Samen spelen Van alles over water In de tuin In huis Zand Bakken Op vakantie In het bos Ziek zijn en beter worden
1 2 3 4 5 6 7 8 9 53
220621_Geobas_3_Thema 5.indd 53
13-07-2009 13:43:49
5 Zand Informatie over het thema Zand speelt bij allerlei activiteiten van kinderen een rol: spelen, bouwen, lopen, fietsen, rijden, groeien en maken. Zand heeft een aantal specifieke eigenschappen. Deze zijn goed duidelijk te maken door zand te vergelijken met klei. Voor sommige activiteiten zijn verschillende soorten zand nodig. Zorg daarom vóór de start van dit thema dat u beschikt over diverse soorten zand, zoals rivierzand, zandbakzand, metselzand, volièrezand en bodembedekking voor aquaria. Deze zijn te vinden in de natuur of te verkrijgen bij een dierenspeciaalzaak, zand- en grindhandel of bouwbedrijf.
do el en
Kinderen kunnen: • vertellen dat grond (aarde) vaak bestaat uit zand; • vertellen dat zand bestaat uit losse zand korrels en dat er grote en kleine zandkorrels zijn; • ontdekken dat zand droog – nat, licht – donker, zacht – hard kan zijn; • vertellen op welke manieren zand verplaatst kan worden (door water, door wind, door dieren of door de mens); • verschillende functies van zand noemen en deze ontdekken in de eigen omgeving. rui m t el ijke orië ntatie
Kinderen ontdekken dat zand droog en nat, licht en donker kan zijn en dat er grote en kleine zandkorrels zijn (benoemen). Tijdens het spelen ontstaan er (toevallig) bouw sels van zand die de kinderen benoemen (benoemen, relateren, abstraheren). Ze kunnen verschillende voorwerpen (gereed schappen) noemen die bij bepaalde activiteiten passen (benoemen, relateren). begri ppen
zand – zandkorrel – zacht – hard – droog – nat – los – vast – lichte kleur – donkere kleur – plakken – spelen – bouwen – wind – waaien – water. vo o r ke nni s
Voor dit thema moeten kinderen ervaringen opgedaan hebben met zand en klei. Kinderen moeten om kunnen gaan met schepjes, emmertjes en kruiwagens.
Activiteitenoverzicht introductie
Kringactiviteit Zand, zand en nog eens zand (benoemen) Opzegvers Later als ik groot ben … (benoemen, abstraheren) Zandbak De bouwput (benoemen, lokaliseren) Wereldtafel Spelen bij de ontdektafel (benoemen, abstraheren) verwerking
Spel Zand en water, zand en wind (benoemen) Knutselen Een zandschilderij (benoemen, abstraheren) Verhaal Sporen in het zand (benoemen, abstraheren, relateren) – verhaal bijlage – kopieerblad 13 Zandtafel Zeven (benoemen) Spel in het speellokaal De zandheks (benoemen, lokaliseren) Spel Onder het zand (benoemen) – kopieerblad 14 en 15 afsluiting
Spel Welke soort zand is dat? (benoemen, abstraheren) Buitenactiviteit Zandbeelden (benoemen, abstraheren, lokaliseren) bijlage
Verhaal: Sporen in het zand
54
220621_Geobas_3_Thema 5.indd 54
13-07-2009 13:43:49
zand
Introductie
O pzegvers
Later als ik groot ben …
kri ngac tivite it
Zand, zand en nog eens zand vo o rber e i d i n g e n m at e ri a a l
& Zorg voor een groot vel zwart papier, droog zand, een vergrootglas, een plantenspuit, lege jampotjes en eventueel een bureaulamp. Haal in de dierenspeciaalzaak zand voor vogelkooien. Verzamel tijdens het buitenspelen met de kinderen enkele potjes met zand uit de zandbak en van het plein. act i vi t e i t
Leg wat droog zand, zand uit de zandbak en volière zand op het zwarte vel papier. Stimuleer de kinderen bijzonderheden van zand te ontdekken door het stellen van vragen als: –– Welke kleur heeft het zand? –– Zijn alle zandkorreltjes even groot? –– Kun je de zandkorreltjes tellen? –– Bekijk het zand eens door het vergrootglas. Wat zie je? –– Wrijf wat zand tussen je duim en wijsvinger. Wat voel je? –– Is het zand droog of nat? Is het glad of ruw? Is het zacht of hard? –– Voelt het zand uit de zandbak anders dan het zand uit de dierenspeciaalzaak? –– Wat gebeurt er als je het zand met de planten spuit nat maakt? –– Van welk zand rollen de korreltjes gemakkelijk weg als je voorzichtig blaast? –– Welk zand blijft aan je handen kleven? Door de lamp aan te doen gaat het (droge) zand glin steren. Laat de kinderen dit ervaren. Leg als afsluiting alle attributen op de ontdektafel.
voorbereiding e n mat eriaal
& Geen
activiteit
Lees het vers voor.
Later als ik groot ben… Bouw ik een hoge toren Met een haantje op het dak En een poort van voren Later als ik groot ben… Bouw ik een lange brug Van Amsterdam naar Londen Eerst heen en dan terug Later als ik groot ben… Bouw ik onder de grond Een metro voor de treinen Die rijden heel snel rond Maar nu…. Oefen ik vast voor later Met blokken, zand en water! auteur: Riemkje Pitstra
Praat met de kinderen na over het vers. –– Weten ze wat een toren, een poort en een metro zijn? –– Weten ze waar Amsterdam en Londen liggen? –– Hoe kan je een toren maken? –– Is het moeilijk om een tunnel te maken? –– Wat kun je allemaal bouwen en aanleggen? (huizen, straten, riolering) –– Hoe verplaatsen bouwvakkers het zand? (per schip, vrachtwagen, kruiwagen, met de schep) –– Weten de kinderen hoe een zandvlakte heet waar gebouwd wordt? (een bouwput)
55
220621_Geobas_3_Thema 5.indd 55
13-07-2009 13:43:50
5 1
z a n d ba k
activiteit
De bouwput
Een bouwput in het lokaal: Vertel de kinderen dat ze samen een bouwput in de klas gaan maken. Voor er gebouwd kan worden moet er heel veel zand binnengebracht worden. Kunnen de kinderen daar voor zorgen? Laat ze zand uit de zandbak in de kruiwagens scheppen en in de bouwput in de klas kiepen. Spreek met de kinderen af dat ze de komende tijd om de beurt mogen bouwen en werken in de bouwput. (Zie verder Activiteit 2.) Een bouwput in de zandbak: Leg aan de kinderen uit dat de komende tijd een gedeelte van de zandbak een bouwput wordt. Bedenk samen hoe groot de bouwplaats moet worden. Help ze op weg door samen met de kinderen met het groot bouwmateriaal, zoals planken en kistjes, een hoek van de zandbak af te bakenen. Laat ze het zand in de bouwput met de schep goed vlak maken. Vertel de kinderen dat ze de komende tijd om de beurt mogen bouwen en werken in de bouwput buiten in de zandbak. (Zie verder Activiteit 2.)
