Running head: ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
Het effect van sociale afwijzing op alcoholafhankelijke patiënten Amanda W.E. Thijssen 343545 Instituut voor Psychologie, Faculteit der Sociale Wetenschappen Erasmus Universiteit Rotterdam Master Klinische Psychologie Supervisors: F.M. van der Veen en A.S. Euser
1
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
2
Abstract Alcoholafhankelijke patiënten hebben vaak het gevoel genegeerd of buitengesloten te worden. In deze ERP studie wordt er gekeken naar het neurale effect en het gedragseffect van sociale afwijzing bij alcoholafhankelijke patiënten. De onderzoeksvragen in deze scriptie focussen op het effect van onverwachte sociale afwijzing op de P3 amplitude en de mate van subjectieve craving na het ervaren van afwijzing. Het doel van deze studie is om meer inzicht te krijgen in alcoholafhankelijkheid, zodat de behandeling verbeterd kan worden. De doelgroep bestond uit een alcoholafhankelijke patiëntengroep (n=25) en een controlegroep (n=27), met een gemiddelde leeftijd van 45 jaar. Het effect van sociale afwijzing werd onderzocht met de Social Judgement taak, waarbij de proefpersonen aan de hand van foto’s van onbekende gezichten aan moesten geven of hij of zij door de desbetreffende persoon afgewezen of geaccepteerd dacht te worden. Daarnaast werd de VAS-scale mood en craving afgenomen om de mate van subjectieve craving te meten. Het bleek dat onverwachte sociale afwijzing een niet significante hogere P3 amplitude veroorzaakte bij alcoholafhankelijke patiënten, dan bij de controlegroep (p>0.05). In tegenstelling, de P3 amplitude bleek maximaal te zijn voor verwachte acceptatie. Daarnaast rapporteerde alcoholafhankelijke patiënten niet significant meer craving, dan de controlegroep, zowel voor als na de Social Judgement taak (p>0.05). Uit deze studie blijkt dat alcoholafhankelijke patiënten niet sterker reageren op sociale afwijzing en daarnaast niet meer craving ervaren na afwijzing. Vervolgonderzoek naar sociale afwijzing en alcoholafhankelijkheid is nodig. Keywords: alcoholafhankelijke patiënten, craving, sociale afwijzing, P3 amplitude, event-related brain potential (ERP).
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
3
Inleiding Alcoholproblemen zijn wereldwijd één van de meest voorkomende problemen (Grant et al., 2004; Ross & Peselow, 2009). In westerse landen is het consumeren van alcohol zeer normaal (Sher, 2004). Zo heeft 90% van de westerse populatie in zijn of haar leven wel eens alcohol gedronken en heeft 30% hiervan alcoholproblemen ontwikkeld. Aan alcohol gebonden stoornissen worden in de DSM -IV-TR (Diagnostic and Statstical Manual, Fourth Edition, Text Revision) onderverdeeld in misbruik van alcohol en alcoholafhankelijkheid (American Psychiatric Association, 2000) ( Bijlage 1). Wanneer een individu voldoet aan de criteria voor alcoholmisbruik, is men niet afhankelijk van het middel, echter ervaart men wel beperkingen en problemen op interpersoonlijk en sociaal gebied (Sher, 2004). Wanneer een individu alcohol blijft misbruiken kan het alcoholmisbruik over gaan tot alcoholafhankelijkheid (Sher, 2004). De diagnose alcoholafhankelijkheid wordt volgens de DSM-IV- TR (2000) gekenmerkt door tolerantie. Dit houdt in dat men tolerant wordt voor de hoeveelheid alcohol en is er een steeds grotere hoeveelheid alcohol nodig voor hetzelfde gewenste effect. Een ander kenmerk van alcoholafhankelijkheid is ontwenningsverschijnselen, deze treden op wanneer men een tijd geen alcohol consumeert (DSM-IV-TR, 2000). Voorbeelden van ontwenningsverschijnselen zijn rusteloosheid, transpireren, slaapproblemen en trillende handen. Daarnaast gaat alcoholafhankelijkheid vaak samen met lichamelijke en psychische problemen (Sher, 2004). Alcoholafhankelijkheid is wereldwijd een veel voorkomende psychiatrische stoornis en de prevalentie stijgt tot op de dag van vandaag nog steeds ( Ross & Peselow, 2009). In de westerse landen voldoet ongeveer 10% van de mannen en 3% tot 5% van de vrouwen aan de criteria van