Rust Matteüs 11: 20 – 12: 15 Ik wil het hebben over dat machtige woord van Jezus waarin Jezus ons zegt dat we bij Hem rust vinden en ik wil het hebben over rust als kenmerk van het ware geloof. Want dat woord van Jezus staat op een heel aangevochten plek in het evangelie. Rondom vind je allemaal twijfels over Jezus en verzet tegen Jezus en afwijzing van Jezus omdat men zegt: Hij kan niet de ware God zijn. Het begint eigenlijk al aan het begin van hoofdstuk 11. Daar lezen we van Johannes de Doper in de gevangenis, die zegt: Heer, bent u nou de Messias die komen zou of moeten we nog op een ander wachten? Is dit nou het heil van God? Hebben we hier nou met het werk van God te maken? Zelfs Johannes de Doper twijfelt eraan. De samenvatting van het Oude Testament, de teruggekeerde Elia wordt hij genoemd, om aan te wijzen dat Jezus komen zou, om de weg van de Messias te bereiden, nota bene hij twijfelt. En dan krijg je dat over Chorazin en Betsaïda. En zij twijfelen niet: is dit nou het heil van God? Maar ze wijzen het af: dit is niet het heil van God. Jezus is in het evangelie heel mild voor tollenaars en zondaars en voor mensen die met hun schuld en nood bij Hem komen. Maar hier gaat het over Betsaïda en Chorazin en Kapernaüm in hun geloofsbelijdenis: wij zijn niet als Tyrus en Sidon, wij zijn niet als Sodom en Gomorra, wij zijn steden die God dienen. Maar dit kan God niet zijn, zeggen ze van het werk van Jezus Christus. Ze wijzen Hem af, ondanks zijn tekenen en zijn krachten, ondanks dat in Hem de tekenen van het koninkrijk te zien waren. En dan voorbij dat machtige woord van ‘Ik zal u rust geven’ gaat het over de confrontatie met de farizeeën, bij het aren plukken op de sabbat en bij de genezing van de man met de verschrompelde hand, op de sabbat in de synagoge. En dan staat er: ze dropen af en besluiten Hem uit de weg te ruimen. Zij wijzen Hem niet alleen af maar zeggen: dit mag niet blijven bestaan, hier moet de doodstraf op volgen. In hoofdstuk 12 vers 24 zeggen ze zelfs: hij kan de demonen alleen maar uitdrijven dankzij Beëlzebul, de vorst der demonen; hij is van de duivel bezeten. Johannes twijfelt: is Hij het echt? Chorazin en Betsaïda wijzen Hem af: dit kan God niet zijn. En de farizeeën zeggen: dit heeft geen bestaansrecht, dit is de duivel zelf, hij is de tegenstander van God. Wat een tegenstand tegen Jezus, wat wordt zijn missie betwijfeld en afgewezen. Het lijkt wel alsof heel zijn werk mislukt. Het gaat over ware Godskennis, waar vind je nou echt God? Al deze mensen zeggen: nee, in Hem niet. En dan, midden tussen al die afwijzing staat dat woord van Jezus. En het is een heel bijzonder woord, niet alleen dat ‘Ik zal u rust geven’ maar ook wat daar onmiddellijk aan vooraf gaat. Uitleggers van het Nieuwe Testament zeggen: eigenlijk is het een heel vreemd woord in het Matteüsevangelie; je zou het eerder in het Johannesevangelie verwacht hebben. Er staat: Alles is mij toevertrouwd door mijn Vader, en niemand dan de Vader weet wie de Zoon is, en wie de Vader is, dat weet alleen de Zoon, en iedereen aan wie de Zoon het wil openbaren. Dat heel stellige spreken over dé Vader en dé Zoon kom je eigenlijk vooral in het vierde evangelie tegen, het evangelie met een soort extra lading als het erom gaat om aan te geven dat de God van hemel en aarde zich in Jezus Christus heeft geopenbaard. Niemand heeft ooit God gezien maar de Zoon heeft Hem ons geopenbaard (Joh. 1: 18). En in die stijl van Johannes staat hier in Matteüs een woord. In een van de commentaren die ik las gebruikte iemand het