Richtlijnantwoorden van het examen van de FFP d.d. 13 december 2013 Uitdrukkelijk zij vermeld dat het hier gaat om richtlijnantwoorden ten behoeve van de correctoren. Deze richtlijnantwoorden geven slechts een niet limitatieve opsomming van elementen zoals deze genoemd kunnen worden door de kandidaat. 1. Geef cijfermatig inzicht in het Consumptief Besteedbaar Inkomen (CBI) van Maurice en Corrie over 2013. Geef een aanvullende toelichting op de posten van het CBI. Bepalen netto besteedbaar inkomen in 2013 (in €):
Fiscaal BOX 1: Salaris B.V. Salaris Privégebruik auto van de zaak Eigenwoningforfait oude eigen woning Corrie Eigenwoningforfait Rente E.W.S. Inleg Spaarrekening E.W. Alimentatie Bijdrage ZVW (5,65% over € 50.853) Subtotaal box 1 Inkomstenbelasting Subtotaal BOX 2 Ontvangsten dividend Subtotaal BOX 3: Dividendinkomsten Rente schuld B.V. Vermogensrendementsheffing Algemene heffingskorting Inkomensafh. combikorting Arbeidskorting Netto besteedbaar Consumptieve bestedingen Saldo gezamenlijk vrij besteedbaar inkomen
nr. 1 2 2
175.000
Man Besteedbaar
Vrouw Fiscaal Besteedbaar
175.000 0
90.000 10.000
3 3 3
0 2.400 (26.000)
5 4
2.400 (26.000) (2.100)
(26.000) (2.100) (10.000)
(2.873) 66.400 (72.146) 71.881
6
7
(26.000) (10.000)
151.400 5
90.000
(27.946) 23.954
0
0 (800)
0 0
400 (762)
2.001
8
550 73.632 (80.000)
9
21.908
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 13 december 2013 (deel II)
2.001 2.133 550 28.276
1
Berekening vermogensrendementsheffing box 3 voor 2013 (in €): Beleggingen Corrie Betaalrekening Overschot/tekort vrij besteedbaar inkomen Totaal bezittingen: Rekening-courantschuld B.V. Maurice Schuldendrempel Totaal schulden:
100.000 20.000 p.m. 120.000 20.000 (5.800) 14.200
Vermogen per 1 januari 2013: Af: vrijstelling heffingsvrij vermogen (21.139 x 2 =) Grondslag:
€ 105.800 € 42.278 -/-----------€ 63.522
Heffing = grondslag x 4% x 30% , dus € 63.522 x 1,2% = € 762
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 13 december 2013 (deel II)
2
1.1 Aanvullende toelichting op posten CBI 1. Salaris Maurice Het salaris van Maurice hangt samen met zijn beroep als specialist. Ondanks dat hij zijn beroep uitoefent via een B.V. zal hij een belangrijk deel van de opbrengsten van de vennootschap als salaris moeten uitkeren. Doorgaans wordt rekening gehouden met 30% kosten, zodat circa 70% van de opbrengsten als salaris in aanmerking moet worden genomen. Het salaris van Maurice kan de B.V. financieren uit de inkomsten van die samenhangen met het maatschapsaandeel. Specialisten die hun beroep in maatschapsverband uitoefenen ontvangen meer inkomen uit de verrichtingen, dan specialisten in loondienst. De trend is dat de opbrengsten naar elkaar toegroeien, waardoor het inkomen van zelfstandig gevestigde specialisten af zal nemen. Sinds 2007 is het salaris niet aangepast. Om de B.V. aan zijn verplichtingen jegens de bank en/of de leasemaatschappij te laten voldoen, zal de B.V. over voldoende middelen moeten beschikken. De liquiditeit is beperkt, als de rekening-courantverhouding buiten beschouwing wordt gelaten. De B.V. heeft op haar balans een auto staan, deze wordt niet voor privé gebruikt. Maurice zal hiervoor een verklaring in moeten vullen, zodat de B.V. geen privégebruik hoeft aan te geven voor de loonbelasting. Maurice moet verder een sluitende kilometeradministratie bijhouden. 2. Salaris Corrie Corrie werkt als interimmanager, doorgaans worden deze werkzaamheden op detacheringsbasis uitgevoerd. Corrie is volgens de gegevens in loondienst. Ze loopt hierdoor geen debiteurenrisico en is ook niet aansprakelijk voor de verrichte werkzaamheden. De omvang van het salaris hangt samen met het aantal opdrachten waarvoor Corrie ingezet kan worden. Ingeval Corrie langere tijd niet inzetbaar is, zal dit mogelijk gevolgen hebben voor haar salaris. Concurrentie vindt bij interim managementbureaus plaats op basis van kwaliteit en uurtarieven. Gezien het salaris zal Corrie ingezet worden voor opdrachten als senior manager, niet bekend is hoe onderscheidend de kwaliteiten van Corrie zijn. Corrie is een aantal keren van werkgever veranderd, is deze baan een tussenstap en/of heeft Corrie nog meer mogelijkheden om een hoger inkomen te verdienen. © SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 13 december 2013 (deel II)
3
Corrie heeft een auto van haar werkgever, die haar voor privé ter beschikking staat. Ze maakt hiervan gebruik en rijdt meer dan 500 kilometers privé. Op grond van de CO2-uitstoot is er een bijtelling van 25% over de cataloguswaarde inclusief BPM. In het geval de auto ouder dan 15 jaar is, dan is de bijtelling 35% over de waarde in het economische verkeer.