vo o rberei d i n g e n m at e r i a a l
& Gebruik de zandbak buiten als ’bouwput’ (bouwplaats) of maak zelf binnen een zandbak. Voorbereiding bouwput in het lokaal: Maak in een hoek van het lokaal een bekisting van bijvoorbeeld 2 bij 3 meter. Gebruik hiervoor eventueel het grote bouwmateriaal (bouwkistjes, bouwplanken). Leg vooraf op de vloer een stuk bouwplastic met een groter oppervlak. Sla de rest van het plastic over de randen van de bekisting. Vraag de kinderen toepasselijk speelgoed mee te nemen, zoals: vrachtwagens, hijskranen, shovels en andere bouwvoertuigen. Zorg voor een aantal bakstenen, emmertjes en schepjes, kinderoveralls, water, troffels, veger en blik, waterpas, closetrolletjes, resten afvoerpijpen. Zet bij de zandbak buiten een aantal kruiwagentjes en scheppen klaar. Bij activiteit 1 gaan de kinderen de binnenzandbak zelf met zand vullen. Reken erop dat de route naar het klaslokaal niet schoon blijft. Tref voorzorgsmaatregelen (oude vloerbedekking of plastic op de vloer) en maak alles na afloop ook samen met de kinderen weer schoon. Voorbereiding zandbak gereedmaken als bouwput: Reserveer een hoek van de zandbak. Maak afspraken met collega’s, bijvoorbeeld: hoe lang de zandbak als bouwput dienst doet en of de bouwwerken van uw klas kunnen blijven staan. Plan deze activiteit eventueel op één dag. Vraag de kinderen toepasselijk speelgoed mee te nemen, zoals: vrachtwagens, hijskranen, shovels en andere bouwvoertuigen. Zorg voor een aantal bakstenen, emmertjes en schepjes, kinderoveralls, water, troffels, veger en blik, waterpas, closetrolletjes, resten afvoerpijpen. Zet bij de zandbak een aantal kruiwagentjes en scheppen klaar.
activiteit
2
Lees het opzegversje (nogmaals) voor, voordat de kinderen aan het werk gaan in de bouwput in het lokaal of in de bouwput in de zandbak buiten. Vertel de kinderen dat ze iets gaan bouwen. Vraag hen naar hun eerdere bouwervaringen. Help ze vooraf een plan te bedenken door vragen te stellen als: –– Wat gaan jullie bouwen? (bijvoorbeeld huizen, een toren, een tunnel, een weg) –– Wat heb je daar bij nodig? –– Welk gereedschap heb je nodig? –– Hoe ga je het zand verplaatsen? –– Hoe maak je zacht en los zand hard en plakkend? (door het nat te maken) –– Waar kunnen de closetrolletjes voor gebruikt worden? (riolering) –– Ligt de riolering onder of boven het zand? Voor het ‘metselen’ van stenen kunnen de kinderen water en zand mengen en dat als specie gebruiken. Laat ze ten slotte hun plan uitvoeren in de bouwput. Maak tijdens het werken in de bouwput en van het resultaat (digitale) foto’s en hang die in de klas op.
w e r e l d ta f e l
Spelen bij de ontdektafel voorbereiding e n mat eriaal
& Leg over een tafel een plastic kleed of vuilniszakken. Zorg voor glazen potjes, lege bakjes,
56
220621_Geobas_3_Thema 5.indd 56
13-07-2009 13:43:50
zand
schepjes, gekleurd papier, een vergrootglas, potloden en een bureaulamp. Doe verschillende soorten zand in de lege potjes, zoals: droog zandbakzand, rivierzand, zeezand, metselzand, zand voor vogelkooien. Laat de kinderen ook verschillende soorten zand meenemen. act i vi t e i t
Vertel dat er verschillende soorten zand in de potjes zit. Laat de kinderen ontdekken hoe die soorten ruiken, voelen en er onder een vergrootglas uitzien. Door met een schepje wat zand op het gekleurd papier te scheppen, kunnen ze het zand goed bekijken. Met voldoende licht glinstert de ene soort zand wel en de andere niet. Help de kinderen met vragen als: –– Zijn alle zandkorrels even groot? –– Welke soort heeft de grootste korrels? –– Welke kleur heeft het zand?
Bouw met de kinderen een mooie zandberg. De berg wordt stevig door er met de schep tegenaan te kloppen. Met de gieter sproeien de kinderen een heleboel water op de bovenkant van de berg. –– Wat gebeurt er met de berg? (Er ontstaan geultjes, het water stroomt naar beneden en neemt het zand mee.) –– Waar blijft het zand? (onder aan de berg) –– Beweegt het zand als ze er water bij gieten? –– Bouw na deze experimenten de berg weer op en laat hem een paar dagen drogen. Stel aan één kant van de berg een ventilator op. De wind blaast tegen de berg. Wat gebeurt er? Waar gaat het zand heen? Variatie: Bouw buiten in de zandbak een grote berg. Laat hem een paar dagen staan. Wat gebeurt er met de berg als het regent? Blijft de berg heel als het (hard) gaat waaien? Geef ruimte voor eigen ervaringen van de kinderen.
Laat de kinderen na afloop in de kring vertellen wat ze gedaan en gevonden hebben.
Verwerking spel
Zand en water, zand en wind vo o rber e i d i n g e n m at e ri a a l
& Vul de zandtafel met fijn droog zand. Zet een gieter met water klaar. Regel een tafelventilator. Zorg voor voldoende schep- en graafgereedschap.
knutselen
act i vi t e i t
voorbereiding
Laat de kinderen eerst zo veel mogelijk vrij experi menteren met zand en water. –– Ontdekken ze dat zand beter plakt als het nat is? –– Ervaren ze dat droog zand beter strooit? –– Wat gebeurt er als je heel veel water bij het zand doet?
activiteit
Een zandschilderij & Zorg voor bekertjes, verschillende kleuren ecoline, vellen papier, Pritt-stiften en (droog) zand.
Laat de kinderen een klein laagje zand en twee of meer druppeltjes ecoline in een bekertje doen. De kleur mogen ze zelf kiezen. Schud het zand door elkaar totdat al het zand dezelfde kleur heeft. Als het droog is, is het strooizand klaar. (Laat het zo nodig eerst drogen op een vel papier.) De kinderen maken eerst met een Pritt-stift een tekening op een vel wit of gekleurd papier. Daarna strooien ze er verschillende kleuren zand over, kleur voor kleur. De zandschilderijen kunnen bij de ontdektafel geëxpo seerd worden. Variatie: Geef kinderen een vel papier met plakfolie op de achterkant. Laat ze er een vorm uitknippen. Daarna mogen ze op de voorkant gekleurd zand strooien.