voorbeeld van een begrafenis van een sportheld, waar allerlei mensen iets over de overledene vertelden: en toen kwam de zoon van de overledene aan het woord en toen werd het heel stil, want alleen de zoon kon dingen vertellen die geen van die andere sprekers had kunnen vertellen, hoe bekend de overledene was. Nou, zo staat het hier. Alleen een vader kent een zoon echt en alleen een zoon kent de vader echt en wie de zoon het wil openbaren. Een zoon kan die kennis van de vader aan anderen doorgeven. Dit is een unieke kennis. Dat geldt al onder ons mensen, dat geldt helemaal in dit geval. Het is een heel diep openbaringswoord: wat is het ware geloof, waar vinden we God echt? En te midden van al die afwijzing, mensen die zeggen: ‘dit kan het niet zijn, we kunnen niet geloven dat we hier met God te maken hebben’, zegt Jezus: en toch, in Mij spreekt de Zoon die de Vader kent. En dan komt Jezus met Godsopenbaring, kennis van de ware God. En wat is dat dan? Nou, zegt Jezus, neem mijn juk op je; Ik zal je rust geven; Ik leer je zachtmoedigheid, Ik leer je
nederigheid van hart. Dan vallen de woorden rust en zacht, de moed om zacht te zijn, om mild te zijn, om nederig te zijn. Kennis van God vinden wij alleen, zeggen wij als christenen, in Jezus Christus, en wie Hem echt kent, die vindt rust. Ik wil van die rust een paar dingen zeggen. Om te beginnen: wat is die rust? Dat is het effect van dat vertrouwen in ons hart dat God het nooit af laat weten, dat Hij ons niet zal begeven en niet zal verlaten en dat alle dingen heel ons leven in zijn handen liggen. Want het is natuurlijk heel bijzonder dat Jezus hier over die rust spreekt terwijl zijn missie lijkt te mislukken. Hij is gekomen om voor Israël de Heiland te zijn en vindt alleen maar afwijzing. Nou, dat is stellig gezegd; er zijn ook volgelingen. Maar hier wordt even alle afwijzing geschilderd. Wat een onbegrip. En de officiële kerk van die dagen zegt: we hebben hier met de duivel te maken. En wat doet Jezus dan? Nou begin ik even bij het begin van die heel diepe, opmerkelijke woorden: In die tijd – en daarmee maakt Matteüs het vast aan de afwijzing van Chorazin en Betsaïda en al die andere afwijzing, de twijfel van Johannes de Doper en de miskenning door de farizeeën – In die tijd zei Jezus ook: Ik loof u, Vader, Heer van hemel en aarde. Jezus gaat God loven. En Jezus noemt hier God zijn Vader en noemt Hem de Heer van hemel en aarde. Dat woord Vader heeft meer te maken met persoonlijke zorg, met een God die ons kent, en Heer van hemel en aarde heeft meer te maken met dat God alle dingen in zijn handen heeft. Jezus belijdt hier op dit moment zijn geloof in zijn Vader die alle dingen in zijn handen heeft en die voor Hem blijft zorgen. Jezus Christus gaat ons voor in die rust en wil ons die rust schenken. Jezus zegt: neem dat nou over, leer van Mij dat ik zachtmoedig ben en nederig van hart. Ook als alles misloopt, als alles tegenloopt, als het zo anders gaat dan je gedacht had. En dat kan in dit leven, het leven kan een heel teleurstellende wending hebben, dingen kunnen zo anders gaan dan je gedacht had. Dit heeft Jezus toch niet verdiend. Waar vind je de goedheid, de liefde voor mensen die je in Jezus Christus vindt. En dat Hij nu wordt afgewezen! Als dat ons gebeurt – ja, die vergelijking kan maar heel zwak natuurlijk – maar als wij ook proberen vanuit goede intenties te leven en dienstbaar te zijn en het wordt miskend en het wordt afgewezen en we ontvangen het tegenovergestelde van wat we zouden willen ontvangen en waarvan we toch eigenlijk wel