3. Eigen woning De eigen woning staat op naam van Maurice en Corrie, ieder voor 50%. De schuld staat eveneens op naam van beide, beide zijn dus hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele schuld. Aangezien zij samen een eigen woning hebben en op hetzelfde adres wonen, zijn Maurice en Corrie fiscaal partner van elkaar. Aldus kunnen gemeenschappelijke inkomensbestanddelen fiscaal aan elkaar worden toegerekend. Gezien het inkomen van beide, is er geen fiscaal voordeel te behalen door een andere toebedeling van de inkomsten uit eigen woning. Op grond van de samenlevingsovereenkomst komen de lasten naar rato van het eigendom van de woning ten laste van Maurice en Corrie. Op basis van het salarisinkomen van € 265.000 per jaar valt de totale financiering binnen de huidige norm van circa 4,5 bruto jaarinkomen conform de norm gedragscode hypothecaire financieringen. Gezien het beroep van Maurice en de hiermee samenhangende financiering in de B.V., zal normaliter bij de beoordeling wel rekening worden gehouden met de lening en lease in de B.V. Het aandeel in het resultaat van de maatschap is namelijk de bron waaruit alle lasten gefinancierd moeten worden. De vraag is waarop de omvang van het aflossingsvrije gedeelte van de financiering is gebaseerd. Mogelijk houdt dit verband met de verwachte opbrengst van de woning van Corrie, waarmee een deel van de lening zou kunnen of moeten worden afgelost. Niet duidelijk is of de spaarrekening eigen woning op twee namen staat, als dit zo is dan wordt het saldo half/half aan Maurice en Corrie toegerekend voor de vrijstelling spaarrekening eigen woning. De uitkering van de spaarrekening eigen woning zal bij ongewijzigde voortzetting meer zijn dan de huidige vrijstelling bij inleg gedurende tenminste 20 jaar, waardoor er over het rentebestanddeel te zijner tijd inkomstenbelasting verschuldigd is.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 13 december 2013 (deel II)
4
Maurice en Corrie kunnen na 1 april 2013 niet meer vermogen opbouwen op de spaarrekening eigen woning, aangezien het overgangsrecht alleen wijzigingen tot deze datum toestaat. Bij een latere verhoging van de inleg wordt de spaarrekening geacht te zijn gedeblokkeerd. Het saldo vermindert dan de eigenwoningschuld in box 1. De rente over het tegoed op de spaarrekening eigen woning is hoog in vergelijking met de huidige spaarrente. Ondanks dat de rente mogelijk deels belast is tegen 52% in box 1, is het voordelig om te blijven storten op de spaarrekening eigen woning. Bovendien behoort het tegoed gedurende de looptijd niet tot de rendementsgrondslag in box 3. Er is sprake van een eigen woning reserve van circa € 400.000 als de woning van Corrie nu verkocht zou worden voor de taxatiewaarde. Deze eigenwoningreserve zal voor Corrie bij verkoop van haar woning haar deel van de eigenwoningschuld doen herkwalificeren in een box 3-schuld als ze de lening handhaaft. De rente op de op 31 december 2000 bestaande eigen woningschuld is maximaal 30 jaar fiscaal aftrekbaar. Onduidelijk is of Maurice al eerder een eigen woning heeft gehad. Als dit niet het geval is, dan is de termijn van 30 jaar bij hem gestart in 2010. Voor Corrie geldt dat in geval geen eigenwoningschuld heeft gehad, dat eveneens de termijn van 30 jaar is gestart in 2010. De nieuwe eigenwoningregeling per 1 januari 2013 is niet van toepassing, aangezien de geldleningen reeds op 31 december 2012 bestonden. Om renteaftrek te kunnen behouden, hoeft er derhalve niet te worden afgelost. Corrie zou na verkoop van haar huidige woning de lening kunnen aflossen, zodat de financieringslasten verminderen. De rentekosten vormen doorgaans kosten van de gemeenschappelijke huishouding, de aflossing