57
220621_Geobas_3_Thema 5.indd 57
13-07-2009 13:43:51
5 verhaal
Sporen in het zand vo o rberei d i n g e n m at e r i a a l
& Leg het verhaal uit de bijlage klaar. Zorg voor voldoende kopieën van kopieerblad 13 en genoeg kleurpotloden. Leg bij de zandtafel verschillende voorwerpen klaar: closetrolletjes, doppen, raderwieltjes, blokjes, een balletje met uitsteeksels (= hondenspeeltje). Zorg voor een plantenspuit. Als u de kinderen sporen wilt laten maken in de zandbak buiten, maak het zand dan vooraf vochtig. ac t i vi t e i t
Lees eerst alleen de titel van het verhaal voor. De kinderen bedenken waar het verhaal over gaat. Geef ze gelegenheid om over hun eigen ‘zanderva ringen’ te vertellen. Lees dan het verhaal voor of vertel het in uw eigen woorden. Praat er met de kinderen over. Stel vragen als: –– Waarom heeft papa zand nodig voor het gara gepad? (om te egaliseren) –– Waar zou hij dat vandaan hebben? (van de zanden grindhandel) –– Hoe zou het zand daar gekomen zijn? (met een vrachtauto) –– Hoe ziet het zand eruit? (als een grote berg) –– Wat voor sporen maken de kinderen zelf in het zand? (sporen van gymschoenen, laarzen, grote schoenen) –– Kun je nog andere sporen bedenken? Laat de kinderen voordoen hoe je op te grote schoenen loopt. Geef de kinderen gelegenheid om in de zandtafel sporen te maken van allerlei voorwerpen. Maak met een bloemenspuit eerst het zand nat. Bekijk daarna samen met de kinderen kopieerblad 13. Waar zijn de gympen, de laarzen, de werkschoenen of de klompen naartoe gelopen? Laat de kinderen met verschillende kleuren de sporen volgen en ontdekken waar het schoeisel gebleven is. Variatie: Geef ruimte voor ervaringen in de zandbak buiten. Laat de kinderen op blote voeten of met (verschillende) schoenen en laarzen door het (even tueel vooraf natgemaakte) zand lopen. Welke afdrukken worden er in het zand gemaakt?
zandtafel
Zeven voorbereiding e n mat eriaal
& Vul de zandtafel met fijn droog zand. Vermeng het met wat grover zand. In een dierenwinkel zijn grof zand en kleine steentjes voor aquaria verkrijgbaar. Verzamel zeefjes zoals: vergieten, appelmoeszeven, meelzeven, theezeven, koppen van gieters en vitrage. Vermeng de steentjes met het zand. Zorg voor lege bakjes om de gezeefde steentjes en het zand in te doen. activiteit
Laat de kinderen experimenteren met het zand en de soorten zeefjes. Ontdekken ze dat er in het zand steentjes zitten? Welke zeef moeten ze gebruiken om ‘poedersuiker’ te maken voor zandtaartjes? Merken ze dat droog fijn zand stroomt? Laat de kinderen de steentjes in verschillende bakjes verzamelen. Vertel ze dat zand eigenlijk uit heel kleine korrels bestaat. De kinderen kunnen hun eigen zeefjes maken door in doosjes of boterkuipjes vanuit de binnenkant gaatjes te prikken met spijkers of prikpennen.
58
220621_Geobas_3_Thema 5.indd 58
13-07-2009 13:43:52
zand
s p e l i n h e t s p e e l l oka a l
s pe l
De zandheks
Onder het zand
vo o rber e i d i n g e n m at e ri a a l
voorbereiding e n mat eriaal
& Zorg voor een heksenhoed en een toverstokje. act i vi t e i t
Zet de heksenhoed op en speel voor zandheks. De heks maakt van de kinderen zandkorreltjes. Ze roept: ‘Ri, ra, rom, ik tover jullie in zandkorreltjes om!’ Ze blaast de korreltjes naar achteren, opzij, naar voren, op de grond. De kinderen moeten alles doen wat de heks wil. De heks roept: ‘Bouw een zandkasteel’ of ‘Graaf een heel diep gat!’ Daarna laat ze het met haar toverstokje heel hard regenen. De korreltjes (de kinderen) kleven aan elkaar en gaan dicht tegen elkaar staan. De heks tovert ze om in een strand. Alle kinderen gaan tegen elkaar aan liggen. De heks tovert ze verder nog om in: een graafmachine, een schep, een emmer, een zandkoekje, een zandpaadje, een zandberg. De kinderen mogen steeds zelf bedenken hoe ze het genoemde willen uitbeelden. Vraag daarna een kind om zandheks te zijn. Leg uit dat het alleen dingen mag toveren die met zand te maken hebben. Laat de zandheks tot slot alle kinderen zand in de ogen strooien, zodat ze in slaap vallen.
& Leg voor ieder kind de kopieerbladen 14 en 15 klaar. Zorg ook voor een potlood en kleurpotloden voor ieder kind.
activiteit
Laat de kinderen in tweetallen werken. Geef elk kind kopieerblad 14 en 15. Laat de kinderen eerst zelf ontdekken wat de opdracht is. Vertel dan dat de wind alle dingen op het strand onder het zand heeft geblazen. Stel vragen als: –– Wat hebben het jongetje en het meisje gemaakt? (een zandkasteel) –– Waar zijn de voorwerpen gebleven? (onder het zand) –– Hoe komen ze daar? (de wind heeft het zand over de voorwerpen geblazen) –– Was het zand droog of nat? Waarom denk je dat? (droog; het stuift) –– Hoe kun je de voorwerpen terugvinden? (zoeken, opgraven) Praat over de verschillende eigenschappen en vormen van de voorwerpen, zoals hoog, rond, plat, lang. Speel hierna het spel. Beide kinderen hebben hun eigen kopieerbladen voor zich. Eén kind kiest een voorwerp van kopieerblad 15, bijvoorbeeld de schep. Het andere kind zoekt op zijn kopieerblad 14 de schep die onder het zand zit. Daarna zetten beide kinderen met kleurpotlood op hun eigen werkbladen een kruisje bij de schep op kopieerblad 15 en bij de schep onder het zand op kopieerblad 14. Dan mag het andere kind een voorwerp noemen. Ze gaan door tot alle voorwerpen geweest zijn. Laat steeds een ander kleurtje kiezen om kruisjes mee te zetten. Bespreek de resultaten met de kinderen.
59
220621_Geobas_3_Thema 5.indd 59
13-07-2009 13:43:54
5 Afsluiting
buitenactiviteit
Zandbeelden
spel
Welke soort zand is dat? vo o rberei d i n g e n m at e r i a a l
& Geef ieder kind een groot vel in vieren gedeeld papier. Zorg dat ieder groepje vier soorten zand in glazen potten heeft, zoals: droog zandbakzand, zeezand, metselzand, zand voor vogelkooien. Meng vooraf voldoende verf in de kleuren die overeenkomen met de kleuren van de verschillende soorten zand. Verdeel de verf over vier schoteltjes. Leg verfkwasten en verfschorten klaar.
voorbereiding e n mat eriaal
& Controleer of het zand in de zandbak vochtig is. Zo niet, zorg dan voor een waterslang om hier alsnog voor te zorgen. Leg een digitale fotocamera klaar. Vraag de ouders of ze hun kind(eren) kleren aantrekken die nat en vuil mogen worden.
