Running head: ZWANGERSCHAP, OBESE MOEDERS EN DE NEUROCOGNITIEVE ONTWIKKELING VAN DE BABY
Zwangerschap, obese moeders en de neurocognitieve ontwikkeling van de baby Naomi Levels Tilburg University, Nederland
Neurocognitieve ontwikkeling van de baby
Samenvatting Obesitas en overgewicht zijn gezondheidsproblemen in ontwikkelde landen die in de afgelopen decennia steeds groter worden. In deze studie is onderzocht of een verschil aanwezig is in de neurocognitieve ontwikkeling van 9-maanden-oude baby’s tussen moeders met obesitas en moeders met een normaal gewicht. De neurocognitieve ontwikkeling van 79 baby’s is gemeten met Event Related Potentials (ERP’s). Bij het meten van ERP’s hebben de baby’s een standaardtoon en drie deviante geluiden aangeboden gekregen. Van de achttien analyses die hierna gedaan zijn, is één klein tot middel groot significant verschil gevonden. De groep baby’s van wie de moeder obese waren tijdens zwangerschap hadden een significant hoger voltage waarde bij het horen van de standaardtoon na 25 tot 75 milliseconden dan de groep baby’s van wie de moeder een normaal gewicht hadden tijdens de zwangerschap. Geconcludeerd kan worden, is dat met betrekking tot validiteit en betrouwbaarheid meer onderzoek nodig zal zijn om te onderzoeken of er inderdaad geen tot weinig verschil is.
2
Neurocognitieve ontwikkeling van de baby
Neurocognitieve ontwikkeling van de baby Obesitas en overgewicht zijn gezondheidsproblemen in ontwikkelde landen die in de afgelopen decennia steeds groter worden. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (World Health Organization; WHO, 2013) hadden wereldwijd 1,4 miljard volwassenen in 2008 overgewicht. Het Ministerie van Volksgezondheid van Engeland (2008) constateerde dat 1,1 miljard mensen wereldwijd werden geclassificeerd als obees. Voornamelijk in het Verenigd Koninkrijk, Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten is het aantal mensen met obesitas de afgelopen twintig jaar verdubbeld (CBS, 2011). In Nederland is het aantal mensen met overgewicht opgelopen van 27 procent tot momenteel 41 procent (CBS, 2012). Voor het meten van overgewicht en obesitas is de BMI een veelgebruikte index. Bij het meten van de BMI wordt het lichaamsgewicht in kilogram gedeeld door de gekwadrateerde lichaamslengte in meters (WHO, 2013). De WHO definieert overgewicht als zijnde een Body Mass Index (BMI) groter dan of gelijk aan 25. Mensen met obesitas daarentegen, hebben een BMI groter dan of gelijk aan 30 (WHO, 2013). Studies met moederratten of -muizen op een vetrijk dieet hebben aangetoond dat obesitas gevolgen kan hebben op de neurale ontwikkeling van hun nakomelingen. Uit een studie van Tozuka et al. (2010) bleek dat vertakkingen van dendrieten van nieuwgevormde neuronen van de hippocampus waren beschadigd bij nakomelingen van de moedermuis. Dit leidde tot een verminderd vermogen tot ruimtelijk leren bij de babymuizen. In een eerdere studie van Tozuka, Wada en Wada (2009) werd een beschadiging in de hippocampus met betrekking tot de celdeling van voorlopercellen en productie van neuronen door metabolische en oxidatieve veranderingen gevonden. Naast studies met muizen zijn er ook studies waarbij de onderzoekers de moederratten op een dieet met veel vetten hebben gezet. Uit de studie van Naef, Gratton en Walker (2013) bleek bij de nakomelingen de aanpassingen in het hormoonsysteem verstoord te zijn. Bij Stachowiak et al. (2013) daarentegen werden de
3
Neurocognitieve ontwikkeling van de baby
rattenmoeders op een dieet met veel koolhydraten gezet. De gevolgen voor de nakomelingen waren veranderingen in het ontwikkelingsprogramma van specifieke hersengebieden. Dit kan leiden tot een stofwisselingsziekte of enkele neurologische stoornissen bij nakomelingen. Enkele studies met muizen en ratten op een vet- of koolhydraatrijk dieet hebben dus verschillende gevolgen voor de neurale ontwikkeling op hun nakomelingen gevonden. Naast dierenstudies hebben verschillende studies met moeders en hun kinderen associaties onderzocht tussen obese moeders tijdens de zwangerschap en de psychologische gevolgen hiervan op hun kinderen later in hun leven. Een psychologisch gevolg is dat adolescenten en kinderen van obese moeders affectieve problemen vertonen (Robinson et al., 2012). Kinderen kunnen enkele kernsymptomen, zoals aandacht tekort, van Attention-Deficit/ Hyperactivity Disorder (ADHD) vertonen (Buss et al., 2012; Rodriguez et al., 2008; Van Lieshout, Taylor, Robinson, Niccols, & Boyle, 2013). Een ander onderzoek met kinderen vond emotionele en aandachtsproblemen bij hen (Rodriguez, 2010). Daarnaast bleek uit twee studies (Heikura et al., 2008; Neggers, Goldenberg, Ramey, & Cliver, 2003) dat kinderen van moeders die tijdens de zwangerschap obees waren een verhoogd risico hadden op een verstandelijke beperking. Een ander gevolg is dat ze meer kans hebben op Autisme Spectrum Stoornis (ASS) en een vertraging in de algehele ontwikkeling (Krakowiak et al., 2012). Kinderen van wie de moeder obees was tijdens de zwangerschap bleken ook executief slechter te functioneren (Buss et al., 2012). Uit een onderzoek bij vijf tot zeven jarigen leken de cognitieve prestaties negatief geassocieerd te zijn met het obees zijn tijdens de zwangerschap (Basatemur et al., 2012). Bij jongere kinderen (vier tot zes jarigen) bleken met betrekking tot cognitieve prestaties uit resultaten van Tanda, Salsberry, Reagan en Fang (2012) dat ze lagere testscores op de Peabody Individual Achievement Test (PIAT) hadden. Bij peuters was verder gebleken dat ze een verhoogd risico hebben op een vertraagde mentale ontwikkeling (Hinkle et al., 2012). Kinderen en ook baby’s kunnen verder