betreft vermogensvorming. Hier is echter gegeven dat naar rato van het eigendom van de woning, de lasten worden gedragen. Dit in plaats van naar rato van de (arbeids-)inkomsten. Als onderpand zal hypotheek gevestigd zijn op de woning. Dit betekent dat ingeval van betalingsonmacht het recht van parate executie bestaat voor de bank. Onduidelijk is of er mogelijk ook nog een hypotheek gevestigd is op de oude eigen woning van Corrie en/of er een positieve negatieve hypotheekverklaring door haar is afgegeven. Mogelijk is er sprake van een renteopslag in verband met de omvang van de financiering tegenover de executiewaarde van de woning. Bij aflossing kan deze opslag mogelijk komen te vervallen. © SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 13 december 2013 (deel II)
5
De rente van de lening staat vast, dat geeft zekerheid maar betekent wel dat er ten opzichte van de huidige variabele rente een hogere maandlast is. Een vaste rente ligt doorgaans hoger dan de variabele rente, maar biedt wel meer zekerheid tegen schommelingen in woonlasten. Gezien de rentestand van dit moment kan extra aflossen boven de boetevrije ruimte naar verwachting niet zonder boeterente. Wat opvalt is dat de werkelijke waarde hetzelfde is als de WOZwaarde, doorgaans lag de werkelijke waarde hoger dan de WOZ-waarde, maar het laatste jaar komt het veelvuldig voor dat huizen lager dan de WOZ-waarde worden verkocht. Voor Corrie is de verhuisregeling van belang, die bepaalt in hoeverre de oude woning nog als eigen woning kwalificeert. Op grond van de tijdelijke maatregel is de woning nog een eigen woning gedurende het kalenderjaar en de drie daaropvolgende jaren, waarin de woning leeg te koop staat. Eventuele tijdelijke verhuur van de woning verkort deze periode niet. Op basis van de gegevens staat de woning vanaf 2010 leeg te koop, waardoor de woning tot en met 2013 kwalificeert als eigen woning. Omdat de oude eigen woning van Corrie leeg te koop staat, wordt er geen eigenwoningforfait bijgeteld voor deze woning.
4. Bijdrage ziektekostenverzekering In 2013 is Maurice een inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd over zijn salaris. De bijdrage is 5,65% over het salaris, aangezien het salaris van beide hoger is dan het maximum van € 50.853, wordt de bijdrage berekend over het maximum. De inkomensafhankelijke bijdrage van 7,75% over het inkomen van Corrie wordt gedragen door haar werkgever.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 13 december 2013 (deel II)
6
5. Inkomstenbelasting Voor Maurice is zijn inkomen in box 1 tegen een marginaal tarief van 52% belast, gemiddeld 48%. Vanaf zijn AOW-leeftijd valt Maurice met zijn inkomen in de tweede tariefschijf 24,1% (AOW, pensioen). Het inkomen van Corrie in box 1 wordt tegen een marginaal tarief van 52%, gemiddeld tegen 42%. Vanaf haar AOWgerechtigde leeftijd zal haar pensioen belast worden tegen 19,1%. De alimentatie aan Koos als ex-partner van Corrie is aftrekbaar als persoonsgebonden aftrekpost. De uitkering is bij Koos belast in box 1. Corrie kan ervoor kiezen om de alimentatieverplichting aan Koos af te kopen. Nadeel is dat in geval Koos eerder komt te overlijden er teveel is uitbetaald. Corrie zal hiertoe wel haar vermogen moeten aanspreken. 