essentieel belang in een land met een politiek klimaat waarin politici en de media integratie vaak zien als assimilatie in plaats van als een wederzijds proces volgens de visie in Kopenhagen. Bovendien wordt er in het debat vaak uitsluitend aandacht geschonken aan de
problemen en tekortkomingen van de vluchtelingen en migranten. Men vergeet vaak dat deze groep potentieel kan bijdragen aan de ontwikkeling van de maatschappij. Verder benadrukt het onderzoek de noodzaak voor voortdurende erkenning van het bestaan van directe en indirecte discriminatie van migranten op de Deense arbeidsmarkt, zowel door de overheid als in het algemeen. De centrale overheid moet zich blijven inzetten om dit tegen te gaan. Het is van groot belang dat de plaatselijke overheid op de hoogte wordt gesteld van het belang en de achtergrond hiervan. Het personeel is op de hoogte van de principes van de klantgerichte overheid en veel medewerkers streven ernaar deze in de praktijk te brengen. De principes en waarden van de klantgerichte overheid staan centraal binnen de centra en de teams. Het is mogelijk om te bekijken in hoeverre deze waarden en principes in de praktijk kunnen worden gebracht. De aanpassing van diensten aan individuele behoeften lijkt echter wel te stuiten op een aantal problemen. Tijdens de individuele beoordeling is empathie een absolute vereiste, zoals vermeld in het rapport. Omstandigheden die empathie bevorderen zijn de onmiddellijke identificatie van herkenning van levensstijl, de definitie van problemen, wensen en voorkeuren. De bevolking in het algemeen heeft weinig persoonlijk contact met vluchtelingen of migranten, dus kan worden aangenomen dat hetzelfde geldt voor het personeel. Vaak is kennis over migrante groepen afkomstig van de media en zijn er weinig persoonlijke ervaringen met migranten om dit eenzijdige beeld te ontkrachten. Dit zorgt ervoor dat de individuele beoordeling extra kwetsbaar is voor stereotypering, waarbij een persoon als een type in plaats van als een individu wordt gezien. ‘Zij’ zijn volgens de media radicaal anders dan ‘wij’, en de nadruk ligt veelal op problematische omstandigheden (criminaliteit, sociale dwang, conflicten en een gewelddadige verhouding tussen de seksen en tussen de generaties), waardoor er een vruchtbare bodem ontstaat voor het ontstaan van negatieve stereotypering. Deze overdreven nadruk op de negatieve aspecten van migranten en sommige landen waar veel vluchtelingen en migranten vandaan komen, staat empathie en een respectvolle, begripvolle, open houding ten opzichte van migranten in de weg.
Pagina 71
Een ander struikelblok voor individuele beoordeling is dat bepaalde manieren van samenleven binnen een gezin voor sommigen moeilijker voor te stellen zijn dan andere, bekendere manieren. Bij invaliditeit (en in de samenleving als geheel) bestaat er een aantal onuitgesproken normen en standaarden voor levensstijl; hetzelfde geldt voor het activiteitenniveau. Een voorbeeld hiervan is het ‘natuurlijke proces van loslaten’ dat zich afspeelt tussen kinderen en ouders en het bijbehorende accent op ongezonde symbiose. Deze omstandigheden hebben te maken met concepten van onafhankelijkheid waarbij het verlaten van het ouderlijk huis op een bepaalde leeftijd wordt gezien als een ideaalbeeld om onafhankelijk te worden. In sommige gevallen heeft dit als gevolg dat medewerkers druk uitoefenen op kinderen om het ouderlijk huis te verlaten. Ook kan het leiden tot het verkeerd begrijpen van de motieven van jongeren die ervoor kiezen om thuis te blijven wonen als ze volwassen zijn. Anderen vinden het onnatuurlijk om op een bepaalde leeftijd het ouderlijk huis te verlaten en beschouwen bij de ouders blijven wonen niet noodzakelijk als het tegenovergestelde van onafhankelijkheid. AI met al is het goed mogelijk dat deze struikelblokken van invloed zijn op de individuele beoordeling van en de toewijzing van hulpmaatregelen aan burgers wier levensstijl afwijkt van die van de meeste medewerkers, die derhalve als normaal wordt beschouwd. De invloed van de media, de verschillende leefstijlen en de maatschappelijke afstand die identificatie tussen medewerkers en burgers in de weg staat. vragen om voortdurende aandacht en gezamenlijke reflectie van de centra en de teams. Hoe groter het gat, hoe groter het risico dat het eindresultaat wordt beïnvloed door de persoonlijke opvattingen van de medewerkers, waaronder vooroordelen. Dit is een onontkoombaar dilemma, omdat er in veel situaties genoeg ruimte moet zijn om een juiste schatting te maken. Het is daarom van het grootste belang dat de overheid zeer veel aandacht aan deze kwestie besteedt. We wijzen er met klem op dat het rapport tevens een weergave is van de nadruk die sommige medewerkers geven aan specifieke middelen van migranten. Een voorbeeld hiervan is dat veel gezinnen actief betrokken willen zijn bij de zorg voor een ziek of gehandicapt gezinslid. Conform hieraan bevat ons materiaal
voorbeelden van burgers die in hoge mate ervaren dat aan hun wensen en behoeften wordt voldaan. De bovengenoemde opmerkingen zijn niet bedoeld als een uitnodiging tot ‘culturalisatie’ of een eerste veronderstelling dat migranten een uniforme groep mensen is die op basis van cultuur zeer veel afwijkt van de meerderheid. Het komt niet vaak voor dat cultuur- en normverschillen een probleem vormen. Het is waarschijnlijker dat de oorzaak van de problemen ligt in het constant definiëren van migranten als een andere culturele groep die afwijkt van ‘de’ Denen. Deze karakterisering marginaliseert en begrenst de relatie tussen meerderheid en minderheid op een bepalende manier. Het onderzoek benadrukt dat veel medewerkers de neiging hebben een centrale verklarende waarde te geven aan de veronderstelde culturele achtergrond van de burger. Hierbij gaan ze voorbij aan andere essentiële motieven en redenen voor gedrag in de concrete interactie. Zo lijkt het erop dat de veelvoorkomende veronderstellingen over een bepaalde mate van schaamte en een gebrek aan erkenning van handicaps onder migranten (hoofdzakelijk moslims) soms een verstoord begrip van motief en handelen kunnen veroorzaken. Er is dus sprake van een tegenstelling. Aan de ene kant is er niet altijd voldoende kennis en begrip over de leefstijlkenmerken die afwijken van wat bekend is bij en als normaal wordt gezien door de medewerkers. Aan de andere kant hebben sommige medewerkers de neiging om iemand die tot een minderheid behoort als vertegenwoordiger te zien van een specifieke cultuur. Ais gevolg daarvan hechten ze te veel waarde aan cultuur en religie - die bovendien op een bepaalde generaliserende manier worden geïnterpreteerd. Struikelblokken voor het gebruik van empathie bij de wettelijke evaluatie en het risico van een overdreven belang van de veronderstelde culturele achtergrond kunnen worden tegengegaan. De medewerker moet ontdekken wat de burger daadwerkelijk wil. Hij moet doorvragen en luisteren naar de waarnemingen, wensen, motieven en visie van de cliënt. Daarnaast kan het nuttig zijn dat de medewerker leert wat de risico’s zijn bij het beoordelen van mensen met een andere sociale en culturele achtergrond. Dit kan tijdens cursussen, discussies en dialogen voor medewerkers en teamleiders, waarna geschreven richtlijnen vol gen.
Pagina 72
Tot slot is het verstandig om te kijken naar mogelijkheden tot reflectie, discussie en identificatie van vaak onuitgesproken normen voor rechtspraak op dit gebied. Welke normen en standaarden moeten worden behouden en welke normen en standaarden moeten wellicht wijken voor alternatieve interpretaties van behoeften en oplossingen binnen de wetgeving? Wat is een ‘goed leven’ en op wie is dit van toepassing? En hoe kunnen we zorgen dat de burgers een goed leven hebben, met hun verschillende normen, waarden en leefstijlen?
Pagina 73
Pagina 74
Bijlage 4. Klanttevredenheidsonderzoek onder migranten Een instrument voor organisaties in de gezondheidszorg
Pagina 75
Achtergrond Op 1 januari 2006 is MEE Rotterdam Rijnmond op verzoek van de gemeente Rotterdam gestart met het vierjarig project ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam’. Aanleiding voor het project was de constatering van de gemeente dat migranten met een beperking of een chronische ziekte onvoldoende zijn geïnformeerd over het zorgsysteem, over de vele regelingen, voorzieningen en hulp. Hierdoor maken zij minder gebruik van bestaande voorzieningen en van de reguliere hulp- en dienstverlening. Binnen MEE Rotterdam Rijnmond bleek er weinig zicht te zijn op de mate waarin het eigen dienstverleningsaanbod aansluit bij de vraag van migranten. Er was een duidelijke behoefte aan meer inzicht in speciale wensen en behoeften van migranten, zodat het aanbod daarop kan worden aangepast.
is besloten om als aanvulling op de uitkomsten van de enquete ook drie focusgroepgesprekken met de doelgroep te organiseren. Voor het ontwikkelen van de vragenlijst werd er contact gelegd met het onderzoeksinstituut van de Radboud Universiteit Nijmegen, het ITS (Instituut voor Toegepaste Wetenschappen). Zij hebben in 2005 een klanttevredenheidonderzoek onder alle MEE organisaties in Nederland uitgevoerd. De in dat onderzoek gebruikte vragenlijst is als basis genomen en aangepast aan de doelgroep migranten. Zo zijn vragen breder geformuleerd, zodat er ruimte is voor het geven van diverse antwoorden. Ook zijn vragen toegevoegd om na te gaan in hoeverre de dienst -verlening van MEE Rotterdam Rijnmond aansluit bij de eigen cultuur en belevingswereld, De vragenlijst is opgesteld in meerdere talen: Nederlands, Turks, Arabisch, Portugees en Engels. Werving respondenten
Binnen het project ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam’ is dan ook besloten een onderzoek uit te voeren naar de klanttevredenheid over de dienstverlening door MEE Rotterdam Rijnmond, speciaal onder migranten. Doel Het uiteindelijk doel van onderzoek is om migranten met een beperking, of hun verzorgers, een stem te geven bij het tot stand komen van het beleid en dienstenaanbod van MEE Rotterdam Rijnmond. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek kan de hulp- en dienstverlening van MEE Rotterdam Rijnmond aangepast worden aan de wensen, behoefte en leefstijl van migranten.
Er is veel aandacht besteed aan het zo optimaal mogelijk bereiken van respondenten voor het onderzoek. Middels brieven, persoonlijke uitnodigingen en gesprekken en via het migrantennetwerk werden migranten, die gebruik maken van de hulp- en dienstverlening van MEE Rotterdam Rijnmond, uitgenodigd om mee te doen. Versturen van vragenlijsten Bij het versturen van de vragenlijsten waren zowel het ITS als MEE Rotterdam Rijnmond betrokken. MEE Rotterdam Rijnmond heeft in kaart gebracht hoeveel vragenlijsten ze in welke taal wilde hebben. Dit gebeurde op basis van een inventarisatie van het cliëntenbestand.
Instrument Na een korte verkenning, bij organisaties als Mikado, NIGZ, Trimbos en Pharos, bleek dat er nergens een instrument beschikbaar was om de klanttevredenheid onder migranten te onderzoeken. Hierop heeft MEE Rotterdam Rijnmond besloten een schriftelijke enquete uit te voeren. De keuze voor een schriftelijke enquete is met name gebaseerd op een kostenoverweging. Er was maar een beperkt budget beschikbaar. Omdat schriftelijke enquêtes over het algemeen niet ideaal zijn voor uitvoeren van een onderzoek onder migranten
Aan alle geselecteerde migranten werd één vragenlijst in het Nederlands gestuurd en één in de taal van het land van herkomst (Portugees, Turks of Arabisch). Indien het onduidelijk was welke taal de migrant beheerst, werd naast de Nederlandse versie van de vragenlijst, de Engelse versie meegestuurd. Op de antwoordenveloppen (naar het ITS) werd door MEE Rotterdam Rijnmond zoveel mogelijk met een letter de etniciteit van de migrant aangegeven (T=Turks, M=Marokkaans, S= Surinaams, K=Kaapverdiaans, N=Nederlandse Antillen, O=Overig)
Pagina 76
De brief die door MEE aan de klant werd opgestuurd bevatte: een begeleidingsbrief de vragenlijst in het Nederlands de vragenlijst in de taal van het land van herkomst de retourenvelop van het ITS
voldoende deelnemers op. Veel respondenten hebben wel gebruik gemaakt van de mogelijkheid om hun mening te geven bij de open vragen van de enquete. Er werden diverse tips gegeven voor het verbeteren van de dienstverlening. De uitkomsten van het klanttevredenheidsonderzoek zullen worden meegenomen in het project ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam’.
MEE Rotterdam Rijnmond, stuurde aan respondententen die 3 weken na het versturen van de vragenlijst nog niet hadden gereageerd, een rappelbrief.
Bijlagen
Analyse van de vragenlijsten De analyse van de vragenlijsten werd uitgevoerd door het ITS. Bij de analyse richtten zij zich op de groepen migranten waarvan de respons hoog was. De verwachting was dat dit Turken, Marokkanen en Surinamers/Antilianen zouden zijn. Dit bleek ook te kloppen. Binnen het onderzoek is de klanttevredenheid per groep geanalyseerd. Respondenten met een andere afkomst werden ondergebracht in de groep ‘overige etniciteit’. Focusgroepen en participatie doelgroep Als aanvulling op de uitkomsten van de schriftelijke enquête was het de bedoeling om focusgroepbijeenkomsten te organiseren. In deze groepsgesprekken zou dieper ingegaan worden op de specifieke wensen en behoeften van de cliënten van MEE Rotterdam Rijnmond en op de vraag hoe beter aan deze wensen en behoeften tegemoet gekomen kan worden. Door MEE Rotterdam Rijnmond zouden drie focusgroep-gesprekken georganiseerd worden: één met Marokkanen, één met Surinamers en één met overige nationaliteiten. De focusgroepen hebben helaas niet plaatsgevonden omdat er te weinig cliënten bereid waren om hieraan deel te nemen.
In deze bijlagen hebben we de Nederlandse versie van de vragenlijst opgenomen die gebruikt is voor het klanttevredenheidsonderzoek. Daarnaast hebben we de begeleidende brief opgenomen en een rappelbrief met een herhaald verzoek tot medewerking aan het onderzoek. De (rappel-)brieven en vragenlijsten zijn ook beschikbaar in het Turks, Arabisch, Portugees en Engels. Indien u geïnteresseerd bent in één van de vertaalde versies van de (rappel-)brief en/of de vragenlijst dan kunt u contact opnemen met MEE Rotterdam Rijnmond. Deze brieven en vragenlijsten zijn ook als pdf-bestanden te downloaden van www. handicap.info (trefwoord: diversiteit).
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
De werving voor de focusgroepen heeft plaatsgevonden onder mensen die ook een vragenlijst hebben ingevuld. Zij ontvingen een brief (in het Nederlands, Arabisch of Portugees) met het verzoek mee te werken aan een focusgroep. De belangstelling voor deelname aan de focusgroepen was helaas zeer gering. Door MEE Rotterdam Rijnmond zijn hierop mensen persoonlijk (telefonisch) benaderd, maar ook dit leverde helaas niet Pagina 77
Brief Rappelbrief Vragenlijst
Bijlage 1. Brief
Bijlage 2. Rappelbrief
Geachte heer, mevrouw,
Geachte heer, mevrouw
Wij vinden het belangrijk dat onze dienstverlening goed aansluit bij de wensen van onze cliënten. Daarom heeft MEE aan ITS, een onderzoeksbureau verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen, de opdracht gegeven een onderzoek te doen naar de tevredenheid van de cliënten over de dienstverlening van MEE. U treft bij deze brief een vragenlijst aan over MEE.
Wij vinden het belangrijk dat onze dienstverlening goed aansluit bij de wensen van onze cliënten. Daarom heeft MEE aan het ITS, een onderzoeksbureau verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen, de opdracht gekregen een onderzoek te doen naar de tevredenheid van de cliënten over de dienstverlening van MEE. Onlangs heeft MEE de vragenlijst van het ITS aan u gestuurd. Tot heden heeft het ITS nog maar weinig ingevulde vragenlijsten ontvangen.
Wij willen u vragen deze vragenlijst in te vullen. Hierbij is belangrijk dat: uw antwoorden vertrouwelijk behandeld en anoniem verwerkt worden door een onafhankelijk onderzoeksbureau. Alleen indien u daar toestemming voor geeft, worden uw aanvullende opmerkingen op pagina 19 doorgegeven. wanneer u het moeilijk vindt om de vragenlijst in te vullen, u anderen vraagt u daarbij te helpen. u de toelichting op de eerste pagina van de vragenlijst goed leest. u de vragenlijst invult voor DATUM. u de vragenlijst retourneert in de portvrije retourenvelop. Door het invullen van de vragenlijst maakt u het MEE mogelijk haar dienstverlening nog beter op uw wensen af te stemmen. Wij zouden het dan ook zeer op prijs stellen als u ons hierbij zou willen helpen. Mocht u vragen hebben over deze brief dan kunt u contact opnemen met José Buunen, telefoonnummer 010 282 11 54. Bij voorbaat hartelijk dank,
Wij zouden het heel erg op prijs stellen als u de ingevulde vragenlijst zo spoedig mogelijk aan het ITS zou willen opsturen. U kunt hiervoor gebruik maken van de bij de vragenlijst bijgevoegde portvrije retourenvelop. Mocht u deze retourenvelop niet meer hebben dan kunt u de vragenlijst in een eigen envelop, zonder postzegel sturen naar: ITS Antwoordnummer 321 6500 WC Nijmegen Indien u de vragenlijst reeds heeft opgestuurd dan bedanken wij u hier voor en kunt u deze brief als niet geschreven beschouwen. Mocht u vragen hebben over deze brief dan kunt u contact opnemen met José Buunen, telefoonnummer 010 282 11 54. Bij voorbaat hartelijk dank, J.D. Beuving manager primair proces en innovatie
J.D. Beuving manager primair proces en innovatie
Pagina 78
Bijlage 3. Vragenlijst Klanttevredenheidsonderzoek
UW MENING IS BELANGRIJK MEE Rotterdam Rijnmond wil graag van u weten wat u vindt van de dienstverlening. Wilt u de vragenlijst invullen en opsturen in de bijgevoegde envelop? Het adres is: ITS Antwoordnummer 321 6500 WC Nijmegen Bedankt voor het invullen.
U kunt de vragenlijst zelf invullen of samen met iemand anders. Kruis bij iedere vraag één antwoord aan. Als u een vraag niet wilt beantwoorden, kruis dan ‘weet niet’ aan. Alles wat u invult wordt alleen voor het onderzoek gebruikt. De gegevens worden door onafhankelijke mensen bekeken. MEE krijgt uw antwoorden niet te zien. Heeft u vragen over de vragenlijst of over het onderzoek? Heeft u hulp nodig bij het invullen? Bel dan met José Buunen, telefoonnummer 010 282 11 54. Als u wilt dat een medewerker van MEE contact met u opneemt, wilt u dan uw gegevens op de laatste bladzijde invullen?
Pagina 79
Pagina 80
Weet niet
Nooit
Soms
Vaak
Altijd
MEE
Dit betekent misschien.
Dit betekent dat u nog nooit bij MEE geweest bent.
Dit kruist u aan als u nooit tevreden bent.
Dit kruist u aan als u de vraag niet kunt of wilt beantwoorden.
1
Dit betekent een beetje.
Dit betekent nee of niet goed.
Dit kruist u aan als u vaak tevreden bent .
Dit kruist u aan als u soms tevreden bent.
Dit betekent ja of goed.
Dit kruist u aan als u altijd tevreden bent.
De betekenis van de plaatjes in de vragenlijst
Vragenlijst cliënttevredenheid
Pagina 81
Is MEE per telefoon goed te bereiken?
Krijgt u snel de juiste persoon aan de telefoon?
Is MEE bereikbaar op tijden dat het voor u goed uitkomt?
1.
2.
3.
Telefonische bereikbaarheid
VRAGENLIJST CLIËNTTEVREDENHEID
1
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
Vragenlijst cliënttevredenheid
Pagina 82
Krijgt u antwoord op al uw vragen?
6.
Kunt u ook ’s avonds of in het weekend aan MEE vragen stellen?
Wordt u snel geholpen?
5.
7.
Kunt u al uw vragen bij MEE stellen?
4.
Vragen beantwoorden
2
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
Vragenlijst cliënttevredenheid
Pagina 83
Krijgt u de informatie waar u om vraagt?
Krijgt u voldoende informatie, zodat u weet wat u kunt verwachten?
Is de informatie duidelijk?
Is er informatie beschikbaar in uw eigen taal?
Is het duidelijk aan wie u bij MEE uw vragen kunt stellen?
Is het duidelijk wanneer de medewerker aan wie u iets wilt vragen aanwezig is?
8.
9.
10.
11.
12.
13.