4
Neurocognitieve ontwikkeling van de baby
gedragsproblemen vertonen (Brion et al., 2011; Van Lieshout et al., 2013). Naast kinderen van vier tot zeven jaar kunnen ook baby’s van 11 tot 22 maanden een vertraging in hun cognitieve ontwikkeling vertonen (Casas et al., 2013). Vele studies hebben dus associaties gevonden tussen zwangere obese moeders en de psychologische gevolgen op hun kinderen. Naar de associatie tussen zwangere obese moeders en de neurocognitieve ontwikkeling van hun baby’s in het eerste levensjaar is nog weinig onderzoek verricht. Voor zover bekend is, is slechts één andere studie uitgevoerd waarin de onderzoekers onderzocht hebben of er tussen obesitas tijdens de zwangerschap bij de moeder en de neurocognitieve uitkomsten van haar baby een verschil bestaat (Van den Bergh et al., 2013). Ook hebben nog minder studies Event-Related Potentials (ERP’s) gebruikt als directe methode voor het meten van de neurocognitieve ontwikkeling. Een ERP is een hersenresponse, die optreedt in reactie op specifieke sensorische, cognitieve en/of motorische prikkels (bijvoorbeeld een bepaald geluid) (Luck, 2005; Otte et al., 2013). Een voordeel van ERP’s is dat deze techniek noninvasief is. Dit betekent dat de hersensactiviteit gemeten kan worden zonder dat de onderzoeker met een instrument het lichaam van de baby in hoeft te gaan (Kolb & Wishaw, 2011). Een ander voordeel om ERP’s voor deze studie te gebruiken is dat het een vrij goedkope techniek is vergeleken met andere technieken die ook de hersenactiviteit kunnen meten, zoals bijvoorbeeld fMRI (Kolb & Wishaw, 2011). Verder kan bij ERP’s bepaald worden hoe de fase of fases van de teweeggebrachte hersenreactie verlopen tussen de aanbieding van een stimulus en de reactie hierop (Kolb & Wishaw, 2011; Luck, 2005). Zelfs als er niet gereageerd moet worden op een aangeboden stimulus, kunnen ERP’s de verwerking van dat proces meten (Luck, 2005). Dit maakt dat ERP’s een geschikte methode is om cognitief functioneren te bepalen in plaats van een gedragstest zoals de Bayley Scales of Infant Development (BSID; Baley, 1969; Luck, 2005; Nelson & Bloom, 1997). Verder
5
Neurocognitieve ontwikkeling van de baby
kunnen ERP’s voor onderzoeksdoeleinden bij baby’s gebruikt worden, terwijl het met bijvoorbeeld fMRI niet zomaar kan. In deze studie is onderzocht of een verschil bestaat in de neurocognitieve ontwikkeling van 9-maanden-oude baby’s tussen moeders met obesitas tijdens de zwangerschap en moeders met een normaal gewicht. Het is belangrijk prenatale invloeden van obesitas tijdens de zwangerschap op het nageslacht op jonge leeftijd te onderzoeken en zo potentiële riscofactoren op latere cognitieve problemen zo vroeg mogelijk te identificeren. Gezien de literatuur wordt verwacht dat er verschillen zichtbaar zullen zijn in de ERP’s van baby's van obese moeders ten op zichte van baby's van moeders met een normaal gewicht. Er zijn geen verwachtingen in hoe het signaal beïnvloedt zal worden. Deze pilotstudie heeft een exploratief karakter en er zijn daarom verder geen expliciete hypothesen gevormd. Methode Participanten In totaal zijn 79 moeders en baby’s in deze studie opgenomen. De 79 moeders zijn verdeeld in twee groepen aan de hand van hun BMI, gebaseerd op algemene classificaties voor volwassenen (Ministerie van Volksgezondheid van Australië, 2009). De moeders die een BMI gelijk of minder dan 29,99 hadden vormden de eerste groep. De andere moeders hadden een BMI groter dan of gelijk aan 30. De moeders hadden in het begin van hun zwangerschap bij een algemene vragenlijst aangegeven hoeveel ze wogen en wat hun lengte was. Op basis daarvan is hun BMI berekend. De 79 baby’s werden automatisch ingedeeld aan de hand van de BMI van hun moeder. De baby’s waren rond de negen maanden oud op het moment van meten. Voor deze studie kwamen de data van de moeders en baby’s voort uit het Prenatal Early Life Stress Project (PELS project; Otte et al., 2013). De database van dit onderzoek bevat informatie over de moeders en hun negen tot elf maanden oude baby’s. De gebruikte
6
Neurocognitieve ontwikkeling van de baby