6. Aandelenbelang Snijder B.V. Maurice heeft 100% van de aandelen in Snijder B.V. Hij is hierdoor aanmerkelijkbelanghouder in de zin van de Wet IB 2001, aangezien hij hiermee meer dan 5% van het geplaatste kapitaal heeft. Maurice moet voldoen aan de fictief loonregeling. Ten gevolge van de financiële crisis is Snijder B.V. als werkgever over 2014 een eindheffing in de loonbelasting verschuldigd van 16% over het salaris boven € 150.000. Dit vormt een extra last in 2014 voor de B.V. In 2013 is er geen dividenduitkering uit Snijder B.V. geweest. Onduidelijk is of voorgaande jaren wel dividenduitkeringen zijn geweest. Een dividenduitkering wordt als regulier voordeel in de inkomstenbelasting in box 2 betrokken. Er wordt bij de belastingheffing rekening gehouden met de door de B.V. ter zake van het dividend ingehouden dividendbelasting (15%). Dividenduitkeringen in 2014 door Snijder B.V. worden tot € 250.000 per persoon belast tegen 22%. Omdat Maurice en Corrie fiscale partners zijn, kunnen zij € 500.000 uitkeren in 2014 als zij het inkomen uit aanmerkelijk belang 50/50 verdelen. Voor de rekening-courantverhouding met de B.V. geldt dat deze tegen zakelijke condities overeengekomen moet zijn. Het gaat om rente, aflossing en zekerheden. Als dit niet het geval is, zou sprake kunnen zijn van een verkapte dividenduitkering. Bij bedragen tot € 17.500 hoeft geen rente te worden berekend. © SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 13 december 2013 (deel II)
7
De vraag is welke invloed Maurice heeft op de gang van zaken binnen de maatschap. Het resultaat van de B.V. is namelijk geheel afhankelijk van de gang van zaken in de maatschap. De bezittingen en de schulden van de maatschap worden naar rato van het maatschapsaandeel toegerekend aan de B.V. Er is geen sprake van een hoofdelijke aansprakelijkheid voor alle schulden van de maatschap. Maurice kan pensioen opbouwen in de B.V., aangezien hij in dienstbetrekking staat tot de B.V. en bovendien zelf 10% van de aandelen bezit. Bij dividenduitkeringen zal Maurice als bestuurder rekening moeten houden met de verplichtingen die de vennootschap in het komende jaar moet kunnen financieren. Anders is Maurice persoonlijk aansprakelijk tot vergoeding van het tekort dat in de B.V. is ontstaan ten gevolge van de dividenduitkering. Op de waarde van de aandelen rust een latente belastingclaim van 25%. De verkrijgingsprijs wordt hierbij in aanmerking genomen. Dit laatste is niet het geval bij reguliere voordelen, zoals dividenduitkeringen. Doorgaans wordt een holdingstructuur opgezet, met het oog op de aansprakelijkheid tegenover crediteuren van de onderneming en/of samenwerking met derden.
7. Effectenportefeuille Niet duidelijk is wat het doel van Corrie was bij het inkleden van de beleggingsportefeuille. Ze heeft nu haar vermogen vastzitten in haar voormalige eigen woning en risicovolle aandelen en een optiepositie. Gezien inkleding van de portefeuille is het duidelijk dat is uitgegaan van een lange beleggingshorizon en dat Corrie geen inkomensdoelstelling heeft aangegeven. De vraag is of hieraan een zorgvuldige inkomensanalyse ten grondslag ligt. Corrie zou gezien de samenstelling van de portefeuille gekenmerkt kunnen worden als een offensieve belegger, die tegen de risico’s van beleggen in aandelen kan. Beperkte spreiding onder andere asset categorieën zoals liquiditeiten en obligaties. De spreiding over verschillende asset categorieën heeft een verbetering van de rendements/risicoverhouding tot gevolg. Er wordt door het beleggen in trackers tegen lage kosten belegd. Wel lijkt er het erop dat er maar beperkt dividend wordt uitgekeerd, terwijl de onderliggende beleggingen mogelijk wel meer dividend uitkeren.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 13 december 2013 (deel II)
8
De vraag is of er sprake is van trackers met een hefboom door financiering, dan kan het werkelijke risico van de beleggingen hoger zijn dan alleen het karakter van het risico van de beleggingen.
8. Consumptieve bestedingen Vraag is ook of het CBI van € 80.000 goed is ingeschat aangezien er maar beperkte spaarmiddelen zijn. Bovendien heeft Maurice een rekening-courantschuld aan de B.V.