Informatie
3
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
Vragenlijst cliënttevredenheid
Pagina 84
Kunt u kiezen tussen een vrouwelijke of mannelijke medewerker?
Kunt u kiezen voor een medewerker van uw eigen bevolkingsgroep?
Vindt u het belangrijk een medewerker van uw eigen bevolkingsgroep te kunnen kiezen?
Is het duidelijk wat de medewerker wel voor u kan doen en wat de medewerker niet voor u kan doen?
Vindt u dat de medewerker genoeg weet?
Wordt u serieus genomen?
Behandelt de medewerker u netjes?
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
Medewerker
4
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
Vragenlijst cliënttevredenheid
Pagina 85
Komt de medewerker goed op voor uw belangen?
Vindt u dat de medewerker u begrijpt?
Luistert de medewerker rustig naar u?
Is de medewerker geïnteresseerd in uw vraag of uw verhaal?
21.
22.
23.
24.
5
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
Vragenlijst cliënttevredenheid
Pagina 86
Vindt u dat de medewerker snel begrijpt wat u wilt?
Is het aanbod van de medewerker praktisch en op resultaten gericht?
Gaat de medewerker op een goede manier met uw informatie om?
Doet de medewerker extra moeite om u te helpen?
Bedenkt de medewerker verschillende oplossingen samen met u?
Doet de medewerker genoeg moeite zodat u uw verhaal niet steeds opnieuw hoeft te vertellen?
25.
26.
27.
28.
29.
30.
Medewerker (vervolg)
6
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
Vragenlijst cliënttevredenheid
Pagina 87
Heeft de medewerker voldoende aandacht voor de (belangrijke) rol van uw familie?
Heeft de medewerker voldoende respect voor uw levenswijze?
Informeert de medewerker naar uw culturele en religieuze achtergrond?
Heeft de medewerker voldoende kennis van uw culturele en religieuze achtergrond?
Denken u en de medewerker hetzelfde over wat goede hulp is?
Sluit de manier van werken van de medewerker voldoende aan bij uw religieuze en culturele achtergrond?
31.
32.
33.
34.
35.
36.
Medewerker (vervolg)
7
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
Vragenlijst cliënttevredenheid
Pagina 88
Maakt de medewerker duidelijke afspraken met u over wat hij wel of wat hij niet gaat doen?
Worden de afspraken tussen u en de medewerker opgeschreven?
Als u erom vraagt, kunt u dan uw eigen gegevens in uw dossier bekijken?
Wordt u op de hoogte gehouden over hoe ver het is met de gemaakte afspraken?
Worden gemaakte afspraken nagekomen?
37.
38.
39.
40.
41.
Afspraken maken en nakomen
8
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
Vragenlijst cliënttevredenheid
Pagina 89
Kunt u kiezen of het gesprek thuis is of op het kantoor van MEE?
Is er een vervanger als uw medewerker ziek is of met vakantie?
Vindt u dat u de kans krijgt om zelf te beslissen wat er wel of niet gebeurt?
Vindt u dat u de kans krijgt om te zeggen dat u het ergens niet mee eens bent?
Wordt u geholpen om zelf de juiste keuzes te kunnen maken?
Kunt u de medewerker voldoende verstaan?
Begrijpt u de inhoud van de woorden van de medewerker voldoende?
42.
43.
44.
45.
46.
47.
48.
Overige punten
9
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
Vragenlijst cliënttevredenheid
Pagina 90
Is er gebruikgemaakt van een tolk of een tolkentelefoon?
50.
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
10
………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
Nummers: …………………………………….…………………………………………………………………………………………..
Wilt u dat bepaalde zaken verbeterd worden? Bekijk alle vragen tot nu toe nog een keer. Schijf hieronder de nummers van de vragen over de zaken die u verbeterd wilt zien.
Verstaat de medewerker u voldoende?
49.
Overige punten (vervolg)
Vragenlijst cliënttevredenheid
Pagina 91
Is het kantoor van MEE met eigen vervoer goed te bereiken?
Is het kantoor van MEE met openbaar vervoer goed te bereiken?
Is het gebouw van MEE voor u goed toegankelijk?
51.
52.
53.
Bereikbaarheid
11
Ja
nee
MEE nooit geweest
weet niet
Pagina 92
Heeft MEE uw situatie helpen verbeteren?
Weet u nu wat MEE of anderen voor u kunnen doen?
Heeft u antwoorden gekregen waar u iets aan heeft?
Heeft MEE u geholpen om zelf goede keuzes te maken?
54.
55.
56.
56.
Resultaten
12
ja
een beetje
nee
weet niet
Pagina 93
Gaat u in de toekomst weer met uw vragen naar MEE?
Raadt u anderen aan om ook naar MEE te gaan met hun vragen?
58.
59.
13
misschien
ja
nee
Welk rapportcijfer geeft u MEE voor de ondersteuning die u heeft gekregen? ………………………. (van een 0 voor heel slecht tot een 10 voor heel goed)
Volgende keer weer?
57.
Algemeen oordeel
weet niet
Pagina 94
Weet u dat MEE een privacyreglement heeft, waarin staat hoe er met uw persoonlijke gegevens wordt omgegaan?
Weet u dat MEE met een plan voor cliënten werkt. In dit plan staan de afspraken met u opgeschreven.
Weet u dat MEE een website heeft?
63.
64.
Weet u dat MEE een klachtenregeling heeft, waarin staat wat u kunt doen wanneer u ontevreden bent?
61.
62.
Weet u dat er een cliëntenraad is die voor uw belangen opkomt?
60.
Bekendheid
14
Ja, deze informatie heb ik zelf gevonden.
Ja, deze informatie heeft MEE gegeven.
Ja, deze informatie heb ik van anderen.
Ja, maar ik weet niet hoe ik dit weet.
Nee, dat weet ik niet.
Pagina 95
Zo ja, heeft u deze klacht aan MEE verteld?
Zo ja, bent u tevreden over hoe uw klacht toen is behandeld?
66.
67.
In welk land is uw vader geboren? …………………………………...
In welk land is uw moeder geboren?………………………………….
In welk land bent u geboren? ………………………………………….
69.
70.
71.
15
Bent u jonger dan 18?
68.
Persoonlijke gegevens
Heeft u wel eens een klacht gehad over MEE?
65.
Klachten
ja
nee
weet niet
Pagina 96
Ja Nee
16
Is deze vragenlijst geschikt om bij mensen met verschillende culturele achtergronden informatie te achterhalen over wat er wel en niet goed gaat me de dienstverlening van MEE?
………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
Als u andere tips heeft hoe MEE de dienstverlening aan u en anderen kan verbeteren, dan kunt u die hieronder opschrijven.
Opmerkingen over MEE
Pagina 97
………………………………………………………………………..
Adres:
Hoe heeft u de vragenlijst ingevuld? Alleen Met anderen
17
………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
Vraag voor de medewerker:
Telefoonnummer: ………………………………………………………………………..
Postcode/Woonplaats: ………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………..
Naam:
Zo ja, wilt u dan hieronder uw naam, adres, woonplaats en telefoonnummer invullen?
Ja Nee
Wilt u dat een medewerker van MEE contact met u opneemt?
Pagina 98
Hartelijk dank voor uw medewerking!
Het adres is: ITS Antwoordnummer 321 6500 WC Nijmegen
18
Als u de vragenlijst heeft ingevuld, wilt u deze dan naar ons opsturen in bijgevoegde envelop.
………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
Als u nog iets over de vragenlijst wilt zeggen, dan kan dat hieronder.
Bijlage 5. Schade, schande, schuld of geschenk? Dialoogbijeenkomst voor migranten met een beperking
Pagina 99
Inleiding Op 1 januari 2006 is MEE Rotterdam Rijnmond op verzoek van de gemeente Rotterdam gestart met het vierjarig project ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam’. Aanleiding voor het project is de constatering van de gemeente, dat migranten met een beperking of met een chronische ziekte onvoldoende zijn geïnformeerd over het zorgsysteem, over de vele regelingen, voorzieningen en hulp. Hierdoor maken zij minder gebruik van de bestaande voorzieningen en van de reguliere hulp- en dienstverlening. Daarnaast wordt geconstateerd, dat betrokken migranten niet of nauwelijks participeren in bestaande adviesraden, overlegorganen en verenigingen voor mensen met een handicap, die zijn opgericht om de inbreng, zeggenschap en invloed van cliënten te waarborgen. Een gevolg hiervan is, dat migranten nog niet kunnen meedoen, meedenken en meebeslissen in de gehandicaptenzorg. Tenslotte zijn er signalen, die erop wijzen, dat instellingen en voorzieningen tekortschieten op het gebied van interculturele hulpen dienstverlening. In januari 2008 vond er in het kader van bovengenoemd project een dialoogbijeenkomst plaats onder de naam ‘Schade, Schande, Schuld of Geschenk?’. Doel van de dialoogbijeenkomst Migranten met een beperking en hun naasten, weten vaak de weg niet in het Nederlandse zorgsysteem. Binnen MEE Rotterdam Rijnmond komen daarnaast ook signalen binnen van migrantenouders met een gehandicapt kind en migranten die zelf een beperking hebben, dat zij binnen hun eigen gemeenschap moeilijk over hun beperking kunnen praten. Zij maken vaak pijnlijke situaties mee in de omgang met familie, kennissen, vrienden of de samenleving. Het doel van de bijeenkomst was om door middel van een interactieve dialoog de problematiek, zoals deze onder de migrantengemeenschap leeft, beter in kaart te brengen. Het is belangrijk om migranten met een beperking en hun naasten, een podium te geven waar zij hun stem kunnen laten horen. Aan de ene kant kan dit ervoor zorgen dat het taboe om er binnen de eigen gemeenschap over te praten doorbroken wordt.
Aan de andere kant kunnen de uitkomsten van de dialoogbijeenkomst ervoor zorgen dat instanties die met deze doelgroep te maken hebben hun aanbod beter op de wensen kunnen afstemmen. Het tweede doel van de dag was het in contact brengen van zowel migranten onderling als het in contact brengen van migranten met zorginstellingen en -voorzieningen. Doel van dit document In dit document doen we verslag van de bijeenkomst ‘Schade, Schade, Schuld of Geschenk’. We beschrijven hoe we de dialoogbijeenkomst hebben opgezet en doen verslag van de dag zelf. In de bijlagen staan documenten die door anderen gebruikt kunnen worden wanneer zij ook een dialoogbijeenkomst over dit onderwerp willen organiseren. In de bijlagen vindt u het programma, evaluatieformulieren voor samenwerkingpartners en een lijst met tips voor het organiseren van een dialoogbijeenkomst met migranten. Daarnaast is ook de lezing door de heer drs. M. Ghaly (Universitair docent Leiden) over Islam en handicap opgenomen in de bijlagen. Samenwerkingspartners en participatie doelgroep De dialoogbijeenkomst ‘Schade, Schande, Schuld of Geschenk?’, werd georganiseerd door MEE Rotterdam Rijnmond en CMO Stimulans met medewerking van het Platform Buitenlanders Rijnmond (PBR) en zorgorganisatie Avicen . Er is bewust gekozen voor de samenwerking met deze organisaties. Ze hebben allemaal kennis en ervaring op het gebied van diversiteit en zorg en ze hebben direct contact met de mensen om wie het gaat. Daarnaast is ook er bewust gekozen voor een actieve bijdrage aan de bijeenkomst door migranten zelf. Zij werkten mee in de vorm van presentaties, het geven van workshops en het verzorgen van muzikale optredens. Naast de deskundigheid en kennis van deze mensen over het onderwerp, heeft het ons inziens ook een grotere impact op mensen als iemand met dezelfde culturele achtergrond iets verteld dan wanneer dit gedaan wordt door een autochtone Nederlander.
Pagina 100
Tevens werden deelnemende migranten gevraagd om tijdens de workshops actief mee te doen en mee te denken. Werving deelnemers aan de dialoogbijeenkomst We kunnen twee soorten deelnemers onderscheiden: de migranten met een beperking (en/of hun familie) en vertegenwoordigers van instellingen, voorzieningen en zelforganisaties. De werving van beide doelgroepen vond voornamelijk plaatst via al bestaande contacten. De projectleider van “Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam” is van Surinaams/Hindostaanse afkomst en de werving van zowel sprekers, vertegenwoordigers van instellingen, als deelnemers kwam voor een groot deel tot stand doordat zij een groot netwerk heeft en zich al jaren richt op het onderwerp diversiteit.
methodiek “Verbonden door het lot’. Dit is een methodiek voor het opzetten van een (Turkse) lotgenoten contactgroep. Deze contactgroep is opgezet om de wensen en behoeften van migrantenmoeders met een beperking en/of gezinslid met een beperking kenbaar te maken. Veel van deze moeders bleken weinig kennis te hebben van het ondersteuningsaanbod en vonden het moeilijk om hun wensen en behoeften te uitten. Het doel van de lotgenotencontactgroep was dan ook om hen te stimuleren om zichzelf te ontwikkelen zodat zij nog beter vanuit eigen kracht voor zichzelf en hun gezin kunnen zorgen. Het delen van ervaringen, emoties en kennis van de moeders onderling vormde daarbij een rode draad. Vier moeders van de lotgenotencontactgroep zullen getraind worden om de groep zelfstandig in de toekomst voort te zetten.
De dialoogbijeenkomst
De ochtend werd afgesloten met een vraaggesprek met Samir El Hamyani (consulent Avicen, professionele rolstoelbasketballer en sportdocent voor mensen met een verstandelijke beperking), die op jonge leeftijd beide benen verloor bij een ongeluk in Marokko, maar nu succesvol topsporter is. Hij wil andere inspireren om zich in te zetten voor de maatschappij. Samir spoorde het publiek aan nooit je dromen op te geven en jezelf altijd volledig in te zetten om je wensen te verwezenlijken.
Het programma van de dialoogbijeenkomst is opgenomen in Bijlage 1. We zullen hier de dag in grote lijnen beschrijven.
Na het plenaire gedeelte was er een lunch en konden deelnemers de verschillende informatietafels van de deelnemende organisaties bezoeken.
De dialoogbijeenkomst vond plaats in het Stadhuis van Rotterdam. Dit een centraal gelegen, neutrale locatie. De dag bestond uit een plenair gedeelte en uit workshops.
Na de lunch waren er twee workshoprondes. Bij elke ronde was er keuze uit twee workshops. Tijdens de workshops is zoveel mogelijk geprobeerd om de deelnemers aan het woord te laten. Dit leverde interessante verhalen en aanknopingspunten op. Hieronder zullen per workshop in het kort de inhoud en enkele conclusies worden beschreven.
Daarnaast is aan de samenwerkingspartners en aan andere organisaties (zelforganisaties, islamitische organisaties en instellingen, en jongerenorganisaties) gevraagd om de uitnodiging in hun eigen formele en informele netwerken uit te zetten.
Plenaire gedeelte De dag werd begonnen met een uitleg over het doel van de bijeenkomst en over de vraag wat er onder een handicap verstaan wordt. Daarna volgden enkele presentaties van succesvolle projecten gericht op migranten met een beperking en werd er een lezing gegeven over de verschillende visie die er binnen de islam zijn op een handicap. Tijdens het plenaire gedeelte stond steeds de vraag centraal: wat kunnen we als gemeenschap doen? Speciale aandacht was er voor de succesvolle
Workshop 1 Het vergroten van de kennis en noodzaak van toegankelijkheid binnen professionele en zelforganisaties Wat werd er besproken? Birsen Yurdakul (CMO Stimulans) en Kemal Teractemur (Pameijer) vertelden over verschillende initiatieven die genomen zijn om migranten met een beperking te mengen binnen de eigen gemeenschap, Pagina 101
maar ook daarbuiten in bijvoorbeeld de wijk. Er werd gesproken over een naaiatelier waarin vrouwen met en zonder beperking samen werken aan projecten, over een groep migranten met een beperking die als schoonmaker in de moskee aan de slag zijn gegaan en over een woonvorm voor Marokkaanse mannen met een psychiatrische problematiek. Bij logeer- en opvangvoorzieningen is het belangrijk dat mensen hun religie kunnen belijden en dat er een gescheiden opvang is voor jongens/mannen en meisjes/vrouwen. Veel organisaties zijn nog niet op de hoogte van dit soort wensen. Verder benadrukten enkele vrouwen van de Turkse Lotgenotencontactgroep dat het belangrijk is om de taboes die er binnen migranten gemeenschappen omtrent beperking en handicap kunnen zijn, te doorbreken en dit onderwerp bespreekbaar te maken. Alleen dan kunnen er daadwerkelijk veranderingen worden aangebracht, die de positie van mensen met een beperking en hun verzorgers, kunnen verbeteren. Wat werd er geconcludeerd? Binnen migranten gemeenschappen wordt er anders over mensen met een handicap gedacht dan in autochtone gemeenschappen. Het is belangrijk dat mensen met en zonder beperking zoveel mogelijk met elkaar omgaan, dat hun leefwerelden minder gescheiden worden dan nu het geval is. Islamitische mensen met een beperking moeten in de moskee niet apart zitten, maar gewoon ‘mee doen’ met de rest. Dit is echter nog niet altijd mogelijk: veel moskeeën zijn fysiek niet toegankelijk, en ook de bezoekers staan nog niet altijd open voor mensen met een beperking. Werk samen! Het hebben van een beperking is niet alleen een zaak van de mensen die deze beperking hebben, maar het is een zaak van de hele maatschappij. Workshop 2 Vergroten van fysieke toegankelijkheid binnen organisaties, aanpassing van woningen en de mogelijkheden daartoe Wat werd er besproken? Connie Mourits (MEE Rotterdam Rijnmond) en Theo Lubbe (VGR) vertelden dat veel gebouwen en instanties
niet toegankelijk zijn voor mensen met een beperking. Instanties zijn zich hier vaak niet van bewust, of zien er soms zelfs de noodzaak niet van in. De lobby voor toegankelijkheid is dan ook soms moeilijk en tijdrovend. Theo vertelde dat het lange tijd heeft geduurd voordat er een lift in het stadhuis kwam. Monumentale gebouwen hebben te maken met allerlei eisen waaraan moet worden voldaan om zo het monumentale erfgoed niet aan te tasten. Maar er zijn ook organisaties die denken dat het goed gesteld is met de toegankelijkheid en pas zien dat er veel moet worden veranderd als ze te maken krijgen met mensen met een beperking die van hun instelling gebruik willen maken. Connie vertelde zelf dat zij ook pas echt goed de obstakels zag waarmee mensen te maken krijgen toen zij met Theo, die aangewezen is op een rolstoel, op pad ging en zag hoeveel problemen er voor hem waren om ergens te komen. Wat werd er geconcludeerd? Bereidheid en wil – met name van de politiek – is essentieel. Er kan namelijk pas echt iets gedaan worden aan fysieke toegankelijkheid wanneer mensen zich bewust worden van de noodzaak hiervan en bereid zijn er iets aan te doen. Workshop 3 Acceptatie en bespreekbaar maken van de situatie van gehandicapte huisgenoten binnen het gezin, familie en de (migranten) gemeenschap Wat werd er besproken? Mohamed Galy van de Universiteit Leiden gaf een lezing over vijf visies op mensen met een handicap binnen de islam. De persoon met een beperking kan worden gezien als: Heilige (een goddelijk geschenk) = positief Paria = schande/schaamte (de beperkte wordt weggestopt) Hulpbehoevende (andere leden van de gemeenschap verzorgen de persoon met een beperking) Lachwekkende figuur ( met name verstandelijke gehandicapten) Gewone mensen Je visie bepaalt ook hoe je met iets omgaat. Als ouders hun gehandicapte kind zien als paria, zullen ze geneigd zijn dit kind voor de buitenwereld weg te stoppen.
