Ruim Baan voor goed beroepsonderwijs 3.2 || 2015
Samen opleiden voor een duurzame toekomst
Albeda College Definitieve versie, 28 augustus 2014
Inhoudsopgave Voorwoord ............................................................................................................. 3 Leeswijzer.............................................................................................................. 4 1. Wat gebeurt er om ons heen? ........................................................................... 5 2. Hoe staan we er voor? ...................................................................................... 7 3. De basis op orde en de lat omhoog ................................................................... 9 Thema 1: Van informeren naar binden .............................................................. 9 Thema 2: Van deskundig naar bekwaam .......................................................... 10 Thema 3: Van systemen naar gebruikers .......................................................... 11 4. Versterken partnerschap met bedrijven ............................................................. 12 Thema 4: Van aanbodgericht naar duurzaam en vraaggericht opleiden ............ 12 5. Meer en beter samenwerken in het onderwijs ................................................... 14 Thema 5: Van instroom- naar maatwerktrajecten .............................................. 14 6. Leren en innoveren ........................................................................................... 16 Verantwoording ..................................................................................................... 18
2
Voorwoord Voor u ligt Ruim Baan 3.2 ‘Samen opleiden voor een duurzame toekomst’, het strategisch kader i van het Albeda College voor 2015. Samen opleiden staat voor samen met bedrijven, omdat het om hun toekomstige werknemers gaat en samen met Zadkine omdat we onze opleidingen de komende jaren bundelen in vijf nieuwe mbo-colleges. Duurzaam is een kernwoord in onze missie en staat voor duurzaam opleiden van jongeren en (jong)volwassenen tot gewilde en bekwame vakmensen, die in staat zijn een leven lang te leren en als ambitieus vakman/vakvrouw én actief burger een bijdrage te leveren aan een duurzame toekomst. Oftewel zoals Henk Oosterling, filosoof en oprichter van Rotterdam Vakmanstad uitdraagt: opleiden voor een duurzame toekomst betekent opleiden tot duurzaam vakmanschap, opleiden van vaklieden die zich fysiek (milieu en gezondheid), sociaal (zorgzame samenwerking) en mentaal een leven lang ii ontwikkelen. Onze missie sluit naadloos aan op het pleidooi van de Wetenschappelijke Raad voor het ste Regeringsbeleid (WRR) om in alle sectoren van het onderwijs vakoverstijgende 21 eeuwse vaardigheden - samenwerken, initiatief nemen, doorzettingsvermogen, communiceren, creativiteit, probleemoplossend vermogen, kritisch denken, sociale en culturele vaardigheden en ict-geletterdheid – op te nemen in de programma’s, met als doel zelfredzame werknemers op te leiden die hun leven lang kunnen inspelen op nieuwe omstandigheden, kennis en iii ontwikkelingen. We pakken de handschoen op. Door als twee ROC’s de krachten te bundelen zijn we in staat om stevige sectorale colleges in te richten die hechte relaties ontwikkelen met de bedrijven waarvoor wordt opgeleid. Daarbij kiezen we als maatschappelijke instelling in de driehoek overheid, markt en burger voor een positie in het midden, zoekend naar de balans tussen kwaliteit, arbeidsmarktrelevantie en toegankelijkheid. We zullen responsief moeten zijn en samen met bedrijven colleges bouwen die structureel verbonden zijn met hun omgeving, colleges waarin we ons richten op het opleiden van studenten én samen met arbeidsorganisaties en overheden investeren in de versterking van de regionale economie. Studenten, bedrijven en de overheid stellen bovendien steeds hogere eisen aan de kwaliteit van het onderwijs en de diploma’s. Dit vereist een kwaliteitscultuur waarin leren en verbeteren centraal staat, zodat het gangbaar wordt om samen (bestaande) producten en diensten op de werkvloer te verbeteren. Om deze ambities te kunnen realiseren is het van belang dat we goed onderwijs bieden, blijven innoveren en meer gaan samenwerken met bedrijven om van elkaar te leren. De implementatie van de nieuwe kwalificatiedossiers per 1 augustus 2016 in het kader van Focus op vakmanschap en de vorming van de mbo-colleges zijn een goede gelegenheid om deze vernieuwing met kracht iv (van onderop) op te pakken. In deze nota presenteren we de thema’s die voor de toekomst van het middelbaar beroepsonderwijs van belang zijn. Het is aan de directies om deze thema’s samen met de onderwijsleiders, de teams en het werkveld te vertalen naar het onderwijs van morgen en de colleges in oprichting.
Anja van Gorsel en Renata Voss Rotterdam, augustus 2014
3
Leeswijzer In Ruim Baan 3.0 hebben we drie speerpunten benoemd: 1. De basis op orde en de lat omhoog. 2. Versterken partnerschap met bedrijven 3. Meer en beter samenwerken in het onderwijs. Deze speerpunten zijn in Ruim Baan 3.1 uitgewerkt in vijf thema’s: a. Voorlichting, intake en begeleiding. b. (Vak)deskundigheid en pedagogisch en didactische vaardigheden van docenten. c. Systemen en ondersteunende processen (voor het onderwijs én de bedrijfsvoering). d. Ondernemerschap van docenten, management en studenten. e. Aantrekkelijke instroomroutes van het voortgezet onderwijs naar het mbo. In Ruim Baan 3.2 hebben we de drie speerpunten gecontinueerd. De thema’s zijn op basis van de ontwikkelingen in onze omgeving (zie hoofdstuk 1) en de ontwikkelingen binnen het Albeda (zie hoofdstuk 2) aangescherpt: 1. De basis op orde en de lat omhoog (zie hoofdstuk 3): a. Van informeren naar binden. b. Van deskundig naar bekwaam. c. Van systemen naar gebruikers. 2. Versterken partnerschap met bedrijven (zie hoofdstuk 4): d. Van aanbodgericht naar duurzaam en vraaggericht opleiden. 3. Meer en beter samenwerken in het onderwijs (zie hoofdstuk 5): e. Van instroomroutes naar maatwerk. Per thema staan vier vragen centraal: Wat is onze ambitie? Waarom vinden we dit van belang? Wat is in gang gezet en wordt gecontinueerd? Wat gaan we extra aandacht geven? Om onze ambities te realiseren zetten we intern sterker in op leren en innoveren. Formeel via de verbetercyclus van Plan, Do, Check en Actualisatie (PDCA). Deze cyclus gaan we in het kader van de collegevorming op korte termijn ook integreren met de cyclus van Zadkine. Informeel door het organiseren van leren op de werkvloer en teams te stimuleren te reflecteren op hun pedagogisch en hun didactisch handelen en één ontwikkeling op te pakken waarmee men zich in de komende jaren wil onderscheiden (zie hoofdstuk 6).