alcoholafhankelijkheid (Sher, 2004). Alcoholafhankelijkheid heeft enorme gevolgen voor het individu zelf, maar ook voor de omgeving zoals familie en kinderen. Uit onderzoek van Grant et al. (2004) blijkt dat in de VS één op de vier kinderen onder de 18 jaar blootgesteld zijn aan alcoholproblemen in de familie. Daarnaast heeft alcoholafhankelijkheid ook enorme gevolgen voor de maatschappij en leidt het tot het enorme kosten (Ross & Peselow, 2009). In de huidige literatuur is er veel onderzoek gedaan naar zowel de genetische invloed als de invloed van de omgeving op het ontstaan en in standhouden van alcoholafhankelijkheid. Door middel van tweelingstudies is de genetisch component in alcoholafhankelijkheid onderzocht. Uit verschillende studies blijkt dat erfelijke factoren een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van alcoholafhankelijkheid, waarbij de erfelijkheidsfactor wordt geschat tussen de 50% en 60% (Anderson & Baumberg 2006; Hasselt, 2012). Wanneer een individu een genetische kwetsbaarheid heeft kan dit een
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
4
risicofactor zijn voor het ontwikkelen van alcoholproblematiek (Hasselt, 2012). Alcoholafhankelijkheid kan echter niet alleen verklaard worden door de genetische factor, omdat er in de meeste gevallen sprake is van een interactie-effect tussen genetische factoren en omgevingsfactoren. Zo kan het vroeg beginnen van overmatig alcoholgebruik beter verklaard worden door de genetische component, maar daarentegen kan de frequentie en de instandhouding beter verklaard worden door omgevingsfactoren (Poelen, 2008). Uit verschillende onderzoeken blijkt dat ouders en vrienden een significante risicofactor zijn voor de alcoholconsumptie van adolescenten (Bahr, Hoffmann & Yang, 2005; Hasselt 2012; Hawkins, 1992). Een combinatie van een slechte ouder-kindrelatie en weinig ouderlijke controle blijkt een voorspellende factor te zijn voor alcoholmisbruik tijdens de adolescentie (Bahr et al., 2005; Hawkins, 1992; Mash & Wolfe, 2010) . Dit wordt gekenmerkt door weinig warmte en weinig controle over de activiteiten van het kind. Daarnaast blijkt uit verschillende studies dat het hebben van en veel tijd door brengen met vrienden die veel alcohol consumeren een belangrijke factor is voor het ontwikkelen van alcoholproblematiek (Bahr et al., 2005; Steinberg, 2008). Ondanks het vele onderzoek wat er verricht is naar risicofactoren en in standhoudende factoren voor alcoholafhankelijkheid is het wereldwijd nog steeds een enorm probleem en zijn de behandelingen niet effectief genoeg (Maurage et al., 2012). Uit de studie van Maisto, Zywiak en Connors (2006) blijkt dat 60% van de alcoholafhankelijke patiënten zes maanden na de behandeling terugval vertonen. Onderzoek blijft dus essentieel om behandeling te verbeteren. Door middel van het huidig onderzoek willen we een andere kant van de mogelijke oorzaken of in standhoudende factoren van alcoholafhankelijkheid belichten, zodat behandelingen specifieker kunnen worden gemaakt. In de recente literatuur zijn de omgevingsinvloeden vooral gericht op modeling, namelijk het leren door observatie en imitatie. In deze scriptie wordt er naar een andere kant van de omgevingsinvloeden gekeken waar tot nu toe nog weinig onderzoek naar gedaan is, namelijk de respons op feedback in sociale situaties. Uit onderzoek blijkt dat mensen sociale behoeftes hebben. Eén van onze basis behoefte is om sociaal geïntegreerd te zijn en het gevoel te hebben ergens bij te horen (Adolphs, 2010; Baumeister & Leary, 1995). Mensen voelen zich op hun gemak in het bijzijn van anderen en zijn gemotiveerd om sociaal geaccepteerd te worden en ervaren onprettige gevoelens en stress wanneer ze afgewezen worden (Gunther Moor, Crone & van der molen, 2010). Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar de effecten van sociale afwijzing en sociale buitensluiting (Davey, Yücel & Allen, 2008; Van der Veen, Van der Molen, Sahibdin
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
5