ac t i vi t e i t
Deel de kinderen in groepjes in. Vertel de kinderen wat er in de potten zit. Dan mag één kind met gesloten ogen het zand in een pot ruiken, voelen en raden wat het is. Klopt het met wat het kind ziet zodra het de ogen weer geopend heeft? Zo ja, dan verft het kind de geraden zandsoort in de juiste kleur verf in een leeg vakje. De andere kinderen uit het groepje doen hetzelfde. Speel het spelletje verder tot alle soorten zand aan de beurt zijn geweest. Bekijk de resultaten en herhaal de begrippen: soort zand, nat, droog, korreltjes. Weten ze de verschillen nog? Maak naamkaartjes en plak die bij de zandsoorten op het vel papier. Schrijf er ook bij waar het zand vandaan komt.
activiteit
Verdeel de kinderen in tweetallen. Vertel de kinderen dat ze ‘zandkunstenaars’ zijn. Ze gaan samen een zandbeeld maken. Leg uit dat één kind van het tweetal in de zandbak in een bepaalde houding mag gaan liggen, bijvoorbeeld met gespreide benen, met opgetrokken knieën, op de zij, met de armen omhoog. Het andere kind mag het liggende kind bedekken met (vochtig) zand. Door met de handen op het zand te kloppen worden de contouren goed zichtbaar en komt het zand stevig om de vorm van het kind heen. Vertel met nadruk dat er geen zand op het hoofd mag! Blijf daarom tijdens deze activiteit bij de zandbak. Maak van de zandbeelden een digitale foto. Daarna mogen de zandbeelden gaan staan en gaan de andere kinderen in een bepaalde houding in de zandbak liggen. Hang de foto’s van de zandbeelden op in het lokaal.
60
220621_Geobas_3_Thema 5.indd 60
13-07-2009 13:43:55
zand
verhaal
Sporen in het zand ‘Papa!’ roept Marloes. ‘Er ligt een hele grote berg zand naast het garagepad. Mogen Raimon en ik erin spelen?’ ‘Dat zand is niet om in te spelen,’ antwoordt papa. ‘Oom Frans en ik hebben alle stenen uit het pad gehaald. Straks scheppen we nieuw zand op het pad. Het pad moet mooi vlak worden.’ ‘Mogen we helpen?’ roept Marloes. Dat mag. Marloes rent naar de zandbak om schepjes te halen. Even later zijn ze allemaal druk aan het werk. Marloes, Raimon en oom Frans scheppen zand en kruien het naar papa. Papa verspreidt het over het garagepad. Hij heeft touwtjes gespannen, want het pad moet overal even hoog zijn. ‘Willen jullie koffie?’ vraagt mama uit het keukenraam. Papa en oom Frans lusten wel een bakje. Ze zetten hun zandschoenen voor de deur en stappen op hun sokken naar binnen. Marloes en Raimon drinken hun limonade buiten op. ‘Mooi zandpad,’ zegt Raimon. Voorzichtig zet hij zijn hoge gymschoen in het zand. ‘Kijk, mijn schoen!’ roept hij. Marloes drukt haar laarsje in het pad. Er komen allemaal ribbeltjes in het zand. Opeens krijgt ze een idee. Ze wijst naar de schoenen van papa en oom Frans. ‘Dat zijn mooie sporen!’ roept ze. Ze trekt papa’s schoenen aan en probeert op het zand te lopen. De schoenen zijn veel te groot en floepen bijna uit. Maar ze maken prachtige sporen. Raimon doet reuzenstappen met de schoenen van oom Frans. Hij valt bijna op zijn snoet! Na een poosje heeft Marloes genoeg van het maken van sporen. ‘Ga je mee een kasteel bouwen in de zandbak?’ vraagt ze. Dat wil Raimon wel. Voorzichtig stappen ze weg op hun grote schoenen. Papa en oom Frans hebben hun koffie op. Ze willen weer vlug aan het werk. Papa wil zijn voet in zijn schoen steken. Maar wat is dat? ‘Wie heeft mijn schoenen gestolen?’ roept hij boos. Oom Frans wil ook zijn schoenen aantrekken. ‘Wel alle veters op een stokje!’ bromt hij. ‘Mijn schoenen zijn ook weg! Er lopen hier dieven rond!’ ‘Ssst, kijk. Ze hebben sporen achtergelaten,’ fluistert papa. Hij wijst naar de afdrukken op het pad. ‘Op het gras zijn ook sporen,’ zegt oom Frans. Op hun sokken volgen ze de sporen. ‘Ze gaan naar de zandbak,’ zegt papa. ‘Ik denk dat ik weet wie de dieven zijn.’ Marloes en Raimon bouwen net een toren aan hun kasteel. Opeens roept een stem: ‘Aha, daar zijn die lelijke schoenendieven al!’ De kinderen schrikken zich een hoedje. Maar dan moeten ze vreselijk lachen. ‘Jullie lopen op sokken!’ giert Marloes. ‘Mogen wij dat ook?’ Maar oom Frans weet iets veel beters. ‘Wij gaan op blote voeten!’ zegt hij lachend. ‘Dat worden pas mooie sporen!’ Even later stappen twee mannen en twee kinderen op hun blote voeten door het zand. Er komen twee soorten teenafdrukken. Kleine en grote!
auteur: Riemkje Pitstra
61
220621_Geobas_3_Thema 5.indd 61
13-07-2009 13:43:55
62
220621_Geobas_3_Thema 5.indd 62
13-07-2009 13:43:55
Samen spelen Van alles over water In de tuin In huis Zand Bakken Op vakantie In het bos Ziek zijn en beter worden
1 2 3 4 5 6 7 8 9 63
220621_Geobas_3_Thema 6.indd 63
13-07-2009 13:43:29
6 Bakken Informatie over het thema Brood is een belangrijk voedingsmiddel voor kinderen. Om brood te kunnen bakken heb je grondstoffen nodig. Het productieproces van brood bestaat uit een aantal stappen die in een vaste volgorde plaatsvinden.
do el en
Kinderen kunnen: • opnoemen welke grondstoffen nodig zijn om brood te bakken; • op een eenvoudige manier het productieproces van brood beschrijven; • vertellen dat je in een bakkerij verschillende soorten brood en banket kunt kopen. rui m t el ijke orië ntatie
Kinderen kunnen verschillende brood- en gebaksoorten noemen (benoemen, objectiveren en abstraheren). Ze kunnen in een tekening van een etalage of vitrine met behulp van ruimtelijke begrippen de plaats van verschillende broodsoorten aangeven (lokaliseren): de ene soort brood ligt naast, boven of onder de andere soort.
Activiteitenoverzicht introductie
Uitstapje Bakkers op bezoek! (benoemen, ordenen) Opzegvers Goedemorgen, bakker (benoemen, abstraheren) Spel Wat proef ik daar? (benoemen, abstraheren) Wereldtafel Op ontdekking! (benoemen, lokaliseren) Verhaal Het wondermeel (benoemen) – bijlage verhaal – kopieerblad 16 verwerking
bakken – oven – meel – gist – water – melk – boter – deeg – kneden – mengen – rijzen – afkoelen – snijden – snijmachine – verpakken – etalage – verkopen – bruin brood – wit brood – stokbrood – krentenbol – beschuit
Plakwerk De etalage van de bakker (ordenen, relateren) Spelen In de bakkershoek (benoemen) Spelen in het speellokaal De broodfabriek (benoemen, lokaliseren) Krijttekening Mijn lekkerste broodje (benoemen) Spel Leg in de goede volgorde (benoemen) – kopieerblad 16 en 17
vo o r ke nni s
afsluiting
Om dit thema goed te laten verlopen, is het nodig dat de kinderen vooraf een aantal begrippen, voorwerpen en handelingen kennen die met het thema te maken hebben, zoals: –– brood, bakker, bakkerij/bakkerswinkel, oven, heet; –– broodplank, broodmes; –– brood kopen, ontbijten, brood snijden.