vinden dat het passend is dat we het zouden ontvangen… Wat moet je dan zachtmoedig zijn, de moed hebben om zacht te reageren, wat moet je dan nederig van hart zijn, met heel weinig tevreden zijn. God is en blijft een God van overvloed, maar dat wil niet zeggen dat wij niet door trajecten heengaan waarin we met heel weinig tevreden moeten zijn en dat heel weinige moeten en mogen zien als een teken dat God toch voor ons zorgt, dat ons leven geborgen is. Dan vind je rust, als het effect van het vertrouwen dat, wat er ook gebeurt, ons leven in Gods handen ligt. ‘In zijn hand ligt heel mijn levenslot.’ Dat is geloven en dat horen we elke week weer in de kerk, maar in de barre praktijk van het leven is dat soms toch weer heel erg moeilijk. Maar dat allereerst is rust. Wat een tegenwerking tegen Jezus, en Jezus gaat God loven en zegt: dank U, Vader, U die Mij persoonlijk kent. En al zijn wij op een andere manier Gods kinderen, wij mogen dat ook zeggen: Vader, U die mij persoonlijk kent en doorgrondt, Heer van de hemel en van de aarde, U die op de een of andere, voor ons ondoorgrondelijke, manier alles in uw handen hebt, dank U, want U zorgt toch voor mij en uw welbehagen gaat door en U bent de goede Herder en het zal mij aan niets ontbreken. Dat is één aspect van die rust. Rust als het effect van dát vertrouwen, dat je leven lang al maar dieper moet wortel schieten in je hart. Dat is geloven en blijven geloven en groeien in het geloof. Dan het tweede aspect van die rust. Je zou kunnen verwachten dat Jezus hier zou zeggen: jullie willen Mij niet aanvaarden als de van God gezondene, dan stop Ik maar met mijn missie; jullie geloven Mij niet, dan hoeft het van Mij ook niet meer. Maar Jezus zegt ook op dit moment nog – nee, het is geen einde van zijn missie, en net na dit stukje schriftlezing lezen we ook alweer dat Jezus mensen geneest – Jezus zegt nog steeds: kom tot Mij, jullie allen die vermoeid en belast zijn. Want waarom is het geloof van Jezus Christus anders dan het geloof van Chorazin en Betsaïda en de farzizeeën? Want de Joden houden weliswaar de sabbat, door God gegeven aan Israël als een geweldig geschenk – God gunt mensen rust en te leven vanuit de rust – maar zelfs de sabbat is
met zoveel regeltjes omringd en zo formeel geworden en zo wettisch en uiterlijk ingevuld dat mensen er moe van worden om te weten wat je nou precies wel of niet mag op de sabbat. Neem mijn juk op u, zegt Jezus. De Joden hadden het over het juk van de Thora. Het gaat allereerst om het verschil tussen het jodendom en de navolging van Jezus Christus. Het jodendom is een Thora-godsdienst. En hoezeer we er tegenwoordig ook van overtuigd zijn dat Joden ook op een heel mooie en inspirerende manier bezig geweest zijn met de Thora en nagedacht hebben over de wetten van God, hier gaat het erom hoe een Thora-godsdienst zonder Jezus Christus toch moet leiden tot een godsdienst die moe maakt, die verontrust, tot een last is. Dan moet je het toch uiteindelijk zelf dragen en volbrengen. Kom tot Mij en Ik zal je rust geven. Jezus blijft die rust verkondigen. Wat een genade, wat een zachtmoedigheid. Daar zie je de zachtmoedigheid van God in Jezus Christus. Ook al wijzen mensen Hem af, dan nog zegt Hij: kom tot Mij en Ik zal je rust geven. Dat is wat we zien aan het kruis waar Jezus bidt voor wie Hem kruisigen, waar Jezus trouw blijft aan zijn discipelen die Hem loslaten, laten vallen als een baksteen, waar Jezus met zijn armen wijd uitgebreid als het ware het welkom van God in deze wereld symboliseert. Het is de rust van de genade