4
1. Wat gebeurt er om ons heen? De samenleving en de arbeidsmarkt veranderen De overheid legt meer verantwoordelijkheid bij de burger en trekt zich financieel terug. De zogenaamde participatiesamenleving vraagt om een hogere graad van zelforganisatie door burgers. Nederland - met Rijnmond in zijn internationale context voorop - verandert in een innovatie-economie. Deze economie kan alleen groeien als er voldoende skills/talent en kennis voorhanden zijn. Kennis is daarmee een concurrentiefactor geworden voor ondernemers én werknemers. Het mbo heeft een belangrijke regionale rol bij de verspreiding en toepassing van kennis. Door deze kennis mee te geven aan studenten, maar ook door werk te maken van op- en bijscholing van zittend personeel. Kennis en vaardigheden veranderen snel. Deze scholing in het kader van een leven lang leren wordt nu voor een groot deel uitgevoerd door marktpartijen. De vraag naar mbo’ers op niveau 2 en 3 daalt. De crisis heeft dat proces versneld. Bedrijven hebben met inzet van technologie hun kosten omlaag gebracht. Administraties zijn bijvoorbeeld gedigitaliseerd en in de zorg zien we steeds meer domotica. Administratieve banen en banen in de zorg op niveau 2 en 3 staan daardoor onder druk. De vraag naar v laaggeschoolde werknemers in Rotterdam blijft echter stabiel op 24%. Ook aan zittend personeel worden hogere eisen gesteld. Dit blijkt uit de sectorplannen waarin bij-/omscholen van werknemers en begeleiding van-werk-naar-werk centraal staat. Dit biedt kansen voor het mbo op het aanbieden van scholingstrajecten in het kader van een leven lang leren. Dat geldt ook voor het ontwikkelen van ondernemerschap en een ondernemende houding: 93% van het MKB ziet het mbo als de meest geschikte sector om deze kennis en vi vaardigheid te ontwikkelen (tegen 73% HO). Per 1 augustus 2016 wordt het verplicht om het NLQF niveau op een diploma te vermelden. Via het Nationaal Coördinatiepunt (NCP) worden kwalificaties ingeschaald op NLQF- en EQFniveau. Door consequent leeruitkomsten van opleidingen te beschrijven in termen van kennis, vaardigheden en zelfstandigheid/verantwoordelijkheid kun je opleidingen vergelijken. Deze leeruitkomsten zeggen iets over het verwachte niveau van studenten/werknemers zoals het bedrijfsleven dat verwacht. Het vmbo vernieuwt Vanaf 2016 worden in de bovenbouw van het vmbo nieuwe beroepsgerichte programma’s geïntroduceerd. Deze programma’s bieden leerlingen meer mogelijkheden om zich of breed te oriënteren of smal te verdiepen. Vmbo-scholen stellen hun onderwijsaanbod opnieuw samen door een selectie te maken uit profiel- en keuzedelen. Door het uitwisselen van kennis en docenten met het mbo, het delen van praktijkruimtes kan het vmbo meer keuzedelen aanbieden. Dit stelt hoge eisen aan de flexibiliteit van zowel vmbo als mbo. In de afgelopen jaren zagen we in het voortgezet onderwijs (vo) een sterke opwaartse druk. Gevolg van deze ontwikkeling is dat het aantal leerlingen in het derde en vierde leerjaar van de lagere leerwegen in het vmbo daalde (17,5%). Alleen de hogere leerwegen in het vmbo en de havo groeiden (beiden rond de +8,5%). De voortijdige schooluitval in het vo daarentegen is vrij hoog (1.400 leerlingen per jaar), met name in het derde leerjaar van zowel het vmbo als de havo. De vernieuwing van de programma’s en het verschuiven van de leerlingstromen in het vmbo in combinatie met het beperken van de ongediplomeerde instroom en de verblijfsduurbeperking in het mbo vraagt om een gerichte versterking van het aantal maatwerktrajecten. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van experimentele regelingen als de vakmanschapsroute (gericht op een startkwalificatie), de technologieroute (gericht op mbo drie in de techniek) of het sluiten van eigenstandige samenwerkingsovereenkomsten.
5
De overheid stelt eisen aan de arbeidsmarktrelevantie en inhoud van het onderwijs De overheid stelt hoge eisen aan de arbeidsmarktrelevantie van het onderwijs. Het is niet langer voldoende dat we studenten diplomeren, het diploma moet ook kans bieden op werk. Dat wil zeggen dat opleidingen in een regio moeten aansluiten op de arbeidsmarkt. Jongeren kiezen echter niet vanzelf voor opleidingen met hoge baankansen. Met name in de techniek zal vanuit het bedrijfsleven meer en dieper geïnvesteerd moeten worden om jongeren te enthousiasmeren en te binden. In deze regio, waar de vraag hoog is, is het aandeel van de technische opleidingen slechts 13% (landelijk 25% , instellingsprofiel 2014). In de komende jaren staat de herprogrammering van het onderwijs op basis van de herziene kwalificatiedossiers (inclusief keuzedelen) hoog op de agenda. De intensiveringsmaatregelen in het kader van Focus op Vakmanschap zijn met ingang van het nieuwe schooljaar geïmplementeerd. Dit biedt kansen om zowel het aanbod als de inhoud van opleidingen onder de loep te nemen en af te stemmen op de toekomstige vraag van de arbeidsmarkt. Denk aan het verbreden van opleidingen (waar mogelijk) en het integreren van vakken als ste loopbaanoriëntatie en burgerschap met een focus op de 21 eeuwse vaardigheden.
