Rust en Vrede
Leesavonden 1e helft 2014
2
RUST EN VREDE Opnieuw willen wij spreken over de eigenschappen van het zaligmakend geloof naar aanleiding van het gelijknamige boek van ds. A.Comrie, deze keer over Hoofdstuk 5, ‘Het geloof is een genade, die de ziel in de ware rust brengt’. (Bijlage1, p.6) Daarnaast lezen wij gedeelten uit het boek van Th. Watson, ‘De hoofdsom van de geloofsleer’. (Bijlage 2, p. 20) Als extra bijlage twee hoofdstukken uit het boek van Prof. G. Wisse, ‘De droefheid naar God’. God is in Christus het enige centrum of middelpunt van de rust der ziel. Wie hier niet kan komen, is als iemand die voortgedreven wordt door storm en onweer. Als iemand die belast en beladen is en geen rust of wezenlijke troost kan vinden. Het is daarom onze bedoeling u te laten zien wat de wezenlijke activiteit is waardoor de ziel tot haar centrum komt, namelijk het geloof. Dat is immers de genade waardoor men in de rust van God ingaat, zoals de apostel ons voorhoudt als hij zegt: ‘Want wij die geloofd hebben, gaan in de rust’ De rust Van de rust waarover het in Hebr. 4:3a gaat geeft dr. Owen een omschrijving, waar ds. Comrie zich ook bij aansluit. Vraag 1: Geef de omschrijving van deze rust. (p. 3) Zonder rust in het hart. Lees ook Watson A (p. 20) De staat van de natuurlijke mens is een staat van onrust. Hoewel deze mensen van veel dingen kunnen genieten en veel bezittingen kunnen hebben, leven zij toch zonder rust in het hart. Zij kwellen zich ook om allerlei zaken. Vraag 2: Waarvan is dit een krachtig bewijs? Wettische dienstbaarheid In de tekst uit Hebr. 4:3a wordt de rust van het Evangelie geplaatst tegenover de staat van onrust die onder de wet geldt. Vraag 3: Hoe komt het dat de staat van wettische dienstbaarheid zo vol onrust is? (p. 7)
3
Gekweld door boze machten Lees vooral het vet geprinte gedeelte. Vraag 4: niet genoeg letten op de rechtvaardigheid van God door te ruim over Zijn barmhartigheid te spreken. Kan dat? (p. 7) Geen toegang tot het bloed Als de Heilige Geest een gelovige wil doen ontwaken, gebeurt dat doorgaans langs de weg van overtuiging. Vraag 5: Kunnen deze overtuigingen van dien aard zijn dat ze de vrijmoedigheid om tot Jezus te vluchten ontnemen? (p. 9) Een staat van vrede We leggen deze rust uit als een staat van vrede in dit leven. Vraag 6: Wat ervaar je zoal als je deze vrede geniet? (p. 10) Wat het fundament van de rust niet is Dit beschrijft ds. Comrie uitgebreid. Vraag 7: Sommige mensen denken dat zij de ware rust gevonden hebben maar vergissen zich. (p. 11) a. Welke voorbeelden worden er genoemd? b. Welke stelregel kunnen we gebruiken om dit goed te onderscheiden? Vraag 8: Kun je de ware rust vinden vóór je door het geloof met Jezus verenigd bent? (lees ook Watson B, p. 20) Wat het fundament van de rust wel is Vraag 9: Wie is het fundament van de ware rust? (p. 12) Waarin de ware rust bestaat Stilte en kalmte in de ziel, inwendige verlichting, gevoelige ervaring, uitstorting van Gods liefde,… Lees deze gedeelten voor uzelf. (p. 13) Rust in Christus - lees ook Watson C (p. 21) Deze rust is ook een volkomen rusten in en op Christus. Jezus is de Rots waar hij binnengaat en waarin hij blijft wonen, terwijl hij door voortdurend herhaalde geloofsoefeningen zich steeds nauwer met de Rotssteen Christus verenigt. Volgens ds. Comrie komen heel weinigen van Gods kinderen zover. Vraag 10: hoe zou dit komen? 4
Rust in God Deze rust is een rusten in God Zelf als hun Vader. De geest van de dienstbaarheid wordt dan van hen weggenomen en God geeft hun de Geest der aanneming tot kinderen, en zo roepen zij ‘Abba, Vader’. (p. 16) Vraag 11a: krijgen al Gods kinderen de Geest der aanneming tot kinderen? b: rusten zij allen in God Zelf als hun Vader? c: en zo roepen zij ‘Abba, Vader’. Betekent dit dat zij vrijmoedig God als Vader durven aanspreken? Verzadiging en vertrouwen Vraag 12 a: Rust in God: waardoor wordt deze rust in God gekenmerkt? (p. 16) b: Rust in Christus: heeft deze rust dezelfde kenmerken als de rust in God? (p. 15) Prof. Wisse schrijft in ‘de droefheid naar God’ zeer schoon over deze volle verzadiging van de ziel in God. Zie de extra bijlage (p. 24) Lees: Ingaan in de rust (p. 17) - zie vraag 10. Lees nu hierover ook in: Een woord voor Gods kinderen Een woord voor Gods kinderen Vraag 13: Welke raad geeft ds. Comrie hier aan mensen die onrust en benauwdheid ondervinden? (p. 17) Oproep voor gelovigen Degenen aan wie God het geloof in sterke mate gegeven heeft krijgen hier een waarschuwing. Vraag 14: waar worden zij voor gewaarschuwd? (p. 18) Tenslotte: Ga tot Christus’ bloed om vrede te krijgen. Sommigen gaan hun vrede halen bij hun eigen gerechtigheid en niet uit de gerechtigheid van Christus. Zij gaan om vrede halen bij hun heilig leven en niet uit Christus’ dood. Dit is niet de juiste weg naar vrede. Zie op het bloed der besprenging. Hebr. 12:24. Het bloed van Christus door het geloof gedronken, geeft vrede. Er is geen balsem om een gewonde consciëntie te genezen dan het bloed van Christus. ‘Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God’ Romeinen 5:1. 5
Bijlage 1: A.Comrie, ‘Eigenschappen’, H.5. HET GELOOF IS EEN GENADE, DIE DE ZIEL IN DE WARE RUST BRENGT. Want wij die geloofd hebben, gaan in de rust. Hebr. 4:3a Inleiding God is in Christus het enige centrum of middelpunt van de rust der ziel. Wie hier niet kan komen, is als iemand die voortgedreven wordt door storm en onweer. Als iemand die belast en beladen is en geen rust of wezenlijke troost kan vinden. Het is daarom onze bedoeling u te laten zien wat de wezenlijke activiteit is waardoor de ziel tot haar centrum komt, namelijk het geloof. Dat is immers de genade waardoor men in de rust van God ingaat, zoals de apostel ons voorhoudt als hij zegt: ‘Want wij die geloofd hebben, gaan in de rust’. De rust De grote zaak waar de apostel hier over spreekt, is de rust waar de gelovigen ingaan. Het woord ‘rust’ wordt op verschillende manieren uitgelegd. De ene keer wordt het woord gebruikt om aan te geven dat men ophoudt met een werk waarmee men bezig was. Soms betekent het de zalige vrede en voldoening die de ziel in Christus vindt als gevolg van de beoefening van het geloof. Dan weer betekent het de zalige staat van hen die volkomen gerechtvaardigd zijn in de hemel, waar zij rusten van hun arbeid. Wij sluiten ons aan bij dr. Owen, hij verstaat onder de rust waarover de apostel in de tekst spreekt: de zalige rust, de vrede en de blijdschap van de ziel, die de gelovigen ondervinden als gevolg van en door het geloof. Zonder rust in het hart. De eerste categorie bij wie we dit aantonen, wordt gevormd door alle mensen die zomaar zorgeloos in hun oude natuur doorleven. Zij leven zonder rust in het hart, hoewel zij wellicht in hun uitwendig leven van heel veel dingen genieten en veel bezittingen hebben. Dat zij een heel onrustig leven leiden, blijkt uit het feit dat hun denken steeds maar zo onrustig en doelloos is. Er mag met recht van hen gezegd worden dat de gedachten der ijdelheid in hen overnachten. Dat zij een heel onrustig leven leiden, blijkt ook uit het feit dat deze mensen in alles laten zien zo onvergenoegd en ontevreden te zijn. Want omdat zo iemand God mist –hoewel hij niet weet dat dit de oorzaak is– is voor hem zijn sap veranderd in zomerdroogten. De staat van de natuurlijke mens blijkt er een van onrust te zijn, als we de voortdurende onrust en moeite opmerken die er is door wat men denkt te verliezen of te moeten missen, waardoor men tenslotte in de armoede meent te komen. Deze onrust is bij verschillende mensen soms zo groot dat 6