& Franken, 2013). In diverse studies is sociale buitensluiting onderzocht aan de hand van de Cyberball game. De Cyberball game is een virtueel spel, waarbij er met een bal overgegooid wordt. Uit een ERP studie van Gutz, Kupper, Renneberg en Niedeggen (2011) blijkt dat sociale buitensluiting in de Cyberball game een verhoogde P3 amplitude veroorzaakt bij de proefpersonen. De P3 amplitude wordt beschouwd als een cognitieve component die reageert op top-down aandachtsprocessen (Polisch, 2007). Een fenomeen wat gerelateerd is aan sociale buitensluiting, is sociale afwijzing. Somerville en haar collega’s introduceren in een fMRI studie een taak om te onderzoeken welke hersendelen een rol spelen bij sociale afwijzing. (Somerville, Heatherton & Kelley, 2006). In deze taak kregen proefpersonen foto’s te zien van gezichten van onbekende personen. Zij werden geïnformeerd dat de desbetreffende personen de proefpersoon positief of negatief beoordeeld had aan de hand van een foto van de proefpersoon. De proefpersoon kreeg vervolgens een reeks foto’s te zien en werd gevraagd om aan te geven of de persoon op de foto de proefpersoon positieve of negatief beoordeeld had. Met andere woorden, zij moesten aangegeven of zij geaccepteerd of afgewezen dachten te worden. Vervolgens verscheen de ‘echte’ beoordeling van de beoordelaar, die door de computer vooraf vastgesteld was. In deze studie werd een differentiële respons gevonden van het ventrale deel en het dorsale deel van de anterior cingualte op sociale afwijzing. Het ventrale deel van de anterior cingualte reageerde op valentie, terwijl het dorsale gedeelte van de anterior cingualte reageerde op de mismatch die kon ontstaan de taak. In de recente literatuur zijn er weinig ERP studies naar sociale afwijzing gedaan. Een ERP studie naar sociale afwijzing is de studie van Van der Veen en zijn collega’s (2013). In deze studie werd dezelfde taak gebruikt als in de studie van Somerville et al. (2006) (Van der Veen et al., 2013). Uit de resultaten van deze studie blijkt dat de P3 amplitude groter was bij verwachte acceptatie. Van der Veen en zijn collega’s geven als verklaring voor dit gevonden effect dat verwachte acceptatie mogelijke gelinkt is aan sociale beloning, wat zou leiden tot een grotere P3 amplitude (Van der Veen et al., 2013). Wanneer een individu verwacht geaccepteerd te worden en hetgeen ook gebeurt, zou dit volgens Van der Veen en zijn collega’s (2013) mogelijk een belonende werking kunnen hebben. De studie van Van der Molen et al. (2014) ondersteunt de resultaten van Van der Veen et al. (2013). Zij maakten gebruik van dezelfde taak en onderzochten individuele verschillen in neurale activiteit bij sociale evaluatie, waarbij zij tevens een grotere P3 amplitude vonden voor verwachte acceptatie (Van der Molen et al., 2014). De bovenstaande studies zijn onderzocht met proefpersonen waarbij er geen sprake was van een psychische stoornis. Sociale afwijzing is mogelijk betrokken bij de ontwikkeling
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
6
van psychologische stoornissen (Gunther Moor et al., 2010). Er is nog weinig onderzoek gedaan naar het effect van sociale afwijzing op alcoholafhankelijke patiënten. Alcoholafhankelijke patiënten hebben vaak het gevoel genegeerd te worden of sociaal buiten gesloten te worden (Schomerus et al., 2011). Wanneer alcoholafhankelijke patiënten te maken krijgen met deze gevoelens zal de alcohol consumptie toenemen, waarmee alcohol gebruikt wordt als zelfmedicatie om negatieve gevoelens te verminderen (Zywiak, Westerberg, Connors & Maisto, 2003). Moeilijkheden op sociaal gebied blijken vaak een rol te spelen bij terugval van alcoholafhankelijke patiënten na een periode van abstinentie (Zywiak et al., 2003). Mogelijk speelt sociale afwijzing een belangrijke rol in de mate van terugval. Het doel van deze studie is om het effect van sociale afwijzing op alcoholafhankelijke patiënten te onderzoeken, zodat het inzicht in alcoholafhankelijkheid vergroot wordt. Dit wordt gedaan door middel van de Social Judgement taak, gebaseerd op het onderzoek van