data voor dit onderzoek zijn in het PELS project op het vijfde meetmoment verzameld. De andere vier meetmomenten waren tijdens de zwangerschap en wanneer de baby een leeftijd van ongeveer tien weken had. Op het moment van de vijfde meetmoment waren alle negen tot elf maanden oude baby’s wakker. Details van de PELS studie zijn gegeven in Otte et al. (2013). Design In deze studie is een between-within subjects design gebruikt. Hierbij zijn de continue afhankelijke within-subject variabelen de ERP’s op locaties F3, Fz, F4, C3, Cz, C4, P3, Pz en P4. Van de 64 elektroden op de kap zijn negen elektrodes voor de analyses gekozen. De anderen zijn niet meegenomen, omdat daar de reactie op de geluiden het minst zichtbaar zouden zijn. De negen elektrodes (negen levels) zitten Frontaal, Centraal en Pariëtaal en links (3), midden (z) en rechts (4) op het hoofd. De categorische onafhankelijke between-subject variabele is obesitas van de moeder (0 = Nee; 1 = Ja). Meetinstrumenten De neurocognitieve ontwikkeling van de baby’s is gemeten met ERP’s. Daarnaast hebben de moeders een algemene vragenlijst ingevuld om demografische data, zoals hun geboortedatum en burgerlijke staat dan wel psychologische data, zoals hun gevoelens en denkpatronen, te verzamelen. Procedure Het testen van de baby’s bij het PELS onderzoek vond in een comfortabele ruimte in het lab van het departement Ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit van Tilburg plaats. In de ruimte, waar gegevens door middel van de ERP’s zijn verzameld, is het geluid verzwakt en het licht gedempt. Gedurende het experiment zaten de ouders op een stoel in het lab met hun baby op schoot. Daarnaast waren gedurende het meten van de hersenactiviteit van de baby altijd twee of meer onderzoekers aanwezig. Voordat het testen was begonnen zorgden
7
Neurocognitieve ontwikkeling van de baby
twee onderzoekers ervoor dat de baby klaar was voor de meting. Een andere onderzoeker zorgde voor eventuele afleiding bij de baby, wanneer dit nodig was. Bij het voorbereiden voor de metingen werden bij de baby’s een hoofdkap met 64 elektroden voorzichtig op het hoofd geplaatst. De locaties van de 64 elektroden zijn volgens de herziende versie van de Internationale 10-20 systeem (Otte et al., 2013). De elektroden hebben lage impedantie en hoge geleiding. In de hoofdkap zitten openingen, waar een geleidende gel ingespoten kan worden. Wanneer de elektrodes in de openingen geklikt wordt, zorgt de gel voor contact tussen de schedel van de baby en de elektrodes. Bij het meten van ERP’s is gebruik gemaakt van de methode oddball paradigma. Bij deze methode kreeg de baby auditieve stimuli aangeboden, waardoor een reactie van de hersenen wordt uitgelokt (Luck, 2005; Näätänen, 1992). De auditieve stimuli waren woordeloze geluidjes die de baby gepresenteerd krijgt. In 70% van de gevallen werd hetzelfde geluid aangeboden en in 30% van de gevallen werd (op onverwachte momenten) een ander, afwijkend geluid aangeboden. De duur van een geluid was 200 milliseconden. Tussen elk geluid zat 300 milliseconden pauze. De woordeloze geluiden waren onderverdeeld in vier geluidsoorten; een standaard en drie afwijkende geluiden. De standaardtoon had een frequentie van 500 hertz en een intensiteit van zes tot twaalf decibel. Het eerste afwijkende geluid was hetzelfde als het standaardgeluid, maar werd na 100 milliseconden aangeboden in plaats van 300 milliseconden. De twee andere afwijkende geluiden waren omgevingsgeluiden (zoals een deurbel of een blaffende hond) en een witte ruis. De woordeloze geluiden werden vanuit de luidsprekers aan de baby gepresenteerd. De luidsprekers stonden 60 centimeter uit elkaar en waren ongeveer 80 centimeter vanaf het hoofd van de baby geplaatst. Voordat het experiment echt van start ging, werden de standaardtonen, witte ruis en de ISI deviant aan de baby’s gepresenteerd, zodat ze hier aan konden wennen. Om er verder zeker van te zijn dat de baby’s niet wennen aan de omgevingsgeluiden werden deze nog niet
8
Neurocognitieve ontwikkeling van de baby
aangeboden voordat het werkelijk experiment begon. Elk omgevingsgeluid werd ook maar één keer aangeboden tijdens het werkelijk experiment, om zeker van te zijn dat ze daadwerkelijk allemaal nieuw zijn voor de baby. Statistische analyses Het statistisch computerprogramma Statistical Package for the Social Sciences (SPSS) is gebruikt voor de statistische analyses in deze studie. Een significantieniveau van α =.05 (tweezijdig) is gehanteerd. De beschrijvende statistieken is met SPSS (
) en () berekend van de demografische data van de moeder en de baby. Zie tabel 1 en 2 voor de data. In deze studie is verder een Mixed Between-Within Subjects Multivariate Analysis of Variance () uitgevoerd om te kijken of een verschil aanwezig is in de neurocognitieve ontwikkeling van 9-maanden-oude baby’s tussen moeders met obesitas en moeders met een normaal gewicht. Er zijn vier verschillende hersengolven met zijn eigen pieken en dalen, voor ieder van de vier verschillende condities van de taak die is afgenomen (standaard, ISI, novel en white noise). Een duidelijk positieve piek in de golven is gemeten tussen de 100 en 200 milliseconden voor de standaardtoon, 320 en 400 milliseconden voor de ISI-deviant, 250 en 400 milliseconden voor de Noise-deviant en 250 en 400 milliseconden voor de Novel-deviant. Verder is een duidelijk negatieve dal in de golven te zien tussen de 25 en 75 milliseconden en tussen de 200 en 320 milliseconden voor de standaardtoon, 200 en 300 milliseconden voor de ISI-deviant en 150 en 250 milliseconden voor de Noise-deviant. Bij de Noise-deviant is nog tussen de 400 en 500 milliseconden in de analyses meegenomen.