Pagina 102
In 2000 had meer dan de helft van de migranten ouders die een kind hebben met een beperking, nog nooit contact gehad met een hulpverlener. Opvallend is dat in het land van herkomst zoals Marokko en Turkije de sector zorg voor mensen met een beperking snel aan het groeien is. In sommige gebieden maken de mensen in het land van herkomst al meer gebruik van de beschikbare faciliteiten dan de migranten in Nederland. Wat werd er geconcludeerd? Moslims maken minder gebruik van faciliteiten dan autochtonen. Er is bij Nederlandse hulpverleners te weinig kennis over moslims met een beperking. Er heerst ontevredenheid: zowel ouders als hulpverleners hebben weinig begrip voor elkaar, en communiceren niet goed. Het zou wenselijk zijn als hulpverleners weten dat er verschillende visies bestaan op mensen met een handicap binnen de islam en hier rekening mee houden. Hulpverleners proberen nog wel eens onderscheid te maken tussen religie en cultuur. Ze willen wel rekening houden met de cultuur van mensen maar niet met hun religie. Binnen de islam zijn cultuur en religie echter verwerven, je kan deze niet ‘uit elkaar trekken’. Workshop 4 Intercultureel logeerhuis Dunya Wat werd er besproken? Hulya Uyar, medewerker van zorginstelling Cordaan, vertelt over de interculturele logeervoorziening Dunya. Bij het opzetten van Dunya zijn zes vrouwen met verschillende culturele achtergronden betrokken geweest. Zij hebben meegedacht over de opzet en meegewerkt aan de uitvoering. De logeervoorziening is er voor kinderen met ernstige of matige verstandelijke beperking van 4 tot en met 16 jaar. De kerngedachte was vooral dat iedereen zich thuis moest voelen binnen deze opvang. De logeervoorziening is kleinschalig opgezet, verder worden de jongens en meisjes afzonderlijk van elkaar opgevangen. De voeding is halal bereid en de medewerkers spreken naast de Nederlandse taal nog vier talen (Turks, Marokkaans, Surinaams en Papiamento). Met uitzondering van de
douche is de logeeropvang geheel rolstoeltoegankelijk. Het pand waarin de multiculturele logeer -voorziening nu is gevestigd is van tijdelijke aard, bij het bepalen van een nieuwe locatie zal men ervoor zorgen dat het gebouw geheel rolstoeltoegankelijk is. Wat werd er geconcludeerd? Het interculturaliseren van een logeervoorziening is een proces dat op meerdere niveau’s moet plaatsvinden, van de manier van communiceren tot het regelen van praktische zaken. Zo blijkt schriftelijke communicatie met migranten vaak minder goed te werken dan bij autochtonen. Een schriftje om migranten in te informeren over het wel en wee van hun kind, blijkt bij migrantenouders niet te werken, terwijl dit bij autochtonen ouders prima werkt. Op het praktische niveau moet o.a. gedacht worden aan het apart opvangen van jongens en meisjes, en aan religieuze dieetwensen. Na de workshops was er een plenaire afsluiting met een samenvatting van de workshops en een slotwoord. De dag werd afgesloten met een optreden van Mimoun Himmit van ‘Mobiliteit in Muziek’. stijlen. Hij stond al met diverse bands op diverse festivals. Nu heeft j n we formatie opgericht: NOYA\ Tot slot De dialoogbijeenkomst werd goed bezocht en de sfeer was goed. Door veel organisaties werd het belang van deze dag en van een goede samenwerking onderstreept. De problematiek zoals deze onder migranten leeft is inzichtelijker geworden. Er zijn diverse knelpunten in kaart gebracht over de hulp- en dienstverlening aan migranten met een beperking. Daarnaast is er ook meer inzicht verkregen in de manier waarop er binnen migrantengemeenschappen wordt omgegaan met mensen met een beperking. Hoewel met deze bijeenkomst natuurlijk niet alle problemen en knelpunten zijn opgelost, kunnen de resultaten van deze dag wel een eerste aanzet geven tot verandering, zowel bij dienst- en zorgverlenende organisaties als bij migrantengemeenschappen zelf. Met deze dialoogbijeenkomst wilden we inzetten op twee doelgroepen: migranten met een beperking, en (vertegenwoordigers van) instellingen en organisaties.
Pagina 103
Dit bleek in de praktijk niet altijd even goed te werken. Zo waren sommige presentaties voor de aanwezige migranten moeilijk te volgen, in verband met het gebruik van vakjargon en moeilijk taalgebruik. Ook tijdens de evaluatie onder de samenwerkingpartners werd opgemerkt dat het onderwerp te breed was, dat het verwarrend werkt als er op zo’n dag twee verschillende doelgroepen centraal staan. Waarschijnlijk heeft het meer effect als je kiest voor één specifieke doelgroep. In het verlengde hiervan kan gesteld worden dat wanneer je je wilt richten op de doelgroep migranten met een handicap het belangrijk is dat een activiteit laagdrempelig is. Men lijkt vooral behoefte te hebben aan het uitwisselen van ervaringen, dat is de eerste stap. Onze ervaring is dat migranten met een handicap (nog) niet echt zaten te wachten op presentaties van succesvolle projecten en methodieken. Een andere conclusie is dat contacten met migranten en/of migrantenorganisaties veelal verlopen via informele communicatielijnen. Vertrouwen en elkaar informeel ontmoeten zijn belangrijke voorwaarden om een vervolgstap te kunnen zetten en mensen te vragen om voor hun belangen op te komen.
10.20-10.30 10.30-11.00 11.00-11.15 11.15-11.30
Reactie van mevrouw Kriens op de methodiek en op het thema van de bijeenkomst Lezing door de heer drs. M. Ghaly (Universitair docent Leiden) over Islam en handicap Korte koffie- en theepauze Presentatie migrantenproject ‘Ontmoetingsgroep moeders voor moeders’ met expositie ‘Iedereen doet mee’, winnaar van de van Nieuwenoord prijs, MEE Zuid Holland Zuid door Abdelkadir Azahaf
11.30-11.50 11.50-12.30 12.30-13.15
Interview met Samir El Hamyani (adviseur zorgorganisatie Avicen en sportleraar) door Daphne Schelling, CMO Stimulans Lunch Eerste workshopronde
Bijlage 1. Programma Dialoogbijeenkomst
Thema Het vergroten van de kennis en noodzaak van toegankelijkheid binnen professionele en zelforganisaties door Kemal Teractemur, Pameijer en Birsen Yurdakul, CMO Stimulans Thema Acceptatie en bespreekbaar maken van de situatie van gehandicapte huisgenoten binnen het gezin, familie en de (migranten) gemeenschap (Drs. Mohamed Ghaly, Universiteit Leiden)
‘Schade, Schande, Schuld of Geschenk?’
13.15-14.00
22 januari 2008 van 09.30 - 15.00 uur in het Stadhuis van Rotterdam in de Burgerzaal aan de Coolsingel 40
Thema Vergroten van fysieke toegankelijkheid binnen organisaties, aanpassing van woningen en de mogelijkheden daartoe door Connie Mourits MEE Rotterdam Rijnmond
De uitkomsten van de dialoogbijeenkomst zullen meegenomen worden in het project ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam”.
09.30-09.50 09.50-10.00 10.00-10.20
Inloop met koffie en thee Welkom en introductie op het thema en op het programma door Rohina Raghoebier, projectmanager MEE Presentatie van de methodiek ‘Verbonden door het lot’ door Selina van Ooijen, MEE Rotterdam en Birsen Yurdakul, CMO Stimulans en uitreiking van het eerste exemplaar aan o.a. Wethouder J. Kriens
Tweede workshopronde
Thema Presentatie van de Multiculturele logeer- en vakantie opvang voorziening Dunya van Stichting Cordaan in Amsterdam door projectleider Hulja Uyar 14.00-14.15
Pagina 104
Plenaire afsluiting met samenvattingen van de workshops en slotwoord
14.15-14.30
Afsluiting met optreden van Mimoun Himmit van ‘Mobiliteit in Muziek’
Bijlage 2. Evaluatieformulier samenwerkingspartners Activiteit: Dialoogbijeenkomst ‘Schade, Schande , Schuld of Geschenk?’ Datum: 18 januari 2009 1. Hoe was de samenwerking met MEE voor het organiseren van deze activiteit? Onvoldoende Voldoende Goed Zeer Goed Opmerkingen:
2. Wat vond u van de locatie? Onvoldoende Voldoende Goed Zeer Goed Opmerkingen:
3.
Waren er voldoende faciliteiten aanwezig?
Onvoldoende Voldoende Goed Zeer Goed Opmerkingen:
4. Wat kon beter of anders tijdens de voorlichtingsmiddag? 5.
Heeft u suggesties, aanbevelingen of ideeën?
Naam+ organisatie: Straat: Postcode: Woonplaats: Telefoon: E-mail:
Bijlage 3 . Tips en aanbevelingen voor het organiseren van een dialoogbijeenkomst voor migranten
Baken het onderwerp goed af en bedenk goed wie de doelgroep is. Voor wie organiseer je de dialoogbijeenkomst?
Werk bij de organisatie van een dialoogbijeenkomst al in een vroeg stadium samen met enkele relevante partners uit het veld. Zo creëer je draagvlak en heb je een groter bereik bij de (eind-)doelgroep.
Let goed op de bereikbaarheid van de locatie, maar ook de toegankelijkheid van het gebouw (is het rolstoelvriendelijk?). Ook het podium moet toegankelijk zijn voor mensen met een beperking. Daarnaast moeten beeld en geluid in orde zijn.
Maak gebruik van het eigen netwerk en dat van de samenwerkingspartners, om deelnemers te werven. Begin ook op tijd met de werving. Maak aparte flyers voor samenwerkingspartners en voor deelnemers (einddoelgroep). Stuur een (pers-) bericht naar relevante lokale media, moskeeën, belangenorganisaties, theehuizen, huisartsen etc.
Stel van te voren een aantal spelregels vast voor discussies, deze kunnen aan het begin van de dag medegedeeld worden, zoals ‘iedereen laat elkaar uitpraten’, ‘elke ervaring is belangrijk’, en ‘geen discriminerend en/of verwijtend taalgebruik’.
Maak van te voren aan de deelnemers duidelijk, dat een actieve deelname aan de workshops erg belangrijk is. Zorg voor een interactieve werkvorm waarbij deelnemers zoveel mogelijk aan het woord komen. Herhaal desgewenst nogmaals de spelregels voor de discussie.
Zorg ervoor dat er tijdens het plenaire gedeelte ook ervaringsdeskundigen aan het woord komen, bijvoorbeeld een moeder van een kind met een beperking. Dit soort praktijkverhalen zijn een vaak welkome
Pagina 105
aanvulling op bijvoorbeeld projectpresentaties. Deelnemers kunnen zich hier vaak beter mee identificeren dan met een projectleider die over een bepaald project komt vertellen.
Presentaties (voorbeelden) moeten concreet zijn, beeldend en visueel. Sluit aan bij de belevingswereld en het taalgebruik van de doelgroep.
Geef informatie aan de deelnemers over welke fondsen en voorzieningen er voor hen zijn. Bijvoorbeeld tijdens workshops, door middel van een informatiemarkt, of door middel van hand-outs.
Zorg voor een positieve insteek: doorbreek het taboe dat binnen veel gemeenschappen speelt, maar doe dit met een positieve insteek.
Zorg voor eenvoudig taalgebruik- ook door sprekers tijdens plenaire gedeelte.
Houdt eventueel speciale workshops voor mensen die de Nederlandse taal slecht beheersen.
Wanneer er geluncht wordt of hapjes worden gegeten, zorg er dan voor dat er rekening wordt gehouden met religieuze (halal) of andere (vegetarische) dieetwensen.
Sluit de dag feestelijk af, bijvoorbeeld met een multicultureel muzikaal optreden.
Bijlage 4. Islam en handicap: praktijkgevallen en islamitische opvattingen. Drs. Mohammed M. Ghaly Docent Islamitische Theologie Universiteit Leiden Lacune in het onderzoek Het is belangrijk te weten dat er een opvallende lacune is in het wetenschappelijke onderzoek over Islam en handicap. Dat heb ik vastgesteld toen ik begon met mijn proefschrift over dit onderwerp, en is met de tijd meer en meer bevestigd. Wel kunnen we de gezaghebbende islamitische bronnen raadplegen. Maar juist hieraan
kleven twee onderzoeksproblemen een taalprobleem: deze bronnen zijn in het Arabisch en weinige ervan zijn vertaald naar westerse talen en het sporadische karakter van de informatie: de relevante informatie over handicap is niet gemakkelijk te traceren omdat hij sporadisch voorkomt, onder verschillende termen en onderwerpen. Dit vraagt veel tijd en doorzettingsvermogen om de relevante informatie te vinden. Methodologische opmerkingen Praktijkgevallen De bedoeling van het citeren van de hierna te noemen praktijkgevallen is zo dicht mogelijk bij de realiteit te blijven. Daarom hebben we deze praktijkgevallen gebaseerd op twee bronnen: persoonlijke ervaringen: voor een tijdje heb ik gewerkt als moslim geestelijke verzorger (imam) bij Parnassia . Daar had ik altijd contact met mensen met een ziekte of beperking. Daarnaast waren mensen met handicap altijd een onderdeel van mijn leven als vrienden, collega’s, buren en dergelijke en daarvan heb ik ook veel geleerd. ervaringen van anderen: ik heb ook contact gehad met de medewerkers en deskundigen die zorg bieden aan moslims met beperkingen. Lange tijd noteerde ik deze opmerkingen en probeerde er een analyse van te maken. Dat blijft natuurlijk een continu proces, dus verdere opmerkingen aan de hand van deze voordracht zijn welkom. Aangetekend dient hier te worden dat niet alle praktijkgevallen die hierna genoemd worden typerend zijn voor moslims alleen. Ze kunnen ook voorkomen bij andere groepen met een andere religie of andere cultuur. Het criterium is alleen dat zulke gevallen kenmerkend zijn bij de moslims. Islamitische opvattingen De hieronder genoemde opvattingen zijn gebaseerd op drie soorten bronnen: de hoofdbronnen van de Islam; de Heilige Schrift van de moslims (Qur’ân) en de uitspraken en de daden van de Profeet van de Islam (Soenna), de levensomstandigheden van de moslims met beperkingen die geleefd hebben in de tijd van de Profeet en de moslimgeneraties daarna, vooral de Metgezellen van de Profeet en hun Opvolgers, en de gezaghebbende juridische en theologische
Pagina 106
bronnen van de Islam die encyclopedische informatie geven over de regels die een moslim moet volgen in zijn/haar dagelijkse leven. De bovengenoemde drie groepen van de bronnen zijn van groot belang in het leven van moslims van tegenwoordig. Ze hebben alle een gezaghebbend karakter zowel onder de moslimmassa’s als onder de geleerden en imams. De hierboven geciteerde opvattingen zijn bedoeld om gedragspatronen van moslims in bepaalde gevallen aan de hulpverleners die daarmee te maken krijgen uit te leggen. Het ontstaan van de handicap (opvattingen over ziekte in de Islam) Praktijkgevallen Als iemand of één van zijn kinderen getroffen wordt door een handicap komt een aantal vragen naar voren, onder andere, waarom bestaat de handicap in het leven? En waarom erft dit mijn kind, vooral hoewel vele anderen gezond zijn? Onder de moslims en misschien ook onder vele anderen komt het schuldgevoel soms als antwoord. “Ik heb heel veel verkeerde dingen gedaan en dit is de gerechte straf van Allah” zeggen veel mensen als verklaring voor het krijgen van een kind met beperking of voor het zelf hebben van de beperking. Het probleem met deze schuldgevoelinterpretatie is dat het belemmerend kan zijn voor een verder actief en positief omgaan met het probleem. Bijvoorbeeld kan het leiden tot het verbergen van het kind dat, in dit geval, een teken is van zondige ouders. Islamitische opvattingen In een artikel getiteld ‘Islam en handicap: theologische perspectieven’ heb ik drie opvattingen getraceerd in de islamitische geschiedenis over het ontstaan van handicaps. Hier lig ik de nadruk op aantal punten die relevant zijn voor onze discussie: Handicap als een straf van God stond bij geen enkele opvatting centraal als reden voor het ontstaan van handicaps. Er is unanimiteit binnen de Islam dat niemand wordt bestraft voor de misdaden van anderen. Dit is gebaseerd op het Koranvers, ‘En geen ziel handelt dan voor zichzelf alleen, noch draagt een lastdrager de last van anderen.’ Soerat al-An‘âm 6:164. Dus de opvatting dat het krijgen van een kind met beperking
een straf is van God voor zondige ouders is een onjuiste interpretatie binnen de Islam. Wat betreft de discussies over het ontstaan van de handicap zijn er drie mogelijke verklaringen te traceren in de islamitische literatuur. Ten eerste kan de handicap een vorm zijn van geloofsbeproeving. Dat blijft de meest gebruikte verklaring voor het bestaan van handicaps. Moslimgeleerden halen in dit verband de wijsheidsspreuk aan: ‘O, mijn zoon! Goud en zilver moeten beproefd worden in het vuur en de gelovige moet beproefd worden door bezoekingen.’ De tweede mogelijkheid is dat handicaps een disciplinair middel kunnen zijn (maar dat niet noodzakelijkerwijs zijn) tot terechtwijzing van ongehoorzame mensen die tegen de aanwijzingen van God in blijven gaan zonder geldig excuus. Zij laten ook niet serieus zien dat ze God om vergeving vragen en aan Hem berouw tonen, om een goddelijke straf in dit leven of het hiernamaals af te wenden . Met hun nadruk op het gegeven dat een handicap een straf kan zijn maar niet noodzakelijkerwijs is, drukken voorstanders van de derde moegelijkheid uit dat een handicap een bron van beloningen kan zijn. Een van hen stelt bijvoorbeeld dat God mensen van wie hij houdt, bezoekt met beproevingen om hun vervolgens een beloning toe te kennen. Een handicap kan vanuit deze visie een middel zijn om een verheven positie in het paradijs te bereiken, die op grond van goede daden alleen niet bereikt zou kunnen worden. Dit gegeven wordt ook door talrijke tradities rondom de Profeet Muhammad ondersteund. In alle drie de moegelijkheden stelt men dat een mens niet op zijn handicap moet worden beoordeeld. Medische behandeling Praktijkgevallen Op dit terrein zijn er allerlei complexe zaken die een hulpverlener kan tegenkomen. Hieronder noemen we twee gevallen die vaak voorkomen tijdens het werken met zieke of gehandicapte moslims of met hun gezinnen. Islamitische vroomheid past meer bij de ‘islamitische geneeswijzen’ Tijdens mijn werk als islamitische geestelijke verzorger (imam) bij Parnassia heb ik verschillende keren het verzoek gekregen van artsen om antwoord te geven
Pagina 107
op de vraag hoe om te gaan met moslimpatiënten die geen medicijnen willen innemen. Tijdens gesprekken met de betreffende patiënten was het opmerkelijk dat een aantal van hun de medicatie in strijd achtten met het geloof dat alles in de hand van Allah is en dat Hij de Genezer is. Ditzelfde ook één van de redenen zijn voor het feit dat een aantal moslims geen gebruik maken van de beschikbare reguliere gezondheidszorgvoorzieningen. Als alternatief zoeken deze patiënten naar traditionele middelen die beweren dichter bij Islam te staan. Deze worden meestal, in de relevante Nederlandse literatuur, ‘de islamitische geneeswijzen’ genoemd. Deze geneeswijzen houden, onder andere, reciteren van koranverzen, de vervaardiging van amuletten en het uitvoeren van exorcistische rituelen in. Moslims zien de beperking vaak als een geneesbare ziekte en verwachten dus dat de behandeling op een bepaald moment tot een eind moet komen. Daartegenover staan de moslims die hoge verwachtingen hebben van de beschikbare voorzieningen van de reguliere gezondheidszorg. Ze verwachten dat deze voorzieningen altijd een eindoplossing hebben voor een beperking. ‘Wanneer zal mijn kind genezen?’ Deze vraag wordt vaak gehoord van de ouders als zij hun kind naar de arts of de instelling brengen. Islamitische opvattingen ‘Islamitische geneeswijzen’ zijn veel breder dan wat nu onder deze term wordt begrepen. Terugkijkend naar de islamitische bronnen vinden we dat wat tegenwoordig onder ‘reguliere gezondheidszorg’ begrepen wordt ook tot de ‘islamitische geneeswijzen’ behoort. Het zoeken naar een geneesmiddel voor ziekten is sterk aanbevolen door de Profeet van de Islam bij verschillende gelegenheden. Onder de uitspaken van de Profeet van de Islam lezen we ‘O mensen zoek medicatie [voor jullie ziekten]!’ Dat werd in de praktijk niet geïnterpreteerd als alleen het reciteren van de koran en dergelijke. Ook werd grote aandacht besteed aan het zoeken naar een wetenschappelijk gedefinieerde medische behandeling die nu ‘reguliere gezondheidszorg’ heet. Zo was het al vanaf de tijd van de Profeet en de eerste moslimgeneratie. De Profeet ried zijn metgezellen
wanneer zij ziek werden aan om naar al-Hârith ibn Kalada, de meeste beroemde arts in deze tijd in het Arabische schiereiland, te gaan. Dezelfde houding ten opzichte van de geneeskunde bleef bestaan tijdens de volgende moslimgeneraties. Tijdens de Kalifaat van ‘Umar (de tweede Kalief na de dood van de Profeet) was er iemand die aan lepra leed. ‘Umar deed een beroep op alle artsen die verstand hadden van zijn geval. De artsen konden wel de verergering van de ziekte stoppen maar niet helemaal genezen. Deze houding ten opzichte van het gebruik van de beschikbare medische behandelingsmethoden en geneesmiddelen kan men terugvinden in de talrijke erfgoed van ziekenhuizen in de islamitische geschiedenis. ‘Alle ziekten en beperkingen zijn geneeslijk’ Deze opvatting is meestal gebaseerd op het geloof dat niets onmogelijk is voor Allah, de Genezer. Dit geloof wordt uitgelegd in één van de uitspraken van de Profeet, “Allah heeft geen enkele ziekte nedergezonden behalve met een geneesmiddel erbij dat bekend is aan sommigen en onbekend aan anderen” Dus het feit dat sommige ziekten of beperkingen op dit moment niet geneesblijk zijn tast het geloof dat Allah de Genezer is niet aan. Het is gewoon nog niet bekend, en dit was het geval bij verschillende geneesmiddelziekten en aandoeningen die ooit ongeneeslijk waren maar later wel waren te genezen. Deze realistische dimensie is ook erkend in de islamitische literatuur. Bijvoorbeeld is de indeling van ziekten naar geneeslijke en ongeneeslijke in de islamitische jurisprudentie een vaste gegeven. Waarde van een mens met een handicap Hier wordt de hulpverlener soms geconfronteerd met ambivalente standpunten ten aanzien van de waarde van iemand met een lichamelijke of verstandelijke beperking. Praktijkgevallen Een kind met een beperking is zo waardevol voor de familie dat hij/zij verwend wordt. Deze verwenning is een enorme belemmering voor het revalidatieproces omdat op deze manier het kind bijna nooit onafhankelijk leert te leven. Een kind met een verstandelijke beperking kan leren om zichzelf te kleden, te eten en te spelen, maar dit lukt niet bij overvloedige liefde die tot verwenning leidt.