ze bij het minste of geringste menen dat men hen om hun bezittingen om het leven zal brengen. Daardoor kunnen ze niemand vertrouwen, zijn ze bang om te gebruiken wat God voor hun levensonderhoud geschapen heeft, en kwellen ze zich ook om duizend en één kwesties. Dit alles is er een krachtig bewijs van dat zij hun rust niet vinden in God en Zijn voorzienigheid. Wettische dienstbaarheid Maar boven dit alles blijkt de staat van de mens er een van onrust te zijn, als wij de mensen aanzien in hun wettische dienstbaarheid. Zij zijn dan door de wet ontwaakt uit hun slaap van zorgeloosheid. Hier moeten we vooral veel aandacht aan schenken, omdat de rust van het Evangelie in onze tekst geplaatst wordt tegenover de staat van onrust die onder de wet geldt. Deze staat is werkelijk vol onrust! Ze is vol grote onrust door het zien van de zonde. De ziel begint in de spiegel van de wet duidelijk en met een levend besef te zien hoe bezoedeld en wanstaltig ze is. Zo’n mens wordt van gebod tot gebod geleid, van het ene stadium in zijn leven naar het andere, van zijn feitelijke zonden naar de zonden die in zijn hart leven, en van de zonden die in zijn hart leven naar zijn boezemzonde. Daaruit kan hij gemakkelijk de conclusie trekken dat hij een schuld heeft van tienduizend talentponden. Hij leest zijn schuld in het boek van Gods Woord en in het boek van zijn geweten. Hij vindt dus wel schuld, maar niets om ook maar het kleinste deel van zijn hele schuld te betalen. Omdat hij geen zicht heeft op de Borg, moet dit hem dus wel in de grootste ongerustheid brengen. Deze staat van wettische dienstbaarheid is er een van onrust door het knagende verwijt van het geweten over alle zonden die men begaan heeft. Dit wordt in Gods Woord vergeleken met een knagende worm en met het doorsteken van het hart met een gloeiende ijzeren staaf, die onder de meest smartelijke pijnen zo diep mogelijk naar binnen dringt. Dit is die toestand waarbij Gods vurige pijlen in de ziel dringen. Het vurige venijn daarvan bezwaart de geest en maakt die angstig, zodat deze mens niet weet waar hij zich moet verbergen. U moet niet denken dat het alleen zeer zware zondaren zijn die dit ondervinden! Nee, mijn geliefden, een enkele zonde kan dit al veroorzaken, als die aan het hart wordt gelegd en het geweten daarmee begint te verontrusten. Gekweld door boze machten Deze staat is er een van onrust, omdat de ziel door alle angsten en smarten die ze ondervindt, onvatbaar is voor de vertroosting van het Evangelie. Met de Kerk weigert ze getroost te worden. Ja, de vertroosting van God schijnt voor deze mensen te klein te zijn. Daardoor gebeurt het wel eens dat ze 7
daarop helemaal geen acht slaan, en hun benauwdheid juist krachtig, ja, hand over hand toeneemt door het aanhoren van het vrije aanbod van genade en de volheid die er in Christus is voor de meest ellendigen. Dat komt omdat zij altijd van mening zijn dat er niet genoeg gelet wordt op de rechtvaardigheid van God als er zo ruim over Zijn barmhartigheid wordt gesproken. Het kan ook zijn dat men niet in staat is naar de genade te vluchten. Daardoor wordt hun angst vergroot dat er wel genade is, maar dat zij er geen deel aan hebben, en het daarom nu voor hen te laat is, zodat zij het er onmogelijk op durven wagen. Deze staat is er een van de grootst mogelijke onrust doordat men krachtig aangepord wordt om wanhopige dingen te doen. Daarover wil ik liever zwijgen dan ze vermelden, opdat de satan niemand in verleiding zal brengen. De zonde voor ogen Soms worden de ware gelovigen, als zij het geloof niet daadwerkelijk kunnen beoefenen, in een onuitsprekelijk grote onrust gebracht door het zien van een bepaalde zonde die hun voor ogen geplaatst wordt. Beklemming Als de ware gelovigen het zaligmakend geloof niet daadwerkelijk kunnen beoefenen, worden zij dikwijls in een grote onrust gehouden door een benauwende beklemming, waardoor hun ziel als het ware toegeknepen wordt en zo ernstig onder een zware last wordt bedolven dat zij gekromd en gebukt door het leven gaan en een aanhoudend beklemd gevoel in hun ziel ondervinden. Deze beklemming kan dikwijls ontstaan door lichamelijke factoren en door een gemoedsleven, waarbij de een meer dan de ander geneigd is tot neerslachtigheid, bedroefdheid, moedeloosheid en droefgeestigheid dan de ander. Dit kan een oorzaak zijn dat vele ware en heel gevoelige gelovigen minder geestelijke blijdschap en troost in hun gemoed ondervinden dan degenen die niet in alles zo’n gewetensvol en fijn besnaard leven lijden. Als deze situatie door lichamelijke factoren ontstaat, kan het zijn dat zo iemand geen werkelijke en gegronde reden voor die beklemming weet te geven. Maar soms ontstaat deze beklemming omdat hij ziet dat hij zo’n afwijkend leven leidt, en dat zijn ziel het bloed van Jezus Christus niet zó kan aangrijpen en aan zijn geweten kan toepassen dat ze gereinigd wordt en haar banden worden losgemaakt. Ook kan nog opgemerkt worden dat deze beklemdheid soms vergezeld gaat met een onmacht tot spreken als het over geestelijke zaken gaat. Daardoor kleeft de tong aan het gehemelte en is de ziel niet in staat te bidden of enig ordelijk verband in het gebed aan te 8
brengen. Daardoor schrikken zij dikwijls terug voor het gebed en zien ertegen op als een hoge berg. Maar het gebeurt ook wel eens dat deze beknelling van de ziel een heel krachtige aansporing is om hen voortdurend tot het gebed aan te zetten en de ziel aanhoudend te doen worstelen, zodat ze nergens rust kunnen vinden dan op hun knieën. De verborgen reden hiervan is dat de ziel in en onder dat zielsgeweld en dat weeklagen enige verlichting van haar last ondervindt. Sommigen worden op deze manier hun hele leven lang in de vrees van de dood gehouden, terwijl anderen moeten en ook mogen zeggen dat er slechts een ogenblik is in Zijn toorn, maar – o ja - een leven in Zijn goedgunstigheid. Let eens heel aandachtig op de volgende plaatsen in de Schrift: Psalm 32:3 en 4, Psalm 38 en Jesaja 38. Daarin kan iemand die deze dingen ondervindt, mogelijk enige bemoediging vinden. Geen toegang tot het bloed Als de gelovige in deze staat verkeerd, ondervindt hij een grote onrust doordat hij geen toegang kan vinden tot het bloed van Christus, en dan met zijn zonde blijft staan zonder tot Jezus te durven naderen. De oorzaak kan zijn dat God in Zijn rechtvaardigheid voor hen de Fontein van Jezus’ bloed enige tijd verzegelt, opdat zij zich des te meer over hun zonden zouden verootmoedigen en heel indringend ervaren hoe bitter het is om God te verlaten. Het doel kan ook zijn dat zij in het verdere van hun leven altijd ontzaglijk diepe indrukken in het hart zullen hebben van Gods geduchte majesteit. Een andere oorzaak kan zijn dat een al te diepe indruk van de misdaad de ziel bevreesd maakt om tot Jezus te vluchten. Als de Heilige Geest een gelovige wil doen ontwaken, gebeurt dat doorgaans langs de weg van overtuiging. Daarbij wil ik overigens wel opmerken dat de overtuigingen door de Heilige Geest niet van dien aard zijn dat ze door een al te diepe indruk van de zonde aan de ziel de vrijmoedigheid ontnemen tot Jezus te vluchten. Integendeel, de Geest van God beoogt daardoor juist de ziel te dwingen en uit te drijven naar het bloed van het Verbond. Maar dan gebeurt het dat de satan en het hart samenspannen en de zonde zó onder ogen brengen, dat men verkeerde en ongelovige dingen gaat zeggen: ‘Wijk van mij, heilige Jezus, want ik ben een zondig mens’. Laat dit hierbij de stelregel zijn: alles wat de zonde zó onthult aan de ziel dat ze daardoor tot Christus gedreven wordt is van de Heilige Geest. Maar alles wat de ziel bij die onthulling van Jezus wegvoert, is van de satan en ons eigen verdorven hart. Een derde oorzaak kan zijn dat er een gebrek aan inzicht is wat de weg van vrije genade betreft. De ziel kan menen dat er eerst iets heel belangrijks 9