9
Neurocognitieve ontwikkeling van de baby
Er is een gebied in gemiddelde microvolts gemeten rond de piek (Value) en er is gemeten op hoeveel milliseconden na het begin van de stimulus (het aangeboden geluid) de golf is opgetreden (Latentie). Alles samengenomen zijn in totaal achttien analyses uitgevoerd. Resultaten Een Mixed Between-Within Subject Multivariate Analysis of Variance was uitgevoerd om te onderzoeken of baby's van moeders met een hoog BMI verschillen van baby's met een laag BMI. Van alle achttien analyses die zijn uitgevoerd, is één significant verschil voor de standaard conditie gevonden. Hierbij is een significant interactie tussen de twee BMI groepen en de negen elektrodes, Greenhouse-Geisser F = 2,950, p = .038, η2 = .037. De groep baby’s van wie de moeder obees waren tijdens zwangerschap hebben een significant hoger voltagewaarde van .745 volt dan de groep baby’s van wie de moeder een normaal gewicht hadden tijdens de zwangerschap (F = 4,818, p = .031, η2 = .05). Zie tabel 3 voor de gemiddelden en standaarddeviaties per groep. Er werden geen significante verbanden gevonden voor de andere zeventien analyses. Zie tabel 4 voor de interactie effecten met Fwaardes, p-waardes en η2-waardes van Greenhouse-Geisser per conditie, milliseconden en value of latentiewaarde. Vanwege de niet significante interactie effecten is naar de hoofdeffecten van de twee BMI groepen gekeken. Ook hier bleek dat er geen significante verschillen waren. In tabel 5 staan deze hoofdeffecten met F-waardes, p-waardes en η2waardes van Greenhouse-Geisser per conditie, milliseconden en value of latentiewaarde. Discussie In deze studie is onderzocht of een verschil bestaat in de neurocognitieve ontwikkeling van 9-maanden-oude baby’s tussen moeders met obesitas en moeders met een normaal gewicht. Verwacht werd dat er verschillen zichtbaar zouden zijn in de ERP’s van baby's van obese moeders ten opzichte van baby's van moeders met een normaal gewicht. Er waren geen verwachtingen in hoe het signaal beïnvloed zou worden. Van de achttien uitgevoerde analyses
10
Neurocognitieve ontwikkeling van de baby
is één significant verschil gevonden. De groep baby’s van wie de moeder obees waren tijdens de zwangerschap hadden een significant hoger voltage waarde bij het horen van de standaardtoon na 25 tot 75 milliseconden dan de groep baby’s van wie de moeder een normaal gewicht hadden tijdens de zwangerschap. Een paar andere studies hebben ook associaties onderzocht tussen obese moeders en de (neuro)cognitieve ontwikkeling van hun kinderen. In het onderzoek van Van den Bergh et al. (2013) bleek dat baby’s van obese moeders meer afgeleid kunnen zijn door witte ruis geluiden, die op onverwachte momenten gepresenteerd werden. Anders dan het gebruik van ERP’s als methode heeft Casas et al. (2013) de BSID test als methode gebruikt om de cognitieve ontwikkeling van 11 tot 22 maanden oude baby’s te meten. Uit de studie bleek dat baby’s van obese moeders een vertraging in hun cognitieve ontwikkeling vertoonden (Casas et al., 2013). De cognitieve prestaties bij oudere kinderen (vier tot zes jaar) werden bij het onderzoek van Tanda et al. (2012) gemeten door middel van de PIAT test. Kinderen van obese moeders hadden lagere testscores dan kinderen van wie de moeders een normaal gewicht hadden. De PIAT test blijkt een veelgebruikte test te zijn in onderzoek en heeft een relatief hoge betrouwbaarheid en validiteit (Luther, 1992; Tanda et al., 2012). Bij nog iets oudere kinderen (vijf tot zeven jaar) en hun cognitieve prestaties, is gebleken dat deze minder worden naarmate de moeder zwaarder is tijdens de zwangerschap (Basametur et al., 2012). Deze studie had de British Ability Scales, tweede editie (BAS-II) gebruikt voor het meten van cognitie. De BAS-II is een nationaal gestandaardiseerde testbatterij voor het meten van cognitieve vaardigheden bij kinderen (Basametur et al., 2012; Hill, 2005). Deze studie heeft in tegenstelling tot de bovengenoemde studies een klein tot middel significant verschil gevonden tussen zwangere obese moeders en de neurocognitieve ontwikkeling van hun baby’s. Een reden dat van de achttien analyses maar één klein tot middel significant verschil is gevonden kan liggen in de moeilijkheid van het interpreteren
11
Neurocognitieve ontwikkeling van de baby
van de analyses. Er is nog bijna niets bekend over ERP data van baby’s en wat dit precies betekent. Daarom is voor de vergelijking met resultaten van andere onderzoeken ook gekeken naar gedragsdata en naar oudere leeftijden van het kind. Hierbij moet wel op gelet worden dat het lastig is om te vergelijken, omdat gevonden verschillen of overeenkomsten bij een studie met gedragsdata en oudere kinderen niet hetzelfde is als bij deze studie met hersendata en kinderen van erg jonge leeftijd. Wat bij het ene zichtbaar is hoeft dus niet zichtbaar te zijn bij het ander. Er kunnen een aantal verklaringen zijn voor de gevonden verschillen tussen de andere studies die in de inleiding en hierboven staan en deze studie. De leeftijd van het kind kan bijvoorbeeld een verklaring zijn. In deze studie zijn de kinderen nog heel erg jong en zijn dus nog weinig onderhevig geweest aan mogelijke postnatale invloeden. Verder concentreerde deze studie zich met betrekking tot psychologische gevolgen op de neurocognitieve ontwikkeling van het kind, terwijl andere studies zich op andere ontwikkelingen, stoornissen of achterstanden bij het kind hebben geconcentreerd. Dit geldt vooral voor de gevonden studies in de inleiding. Hierdoor moet rekening gehouden worden dat een gevonden verschil in de sociaal-emotionele ontwikkeling iets anders is dan een gevonden verschil in de neurocognitieve ontwikkeling van een kind. Verder door het gebruik van een directe methode, zoals ERP’s, in deze studie en het gebruik van indirecte methodes, zoals de BSID test, in andere studies kunnen ook de gevonden verschillen verklaren. Door de neurocognitieve ontwikkeling met een andere meetinstrument te meten kunnen er verschillende resultaten ontstaan. Samenvattend kunnen de leeftijd van het kind, de gevolgen op het kind en het gebruik van meetinstrumenten verklaringen zijn voor de gevonden verschillen met andere studies. Tijdens de zwangerschap bij een obese moeder doen zich bepaalde processen voor, die de (neuro)cognitieve ontwikkeling van het kind kunnen verklaren. Een onderliggende