6
2. Hoe staan we er voor? Het rendement stijgt en de tevredenheid van studenten en medewerkers neemt toe De legitimiteit van onze organisatie wordt bepaald door de mate waarin we voldoen aan de verwachtingen van onze stakeholders: studenten en hun ouders zoeken een goede opleiding als opstap naar een baan; bedrijven en instellingen hebben goed opgeleide en ambitieuze vakmensen nodig; de overheid heeft belang bij een optimaal opgeleide bevolking en actieve burgers. Uitgaande van de tevredenheid van studenten en medewerkers en de rendementen van opleidingen hebben we ten opzichte van voorgaande metingen vooruitgang geboekt. Studenten zijn positiever over de opleiding (van 6,8 naar 6,9) en de organisatie (van 6,2 naar 6,4, JOB 2014); Jaar- en diplomaresultaat zijn met 3,5% en 3,1% gestegen (naar 66,5% en 67,5%) en het aantal vsv-ers is bijna gehalveerd (tot iets meer dan 8%). Met name de studenten in de ArmoedeProbleemCumulatie-gebieden (APC-g) zijn vooruit gegaan. Ook medewerkers zijn tevredener (van 6,7 naar 6,9, Effectory 2013). Leiderschap en rolduidelijkheid springen er positief uit. Het aantal opleidingen met zowel het jaar- als het diplomaresultaat onder de landelijke norm is gedaald, van 35 in 2011-2012 naar 25 in 2012-2013, waarvan het merendeel op niveau 3. Voor een deel gaat het om technische verklaringen waarbij niveau 3 wordt gebruikt als basisjaar waarna studenten zonder diploma met voldoende potentie doorstromen naar een niveau 4-opleiding. Daar waar geen sprake is van een technische verklaring wordt hard gewerkt aan het verhogen van de slagingskans van studenten. De resultaten voor taal en rekenen gaan stap voor stap omhoog Ten opzichte van het schooljaar 2011-2012 zijn onze taal- en rekenresultaten van de centraal ontwikkelde examens (COE) gestegen, verhoudingsgewijs zelfs iets meer dan landelijk. Dat is een compliment waard, maar we zijn er nog niet. In 2013-2014 lijkt het niveau Nederlands gelijk gebleven en zien we voor rekenen een daling van het aantal voldoendes ten opzichte van vorig schooljaar. Dat heeft onder meer te maken met het grote aantal herkansers dat in 2013-2014 aan de COE’s rekenen heeft deelgenomen. Ook landelijk hebben herkansers voor rekenen gemiddeld genomen geen hoger vii vaardigheidsniveau behaald. Op dit punt is er nog een wereld te winnen. Er is forse kritiek geleverd op de inhoud en kwaliteit van de centrale rekentoetsen voor zowel de leerlingen in het vo als het mbo. OCW heeft dan ook opdracht gegeven aan CITO de rekentoetsen en de viii bijbehorende cesuur op korte termijn te verbeteren. Vergelijken we onze resultaten met het landelijke beeld dan zien we dat we zowel voor Nederlands als rekenen circa 7% minder voldoendes halen. Onze cijfers liggen op alle niveaus gemiddeld 0,1-0,3 lager. Dit is in lijn met de lagere scores voor Nederlands en rekenen in het primair en voortgezet onderwijs in Rotterdam. Kijken we naar de resultaten van studenten uit APC-gebieden dan zien we dat deze 6,5 punten lager scoren voor taal en rekenen in vergelijking met studenten die niet in een APC-gebied wonen. De nieuwe instroom blijft op peil, de interne doorstroom daalt De omvang van het aantal studenten is in de afgelopen twee jaar met meer dan 6% gedaald (uitgaande van het aantal bekostigde studenten, onbekostigd is de daling minder groot). Analyses laten zien dat deze daling voornamelijk wordt veroorzaakt door de bewuste daling van de instroom vanuit Welzijn & Onderwijs als gevolg van de arbeidsmarktfixus, de achterblijvende instroom bij Techniek en het Startcollege en een lagere interne doorstroom, doordat een grotere groep een diploma heeft gehaald en is uitgestroomd. Op basis van de exitgesprekken met examenkandidaten (53% in 2012-2013, verdeeld over alle opleidingsniveaus) zien we dat bijna 40% van de studenten op school blijft, meer dan 20% doorgaat naar het hbo, 20% werk heeft gevonden en 20% werk zoekt of nog geen plan heeft. Alle branches kennen zowel gediplomeerde als ongediplomeerde instroom vanuit de havo. Alleen bij gezondheidszorg is de instroom met diploma groter dan de instroom zonder diploma, bij LSE zijn de beide stromen nagenoeg gelijk.