gedaan moet worden, of ze is bang dat ze Jezus tot een dienstknecht van de zonde maakt door steeds maar weer te vluchten naar Zijn bloed, of ze meent dat ze het niet zuiver en alleen op vrije genade kan wagen zonder de door haar gewenste gestalte. Maar hoe het ook is, de ondervinding van de gelovigen leert dat er in deze toestand een diepe onrust ervaren wordt. Geen troost Het kan ook gebeuren dat de ware gelovige in deze toestand heel ongerust wordt doordat hij niet de minste troost of opbeuring kan vinden vanuit vroegere ervaringen van de goedertierenheid van de Heere. Maar iemand die het om waarheid te doen is, kan nooit rust vinden en zal die ook niet vinden als hij bestreden wordt over zijn geestelijke ervaringen. Het wordt alleen anders als hij daadwerkelijk opnieuw tot geloofsonderhandelingen met Jezus gebracht wordt, om zich zo opnieuw onomwonden en zonder haperen aan Jezus over te geven, en de gevolgen daarvan in zijn hart te ondervinden. Hij probeert dit dan te doen omdat de noodzaak daarvan met buitengewoon grote kracht op het hart gedrukt wordt. Maar als hij daarbij geen blijk van Gods gunst ervaart als antwoord op zijn pogingen, wordt hij door deze misleiding een ongetroost mens en iemand die alle kanten heen geslingerd wordt. Wij moeten beseffen dat het niet Gods weg is om de vroegere ondervindingen altijd met nieuwe te bevestigen. Ja, we moeten beseffen dat het een heel bijzondere list van de duivel is om de ziel zo krachtig mogelijk te bewegen de meest wezenlijke zielsactiviteiten te ondernemen, terwijl hij goed weet dat die mens daartoe niet in staat is. De bedoeling van dit alles is dat de ziel ongelovig, troosteloos en wankelmoedig blijft, waardoor ze er niet bovenuit kan komen. Hierin kan God alleen helpen. Andere kenmerken en oorzaken Voeg hier nog aan toe dat een gelovige in deze toestand heel erg in onrust gehouden kan worden, omdat hij bijzonder goed de kunst verstaat om alle argumenten van troost die hem worden voorgehouden erg gemakkelijk te weerleggen. Daarentegen kan hij juist zulke zaken naar voren brengen die hem hoe langer hoe meer in zijn ongeloof doen volharden, zodat de meest ervaren zielenherders het vertwijfeld hebben opgegeven deze mensen moed in te spreken. Dat is geen wonder, want het is God alleen Die een benauwde geest kan opbeuren. Een staat van vrede Zoals er na storm en onweer een stille rust en een aangename verkwikkende zonneschijn volgt, zo is er ook in geestelijke zin blijdschap na veel smarten voor alle oprechten van hart. Dat is een aangename rust voor de 10
ongetroosten en voor hen die als door een onweer werden voortgedreven. Wij hebben al gezegd dat we met veel andere uitleggers onder de rust in onze tekst niet de rust van de hemel verstaan, waarin Gods kinderen zullen rusten van hun arbeid. Maar om veel redenen –te vinden bij Owen- leggen wij deze rust uit als een staat van vrede in dit leven, aan deze zijde van de eeuwigheid, die de ziel in Gods nabijheid geniet door Jezus Christus, zoals we Hem kennen uit het Evangelie van de vervulling. Ook kunnen we zeggen dat het die toestand is waarin alle kwellingen, angsten, benauwdheden, wettische vrees, vertwijfelingen en wantrouwen ophouden, zodat de ziel een stille kalmte, vrede, vreugde en blijdschap geniet, doordat Gods bijzondere liefde in het hart wordt ingestort door de Heilige Geest. Daardoor vertrouwt de ziel zich in de weg van zaligheid toe aan God in Christus, en aan de dierbare beloften van Zijn verbond. Zij vertrouwt erop dat God, Die haar deel is, haar nooit meer verlaten zal, maar haar naar Zijn raad zal leiden en zal opnemen in Zijn eeuwige heerlijkheid. Wat het fundament van de rust niet is Zoals het uit zichzelf overgaan van benauwdheid geen grond voor troost is, zo kunnen ook een steeds voortdurende benauwdheid en vrees geen grond voor rust zijn. Veel mensen hopen en denken dat zij op de ware rustgrond zijn gefundeerd, juist omdat hun leven gekenmerkt wordt door een voortdurende bedroefdheid en door beschuldigingen in het geweten. Maar integendeel, dit is er een blijk van dat ze nooit op deze grond gerust hebben, of dat zij niet in de gestalte van het geestelijke leven kunnen komen. Trouwens, al die vrees en bedroefdheid is slechts een gevolg van de vloek van Gods wet, en deze zal op zichzelf niemand zalig maken, hoewel God deze op een heilige wijze gebruikt om de ziel van vele uitverkorenen tot de noodzaak te brengen om Jezus te zoeken en hen vatbaar te maken voor Zijn uit vrije gunst geschonken ontferming. Het is ook geen grond van rust als men enige aandoeningen van vreugde en blijdschap in zijn hart ondervindt. Het is waar dat dit ook bij de ware rust wordt ondervonden, maar het is ook waar dat de satan op krachtige wijze kan inwerken op ons inbeeldingsvermogen, en zo de gevoelens van de mensen kan opwekken met een ingebeelde hoop dat Jezus Christus hun Zaligmaker is, dat hun zonden vergeven zijn en zij op een gelukkige wijze in de hemel zullen aanlanden. Denk aan de tijdgelovigen, die het Woord met blijdschap ontvingen, en wat hierop volgde. De duivel heeft twee uitstekend werkende listen. De eerste is om de mensen door middel van het Evangelie in vervoering te brengen tot een valse en ongegronde blijdschap. Zo houdt de duivel de mensen bij de ware Jezus 11
vandaan door de valse inbeelding die hij heeft opgeroepen. De tweede list is om door middel van de wet de mens door een gezicht van zijn zonde tot wanhoop te brengen. De ware grond voor de rust wordt ook niet gelegd als er een belofte uit het Woord van God in het hart valt, of als bepaalde verzen uit geestelijke liederen dat doen. Velen bedriegen zich hiermee voor eeuwig. Ze zijn enigszins bedroefd geweest, er komt een belofte of een versje in het hart, en direct hebben ze grond onder de voeten. De Heere is goed voor hen geweest, en o, wat hebben ze naar hun mening toch een zegen ontvangen, hoewel ze in werkelijkheid niets anders hebben dan alleen maar woorden. Bij een oprecht mens is het echter zo dat niet de belofte zelf de rust geeft, maar Jezus ín die belofte. Dus niet alleen de Jezus zoals zij Hem in de belofte zien, maar Jezus Zelf in de belofte, met Wie zij zich in het geloof verenigen door Hem aan te grijpen en te omhelzen. Laat dit hier de stelregen zijn: alle rust die vóór de geloofsomhelzing van Jezus in de belofte wordt opgemerkt, is een valse en bedrieglijke rust, een rust die niet deugt. De rust is immers niet iets wat vóór het geloof uit gaat, maar iets wat op de beoefening van het geloof volgt. Tenslotte wordt de grond van deze rust niet gevormd door de begeerten, de gestalte en de oprechtheid van de mens. Dat zijn allemaal veel te zwakke fundamenten om de rust erop te gronden. En deze rust ontvalt de ziel ook weer in een uur van verzoeking. Er is immers niets in de mens, wat zijn geweten kan bevredigen als het in de onbedrieglijke schaal van Gods wet wordt gewogen. Wat het fundament van de rust wel is Het enige fundament van de ware rust is: Jehova, de zalige en drie-enige Verbondsgod, zoals Hij Zich door Zijn Woord en Geest aan de ziel openbaart in Zijn Zoon Jezus Christus als de God van volkomen zaligheid. Hij bewerkt en bekwaamt hen er op een krachtige en onweerstaanbare wijze toe om die God van volkomen zaligheid te omhelzen, Hem aan te nemen en zich persoonlijk toe te eigenen, zoals Hij Zichzelf aanbiedt in het Evangelie tot zaligheid. Dit is het enige fundament dat God in Sion gelegd heeft. Hij wiens rust hierop gebaseerd is, zal nooit beschaamd worden. Wee hem die een ander fundament legt! Het zal hem ook niet goed gelukken. Dit is de grond van de rust die Gods Kerk ondervindt: ‘De HEERE is mijn Deel, zegt mijn ziel, daarom zal ik op Hem hopen’, Klaagliederen 3:24. ‘Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, Gij zijt de Rotssteen mijns harten en mijn Deel in eeuwigheid’, zei Asaf, Ps.73:26. 12