Pagina 108
Verwenning, in meerdere of mindere mate, komt ook voor bij kinderen die lichamelijke beperkingen hebben. Een kind met een beperking krijgen is een soort schande. Vaak heb ik gehoord dat ouders graag zouden willen dat niemand buiten de familie weet dat ze een kind met een lichamelijke of verstandelijke beperking hebben. Naar mijn persoonlijke ervaring is dit geen bekend fenomeen onder moslims maar we kunnen niet uitsluiten dat het kan voorkomen. Islamitische opvattingen Een kind met een beperking is zo waardevol voor de familie dat hij/zij verwend wordt In de Islam dienen mensen met een handicap omringd te worden met liefde. Dat valt onder de algemene regel dat alle mensen die minder sterk zijn doordat ze ziek, kinderen of bejaarden zijn meer liefde en hulp dienen te krijgen van degene die sterker en gezonder zijn. Maar deze liefde moet niet zodanig worden overdreven dat de persoon helemaal afhankelijk wordt van de anderen zelfs als zij de ouders zijn. Onafhankelijkheid geldt als een heel kostbaar goed in de Islam. Iedereen wordt gevraagd om zijn/haar best te doen in het leven; anders krijgt hij/zij geen beloning terug van Allah. De Koran zegt: ‘En dat de mens niet meer kan krijgen dan hetgeen waarnaar hij streeft.’ Soerat al-Najm 53:39. De enige voorwaarde hier is dat het binnen het eigen vermogen moet gebeuren. De Koran zegt hierover ‘Allah belast geen ziel boven haar vermogen. Voor haar is wat zij verdient en tegen haar is ook wat zij verdient.’ Soerat al-Baqara 02:286. Tijdens het leven van de Profeet was er een man, Hibbân ibn Munqidh, met een verstandelijke beperking. Zijn biografie laat duidelijk zien dat de persoon veel alleen kon doen, en zelfs naar de markt ging om zijn eigen spullen te kopen en verkopen. De Profeet Muhammad gaf duidelijke instructies aan de handelaars op de markt om rekening te houden met zijn aparte geval en hem dus niet in de maling te nemen. Er is ook een omvangrijk genre in de islamitische literatuur over mensen met verstandelijke beperkingen met verhalen waaruit blijkt dat deze mensen overal aanwezig waren in het leven vanaf de moskee tot de markt. Wat betreft mensen met lichamelijke beperkingen was dit nog duidelijker zoals hieronder uiteengezet wordt. Een kind met een beperking krijgen is een soort schande
Schaamtegevoel door het krijgen van een kind met een beperking heeft gedeeltelijk iets te maken met het eerder vermelde schuldgevoel dat zulke kinderen een teken kunnen zijn van zondige ouders. Anderdeels heeft het echter ook iets te maken met de misvatting dat iemand met een beperking minderwaardig zou zijn. In de Islam speelt de gezondheid noch fysieke sterkte noch rijkdom een rol in het bepalen van iemands waarde. Het goede hart en de goede daden zijn wat dat betreft de meeste beslissende factoren. De Profeet heeft gezegd, ‘Allah kijkt niet naar uw uiterlijk of lichamen maar naar uw harten en daden’. Dit is duidelijk terug te vinden in een aantal Koranverzen (Soerat ‘Abasa 80:1-12) die over een gebeurtenis tijdens het leven van de Profeet commentaar gaven. Iemand die blind was, Ibn Umm Maktûm, was naar de Profeet gekomen toen hij in gesprek was met een groep invloedrijke en beroemde mensen. De invloedrijke mensen kregen meer aandacht, ten koste van de blinde persoon. De inhoud van de koranverzen luidt dat dit een dergelijke mens waardevoller kan zijn dan de vermelde groep mensen. Deze waardering voor elke mens ongeacht alle andere eigenschapen behalve dan een goed hart en goede daden gaf de mensen met beperkingen de kans om hun vermogens te laten zien en te bewijzen dat ze in de praktijk ook veel beter konden zijn dan veel andere, gezonde mensen. De bovengenoemde persoon, Ibn Umm Maktûm, was verschillende keren de bestuurder van de islamitische hoofdstad, Medina, gewesst tijdens de afwezigheid van de Profeet. Gedurende de islamitische geschiedenis vinden we onder de mensen met beperkingen heel succesvolle voorbeelden zoals ingenieurs, schrijvers, religieuze geleerden, enzovoorts. De voorbeelden waren genoeg om aparte boeken te schrijven over de biografieën van deze mensen die succesvol konden leven ondanks deze beperkingen. Het huwelijk Het huwelijk speelt meestal een centrale rol in het leven van mensen met beperkingen binnen moslimfamilies. Soms komt dit door het huwelijk van de ouders of het huwelijk van de gehandicapten zelf. Praktijkgevallen Het endogame huwelijk Op basis van onderzoek verricht onder Marokkaanse en Turkse gezinnen met verstandelijk gehandicapte
Pagina 109
kinderen, is de hoge frequentie van bloedverwantschap tussen de ouders een opmerkelijk kenmerk. De helft van de ouders is verwant aan elkaar, eenderde van deze ouderparen zijn volle neef en nicht. Statistisch gezien bestaat er, zoals bekend, een verband tussen verwantschap van de ouders en de kans op het krijgen van een gehandicapt kind. Terwijl een vrouw ongeveer 3% kans heeft een verstandelijk gehandicapt kind te krijgen, is dit percentage bij neef-nicht huwelijken twee maal zo hoog. Wanneer generaties lang binnen de familie wordt getrouwd, neemt de kans op een kind met een ernstige handicap toe tot bijna 20%. Hoewel men zich vaak wel bewust is van dit risico, is dit niet altijd bespreekbaar. Het uithuwelijken van gehandicapten Met de beste bedoelingen, wil de familie dat de man en soms ook de vrouw met een beperking gaat trouwen en wordt er een partner geregeld uit eigen land. Dat komt omdat ze geloven dat het huwelijk de gehandicapte persoon beter zal maken. ‘Als je maar getrouwd bent, komt alles wel goed, hoe ernstig de beperkingen ook zijn’ wordt vaak gezegd door familieleden en vrienden. Bovendien zal ook de partner helpen bij de verzorging van de gehandicapte persoon die een grote last kan zijn voor de familie.
en de ernst van de beperking als een belangrijkste factor geldt. Dat heeft meestal iets te maken met het begrip gelijkheid (al-kafâ’a) dat centraal staat in de islamitische jurisprudentie om te beoordelen of een huwelijk, islamitisch gezien, acceptabel is. Het uithuwelijken van een ernstig verstandelijke gehandicapte persoon die geen interesse toont om te trouwen en alleen uitgehuwelijkt wordt om zijn/haar zorg aan iemand anders te geven, valt bijvoorbeeld buiten de hoofddoelstellingen van huwelijk in de Islam. De overeenkomst tussen de partners is ook beslissend in dit geval. Man of vrouw moet van tevoren duidelijk en eerlijk op de hoogte gebracht van de medische situatie van de toekomstige partner, en daarmee akkoord gaat. Als in dit geval van een oneerlijkheid sprake is krijgt de man/vrouw het recht om het huwelijk te beëindigen en een vergoeding te vragen voor de psychologische schade die hij/zij heeft geleden.
Islamitische opvattingen Het endogame huwelijk Trouwen binnen de familie was altijd een discussiepunt in de Islam, vanaf het begin. Verschillende overleveringen toegeschreven aan de Profeet Muhammad keuren het endogame huwelijk af. Aan de andere kant zijn er opvattingen die menen dat er geen sterke bewijzen zijn die dit soort huwelijk afkeuren of stimuleren, zo dat het gewoon toegestaan zou zijn. Buiten deze verschillende standpunten over dit type huwelijk is men het erover eens dat een huwelijk (binnen de familie of niet) dat de gezondheid van het echtgenoot de komende kinderen in gevaar kan brengen, moet worden afgeraden. Medisch onderzoek voorafgaande aan een huwelijk binnen families met genetisch overdraagbare ziektes wordt, religieus gezien, sterk aanbevolen. het uithuwelijken van gehandicapten Islamitische bronnen geven geen absolute beslissing over het uithuwelijken van iemand met een beperking. Het hangt altijd af van verschillende factoren. De soort Pagina 110
Bijlage 6. Checklist voor intern diversiteitbeleid Gouden tips voor een divers personeelsbestand
Pagina 111
Inleiding
Hoewel we ons er van bewust zijn dat het ontwikkelen en uitvoeren van diversiteitsbeleid een langdurig en ingewikkeld proces is, hopen we dat dit document een eerste aanzet kan zijn voor andere organisaties om met hun interne diversiteitsbeleid aan de slag te gaan.
MEE Rotterdam Rijnmond biedt informatie en advies, ondersteuning en belangenbehartiging aan mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking, een chronische aandoening of mensen met een visuele of auditieve beperking. MEE Rotterdam Rijnmond ondersteunt ook hun naasten en werkt nauw samen met de Vereniging van Gehandicaptenorganisaties Rotterdam (VGR).
Achtergrond
Op 1 januari 2006 is MEE Rotterdam Rijnmond op verzoek van de gemeente Rotterdam gestart met het vierjarig project ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam’. Aanleiding voor het project is de constatering van de gemeente, dat migranten met een beperking of met een chronische ziekte onvoldoende zijn geïnformeerd over het zorgsysteem, over de vele regelingen, voorzieningen en hulp. Hierdoor maken zij minder gebruik van de bestaande voorzieningen en van de reguliere hulp- en dienstverlening. Daarnaast wordt geconstateerd, dat betrokken migranten niet of nauwelijks participeren in bestaande adviesraden, overlegorganen en verenigingen voor mensen met een handicap, die zijn opgericht om de inbreng, zeggenschap en invloed van cliënten te waarborgen. Een gevolg hiervan is, dat migranten nog niet kunnen meedoen, meedenken en meebeslissen in de gehandicaptenzorg. Tenslotte zijn er signalen die erop wijzen, dat instellingen en voorzieningen tekortschieten op het gebied van interculturele hulp- en dienstverlening. In het kader van het project ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam’ bestond de behoefte om het interne diversiteitsbeleid van MEE Rotterdam Rijnmond onder de loep te nemen. Dit werd o.a. gedaan door het organiseren van interne workshops waarbij ervaringen, meningen en ideeën van het personeel werden geïnventariseerd. In dit document doen we hier verslag van. We beschrijven de interne workshops die gehouden zijn en welke nieuwe inzichten deze hebben opgeleverd. De workshops hebben geleid tot een checklist intern diversiteitsbeleid (Bijlage 1) en tot een lijst met gouden tips voor een divers personeelsbestand (Bijlage 2).
Diversiteitsbeleid heeft betrekking op zowel de dienstverlening aan de klanten (bijv. het dienstenaanbod, informeren over het dienstaanbod etc.) als op het personeelsbeleid. In dit document richten we ons op het laatste. Zoals al eerder vermeld participeren migranten nog nauwelijks in de praktijk en het beleid van gezondheidsbevordering. Veel zorgaanbieders hebben in beperkte mate personeel in dienst dat een migrantenachter-grond heeft. Het personeelsbestand weerspiegelt nog lang niet de diversiteit in de samenleving. Dat heeft tot gevolg dat er afstand tussen zorg/dienstverleners en zorgvragers blijft bestaan en dat zorgvragers zich niet herkennen in het personeel van de zorginstellingen. Ook binnen MEE Rotterdam werd geconstateerd dat de samenstelling van het personeel geen afspiegeling vormt van de samenleving. Het cliëntenbestand bestaat voor 60% uit migranten terwijl bij MEE voornamelijk autochtone, gezonde vrouwen werken. Een meer diverse personeelsbestand zou de dienstverlening ten goede komen. MEE Rotterdam Rijnmond wil zich dan ook inzetten om het personeelsbestand een betere afspiegeling te laten zijn van het cliëntenbestand. Dit is om meerdere redenen van belang. Klanten zullen zich beter herkennen binnen de organisatie als het personeelsbestand ook een afspiegeling vormt van de samenleving. Dit betekent dat er in teams specifieke culturele deskundigheid is. Dit betekent niet automatisch dat een collega van Turkse afkomst ook klanten met dezelfde achtergrond helpt, maar het betekent wel dat de organisatie meer mogelijkheden heeft en beter in staat is klanten te ondersteunen. Daarnaast kan een diverse personeelssamenstelling verrijkend werken, omdat medewerkers elkaar beïnvloeden en inspireren, waardoor meer perspectieven op de hulpvraag van de klant ontstaan en een gevarieerde ondersteuningsaanpak kan worden ontwikkeld.
Pagina 112
De workshops In 2006 hebben we vijf maal een interne workshops ‘Diversiteit in de praktijk ‘ gehouden. De workshops zijn voorbereid in overleg met de managers, die hun teams hebben geïnformeerd en voorbereid op de workshops. Ongeveer 2/3 van de teams heeft deelgenomen aan de workshops. Duur van de workshops was 3 uur. Ieder team is ruim van tevoren geïnformeerd door de eigen teammanager en een week voor aanvang van de workshop hebben zij een uitnodiging ontvangen met een programma. Het doel van de workshop was driedelig: In kaart brengen van knelpunten en kansen in de praktijk bij dienst- en hulpverlening aan een multicultureel samengesteld cliëntenbestand Inventariseren, bundelen en overdracht mogelijk maken van intern aanwezige kennis, ervaringen en expertise op het gebied van het interne diversiteitsbeleid. Opsporen/inventariseren van (ondersteunings behoeften of behoefte aan bij/omscholing van medewerkers. Zoals eerder vermeld zullen we ons hier richten op doelstelling twee: het interne diversiteitsbeleid, omdat we ons in dit document richten op (het bevorderen van) de participatie van migranten. We zijn ons er van bewust dat we hier een kunstmatige grens trekken, alle doelstellingen kunnen immers moeilijk los van elkaar gezien worden. Ook tijdens de discussies in de workshops bleek het één onlosmakelijk met het ander verbonden te zijn. De workshops begonnen met een korte toelichting op het project ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam’ en op het doel van de workshops. Daarna werd er een kennismakingsrondje gedaan waarbij iedereen antwoord gaf op de vraag ‘tot welke cultuur reken je jezelf’. Gelijk bleek dat de achtergronden van de collega’s varieerden van op en top Rotterdams tot verder weg in Nederland tot over de grens. Maar ook verschillen tussen platteland en stad kwamen naar voren. Kortom cultuur kan op veel verschillende manieren worden uitgelegd. Dit werkte goed als bewustwordingsproces, wat is cultuur, en welke invloed heeft het op je dagelijkse leven?
Vervolgens werd er een brainstormsessie gehouden. Dit gebeurde aan de hand van stellingen en open vragen. Er werd met name ook gevraagd naar mogelijk oplossingen voor de ervaren knelpunten. De knelpunten die naar voren kwamen waren divers. Met name op het gebied van de dienstverlening werden veel knelpunten ervaren, zoals gebrekkige samenwerking met migrantenorganisaties, onvoldoende kennis over andere culturen, gebrekkige communicatie etc. Wat betreft het interne beleid was het knelpunt vrij duidelijk: MEE Rotterdam Rijnmond heeft te weinig migranten in dienst. Na een korte evaluatieronde werden de workshops afgesloten met ‘een gouden tip’, die de deelnemers hebben meegegeven aan de projectleiding. Een overzicht met gouden tips voor een divers personeelsbestand vindt u in bijlage 2. Daarnaast is er naar aanleiding van de workshops een checklist Intern Diversiteitsbeleid ontwikkeld. Deze vindt u in bijlage 1. Evaluatie en vervolg De workshops werden door de meeste collega’s positief beoordeeld. Men heeft het ervaren als intensief, leerzaam en interessant. Veel medewerkers vonden het goed dat de discussie over diversiteit op gang is gekomen en men keek uit naar een vervolg. De uitkomsten van de workshops zijn door de workshopleiding gebundeld en in de vorm van een verslag met aanbevelingen voorgelegd aan het managementteam van MEE Rotterdam Rijnmond. Daarnaast zijn de uitkomsten van de workshop ook gebruikt voor een intern visiedocument ‘Startnotitie Diversiteitsbeleid’. Beide documenten hebben echter nog niet geleid tot concrete acties van het management. De belangrijkste reden hiervoor was dat er binnen de organisatie andere prioriteiten waren. Dit was een belangrijke les: wil je serieus met diversiteitsbeleid aan de slag dan moet er binnen de organisatie op het hoogste niveau draagvlak voor zijn, het management moet prioriteit geven aan diversiteitsbeleid. Dit is inmiddels het geval binnen Rotterdam Rijnmond. Het project ‘Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam’ is momenteel in de eindfase. De
Pagina 113
opgedane kennis en ervaringen binnen dit project zullen worden beschreven en er wordt gekeken hoe de informatievoorziening, hulp- en dienst – en zorgverlening van MEE Rotterdam Rijnmond aan een divers samengesteld cliëntenbestand geoptimaliseerd kan worden.
Bijlage 1. Checklist Intern Diversiteitsbeleid
diversiteit aan wervingskanalen om een brede groep c.q. bepaalde groepen te bereiken? Zijn de selectiecommissies divers samengesteld?
Introductie- en inwerkbeleid Hoe komt diversiteit tot uiting in het introductie- en inwerkbeleid?
Algemeen Arbo, verzuim en reïntegratie
Heeft het personeelsbestand de gewenste diversiteit? Nu en in de toekomst? Hoe is de verdeling fulltimers, parttimers en doelgroepen? Hoe flexibel is de organisatie: wat zijn regelmogelijkheden (denk aan vrije uren, vrije dagen, (thuis) werkplekken)? Is de organisatie bereid om (in individuele gevallen, binnen kaders) functie en/of teamsamenstelling aan te passen aan de competenties van medewerkers als dat de inzetbaarheid van medewerkers vergroot? Benut de organisatie de diversiteit aan zittend personeel ten volle? Zijn er specifieke workshops/trainingen om (intern) om te gaan met culturele verschillen op de werkvloer? Krijgen medewerkers de gelegenheid om binnen hun functie-inhoud accenten te leggen, al naar gelang hun capaciteiten?
Werving en selectie
Welk imago wil de organisatie hebben op de arbeidsmarkt? M.a.w. hoe wil de organisatie bekend staan als werkgever? Klopt het gewenste werkgeversimago van het beeld dat sollicitanten van de organisatie hebben? Zijn er doelstellingen (streefcijfers) voor specifieke groepen medewerkers? Slaagt de organisatie erin geschikte medewerkers aan te nemen en ongeschikte af te wijzen en tegelijkertijd de doelen voor werving en selectie m.b.t. het binnenhalen van een diversiteit aan personeel te halen? Wordt er bewust gebruik gemaakt van een
Weet de organisatie waarom mensen verzuimen en is hier een patroon in relatie tot diversiteit? Heeft de organisatie hier acties aan verbonden? Is bekend wat de specifieke verzuimbeleving is van bepaalde groepen medewerkers? (bijv. allochtonen van Mediterrane afkomst rapporteren bij psychische klachten vaak alleen fysieke problemen). Zijn er groepen medewerkers die een opvallend hoog ziekteverzuim hebben waar geen logische verklaring voor is? Is de groep medewerkers die uitvalt met werkgerelateerde klachten divers van aard? Veroorzaken het werkklimaat of de organisatiecultuur verzuim of vertrek?
Management
Kunnen leidinggevenden omgaan met diversiteit? Kunnen leidinggevenden hun stijl aanpassen aan de persoon? Grijpen leidinggevende in bij pesten en discriminatie? Kunnen leidinggevenden het groepsproces in goede banen leiden?
Bijlage 2. Gouden tips voor een divers personeelsbestand Workshops Herhaal de workshops elk jaar (eventueel in een andere vorm), kijk waar de organisatie dan staat. Zorg er voor dat juist ook de migranten
Pagina 114
medewerkers aanwezig zijn bij de workshops, zij zijn immers de ervaringsdeskundigen. Bij voorkeur krijgen zij ook aan actieve rol bij de organisatie van de workshop en de activiteiten n.a.v. de workshop. Begin de workshop met een vraag als: ‘tot welke cultuur reken jij jezelf?’. Hierdoor worden deelnemers gestimuleerd om over cultuur en diversiteit na te denken en hun eigen positie hierin te bepalen. Sluit de workshop af met het beschrijven van concrete actiepunten en wie er verantwoordelijk is voor welk actiepunt.