7
Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt bieden kansen en leiden tot knelpunten Om de aansluiting van ons opleidingsportfolio op de vraag van de arbeidsmarkt te verbeteren is een model ontwikkeld om de doelmatigheid van het aanbod te bepalen. In 2013 hebben de eerste analyses geleid tot de afbouw van een aantal kleine opleidingen, het starten van recombinaties van opleidingen en het uitbouwen van opleidingen waar veel vraag naar is. Op initiatief van Albeda en Zadkine is met zes mbo-instellingen in de regio overeengekomen afspraken te maken over het starten en stoppen van opleidingen om onnodige concurrentie terug te dringen. Een deel van de studenten (5%) heeft geen (passende) bpv-plaats. Met het aanscherpen van de bekostigingsvoorwaarden wordt dit een serieus knelpunt. Om toch zoveel mogelijk studenten op stage te laten gaan wordt gezocht naar alternatieve stages waar ze een deel van de kerntaken kunnen uitvoeren. In overleg met kenniscentra wordt veel werk verzet om zoveel mogelijk studenten te plaatsen. In samenwerking met Rotterdam Vakmanstad wordt onder de noemer Vakwerf met het oog op de 21st-eeuwse skills gewerkt aan het verbeteren van de stagebegeleiding. Er is veel geïnvesteerd in randvoorwaarden en systemen De aanstelling van onderwijsleiders heeft geleid tot een sterkere sturing op het primaire proces. Tegelijkertijd is er geïnvesteerd in het verbeteren van de randvoorwaarden: van 81% van de medewerkers is een verslag van een functionerings- of beoordelingsgesprek opgenomen in het dossier; het aantal onbevoegde docenten is teruggedrongen van 23% naar 12%, de verhouding LB/LC/LD is verbeterd en het aantal wachtgelders en herplaatsingskandidaten is sterk gereduceerd. Er zijn twee management development trajecten uitgevoerd, voor directies en voor onderwijsleiders en één team development programma voor alle teams in de branches. In het schooljaar 2014-2015 volgen alle teams opnieuw een teamtweedaagse, gericht op het omgaan met werkdruk en het verbeteren van het onderwijs. Daarbij gaat het met name over het pedagogisch didactisch klimaat. Naast deze Albedabrede programma’s wordt op brancheniveau geïnvesteerd in het ontwikkelen van nieuwe aanpakken zoals LeerKracht en kenniskringen en de implementatie van systemen als AWR, DsDO en digitaal aanmelden die onderwijsleiders en docenten moeten ondersteunen bij het uitvoeren van hun taken.
8
3. De basis op orde en de lat omhoog Speerpunt één; drie thema’s Op basis van de ontwikkelingen in onze omgeving (zie hoofdstuk 1) en de ontwikkelingen binnen het Albeda (zie hoofdstuk 2) hebben we de thema’s van speerpunt één uit Ruim Baan 3.1 – de basis op orde en de lat omhoog - aangescherpt. Thema 1: Van informeren naar binden Wat is onze ambitie? Elke student die we toelaten, kwalificeren binnen de tijd die ervoor staat, indachtig ons motto ‘Een kans moet een échte kans zijn’. Dit betekent dat student én team in staat moeten zijn om de (extra) inspanning te leveren die nodig is om het gewenste resultaat te behalen. Waarom vinden we dit van belang? Om studenten te binden en uitval te beperken is het van belang dat ze zo snel mogelijk op een goede opleidingsplek terecht komen waarin ze met de juiste verwachting gemotiveerd aan een opleiding kunnen beginnen. Ook als een student alsnog besluit dat de opleiding niet aansluit is het zaak hem of haar zo snel mogelijk door te verwijzen naar een opleiding die wel past. Door de beperking van de verblijfsduur in het kader van Focus op Vakmanschap en de invoering van prestatiebekostiging voor voortijdige schooluitval neemt het belang van deze opdracht alleen maar toe. Wat is in gang gezet en wordt gecontinueerd? Voorlichting: derde- en vierdejaars vmbo worden via sectororiëntatie en proeflessen voorgelicht; studenten die informatie aanvragen of open dagen bezoeken worden (digitaal) gevolgd en actief benaderd; studenten zonder helder beroepsbeeld kunnen terecht in de brede domeingroepen. Jongeren die belangstelling hebben voor opleidingen met een beperkt arbeidsmarktperspectief worden uitgenodigd voor ombuiggesprekken. Intake: de aanmeldprocedure is gedigitaliseerd en wordt gekoppeld aan de vernieuwde intakemodule (najaar), waardoor het intakeproces efficiënter kan verlopen en we het verloop van het proces beter kunnen monitoren. Intake wordt in een aantal branches teamoverstijgend georganiseerd om zo beter te kunnen beoordelen waar studenten het beste op hun plek zijn. Voor de late aanmelders op niveau 2 wordt deze zomer voor het eerst een Albedabrede matchingsprocedure gevolgd. Begeleiding: er wordt veel geschoold op het voeren van loopbaangesprekken met studenten en er is een netwerk LOB ingericht waarin voorlichters én begeleiders samenwerken. Wat gaan we extra aandacht geven? Voorlichting: voorlichting is een belangrijke stap in het binden van nieuwe studenten. Dit vraagt om slimme combinaties van nieuwe media, inzet van studenten als ambassadeurs en investeren in bondgenootschappen met bedrijven en met scholen (vmbo én havo aan de instroomkant en hogescholen aan de doorstroomkant) per branche en Albedabreed. Doel is het vergroten van de kans op studiesucces. Intake: vo-studenten met een diploma die zich direct vanuit het vo tijdig aanmelden kunnen sneller geplaatst worden dan zij-instromers zonder diploma of late aanmelders. Dit vraagt om intake op maat. De uitvoering van de procedure voor de vo-instroom zonder diploma wordt geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. Hetzelfde geldt voor de Albedabrede matchingsaanpak voor late aanmelders. Branches analyseren de inhoud en organisatie van hun intake in relatie tot de onderscheiden doelgroepen. Begeleiding: de begeleiding van studenten in de stagebedrijven is de smeerolie van de samenwerking in de driehoek student, docent, praktijkbegeleider. Zowel bol- als bbl-studenten zijn matig tevreden over de contacten van school met stagebedrijven. Inzet van de teams is de contacten op een slimme manier te verbeteren, aansluitend bij de behoefte van betrokkenen, waar mogelijk met inzet van social media.