Somerville et al. (2006) en Van der Veen et al. (2013), waarbij er naast de gedragsresponsen ook gekeken wordt naar de EEG-respons. In deze taak waren vier condities, namelijk: (1) verwachte acceptatie, (2) onverwachte acceptatie, (3) verwachte afwijzing en (4) onverwachte afwijzing. De eerste onderzoeksvraag in dit onderzoek is: Reageren alcoholafhankelijke patiënten sterker op onverwachte sociale afwijzing tijdens de Social Judgement taak dan de controlegroep? Er wordt verwacht dat sociale afwijzing voor alcoholafhankelijke patiënten een belangrijke gebeurtenis is, aangezien zij vaak het gevoel hebben buiten gesloten of genegeerd te worden, hierdoor zullen zij meer aandacht hebben voor stimuli die geassocieerd is met sociale afwijzing. Wanneer sociale afwijzing onverwachts optreedt, zal dit zelfs meer invloed hebben op alcoholafhankelijke patiënten dan wanneer ze verwachten sociaal afgewezen te worden. De hypothese is dat alcoholafhankelijke patiënten een grotere P3 amplitude laten zien tijdens de ja-nee conditie, waarin de patiënt aangeeft te denken positief beoordeeld te worden, maar dit niet zo blijkt te zijn. Op de overige drie condities wordt er verwacht dat de alcoholafhankelijke patiënten een kleinere P3 amplitude hebben dan de controlegroep. Uit recent onderzoek blijkt dat mensen met alcoholproblematiek, alcoholafhankelijkheid of alcoholmisbruik een kleinere P3 amplitude hebben (Hicks et al., 2007). De tweede onderzoeksvraag in dit onderzoek luidt: Ervaren alcoholafhankelijke patiënten meer craving na sociale afwijzing tijdens de Social Judgement taak dan de controlegroep? Er wordt verwacht dat afwijzing negatieve gevoelens en stress zal oproepen bij alcoholafhankelijke patiënten, waardoor zij meer craving zullen ervaren. De hypothese is dat alcoholafhankelijke patiënten meer craving rapporteren, door middel van een hogere score
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
7
op de VAS, direct na de Social Judgement taak dan de controlegroep. De derde onderzoeksvraag in dit onderzoek luidt: Is de mate van craving bij alcoholafhankelijke patiënten gerelateerd aan de reactie op onverwachte sociale afwijzing? De hypothese is dat de mate van craving bij alcoholafhankelijke patiënten gerelateerd is aan de reactie op onverwachte feedback. Met andere woorden, hoe sterker de patiënt reageert op onverwachte sociale afwijzing, hoe slechter zij zich na deze taak zullen voelen en hoe meer craving zij zullen rapporteren.
Methode Deelnemers In totaal werd het onderzoek afgenomen bij 52 deelnemers, waarvan 25 alcoholafhankelijke patiënten en 27 controleproefpersonen. De controlegroep werd gematched aan de alcoholafhankelijke patiënten op basis van geslacht, leeftijd en educatie, zodat er twee vergelijkbare groepen ontstonden. De populatie die onderzocht werd bestond uit deelnemers tussen de 25 en 63 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 45 jaar. De onderzochte populatie bestond uit 69% mannen en 31% vrouwen. Dit verschil werd veroorzaakt, doordat de alcoholafhankelijke patiënten grotendeels mannen waren. De alcoholafhankelijke patiënten zijn geworven via Bouman GGZ in Rotterdam en voldoen aan de DSM- IV- TR criteria van alcoholafhankelijkheid. De exclusiecriteria voor de alcoholafhankelijke patiënten waren: epilepsie, een geschiedenis van medische ziekte en/of psychiatrische stoornissen, een geschiedenis van neurologische stoornissen, symptomen van dementie of Korsakoff en alcoholconsumptie op de testdag. De controleproefpersonen zijn geworven aan de hand van een database, waarin controle proefpersonen geregistreerd stonden die geïnteresseerd waren deel te nemen aan diverse onderzoeken. De exclusiecriteria voor de controleproefpersonen waren: epilepsie, een geschiedenis van medische ziekte en/of psychiatrische stoornissen, een geschiedenis van neurologische stoornissen, verhoogd risico op alcoholconsumptie en alcoholassumptie op de testdag. Tot slot moesten alle proefpersonen over normaal zicht beschikken of moest dit gecorrigeerd zijn met een bril of lenzen.