Werving en behouden personeel Probeer bij scholen met veel migranten studenten de organisatie als potentiële werkgever op de kaart te krijgen (bijv. via studentenblad). Formuleer concrete doelstellingen met betrekking tot de diversiteit van het personeel, bijv. ‘25% van het nieuw aan te stellen personeel is migrant’. Ga na of er verschillen zijn in tevredenheid met hun leidinggevenden tussen specifieke groepen medewerkers. Actieve monitoring in- en doorstroom migranten medewerkers (waarom zijn ze hier komen werken, maar nog belangrijker waarom gaan ze weer weg). Pas de competentieprofielen aan, maak ze cultuurproof.
elkaar om?) en voer een meldpunt discriminatie in. Onderzoek bestaande interne procedures en werkwijzen op mogelijk uitsluitende of drempelverhogende effecten voor migranten. Mochten die er zijn bekijk dan hoe die drempels weggenomen kunnen worden.
Overig
Geef vorm aan intervisie/reflectie op eigen normen en waarden gericht op het werken met diversiteit. Werk waar mogelijk samen met migrantenorganisaties. Stel een PR-plan op speciaal voor het promoten van de organisatie als potentiële werkgever voor migranten. Organiseer eens een ‘diversiteitsdag’ voor medewerkers, met bijdragen (zoals workshops, muziek en eten) van collega’s met verschillende culturele achtergronden.
Intern beleid Zorg ervoor dat het onderwerp blijft leven. Stel een werkgroep intern diversiteitsbeleid samen (bij voorkeur 1 iemand van directie MT, bij grotere organisaties ook iemand van P&O, iemand van allochtone afkomst). Daarnaast zou het interne diversiteitsbeleid vast punt op de agenda moeten zijn van werkoverleggen en MT vergaderingen. Houd elkaar ook op de hoogte bijvoorbeeld via intranet. Voer elk jaar een quick-scan diversiteitsbeleid uit om de stand van zaken en verbeterpunten vast te stellen. Laat het MT de visie op het interne diversiteitsbeleid verwoorden. Stel een gedragscode op (hoe gaan we hier met Pagina 115
Pagina 116
Bijlage 7. Multiculturele inloopspreekuren Verslag
Pagina 117
Inleiding Het ontwikkelen van inloopspreekuren is één van de activiteiten van het project Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam. Samen verder beoogt de toegang tot voorzieningen toegankelijker te maken voor burgers met een beperking en die van nietNederlandse afkomst zijn. Door middel van een beter bereik proberen instellingen meer migranten op een goede wijze te bereiken. De plannen voor de inloopspreekuren In het project ‘Samen verder’ wil men gedurende het traject van vier jaar twee inloopspreekuren ontwikkelen en implementeren voor de kleurrijke cliëntengroep. Migranten met een beperking of familielid (-leden) met een beperking kunnen voor informatie en ondersteuning, indien nodig in de eigen taal, terecht op twee locaties. Er kan aansluiting gevonden worden bij ten minste één loket. De doelgroep is de multiculturele cliëntengroep met een beperking en/of chronische ziekte. Setting: bij MEE Rotterdam Rijnmond en de Vraagwijzer van SMDC. Doelen van de inloopspreekuren: Methodiek uitwisselen. Mogelijkheden en knelpunten tonen. Toegevoegde waarde bepalen. Doen van aanbevelingen voor betere toegang tot zorg en welzijn van migranten via de inloo spreekuren.
Looptijd: 2008-2009. Toekomstwensen: Migranten met een beperking krijgen basale informatie over mogelijkheden en voorzieningen ter ondersteuning van het leven met een beperking, waardoor ook de keuzevrijheid wordt vergroot. Het vertrouwen in en deelname aan de reguliere zorg en ondersteuning verbeteren. In verband met de ontwikkeling van de loketten kunnen andere organisaties in de toekomst soortgelijke initiatieven ontwikkelen. Financiering: door Vraagwijzer Centrum (door SMDC ) en MEE, eventueel aangevuld met extra financiën. Contactpersoon: tot maart 2008 was dit mevrouw Rohina Raghoebier, vanaf augustus 2008 hebben mevrouw Yvonne Carels en mevrouw Selina van Ooijen van MEE het overgenomen. Huidige stand van zaken
Door korte ondersteuning via inloopspreekuren aan cliënten in de vorm van: Ondersteuning bij sociaal-emotionele ondersteuning. Gezamenlijk formulieren invullen. Informatie en voorlichting. Doorverwijzing naar collegae en/of instellingen. Gewenste resultaten: Een drempelvrije, niet aan afspraak gebonden informatievoorziening en ondersteuning op locatie, indien nodig in de eigen taal.
Kwaliteitsborging: Ondersteuningsaanbod via samenwerkingsverband (klankbordgroep, werkgroepen). Partners: GGD Rotterdam, Paus Johannes XXIII, Pameijer, Vraagwijzer SMDC, Vraagwijzer IJsselmonde, Sensoor (voorheen Telemaat), Ouderen Migranten Delfshaven, De Stromen Opmaat Groep en MEE Rotterdam Rijnmond.
Inloopspreekuur bij MEE Per 7 mei 2008 is bij MEE het inloopspreekuur van start gegaan. Iedere woensdagochtend tussen 9.00 uur en 12.00 uur kan iedereen met een beperking en/ of een gezinslid(-leden), zonder afspraak op kantoor langskomen voor korte vragen. Dit kunnen zijn: het lezen van brieven/formulieren of helpen bij het invullen hiervan. Zo kan men advies krijgen over de stappen die zij het beste verder kunnen ondernemen. Wie kunnen bij het inloopspreekuur terecht? In principe kunnen alle mensen bij het inloopspreekuur van MEE terecht. Het is vooral bedoeld om de drempel voor mensen met een beperking te verlagen, zeker als zij ook problemen hebben om de (Nederlandse) taal te lezen en/of te begrijpen. De voorlichters van Info Thuis spreken daarom in eenvoudige en toegankelijke taal. De extra talen die door de voorlichters gesproken
Pagina 118
worden zijn: Turks, Arabisch, Berbers, Frans, Surinaams, Papiaments, Kaapverdiaans en Portugees.
zoals een moskee, buurthuis of inburgeringscursus. Info Thuis heeft nu ook een inloopspreekuur.
In een tijdsduur van negen maanden hebben bijna 300 personen gebruikgemaakt van onze inloopspreekuren. Dit betekent een gemiddelde van 33 personen per maand, waarbij in een maand 4 ochtenden hiervoor beschikbaar zijn gesteld. Vaak werden per bezoek meerdere vragen gesteld. Veel vragen werden gesteld over PGB, indicaties, thuiszorg en dergelijke. Ook kwamen er soms mensen met een andere achtergrond dan de Turkse, Marokkaanse, Kaapverdiaanse, Antilliaanse of Surinaamse.
Verder kenmerkt Info Thuis zich als een: Voorlichtingsinstrument: Migranten met een handicap worden persoonlijk benaderd. Zij krijgen de informatie over de verschillende voorzieningen door een bezoek van een voorlichter bij hen thuis of door een bezoek aan het inloopspreekuur. De informatie wordt op een voor de migranten begrijpelijke manier gegeven namelijk door, indien nodig, iemand die de taal spreekt, die dezelfde culturele achtergrond heeft en (eventueel door eigen ervaring) bekend is met het leven met een handicap. Het voorlichtingsmateriaal is zoveel mogelijk aangepast aan de migranten (bijvoorbeeld de dvd van Info Thuis). Keuze-instrument: Migranten hebben de gelegenheid zich te oriënteren op een voorziening, voordat zij een definitieve keuze maken. Migranten krijgen informatie over meerdere voorzieningen en regelingen tegelijk. Hierdoor kunnen zij voorzieningen met elkaar vergelijken. In gezamenlijk overleg met deskundigen kiezen migranten zelf welke voorziening of regeling zij wensen. Beleidsinstrument op het gebied van de dienstverlening aan migranten met een handicap: Vragen en behoeften van migranten met een handicap worden duidelijk. Het aanbod van voorzieningen en het beleid van instellingen kunnen hierop afgestemd worden. Er vindt samenwerking en afstemming plaats tussen verschillende organisaties in hetzelfde werkgebied. De informatie over voorzieningen en regelingen kan worden aangepast aan de lokale situatie en aan de doelgroepen die gekozen worden.
Aandachtspunten Als mensen een actief dossier bij MEE blijken te hebben, wordt altijd contact opgenomen met de betrokken consulent. Blijkt na een gesprek dat er meer ondersteuning nodig is, dan wordt de normale aanmeldingsprocedure bij MEE in werking gezet of wordt de cliënt naar een passende instelling verwezen. Het spreekuur bij MEE is alleen voor vragen gerelateerd aan een chronische ziekte en/of beperking. Methodiek De methode is gebaseerd op de Stap-in methodiek van de Averoès stichting. De Info Thuis voorlichters van MEE hanteren deze methodiek, aangepast aan de lokale situatie in de regio Rotterdam en de doelgroepen. De doelstelling van Info Thuis (dit geldt dus ook voor het inloopspreekuur) is: Het ontwikkelen van een goede informatievoorziening, afgestemd op migranten met een handicap en zo nodig in de eigen taal door iemand met dezelfde culturele achtergrond, zodat zij in staat zijn zelf een keuze uit het aanbod van voorzieningen te maken. Meer informatie verkrijgen over de behoeften, mogelijkheden en ervaringen van migranten met een handicap, zodat het hulpverleningsaanbod en zorgaanbod daarop afgestemd kunnen worden en vraaggestuurde zorg kan worden geboden. Vraaggestuurd werken staat bij Info thuis centraal. Info Thuis gaat ervan uit dat, als de vragen en behoeften van de migranten duidelijk zijn en de mogelijkheden in de regio bekend zijn, zij zelf een keuze kunnen maken. Info Thuis geeft voorlichting aan huis en ook voorlichting op plaatsen waar potentiële klanten zich kunnen bevinden,
Pagina 119
Werkwijze De voorlichters van Info Thuis hebben kennis van een andere taal dan Nederlands en kennis van de eigen cultuur. De voorlichters krijgen klanten op het inloopspreekuur. Vaak gaat het om een eerste contact: de migranten maken nog geen gebruik van voorzieningen en regelingen. Het kan ook zijn dat een eerder contact niet goed verlopen is of al afgesloten is en zich nieuwe hulpvragen voordoen. De voorlichter heeft zelf een handicap of is bekend met de situatie van gehandicapten, spreekt de taal van de cliënten en heeft dezelfde culturele achtergrond. Dit om de drempel tussen voorlichter en cliënt zo laag mogelijk te houden en sneller een vertrouwensrelatie op te bouwen. De voorlichter heeft de beschikking over informatie over voorzieningen die voor de cliënt van belang kunnen zijn. Tijdens het gesprek dat de voorlichter en de cliënt samen hebben, komt de eventuele hulpvraag van de cliënt naar voren. Gezamenlijk gaan zij na of de bestaande voorzieningen hier een antwoord op kunnen geven. De voorlichter plant zo nodig voor de cliënt extra afspraken. Naarmate meer cliënten gezien zijn, komt er meer duidelijkheid in de soort hulpvragen van migranten met een handicap. Collega-instellingen gebruiken deze informatie om het aanbod zo nodig op migranten af te stemmen of nieuw aanbod te ontwikkelen. Info Thuis was een gezamenlijk product van de Averroès Stichting en Stichting R’go. Stichting R’go is MEE Rotterdam Rijnmond geworden en de Averroès Stichting is in 2001/2002 opgeheven. Inloopspreekuur Vraagwijzer SMDC SMDC ziet mogelijkheden om aan te sluiten bij het ontwikkelen van een inloopspreekuur en ziet parallellen in de multiculturele spreekuren van het Ouderenwerk. Er wordt aansluiting gezocht bij de ontwikkeling van Vraagwijzer die volop in gang is in het centrum van Rotterdam en bij de implementatie van POM (project Programma Oudere Migranten) waarbij cultuurtolken aangesteld zijn. De spreekuren van het Ouderenwerk voor Turkse en Marokkaanse ouderen lopen goed, maar er komen wel veel vragen van mensen onder de 55 jaar en veel vragen die niet direct betrekking hebben op het Ouderenwerk.
Blijkbaar is er behoefte aan een bredere opzet van deze spreekuren en/of uitbreiding van de doelgroep. Vraagwijzer zou straks spreekuren kunnen organiseren die juist ook voor een breed publiek geschikt en toegankelijk zijn. Bij migranten met een handicap is ook behoefte aan spreekuren in eigen taal. Het Oude Westen is een betrekkelijk klein gebied, zeker om iets op te starten voor een zeer specifieke doelgroep, zoals migranten met een handicap (en hun mantelzorgers).
In een eerste oriënterend gesprek met Rohina Ragoebier (MEE), Hilma Bruinsma (SMDC) en Hanneke (SMDC) kwamen zij in 2007 tot de volgende conclusies: Een spreekuur voor een brede multiculturele doelgroep, voor een breed scala aan vragen zou passen binnen de wensen en ontwikkelingen. De groep migranten met een handicap kan hier een plek in krijgen, want het aanbod aan migranten met een handicap past in een bredere multiculturele werkwijze. Voor migranten met een beperking moet wel voldoende aandacht blijven, bijvoorbeeld in een specifiek spreekuur (of deel daarvan) voor deze doelgroep. In de realisering van de spreekuren kijkt men of de inzet van cultuurtolken en allochtone voorlichters van Info Thuis benut kunnen worden. Een samenwerking met Delfshaven zou voor de hand liggen om het werkgebied en de doelgroep te kunnen verbreden. Vraagwijzer Centrum is uiteindelijk in het voorjaar van 2009 pas geopend. Hierop moest gewacht worden om een inloopspreekuur te ontwikkelen. Tessa de Haas (Ouderenwerk SMDC) neemt nu deel aan de werkgroep. POM Bij SMDC loopt binnen het Ouderenwerk (2007-2009) het project Programma Oudere Migranten. Dit project omvat de volgende doelstellingen: Realiseren van een aantoonbaar goed bereik onder alle ouderen in het werkgebied. Per wijk moet het cliëntenbestand een afspiegeling vormen van de bevolkingssamenstelling in de wijk. Dus
Pagina 120
de beschikbare tijd moet op eerlijke wijze over alle bevolkingsgroepen verdeeld worden door een grondige kennis van de verschillende bevolkingsgroepen in het werkgebied, zodat er persoonsgericht gewerkt kan worden, zoals dat bijvoorbeeld ook gebeurd bij ouderen van Nederlandse afkomst. Verzorgen van hulpverlening aan oudere migranten, die kwalitatief gelijkwaardig is aan de hulpverlening aan Nederlandse ouderen. De beschikbare tijd moet dus op eerlijke wijze over alle bevolkingsgroepen verdeeld worden. Maatschappijkritisch werken door het signaleren van knelpunten en het aan de orde stellen van problemen van oudere migranten bij collega-instellingen en overheden.
Deze methodiek is gebaseerd op een actieve benadering. Dat betekent dat de inspanning voor het vinden, horen en begrijpen van de oudere migrant als cliënt, ligt bij de welzijnsinstelling en de daar werkzame hulpverleners. Dit gebeurt door afspiegeling (elk kwartaal nauwkeurig bij te houden op wijkniveau) en door samen te werken met migrantenorganisaties, zoals moskeeën, stichtingen of sociaal-culturele verenigingen. Een tweede belangrijke pijler van POM is het werken met cultuurtolken die een brug slaan tussen cliënt en ouderenadviseur, tussen oudere migranten en welzijnsinstellingen. Bovendien stelt het werken met oudere migranten eisen aan de inrichting van het Ouderenwerk zelf. Interculturalisatie van de organisatie en deskundigheidsbevordering van het Ouderenwerk krijgen prioriteit. Binnen de POM-werkgebieden heeft SMDC contact met verschillende zelforganisaties. Naast contact met Turkse, Marokkaanse en Chinese groepen zijn er ook contacten geweest met Pakistaanse groepen en met ouderen uit het voormalig Joegoslavië (ongeveer duizend 55-plussers binnen ons werkgebied). Over deze twee groepen is weinig informatie bekend. Het doel van deze contacten is informatie te verzamelen over deze groepen.
Methodiek SMDC hanteert twee formules voor communicatie die aanbieders als handvat kunnen gebruiken bij de communicatie met oudere migranten: 3 X T en 3 X G + E. De drie T’s staan voor: Toenadering (stap op de doelgroep af), Toerusting (inzicht in interculturele communicatie) en Toegankelijkheid (niet alleen materieel, maar ook cultureel). Het is daarbij zaak dat de eigen organisatie intercultureel werkt. Verder is het bij contacten met alle mensen belangrijk dat zij Gezien, Gehoord en Gewaardeerd worden. Dan vindt pas ècht Erkenning plaats. Op basis van de ervaringen van veel aanbieders in de contacten met oudere migranten, komt er eigenlijk een vierde G bij kijken, de G van Geduld! Projecten kosten doorgaans veel tijd. Het is een kwestie van investeren. De taalbarrière, een andere manier van vergaderen en afspraken maken bemoeilijken de communicatie en daarmee de voortgang van projecten. Bij de meeste projecten blijkt geduld een schone zaak. Thema’s die vaak voorkomen bij bijvoorbeeld Marokkaanse ouderen zijn problemen bij steeds meer keuzes in een complexe maatschappij, financiële problemen, armoede, ondoorzichtige PGB-bureaus, ouderdomsgerelateerde en psychosociale problemen, depressiestoornissen etc. Extra ondersteuning en scholing aan SMDC bleek wenselijk gedurende het project. Er was aandacht voor de volgende onderwerpen: Training transcultureel werken. Familie, familieculturen, familiesensitiviteit. Slag naar de eigen familie. Levensfases en levensfaseovergangen. Migratie/trauma t.g.v. migratie. Beschermjassen (aanknopingspunten voor bescherming bij moeilijke of angstige situaties vanuit culturele en familietradities). Expertmeeting Bereik Marokkaanse ouderen. Hieraan hebben veel Marokkaanse collega’s deelgenomen (schoolmaatschappelijk werkers, maatschappelijk werkers, cultuurtolken e.d.).
Pagina 121
Ellen Ketting van De Stromen Opmaat Groep is actief in de werkgroep.
De ervaring leert dat ouderen nu niet alleen met praktische vragen komen, maar ook meer problemen durven te bespreken. Dit is te danken aan het inzetten van cultuurtolken en het houden van voorlichtingsbijeenkomsten.
Andere leden van de werkgroep
In het najaar van 2009 hoopt SMDC, samen met de ontwikkeling van de Vraagwijzer Centrum en MEE, een inloopspreekuur te ontwikkelen. Inloopspreekuur De Stromen Opmaat Groep De Stromen Opmaat Groep houdt zich bezig met het kleurrijker maken van de organisatie. Meer toegang voor klanten en ook voor medewerkers. Daarvoor houdt De Stromen Opmaat Groep diverse inlopen. Dit zijn groepsinlopen voor specifieke groepen zoals de Kaapverdianen, Antilianen, Hindoestanen en Creolen in o.a. Delfshaven, Afrikaanderplein en SWA. Inloop loopt meestal via de migranten zelf of via de activiteiten van het buurthuis en welzijnsorganisaties. Vaak via mond tot mondreclame. Het is zeer succesvol. De begeleiders van de inloopgroepen zijn meestal van niet-Nederlandse afkomst. Het doel van de inloop is als eerste de ontmoeting van anderen, lotgenoten en gezelligheid. Als er meer vragen zijn (en die zijn er vaak), dan weet de begeleider deze klanten goed te ondersteunen of te verwijzen. De inloopgroepen zijn: Inloop voor Antilliaanse en Arubaanse ouderen, Stadscentrum. Inloop voor Kaapverdiaanse ouderen, Delfshaven. Inloop voor Turkse ouderen (vooral vrouwen), Feijenoord. Inloop voor Turkse ouderen (mannen), Kralingen-Crooswijk. Inloop voor Turkse en Marokkaanse ouderen (vrouwen), Zuidwijk. Inloop voor Marokkaanse ouderen (vrouwen), Kralingen-Crooswijk. Inloop voor Surinaamse-Hindoestaanse ouderen, Delfshaven. Inloop voor Surinaamse-Hindoestaanse ouderen, Zevenkamp. Inloop multicultureel, Feijenoord. Inloop Hindoestaanse ouderen.