van God dat, hoe je ook in je eigen hart kunt ontdekken dat je tegen de dingen van God bent, dat je er niet aan wilt, aan de genade, dat je die zachtmoedigheid verwerpt, dat God toch zegt tegen ons: kom toch maar bij Me, want alleen bij Mij kan het goedkomen en bij Mij is er ruimte om het te leren. Ik wil je vergeven en Ik wil je zachtmoedig máken. Schuil bij Mij en blijf bij Mij schuilen. Het is de rust als het effect van het vertrouwen dat God toch zorgt, dat al loopt alles tegen, er toch een heilsplan komt. Het is de rust van de genade van God, van de zachtmoedigheid van het hart van God dat zelfs deze mensen nog steeds mogen komen. Want dat ‘wee u’ over Chorazin en Betsaïda betekent niet dat er nu geen ruimte meer is. Het is de pijn van het hart van Jezus Christus. Hij wil ze wakker schudden: jullie denken dat jullie meer zijn dan Sodom en Gomorra, maar o, als er in Sodom en Gomorra iets aanwezig geweest was van wat er in Mij op aarde aanwezig geweest is… Jezus spreekt schokkende woorden. Jullie zijn niet méér dan Sodom en Gomorra maar mínder dan Sodom en Gomorra. Iets erger kon je niet zeggen tegen Joden in die tijd. Jezus wil ze wakker schudden om ze alsnog te brengen bij Hemzelf, om bij Hem heil, rust te vinden. En het derde is de rust van het vertrouwen dat God in zijn wijsheid andere wegen gaat dan wij kunnen overzien. Dat is wat Jezus zegt: Ik loof u, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat U deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt gehouden, maar ze aan eenvoudige mensen hebt onthuld. Ja, Vader, zo hebt U het gewild. Het is een heel bijzonder woord. Wie zijn die verstandigen hier? Dat moeten toch weer de Joden zijn met hun Thora-kennis. Die zijn zo verstandig geworden. En hoe mooi ook kennis van de Thora is en hoeveel goeds er ook van het jodendom te zeggen is en van wat je leren kunt van joodse rabbijnen, die wijsheid is een bepaalde status geworden, een bepaalde geslotenheid geworden. Ze zijn gearriveerd in die wijsheid, ze weten wie God is zodat er geen openheid is voor aanvulling, voor nieuwe aspecten in het kennen van God, voor dat God ook de God van de heidenen wil zijn, voor dat het koninkrijk van God toch anders komt dan zelf Johannes de Doper verwachtte. Johannes de Doper, het Oude Testament, predikte de Messias die komt om de wereld te verlossen. Hij zal de aarde slaan met de roede van de mond en door Hem zullen de wolf en het lam tezamen verkeren (Jes. 11: 4). De Messias komt om zijn vrederijk te brengen. Maar toen kwam de Messias en toen ging het allemaal heel anders, veel langzamer. Anders ook in de zin dat de Messias het niet alleen deed maar dat mensen opeens ook de naam van christenen mochten gaan dragen. Christus betekent ook Messias, dat is hetzelfde woord. Wij mogen ook gezalfden zijn, ook messiassen zijn. Zo’n woord als van Paulus bijvoorbeeld, ‘wij mogen in Christus zijn; Christus woont in ons’, daar vind je niets van in het Oude Testament. Dat is een heel nieuwe stap in het heilsplan van God. Niet alleen de Messias die wij verwachten en die komt, maar de Messias die in ons hart wil wonen. En wij mogen in de Messias zijn en zo gebruikt God ons ook bij zijn heilsplan en zijn koninkrijk. Het gaat allemaal heel anders. Nog eens: hoe mooi ook, dat jodendom, hoeveel rake woorden ook over de genade van God – het is niet allemaal zo wettisch als we denken – maar toch, hier was geen ruimte voor, voor een verrassende wending in de weg van God, dat de profetieën