9. Overschot Er is sprake van een substantieel jaarlijks overschot in 2013. Ieder is gerechtigd tot haar eigen gedeelte. Voor de financiering van de huishoudelijke uitgaven zal van beide naar rato van het inkomen worden bijgedragen. Overschotten leiden vaak tot toename van het spaarsaldo of beleggingen, in dit geval is dit alleen bij Corrie aanwezig. 10. Overig De ouders van Corrie zijn overleden, de ouders van Maurice zijn nog in leven. Voor Maurice kleine erfenis mogelijk te verwachten. Aangezien de kinderen van Corrie en Koos door Corrie worden onderhouden, ontvangt zij de kinderbijslag. Bij het bereiken van de 18-jarige leeftijd van de kinderen eindigt het recht op kinderbijslag. Aan Koos betaalt Corrie alimentatie, deze periode is gemaximeerd op 12 jaar wat betekent dat in de toekomst de uitgaven verminderen als de alimentatie eindigt. Koos kan wel binnen drie maanden na einde van de alimentatieperiode via de rechter verzoeken om voortzetting van de alimentatie.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 13 december 2013 (deel II)
9
2. Geef cijfermatig aan hoe groot het netto vermogen is van Maurice en Corrie, ieder afzonderlijk en gezamenlijk per 1 januari 2013 met daarbij de fiscale box waaronder het vermogensbestanddeel valt. Berekening gezamenlijk vermogen Maurice en Corrie voor 2013 (in €): Bezittingen Eigen woning 800.000 Box 1 Betaalrekening 20.000 Box 3 Spaarrekening eigen woning 14.300 Box 1 Totaal 834.300 Schulden Eigen vermogen 34.300 Geldlening ABC Bank 800.000 Box 1 Totaal 834.300 Berekening vermogen Maurice voor 2013 (in €): Bezittingen Aandeel in gezamenlijk vermogen 17.150 Aandelen Snijder B.V. 25.000 Overschot p.m. Pensioen B.V. 150.000 Totaal 192.150
Box 1/3 Box 2 Box 3 Box 1
Schulden Eigen vermogen RC schuld Belastinglatentie ib pensioen (52%) Belastinglatentie AB Totaal
92.400 20.000 78.000 1.750 192.150
Berekening vermogen Corrie voor 2013 (in €): Bezittingen Aandeel in gezamenlijk vermogen 17.150 Eigen woning 400.000 Beleggingen 100.000 Pensioen p.m. Totaal 517.150
Box 3 Box 1 Box 2
Box 1/3 Box 1 Box 3 Box 1
Schulden Eigen vermogen Belastinglatentie pensioen Alimentatieverplichting Totaal
517.150 p.m. p.m. 517.150
Box 1
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 13 december 2013 (deel II)
10
3. Geef uw analyse en advies voor Maurice en Corrie in het kader van hun financiële planning.
1.1 Belastingen Het is zinvol om goed te letten op de waardebepaling voor de WOZ, vooral als de waarde is gedaald in verband met de economische situatie. De WOZ-waarde wordt fiscaal immers steeds meer gebruikt (OZB, IB, SW…). Het is de moeite waard om in dat kader de verkoopprijzen van vergelijkbare woningen (referentiewoning is op te vragen bij de gemeente) in de omgeving in de gaten te houden. Daarbij is het van belang om op de peildatum te letten, die ligt 1 jaar eerder dan het belastingjaar. Vanaf 2014 neemt het percentage waartegen de rente in verband met een eigenwoningschuld maximaal in aftrek gebracht kan worden af van 51,5% (2014) tot 38% in 2042. Als compensatie wordt de daling teruggegeven in de vorm van verlaging van de tarieven voor de hoogste tariefschijf en de 3e tariefschijf naar respectievelijk 49% en 38%. 1.2 Recht Maurice en Corrie hebben een notariële samenlevingsovereenkomst gesloten. Hierin is een verblijvingsbeding opgenomen, zodat aandeel in gemeenschappelijk vermogen bij overlijden verblijft aan de ander. Dit voorkomt dat met de kinderen van Corrie over de woning moet worden gesproken na haar overlijden. Er kan worden afgesproken welke inkomensbestanddelen voor de bijdrage aan de huishoudelijke kosten meetellen. Als er onvoldoende inkomen is, zal naar rato van het vermogen worden bijgedragen. Voor wat betreft zijn rechten als erfgenaam, is van belang dat Lars erkend is door Maurice. Mocht Maurice Lars niet erkend hebben, dan kan Lars het vaderschap vast laten stellen via een gerechtelijke procedure. Beide hebben geen testament, zodat bij overlijden sprake is van het wettelijk erfrecht. Voor Maurice is Lars zijn wettelijke erfgenaam, voor Corrie zijn de drie kinderen haar wettelijke erfgenamen, voor gelijke delen. De vraag is of Maurice zou willen dat Corrie haar kinderen zijn (mede-)erfgenaam worden, dan is een testament nodig. De ouders van Maurice zijn nog in leven zijn, of Maurice iets verkrijgt is onduidelijk. Vermogen ouders is wel gering. Koos is wettelijk verplicht bij te dragen in de kosten van levensonderhoud en studie van zijn kinderen tot 21 jaar. Dit naar draagkracht. © SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 13 december 2013 (deel II)