Vraagwijzer IJsselmonde, Els van Dam. IJsselmonde is een vergrijsde wijk. De laatste tijd komen er steeds meer nieuwkomers (burgers met een niet-Nederlandse afkomst). Els van Dam zit in een pilotgroep voor de sociale kaart (Charles van Ditmark). Vraagwijzer wil graag meer weten van de mogelijkheden en beperkingen. Zij vermeldde dat de Vraagwijzers gebaat zijn met een goede verwijzerskaart, zodat de burgers goed op weg geholpen worden. Pameijer (zorgaanbieder gehandicaptensector), Joke Teeuw. Pameijer is actief bezig met haar diversiteitbeleid en wil ook meedenken in het initiëren van inloopspreekuren in de stad. Pameijer heeft ingangmedewerkers met diverse culturele achtergronden (Turks, Marokkaans, Surinaams, Hindoestaans, Kaapverdiaans). Zij dragen zorg voor een meer toegankelijke voordeur door bijvoorbeeld voorlichting te geven aan potentiële klanten. Mevrouw Teeuw is betrokken bij de werkgroep Inloopspreekuren. Zij geeft vooral aan dat de werkgroep Migranten (belangen)groepen aan moet spreken. GGD, mevrouw Jennings. De GGD heeft nu geen vertegenwoordiger meer. Het was eerst mevrouw Jennings. De GGD heeft de migrantenvoorlichting opgezet bij de gezondheidscentra. In 2008 zijn de in dienst zijnde zorgconsulenten (vooral Turkse, soms Arabische consulenten en een enkele keer een Chinese zorgconsulent) in dienst gegaan bij de gezondheidscentra in Rotterdam zelf en heeft de GGD geen directe bemoeienis meer. Stichting Paus Johannes XXIII (zorgaanbieder gehandicaptensector), Bert van Wijk. Enkele teams van Paus Johannes XXIII hebben de workshops gevolgd n.a.v. de Top tien vragen van migranten met een beperking.
Pagina 122
Marokkaanse Ouderen Vereniging Delfshaven, Mustapha Jeffali. Mustapha adviseert de werkgroep hoe de cliëntengroepen werken en hij is op de hoogte van de diverse migrantengroepen. Hij is in Delfshaven actief en heeft kennis van de diverse cliëntengroepen in de stad Rotterdam. Hij is tevens werkzaam als Info Thuis voorlichter bij MEE Rotterdam Rijnmond.
doorverwijzingskaart, te gebruiken bij de Vraagwijzers. Bronnen
Sensoor (voorheen Stichting Telemaat) Sensoor is geïnteresseerd in de ontwikkelingen, maar neemt niet deel aan de werkgroep. Sensoor heeft een goedlopend allochtonentelefoon. Er worden zeker negen talen gesproken. Burgers kunnen daar voor informatie en een vertrouwd gesprek terecht.
Handleiding Stap in, Averoèstichting, Ria Zijlstra, Amsterdam, 1998 Draaiboek Info Thuis, R’go en Averoèstichting, Rotterdam, 2001 Handboek Info Thuis R’go en Averoèstichting, Rotterdam, 2001 Handboek Info Thuis MEE Rotterdam Rijnmond, Rotterdam, verwacht eind 2009 Jaarverslag POM, SMDC Rotterdam, 2008 Jaarverslag 2008 Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam, Rotterdam, 2008
Aanbevelingen
Leden van de werkgroep
Vanuit beschreven ervaringen, de ervaringen van MEE Rotterdam Rijnmond, SMDC en de ervaringen van andere organisaties (Sensoor, De Stromen Opmaat Groep) wil de werkgroep aanbevelingen doen voor het creëren van mogelijke inloopspreekuren in loketten, frontoffice’s voor organisaties. Daarnaast wil de werkgroep inbreng hebben in het actualiseren van de sociale kaart op dit gebied, eventueel door het maken van een goede doorverwijskaart.
Selina van Ooijen, MEE Rotterdam Rijnmond Tessa de Haas, SMDC Ellen Ketting, De Stromen Opmaat Groep Mustapha Jeffali, Marokkaanse ouderenvereniging Delfshaven Joke Teeuw, Pameijer Yvonne Carels, MEE Rotterdam Rijnmond
Voor het project Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam doen we de volgende aanbevelingen: Maak gebruik van de al bestaande methodieken (Stap in, 3x T) en zorg voor verdere ontwikkeling of actualisering van bestaande methodieken. Analyseer de vragen en de uitkomsten van de burgers in de deelgemeente. Doe aan klanttevredenheidsonderzoek, zodat je weet of het aanbod werkelijk aansluit. Houdt de organisatie toegankelijk voor iedereen, dus ook voor migranten met een beperking. Maak gebruik van al bestaande toegangen (Info Thuis, allochtonentelefoon, POM). Zorg voor een klanten- en medewerkersbestand van dezelfde diversiteit dan de samenleving. Zorg voor ruimte en tijd om inloopspreekuren te ontwikkelen en wees daarin creatief (zie De Stromen Opmaat Groep). Laat Samen verder de sociale kaart op dit gebied actualiseren. Maak aan de hand van de sociale kaart een Pagina 123
Bijlage 1. Uitkomsten thema’s expertmeeting Marokkaanse ouderen in Centrum Communicatie
Vertrouwen
Luisteren, luisteren, luisteren. Geduld en een open houding. Inzicht in interculturele communicatie. Duidelijk maken wat je te bieden hebt. Wanneer komt men naar het Ouderenwerk? M.b.v. de cultuurtolken de juiste woorden gebruiken die hen aanspreken bijvoorbeeld heimwee, vakantie, familie in Marokko. Zorg dat je naam bekend wordt. Herhaal niet teveel regels tijdens de gesprekken. ‘U moet dat doen, u moet dit doen’, want dan denkt de oudere ‘ja hoor, hier werken ze dus ook met allerlei lastige regels’.
Een eerste gesprek is erg belangrijk. Mensen komen eerst met simpele vragen, probeer niet meteen door te verwijzen. Praten over praktische problemen en concrete hulp wordt ervaren als echte inzet, zorg en betrokkenheid. Wat ze nodig hebben is dat ze een start maken vanuit een vaste plek en een vaste persoon (deze persoon hoeft niet altijd Marokkaans te zijn) en dat ze het gevoel krijgen ‘ik kan hier terugkomen’. Vertrouwen komt voor de taalproblemen. De taalbarrière is niet de belangrijkste reden, anders zouden de Turkse ouderen ook niet komen. De open houding en begrip zijn erg belangrijk. Je moet mensen het gevoel geven dat je de regie in handen hebt, een soort casemanager.
Doorverwijzing
Bereik
Mensen willen eigenlijk niet verwezen worden, eigenlijk willen ze op een plek komen. Het is erg belangrijk dat je duidelijk maakt waarom je iemand doorverwijst. Er hoort begeleiding bij de doorverwijzing. Begeleidende brief meegeven. Afspraak zelf maken bij desbetreffende organisatie. Je kunt ook zeggen ‘ik ga met je mee naar die en die organisatie’ dan zie je gelijk dat men goed terecht is gekomen. Dit is vooral belangrijk voor de vrouwen. Na de doorverwijzing: een paar dagen later de cliënt terugbellen hoe het afgelopen is, dit vinden ze erg prettig. Je bent soort casemanager. Ze willen dat je de regie in handen hebt. Ze blijven bij jou komen. Als je gaat verwijzen, moet je goed uitleggen wat jouw taak is en wat de ander dan gaat doen. Dus ook de meerwaarde van de anderen benadrukken, daarmee geef je aan dat je niet zomaar verwijst. Terugkoppeling vragen van de instanties waar je naar toe hebt verwezen.
Stap op de doelgroep af. Je gezicht vaker laten zien in de wijk. Contact leggen met de sleutelfiguren en zelforganisaties. In gesprek gaan met deze sleutelfiguren, nodig ze af en toe uit of ga gewoon langs om koffie te drinken. Collega’s die goede contacten hebben met de zelforganisaties kunnen dit instellingsbreed inzetten. Autochtone collega’s kunnen vaker met de Marokkaanse collega’s naar de zelforganisaties stappen, dus gebruikmaken van hun netwerk. Samen je gezicht laten zien in de wijk geeft ook een positief beeld. Marokkaanse oudere vrouwen kun je ook bereiken via de dochters en schoondochters en die kun je via de scholen benaderen.
Pagina 124
Problematiek
Hulpverlening
De leeftijd is nog niet zo hoog als bij de autochtone ouderen, de problemen zijn vaak administratief en financieel van aard. Nu komen ze met deze problemen, maar straks komen ze ook voor andere zaken. Achter een kleine vraag zit altijd een grote vraag. Vaak wonen de kinderen nog in bij de Marokkaanse ouderen, hierdoor zijn er meer problemen in de huiselijke sfeer; op het gebied van financiën, huisvesting, relatie etc.
Turkse zelforganisaties doen op het gebied van welzijn en gezondheid heel veel. Binnen deze organisaties krijgen de mensen veel informatie over de voorzieningen. De Marokkaanse ouderen kennen dit niet. Hulp zoeken eerst in eigen kring, daarna in de vertrouwde omgeving (kennis, moskee of iemand die men via via kent). Als laatste bij de professionele hulp. De drempel naar de hulpverlening is nog steeds hoog. Ouderen kunnen slecht onderscheid maken tussen ouderenadviseurs, maatschappelijk werkers en de jongerenmedewerker. Ze hebben vaak het idee: je bent een hulpverlener, dus je kunt mijn hulpvraag beantwoorden. Marokkaanse ouderen verwachten vaak een allround hulpverlener. Het is de taak van jou als hulpverlener om toch in eerste instantie het probleem waar het om gaat goed te beluisteren, want vaak zitten er in een vraag meerdere problemen. Die moet hulpverlener gewoon uit elkaar halen. Hij moet duidelijkheid creëren. Wat voor jou onduidelijk is, is ook voor de andere instantie onduidelijk. Zolang niemand de tijd neemt voor vraagverheldering, wordt men van het kastje naar de muur gestuurd.
Vakantie
Zelforganisaties
Vakantie is tot rust komen. Dit is erg belangrijk. De verwachting is dat de kinderen de zaken hier in de gaten houden. Als de kinderen het niet doen, moet dat geen reden zijn om niet te gaan. Het is belangrijk om de zorgen tijdje achter je te laten en na je terugkomst alles opnieuw op te pakken.
Rol binnen de gemeenschap is erg belangrijk, voornamelijk de rol van de moskeeën. De voorlichtingen en groepsgesprekken leveren op lange termijn wel wat op. Folders in eigen taal verspreiden. Folders kun je ook zelf brengen; je kunt dan ook gelijk met iemand daar praten. Dit vaker herhalen. De voorlichtingen/groepsgesprekken erg simpel en praktisch houden. Probeer zoveel mogelijk met de aanwezigen te praten. Niet met verschillende onderwerpen verschillende organisaties bezoeken.
Pagina 125
Bijlage 2. Adressen inloopspreekuren De Stromen Opmaat
Inloop multicultureel Hillekop, Hillelaan 13 (Feijenoord) Tijd: dinsdagochtend van 10.00 uur tot 12.00 uur
Inloop voor Antilliaanse en Arubaanse ouderen Grote Kerkplein 5 (Stadsdriehoek, Stadscentrum) Tijd: wekelijks op vrijdagmiddag van 13.00 uur tot 16.00 uur
Inloop voor Hindoestaanse ouderen Zorgcentrum De Nieuwe Plantage, Van Weteringstraat 225 (Kralingen/Crooswijk) Tijd: woensdagmiddag van 14.00 uur tot 17.00 uur
Inloop voor Kaapverdiaanse ouderen Willem van Zuylenstraat 108 (Delfshaven) Tijd: wekelijks op dinsdagmiddag van 13.00 uur tot 16.00 uur Inloop voor Turkse ouderen (vooral vrouwen) Wijkaccomodatie Klooster, Afrikaanderplein 7 (Feijenoord) Tijd: wekelijks op dinsdagmiddag van 13.00 uur tot 16.00 uur Inloop voor Turkse ouderen (mannen) Woonzorgcentrum Hoppesteyn, Boezemsingel 100 (Kralingen/Crooswijk) Tijd: maandag t/m zondag van 11.00 uur tot 16.00 uur Inloop voor Turkse en Marokkaanse ouderen (vrouwen) Wijkaccomodatie Larenkamp: zaal Phoenix, Slinge 303 (Zuidwijk) Tijd: donderdagochtend van 9.00 uur tot 12.00 uur Inloop voor Marokkaanse ouderen (vrouwen) Wijkaccomodatie ‘t Knooppunt, Weteringstraat 275 (Kralingen/Crooswijk) Tijd: wekelijks op maandagochtend van 9.00 uur tot 11.00 uur Inloop voor Surinaamse-Hindoestaanse ouderen Willem van Zuylenstraat 108 (Delfshaven) Tijd: wekelijks op maandag- en woensdagmiddag van 14.00 uur tot 17.00 uur Inloop voor Surinaamse-Hindoestaanse ouderen Wijkzorgcentrum De Vijf Havens, Zevenkampse Ring 40 (Zevenkamp) Tijd: wekelijks op dinsdag- en donderdagmiddag van 13.00 uur tot 17.00 uur
Pagina 126
Bijlage 7. Leven met mensen met beperkingen Een proces- en methodiekbeschrijving
Pagina 127
Inleiding Voor u ligt de handleiding voor drie bijeenkomsten met informatie en voorlichting aan migranten over Leven met mensen met een ziekte of beperking. Aanleiding voor deze bijeenkomsten is de constatering van de gemeente Rotterdam dat migranten met een beperking of een chronische ziekte onvoldoende zijn geïnformeerd over het zorgsysteem, over de vele regelingen, voorzieningen en hulp in Nederland waar zij recht op hebben. Hierdoor maken zij minder gebruik van de bestaande voorzieningen en van de reguliere hulp- en dienstverlening en zijn zij onvoldoende in staat om deel te nemen aan de samenleving. In het kader van het project Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam hebben MEE Rotterdam Rijnmond en Dona Daria in 2008 besloten materiaal te ontwikkelen om bij migranten het thema ziekte en beperking bespreekbaar te maken en hen te informeren over de voorzieningen en mogelijkheden die er zijn. MEE Rotterdam Rijnmond MEE Rotterdam Rijnmond biedt informatie en advies, ondersteuning en belangenbehartiging aan mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking, een chronische aandoening of een visuele of auditieve beperking. MEE ondersteunt ook hun naasten. De activiteiten van MEE richten zich op het vergroten van zelfredzaamheid en het zoveel mogelijk kunnen deelnemen aan de samenleving. Dona Daria Dona Daria, Centrum voor Vrouwen en Emancipatie zet zich in om vrouwen en mannen bij hun emancipatieproces te steunen. Emancipatie beschouwen wij als voorwaarde voor succesvolle integratie en maatschappelijke participatie. Door een breed aanbod van activiteiten, cursussen en bijeenkomsten wil Dona Daria vrouwen en mannen stimuleren tot vrij en zelfstandig denken en handelen. Extra aandacht voor migranten met een ziekte of beperking Geconstateerd werd dat er groepen migranten in Rotterdam zijn die bij ziekte of beperking om uiteenlopende redenen weinig tot geen gebruikmaken van bestaande voorzieningen. Het gevolg daarvan is dat bepaalde groepen met een beperking onvoldoende
geëquipeerd zijn om vol waardig deel te nemen aan het maatschappelijk leven. In dat kader is het project Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam opgezet. Gezocht werd naar een methodiek om met name die groepen te bereiken die niet via de reguliere kanalen worden bereikt. Hiertoe heeft MEE samenwerking gezocht met Dona Daria voor het benaderen van de gewenste groepen en het uittesten van een methodiek van laagdrempelige voorlichting. De samenwerking met Dona Daria is gezocht vanwege de ervaringen en expertise die Dona Daria heeft met het bereiken van diverse bestaande groepen migrantenvrouwen in Rotterdam. Ervaringen die goed aansluiten bij de werkwijze die MEE de afgelopen jaren heeft ontwikkeld met de methode van Info Thuis. Verder is bij deze pilot nauw samengewerkt met diverse zorgaanbieders uit de regio Rotterdam die een aanbod hebben voor mensen met een ziekte en/of beperking. De eerste opzet van de voorlichtingsactiviteiten die door MEE en Dona Daria werd ontwikkeld bestond uit twee bijeenkomsten van tweeënhalf uur. De eerste bijeenkomst was gericht op introductie van het thema en bewustwording van vrouwen over de bijdrage die zij kunnen leveren om mensen met een beperking beter te ondersteunen. Deze bijeenkomst werd uitgevoerd door een trainer van Dona Daria. De tweede bijeenkomst was gewijd aan voorlichting van diverse instellingen en zorgvoorzieningen en werd door MEE verzorgd. Voorafgaand aan de bijeenkomsten zijn de trainers van Dona Daria getraind. De pilot is in 2008 uitgevoerd in Rotterdam bij negen verschillende groepen. Het waren vrouwen van verschillende etnische achtergrond. In alle gevallen waren het bestaande contacten van Dona Daria. Per groep waren er gemiddeld twaalf vrouwen. Voor de presentatie van de instellingen zijn bij de tweede bijeenkomst groepen samengevoegd. Inzichten na de pilot Voorbereiding en start Werving van groepen kost veel tijd: Het onderwerp van de themabijeenkomsten is een taboe onderwerp. Dat betekent dat vrouwen daar liever niet over spreken. Het verdient aanbeveling om uit te
Pagina 128
gaan van groepen die al wat ervaring opgedaan hebben om met elkaar thema’s te bespreken. Ook maakt uit dat de begeleidster van de groep al een zekere band met hen opgebouwd heeft. Dat maakt dat er een gevoel van veiligheid ontstaan is. Wil men taboe onderwerpen bespreken dan zijn dat voorwaarden om überhaupt een groep te kunnen formeren. Dona Daria maakt gebruik van haar bestaande netwerk van organisaties en vrouwen. Veel van de vrouwen die worden bereikt volgen activiteiten dichtbij huis, op een voor hen bekende plek. Het formeren van de groepen ten behoeve van de tweede voorlichtingsbijeenkomst (die immers niet op de voor de groep bekende plaats georganiseerd werd) is hierdoor zeer moeizaam tot stand gekomen. Tevens is het van belang om met contactpersonen van de groepen op tijd afspraken en een gezamenlijke planning te maken. Vanwege het vrijwillige karakter van de bijeenkomsten blijft het echter lastig om ruim van te voren inzicht te hebben op het aantal in de deelnemers. Juist met deze doelgroep is er vaak sprake van uitval. Aantal bijeenkomsten Een totaal van twee bijeenkomsten voor het bespreekbaar maken van het onderwerp en inhoudelijke voorlichting zijn onvoldoende. Er moet meer tijd genomen worden voor introductie, bewustwording, bespreken van taboes e.d. Hier moet de hele eerste bijeenkomst aan besteed worden. In de tweede bijeenkomst kan dieper op de ziektes, handicaps en algemene ondersteuning in Nederland ingegaan worden. In deze bijeenkomst is het nuttig om de dvd van Info Thuis te vertonen waarin de deelnemers geconfronteerd worden met beperkingen en voorbeelden van ondersteuning in het algemeen. Aan het eind van de bijeenkomst wordt met de deelnemers een inventarisatie gemaakt van welke categorische voorzieningen (instellingen) zij meer informatie willen hebben. Deze worden vervolgens uitgenodigd om deel te nemen aan de derde bijeenkomst. In de derde bijeenkomst zal afhankelijk van de behoefte van de deelnemers meer inhoudelijk voorgelicht worden over die betreffende instellingen. Ook kan besloten worden op excursie te gaan naar een
instelling. In de handleiding kunt u de uitwerking hiervan terugvinden. Handleiding Doelstelling van de voorlichtingsbijeenkomsten Het doel van deze voorlichtingsbijeenkomsten is om het taboe over het praten in het openbaar over leven met mensen met een beperking bespreekbaar te maken en om migranten bekend te maken met het zorgsysteem in Nederland. Activiteiten Om dit doel te bereiken zijn drie bijeenkomsten ontwikkeld: 1. Introductie, bewustwording en bespreken van taboes. 2. Ziektes, handicaps en algemene ondersteuning in Nederland. 3. Informatie en voorlichting over de instellingen die hulp verlenen met eventueel een excursie aan een instelling. Gewenste resultaten Deelnemers worden bewuster dat beperkingen een ieder kan overkomen. Deelnemers worden bewuster dat het beter is voor mensen met beperkingen en voor familieleden om gebruik te maken van de diensten die er zijn. Deelnemers worden bewuster dat het werken aan het welzijn van de mensen met beperkingen het leven van alle betrokkenen ten goede komt. Deelnemers worden bewuster dat een persoon met beperkingen veel kan genieten van het leven. Deelnemers worden bewuster dat door middel van speciale voorzieningen en regelingen op het gebied van gezondheidszorg, thuiszorg, revalidatie, hulpmiddelen en medicijnen mensen beter geëquipeerd zijn om te participeren aan de samenleving. Spin-off effect: Informatie die de deelnemers krijgen geven zij door aan familieleden, vrienden en kennissen.