Materiaal Vragenlijsten In dit onderzoek zijn de volgende vragenlijsten gebruikt: demographics and alcohol/drug use questionaire, Quality Frequency Variability Index (QFV), Fear of Negative Evaluation questionaire (FNE), Young Schema Inventory (YSI), Barratt Impulsiveness Scale (BIS-11),
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
8
Positive Affect Negative Affect Scale (PANAS), Needs Treat Scale (NTS) en VAS-scale mood and craving score. Voor deze scriptie, op basis van de eerder benoemde onderzoeksvragen is er slechts gebruik gemaakt van de demographics and alcohol/drug use questionaire, Quality Frequency Variability Index (QFV) en de VAS-scale mood and craving score (bijlage 2). De demographics and alcohol/drug use questionnaire is een korte vragenlijst en is ontwikkeld om de demografische gegevens van de proefpersonen in kaart te brengen, zoals geslacht, leeftijd, educatie en het alcoholgebruik. De Quality of Frequency Variability Index (OFV) is een korte vragenlijst die ontwikkeld is om de geschiedenis van het alcoholgebruik van de proefpersonen in kaart te brengen (Franken, 2002; Lemmens, Tan & Knibbe, 1992; Meerkerk, Njoo, Bongers, Trienekens & van Oers, 1999). Deze vragenlijst geeft inzicht in de frequentie, de kwantiteit en de variabiliteit van het alcoholgebruik over de laatste 6 maanden. Dit wil zeggen dat de vragenlijst een beeld geeft van het aantal glazen alcohol die een proefpersoon drinkt, wanneer de proefpersoon alcohol nuttigt en of er sprake is van binge drinking. De resultaten van de vragenlijst geven weer of de proefpersoon een lichte drinker is, matige drinker is of een excessieve drinker is. De VAS-scale mood and craving scores bestaat uit drie vragen en is ontwikkeld om de mate van alcohol craving en de stemming van de proefpersonen in kaart te brengen. Voor en direct na de drie computertaken, die in dit onderzoek gebruikt zijn, moesten de proefpersonen op een schaal van 0 tot 100 aangeven wat de mate van craving naar alcohol is. Daarnaast moesten ze op een schaal van 0 tot 100 aangeven hoe gelukkig zij zich voelden.
Alcoholtest Voorafgaand aan het onderzoek werd bij alle proefpersonen een alcoholtest afgenomen in de vorm van een blaastest. Met deze test werd de hoeveel alcohol in het bloed van de proefpersonen onderzocht. Het resultaat werd weergegeven in promillage. Indien de proefpersoon gedronken had, mocht deze niet mee doen aan het onderzoek. Dit betekent dat voorafgaand aan het onderzoek de blaastest een promillage van 0 aan moet geven. Dit was bij alle proefpersonen het geval.
EEG taken Tijdens dit onderzoek werden drie verschillende computertaken gebruikt, waarbij tegelijkertijd een EEG werd gemaakt (elektro-encefalografie). De volgende drie computertaken werden afgenomen: de Door Opening taak, de Cyberball game en de Social
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
9
Judgement taak. De Cyberball game en de Social Judgement taak zijn taken gericht op feedback in sociale situaties. De Cyberball game heeft namelijk betrekking op sociale buitensluiting en de Social Judgement taak op sociale afwijzing. Daarentegen is de Door Opening taak een goktaak en werd deze in het onderzoek meegenomen om te kijken hoe alcoholafhankelijke patiënten in vergelijking tot controle proefpersonen reageren op beloning en straf. Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen in deze scriptie is alleen de Social Judgement taak van belang.