Waarin de rust bestaat De rust wordt gekenmerkt door een stilte en kalmte die in de ziel komt, waardoor de voorafgaande ontstuimige zee van diepe moedeloosheid en wanhoop enigszins tot bedaren wordt gebracht. Het donderen van de Sinaï houdt in zoverre op dat de stille stem van het goddelijke Evangelie enigszins kan worden gehoord als een blijde boodschap. Deze boodschap is een goede tijding voor iemand die in zichzelf verloren is en zich geheel en al rampzalig weet. In al de onrust die we beschreven, is de ziel als een mens in een akelige gevangenis, die geen enkel woord kan horen dat troost en vrede geeft wegens het rammelen van de kettingen waarmee hij gebonden is, en wegens het slaan, geselen, bulderen en dreigen van zijn onbarmhartige bewaker. Maar als God de rust wil scheppen, wordt dit alles zó bestraft dat het geluid van het Evangelie méér doorklinkt dan het donderen van de wet. Er ontstaat dan ook een geschiktheid om daarnaar te luisteren. En hoe de satan en een ongelovig hart ook al hun krachten inspannen om het gehoor voor zich op te eisen, de ziel zegt nu: ik wil luisteren naar wat de Heere zal spreken. Ieder die dit ondervonden heeft, zal mij toestemmen dat dit op een bijzondere manier de weg baant naar de gewenste rust. De ziel van hen die verontrust en aangevochten waren, wordt niet alleen tot kalmte gebracht, maar meestal wordt er in haar ook een groot verlangen en een sterke begeerte gewekt om werkelijk te ondervinden dat een enkele druppel van Gods vrije genade tot verademing leidt. Deze ontstaat omdat de ziel ziet dat er een mogelijkheid is dat vrije genade verheerlijkt wordt. Er wordt immers genade bewezen aan zulke doemwaardige schepselen als zij. Dit is in de vreselijke benauwdheid die zij ondervinden, ook het onderscheid in de toestand tussen die van de uitverkorenen en die van de verworpenen. De laatsten gaan door hun onrust God haten, en net als Kaïn vluchten zij weg van voor Zijn aangezicht. Maar de eersten willen al bedelend en kermend verlegen zijn om een kruimeltje van het brood voor de kinderen. Daarom zijn zij ook degenen die als vermoeiden de rust zullen vinden. Inwendige verlichting Deze rust bestaat in een inwendige verlichting, die de ziel ondervindt in de weg van vrije genade en van volheid in de volzalige God. Dit is het zien van Gods heerlijkheid met een onbedekt gezicht. Het is de toestand waarbij de ziel met een goddelijke glans omschenen wordt, zodat ze verlicht is in de Heere en Hem op een geestelijke wijze met haar zielsoog mag zien. Dit is een van de meest verborgen dingen in het geestelijke leven. Het kan niet in woorden worden uitgedrukt, maar alleen bevindelijk gekend. Daarom zeg ik alleen dat het een licht is dat de duisternis en de onkunde omtrent God 13
verdrijft, en de ziel werkelijk wat anders laat zien dan ze ooit zag. Het is een licht dat de drie-enige God heel dicht bij de ziel brengt, en de ziel heel dicht bij God. Daardoor ontstaat er, ook in het wederzijds spreken met de Heere, een wezenlijke vertrouwelijkheid met de drie-enige Verbondsgod. Het is een verlichting waardoor de ziel niet alleen een onuitputtelijke volheid van zaligheid in de God van het verbond ziet, maar ook een onuitsprekelijke vrijheid voor een ellendige om daar gebruik van te maken. Daardoor kan de ziel zien hoe groot haar zonden zijn, en hoeveel twijfelingen ze gehad heeft, maar ook dat ze het op de genade van God en de verdiensten van Christus wagen mag en dat de twijfelingen gedurende die tijd ophouden. Dan kan de ziel zien dat er zo’n volheid in de verdiensten van Jezus voor haar is dat al haar zonden – al zou ze die van heel de wereld torsen – maar als een stofje zijn in vergelijking met de oneindige en grondeloze oceaan van Gods barmhartigheid in Christus, Zijn Zoon. Gevoelige ervaring Deze rust in iemand die God vreest, wordt ook gekenmerkt door een gelovige en diepdoorvoelde ervaring van de genadige vergeving van al zijn zonden, en dat alleen om de genoegdoening van Jezus, Die hij door het geloof heeft aangenomen en in het bijzonder op zichzelf heeft toegepast. Vgl. Romeinen 5:1. Het is buiten elke twijfel een belangrijk deel van de rust dat de ziel ziet dat haar zonden zijn uitgedelgd zoals een nevel en een dikke wolk opgelost worden, en dat God ze zó ver van Zijn kinderen heeft verwijderd als het oosten van het westen. Deze ervaring is namelijk het losmaken van de banden van de dood waarmee zij gebonden waren. Het is het openzetten van de deuren van de gevangenis waarin men gevangen was. Het is het losmaken van de strop om de hals van iemand die voor zichzelf ervaart dat hij gevonnist en veroordeeld is. Het is het ingieten van het verkwikkende genadewater in de ziel, die verteerd leek te worden door de vurige pijlen van de Allerhoogste, waarvan het vurig vergif haar verteerde. Het is als een olie en balsem uit Gilead, die op de gewonde ziel gelegd wordt en direct alle smart en pijn wegneemt, de wonden verzacht, zuivert en tot in de kern geneest. Het is de hand van de schuldheer in de aanwezigheid van de arme schuldenaar, die geen enkele penning heeft. En deze hand schrijft: Ik ben ten volle voldaan, zelfs tot aan de minste penning toe, en Ik zal nooit meer op u toornen noch op u schelden. Dat dit grote rust geeft, is duidelijk, want een tevredengesteld geweten is een gedurige maaltijd. Als u het ooit ondervonden hebt, zult u met de apostel zeggen dat de vrede met God alle verstand te boven gaat. 14
Uitstorting van Gods liefde Deze rust wordt ook gekenmerkt door het ervaren van de uitstorting van Gods liefde in de ziel door de Heilige Geest, Romeinen 55. Deze beeldspraak is ontleend aan het overvloedig en heel royaal uitgieten van een kostbare vloeistof over een voorwerp op zo’n manier dat dit er helemaal door wordt overgoten. Ook kan gedacht worden aan de heilige olie die zo overvloedig op het hoofd van Aäron werd uitgestort dat ze zelfs neerdaalde tot op de zomen van zijn kleren. Maar hoe dan ook, de liefdesuiting die in deze rust wordt ondervonden, raakt al de vermogens van de ziel. Vooral na zware aanvechtingen ervaart de ziel dat er een hoogte, breedte, diepte, en lengte in is die ze niet kan bevatten. O, als Jezus haar in dit wijnhuis binnenleidt en de liefde tot een banier stelt, wat wordt de ziel dan doortinteld met deze liefde, en wat raakt ze ermee versmolten. Wat wordt de ziel er door aanbidding in verslonden en wat wordt ze door het genot verzadigd, bevredigd en hemelsgezind gemaakt! Ik heb iemand in Christus gekend, die moest uitroepen: ‘Heere, wat ik ondervind, kan ik niet uitspreken, maar ik bezwijk, ik verga onder zo’n uitnemend gewicht van heerlijkheid. Giet niet méér van deze nieuwe wijn in zo’n oude leren zak, want hij zal barsten!’. Ieder ondervindt er iets van als hij ingaat in Gods rust. Het moet echter wel gezegd worden dat zo’n overvloedig uitstorten van Gods liefde in de ziel in de regel slechts het deel is van heel nauwgezet levende christenen, en van hen die onder het hun opgelegde kruis moeten worstelen met allerlei aanvechtingen. Rust in Christus Deze rust is ook een volkomen rusten in en op Christus. De ziel draagt zich geheel en al aan Hem over als de Petra, de Steenrots; en ze schuilt in en bij Hem zoals David daarover spreekt. Daardoor waaien alle stormen en gaan alle golven over het hoofd van de gelovige heen zonder hem van zijn plaats te doen wijken, hem te verwonden of te beschadigen, want hij is in een hoog Vertrek. Jezus is de Rots waar hij binnengaat en waarin hij blijft wonen, terwijl hij door voortdurend herhaalde geloofsoefeningen zich steeds nauwer met de Rotssteen Christus verenigt. Hij bevindt zich hierin zoals iemand in een kasteel woont dat gebouwd is op een steenrots in het midden van de zee. Hij ziet de verbolgenheid van de zee als haar golven bruisen. Hij hoort de stormwinden, het stormgedruis en de orkanen, die alles doen daveren wat zich buiten bevindt, maar hij is gerust en onbevreesd en kan dan ook zeggen: ‘Ik zal niet vrezen, al veranderde de aarde haar plaats, en al werden de bergen verzet in het hart van de zeeën. Laat haar wateren bruisen, laat ze beroerd worden; laat de bergen daveren door derzelver 15