12
Neurocognitieve ontwikkeling van de baby
mechanisme voor de neurocognitieve gevolgen bij kinderen van obese moeders volgens Van den Bergh et al. (2013) zijn veranderingen in dopamine door metabolische programmering bij de obese moeder. In dierenstudies is een afname van serotonine en dopamine in de hersenen bij de nakomelingen van obese moedermuizen gevonden (Tozuka et al., 2010; Vucetic, Kimmel, Totoki, Hollenbeck, & Reyes, 2010). Uit de studie van Tozuka et al. (2010) en een vorig studie van Tozuka et al. (2009) bleek verder dat een beschadiging van dendrieten van nieuwgevormde neuronen en celdeling van voorlopercellen in de hippocampus leidt tot verminderde cognitieve functies. Een ander mogelijk mechanisme is een beperking in neurale celgroei en synaptische vormgeving door een binding van insuline receptoren in de hersenen met neurotrofe factoren (Chiu & Cline, 2010). Een weerstand van insuline bij de ongeboren baby alsmede veranderingen in metabolische regulaties, wat vaak gevonden wordt onder pasgeborenen van obese vrouwen, kunnen belemmerend werken op de neurale groei van de hersenen van de ongeboren baby (Catalano, Presley, Minium, & Hauguel-De Mouzon, 2009; Dyer, Rosenfeld, Rice, Rice, & Hardin, 2007). Anders dan in de studies van Kouidhi et al. (2013) en Bodnar, Catov, Roberts en Simhan (2007) konden de auteurs Casas et al. (2013) geen verhoogde niveaus van thyreoïdstimulerende hormonen (TSH) of lage niveaus van vitamine D bij obese moeders vinden vergeleken met moeders met een normaal gewicht. Het is dus nog onduidelijk of het te veel aan deze hormonen en tekort aan vitamine D een effect heeft op de neurocognitieve ontwikkeling van het kind (Casas et al., 2013; Haddow et al., 1999; Handel, Disanto, & Ramagopalan, 2010). In conclusie zijn er dus een aantal mechanismen onderzocht, maar onduidelijk is nog of deze daadwerkelijk de neurocognitieve gevolgen op het kind kunnen verklaren. Deze studie heeft een aantal minder sterke punten en er zijn ook een aantal suggesties voor vervolgonderzoek. In het PELS Project van Otte et al. (2013) zaten 71 moeders die een BMI gelijk of minder dan 29,99 hadden. Dit was de eerste groep van moeders met normaal
13
Neurocognitieve ontwikkeling van de baby
gewicht. De tweede groep met acht obese moeders had een BMI groter dan of gelijk aan 30. Het aantal in ieder groep is erg ongelijk en kan niet goed met elkaar vergeleken worden. Dit maakt dat de resultaten voorzichtig geïnterpreteerd dienen te worden. Tijdens de zwangerschap geldt daarnaast een toename van gewicht voor alle vrouwen. In een vervolgstudie moet meer specifieker op het toenemende gewicht voor, tijdens en/of na de zwangerschap worden ingegaan. Ook moet rekening gehouden worden dat een vrouw ten opzichte van een andere vrouw minder of meer kan aankomen tijdens de zwangerschap. Een (deel)vraag kan zijn of er wellicht verschillen zijn tussen verschillende gewichtsklassen voor, tijdens en/of na een zwangerschap. Verder is deze studie in de vorm van een pilot studie. Dit betekent dat er nog een onderzoek op grotere schaal met meer moeders (met obesitas) in opvolging van deze studie komt. Met een grotere steekproef (groep met obese moeders) worden wellicht meer significante verschillen gevonden. In een vervolgstudie kunnen ook covariaten opgenomen worden. Door covariaten zoals het geslacht van de baby, leeftijd van moeder of gezondheid van de moeder toe te voegen kan wellicht hierbij een significant verschil tussen de twee groepen moeders gevonden en verklaard worden. Gelijke groepen, de BMI van de moeder op een bepaald tijdstip en het opnemen van covariaten zijn dus suggesties voor vervolgonderzoek. Een aantal sterke punten van dit onderzoek zijn de grote steekproef aan baby’s van moeders met een normaal gewicht en het gebruik van ERP’s. Hoe meer personen met een onderzoek deelnemen, hoe smaller de spreiding is en hoe meer vermogen er is. Dit betekent dat de kans groter wordt dat een gevonden verschil ook daadwerkelijk een verschil is. De genoemde voordelen voor het gebruik van ERP’s in de inleiding waren dat het non-invasief en een vrij goedkope techniek is, er met ERP’s het verloop na een gegeven stimulus bekeken kan worden en ERP’s kunnen bij baby’s voor onderzoeksdoeleinden gebruikt worden. Wat verder allemaal in de hersenen waargenomen is, verschaft informatie over belangrijke
14
Neurocognitieve ontwikkeling van de baby
ontwikkelingen later in leven, zoals communicatie, motorisch controle of object representatie (Otte et al., 2013). Conclusie De resultaten van dit onderzoek en die van anderen kunnen bijdragen aan essentiële kennis over hoe obesitas van de moeder de ontwikkeling van haar kind kan beïnvloeden. Daarnaast kan met deze kennis ook praktisch advies gegeven worden over of interventies noodzakelijk zijn, wanneer geïntervenieerd kan of moet worden en hoe interventies eruit kunnen zien. Duidelijk is het bewust zijn van de negatieve gevolgen van obesitas en dat indirect het aantal mensen met obesitas teruggedrongen kan worden. In dit onderzoek zijn weinig effecten gevonden van obesitas tijdens de zwangerschap op de neurocognitieve ontwikkeling van het kind. Er is onderzocht of een verschil bestaat in de neurocognitieve ontwikkeling van 9-maanden-oude baby’s tussen moeders met obesitas en moeders met een normaal gewicht. Met betrekking tot validiteit en betrouwbaarheid zal nog meer onderzoek nodig zijn om te onderzoeken of er inderdaad een verschil is tussen obese moeders en moeders met normaal gewicht.