9
Thema 2: Van deskundig naar bekwaam Wat is onze ambitie? Docenten en instructeurs die in staat zijn om samen met praktijkopleiders in de bedrijven studenten op te leiden voor een duurzame toekomst. Onderwijsleiders met visie en kennis om dit proces te begeleiden. Medewerkers die zich als lid van een team en organisatie gewaardeerd voelen als vakman/-vrouw en met plezier naar hun werk gaan. Waarom vinden we dit van belang? Studenten vragen om aansprekend onderwijs dat hen stimuleert grenzen te verleggen, vragen te stellen en talenten te ontwikkelen. Afspraak is dat we ons daarbij richten op zowel het beroep als de vaardigheden die ze nodig hebben om zich een plek op de arbeidsmarkt te veroveren en zich als ambitieuze vakman-/vrouw verder te ontwikkelen. Die ambitie stelt hoge eisen aan ons allemaal: we moeten de ins en outs kennen van het vak/beroep en studenten integraal kunnen begeleiden in hun mentale, sociale en beroepsmatige ontwikkeling gericht op het ontwikkelen van een duurzaam vakmanschap. Dit stelt hoge eisen aan onze kennis, aan ons vermogen tot pedagogisch en didactisch handelen en aan de samenwerking met het bedrijfsleven. Eisen die zonder een gerichte aanpak werkdrukverhogend kunnen werken. Wat is in gang gezet en wordt gecontinueerd? In de afgelopen periode lag het accent vooral op het ontwikkelen van strategisch personeelsbeleid, het aanbieden van formele en informele scholingstrajecten op centraal en decentraal niveau. Het ingezette personeelsbeleid wordt gecontinueerd in de vorm van een jaarlijkse vlootschouw (met medewerkers; onderwijsleiders en directies), een jaarlijks functionerings- en beoordelingsgesprek voor directies en onderwijsleiders en een jaarlijks functionerings- en tweejaarlijks beoordelingsgesprek voor medewerkers. Het transfercentrum wordt gecontinueerd en na de succesvolle bemiddeling van herplaatsers en wachtgelders ook opengesteld voor medewerkers met tijdelijke functies en medewerkers die zich in het kader van hun loopbaan willen heroriënteren. Wat gaan we extra aandacht geven? De deskundigheid en bekwaamheid van docenten en de samenstelling van teams is bepalend voor de kwaliteit van het onderwijs. Continue scholing en ontwikkeling is dan ook noodzaak, afgestemd op de ontwikkelingen in het werkveld. Branches en teams bepalen op basis van een gedegen evaluatie van de kwaliteit van hun opleidingen plus een analyse van de ontwikkelbehoefte van het team – per lid en als geheel – hun scholings- en ontwikkelplannen. Branches investeren in nieuwe manieren van informeel leren zoals kenniskringen, critical friend bezoeken, Leerkracht enzovoorts. Daarbij wordt veel aandacht besteed aan het ste uitwisselen van kennis over het ontwikkelen van 21 eeuwse vaardigheden: hoe kunnen docenten hun eigen vaardigheden verder ontwikkelen en hoe kunnen ze deze vaardigheden ontwikkelen bij hun studenten? Branches investeren in het gebruik van educatieve technologieën. Gezien de digitale ontwikkelingen in bedrijven, instellingen, de maatschappij en het primair en voortgezet onderwijs is niet meer de vraag óf we deze technologieën inzetten maar hoe we ze gaan inzetten. Van branches en teams wordt verwacht dat ze een visie ontwikkelen, passend bij het werkveld en de doelgroep, en investeren in scholing en ontwikkeling. Werkdruk tot slot is een thema dat in het medewerkerstevredenheidsonderzoek hoog op de agenda is gezet. Het staat dan ook in elke teamtweedaagse op het programma. Maatregelen die kunnen bijdragen aan het terugdringen van de werkdruk zijn: meer regelruimte voor teams; ruimere administratieve ondersteuning; verbeteren van het pedagogische klimaat; aanpassen van de werkverdeling; versterken van competenties en deskundigheid (ook als het gaat om de inzet van systemen); managen van verwachtingen (ook vanuit de staf); verbeteren van het gebruiksgemak van systemen; meer prioriteren, waardering uitspreken en successen vieren vanuit het management.
10
Thema 3: Van systemen naar gebruikers Wat is onze ambitie? Medewerkers beschikken over voldoende digitale hulpmiddelen waarmee ze educatieve technologieën in hun onderwijs kunnen integreren en de resultaten van onderwijs- (en bedrijfsvoerings)processen kunnen vastleggen. Met als doel het realiseren van eigentijds en aantrekkelijk onderwijs, omlaag brengen van de uitvoeringslast en analyseren van onderwijsprocessen om te kunnen leren en verbeteren. Waarom vinden we dit van belang? Kijkend naar de systemen is het gebruiksgemak van hulpmiddelen als AWR, Untis, DsDo en digitaal aanmelden nog niet optimaal. Ze zijn nog niet voldoende op elkaar afgestemd en informatie moet nog te vaak handmatig worden aangevuld of gecorrigeerd. Wat is in gang gezet en wordt gecontinueerd? Knelpunten in de ict-voorzieningen zijn met voorrang aangepakt. Processen die met elkaar samenhangen – zoals plannen, roosteren en aanwezigheidsregistratie – worden steeds meer als keten en netwerk opgepakt. De implementatie van DsDo wordt zo snel mogelijk afgerond en overgedragen aan de staande organisatie. Wat gaan we extra aandacht geven? Ontwikkelen van een toekomstbestendige visie op de inrichting van de ict-infrastructuur samen met Zadkine in het kader van de collegevorming. Ondersteuning op maat bij de implementatie van de systemen, inclusief bijbehorende scholing Monitoren van het gemak en het gebruik van de geïmplementeerde systemen. Elimineren van overbodige bureaucratie (paarse krokodillen).