verheffing. Sela. De beekjes der rivier zullen verblijden de stad Gods, het heiligdom der woningen des Allerhoogsten. God is in het midden van haar, zij zal niet wankelen; God zal haar helpen in het aanbreken van de morgenstond’, zie Psalm 46:3-6. O, wie zo in Christus en op Hem alleen rust, is als de berg Sion, die in eeuwigheid niet zal wankelen. Ik geef graag toe dat weinigen, ja, heel weinigen van Gods lieve kinderen zo ver komen. Velen leven slordig en hebben vanwege hun geesteloze leven geen vrijmoedigheid om zo in Jezus te rusten. Anderen kunnen niet op Christus en op Hem alléén rusten, of ze moeten daarvoor iets hebben, enige ontroering en een goede gesteldheid van het hart. Zo zijn zij als een mens die de ene voet op een rots heeft maar de andere op een losse plank die op het water drijft. Zodra er onder die plank beweging komt, gaat hij wankelen en dreigt hij te vallen. O, de rust is in Jezus alléén! Zalig zijn zij die het op Hem kunnen laten aankomen. Want of wij nu klein of groot zijn, Hij is altijd even groot. Hij behoudt al Zijn glans en luister, terwijl wij menigmaal in het duister moeten verkeren. Rust in God Deze rust is een rusten in God Zelf als hun Vader, hun Erfdeel, hun enig Al. Want de geest van de dienstbaarheid wordt van hen weggenomen. Het juk wordt van het kinnebakken opgelicht. God geeft hun de Geest der aanneming tot kinderen, Romeinen 8:15,16, en zo roepen zij: ‘Abba, Vader’. O, het geeft een wonderlijke rust als de ziel in een kinderlijke gemoedsgesteldheid mag zien op God als Vader, en als ze mag zeggen: ‘Gij zijt toch onze Vader, want Abraham weet van ons niet’. Het geeft een wonderlijke rust als de ziel mag zeggen: ‘Wien heb ik nevens U in de hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde. Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten en mijn Deel in eeuwigheid’, Psalm 73:25 en 26. Verzadiging en vertrouwen Deze rust wordt gekenmerkt door een verzadiging en een volledig genoegen van de ziel die Gods kinderen in de Heere ondervinden. Voordien ontbrak er altijd iets aan de ziel, maar nu ze in de rust zijn, merken ze dat hun ziel geheel en al voldaan is. Ze erkennen dat alles in Jezus is, wat zij voor tijd en eeuwigheid nodig hebben. Ze zien dat de rust goed is, en daarom willen zij hier onder Zijn schaduw blijven en zeggen: Mij ontbreekt niets, ik heb alles. Tenslotte wordt deze rust gekenmerkt door een gelovig toevertrouwen van henzelf, zowel wat de ziel als het lichaam betreft, en van al hun belangen aan de God van het verbond. Zij vertrouwen dat Hij hen naar Zijn Woord wil heiligen, door Zijn raad wil leiden tot de dood toe, in het dal van de schaduw 16
van de dood hen met Zijn stok en staf wil ondersteunen en hen met Zijn beeld wil verzadigen. Welnu, deze en andere dingen meer vormen samen deze rust. Uit alles wat gezegd is, kunt u zien dat dit met klem Gods rust genoemd wordt, omdat Hij de Schepper en het Middelpunt is van deze rust der ziel en deze ook belooft. Ingaan in de rust Nu zegt de apostel dat zij die geloven, in deze rust ingaan. ‘Want wij die geloofd hebben, gaan in de rust’. De apostel verbindt het ingaan van deze rust met het geloof, en belijdt dat hij en ieder die het geloof beoefent, daar ingaat. Ieder geniet die rust en gaat daar ook in naar de mate van zijn geloof. En alle onrust die deze en gene van Gods kinderen ondervinden, ontstaat omdat zij zwak in het geloof zijn. Wij die geloofd hebben, gaan in de rust! Toepassing Een woord voor ongelovigen Ongelovige en onbekeerde zondaar, sta bij deze dingen toch eens even stil om uw staat en toestand tegenover God te doorzien en tevens de leegheid van alles om u heen. Zie hier de weg om tot de werkelijke rust te komen. Het is niet door doen, maar door geloven. Nu is er nog tijd, de rust wordt u aangeboden. U wordt geroepen daar in te gaan. och, laat toch niemand een boos en ongelovig hart hebben, maar waar u Gods stem hoort, tracht dan toch de belofte van God aan te nemen en in deze rust in te gaan. Een woord voor Gods kinderen Wij hebben een woord voor benauwden en voor hen die gebonden zijn, voor mensen die door storm en onweer worden voortgedreven. O, let toch eens op de reden en de oorzaak van al de onrust en de benauwdheid die u ondervindt. Het is omdat u niet gelooft, en het zaligmakend geloof zo weinig beoefent. Ik ben ervan verzekerd dat u naarmate u het geloof beoefent, rust en blijdschap in God zult vinden. We hebben er het een en ander over gezegd. O, sta dan toch naar het geloof, opdat God het met kracht zal werken. Herhaal de daden van het geloof heel vaak; dan zult u er ook hoe langer hoe meer profijt van hebben, en rust vinden voor uw vermoeide ziel. Waak er toch voor, zoveel u kunt, iets uit alles wat over de rust is gezegd, tegen uzelf te gebruiken, omdat u zo weinig rust vindt. Dat u zo weinig rust en vrede in uw hart ondervindt, is wel een teken dat uw geloof zwak is, maar niet dat u geen geloof hebt. Het tegendeel daarvan is duidelijk op te maken uit het feit dat u bedroefd bent en bang bent uzelf te bedriegen. Dat wordt juist in de ongelovigen nooit echt opgemerkt. 17
Kenmerken Dat u wel geloof hebt, zult u kunnen opmaken uit de volgende kenmerken, hoewel u de rust en vrede waardoor uw hart volkomen wordt gerustgesteld, daarin nog niet opmerkt. U kunt toch getuigen dat u met geen enkele zonde in vrede leeft, maar dat u die juist allemaal de dienst hebt opgezegd. O, dat is een teken dat uw ziel voor God is ingenomen. Dan merkt u een algemene afkeer tegen alle zonde op. U merkt toch dat er vele pijlen van allerlei soorten bestrijdingen op u afkomen. Hoe u ook gezift wordt, u blijft toch bij uw keus om u aan God toe te vertrouwen. Dat zijn tekenen dat u het geloof hebt, omdat de vurige pijlen van de satan alleen op het schild van het geloof gericht worden. Ef.6:16. Het is toch zo met u gesteld dat alles smakeloos voor u is en dat niets u kan verkwikken, als u de rust voor uw ziel niet in God kunt vinden! Dat blijft zo tot God Zich opnieuw aan u openbaart en u uw aandeel in Hem doet zien. Als dit zo is, moet u niet aan uw ongeloof toegeven, want dat is heel schadelijk en het is tot oneer van God, hoewel u dat vaak niet ziet. U moet juist tegen uw ongeloof strijden en heel veel acht geven op het aanbod van vrije genade. Oproep voor gelovigen Tenslotte ook een woord voor u, gelovigen, aan wie God het geloof in sterkere mate geschonken heeft, zodat u niet alleen aanvankelijk in deze rust bent ingegaan, maar daarin ook mag blijven. Erken het als een vrij geschenk van God dat Hij u deze gunst heeft geschonken, terwijl zo vele anderen in benauwdheid en droefheid neerzitten. Het is alleen de Heere Die u heeft toegebracht. Laat dan de lof van God in uw keel gevonden worden, omdat u mogelijk ook vele jaren lang getobt hebt vóór u hiertoe mocht komen. Wees daaronder klein van hart en ontferm u over hen die in banden geboeid neerliggen, ga in tere liefde met hen om. Er zijn dezen en genen geweest aan wie God dit krachtige geloof gaf, maar ze werden daardoor te belerend. Ze wilden hen die in benauwdheid waren, niet tot hulp zijn, maar ze veroordeelden hen. Daardoor gaf God hen naderhand aan henzelf over. O, wees niet hooggevoelend, maar vrees. Wees toch vooral bevreesd voor de zonde. De minste zonde waarover niet wordt geweend en waarmee de ziel niet naar het bloed van Jezus vlucht, zal de rust verstoren. U die de Heere liefhebt, wijk toch af van het kwaad. Span u er tenslotte voor in om te blijven waar de rust is, opdat u steeds de volle vrijmoedigheid tot God mag hebben, om straks op uw sterfbed te zeggen: ‘Op Uw zaligheid wacht ik, o Heere!’. Dan mag u weten dat u in de 18
volle genieting zult worden overgebracht om zonder rusten God voor eeuwig te prijzen! Amen.