15
Neurocognitieve ontwikkeling van de baby
Referenties Australian Government - Department of Health (2009). About overweight and obesity. Retrieved November 17, 2013, from http://www.health.gov.au/internet/main/publishing.nsf/content/health-pubhlth-strateghlthwt-obesity.htm. Basatemur, E., Gardiner, J., Williams, C., Melhuish, E., Barnes, J., & Sutcliffe, A. (2012). Maternal prepregnancy BMI and child cognition: A longitudinal cohort study. Pediatrics, 131, DOI: 10.1542/peds.2012-0788. Bayley, N. (1969). Bayley Scales of Infant Development manual. New York, NY: Psychological Corporation. Bodnar, L. M., Catov, J. M., Roberts, J. M., & Simhan, H. N. (2007). Prepregnancy obesity predicts poor vitamin D status in mothers and their neonates. Journal of Nutrition, 137, 2437-2442. Brion, M. J., Zeegers, M., Jaddoe, V., Verhulst, F., Tiemeier, H., Lawlor, D. A., & Smith, G. D. (2011). Intrauterine effects of maternal prepregnancy overweight on child cognition and behavior in 2 cohorts. Pediatrics, 127, DOI: 10.1542/peds.2010-0651. Buss, C., Entringer, S., Poggi Davis, E., Hobel, C. J., Swanson, J. M., Wadhwa, P. D., & Sandman, C. A. (2012). Impaired executive function mediates the association between maternal pre-pregnancy body mass index and child ADHD symptoms. PLoS ONE, 7, DOI:10.1371/journal.pone.0037758. Casas, M., Chatzi, L, Carsin, A., Amiano, P., Guxens, M., Kogevinas, M.,…Vrijheid, M. (2013). Maternal pre-pregnancy overweight and obesity, and child neuropsychological development: Two Southern European birth cohort studies. International Journal of Epidemiology, 42, 506-517.
16
Neurocognitieve ontwikkeling van de baby
Catalano, P. M., Presley, L., Minium, J., & Hauguel-De Mouzon, S. (2009). Fetuses of obese mothers develop insulin resistance in utero. Diabetes Care, 32, 1076-1080. Centraal Bureau voor Statistiek. (2011). Aandeel inwoners met ernstig overgewicht in Nederland lager dan in andere OESO-landen. Retrieved November 10, 2013, from http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/gezondheidwelzijn/publicaties/artikelen/archief/2011/2011-3514-wm.htm. Centraal Bureau voor Statistiek. (2012). Steeds meer overgewicht. Retrieved November 10, 2013, from http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/gezondheidwelzijn/publicaties/artikelen/archief/2012/2012-3651-wm.htm. Chiu, S. L., & Cline, H. T. (2010). Insulin receptor signaling in the development of neuronal structure and function. Neural Development, 5, 7. Department of Health of England. (2009). Health Profile of England 2008. Retrieved November 10, 2013, from http://webarchive.nationalarchives.gov.uk/20130107105354/http://www.dh.gov.uk/en/ Publicationsandstatistics/Publications/PublicationsStatistics/DH_093465. Dyer, J. S., Rosenfeld, C. R., Rice, J., Rice, M., & Hardin, D. S. (2007). Insulin resistance in Hispanic large-for-gestational-age neonates at birth. Journal of Clinical Endocrinology and Metabolism, 92, 3836-3843. Haddow, J. E., Palomaki, G. E., Allan, W. C., Williams, J. R., Knight, G. J., Gagnon, J., …Klein, R. Z. (1999). Maternal thyroid deficiency during pregnancy and subsequent neuropsychological development of the child. New England Journal of Medicine, 341, 549-555. Handel, A. E., Disanto, G., & Ramagopalan, S. V. (2010). Visceral obesity and brain volume. Annals of Neurology, 68, 770-771.