11
Mocht Corrie willen voorkomen dat het vermogen dat de twee kinderen verkrijgen bij haar overlijden toekomt aan hun vader Koos, dan kan zij hiervoor een tweetrapsmaking in een testament opnemen zodat het vermogen bij Maurice of Lars komt. Gezien de financiële situatie en de vermogenspositie van beiden, ligt schenken niet voor de hand. Wel kan Corrie met haar vermogen haar kinderen bijvoorbeeld laten studeren. Het is verstandig dat Corrie in een testament een executeur benoemt, die de nalatenschap afwikkelt. Gezien de samenstelling van het gezin, zou een derde als executeur mogelijk een goede keuze zijn. Niet gegeven is of Maurice Lars heeft erkend. Vermogen van Corrie dat in haar voormalige eigen woning is geïnvesteerd is verkregen onder uitsluitingsclausule. Dit beschermt haar vermogen bij echtscheiding, maar kan bij toekomstige estate planning belemmering zijn voor Corrie. Gezien de leeftijd van de kinderen, ligt een bewindregeling in het testament van Corrie voor de hand. Voogdijregeling opnemen in testament. Maurice en Corrie zijn partners voor de erfbelasting, want ze wonen langer dan een half jaar samen op hetzelfde adres en een wederzijdse zorgverplichting hebben op grond van het samenlevingscontract. Is levenstestament tot stand gekomen bij notariële akte, dan kan registratie zinvol zijn zodat voor derden bekend is dat er een volmacht is gegeven.
1.3 Pensioenen, sociale zekerheid en verzekeringen De eerder opgebouwde pensioen van Corrie zijn afhankelijk van de resultaten van het pensioenfonds. De dekkingsgraad is leidend voor uitkering en indexatie van de uitkering. De nieuwe pensioenregeling geeft Corrie de vrijheid zelf invloed uit te oefenen op de beleggingen, het eindvermogen bepaalt echter ook de omvang van het pensioen. Afhankelijk van de horizon en de risicohouding, kan Corrie de beleggingsmix invullen. Gezien het salaris van Corrie boven het maximale dagloon, is het voor haar van belang om te kijken of bij arbeidsongeschiktheid of werkloosheid het inkomen uit de excedentregeling voldoende is. Corrie kan gebruik maken van de jaarruimte om een oudedagsvoorziening te regelen. De storting is dan aftrekbaar van de inkomstenbelasting. Bijvoorbeeld over bijtelling van de auto van de zaak kan de jaarruimte worden benut. © SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 13 december 2013 (deel II)
12
Niet is gegeven of er sprake is geweest van pensioenverevening en/of er nog rechten bestaan voor Koos. Aangezien de echtscheiding meer dan twee jaar geleden tot stand is gekomen, kan Koos niet zelf zijn aandeel in het pensioen bij het pensioenfonds opvragen en kan er geen conversie meer plaats vinden. Bij overlijden van Corrie ontvangt Maurice een nabestaandenpensioen en haar drie kinderen een wezenpensioen. Mogelijk heeft Koos nog rechten in dit verband. Het is verstandig te controleren of Maurice is aangemeld als partner bij de huidige werkgever. Maurice heeft een pensioen in eigen beheer opgebouwd. Dit pensioen zal afhankelijk zijn van de resultaten van de B.V. Door de notariële samenlevingsovereenkomst kan Maurice in eigen beheer partnerpensioen opbouwen, de B.V. kan gezien haar vermogenspositie deze verplichting naar verwachting niet financieren. Het pensioen van Maurice valt niet onder de Pensioenwet. Maurice kan als DGA een hoger pensioen opbouwen, als hij kiest voor extern verzekeren. Bovendien is het dan uit de risicosfeer. Wel moet hij de middelen onttrekken aan de onderneming. Met de middelloonregeling wordt pensioen opgebouwd over het salaris dat Maurice elk opbouwjaar geniet. Afhankelijk van de indexatie en de salarisontwikkeling, kan