19
Bijlage 2: Thomas Watson, gedeelten uit ’De hoofdsom van de geloofsleer’, H.5, Vrede. "Genade en vrede zij u vermenigvuldigd", 1 Petrus 1:2. Nadat wij gesproken hebben van de eerste vrucht van de heiligmaking, verzekering, ga ik verder naar de tweede, n.l. vrede. "Vrede zij vermenigvuldigd." Er is een geestelijke vrede die tweeërlei is. Vrede met God en vrede in de consciëntie. Andere vrede moge een tijd duren, maar deze is eeuwigdurend. Vanwaar komt deze vrede? (1) God, de Vader, is de God des Vredes. (2) God, de Zoon, heeft de vrede verworven. Hij heeft vrede gemaakt door Zijn bloed. "En dat Hij door Hem vrede gemaakt hebbende door het bloed Zijns kruises ...", Kolossenzen 1:20. (3) (3) Vrede is een vrucht van de Geest. Hij verzegelt de vrede aan de consciëntie. De Heilige Geest geeft licht over het genadewerk in het hart, waaruit vrede ontstaat. Zo ziet u waar deze vrede vandaan komt: de Vader heeft ze besloten, de Zoon heeft ze verworven, de Heilige Geest past ze toe. A Kunnen degenen die genade missen, vrede hebben? Nee! Vrede vloeit voort uit de heiligmaking, maar zij die niet wedergeboren zijn, hebben in 't geheel geen vrede. "De goddelozen, zegt mijn God, hebben geen vrede", Jesaja 57:21. De schijnvrede die een zondaar heeft, komt niet door het kennen van zijn geluk, maar door het niet kennen van zijn gevaar. B Hoe kunnen wij weten dat onze vrede de ware is? a. Ware vrede vloeit uit de vereniging met Christus. "Gemeenschap is gegrond in vereniging." De ent of spruit moet eerst in de boom ingeënt worden vóór zij er sap en voedsel uit kan ontvangen. Zo moeten wij eerst in Christus overgezet zijn, vóór wij vrede uit Hem kunnen ontvangen. Hebben wij geloof? Door heiligmaking worden wij Christus gelijkvormig gemaakt. Door het geloof worden wij met Christus verenigd en als wij in Christus zijn, hebben wij vrede, Johannes 16:33. b. Ware vrede vloeit voort uit de onderwerping aan Christus. Waar Christus vrede geeft, vestigt Hij Zijn heerschappij in het hart. c. Ware vrede komt na bekommernissen. Eerst zendt God de Geest der dienstbaarheid, Hij overtuigt en vernedert de ziel; daarna spreekt Hij van vrede. Velen zeggen dat zij vrede hebben, maar is het vrede vóór de storm of 20
erná? Ware vrede komt na de beroering. Eerst was er de aardbeving, daarna het vuur en toen het suizen van een zachte stilte, 1 Koningen 19:12. C Hebben alle geheiligde personen deze vrede? Zij hebben er allen recht op; zij hebben er grond voor. Genade is het zaad des vredes en het zal te zijner tijd vrede worden, zoals de bloesem van een boom tot vrucht wordt. Zij hebben er een belofte voor. "De HEERE zal Zijn volk zegenen met vrede", Psalm 29:11. Zij kunnen vrede met God hebben en toch geen vrede in hun eigen geweten. Zij hebben wel de beginselen van de vrede. Er is een stille vrede die het hart heeft in het dienen van de Heere: van die vertederingen en verruimingen in de plichten die de ziel verlevendigen en haar bewaren voor wegzinken in moedeloosheid. Maar waarom hebben niet alle gelovigen het volle genot en bezit van de vrede? Waarom is deze bloem des vredes niet geheel open en in volle bloei? Antwoord. Sommige Godvrezenden hebben wellicht niet zo'n volle maat van vrede. (1) vanwege het vuur der verzoeking. Hoewel de duivel ons niet kan verderven, zal hij ons wel verstoren. Hij betwist onze aanneming tot kinderen. Hij doet ons twijfelen aan het werk der genade in ons hart en zo beroert hij de wateren van onze vrede. (2) Het kan zijn dat de kinderen van God geen vrede genieten, vanwege misvatting ten aanzien van zonde. Zij vinden zoveel verdorvenheden, dat zij stellig denken, dat als er genade bij hen was, er niet zo'n sterke verdorvenheid in hen zou werken. Terwijl dit er juist verre vandaan moest zijn christenen te ontmoedigen of hun vrede te verstoren, daar het zelfs een argument vóór hen is. Laat mij u vragen: vanwaar komt het dat u de zonde voelt? Niemand kan de zonde voelen of er moet genade zijn. Een goddeloze is ongevoelig. Nog eens: vanwaar komt het anders dat er strijd is met de zonde, dan van het leven der genade? Galaten 5:17. Doden kunnen niet strijden. Vanwaar komt het dat de gelovigen wenen over de zonde? Wat zijn die tranen anders dan zaden van het geloof? Als een christen dit echter niet verstaat, belet dat zijn vrede. (3) Het kan zijn dat Gods kinderen geen vrede genieten, vanwege nalatigheid in de plichten. Het kan zijn dat zij hun eerste liefde verlaten hebben. Als de ijver van christenen begint af te nemen, houdt God hun vrede in. 21
D Eerste gebruik. Benaarstig u om deze gezegende vrede te verkrijgen; de vrede met God en de consciëntie. Bedenk toch welke edele en uitnemende vruchten daarvan het gevolg zijn: (1) Het geeft vrijmoedigheid aan de troon der genade. Schuld in het geweten kortwiekt de vleugelen van het gebed, maakt dat het gezicht schaamrood is en het hart mat. Maar als een christen wat levendige bevattingen heeft van Gods liefde en de Geest ademt de vrede in hem, dan gaat hij met vrijmoedigheid tot God, als een kind tot Zijn Vader. "Tot U, o HEERE, hef ik mijn ziel op", Psalm 25:1. (2) Deze Goddelijke vrede ontsteekt het hart in liefde tot Christus. Vrede is het gevolg van vergeving der zonden. Wie een verzegelde pardonbrief heeft, moet zijn vorst wel liefhebben. Wat wordt Christus bemind gemaakt voor de ziel! Nu is Christus waarlijk dierbaar. "O", zegt de ziel, "hoe zoet is deze Roos van Saron. Heeft Christus niet een zee van bloed en toorn doorwaad om mij te kopen? Heeft Hij niet slechts vrede gemaakt, maar ook van vrede gesproken tot mij? Wat moest mijn hart tot Hem opstijgen in een vurige wagen van liefde! Wat moest ik gewillig zijn om alles te doen en te lijden voor Christus." (3) Deze vrede stilt het hart onder beroering. Als aardse beslommeringen een christen overvallen, kan zijn gemoed toch wel in vrede en rust zijn. "Ik zal in vrede tezamen nederliggen en slapen", Psalm 4:9. Het was voor David een droeve tijd, hij vluchtte om zijns levens wil voor Absalom. Het was geen kleine verdrukking als men bedenkt dat zijn eigen zoon het leven en de kroon van zijn vader zocht weg te nemen. David weende en bedekte zijn hoofd, 2 Samuël 15:30. Toch zei hij in die tijd: "Ik zal in vrede nederliggen en slapen." Hij ondervond ellende vanwege zijn zoon, maar voelde vrede in zijn consciëntie. David kon slapen op het zachte kussen van een goed geweten. Wat is het derhalve veel waard vrede te verkrijgen. Wat moeten wij doen om deze gezegende vrede te krijgen? 1. Laten wij het de Heere vragen. Hij is de God des vredes. Niemand anders kan het in een donkere verlaten ziel licht maken dan de Zon der Gerechtigheid. 2. Als u vrede wilt hebben, verklaar dan de oorlog aan de zonde. Wat vrede, zolang de zonde ongedood blijft? Als u vrede met God wilt hebben, verbreek dan het verbond met de zonde. Lever strijd met de zonde, want 22
dat is de meest rechtvaardige oorlog. God heeft het ons laten verkondigen. Ja, Hij heeft ons beloofd de overwinning te zullen behalen. "De zonde zal niet over u heersen", Romeinen 6:14. 3. Ga tot Christus' bloed om vrede te krijgen. Sommigen gaan hun vrede halen bij hun eigen gerechtigheid en niet uit de gerechtigheid van Christus. Zij gaan om vrede te halen bij hun heilig leven en niet uit Christus' dood. Als het geweten in beroering is, trachten zij het te stillen met hun plichten. Dit is niet de juiste weg naar de vrede. Plichten mogen niet verwaarloosd worden, maar ook niet verafgood. Zie op het bloed der besprenging, Hebreeën 12:24. Het bloed van Christus dat God bevredigd heeft, moet onze consciëntie bevredigen. Het bloed van Christus, door het geloof gedronken, geeft vrede. "Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God", Romeinen 5:1. Er is geen balsem om een gewonde consciëntie te genezen dan het bloed van Christus. 4. Laat uw wandel voor God nauwgezet zijn. De vrede vloeit voort uit reinheid. "Zovelen als er naar dezen regel zullen wandelen, over dezelve zal zijn vrede", Galaten 6:16. In deze tekst worden genade, en vrede tezamen genoemd. Genade is de wortel en vrede is de bloem. Tweede gebruik. U, die deze vrede bezit, naar Boven toe en inwendig, tracht haar te bewaren. Het is een kostbare parel, verlies hem niet. Ten eerste: hoed u voor verachtering in de genade. Heeft God van vrede gesproken? Keer dan niet weer tot dwaasheid, Psalm 85:9. Behalve ondankbaarheid is er ook dwaasheid in als men verachtert. Het heeft lang geduurd eer God met u verzoend was en de breuk geheeld was en wilt gij dan weer tot de duisternis terugkeren en uw vrede verbeuren? Heeft God de wond in uw consciëntie geheeld en wilt gij die weer openscheuren? Ten tweede. Maak dagelijks uw geestelijke rekening op. Onderzoek hoe de zaken staan tussen God en uw ziel. "Ik overleide in mijn hart", Psalm 77:7. Door zichzelf steeds rekenschap af te vragen, houdt men God en het geweten tot vriend. Doe met uw hart zoals u met uw uurwerk doet, wind het elke morgen op door het gebed en onderzoek 's avonds of uw hart de hele dag goed gewerkt heeft en of de raderen van uw hartstochten zich gezwind hemelwaarts bewogen hebben. O, roep uzelf dikwijls ter verantwoording. Houd uw rekening in evenwicht, want dat is de weg om uw vrede te bewaren.