Reactiespel In de oven (benoemen, abstraheren) Buitenactiviteit Koekenbakkers in de zandbak (benoemen) Bakken Een broodje bakken in de klas (benoemen, relateren, abstraheren) Liedje Bakker wat doe je?
begri ppen
bijlage
Verhaal: Het wondermeel
64
220621_Geobas_3_Thema 6.indd 64
13-07-2009 13:43:29
bakken
Introductie
opzegvers
Goedemorgen, bakker!
ui t sta p je
Bakkers op bezoek! vo o rber e i d i n g e n m at e ri a a l
& Zorg voor een bakkersmuts. Of maak zelf een muts (zie voorbeeld) van een strook dun karton en wit crêpepapier of dun zijdepapier. Leg een nietmachine en een viltstift klaar. Vraag de plaatselijke bakker of de groep op bezoek mag komen en wanneer.
voorbereiding e n mat eriaal
& Leg een bakkersmuts, een deftige hoed, schoenen met hoge hakken en een boodschappentas klaar. activiteit
Lees het vers voor.
Goedemorgen, bakker! Zijn de broodjes klaar? Ja, mevrouw Van Dalen de broodjes zijn al gaar. Goedemorgen, bakker! Zijn de koekjes klaar? Ja, mevrouw Van Dalen de koekjes zijn al gaar. Goedemorgen, bakker! Bakt u ook beschuit? Nee, mevrouw Van Dalen de oven is nu uit! auteur: Riemkje Pitstra
act i vi t e i t
Zet de bakkersmuts op het hoofd van een kind. Wacht de reacties van de (andere) kinderen af. Weten ze wat een bakker doet? Stel vragen als: –– Wat bakt een bakker allemaal? –– Wat kun je nog meer bij de bakker kopen? –– Hoe ziet een bakkerswinkel eruit? –– Zijn alle broodjes gelijk? Waarom wel/niet? –– Wat zou jij het liefst willen bakken? Waarom? Misschien kunnen de kinderen iets vertellen over de bakkerswinkel uit de buurt. Breng een bezoek aan de plaatselijke bakker. Vraag de bakker of de kinderen zelf broodjes mogen bakken in de oven. Tijdens dit bezoek kunnen de kinderen hun bakkersmuts dragen. Schrijf met viltstift de namen van de kinderen op de rand van de muts. Dan weet hij hoe zijn collega-bakkertjes heten. Praat na afloop met de kinderen over hun bezoek. –– Kunnen ze nu navertellen hoe het bakken van hun broodje in zijn werk ging? –– En welke materialen je er voor nodig had? –– Wie kan vijf producten noemen die de bakker nog meer bakt? (taart, krentenbrood, roggebrood, stokbrood, gevulde koeken) Bedank de bakker met een foto van de hele groep met hun bakkersmuts op. Zet de datum van het bezoek er op. Doe er een leuke lijst omheen.
65
220621_Geobas_3_Thema 6.indd 65
13-07-2009 13:43:30
6 Weten de kinderen wat een oven is? Bij wie staat er thuis een oven? En bij wie een magnetron? Geef ruimte voor eigen ervaringen. Stel vragen als: –– Over wie gaat dit vers? –– Wat is de bakker aan het doen? –– Wat heeft hij nodig om brood te bakken? –– Hoe komt hij aan dat meel? –– Hoe bakt hij koekjes? –– Wat gebeurt er als de oven aan/uit is? –– Waarom bakt de bakker geen beschuit meer? Daarna mogen twee kinderen voor bakker en mevrouw Van Dalen spelen. Ze mogen hiervoor de koksmuts en de andere verkleedspullen gebruiken. Laat deze kinderen het vers naspelen. Laat de kinderen daarna andere producten bedenken die de bakker bakt. Geef zo mogelijk bakkersproducten uit andere culturen een plaats, bijvoorbeeld Turks brood, Frans stokbrood, Italiaanse ciabatta, Grieks pitabrood. Variatie: De bakker zegt ‘nee’ waar hij in het vers ‘ja’ zegt of gebruikt de naam van het kind dat klant is.
spel
Wat proef ik daar? vo o rberei d i n g e n m at e r i a a l
& Leg stukjes van verschillende soorten brood klaar, bijvoorbeeld: bruin brood, wit brood, roggebrood, suikerbrood, krentenbrood en brood uit andere culturen. Leg er bakkersproducten bij, zoals: (stukjes) beschuit, crackers, koek, cake, lange vinger, speculaas, chocola. Bedek alles met een doek. Zorg dat alle kinderen iets kunnen proeven.
ac t i vi t e i t
Vertel de kinderen dat er onder de doek producten liggen die je bij de bakker kunt kopen. Wat denken ze dat er ligt? Daarna krijgt één kind een blinddoek voor en haalt iets onder de doek vandaan. Vraag het kind om er eerst aan te ruiken en te voelen. Daarna mag het kind het product proeven en opeten. Tot slot mag het raden wat het product is. Help het kind eventueel op weg door kenmerken van het product te noemen, bijvoorbeeld: ‘Het is brood en er zitten rozijntjes in.’ Zorg dat alle kinderen iets kunnen proeven. Leg van één product verschillende stukjes neer.
Laat de kinderen aan het eind nog een keer een voor een vertellen wat ze zelf geproefd hebben. Vraag daarna alle kinderen die brood hebben geproefd om hun hand op te steken. Of die koekjes hebben geproefd. Of gebak.