toch anders uitkomen dan je zou verwachten als je alleen het Oude Testament leest. Zelfs Johannes, de samenvatting van het Oude Testament, zegt: maar hoe zit het nou eigenlijk? Het koninkrijk komt doordat hier en daar en overal in deze wereld mensen de genezing van hun leven vinden, en mensen ook zelf in de kracht van Jezus Christus dienend gaan leven en mensen het koninkrijk van God gaan zoeken. Het komt anders. Verstandigen, dat zijn hier mensen die alleen maar naar de kerk komen om te horen wat ze al geloven en of wat gezegd wordt daar wel mee klopt, maar die er geen rekening mee houden dat er ook nieuwe aspecten kunnen zijn in het spreken van God. Wij kennen ten dele. Gods wegen zijn altijd groter, verrassender, genadiger, en daarom is God zoeken heel open leven. Er staat: omdat u deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt gehouden, maar ze aan eenvoudige mensen hebt onthuld. Eenvoudige mensen, onnozelen staat er eigenlijk. Dat zijn die stakkers, die melaatsen en die lammen en die blinden die al hun wijsheid kwijt zijn, die alleen maar hulp nodig hebben, en daarom heel erg openstaan voor die hulp van God, hoe die hun leven binnenkomt. Dat is best heel moeilijk: aan de ene kant zeker mogen zijn van God, dingen bewaren en belijden die onder ons zekerheid hebben, en tegelijk toch open blijven voor hoe God in al zijn grootheid is, levenslang een zoekend mens blijven. Wie zoekt zal vinden, wie klopt wordt opengedaan en wie bidt ontvangt, dat is niet alleen maar een woord voor beginnende christenen, maar dat blijft een leven lang. God is groter dan ik Hem ken, dan u en dan jij Hem kent. Daarom houdt geloven ook altijd iets van een open houding, altijd iets zoekends, altijd iets onzekers. We zijn er nog niet met onze kennis van God, we zijn niet gearriveerd, we bidden: Heer, leer mij uw weg. En dat blijven we ook vandaag leren. De rust is niet de rust in wat wij tot dusver weten van God, want we worstelen met vragen. Maar de rust is de rust in God zelf, dat Hij ons leiden zal en op tijd zal openbaren wat we weten moeten, en met ons verder zal gaan. Zelfs hier waar de dingen zo radicaal misgaan. Nota bene het volk van God wijst God die komt af. Het volk van de belofte miskent de vervulling. Kan er iets meer misgaan?! En zelfs hier looft Jezus God en zegt: Ik zie ook iets van de wijsheid van God. Verstandigen zien het niet meer en onnozele, eenvoudige, zwakke mensen, hen gaat het licht op. De kerk mag nooit een machtsinstituut worden, christenen mogen nooit zich meer gaan voelen dan de mensen in deze wereld. Zachtmoedigheid, nederigheid passen ons. Laten we klein en bescheiden zijn, dankbaar voor wat we van God menen te weten, bereid om veel te vergeven. Zo komt de rust ons hart binnen. Zo komt de rust die kostbaar is, die een begin is van het eeuwige leven, een voorsmaak van het eeuwige leven, de rust die kenmerkend is voor het evangelie van Jezus Christus. Tenslotte: ik heb laatst een boek gelezen en daar wil ik even iets van doorgeven. ‘Ségou’, een boek over Afrika, dat speelt in het tegenwoordige Mali, in de 19e eeuw. Een verbijsterend boek, voor mij een openbaring omdat ik me nooit zo heb beziggehouden met de geschiedenis van Afrika. En ik haal het hier aan nu gaat om godsdienst waarvan je zegt: het is wel heel godsdienstig maar het mist de kern, de rust, het mist de zachtmoedigheid, de nederigheid van hart, er zit veel te veel menselijke overtuiging in en trots en gelijk-hebberij. Het ging over de Afrikaanse voorouderverering. Wat een angst zit daar in, wat een onrustig geloof is dat. Paulus zegt in Romeinen 10 van de Joden: ik zie dat ze