23
Extra bijlage: Prof. G.Wisse, De droefheid naar God, Hoofdstuk 6 en 7. HOE SCHENKT GOD ZICH AAN DE ZIEL? Als de ziel nu zo naar God bedroefd is gemaakt, krijgt zij dan steeds en direct ten volle God en Zijn gemeenschap te smaken? Schenkt de Heere Zichzelf dan steeds geheel en al tot volle klaarheid aan haar weg? Een tedere vraag, lieve lezer, de Heere bindt zich, geloof ik, te dezen niet aan een door ons, laat ik zo eens mogen zeggen, pasklaar gemaakt systeem. De volheid des levens, des Geestes, der genade laat zich niet dringen in onze zelf uitgedachte vormen. Daarenboven, wat van ’s Heeren zijde in Zichzelf inéén ligt, valt daarom voor onze bewustheid nog wel eens in de beleving uiteen. Ook hier is verscheidenheid, mate en trap. Bloei en achteruitgang zelfs. Men zij dus voorzichtig. Wacht u voor alle methodisme. Vergelijk uw weg niet met die van een ander, om nu juist dááraan u te meten en te keuren. In het algemeen echter meen ik, dat de volgende gegevens ons van nut kunnen zijn: Als nl. nu de ziel in zulk een staat van droefheid zich bevindt, dan zal zij allengs zo meer door hemels onderwijs uit Gods Woord een diep gevoel van haar zonde, schuld, onmacht, onwaardigheid, kortom van haar algehele ellende en dood ontvangen. In welke toestand zij zichzelf al meer een geschikt voorwerp voor de hel gevoelt, maar daarin tevens een gepast voorwerp voor de Heere Jezus wordt gemaakt. Zij zal het al meer gaan verstaan, dat zij nooit anders de Heere in haar bezit kan krijgen, en zij nooit anders Zijn eigendom kan worden, dan in de weg van vrije begenadiging, van schulduitdelging, van zondevergeving, verzoening en herstelling. Nu wordt zij al meer gewaar hoe haar daartoe alle middelen ontbreken. Zij bevindt zich niet slechts schuldig, maar ook gans arm, geheel onbekwaam en vloekwaardig. Als de Heere in die toestand dan de ziel onderwijst, hoe er nu een Middelaar en Borg is, die dat alles kan in orde brengen, dan geeft dit reeds, nl. dat Hij het kan, een zeldzame bemoediging. Maar het moet een geschonken Borg worden, zal zij ooit op Hem kunnen zien. Zulk zien (door Gods Geest gewerkt) op Christus’ gepastheid en bekwaamheid, is reeds een zien des geloofs en geeft daarom reeds enige verkwikking. Alle geloof toch, hoe gering ook, geeft altijd enige uitwerking, enige vrucht in de ziel. Dit zien van het kunnen, als dit nu een zaligmakend zien is, wordt straks tot een zo sterke begeerte, dat het wast tot een uitvluchten, en tot een uitstrekken der hand naar Jezus. Ja tot een aanraken van de zoom Zijns kleeds. Hoe meer de Heilige Geest alsdan de ziel beweegt, hoe meer zij gaat toetasten, en gaat aangrijpen des Heeren sterkte. Dit geeft dan altijd verkwikkingen van binnen. In zekere zin zou men kunnen zeggen: het geeft altijd ‘enige’ rechtvaardigmaking. In die mate waarin het 24
geloof nu daadwerkelijk ook gelooft, daalt er vrede, en verzekerdheid zelfs, in de ziel neder. En naarmate Christus nu wordt omhelsd, ontstaat er gemeenschap met Christus niet slechts, maar in Hem met God zelf. Al is het ook, dat de ziel dit niet altijd zo wel onderscheiden bewust beleeft. Maar in het wezen der zaak is het toch niet anders. Christus komt tot ons in als de Middelaar en Borg voorwaar, maar tevens als de Zone Gods. In Christus komt God Zelf tot ons. Hij is waarachtig God. Gemeenschap met Hem is altijd tevens gemeenschap met de Vader. Men versta mij wel; niet dat dit door de ziel zo klaar op eens en altijd wordt doorzien. O nee, dit zij verre. Om te beginnen wordt Christus haar voor alles dierbaar als haar schuldovernemende Borg. Maar bij verdere leiding krijgt zij in Hem toch nog iets meer te omhelzen. Immers wij hebben in het paradijs niet Christus, maar God Zelf verloren. En nu komt God ons in de Christus Zichzelf weer terug te schenken, en althans de weg te ontsluiten, om God Zelf weer ter inwoning te ontvangen. Dit toch is de eigenlijke bedoeling en betekenis van de schenking van de Heilige Geest uit Christus aan en in ons. De volle omhelzing van de Christus houdt dan ook nog iets meer in, dan Hem ‘slechts’ tot schuldovernemende Borg te omhelzen. Die volle, gans volle omhelzing sluit mede in, dat we in Christus de Zoon ontmoeten, tot een geestelijke ondertrouw. Ja in Hem zelfs tot een ondertrouw met God Drieenig Zelf. O, daar wordt, vermoed ik, zo weinig op dit onderscheid gelet. De meesten, vrees ik, zien niet genoeg in, dat Christus niet slechts Borg is zonder meer, maar dat Hij ook de wortel en het geslacht Davids is. Ook de Bruidegom der ziel is. Ook de Middelaar, behalve van verzoening, ook van vereniging, van gemeenschap met God is. Eerst als dit ons wordt geschonken en door ons wordt beoefend, komt er volle vervulling van binnen. Dan eerst verstaat de ziel dat zalige woord Gods: ‘Ik zal u Mij ondertrouwen in eeuwigheid’. Vandaar, dat zo menigeen, die toch wel durft gewagen van schuldvergiffenis, toch nog moet spreken van een overgebleven ledigheid van binnen. Hoe is dit? Hierover in een volgend hoofdstuk meer. DE VERVULLING VAN BINNEN Wat we boven opmerkten omtrent de manier, waarop God Zichzelf aan de bedroefde zondaar wegschenkt, is niet anders dan wat Johannes ons neerschrijft: ‘Zovelen Hem (Christus) aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven’. 25
Laten we nog eens in het kort de lijn nagaan, waarlangs dit geschiedt, hoe de Heere Zichzelf als wegschenkt. De zondaar is dan naar God bedroefd gemaakt, door de uitgestorte liefde Gods. Hij ziet nu al meer zijn doemschuld in die toestand. Hij ziet, dat God niet kan wonen bij het onheilige. Hij moet dus eerst gereinigd worden. Menigmaal stelt hij nu eerst alle middelen in het werk, om bij God gerechtigheid aan te bieden. Het geeft niets, het wordt al erger met hem. Christus zal hij moeten hebben, als zijn gerechtigheid. Hoe komt hij daar nu aan? Ach, hoe kan hij nu soms pogen zich waardig te maken voor Christus. Ook dit wordt hem uit de hand geslagen. Genade, Christus alles, hij ziet, hoe het hem uit genade moet ten deel vallen. De kroon wordt weder omgekeerd. In zijn ganse doodsstaat zich ziende neerliggen, komt nu menigmaal de kracht der verdorvenheid nog meer aan het woord. God laat hem al meer zien, dat zijn wortel, zijn natuur niet deugt. Hij moet uit een ander het leven ontvangen. Het wordt aan zijn zijde al onmogelijker, hopelozer. De dood is vóór