11
4. Versterken partnerschap met bedrijven Thema 4: van aanbodgericht naar duurzaam en vraaggericht opleiden Wat is onze ambitie? Alle directies ontwikkelen zowel op branche- als op opleidingsniveau structurele relaties met bedrijven via programmaraden, bedrijfspanels of anderszins. Daar vindt de discussie plaats over de aansluiting van de inhoud van het onderwijs op de ontwikkelingen in het beroep, de invulling van en de samenwerking bij de stages en de vernieuwing van het opleidingsportfolio.. Waarom vinden we dit van belang? Studenten vragen om actueel én toekomstbestendig onderwijs dat hen voorbereidt op de werkzaamheden in de praktijk van alledag. Dit vereist korte lijnen tussen onderwijs en bedrijven en voldoende flexibiliteit en responsiviteit van branches en teams om ontwikkelingen te vertalen naar onderwijsprogramma’s. Of zoals bedrijven aangaven in een onderzoek naar de naamgeving van de colleges: een mbo-college dat zich ontwikkelt tot een regionaal knooppunt van kennis over en voor beroepen levert een bijdrage aan de ontwikkeling van de regionale economie, omdat kleine bedrijven vaak niet zelf de resources hebben om nieuwe kennis te verzamelen. Een dergelijk college investeert in het duurzaam opleiden van nieuwe werknemers en is interessant voor het bij-, op en omscholen van zittende werknemers in het kader van een leven lang leren. Samenwerking met kennisinstellingen in de regio (hogescholen en universiteiten) is daarbij een voorwaarde. Wat is in gang gezet en wordt gecontinueerd? Albeda participeert in het Valorisatieprogramma Rotterdam samen met het hbo en de Erasmus Universiteit Rotterdam met als doel het verder ontwikkelen van het ondernemerschapsonderwijs. We leiden op voor het Certificaat Ondernemerschap. De ambitie is om daarnaast een ‘light versie’ te ontwikkelen voor mbo-ers op niveau 2 en 3, specifiek gericht op beroepen die in toenemende mate als zzp-er worden uitgeoefend, zoals bijvoorbeeld aankomende lassers en loodgieters, werkenden in de thuiszorg en de kinderopvang. Er is een model ontwikkeld waarmee ons opleidingsaanbod geanalyseerd kan worden op basis van onze resultaten en de behoefte van de arbeidsmarkt. Een aantal branches heeft een begin gemaakt met docentenstages. Via scholingswinkels en wijkleerbedrijven wordt samengewerkt met mkb-bedrijven en zorg- en buurtwerk voor het realiseren van extra bpv-plaatsen en uitvoeren van praktijkopdrachten. Wat gaan we extra aandacht geven? De school het bedrijf in en het bedrijf de school in. Dat is het adagium voor de komende jaren. Elke branche bespreekt regelmatig met stakeholders wat er wordt gevraagd aan (nieuwe) kennis en vaardigheden om de slag met de (internationale) concurrentie aan te kunnen gaan. Docentenstages en gastlessen zijn een effectieve manier om beide werelden te verbinden en worden net zo lang gestimuleerd totdat ze een vast onderdeel zijn van elke opleiding. ste Deze omslag vraagt om een brede naar buiten gerichte blik en doet een groot beroep op 21 eeuwse vaardigheden. Teams worden gestimuleerd deze uitdaging op te pakken. Een manier om meer inzicht te krijgen in de verwachtingen van werkgevers over de gewenste competenties is het beschrijven van leeruitkomsten aan de hand van het Europees kwalificatieraamwerk (EQF). Er wordt een aantal pilots gestart om hiermee ervaring op te doen. Studenten geven desgevraagd aan niet alleen geschoold te willen worden in een vak of beroep maar ook in de vaardigheden die ze op de werkvloer nodig hebben, zoals het gebruik van handige programma’s als excell en word of meer complexe zaken als zelfmanagement (hoe gedraag ik me als werknemer in een bedrijf), creatief denken, problemen oplossen,
12
verantwoordelijkheid nemen, ondernemend zijn, mediawijsheid enzovoorts. Het ontwikkelen van deze vaardigheden hoort thuis in elke opleiding. Opdracht aan teams is om in dialoog met bedrijven/instellingen én studenten programma’s te ontwikkelen waarin deze vaardigheden zijn opgenomen. Kunst is ze te verbinden aan concrete beroepstaken en vakken als loopbaanoriëntatie en burgerschap. Inzet is deze eigentijdse onderwijsprogramma’s deels buiten de schoolmuren uit te voeren (in bedrijven, instellingen of andere locaties in wijken) met concrete opdrachten van echte opdrachtgevers onder verantwoordelijkheid van bevoegde docenten. Inspelen op vragen van bedrijven vraagt ook om het slim verbinden van kennis uit verschillende sectoren. Dit kan door bijvoorbeeld samen (keuze)modules te ontwikkelen of bestaande kwalificatiedossiers te combineren waardoor studenten breder worden opgeleid en flexibeler inzetbaar zijn. Hiermee kunnen teams anticiperen op de ruimte die de minister per 1 augustus 2016 gaat geven aan experimenten voor crossovers, daar waar bestaande ix kwalificaties onvoldoende ruimte bieden en er perspectief is op een baan. Opleiden tot duurzaam vakmanschap tot slot vraagt zoals Oosterling bepleit om ecowijsheid – fysiek, sociaal en mentaal – als onderdeel van de ontwikkeling van een cyclische economie en x een groeiende bio-based maakindustrie in de regio Rijnmond.