w e r e l d ta f e l
Op ontdekking! voorbereiding e n mat eriaal
& Richt met de kinderen een thematafel in. Zorg voor tarwehalmen (te krijgen bij tuincentra) en potjes met verschillende soorten graan, zoals: rogge, tarwe, gerst, maïs. En andere grondstoffen zoals melk, boter, water, eieren, gist, suiker, krenten en rozijnen, amandelsnippers, chocola, slagroom, bakkersroom, spijs, speculaaskruiden, glazuur, zout. Leg ook pakken meel en verpakkingsmaterialen van bakkersproducten neer. Neem broodproducten, reclamefolders en tijdschriften mee. Vraag posters bij bakkers. Zoek boekjes over groeien van graan en het bakken van brood. Leg ook producten neer die de kinderen op kunnen eten. activiteit
Laat de kinderen eerst vrij ontdekken wat er allemaal op en bij de wereldtafel te ontdekken valt. Wat valt hen op? Waar hebben ze vragen over? Waar willen ze iets over vertellen? Wat willen ze ruiken en proeven? Geef daarna alle kinderen iets van de tafel dat te maken heeft met de eerste stap van het brood maken: het zaaien en groeien van graankorrels. Geef elk kind bijvoorbeeld een tarwehalm of zorg voor een zakje met tarwekorrels. Bekijk de tarwehalm en/of de korrels met de kinderen. Wat ontdekken ze? Stel vragen als: –– Waar zou graan groeien, denk je? (Bijna overal ter wereld, ook in Nederland, groeit graan, op het land van graanboeren.) –– Uit welk deel van de tarweplant wordt brood gemaakt? (de korrels) –– Wat zie je aan de korrels? (Er zit een vlies omheen.) –– Bijt de tarwekorrel voorzichtig door. Wat zie je nu? (Er zit een wit pitje in de korrel.) –– Kun je de korrels zo eten of moet je er iets mee doen?( Je moet de korrels malen om meel te krijgen.) Vraag de kinderen wat er moet gebeuren als het graan op het land rijp is. (Eerst moet het graan geoogst worden, dan wordt er meel van gemaakt in de fabriek of in de korenmolen.) Bespreek vooral de tarwe, omdat daar het meeste brood van wordt gemaakt. Wrijf
66
220621_Geobas_3_Thema 6.indd 66
13-07-2009 13:43:30
bakken
tarwekorrels in een vijzel tot meel. Laat met behulp van boekjes of platen zien hoe in het groot van graankorrels meel wordt gemaakt. (In de korenmolen wordt het graan tussen zware stenen fijngemalen. In de meelfabriek gebeurt dit met behulp van grote machines.) In volkorenbrood zitten alle bestanddelen van de tarwekorrels nog. Witbrood wordt gemaakt van het meel van de witte pitjes in de korrel. En roggebrood wordt gemaakt van de korrels van de roggeplant. Bekijk samen roggebrood. Hoe ziet het eruit? En hoe proeft het? Laat aan de hand van pakken meel uit de supermarkt zien dat er verschillende soorten meel zijn. Wat is de laatste stap in het proces? (het bakken van brood en andere bakkersproducten) Teken de bakstappen op een vel papier. Of gebruik hiervoor de afbeeldingen van kopieerblad 17 en 18, in de juiste volgorde. Hang ze boven de wereldtafel.
–– Wat ontdekt ze de volgende morgen? (Iedereen wil een broodje van bakker Bolletje.) –– Wat vindt ze daarvan? (Ze vindt het helemaal niet leuk. Ze wordt boos.) Speel na hoe de mensen doen na het eten van de broodjes van wondermeel. activiteit
2
Daarna kunnen de kinderen in tweetallen het spel op kopieerblad 16 spelen. Als je met de pion op een bakkersproduct komt, mag je nog een keer gooien. Kom je op een bezempje dan moet je het aantal ogen op de dobbelsteen terug.
Verwerking plakw e rk
verhaal
Het wondermeel
De etalage van de bakker voorbereiding e n mat eriaal
vo o rber e i d i n g e n m at e ri a a l
& Leg het verhaal van de bijlage op blz. 72 klaar en het bijbehorende kopieerblad 16. Verzamel de volgende materialen om het verhaal mee te verlevendigen/verduidelijken: een zakje toverkorrels (bijvoorbeeld kleine snoepjes), brood, een taartje, een stokbrood, koekjes, een kadetje, een eierkoek, een sesambolletje. Zorg ook voor pionnen en dobbelstenen. act i vi t e i t
1
Lees of vertel het verhaal en praat er met de kinderen over. Stel vragen als: –– Wat heeft heks Krakra gebakken? (heksenbroodjes) –– Waarom wil niemand haar broodjes kopen? (De broodjes zijn keihard.) –– Waarom strooit ze toverkorreltjes in het meel van bakker Bolletje? (Ze denkt dat niemand zijn broodjes dan meer zal lusten.)
& De kinderen mogen tijdschriften, posters en reclamefolders over bakkersproducten meenemen. Verder zijn nodig: grote vellen papier, scharen en plaksel. activiteit
Verdeel de kinderen in tweetallen en zet elk groepje op een rustige plek aan het werk. Leg de kinderen uit wat ze moeten doen: –– Maak samen op een groot vel tekenpapier een etalage van een bakkerswinkel. –– Knip bakkersproducten uit tijdschriften. –– Bekijk samen waar het brood, de taarten, de koekjes en de gebakjes moeten staan, bijvoorbeeld de broden achter in de etalage, de taartjes in het midden en de koekjes en gebakjes vooraan. –– Plak tot slot samen alle producten op de juiste plek in de etalage. Laat de kinderen na afloop de producten in de etalage aanwijzen en over hun etalage vertellen. Dit kan in hun eigen groepje, maar ook in de grote kring. Laat de begrippen midden, achter, onder, voor, zijkant, links en rechts gebruiken.
67
220621_Geobas_3_Thema 6.indd 67
13-07-2009 13:43:31
6 spel en
s p e l e n i n het speello kaal
In de bakkershoek
De broodfabriek
vo o rberei d i n g e n m at e r i a a l
voorbereiding e n mat eriaal
& Richt de huishoek in als bakkershoek. Maak een toonbank van twee tafeltjes met een plank erover. Hang posters van bakkersproducten op. Leg bakkerskleding klaar. Zorg voor: kassa, geld, pen, papier, prijskaartjes, telefoon, gekleurde klei, (speel)brooddeeg, satéprikkers, deegroller, vormpjes, beslagkommen, mixer, houten lepel, weegschaal, maatbeker (van 1 liter). Het brooddeeg kunt u maken door 3 kopjes meel, 1 kopje water, 1 kopje zout en 1 theelepel olie te mengen. Leg bestelformulieren klaar voor de bakkerswinkel (zie voorbeeld).
& Deel de klas op in groepjes van vier tot vijf kinderen. Teken met krijt evenveel cirkels op de vloer als er groepjes zijn. In iedere cirkel moeten de vier tot vijf kinderen zich vrij kunnen bewegen.
ac t i vi t e i t
Laat enkele kinderen vrij spelen in de bakkershoek. Ze verkleden zich als bakker, verkoopster en klant. Ze kunnen broodjes maken van het brooddeeg of van de gekleurde klei. Daarbij gebruiken ze de weegschaal om onder andere het meel af te wegen, de maatbeker om hoeveelheden (bijvoorbeeld water) af te meten, de beslagkom om met een mixer of pollepel het deeg glad te maken, de deegroller om het deeg plat te maken, de vormpjes om klei of deeg in te doen zodat ze leuke koekjes krijgen, satéprikkers om figuurtjes in het deeg te maken. Klanten kunnen bellen om hun bestelling op te geven. De bakker noteert dit op het bestelformulier. De bakker kan de telefoon ook gebruiken om bijvoorbeeld meel te bestellen bij de fabriek. In de winkel betalen de klanten en het namaakgeld gaat in de kassa. De bestelde producten kunnen ook bezorgd worden bij de klanten. Observeer het spel van de kinderen. Stimuleer het spel door op bezoek te gaan in de bakkershoek. Bak ook een broodje of koop iets uit de bakkerswinkel. Gebruik begrippen als wegen, mixen, mengen, kneden, rijzen, bakken, snijden, inpakken, betalen, bestellingen opnemen, bezorgen. Bak de gemaakte broodjes als het mogelijk is in een echte oven.
activiteit
Vraag de kinderen waar je brood en banket kunt kopen. Weten ze dat heel veel van ons brood uit de broodfabriek bij de bakker en de supermarkt komt? Leg uit dat het speellokaal de broodfabriek is en de kinderen de broodjes die gebakken worden. Speel het proces van broodjes bakken in het lokaal als volgt na: –– Ga met de kinderen in de hoek van het lokaal staan. Speel dat daar de oven is. –– Een kind mag zogenaamd de oven aanzetten. –– De kinderen zijn deeg en zitten in een grote zak. Ze maken zich klein. –– Het deeg gaat naar de kuipen om gekneed en gemengd te worden. –– Verdeel de groepjes over de cirkels. In elke cirkel kruipen de kinderen door elkaar heen. –– Ze lopen als aparte bolletjes naar de weegschaal (plek aanwijzen). –– Dan gaan ze achter elkaar naar de rijsmachine (plek aanwijzen). –– In de rijsmachine worden ze groter en groter.