Social Judgement taak De Social Judgement taak is ontwikkelend door Somerville en haar collega’s (2006). Voorafgaand aan deze taak werd er een foto van de proefpersoon gemaakt en werd hij of zij er van overtuigd dat de foto positief of negatief beoordeeld werd. De beoordelaars gaven antwoord op de vraag: ‘Vind u deze persoon leuk?’ Deze vraag werd simpelweg beantwoord met een ‘ja’ of ‘nee’. Vervolgens kreeg de proefpersoon in de Social Judgement taak foto’s te zien van de zogenaamde beoordelaars en werd aan de proefpersoon gevraagd om aan te geven of de beoordelaar een positieve of negatieve beoordeling had gegeven. Met andere woorden, de proefpersoon beantwoordde de vraag: ‘Denk je dat deze persoon jou leuk vindt?’. In de taak werden foto’s met neutrale gezichten gebruikt en deze werden drie seconden lang getoond. Er werd een gelijk aantal aan mannen en vrouwen foto’s gebruikt. In deze drie seconden had de proefpersoon de tijd om aan te geven of de persoon van de desbetreffende foto hem of haar positief of negatief beoordeeld had. Dit deden zij door op de linker of rechter knop te drukken. De linker knop hield in ‘Nee, ik denk dat de persoon mij niet leuk vindt’ en de rechterknop hield in ‘Ja, ik denk dat de persoon mij leuk vindt’. Het antwoord van de proefpersoon verscheen links van de foto en na drie seconden verscheen het ‘echte’ antwoord van de desbetreffende persoon rechts naast de foto. De proefpersoon kan ik deze taak dus verwacht geaccepteerd, onverwacht geaccepteerd, verwacht afgewezen of onverwacht afgewezen worden. De proefpersoon wars zich er echter niet bewust van dat hij of zij niet beoordeeld werd in de taak en dat de antwoorden van de beoordelaars random 50% ‘ja’ en 50% ‘nee’ waren. Tot slot kreeg de proefpersoon aan het einde van het onderzoek ook de gelegenheid om foto’s te beoordelen waarbij zij dezelfde vraag beantwoordden.
Onderzoeksdesign Het onderzoeksdesign is observationeel. Er werd een experimentele groep, namelijk alcohol afhankelijke patiënten, vergeleken met een controlegroep. Het onderzoek bestaat uit zowel
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
10
within-subject factoren als een between-subject factor. Wanneer er gekeken wordt naar het verschil tussen de alcoholafhankelijke patiënten en de controlegroep op de Social Judgement taak zijn deze twee groepen (experimenteel vs. controle) een between-subject factor. Wanneer er gekeken wordt naar het verschil in craving na de Social Judgement taak is craving een within subject factor, aangezien deze zowel voor als na de taak werd gemeten. Wanneer er gekeken wordt naar de reactie op sociale feedback zijn er drie within subject factoren, namelijk beoordeling (ja vs. nee), verwachting (ja vs. nee) en elektrode (Fz, Pz en Cz). De Social Judgement taak bestaat uit 4 condities, namelijk (1) de conditie ja-ja, (2) de conditie ja-nee, (3) de conditie nee-ja en (4) de conditie nee-nee. In deze scriptie zal er vooral gekeken worden naar de conditie ja-nee, deze conditie representeert onverwachte sociale afwijzing. Deze vier condities werden gemeten op drie elektrode, namelijk Fz, Pz en Cz.