Pagina 129
Het proces Dona Daria en MEE Rotterdam Rijnmond hebben veel ervaring in het met werken met allochtone groepen. We weten dat sommige onderwerpen heel moeilijk te bespreken zijn binnen bepaalde groepen. Vanuit deze ervaring weten we ook dat we met bepaalde methodieken een duidelijk proces op gang kunnen krijgen waarbij de acceptatie vergroot wordt. Deze methodieken hebben we voor deze handleiding toegepast. Zelfstandig leven en deelnemen aan het maatschappelijke leven is voor mensen met een lichamelijke beperking of een chronische ziekte niet vanzelfsprekend. Allochtonen zijn over het algemeen weinig geïnformeerd over voorzieningen met betrekking tot lichamelijke, psychische en chronische problemen. Vanuit traditionele opvattingen is het ongebruikelijk dat mensen met beperkingen deelnemen aan het maatschappelijk leven. Dat past als het ware niet in het levenspatroon van bepaalde migrantengroepen. ‘Ben je ziek dan blijf je thuis en wordt er door familie voor je gezorgd’, zegt Fatima, die veel voor haar grote broer met een verstandelijke beperking zorgt. Schaamte Veel allochtonen zijn onbekend met het systeem en de werkwijze van de zorg- en hulpverlening in Nederland. Er leven andere opvattingen bij allochtonen over gezondheid, ziekte en beperkingen. Er is, met name voor moslims, veel schaamte over beperkingen, vooral als het gaat om aangeboren gevallen. Vaak wordt dat geïnterpreteerd als “straf van God” en dat brengt schaamt met zich mee. Kinderen worden opgesloten in huis en komen de deur niet uit. Doorbreken denkpatroon Het bespreekbaar maken van het probleem is erg belangrijk om het denkpatroon van schaamte en verbergen te doorbreken. Het gaat hierbij het welzijn van de kinderen/mensen met beperkingen. MEE en Dona Daria zijn zich hiervan bewust en hebben zich ingezet om dit taboe te doorbreken. Om dit ingewikkelde proces op gang te krijgen, was er naar onze mening maar één weg mogelijk: gebruikmaken van bestaande groepen, groepen die
al gewend zijn om met elkaar over hun ervaringen en opvattingen te praten. Ook dat was een experiment. We wisten niet hoe de groepen hierop zouden reageren. Alleen als dat zou lukken, zouden wij een kans hebben om het taboe te doorbreken. Dona Daria heeft de ervaring dat vrouwen nooit over psychische of lichamelijke beperkingen in de groepen praten en zelden buiten de groepen. Tijdens de bijeenkomsten vroegen zij sporadisch om een apart gesprek met de trainster om informatie te krijgen. Met deze methodiek verwachten we een soort sneeuwbaleffect en zodoende een begin om het proces op gang te brengen. Indirecte benadering We hebben besloten te kiezen voor een indirecte benadering. In het begin van de bijeenkomsten spreken we over anderen: de buren, kennissen, vrienden enz. Tegelijkertijd spreken we niet direct over mensen met beperkingen, maar gebruiken we argumenten van beperkingen ten gevolge van een ongeluk of ouder worden. Die methodiek past goed in deze beginfase. Een ongeluk krijgen en van het ene op het andere moment hulp behoeven kan een ieder overkomen. Ouder worden overkomt iedereen, dit is een natuurlijk proces, waardoor iedereen te maken zou kunnen krijgen met aanpassingen, bijvoorbeeld een rolstoel of aangepast huis. Dit is ook een goed argument om te beginnen. Deze benadering maakt het makkelijker om een overstap te maken naar bijvoorbeeld een familielid met een aangeboren beperking die extra ondersteuning kan gebruiken. Het is een noodzakelijke eerste stap om de thematiek bespreekbaar te maken. Als vrouwen zich op hun gemak voelen, komt de rest wel. Vaak komen zij nog met de informatie van mijn buren of een kennis heeft dit of dat. Dat is niet erg. Na deze fase, het bespreekbaar maken van de problematiek, gaat het proces verder, zo is onze ervaring, bijna vanzelf. Men durft daarna wel afspraken te maken met MEE of anderen gericht door te verwijzen. En dat is het doel dat we willen bereiken. Werving en uitvoering Werving Dona Daria weet uit ervaring dat werven van mensen van allochtone afkomst die te maken hadden met
Pagina 130
beperkingen, lastig is. Op de vraag van MEE om hen te steunen bij het informeren van de groepen, heeft Dona Daria zich met name gericht op die groepen die activiteiten van Dona Daria volgen of hebben gevolgd. Aan deze groepen werd gevraagd of zij belangstelling hebben voor deze informatie, over het moeten leven met een beperking. Tevens is gevraagd aan de vrouwen om deze informatie weer door te geven aan mensen in hun omgeving die wellicht ondersteuning nodig zouden hebben. Als de groep akkoord gaat, dan kan begonnen worden met de eerste bijeenkomst en kunnen afspraken gemaakt worden voor de tweede en derde bijeenkomst. Tips voor de werving van migranten Ga naar vrouwen toe op de plekken waar ze al regelmatig samen komen zoals buurthuizen, basisscholen, zelforganisaties en moskeeën. Je kunt alles veel beter uitleggen door persoonlijk in gesprek te gaan met vrouwen en materiaal te laten zien in plaats van een folder op te sturen of telefonisch contact te zoeken. Schriftelijk materiaal bereikt deze doelgroep niet. Neem voor de werving ruim de tijd, zoek contact met sleutelorganisaties en -figuren en leef je in in de leef- en belevingswereld van de vrouwen die je wil bereiken. Als je deze activiteit gaat uitvoeren met een nieuwe groep zorg voor een prettige sfeer. Zorg voor drinken en een koekje. Uitvoering De medewerkers van Dona Daria hebben een training door MEE Rotterdam Rijnmond en Dona Daria gekregen om de eerste informatiebijeenkomst uit te kunnen voeren. In de training is vooral aangegeven hoe de omgang is met ziekte en handicap binnen de diverse migrantengroepen. Ook is er uitgebreid aandacht besteed aan de mogelijkheden in Nederland op het gebied van zorg en welzijn als je er leeft met een ziekte of beperking. Daarna nam Dona Daria contact op met de groepen in de wijken en maakte afspraken voor de eerste en de tweede bijeenkomst. Vervolgens hebben zijzelf de eerste bijeenkomst uitgevoerd en de tweede bijeenkomst georganiseerd. Tijdens deze tweede bijeenkomst presenteren de hulporganisaties zich, wordt extra informatie gegeven en worden vragen beantwoord door de gespecialiseerde instanties.
Resultaat De groepen zijn zich ervan bewust geworden dat leven met beperkingen een ieder kan overkomen. Zij erkennen dat dat de realiteit van het leven is. Zij stellen zich open voor de informatie. Bij de tweede en derde bijeenkomsten durfden zij (vaak) al vragen te stellen over de eigen problemen. Tip Besteed veel tijd en aandacht aan het bespreekbaar maken van de thematiek. Het is niet vanzelfsprekend om het leven met een beperking in het openbaar te bespreken als een kwestie van bevorderen van zelfredzaamheid in plaats van zorg voor een persoon. Programma-indeling themabijeenkomsten Bijeenkomst 1. Introductie op de voorlichting ‘Leven met mensen met beperkingen’ De trainer start de bijeenkomst door het bewustwordingsproces op gang te brengen en aan de groep te vertellen over het nut van de informatie (zie bijlage uitvoering). Belangrijk is om te vertellen wat het belang is voor henzelf om te weten waar ze terecht kunnen om steun te vragen en te krijgen. Doel van de voorlichting De trainer vertelt wat het doel van deze bijeenkomst is: Deelnemers worden zich bewust van het feit dat het krijgen van een gehandicapt kind of gezinslid een ieder kan overkomen. Deelnemers geven deze informatie door aan de eigen kringen en beïnvloeden hen. Deelnemers weten meer over het bestaan van voorzieningen en mogelijkheden voor ondersteuning op dit gebied. Definitie Er wordt achtergrondinformatie gegeven over de definitie handicap. Definitie van het begrip handicap (volgens WHO, Wereld Gezondheidsraad, 1993): ‘Het hebben van een stoornis als gevolg waarvan men in het normale functioneren wordt belemmerd’. Iemand met een handicap hoeft niet ziek te zijn. Bijvoorbeeld: iemand met een geamputeerd been is niet ziek, maar heeft wel beperkingen.
Pagina 131
Vraaggericht werken Werkvorm: plenaire discussie. De trainer gaat verder met het stellen van vragen zoals beschreven in de bijlage uitvoering. Doel: de vragen worden als methodiek gebruikt om de cursisten uit te nodigen te praten. Tegelijkertijd begint het denkproces over het leven met mensen met beperkingen.
Doel: de groep bewust maken van de mogelijkheden die er zijn voor mensen met beperkingen. Dat mensen met beperkingen niet thuis gehouden moeten worden. Sommigen kunnen heel veel leren en actief zijn.
Waarom maken allochtonen weinig gebruik van voorzieningen? Werkvorm: plenair discussie Plenaire discussie over de redenen waarom allochtone ouders geen (of weinig) gebruikmaken van de voorzieningen. Doel: de groep aan het denken zetten over de houding van allochtonen ten opzichte van mensen met beperkingen en de reden waarom zij zo vaak thuis gehouden worden. Factoren die van invloed zijn op het niet gebruiken van voorzieningen Werkvorm: inleiding Inleiding over schaamte en geloof. Doel: ouders bewust maken dat mensen met beperkingen die leren zelfstandig te leven veel gelukkiger kunnen zijn. Ook in verband met de toekomst is het belangrijk dat zij onafhankelijk verder kunnen leven. Bijeenkomst 2. De tweede bijeenkomst wordt door MEE Rotterdam Rijnmond uitgevoerd. De trainer vraagt of er nog vragen zijn in verband met de eerste bijeenkomst. Vervolgens gaat zij verder met het verschaffen van informatie over de soorten beperkingen. Soorten beperkingen Werkvorm: informatie. Informatie verschaffen over soorten beperkingen. Doel: duidelijkheid verschaffen over wat een beperking is.
Inventarisatie Inventarisatie over de behoefte van de deelnemers. Doel: samen met de groep afspreken wat gaat gebeuren tijdens de derde bijeenkomst. Er zijn twee mogelijkheden: 1. Presentatie van de hulpinstanties. 2. Een bezoek brengen aan een instelling. Bijeenkomst 3. De derde bijeenkomst wordt specifiek georganiseerd om organisaties die hulp verlenen aan mensen met beperkingen in contact te brengen met de doelgroep. Doel van deze bijeenkomst is contacten tot stand brengen tussen de deelnemers en de hulporganisaties om zodoende de drempel daar naar toe te verlagen. Ook hier geldt de indirecte benadering: we vragen aan de doelgroep om informatie mee te nemen, omdat je nooit weet wanneer je zelf iets nodig kan hebben, maar je kan ook anderen helpen door deze informatie door te geven. Het is de bedoeling dat telefoonnummers en adressen doorgegeven worden. Tips voor succesvolle bijeenkomsten Zorg voor een prettige sfeer. Ga na of alle aanwezigen Nederlands spreken of geholpen moeten worden met vertaling. Spreek langzaam en duidelijk. Maak duidelijk wanneer de vrouwen vragen kunnen stellen. Maak duidelijk dat ze andere ook kunnen helpen door de informatie mee te nemen en aan anderen door te geven.
Mogelijkheden die er zijn voor mensen met beperkingen Werkvorm: film. De film Info Thuis in Rotterdam aan de groep laten zien. De trainer probeert met deze film een discussie op gang te krijgen onder deelnemers. Pagina 132
Bijlage
Uitleg over volgende bijeenkomsten
Handleiding drie bijeenkomsten over Leven met mensen met beperkingen
Afsluiting Inhoud eerste bijeenkomst
Eerste bijeenkomst Welkom Voorbereiding Wat heb je nodig? De handleiding van Leven met mensen met beperkingen. Presentielijst. Koffie/thee/koekje.
Inleiding over de cursus De gemeente Rotterdam vindt dat mensen met een niet-Nederlandse achtergrond beter geïnformeerd moeten worden over voorzieningen en activiteiten voor mensen met lichamelijke en/of verstandelijke beperkingen.
Programma Verwelkom de aanwezigen Een rondje voorstellen voor nieuwe groepen (10 minuten) Inleiding over de cursus en het doel (8 minuten) Stel een vraag over definitie van handicap/beperkingen en leg de definitie van het woord uit (8 minuten) Vragen aan de cursisten De cursusleidster stelt de vragen om een dialoog met de cursisten te krijgen en om ze op hun gemak te stellen (zie inleiding) (30 minuten) Discussie over de vraag hoe iemand gehandicapt kan raken (20 minuten) Pauze (15 minuten) Waarom maken allochtonen weinig gebruik van voorzieningen voor mensen met beperkingen? (30 minuten) Schaamte en geloof (30 minuten) Evaluatie van de eerste bijeenkomst (10 minuten)
MEE Rotterdam Rijnmond heeft de taak om dit te doen. In dat kader heeft MEE emancipatie-centrum Dona Daria benaderd met de vraag of het een thema wilde samenstellen voor haar doelgroep allochtone gehandicapten, omdat zij moeilijk te bereiken is. MEE vindt het jammer dat deze groep allochtonen kansen laat liggen, terwijl er veel voorzieningen (financieel en materieel) zijn en begeleiding aanwezig is in Rotterdam. Dona Daria heeft een thema samengesteld dat aansluit bij deze doelgroep. Er worden drie bijeenkomsten georganiseerd. In de eerste bijeenkomst willen wij het belang van praten leven met een beperking benadrukken. Het gaat erom dat mensen zich bewust worden hoe in Nederland gewerkt wordt met mensen met beperkingen. De soorten beperkingen en het welzijn van mensen met beperkingen. De tweede bijeenkomst verschaft duidelijkheid over de organisaties die ondersteuning verlenen aan mensen die dat nodig hebben. Vervolgens contacten en telefoonnummers verzamelen, zodat de groep ook iets kan betekenen voor anderen die dat nodig zouden hebben. De derde bijeenkomst gaat in op doorverwijzing naar voorzieningen voor mensen met beperkingen. Doel
Pagina 133
Deelnemers worden zich bewust van het feit dat het krijgen van een gehandicapt kind of gezinslid een ieder kan overkomen. Deelnemers geven deze informatie door aan de eigen kringen en beïnvloeden hen. Deelnemers weten meer over het bestaan van
voorzieningen en ondersteuning op dit gebied.
Stel de vraag ‘Wie wil vertellen wat het woord handicap voor haar betekent?’ Definitie Achtergrondinformatie over de definitie handicap. Definitie van het begrip handicap (volgens WHO, Wereld Gezondheidsraad, 1993). ‘Het hebben van een stoornis als gevolg waarvan men in het normale functioneren wordt belemmerd.’ Iemand met een handicap hoeft niet ziek te zijn. Bijvoorbeeld: iemand met een geamputeerd been is niet ziek, maar heeft wel beperkingen. Stel de volgende vragen: Kennen jullie iemand in je familie-/vrienden kennissenkring die een beperking heeft? Zo ja, weten jullie of zij gebruikmaken van bestaande voorzieningen in Rotterdam? Gaat de persoon naar school? Maakt hij/zij gebruik van sport of andere voorzieningen? Kunnen jullie iets vertellen over hoe omgegaan wordt met mensen met beperkingen in je familie-/kennissen-/vriendenkring? Hoe kan iemand gehandicapt raken? Iemand kan op verschillende manieren gehandicapt raken. Door een ongeluk, een ziekte of je wordt zo geboren. Een aangeboren handicap kan verschillende oorzaken hebben: Erfelijke/genetische oorzaken (o.a. trouwen met een familie). Stoornissen tijdens de zwangerschap (o.a. ziekte van de moeder, medicijnen, alcoholgebruik of roken). Stoornissen tijdens de geboorte (o.a. zuurstoftekort, hersenbloeding). Stoornissen vlak na de geboorte (o.a. zuurstoftekort, hersenbloeding, geelzucht). Er zijn heel wat voorzieningen in Nederland waar gehandicapten of mensen met een beperking gebruik van kunnen maken. Voor iedere leeftijd, iedere beperking en niveau van beperking is er wel passende hulp en begeleiding, maar helaas blijkt uit onderzoek dat allochtonen daar heel weinig gebruik van maken.
Door iemand met een beperking de nodige zorg te onthouden wordt hen tekort gedaan. Dit kan leiden tot verwaarlozing en/of isolatie van diegene. Bovendien kunnen ouders/verzorgers even ontlast worden van de zorg als zij zich openstellen voor het ontvangen van hulp en begeleiding van zorginstellingen, waardoor zij de kans krijgen om even op adem te komen. Waarom maken allochtonen weinig gebruik van voorzieningen voor mensen met beperkingen? We kunnen verschillende redenen noemen voor het feit dat allochtone ouders geen gebruikmaken van voorzieningen: Schaamte. Geloof. Angst voor de aangeboden zorg en de taal. Bang voor roddels. Onwetendheid m.b.t. voorzieningen. Verkeerd beeld (denken dat het een ziekte is, gaat dus over). Schaamte en geloof Waarom en waarvoor schamen ouders zich eigenlijk? Is de schaamte reëel? Veel ouders schamen zich voor hun gehandicapte kind. Vaak worden deze kinderen daarom binnengehouden. Soms wordt ook gedaan alsof het kind niet bestaat en wordt het op die manier verwaarloosd. Soms zijn ouders bang om hun kind te verliezen als het naar een zorginstelling gaat. Sommige ouders zien het krijgen van een kind met een handicap als een straf of beproeving van God of Allah. Zij denken: “Ik heb iets misdaan in mijn leven dus ik word gestraft”. Een ander vraagt zich af: “Wat heb ik misdaan dat ik zo’n kind krijg, waarom ik?”. Weer een ander denkt: “God of Allah houdt van mij en wil mij testen”. Het krijgen van een gehandicapt kind heeft niets te maken met geloof of straf. Zoals reeds in de inleiding is genoemd kan het wel andere oorzaken hebben die niets te maken hebben met geloof of religie. Schaamte kan de volgende redenen hebben: Straf van God of Allah, ik heb iets verkeerd gedaan. Trots en eergevoel zijn aangetast. Roddels. Men zal zich vooral schamen tegenover mensen die ook zo denken over dit onderwerp.
Pagina 134
Wat gebeurt er met een gehandicapte die wel krijgt wat hem toekomt? Zie hoe een kind met een beperking bijvoorbeeld opfleurt als hij mee naar buiten genomen wordt of waardevol bezig wordt gehouden. Het is verstandig om als ouder of verzorger een zo zelfstandig mogelijk leven voor iemand met een lichamelijke beperking na te streven, want ook deze kinderen willen zoveel mogelijk dingen zelf kunnen doen.
Soorten beperkingen (30 minuten) Pauze (15 minuten) Film Mogelijkheden die er zijn voor mensen met beperkingen (10 minuten) Discussie over de film (20 minuten) Inventarisatie: De trainer inventariseert de wensen van de groep voor de derde bijeenkomst (15 minuten)
In elk geval krijgen gehandicapten door dit gedrag (schaamte) niet de zorg die hen toekomt. Zorginstellingen proberen een kind zoveel mogelijk te stimuleren verder te komen. Als het kind nog wat kan, wordt het aangemoedigd dat te doen. Dit gebeurt thuis vaak niet, alles wordt door de omgeving gedaan waardoor het kind niet de kans krijgt iets te ondernemen. Het kind wordt te vaak verwend door de naaste omgeving, omdat die ervan uitgaat dat iemand met een beperking niets kan. Er wordt meer gezorgd voor mensen met een beperking dan dat ze gestimuleerd worden om zelf dingen te doen.
Let op: bepaal een datum voor de derde bijeenkomst Afsluiting Inhoud tweede bijeenkomst
Tweede bijeenkomst Voorbereiding Wat heb je nodig? Koffie/thee. Deelnemerslijst met namen, adressen en telefoonnummers. De dvd ‘Info Thuis Rotterdam’ van MEE Rotterdam Rijnmond. Een dvd-speler, televisie en eventueel verlengsnoer. Lijst met voorzieningen die bezocht, bevraagd kunnen worden. Programma Verwelkom de aanwezigen De trainer houdt een namenrondje en vraagt iedereen een naamkaartje te maken (15 minuten)
Verwelkom de aanwezigen De trainer (van MEE) houdt een namenrondje en vraagt iedereen een naamkaartje te maken. Lees de deelnemerslijst voor en kruis aan wie aanwezig zijn. De trainer gaat na of er vragen zijn over wat in de vorige bijeenkomst ter sprake gekomen is. Vertel in het kort wat er in deze bijeenkomst aan de orde komt. Soorten beperkingen Lichamelijke handicap. Verstandelijke of geestelijke handicap. Meervoudig gehandicapten. Lichamelijk gehandicapt: Als je lichaam niet goed werkt, bijvoorbeeld je spieren werken niet zoals het hoort. Hierin zijn verschillende vormen: motorisch, zintuiglijk en orgaangehandicapten. Verstandelijk of geestelijke handicap: Als de hersenen niet goed werken heb je een verstandelijke beperking, want met je hersenen leer je, onthoud je en denk je na. De hersenen zorgen er namelijk voor dat je lichaam goed werkt. Je kunt met deze beperking geboren worden of het kan je later overkomen.
MEE Rotterdam Rijnmond presenteert zich (5 minuten) De trainer houdt een rondje waarbij teruggekeken wordt op de eerste bijeenkomst (10 minuten)
Meervoudige gehandicapten: Mensen met lichamelijke en verstandelijke beperkingen.