er dan minder of meer worden opgebouwd dan een eindloonsysteem. Voor specialisten is er mogelijk nog sprake van een verplichte beroepspensioenregeling, hierover is niets gegeven. Bij de opbouw van het pensioen in eigen beheer wordt hiermee rekening gehouden. Maurice zou op grond van de jaarruimte een lijfrente kunnen regelen. Maurice en Corrie hebben geen recht op een partnertoeslag in de AOW aangezien zij na 2015 65 worden. Onduidelijk is of Maurice ook een nabestaandenpensioen heeft geregeld in eigen beheer of hiervoor geen regeling heeft getroffen. Corrie heeft op grond van haar oude pensioenen en de pensioenovereenkomst bij haar huidige werkgever een nabestaandenpensioen en wezenpensioen toegezegd gekregen. Onduidelijk is of deze ook waardevast zijn. Maurice is niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 13 december 2013 (deel II)
13
Maurice en Corrie zullen op een nog later door de regering te bepalen leeftijd AOW ontvangen, niet eerder dan op 67-jarige leeftijd. De AOW-leeftijd is voor hen afhankelijk van de ontwikkeling van de levensverwachting. Gezien de financieringslasten, zou bij overlijden er voor de langstlevende een cashflowtekort kunnen ontstaan. Met een overlijdensrisicoverzekering kan hiervoor een kapitaal verzekerd worden. Hierbij kan rekening worden gehouden met de gewenste bestedingen na overlijden. Bij een kruiselings gesloten risicoverzekering wordt de premie geacht niet te zijn onttrokken aan het vermogen van de erflater, waardoor over de uitkering voor de langstlevende geen erfbelasting verschuldigd is. Onduidelijk is wat er geregeld is voor het geval Maurice arbeidsongeschikt raakt. Maurice en Corrie hebben recht op een ANW-uitkering bij overlijden als hun (jongste) kind de leeftijd van 18 nog niet bereikt heeft. Echter, gezien hun inkomen zal er geen uitkering plaats vinden. De halfwezenuitkering wordt ook niet uitgekeerd, aangezien deze sinds eind 2013 onderdeel vormt van de uitkering aan de partner en inkomensafhankelijk is geworden.
1.4 Sparen, beleggen en financieringen Onduidelijk is wat het doel is van de beleggingen, gezien de samenstelling moet Corrie hebben aangegeven dat ze een lange beleggingshorizon heeft, geen inkomen wenst te ontvangen en de risico’s van aandelen en opties accepteert. Een longpositie in de call-optie op de AEX heeft verwachtingswaarde aangezien de index momenteel onder de stand van 450 noteert. Naar mate de tijd verstrijkt zal de verwachtingswaarde afnemen. Het is derhalve een speculatieve belegging. Call-opties geven kooprecht op de onderliggende waarde, bij indexopties wordt de positie via cash-settlement afgewikkeld als de positie nog in bezit is op de expiratiedatum. Beleggingsfondsen worden enerzijds gebruikt om beleggingen te spreiden, maar worden ook gebruikt om in bepaalde regio’s of sectoren te beleggen. Het is een vorm van vermogensbeheer, waarbij de samenstelling van de portefeuille actief wordt beheerd. Hierdoor is het resultaat in grote mate afhankelijk van de kwaliteit van de fondsbeheerder.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 13 december 2013 (deel II)
14
Het Dow Jones-Fund is genoteerd in euro’s, terwijl de onderliggende waarde in dollars noteert. Er zal dus sprake zijn van het afdekken van het risico van de dollar naar de euro. Dat biedt zekerheid tegen koersschommelingen, maar brengt wel kosten met zich mee. Rekening-courantkrediet bij de B.V. is mogelijk niet vastgelegd in een overeenkomst. Een DGA moet zakelijk handelen met de B.V., waarvan een rekening-courantovereenkomst met rente, aflossing en zekerheden zoals een bank deze opstelt het vertrekpunt vormt. Het aanhouden van een saldo op een betaalrekening levert geen rente op, wel kan er over het gehele saldo direct worden beschikt. Tot € 100.000 per persoon valt het rekeningtegoed onder het depositogarantiestelsel.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 13 december 2013 (deel II)
15
4. Geef uw analyse en advies van de gevolgen van de arbeidsongeschiktheid van Maurice en de liquidatie van Snijder B.V. voor de financiële positie van Maurice en Corrie per 1 januari 2014.