68
220621_Geobas_3_Thema 6.indd 68
13-07-2009 13:43:32
bakken
–– Daarna worden ze plat gemaakt. De lucht moet eruit. De kinderen liggen plat en blazen lucht uit. –– Nu gaan ze in een blik. Ze rollen zich op. Nu rijzen ze weer. –– Ze gaan de oven weer in (plek van de oven weer opzoeken). –– De kinderen komen er als mooi bruin gebakken broden uit. –– De broden worden gesneden, ingepakt en gaan de vrachtauto in. Speel zelf voor chauffeur en breng al de broden naar verschillende bakkerijen en supermarkten. Kies een gevarieerde route door het lokaal. Haal onderweg steeds ‘broden’ uit de wagen. Ga door tot de auto leeg is.
kr i j t t e k e ni ng
Mijn lekkerste broodje vo o rber e i d i n g e n m at e ri a a l
& Zorg voor vellen papier, krijt en scharen. act i vi t e i t
Vraag de kinderen wat ze ’s morgens gegeten hebben. Hoeveel kinderen aten er brood? Welke soorten brood kunnen ze benoemen? Laat ze ook over de vorm van hun brood(jes) vertellen. Ga in op begrippen als rond, langwerpig, vierkant, brood met ‘oortjes’ (knipbrood), lang brood (stokbrood). Daarna mogen ze vertellen of er iets op hun brood zat. En over welk beleg ze lekker vinden. Er zijn buitenlandse kinderen die niet gewend zijn om een boterham met beleg te eten. Hoe eten zij hun brood en wanneer? Hierna tekenen de kinderen in groepjes met krijt hun lekkerste brood(je) of boterham. Welke vorm heeft het? Hoe ziet de korst eruit? Laat de broodjes uitknippen en hang ze bij de wereldtafel of in de bakkershoek.
activiteit
De kinderen bekijken de plaatjes van kopieerblad 17 en knippen ze los. Ze overleggen wat de volgorde van de plaatjes moet zijn. Ze doen hetzelfde met de plaatjes van kopieerblad 18. Observeer de activiteiten van de kinderen. Help ze zo nodig door vragen te stellen als: –– Waar komt het meel van de bakker vandaan? (uit de meelfabriek of van de korenmolen) –– En hoe komen de molenaar en de fabriek aan graan? (Graan komt van de graanboeren in Nederland of uit het buitenland. Dat wordt met grote schepen naar een haven gebracht.) –– Hoe wordt het graan in de korenmolen fijngemalen? (tussen molenstenen) –– En hoe gaat het in de meelfabriek? (met grote machines) –– Kun je zelf ook meel maken? Hoe dan? (graankorrels fijnwrijven tussen stenen of in een vijzel) –– Hoe ziet graan eruit? –– Wat doet de bakker met het brooddeeg? –– Wat doet hij daarna? Laat de kinderen een partner uitkiezen of deel zelf paren in. Ieder kind husselt de plaatjes van de twee reeksen door elkaar en doet ze in zijn of haar doosje. Het ene kind pakt met de ogen dicht een plaatje uit het doosje en laat dit aan het andere kind zien. Het is de bedoeling dat het andere kind elk getoond plaatje in zijn of haar eigen doosje opzoekt. Beide kinderen moeten hun eigen plaatjes in de goede volgorde voor zich op tafel leggen. Zo moeten er twee reeksen ontstaan: één van het proces van graan tot brood en één van het bakken van koekjes. Laat de kinderen van één paar van rol wisselen. Laat de twee reeksen onder elkaar op een vel tekenpapier plakken. Praat over de afbeeldingen. Wat is het eerste plaatje en wat het laatste? Wat gebeurt er tussenin?
spel
Leg in de goede volgorde vo o rber e i d i n g e n m at e ri a a l
& Leg voor ieder kind klaar: de kopieerbladen 17 en 18, een schaar, een doosje, tekenpapier en plaksel.
69
220621_Geobas_3_Thema 6.indd 69
13-07-2009 13:43:33
6 Afsluiting
buitenactiviteit
Koekenbakkers in de zandbak
react i espe l
In de oven vo o rberei d i n g e n m at e r i a a l
& Gebruik zo mogelijk het speellokaal of het plein. Teken een grote cirkel op het midden van de vloer. ac t i vi t e i t
Vertel dat de cirkel de oven van de bakker is. Maak vier groepjes kinderen. Verdeel de groepjes over de buitenkant van de cirkel. Elk groepje krijgt de naam van een groep bakkersproducten: brood, gebak, koekjes, broodjes. Spreek een teken af waarop de kinderen moeten reageren, zoals een klap in de handen of tromgeroffel. Noem een van de verzamelnamen, bijvoorbeeld: brood. De desbetreffende groep kinderen springt over de krijtstreep de oven in en weer terug. Kinderen die fout reageren, moeten een beurt overslaan. Varieer in tempo en volgorde. Noem daarna niet de verzamelnaam ‘brood’, maar een productnaam, bijvoorbeeld: tarwebrood, wit brood of stokbrood. De kinderen van de groep ‘brood’ moeten hierop reageren. Zo kan de groep ‘gebak’ reageren op: slagroomtaart, slagroomsoes, mokkapunt. De groep ‘koekjes’ op: gevulde koek, eierkoek, speculaasje. En de groep ‘broodjes’ op: croissantje, sesambolletje, krentenbol. Rouleer na verloop van tijd de groepjes.