17
Neurocognitieve ontwikkeling van de baby
Heikura, U., Taanila, A., Hartikainen, A.-L., Olsen, P, Linna, S.-L., Von Wendt, L., & Järvelin, M.-R. (2008). Variations in prenatal sociodemographic factors associated with intellectual disability: A study of the 20-year interval between two birth cohorts in nothern Finland. American Journal of Epidemiology, 167, 169-177. Hill, V. (2005). Through the past darkly: A review of the British Ability Scales second edition. Child and Adolescent Mental Health, 10, 87-89. Hinkle, S. N., Schieve, L. A., Stein, A. D., Swan, D. W., Ramakrishnan, U., & Sharma, A. J. (2012). Associations between maternal prepregnancy body mass index and child neurodevelopment at 2 years of age. International Journal of Obesity, 36, 1312-1319. Kolb, B., & Wishaw, I. Q. (2011) An introduction to brain and behavior. New York, NY: Worth publishers. Kouidhi, S., Berhouma, R., Ammar, M., Rouissi, K., Jarboui, S., Clerget-Froidevaux, M.-S.,…Benammar Elgaaied, A. (2013). Relationship of thyroid function with obesity and type 2 diabetes in euthyroid Tunisian subjects. Endocrine Research, 38, 15-23. Krakowiak, P., Walker, C. K., Bremer, A. A., Baker, A. S., Ozonoff, S., Hansen, R. L., & Hertz-Picciotto, I. (2012). Maternal metabolic conditions and risk for autism and other neurodevelopmental disorders. Pediatrics, 129, DOI: 10.1542/peds.2010-0651. Luck, S. J. (2005). An introduction to Even-Related Potential technique. Cambridge, MA: The MIT Press. Luther, J. B. (1992). Review of the Peabody Individual Achievement Test-Revised. Journal of School Psychology, 30, 31-39. Näätänen R. (1992). Attention and Brain Function. Hillsdale, NY: Lawrence Erlbaum. Naef, L., Gratton, A., & Walker, C.-L. (2013). Exposure to high fat during early development impairs adaptations in dopamine and neuroendocrine responses to repeated stress. Stress, 16, 540–548.
18
Neurocognitieve ontwikkeling van de baby
Nelson, C. A., & Bloom, F. E. (1997). Child development and neuroscience. Child Development, 68, 970–987. Neggers, Y. H., Goldenberg, R. L., Ramey, S. L., & Cliver, S. P. (2003). Maternal prepregnancy body mass index and psychomotor development in children. Acta Obstetricia et Gynecologica Scandinavica, 82, 235-240. Otte, R. A., Winkler, I., Braeken, M. A. K. A., Stekelenburg, J. J., Van der Stelt, O., & van den Bergh, B. R. H. (2013). Detecting violations of temporal regularities in waking and sleeping two-month-old infants. Biological Psychology, 92, 315-322. Robinson, M., Zubrick, S. R., Pennell, C. E., Van Lieshout, R. J., Jacoby, P., Beilin, L. J.,… Oddy, W. H. (2012). Journal of Developmental Origins of Health and Disease, 4, 4248. Rodriguez, A. (2010). Maternal pre-pregnancy obesity and risk for inattention and negative emotionality in children. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 51, 134-143. Rodriguez, A., Miettunen, J., Henriksen, T. B., Olsen, J., Obel, C., Taanila, A.,…Jarvelin, M. R. (2008). Maternal adiposity prior to pregnancy is associated with ADHD symptoms in offspring: Evidence from three prospective pregnancy cohorts. International Journal of Obesity, 32, 550-557. Stachowiak, E. K., Oommen, S., Vasu, V. T., Srinivasan, M., Stachowiak, M., Gohil, K., & Patel, M. S. (2013). Maternal obesity affects gene expression and cellular development in fetal brains. Nutritional Neuroscience, 16, 96-103. Tanda, R., Salsberry, P. J., Reagan, P. B, & Fang, M. Z. (2012). The impact of prepregnancy obesity on children’s cognitive test scores. Matern Child Health Journal, 17, 222-229. Tozuka, Y., Kumon, M., Wada, E., Onodera, M., Mochizuki, H., & Wada, K. (2010). Maternal obesity impairs hippocampal BDNF production and spatial learning performance in young mouse offspring. Neurochemistry International, 57, 235-247.
19
Neurocognitieve ontwikkeling van de baby
Tozuka, Y., Wada, E., & Wada, K. (2009). Diet-induced obesity in female mice leads to peroxidized lipid accumulations and impairment of hippocampal neurogenesis during the early life of their offspring. Faseb Journal, 6, 1920-1934. Van Lieshout, R. J., Taylor, L. A., Robinson, M., Niccols, A., & Boyle, M. H. (2013). Maternal pre-pregnancy body mass index and offspring temperament and behavior at 1 and 2 years of age. Child Psychiatry, 44, 382-390. Van den Bergh, B. R. H. M., Van den Heuvel, M. L., Donkers, F. C. L., Henrichs, J., Otte, R. A., Braeken, M. A. K. A., & Winkler, I. (2013). Maternal prepregnancy body mass index is associated with infant sensory cognitive development: results of an ERP study. Psychophysiology, 50, 23-136. Vucetic, Z., Kimmel, J., Totoki. K., Hollenbeck, E., & Reyes, T. M. (2010). Maternal high-fat diet alters methylation and gene expression of dopamine and opioid-related genes. Endocrinology, 151, 4756–4764. World Health Organization. (2013). Obesity and overweight. Retrieved November 10, 2013, from http://www.who.int/mediacentre/factsheets/fs311/en/index.html.
20
Neurocognitieve ontwikkeling van de baby
Tabel 1 Continu demografische gegevens van de moeders en hun baby’s Gegevens
N
Minimum
Maximum
Mean
Std. Dev.