Procedure De alcoholafhankelijke patiënten werden geïnformeerd over het onderzoek door hun behandellaar van Bouwman GGZ. Bij interesse namen de proefleiders contact met hen op voor een afspraak en kregen zij vragenlijsten en aanvullende informatie over het onderzoek toegestuurd. Deze vragenlijsten moesten voorafgaand aan het onderzoek ingevuld worden. Het onderzoek vond plaats in het Behavioral Lab van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Na aankomst had de proefpersoon de kans om eventuele vragen te stellen. Aan het begin van het onderzoek werd aan de proefpersoon gevraagd om een toestemmingsformulier in te vullen, waarmee hij of zij toestemming gaf om deel te nemen aan het onderzoek. Voorafgaand werd er een blaastest afgenomen om alcoholgebruik van de proefpersoon uit te sluiten. Vervolgens werd er door één van de proefleiders uitgelegd dat er voor dit onderzoek samengewerkt werd met de universiteit van Groningen en werd er gevraagd of er een foto gemaakt mocht worden van de proefpersoon. De proefpersoon werd er van overtuigd dat er in Groningen deelnemers klaar zaten om de foto te beoordelen. De beoordelaars beantwoordden de volgende vraag: ‘Vind u deze persoon leuk?’ Er werd verteld dat de beoordelingen terug zouden komen in één van de computertaken. De foto werd bewerkt en via e-mail doorgestuurd naar een aangemaakt e-mailadres van de universiteit Groningen. Na deze instructie werd de procedure van de EEG uitgelegd en werd de proefpersoon aangesloten op de EEG-scan. Voorafgaand aan de taken werd er de instructie gegeven om zo stil en rustig mogelijk te blijven zitten, zodat er zo weinig mogelijk ruis voor zou komen in het EEG-signaal. Na de introductie werden de drie computer taken gestart, namelijk (1) de Door Opening taak, een goktaak, (2) de Cyberball game, een taak met betrekking tot sociale buitensluiting en (3) de Social Judgement taak, een
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
11
taak met betrekking tot sociale afwijzing. Voorafgaand aan iedere taak werd er een korte instructie gegeven over de taak. Tevens werd er voorafgaand aan en direct na iedere taak een vragenlijst afgenomen. Wanneer alle taken en vragenlijsten waren afgenomen werd de proefpersoon losgekoppeld van de EEG en werd er gevraagd hoe hij of zij het onderzoek ervaren had. Vervolgens mocht de proefpersoon, aansluitend bij de Social Judgement taak, zes foto’s positief of negatief beoordelen. Tot slot werd er een korte debriefing gegeven en werd er verteld dat het gehele onderzoek in scène is gezet en dat de proefpersoon niet buitengesloten of beoordeeld was. Als laatste werd de proefpersoon gevraagd zijn of haar gegevens in te vullen, een handtekening zetten en ontving te proefpersoon een bijdrage voor de deelname aan het onderzoek.
Data acquisitie In deze scriptie wordt er gekeken naar de P3 amplitude. Voor het verkrijgen van deze P3 amplitude moest de ruwe EEG data omgezet worden naar ERP data. De EEG werd opgenomen door middel van een BioSemi Active-Two versterker. Deze bestaat uit 32 kanalen (10-20 systeem, en twee extra toegevoegde elektrodes op FCz en CPZ) met Ag/AgCl actieve elektrode die door middel van een muts op het hoofd geplaats worden. Signalen werden opgenomen met een filter van 134 Hz en werden gesampled op een frequentie van 512 HZ en 24 bit A/D conversie. De signalen werden gerefereerd aan twee mastoiden. Verticale EOG werd afgeleid van de elektroden boven en onder het linker oog. Horizontale EOG werd afgeleid van elektroden naast elk oog. EEG-gegevens werden offline geanalyseerd met behulp van 'Vision Analyser' (Brain-Products GmbH, München, Duitsland). EEG signalen werden gefilterd met een band-pass filter tussen 0,1 en 30 Hz (phase-shift free Butterworth filter; 24 dB / octaaf helling). Er werd een segment gemaakt tussen -200 en 800 ms rond de aanbieding van het oordeel. Daarnaast werd er een gemiddeld segment berekend voor de vier categorieën. Het segment werd gecorrigeerd voor verticale EOG artefacten en oogbewegingen met behulp van een veel toegepaste correctie methode (Gratton, Coles, & Donchin, 1983). Trials die artefacten bevatten werden buitengesloten (± 75μV) van verdere verwerking. In deze scriptie wordt er aan de hand van het EEG-signaal gekeken naar de gemiddelde P3 amplitude tussen 325 ms en 425 ms na het aanbieding van het oordeel.