Bij liquidatie van de B.V. ontstaat er een verlies uit aanmerkelijk belang van € 18.000. Dit verlies kan verrekend worden met het inkomen uit aanmerkelijk belang uit het voorgaande jaar en de negen volgende kalenderjaren. Een eventueel resterend verlies kan onder voorwaarden als belastingkorting in mindering gebracht worden op de in box 1 verschuldigde belasting. Het pensioen in eigen beheer is naar verwachting niet voor verwezenlijking vatbaar, op dat moment zal de belastingclaim in de loonbelasting vervallen. Een DGA is niet verzekerd volgens de Ziektewet. De B.V. van Maurice heeft bij ziekte van Maurice een loondoorbetalingsverplichting van 104 weken. Het gaat om maximaal 70% van het maximale dagloon. Maurice is derhalve ook als werknemer schuldeiser van de B.V. Het eigen vermogen van Maurice bestaat na faillissement alleen nog uit zijn aandeel in het gezamenlijk vermogen van € 17.500. Doordat Maurice in 2014 geen inkomen heeft zal mogelijk middeling aan de orde kunnen zijn. Er is een wachttijd opgenomen in de dekking van de AOV van 1 jaar, derhalve zal in 2014 geen inkomen te verwachten zijn uit de polis. Het inkomen daalt hiermee voor 1 jaar met € 175.000. Overigens is onduidelijk welke premie is betaald voor de dekking, aangezien deze niet gegeven is. Beroepsarbeidsongeschiktheid houdt in dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid gebeurt uitgaande van de mogelijkheid om het beroep van specialist nog uit te kunnen oefenen. Hierdoor wordt er sneller uitgekeerd, dan bij een verzekering die aansluit op de gangbare arbeid. Maurice kan met verliesverrekening in box 1 een gedeelte van de betaalde belasting van ongeveer € 12.000 terugkrijgen over het jaar 2013. Maurice is geen schenkbelasting verschuldigd, aangezien zijn vader de schenkbelasting voor zijn rekening neemt. Maurice heeft nog 4 broers/zussen, door de schenkingen ontvangt Maurice meer dan de kinderen naar rato zouden ontvangen. Dit kan betekenen dat hun legitieme rechten worden aangetast. Mocht dit zo zijn, dan vindt inkorting plaats bij Maurice. © SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 13 december 2013 (deel II)
16
Na 1 jaar wordt het bruto inkomen uit de polis maximaal circa € 60.000 terwijl zijn salaris van € 175.000 wegvalt. Dat is een netto afname van circa € 55.000. De geldlening bij ABC Bank betekent in privé een toename van de uitgaven van in aanvang € 25.000 per jaar. Gezien de mede-aansprakelijkheid van Corrie, zal mogelijk uit de snellere verkoop van haar woning deze last gefinancierd kunnen worden. De huidige consumptieve bestedingen van € 80.000 kunnen niet meer bekostigd worden in 2013 en ook niet in 2014 e.v. op basis van het inkomen van Corrie en de AOV uitkering van Maurice. Het inkomen van Corrie en de AOV uitkering is van niet meer binnen de norm van maximaal 4,5 keer het inkomen. Ten gevolge van de wijziging in het inkomen van Maurice, zal de bijdrageplicht aan de kosten van de huishouding tot gevolg hebben dat Corrie de gehele uitgaven voor het grootste gedeelte zal moeten financieren. Voor de kosten van de eigen woning verandert dit niet, aangezien deze in beginsel pas wijzigen bij een aanpassing van de eigendomsverhoudingen. Maurice neemt de auto over tegen een lager bedrag dan de waarde in het economische verkeer. Dit betekent een uitdeling waarover dividendbelasting en AB-heffing verschuldigd is.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 13 december 2013 (deel II)
17