hem en in hem . o, wee hem. En waar de Heere zo afsnijdt, daar is de plaats en ure, dat God hem de Borg kan gaan voorstellen. Nu komen de bezwaren en hinderpalen. Het is niet voor hem, teveel gezondigd, hij zal nooit de Heere kunnen dienen, enz. God moet die bezwaren oplossen. Dat doet de Heere door de Heilige Geest, Die hem al meer ontvankelijk, gewillig, bedaard, overgegeven, gelovig maakt. We werken dit thans niet uit. Later komt hier nog wel iets meer van ter sprake. Het geloof door de Heilige Geest allengs gewerkt, neemt nu net zoveel aan, als God toedient. Maar dat kan het geloof dan ook niet laten aan te nemen. God maakt eerst ledig, God schenkt dan, en God doet het terugwerken naar God, tot een ingang in God. Nu merkten we boven reeds op, hoe menigeen, die toch wel kan getuigen dat hij de Heere Jezus als Borg heeft leren kennen en omhelzen, toch nog, als hij ten volle eerlijk is, moet verklaren: ‘En met dat al, is toch nog diep in mijn ziel een zekere ledigheid overgebleven. Het is net, alsof er nog iets niet helemaal in orde is’. Hoe is dit? Zie, dan is er wel ten opzichte van de zondeschuld verzoening met God gesmaakt, en dat deed de ziel dan wel eens juichend zingen: ‘Loof Hem, die u al wat gij hebt misdreven’, enz. Maar straks als de ziel tot ‘bedaren’ is gekomen, en wat kalmer, bedaarder de dingen beziet en taxeert, ja dan moet zij zeggen: ‘En, o wonderlijk, het is toch net alsof ik nog wat mis. Er is diep van binnen in mij nog een ledig plekje’. Ik wil geloven, dat er onder mijn lezers wel zijn, wie deze dingen niet vreemd zijn. Hoe nu? 26
Zie, dan moet ge daarom niet beginnen met uw geloof te betwijfelen. Dat moet ge niet doen, en beginnen met al wat er gebeurd is omver te werpen. Nee, maar dan moet ge staan naar meer. Namelijk dat ge niet alleen van uw schuld u voelt ontheven, maar dat ge nu ook zulk een nauwe vereniging met de persoon van de Heere Jezus verlangt, dat ge in Hem de Drie-enige God zelf als uw zielsbezit smaakt. Maar schenkt God Zichzelf dan niet weg zonder ons toedoen? Kunnen wij dan zelf Hem in ons bezit krijgen? Zo hoor ik u vragen, zie, waarde lezer, alle weldaden, ook het bezit van God Drie-enig als onze God, zijn altijd vrije schenkingen van Gods Geest. Maar bedenk tevens, dat er nooit één van Gods weldadigheden in ons bezit komt dan in de weg van het geloof. Die weldaden moeten ontvangen worden in de hand des geloofs. En nu komt er nooit enige weldaad in ons bezit, dan uit de persoon van Christus. Eerst moeten we deel krijgen aan Zijn persoon, en zo aan al Zijn weldaden. De weldaad der schuldvergeving ontvangen we ook uitsluitend en alleen door Christus te omhelzen. En zo ook die verdere weldaad, van God Zelf te bezitten tot algehele vervulling van onze ziel, ontvangen we alleen in de weg van diepere inleiding in gemeenschapsoefening met Christus. Naarmate het geloof dieper indringt in Christus, haalt het om zo te zeggen, méér uit Christus. Voelt ge nu die nog overgebleven ledigheid in u, dan wijst dit erop, dat ge nog dieper in de Christus moet ingeleid. Dit geschiedt altijd in de weg van dieper ontdekking, van dieper inkering in uw eigen bederf. Maar ook in uw eigen ledigheid, gemis, onwaardigheid enz. Dan wordt soms na de jubel der schuldvergiffenis de kroon nog weer omgekeerd, opdat Christus nog rijker voor u worde. De Heere schenkt nieuwe dingen aan de ziel altijd in de weg van dieper uitgraving, dieper ontdekking, armermaking in u zelf. Ontledigend is dit werk des Geestes. Dan komt de Heere Jezus bij vernieuwing tot u, nu niet slechts als gepaste, dierbare schuldovernemende Borg, maar ook als Bedienaar van dat grote volzalige verbond van genade, waarbij de Heere Zichzelf geeft aan Zijn volk. De ware aanvankelijk begenadigde heeft niet genoeg tenslotte aan de wegneming der zonden, maar verlangt ook de kussingen Gods. En nu komt er nooit enige waarachtige Godsgemeenschap tot stand, tot vervulling van de ledigheid in uw Godsgemis, dan doordien de Borg nu ook als Zone Gods zich aan u ontdekt en gij Hem als de mededeler van het leven Gods krijgt te omhelzen. Daarom, lieve lezer, als ge nu nog moet klagen over dat ledige, ondanks alle gebeurde dingen, dan is dit een bewijs, neen niet, dat uw rechtvaardigmaking nog niet echt is, maar dat het geloof nog dieper moet indringen in de rijkdommen van Christus. Opdat de Heilige Geest u uit Hem 27
doe ervaren, geloven, beoefenen, doe weten, dat God in Christus Jezus is onze Vader. We hebben goed te onderscheiden. Het is nog iets anders, van schuldvergeving te kunnen gewagen, en nog iets anders, te kunnen zingen: ‘Getrouwe Heer’, Gij wilt mijn goed, mijn God, mijn erfenis en ’t deel mijns bekers wezen’. Ja, dat verstaat die ziel dan wel goed, dat zij soms de eerste weldaad reeds bezit, maar nog niet altijd durft zeggen: deze andere weldaad is nu ook mijn deel. Als ge nu maar tevens verstaat, dat deze tweede weldaad u op geen andere wijze te beurt valt, dan de eerste; nl. uit de volheid van Christus. Daartoe zij dan de bede van de bruid in uw hart: trek mij en wij zullen U nalopen. Want dan gaat het in dat nalopen net zo ver, tot de ziel in de binnenkamers des Konings is ingebracht (Hooglied 1:4). Gevoelt ge dus dat ledige nog, o verberg dit dan geenszins. Allerminst voor de Heere. Velen worden in dit stuk nooit rijker, omdat zij niet hun nog overgebleven gebrek willen erkennen. Maar wie niet genoeg heeft aan enkel schuldvergiffenis, maar nog met overgebleven ledigheid van binnen moet tobben, o, die raden we, om zich zo geheel arm en ontbloot voor de Heere neer te leggen en Hem te smeken, of Hij in Christus als de Zoon u alles wil leren vinden, om met die Zoon niet slechts als Borg, maar nu ook als uw Zielsbruidegom in gemeenschap te komen, en alzo met God zelf te worden bediend. O, zoete, zalige gebeurtenis, als dit plaatsvindt, dan worden we gevoerd in het geestelijke wijnhuis, en dronken van liefde. Dán is de ledigheid vervuld. Dan wordt in ons de Vader uit de Zoon, en de Zoon uit de Vader verklaard, en de Heilige Geest als de Persoon, Die het met die beiden zo Goddelijk zalig eens is omtrent onze vervulling. Dan ziet, dan ervaart de ziel, hoe de Zoon ons tot de Vader leidt, de Vader ons als aan de Zoon terugschenkt,om in Zijn uitnemende liefde te delen, tot een geestelijk huwelijk, hetwelk God Drieenig verheerlijkt.
28