Moeder 1BMI
79
19
44
28.82
4.57
Moeder 2leeftijd
58
26
41
33.74
4.14
Moeder 3lengte
79
156
183
168.71
6.32
Moeder 4gewicht
79
50
120
70.60
12.90
Baby 5leeftijd
58
39
58
45.62
4.08
Baby
79
2605
5210
3495.25
487.26
6
1
geboortegewicht
BMI (Body Mass Index) wordt gemeten door het lichaamsgewicht in kilogram te delen door de gekwadrateerde
lichaamslengte in meters 2
leeftijd gemeten in aantal jaren
3
lengte gemeten in centimeters
4
gewicht gemeten in kilogram (normaal gewicht voor zwangerschap)
5
leeftijd gemeten in aantal weken
6
geboortegewicht gemeten in gram
21
Neurocognitieve ontwikkeling van de baby
Tabel 2 Categorische demografische gegevens van de moeders en hun baby’s Gegevens
N
BMI groep gelijk of minder dan 29,99
71
gelijk of meer dan 30
8
Baby’s geslacht Jongen
37
Meisje
42
Burgerlijke staat Getrouwd
43
Samenlevingscontract
17
Geregistreerd partnerschap
4
Samenwonend
14
Alleenstaand
1
Nationaliteit Nederlands/Roemeens
1
Nederlandse
76
Russische
1
Thaise
1
Is moeder voor aandoening(en) onder behandeling geweest of is ze op dit moment onder behandeling
51
Nee
4
Werd ooit behandeld voor longziekte
7
Heeft ooit depressie gehad
4
Voor iets anders behandeld
9
Nu in behandeling voor iets anders Momenteel werkend Nee
1
Nee, zoeken naar werk
2
Nee, door keuze
3
Ja, part-time
44
Ja, full-time
29 22
Neurocognitieve ontwikkeling van de baby
Werksector Bouwsector
3
Detailhandel
5
Financiële sector
9
Groothandel
1
Industrie
4
Nutsbedrijven
1
Onderwijs en universiteit
12
Openbaar bestuur
5
Zakelijk en IT-sector
4
Toerisme en maatschappij
1
Vervoer en telecom
2
Zorg en welzijn
21
Anders
5
Bruto verzamelinkomen per maand Minder dan €1500
1
€1500 - €2100
3
€2100 - €3600
18
Meer dan €3600
54
Dit zeg ik liever niet
6
Onderwijsniveau LBO/MAVO/VMBO
6
MBO en HAVO/VWO
22
HBO
35
Universitair
15
Hoger (doctoraat/post doc, etc.)
1
23
Neurocognitieve ontwikkeling van de baby
Tabel 3 Voltages na de 25 en 75 milliseconden bij een gegeven standaardtoon gemeten bij negen elektrodes op hoofd van baby tussen groep van moeders met normaal gewicht en moeders met obesitas BMI >30 (normaal)
BMI 30< (obese)
Elektrode
N
M
SD
N
M
SD
F3
71
-.51
1.22
8
.41
1.48
Fz
71
-.52
1.43
8
.74
1.44
F4
71
-.45
1.26
8
.52
1.31
C3
71
-.20
1.22
8
.54
1.54
Cz
71
-.04
1.10
8
1.01
1.33
C4
71
-.09
1.04
8
.94
1.29
P3
71
.17
.62
8
.35
.79
Pz
71
.25
.77
8
.57
.88
P4
71
.21
.65
8
.44
.63
24
Neurocognitieve ontwikkeling van de baby
Tabel 4 Interactie effecten met F-waardes, p-waardes en η2-waardes van Greenhouse-Geisser per conditie (Standard, ISI, Noise of Novel), milliseconden (ms) en value (V) of latentiewaarde (L) F
p
η2
Standard N25-75ms L
.520
.804
.007
Standard N25-75ms V
2.950
*.038
.037
Standard P100-200ms L
1.355
.233
.017
Standard P100-200ms V
1.330
.262
.017
Standard N200-320ms L
1.284
.268
.016
Standard N200-320ms V
.244
.905
.003
ISI N200-300ms L
.677
.651
.009
ISI N200-300ms V
.541
.748
.007
ISI P320-400ms L
.806
.560
.010
ISI P320-400ms V
.716
.595
.009
Noise N150-250 L
.368
.903
.005
Noise N150-250 V
.735
.570
.009
Noise P250-400 L
1.031
.399
.013
Noise P250-400 V
1.812
.131
.023
Noise 400-500 L
.699
.639
.009
Noise 400-500 V
1.629
.158
.021
Novel P250-400 L
.910
.488
.012
Novel P250-400 V
.542
.643
.007
Analyse
*p<.05
25
Neurocognitieve ontwikkeling van de baby
Tabel 5 Hoofdeffecten van BMI groepen met F-waardes, p-waardes en η2-waardes van GreenhouseGeisser per conditie (Standard, ISI, Noise of Novel), milliseconden (ms) en value (V) of latentiewaarde (L) F
p
η2
Standard N25-75ms L
.993
.322
.013
Standard N25-75ms V
n.v.t.
*n.v.t.
n.v.t.
Standard P100-200ms L
1.668
.200
.021
Standard P100-200ms V
.671
.415
.009
Standard N200-320ms L
1.084
.301
.014
Standard N200-320ms V
.013
.911
.000
ISI N200-300ms L
.459
.500
.006
ISI N200-300ms V
.428
.620
.003
ISI P320-400ms L
.014
.905
.000
ISI P320-400 V
.052
.821
.001
Noise N150-250 L
.587
.446
.008
Noise N150-250 V
1.353
.248
.017
Noise P250-400 L
3.828
.054
.047
Noise P250-400 V
.002
.961
.000
Noise 400-500 L
2.642
.108
.033
Noise 400-500 V
.269
.605
.003
Novel P250-400 L
.330
.568
.004
Novel P250-400 V
.316
.576
.004
Analyse
*Niet van toepassing. Geen interpretatie van hoofdeffecten, want significant interactie effect. Zie tabel 3 en 4.
26