voorbereiding e n mat eriaal
& Zorg voor materialen om in de zandbak broden, koekjes en taarten te bakken zoals: vormen van koekjes, brood en taarten, emmertjes, blikjes, schepjes. En materiaal om te versieren: schelpjes, doppen, stokjes, verjaardagskaarsjes, steentjes, vlaggetjes, strooibus met zacht zand. Met water en zand kunnen de kinderen ‘deeg’ maken. Bij slecht weer kunnen de kinderen om de beurt in de zandtafel aan het werk. activiteit
Vertel de kinderen dat de zandbak een bakkerij is en dat de kinderen de bakkers zijn. Wat bakt een bakker ook alweer? Een deel van de zandbak is de bakkerswinkel. Daar worden de producten die de kinderen in de zandbak maken te koop aangeboden. Overleg met de kinderen wat ze alleen of in groepjes willen gaan bakken. Observeer hoe ze de activiteiten aanpakken en stimuleer ze door vragen als: –– Wat ga je bakken? (brood, koekjes, een taart, een cake, broodjes) –– Hoe maak je deeg in de zandbak?(met zand en water) –– Wat ga je daarna doen? (het product in de oven doen) –– Waarmee ga je de taart, cake, koekjes versieren? Bekijk samen de gemaakte producten. Benoem de soorten bakkersproducten die gemaakt zijn. Welke vormen hebben ze gebruikt? Laat de kinderen de stappen vertellen die gedaan zijn om hun product te maken (deeg maken, mengen, kneden, vorm maken, rijzen, in de oven bakken, afkoelen). Zet er naamkaartjes van de ‘koekenbakkers’ bij en van wat ze gemaakt hebben. Maak er foto’s van om op de computer te zetten of om er een kijkboek van te maken voor de boekenhoek. Laat de kinderen zogenaamd de gemaakte producten in de ‘winkel’ kopen en verkopen. Gebruik de karren, bijvoorbeeld voor het vervoer van het meel naar de bakker of van het brood van de bakker naar de supermarkt. Tip: Op rommelmarkten zijn vaak goedkoop bakvormen te krijgen voor tulband, cake, taartvorm en koekjes.
70
220621_Geobas_3_Thema 6.indd 70
13-07-2009 13:43:34
bakken
ba kken
liedje
Een broodje bakken in de klas
Bakker wat doe je?
vo o rber e i d i n g e n m at e ri a a l
voorbereiding e n mat eriaal
& Vraag bij deze activiteit de hulp van enkele ouders. Zorg voor een of meer bakovens. U kunt kant-en-klaar broodmeel kopen, maar ook zelf het deeg maken. Dan hebt u nodig (voor 25 kinderen een klein bolletje): 600 gram meel, 25 gram gist (half pakje gist), 2,5 liter lauw water, een halve theelepel zout. Zet een beslagkom en een schone theedoek klaar. Zorg voor bordjes, bestek, servetten, boter en broodbeleg. act i vi t e i t
Doe de kinderen voor hoe u deeg maakt. –– Los de gist op in een klein beetje water. –– Leg ook uit waarvoor u gist gebruikt. (om het deeg te laten rijzen) –– Doe het zout met de rest van het water erbij. –– Meng het meel erbij. Houd een kopje meel apart om later toe te voegen als het deeg te nat blijft. –– Laat het deeg minstens een half uur onder een theedoek rijzen. De theedoek zorgt ervoor dat er geen koude lucht bij het deeg komt.
& Leg het liedje Bakker wat doe je klaar. Zorg voor een bakkersmuts, deegroller, beslagkom, pollepel. activiteit
Zing het liedje een aantal keren voor. Een kind mag bakker zijn en zet de bakkersmuts op. Het liedje is een vraag-en-antwoordspel tussen de bakker en de kinderen. Tekstvariatie: In plaats van koekjes bedenkt de bakker wat hij nog meer kan bakken. (Broodjes, taartjes, stokbrood.) De kinderen kunnen er ook bewegingen bij bedenken. (Beslag roeren in een kom, deeg kneden, deeg met de deegroller plat maken.) & Tekst van het liedje:
Bakker, bakker, wat doe je vandaag? ‘Koekjes bakken, koekjes bakken.’ Bakker, bakker wat doe je vandaag? ‘Koekjes bakken dat doe ik graag!’
Geef daarna ieder kind een stukje deeg. Ze kneden het deeg tot het niet meer plakt. Gebruik zo nodig het meel dat apart gehouden is. De kinderen maken van het deeg een bolletje (broodje) of een andere figuur. Beboter de bakplaat en leg het deeg erop. Zet de plaat op een warme en tochtvrije plek en laat de bolletjes ongeveer 30 minuten rijzen onder de theedoek. Zet de oven op stand 6 (225 graden C). Doe de broodjes of broodfiguren 10 tot 15 minuten in de oven. Het brood is gaar als het hol klinkt wanneer er op getikt wordt. Dek de tafel feestelijk met bordjes, bestek en servetjes. Zet boter en beleg klaar en eet de broodjes op. Vraag na afloop hoe het smaakte. Kunnen ze nog vertellen hoe ze de broodjes hebben gemaakt?
71
220621_Geobas_3_Thema 6.indd 71
13-07-2009 13:43:35
6 verhaal
Het wondermeel Kraka de heks is boos. Ze heeft de hele nacht heksenbroodjes gebakken. Maar niemand, niemand wil een keihard broodje van haar kopen! ‘Ik haat broodjes bakken!’ gilt ze en vliegt op haar bezemsteel het raam uit. ‘Bakker Bolletje verkoopt wel een heleboel broodjes en taartjes! Daar komt alweer een meneer met een stokbrood en een doos gebak de winkel uit. Het is niet eerlijk! Maar ik zal die bakker Bolletje wel krijgen. Wacht maar! Morgen verkoopt hij geen enkel broodje meer!’ Het is nacht. Bakker Bolletje slaapt. Grr… grr… gaat het. Opeens klinkt er een zacht geluid in zijn slaapkamer. Een lange magere hand met lange nagels schuift het raam een beetje open. Zzzoef! Een bezem met een heks erop schiet door het geopende raam de kamer binnen. Ze landt bijna boven op het bed van bakker Bolletje! Heel, heel eventjes houdt het gesnurk op. De heks houdt de adem in. Gelukkig, de bakker snurkt weer rustig verder. Ik moet de volgende keer wat minder gas geven, denkt Kraka. Ze zet de bezemsteel tegen de muur en sluipt de trap af naar de bakkerij. ‘Hi, hi,’ grinnikt de heks. ‘Ik strooi gauw een handvol toverkorreltjes door het meel. Wie er van eet, moet dan heel erg huilen. Dan heeft niemand meer trek in zijn brood en gebak! De volgende morgen staat bakker Bolletje heel vroeg op. Hij maakt van meel het deeg voor brood en kadetjes. En voor koekjes en taartjes. Bakker Bolletje mengt en kneedt en bakt. Hij merkt niets van de korreltjes van de heks. Politieagent Grijpstra eet een vers broodje. Mevrouw Rozema neemt een eierkoek. Dokter Griep lust wel een sesambolletje. En opeens voelen ze zich heel erg vrolijk. Ze huppelen over straat. Iedereen die iets bij bakker Bolletje koopt en opeet, gaat dansen en zingen. Het duurt niet lang of er staat een hele rij klanten voor de winkel van bakker Bolletje. Ze willen allemaal graag vrolijk en blij zijn. Heks Kraka vliegt over de winkel van bakker Bolletje. ‘Wat zie ik daar?’ krast ze opgewonden. ‘Klanten! Allemaal klanten! En wat zijn ze blij! Bah, mijn truc is mislukt!’ Woedend geeft ze gas. Ze vliegt boos naar het andere eind van de wereld. En niemand heeft ooit meer iets van haar gehoord. auteur: Riemkje Pitstra
72
220621_Geobas_3_Thema 6.indd 72
13-07-2009 13:43:37