Pagina 135
Dvd laten zien De voorlichtings-dvd duurt tien minuten.
Inleiding over het doel van de bijeenkomst (10 minuten)
Discussie over de dvd Vraag de groep wat hen opviel. Vraag vervolgens naar hun mening over de inhoud van de dvd. Vaak levert dat al voldoende stof voor de discussie.
Presentatie van deelnemende organisaties (60 minuten)
Inventarisatie Vraag aan de deelnemers wat ze graag zouden willen hebben: Een presentatie van de hulporganisaties en welke. Een bezoek aan een instelling.
Informatie, telefoonnummers, adressen enz. verspreiden
Afsluiting Sluit de bijeenkomst af met de vraag: Wat vonden jullie van deze bijeenkomst?
Afhankelijk van het soort bijeenkomst (excursie of bijeenkomst met meerdere instellingen) maak je een programma geschikt voor de bijeenkomst.
Afspraken maken Spreek af met welke organisaties een afspraak gemaakt dient te worden. Let op dat de datum voor de bijeenkomst in principe met de groep is afgesproken. Mocht het zo zijn dat de groep een excursie wenst te maken naar een voorziening, dan kan het zijn dat de datum nog niet precies bepaald is omdat dat sterk afhankelijk is van de instelling. Zorg er dan voor dat er in de tussenliggende periode contact mogelijk is met de groep of hun aanspreekpunt.
Excursie Je kunt met de groep een verzamelpunt afspreken zodat je samen naar de locatie reist. Op de locatie heet je de groep welkom, je vertelt het doel van de bijeenkomst en geeft het woord aan de gastvrouw/gastheer die vervolgens het programma overneemt en uitvoert.
Derde bijeenkomst Voorbereiding Wat heb je nodig? Aandacht besteden aan de inrichting van de zaal. Koffie/thee/koekje. Een programma. Materiaal van hulpinstanties. Contactpersonen en telefoonnummers. Programma Welkom Vertel in het kort wat het programma voor deze bijeenkomst is (of deel een programma uit) (10 minuten)
Pauze (15 minuten) Discussie en vragen stellen (60 minuten)
Afsluiting Inhoud derde bijeenkomst
Het programma bestaat uit: Ontvangst met een kopje koffie of thee. Uitleg over de instelling. Uitleg hoe je er gebruik van kunt maken. Een rondleiding. Afgesloten zal worden met het beantwoorden van vragen en het uitdelen van informatiemateriaal en eventueel een evaluatieformulier Bijeenkomst met meerdere instellingen De instellingen krijgen voor de aanvang de gelegenheid om een informatietafel in te richten. De gastvrouw/gastheer van MEE heet de groep welkom en introduceert de andere gastsprekers (deelnemende organisaties) en deelt het programma uit. In het programma staat de volgorde van de presentatie van de instellingen. De gastvrouw/gastheer van MEE bewaakt de tijd.
Pagina 136
In de pauze kan er koffie en thee gedronken worden.
Colofon
Na de pauze is er gelegenheid voor het stellen en beantwoorden van vragen. De gastvrouw/gastheer van MEE leidt dit in goede banen en zorgt dat ieder aan de beurt komt.
Rotterdam, oktober 2009
Aan het eind van de bijeenkomst kan de groep informatiemateriaal verzamelen en zal er aan hen gevraagd worden een evaluatieformulier in te vullen. De groep zal verteld worden dat er altijd een afspraak voor een persoonlijk gesprek gemaakt kan worden. De gastvrouw/gastheer dankt iedereen voor zijn inzet en aanwezigheid. Extra tips Zorg altijd voor een toegankelijke locatie zodat ook mensen met een lichamelijke beperking kunnen deelnemen. Zorg ervoor dat als de datum voor de derde bijeenkomst nog niet bekend is er een complete deelnemerslijst is en dat er voor de deelnemers in tussenliggende een aanspreekpunt is. Blijf met hen (of het aanspreekpunt van de groep) in contact. Informeer de deelnemers zodra het vervolg bekend is. Maak duidelijk dat mensen altijd een afspraak mogen maken voor een persoonlijk gesprek.
Dona Daria, Centrum voor Vrouwen en Emancipatie Gerard Scholtenstraat 129 3035 SJ Rotterdam 010 – 465 92 96 www.donadaria.nl Celina do Patrocinio
[email protected] MEE Rotterdam Rijnmond Schiedamse Vest 154 3011 BH Rotterdam 010 – 282 11 11 www.handicap.info Selina van Ooijen
[email protected]
Pagina 137
Pagina 138
Bijlage 8. Top tien vragen en antwoorden in contact met migranten Presentatie en toelichting
Pagina 139
Inleiding Rotterdam heeft een veelkleurig samengestelde bevolking. Er leven mensen die afkomstig zijn uit meer dan 140 bevolkingsgroepen. Iedere groep heeft zijn eigen cultuur en eigen religieuze achtergrond. Er zijn een aantal grote groepen en religieuze stromingen te onderscheiden waar wij als dienstverleners c.q. zorgaanbieders veelvuldig mee te maken hebben. Zo zijn er veel mensen die het Islamitische geloof aanhangen en er zijn mensen afkomstig uit bijvoorbeeld Marokko, Turkije, Suriname, de Nederlandse Antillen en Kaapverdië die sterk vertegenwoordigd zijn in regio Rotterdam Rijnmond. MEE Rotterdam Rijnmond heeft veel ervaring met migranten zorgvragers. Omdat bekend is dat migranten minder gebruikmaken van de voorzieningen die er zijn, heeft MEE in 2000 besloten de methodiek Info Thuis te ontwikkelen. Deze methode van werken is ontwikkeld om de drempel naar de hulpverlening voor deze groepen te verlagen. Bij veel contacten en vragen spelen vaak dezelfde aandachtspunten een rol. Daarom heeft MEE besloten om een top tien van vragen samen te stellen zodat wij onze ervaring kunnen delen met andere instellingen die ook met migranten en hun hulpvragen te maken hebben. Werkvorm is een zogenaamde workshop De workshop wordt bij voorkeur gegeven door twee personen, waarvan zeker één persoon een niet westerse culturele achtergrond heeft. Zij maken een taakverdeling. Eén van hen wordt de workshopleider, de tweede persoon assisteert, helpt vragen te beantwoorden en bewaakt de tijd. Het is de bedoeling dat er interactie ontstaat tussen de workshopleiders en de groep deelnemers. Ook moet er ruimte gecreëerd worden voor discussie en het noemen van voorbeelden aan de hand van casuïstiek. Het is daarom van groot belang dat de workshopleider ervaring heeft in het werken met migranten en kennis heeft van het werkveld van de deelnemers. Het is een aanbeveling dat de workshopleider zich vergezelt van een persoon die zelf migrant is en uit ervaring kan vertellen wat de knelpunten zijn bij zijn of haar cultuur en religie en goed inhoudelijk vragen kan
beantwoorden uit de groep. De workshopleider moet bij stevige discussies in staat zijn deze in goede banen te leiden. Ruimte Het is een aanbeveling de workshop te houden op een plaats waar bijvoorbeeld veel migranten komen. Een moskee kan een uitstekende plaats zijn omdat de groep na de workshop vaak ook een rondleiding kan krijgen. Door een plaats te kiezen waar veel migranten komen, werk je aan wederzijdse integratie. Materialen
Laptop met beamer Scherm USB-stick Powerpointpresentatie met stellingen/vragen Stellingen/vragen en antwoorden op papier
Stappenplan Groep deelnemers, tijdstip en plaats zijn bekend en is bevestigd aan de workshopvrager. De workshopleiders maken een afspraak voor de voorbereiding en: maken een taakverdeling; bespreken de achtergrond van de groep en de aandachtspunten hierbij; checken datum en beschikbare audiovisuele middelen; bespreken en omschrijven geschikte casuïstiek; zorgen dat er voldoende informatie op papier beschikbaar is om deelnemers na afloop mee te geven. De workshop Kennismaking en uitleg over de bijeenkomst Inleiding Tijdens de inleiding wordt het doel waarvoor we bij elkaar zijn besproken. Daarin komt uitleg over het feit dat migranten om uiteenlopende redenen minder gebruikmaken van de voorzieningen die er zijn en je vraagt naar de ervaring van de groep.
Pagina 140
Stellingen en antwoorden De powerpointpresentatie op de volgende pagina’s bestaat uit tien stellingen en de daarbij passende antwoorden en is zo opgebouwd dat eerst de stelling in beeld komt en daarna worden de passende antwoorden puntsgewijs in beeld gebracht. Het is van belang dat de deelnemers eerst nadenken over de stelling en zelf de gelegenheid krijgen hun antwoord te formuleren. Het zijn immers vaak heel ervaren mensen uit het werk in de zorg- of dienstverlening. Zij weten heel veel en doen ook vaak de juiste dingen. Als er geen reactie uit de groep komt, kun je de vragen stellen zoals: ‘Vinden jullie dat ook?’ ‘Zou je dat ook doen?’ ‘Waarom?’ of ‘waarom niet?’ ‘O ja? Vertel eens?’ Je gaat in gesprek! Uiteindelijk laat je de antwoorden in beeld komen en leg je met voorbeelden uit waarom het zo is. Indien nodig (of als er tijd voor is) vertel je aan de hand van een casus je uitleg. Hiermee maak je voor hen het hoe en waarom meer inzichtelijk. Zo loop je het hele programma door. Aan het eind van het programma vraag je of de groep er iets van opgestoken heeft, als er tijd voor is praat je daar nog even over door. Je sluit af en vertelt dat je beseft dat de groep heel veel weet en ervaring heeft in het werk en dat je hoopt dat zij er wat aan gehad hebben om net dat beetje extra te kunnen doen wat past bij migranten zorgvragers. Je deelt de informatie op papier uit en indien van belang een evaluatieformulier. Je maakt een afspraak met de leiding van de workshopvrager voor een evaluatiemoment. Op kantoor evalueer je met je collega en stelt na de algehele evaluatie verbeterpunten op.
Rotterdam, 27 augustus 2009 Selina van Ooijen
Pagina 141
We merken dat migrantencliënten anders aankijken tegen een beperking. Hoe kunnen we daarmee omgaan?
Migranten kunnen anders tegen een beperking aankijken. Zij zien de beperking vaak als ziekte en houden dus altijd de hoop dat het zal genezen. Beproeving van god. Voorop dient steeds te staan, dat men de ideeën en opvattingen van de ander respecteert. Dat niet zonder meer ervan wordt uitgegaan, dat ‘onze’ opvattingen juist zijn en dat zij goed zijn, omdat wij het altijd zo hebben gedaan. Openheid, wederzijds respect is de basis om de ander te begrijpen en degene effectief te kunnen helpen.
Het netwerk (moskee, familie, zelforganisaties etc.) betrekken we bij de hulpverlening door:
Voorlichting geven in de moskee of bij de zelforganisaties zorgt er niet alleen voor dat er informatie gegeven wordt, maar ook dat het in deze kringen bespreekbaar wordt gemaakt. In samenspraak met migrantenorganisaties oriënteren op een voor migranten aantrekkelijke vorm. Te beginnen op het terrein van ontmoeting en het geven van veel informatie en voorlichting. Daarbij kan als een goede methodiek aangesloten worden op activiteiten die welzijnsinstellingen organiseren voor migranten in bijvoorbeeld buurthuizen. Maar ook kan aangesloten worden bij bijvoorbeeld taallessen die gegeven worden.
Als consulent opvoeding is het van belang om culturele rolpatronen binnen het gezin te kennen.
Culturele rolpatronen hebben een grote invloed binnen het gezin. Het is dus van belang om te onderzoeken wie het voor het zeggen heeft in het gezin. Dat kan bijvoorbeeld de oudste zoon zijn of opa en oma die inwonen. Hou hier rekening mee en betrek hen ook bij bijvoorbeeld de opvoedingsondersteuning.
Basiskennis over de religie van je cliënt is onmisbaar.
Op het moment dat je als consulent in de gaten hebt dat religie een belangrijke rol speelt in het dagelijks leven van de cliënt, is het goed om te kijken wat de religie precies inhoudt en in hoeverre dit het dagelijks leven van deze cliënt beïnvloedt. Voor vele moslims is de handicap een beproeving van Allah. Beproeving wordt door de een verstaan als een opgave (jij bent uitgekozen om voor je gehandicapte kind te mogen zorgen) en door de ander als straf (jij of een voorouder heeft iets verkeerds gedaan). Het feitelijke gevolg is, dat over een handicap niet gesproken wordt vanuit een taboesfeer of vanuit respect voor de ander.
Pagina 142
Welke factoren kunnen acceptatie van de beperking bevorderen?
Informatie over de beperking in eigen taal. De omgeving ook informatie geven over de beperking. Bijeenkomsten organiseren met lotgenoten in de eigen taal.
Bij de indicatieaanvraag voor hulp in de huishouding moeten Marokkaanse en Turkse jongens buiten beeld blijven.
Binnen deze culturen zijn de taken verdeeld. Ondanks dat de Turkse en Marokkaanse mannen moderner zijn, zijn zij traditioneler denkend wat betreft de taakverdeling. De man is kostwinner en de vrouw heeft huishoudelijke en verzorgende taken. Zowel mannen als vrouwen van Turkse of Marokkaanse herkomst zijn van mening dat de vrouw geschikter is om de kinderen op te voeden dan de man. Bij ziekte van de partner neemt de man de taken over.
Het eerste contact is zeer bepalend, waar kunnen we rekening mee houden?
Oogcontact: oogcontact tussen mannen en vrouwen is niet altijd gebruikelijk. Lichaamscontact: het geven van een hand tussen man en vrouw is niet altijd gebruikelijk. Huisregels: zoals schoenen uit als je op huisbezoek gaat. Het eerste gesprek vooral gebruiken om vertrouwen op te bouwen, soms is het goed om niet direct ter zake te komen. Het kan dat de cliënt gauw ja zegt op vragen, maar dat wil niet betekenen dat de vraag altijd goed is begrepen of dat ze ook echt ja bedoelen. Het kan ook een vorm van beleefdheid zijn.
Als de taal een belemmering vormt, wiens hulp roepen we dan in?
In eerste instantie is het goed om te kiezen voor medewerkers die informatie geven in eigen taal (zoals Info Thuis of consulenten in eigen taal). Is deze mogelijkheid er niet, dan kan er een tolk ingeschakeld worden. Is ook dit niet mogelijk, dan kan er gekeken worden naar een familielid of een buurvrouw, maar wees je ervan bewust dat dit verre van ideaal is. Er kan over vele onderwerpen immers niet open gesproken worden.
Pagina 143
Zijn allochtonen gebaat bij duidelijkheid omtrent hun ziekteverloop?
In Nederland zijn wij gewend om recht door zee de prognose te vertellen maar in allochtone kringen wordt dit niet altijd op prijs gesteld. Probeer daarom goed te kijken naar ‘wat vertel ik en hoe komt dat over’. Ben je te direct, verpak dan je verhaal een beetje.
Als Nederlandse consulent ben je goed toegerust om opvoedingsondersteuning te geven aan een allochtoon gezin.
Natuurlijk kun je als autochtoon in een allochtoon gezin ondersteuning geven, maar wees je goed bewus van je eigen normen en waarden en leef je in in het gezin. Kijk naar de religie en de cultuur van het gezin en verwerk dit in je ondersteuning aan het gezin.
Pagina 144
Bijlage 9. Introductie Methodiek Info Thuis Presentatie en toelichting
Pagina 145
Inleiding Info Thuis is een methodiek die bij MEE Rotterdam Rijnmond sinds 2001 succesvol wordt toegepast in de praktijk. De voorlichters van Info Thuis geven gevraagd en ongevraagd informatie en voorlichting aan mensen met een verstandelijke handicap, lichamelijke handicap of chronische ziekte en hun omgeving. Tot de externe doelgroep behoren Migranten die een chronische ziekte en/of handicap hebben. Ouders, familie en verwanten, vrienden. Artsen/therapeuten/consulenten. Instellingen voor gezondheidszorg. Overheidsinstellingen. Bewonersorganisaties. Buurtcentra. Cultuurcentra. Moskeeën en kerken. Onderwijsinstellingen. Media.
Tot de interne doelgroep behoren ook: Collega’s/consulenten/maatschappelijk werkers die met allochtone cliënten te maken hebben, kunnen bij communicatiestoornissen tussen hen en de cliënt een beroep op de voorlichters doen.
Mogelijkheden
Info thuis kenmerkt zich als een: voorlichtingsinstrument: (persoonlijk, begrijpelijk, ervaringsdeskundig, aangepast informatiemateriaal DVD). keuze-instrument: (oriëntatie, informatie, keuze) beleidsinstrument op het gebied van de dienstverlening aan migranten met een handicap (vragen en behoeften, aanbod van voorzieningen en afstemming, aanpassing informatievoorziening):
Informatie geven over de werkwijze en de mogelijkheden van Info Thuis aan personen en groepen zowel in de Nederlandse taal als in de taal van het land van herkomst. Idem themagerichte informatie over bijvoorbeeld beschikbaar aanbod aan ondersteunende voorzieningen. Wegwijzerfunctie voor de cliënt in het land van zorginstellingen en regelingen. Instellingen goede informatie geven over de sociaal maatschappelijke positie, (culturele) achtergrond, vragen en verwachtingspatroon van migrantencliënten.
Stap-in methodiek De methode is gebaseerd op de Stap-in methodiek van de Averoès stichting. Het ontwikkelen van een goede informatievoorziening, afgestemd op migranten met een handicap en zo nodig in de eigen taal door iemand met dezelfde culturele achtergrond, zodat zij in staat zijn zelf een keuze uit het aanbod van voorzieningen te maken.
Mogelijkheden Bij de voorlichter informatie inwinnen over bijvoorbeeld gebruiken in de andere cultuur. De voorlichter vragen bij een huisbezoek of gesprek waarbij de moeilijke communicatie een rol speelt, aanwezig te zijn om zaken in eigen taal te verduidelijken (er is sinds 2008 ook een open inloopspreekuur) Ondersteuning vragen om het verwachtingspatroon over en weer goed op elkaar af te stemmen. De voorlichter vragen een afspraak met een cliënt te maken om zaken die er mogelijk spelen in kaart te brengen. Talen van de voorlichters zijn Nederlands Turks Arabisch Berbers Kaapverdiaans Portugees Spaans Surinaams Antilliaans
Pagina 146
Stappenplan voor Info Thuis
Contact Info thuis MEE Rotterdam Rijnmond Schiedamse vest 154 3011 BH Rotterdam 010 282 11 11
[email protected] www.blijfmeedoen.nl
Er komt een vraag binnen op één van de volgende manieren: telefonisch schriftelijk mondeling/persoonlijk Informatie- en Adviesteam (binnendienst) collega chat
De handleiding en methodiekbeschrijving van Info Thuis (2001) en de DVD Info thuis zijn te leen via de afdeling Communicatie van MEE Rotterdam Rijnmond.
Ingeschreven cliënt van MEE Rotterdam Rijnmond Er wordt contact met de consulent opgenomen en in overleg wordt wel of geen contact met de cliënt opgenomen. Als er al contact geweest is, bijvoorbeeld als de cliënt rechtstreeks contact met de voorlichter opgenomen heeft, wordt de consulent direct op de hoogte gebracht van de vragen van de cliënt en worden er gepaste stappen ondernomen om de vraag van de cliënt te beantwoorden. De voorlichter en de consulent stemmen zeker de acties op elkaar af. De voorlichter onderneemt dan geen acties op eigen initiatief. Geen cliënt van MEE Rotterdam Rijnmond De voorlichter maakt een afspraak voor een kantoor- of een huisbezoek. Geeft informatie. Vult zonodig een aanmeldingsformulier in. De coördinator bekijkt of deze voldoende informatie bevat en handelt de aanmelding verder af. Volgens de geldende procedure gaat de cliënt via het secretariaat naar de afdeling waar de hulpvraag behandeld wordt. Medewerkers van Info Thuis (2009) (vacature); Turks Fatima Lima; Kaapverdiaans, Portugees en Spaans Mustapha Jeffali; Marokkaans/Berbers (Arabisch) Grasiella Achthoven; Surinaams en Antilliaans
Pagina 147
Colofon Samen verder in de gekleurde wereld van Rotterdam Eindrapportage inclusief bijlagen Projectleider: MEE Rotterdam Rijnmond Samenstelling teksten en eindredactie: Willem Smid (projectleider) en Laura Passenier (MEE Rotterdam Rijnmond, afdeling communicatie) Vormgeving: Laura Passenier (MEE Rotterdam Rijnmond, afdeling communicatie) Uitgave: januari 2010
‘Rotterdam is de laatste veertig, vijftig jaar een ‘wereldstad’ geworden. Dat zie je, dat hoor je, dat proef je. Na eeuwen waarin de Rotterdammers de wijde wereld introkken, is de wereld naar Rotterdam gekomen, met al zijn kleuren, talen, geuren en smaken. En met zijn keur aan overtuigingen, gebruiken, feesten en gewoonten.’
Pagina 148
Pagina 149