13
5. Meer en beter samenwerken in het onderwijs Thema 5: Van instroom- naar maatwerktrajecten Wat is onze ambitie? Samen met BOOR, CVO, LMC, Zadkine en de gemeente wordt gewerkt aan een agenda voor de versterking van het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Gezamenlijke missie van de besturen is het ontwikkelen van: Onderwijs dat leerlingen begeleidt tot zelfredzame, sociale en democratische burgers met werk en capaciteiten om zich te blijven ontwikkelen. Effectief, efficiënt en flexibel georganiseerd onderwijs van goede kwaliteit met grote betrokkenheid van het bedrijfsleven. Adequate voorzieningen en kansen voor (kwetsbare en/of moeilijke) jongeren; een dekkend onderwijs/opvangnetwerk. Waarom vinden we dit van belang? Het gemiddelde onderwijsniveau in Rotterdam ligt onder het landelijk gemiddelde en moet omhoog; terugdringen voortijdig schoolverlaten is daarvoor noodzakelijk. Goed onderwijs speelt in op de kenmerken van verschillende doelgroepen. Goed onderwijs sluit aan op de behoefte van de arbeidsmarkt. Wat is in gang gezet en wordt gecontinueerd? Voorzieningen voor studenten die (nog) niet toelaatbaar zijn De wijkschool voor Rotterdamse jongeren van 16 t/m 23 jaar zonder startkwalificatie en meervoudige problemen wordt afgebouwd. In overleg met de gemeente wordt gewerkt aan de herinrichting van het voorzieningenlandschap voor studenten die nog niet toelaatbaar zijn in het reguliere (beroeps)onderwijs of tussentijds zijn uitgevallen. Doorlopende leerlijnen vmbo-mbo Albeda en Zadkine werken onder de noemer ‘vakscholen’ nauw samen met vier vmbo-scholen - de Hef, Zuiderparkcollege, Noordrandcollege en Melanchton - om het techniekonderwijs in Rotterdam een impuls te geven. Daarnaast realiseren we geïntegreerde leerlijnen vanaf het derde leerjaar vmbo-basis- of kaderberoepsgerichte leerweg tot en met mbo-2 (startkwalificatie). Voortbouwend op de VM2trajecten zoals die onder meer zijn ontwikkeld voor Techniek, Gezondheidszorg en Handel & Commercie. Zowel vanuit techniek als handel is een aantal vakmanschapsroutes aangevraagd. Aangevuld met een technologieroute in de techniek. Binnen de gezondheidszorg worden los van deze regelingen samenwerkingsovereenkomsten opgesteld. Samenwerking hbo De doorstroom vanuit mbo 4 naar het hbo is licht gestegen naar 42% in 2013. Albedastudenten stromen vooral door naar de hogeschool Rotterdam. In de Rotterdam Academy (RAC) wordt vanuit een samenwerkingsverband Albeda College, Zadkine en de Hogeschool Rotterdam gewerkt aan het realiseren van tweejarige Associatie degree trajecten (Ad). Wat heeft extra aandacht nodig? Aansluitend op de ontwikkelingen die in gang zijn gezet gaan we een aantal zaken stimuleren. Vo-uitvallers Uitgangspunt is dat jongeren hun vo-opleiding afmaken, op hun eigen school of een collegainstelling. Als dat niet lukt komt het vavo in beeld. Indien mogelijk kan een student die is gezakt voor het vmbo-tl via de regeling ‘alvast mbo’ een begin maken met een mbo-traject. Studenten zonder diploma waarvoor een vo-traject geen optie is kunnen instromen in het startcollege of na een geschiktheidsonderzoek op mbo-2, 3 of 4.
14
Maatwerk Ontwikkelen van aantrekkelijke en versnelde routes in het mbo voor sterke vmbo-tl-ers vanaf het derde leerjaar en havisten vanaf het vierde leerjaar om de uitval in de havo terug te dringen. Ontwikkelen van doorstroomprogramma’s van mbo-4 naar hbo-Ad of bachelorprogramma’s om de kans op studiesucces in het hbo te verhogen. Loopbaanoriëntatie en –begeleiding (LOB) Studenten in het vo nemen in het derde en vierde leerjaar actief deel aan LOB-activiteiten in het mbo. Studenten in het vo met voldoende capaciteiten worden gestimuleerd te kiezen voor bovengenoemde versnelde routes. Zorg en extra begeleiding Idealiter is er sprake van een doorlopende lijn in de zorg en begeleiding voor leerlingen in het vo en het mbo. Deze lijn staat om twee redenen onder druk: de budgetten in het mbo zijn lager dan in het vo en de wijkgebonden organisatie van de zorg sluit niet aan op de structuur van het onderwijs en de zorg- en begeleidingsbehoefte van de leerlingen. Inzet is de zorg en begeleiding binnen en buiten school op een goede manier te zwaluwstaarten.
15
6. Leren en innoveren Leren en innoveren In Ruim Baan 3.0 hebben we vier punten benoemd die van belang zijn in de omslag naar een lerende organisatie waarin betrokkenen zich verantwoorden over hun aanpak en resultaten: Implementeren van de PDCA-cyclus op teamniveau. Versterken professionele ruimte. Ontwikkelen van een innovatieroutine. Successen vieren en kennis delen. In het afgelopen jaar hebben we op alle vier de punten vooruitgang geboekt. Zo hebben de inspanningen rondom de PDCA-cyclus geleid tot een positieve beoordeling van onze kwaliteitsborging in het recente onderzoek van de inspectie naar de Staat van onze Instelling. Daar zijn we trots op. In de onderbouwing van haar conclusie benadrukt de inspectie het belang van de md-trajecten en de tweedaagse voor de teams, de herziening van de topstructuur en de consequente lijn van sturen zoals uitgewerkt in Ruim Baan en gemonitord via degelijke toetsingsrapportages van het CvB. Er is ook een begin gemaakt met het ontwikkelen van een innovatieroutine en het delen van kennis. Zo zijn er middelen beschikbaar gesteld voor het ontwikkelen van innovaties in het onderwijs en zijn er regelmatig Albedabrede kennisactiviteiten georganiseerd. Het aantal innovatie-aanvragen in 2014 was beperkt tot een paar kleine projecten en één groot project van vier branches die een flexibel onderwijsconcept willen ontwikkelen en implementeren waarin leren op school en leren in de bpv wordt aangevuld met leren in de praktijk. In de komende jaren blijven alle vier de punten hoog op de agenda staan. Versterken planning- en controlcyclus op teamniveau In de komende periode ligt het accent op het uitvoeren van de cyclus op teamniveau: Teamplannen worden aangescherpt, zodat er een heldere relatie is tussen doelen, acties en beoogde resultaten. Deze aanscherping gebeurt op basis van een gedegen evaluatie van de kwaliteit van alle opleidingen waarvan het rendement onder de norm ligt. Van opleidingen die voldoende zijn wordt minimaal de kwaliteitsborging gecheckt. De kwaliteit van de examinering wordt onderzocht via audits. Conform de conclusies van de inspectie in het onderzoek naar de Staat van de Instelling ligt het accent op het verbeteren van de kwaliteitsborging op teamniveau en de examinering. Onderwijsleiders en hun teams zullen (nog) meer tijd en aandacht moeten besteden aan het analyseren van onderwijsprocessen aan de hand van kwalitatieve én kwantitatieve gegevens. Aan staven de taak om de benodigde informatie op maat beschikbaar te stellen en servicegericht te ondersteunen. Ook het uitwisselen van bevindingen tussen teams is van belang. In het kader van de collegevorming zullen we de cyclus op korte termijn integreren met de cyclus van Zadkine. Versterken professionele ruimte In Ruim Baan 3.0 hebben we een aantal uitgangspunten benoemd die voor het versterken van de professionele ruimte van belang zijn (p. 23): Een professionele cultuur is geen non-interventiecultuur. Professionele ruimte staat ten dienste van de loopbaan van de student. We erkennen en benutten verschillen tussen professionals. Professionals brengen hun talenten onder de aandacht van hun team en leidinggevende. De professional is erop gericht zichzelf voortdurend te ontwikkelen. Kaders bieden ruimte; regels, protocollen, procedures, informatiesystemen en andere beheersinstrumenten staan in dienst van de professionele ruimte. Deze uitgangspunten gelden nog steeds. Aan branchedirecties de taak om onderwijsleiders hierbij te coachen en waar nodig met hulp van staven te ondersteunen.