een ijver voor God hebben maar zonder verstand. Ik vind dat een van de meest tragische dingen van het leven. Er is zoveel ijver voor God onder de mensen. Die Afrikaners in de 18e eeuw, wat een ijver voor god hadden ze, maar zonder het echte inzicht en zonder deze diepe rust dat je altijd je mag overgeven aan God die voor je zorgt en aan zijn oneindige genade als je die ook maar voor de ander laat gelden. Dan tekent dat boek de opkomst van de Islam en dat is eigenlijk vanaf het begin al heel hard. De islam lijkt een stap voorwaarts omdat het over één god gaat en omdat het ook gepaard gaat met het lezen van het boek. Als de koran binnenkomt dan leren de mensen ook schrijven en de koran lezen, want het citeren van koranteksten neemt een heel grote plaats in. Maar heel eerlijk tekent het boek hoe vol onrust en angst ook dát is. Je was eigenlijk altijd bang voor god. En ook toen was het al: als je niet gelooft, gaat je kop eraf, als je niet je
voorouderverering loslaat en belijdt dat er geen god is dan Allah, dan is er geen genade voor je. Hoewel, ook toen al had je verschillende groepen moslims. In het boek sluit op een gegeven moment een gematigde groep moslims die geen geweld willen gebruiken een bondgenootschap met een groep Afrikaners die aan voorouderverering doen en samen trekken ze op tegen een andere moslimgroep die de jihad in praktijk wil brengen, die de heilige oorlog wil voeren. Wat een verwarring allemaal op godsdienstig gebied. Waar het nu om gaat is dat dan ook de christenen komen. En daar wordt je helemaal verdrietig van als je daarover leest. Wat is er veel geloof geweest zonder deze zachtmoedigheid. De Portugezen komen, de Engelsen, de Fransen en ook de Hollanders zijn erbij en ze roven Afrikaners om ze als slaven te verkopen. Het zijn christenen, dus wat doen ze als ze die Afrikaners gepakt hebben of gekocht hebben van mensen die ze hebben geroofd? Dan laten ze hen eerst dopen en geven hen christelijke namen. Want in de Bijbel lees je ook dat slaven in een huis gedoopt worden. En vervolgens worden ze naar Europa verscheept en de kapitein staat in zijn stuurhut zijn gebedenboek te lezen; dat slaat hij geen dag over. Achter hem in het ruim kermen de Afrikaners want die zien voor de laatste keer hun horizon en weten dat ze er nooit terug zullen komen. En ze moeten hun behoeften ook gewoon in die ene ruimte doen. Het stinkt er en onderweg sterven er ook slaven want het is onmenselijk. Maar daar letten die Portugezen en ook Hollanders al niet meer op want dat zijn ze gewend, het zijn ook maar zwarten, maar negers en maar slaven. Wat is er veel geloof geweest misschien wel met een orthodoxe belijdenis, maar zonder de zachtmoedigheid waar hier over gesproken wordt en de nederigheid van hart en de bereidheid om de ander te dienen, en om ondanks alle tegenstand het goede voor de ander te blijven zoeken. Om in het spoor van Jezus te zeggen: kom tot mij en ik zal je rust geven. Wat is er daar veel mis gegaan. Gelukkig is er ook veel goed gegaan en er zijn ook christenen de wereld ingegaan met de liefde van God. Maar ik was er ook door geraakt dat er zoveel is misgegaan. En hier vind je het volk Israël en het zit er naast. En het is een soort waarschuwing voor de kerk. Blijf toch altijd weer bij jezelf nagaan: leef je nog steeds uit die zachtmoedigheid, die nederigheid van hart, zoek je en vind je de rust bij God in wiens hand je hele leven ligt? En ben je zo ook bereid om je naaste, ook als die je zo tegenkomt als hier tegenover Jezus Christus, met zachtmoedigheid te benaderen? Amen