16
Ontwikkelen van een innovatieroutine Innoveren - in de betekenis van stapsgewijs verbeteren - vereist managementroutine, zodat we flexibel en efficiënt kunnen inspelen op de veranderingen die nodig zijn. De invoering van de nieuwe kwalificatiedossiers en de ontwikkeling van de mbo-colleges zijn een goede aanleiding om opleidingen in gesprek met onze stakeholders opnieuw in te richten. In deze nota is een aantal innovaties genoemd waarmee we de kwaliteit van onze opleidingen willen verbeteren. Deze verbeteringen kunnen niet van de één op de andere dag gerealiseerd worden. Dat vereist tijd, ruimte, stuurmanskunst en de wil om daadwerkelijk te vernieuwen. Aan de staven de taak om mee te denken en veranderingen te faciliteren. Teams worden gestimuleerd te experimenteren. Hiervoor worden Albedabreed (beperkt) middelen beschikbaar gesteld, met als belangrijkste voorwaarde dat kennis en ervaringen Albedabreed worden gedeeld. Onderstaand een overzicht van de genoemde verbeteringen/innovaties per speerpunt. Zie de kaderbrief begroting voor een toelichting op de aanvraagprocedure van innovaties voor het nieuwe kalenderjaar. Speerpunt 1: basis op orde; lat omhoog Voorlichting: verbeteren van de voorlichting door de inzet van studenten (waaronder alumni) en bedrijven, door het gebruik van nieuwe media door te investeren in de contacten met het vo en het ho; Intake: herinrichting van de intake, passend bij verschillende soorten groepen studenten, op basis van een analyse van de bestaande aanpak. Begeleiding: verbeteren van de contacten met de bpv-bedrijven, al dan niet door de inzet van nieuwe media, aansluitend bij de behoefte van betrokkenen. ICT in het onderwijs: implementeren van educatieve technologieën in het onderwijsproces. Leren en verbeteren: implementeren van (bewezen) methodieken om systematisch(er) te leren en verbeteren (leerkracht; werken in kenniskringen; critical friend aanpak). Speerpunt 2: versterken partnerschap met bedrijven Flexibiliseren van het onderwijs: door bijvoorbeeld het integreren van praktijkopdrachten (niet zijnde bpv) in opleidingen die in wijken of anderszins worden uitgevoerd. ste 21 eeuwse skills: ontwikkelen van eigentijdse programma’s waarin deze skills - waaronder ondernemend zijn - zijn verbonden aan concrete beroepstaken en vakken als LOB en burgerschap. Portfolio: onderzoeken van mogelijkheden tot het ontwikkelen van cross-overs door het combineren van kwalificatiedossiers en/of integreren van bol- en bbl-opleidingen. EQF: beschrijven van leeruitkomsten van opleidingen gerelateerd aan het EQF. Speerpunt 3: versterken samenwerking in het onderwijs Maatwerktrajecten: ontwikkelen van aantrekkelijke en versnelde routes voor havisten en sterke vmbo-tl-ers en doorstroomprogramma’s richting Associate degree of bachelor. Loopbaanoriëntatie en –begeleiding (LOB): ontwikkelen doorlopende LOB-lijnen samen met het voortgezet onderwijs. Kennis delen en successen vieren In 2014 is ervaring opgedaan met kleinschalige bijeenkomsten gericht op kennisdelen rondom een specifiek thema. Dit soort bijeenkomsten worden uitgebreid en gekoppeld aan de innovaties zoals hierboven genoemd. Deze bijeenkomsten zijn een prima vehikel om successen te vieren. Teams worden uitgenodigd de kennis en ervaringen die ze hebben opgedaan met hun collega’s te delen.
17
Verantwoording Ruim Baan 3.2 is gebaseerd op het koersplan Ruim Baan 3.0 dat in 2012 door het CvB is vastgesteld. Onderstaand een overzicht van de documenten waarnaar in deze notitie wordt verwezen.
i
Albeda College, Ruim Baan 3.0, Rotterdam, 2012.
ii
Henk Oosterling, ECO3.Doendenken, Rotterdam Vakmanstad/Skillcity 2010-2012, Heijningen 2013. iii
ste
Onderwijsraad, Een eigentijds curriculum, mei 2014. De raad verdeelt 21 eeuwse vaardigheden in denkvaardigheden (probleem oplossend vermogen, kritisch denken, creativiteit en digitale geletterdheid), sociale vaardigheden (samenwerken, communiceren en culturele sensitiviteit) en metacognitie (kennis van het eigen functioneren en vaardigheid om het eigen leren te kunnen sturen). iv
OCW, Actieplan mbo ‘Focus op Vakmanschap 2011-2015, Den Haag, 2011.
v
Economische verkenning. Rotterdam, 2013.
vi
EIM MKB Beleidspanel, 2011.
vii
CVE, Tussenrapportage centraal ontwikkelde examens mbo en rekentoets vo, 2013-2014, 2013, p. 9. viii
ix
OCW, Voortgangsrapportage invoering referentieniveaus taal en rekenen, Den Haag, 2014.
OCW, Ruim Baan voor vakmanschap: een toekomstgericht mbo, Den Haag, 2014, p. 8.
x
Henk Oosterling, ECO3.Doendenken, Rotterdam Vakmanstad/Skillcity 2010-2012, Heijningen 2013.
18