Statistische analyse Voor het toetsen van de drie hypothesen in deze scriptie is gebruikt gemaakt van SPSS 20. Aan de hand van een General Linear Model (GLM) repeated-measures design is getoetst of
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
12
alcoholafhankelijke patiënten sterker reageren op onverwachte sociale afwijzing dan de controlegroep. Deze analyse werd uitgevoerd met groep als between-subject factor (alcoholafhankelijke patiënten vs. controlegroep) en drie within-subject factoren, namelijk elektrode (Fz, Cz en Pz), verwachting (ja vs. nee) en beoordeling (ja vs. nee). De hypothese is dat er een drieweg interactie is tussen groep, verwachting en oordeel. Om te toetsen of alcoholafhankelijke patiënten meer craving ervaren na sociale afwijzing dan de controlegroep, is er een mixed-ANOVA analyse gebruikt met de variabele groep als between-subject factor (alcohol afhankelijke patiënten vs. controlegroep) en de verschilscore van craving als withinsubject factor. Om te toetsen of de mate van craving bij alcoholafhankelijke patiënten gerelateerd is aan de reactie op onverwachte feedback is er gebruik gemaakt van Pearon’s correlatie. Er wordt een hoge correlatie verwacht tussen craving en onverwachte feedback. Daarnaast is er door middel van een gedragsbias onderzocht of de proefpersonen geneigd zijn een negatief of positief oordeel te verwachten. De gedragsbias werd berekend door het aantal verwachtingen leuk gevonden te worden te delen door het totaal aantal verwachtingen. Er wordt verwacht dat alcoholafhankelijke patiënten een grotere verwachting hebben om negatief beoordeeld te worden, dan de controlegroep. Deze hypothese is getoetst aan de hand van een onafhankelijke t-test. In alle analyses is er gebruik gemaakt van de Huynh-Feldt correctie om te corrigeren voor de schendingen van de sphericiteit, echter worden ongecorrigeerde vrijheidsgraden gerapporteerd. Daarnaast wordt de effect size gerapporteerd als partial eta square (ŋ2). Tot slot wordt er een significantie niveau gehanteerd van 0.05.
Resultaten Gedragsbias De verkregen dataset is onderzocht op uitschieters. Er is een gedragsanalyse uitgevoerd, door middel van het berekenen van de gedragsbias. Deze bias kan gezien worden als een maat voor positieve (>50%) of negatieve verwachtingen (<50%). Uit de box-plot analyse blijkt dat er twee uitschieters waren. Deze proefpersonen hebben gedurende de taak afwijkend gepresteerd in vergelijking met de overige deelnemers. Beide deelnemers hadden een extreem negatieve bias en verwachtten dat vrijwel niemand hen leuk zou vinden (respectievelijk 5% en 0%). Daarnaast ontbrak bij deze twee proefpersonen, samen met vier andere proefpersonen, de ERP data. Op basis hiervan is er besloten om deze zes proefpersonen uit de data te verwijderen en niet mee te nemen in de verdere analyses, waardoor er een bruikbare dataset van 46 proefpersonen overblijft (23 alcoholafhankelijke patiënten en 23 controleproefpersonen). De gemiddelde gedragsbias van alcoholafhankelijke patiënten was
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
13
48.7% ± 12.1 en van de controlegroep 61.2% ± 14.7. Dit houdt in dat de alcoholafhankelijke patiënten een negatievere gedragsbias hebben dan de controlegroep. Op basis van een onafhankelijke t-test blijkt dat het verschil in de gedragsbias tussen de alcoholafhankelijke patiënten en de controlegroep significant verschilt (p<0.005). Tevens zijn de assumpties van de uitgevoerde analyses getest en er kan geconcludeerd worden dat er geen sprake was van uitbijters en extreme schendingen van de assumpties.
P3 amplitude Aan de hand van de gedragsanalyse is er besloten om de statistische analyses uit te voeren met 46 deelnemers. De gemiddelde P3 amplitude per elektrode op de vier verschillende condities van de Social Judgement taak zijn weergegeven in figuur 1 tot en met figuur 3. In de GLM analyse met de variabelen elektrode, verwachting en beoordeling als within-subject factoren werd een hoofdeffect van elektrode gevonden, F(2,88) = 19.4, p < 0.001, ŋ2=0.306. De grootse P3 amplitude werd gevonden op Cz, gevolgd door Fz en Pz. Daarnaast werden er drie interactie-effecten gevonden, namelijk een marginaal interactie-effect van beoordeling en groep, F(1.44) = 3.1, p = 0.08, ŋ2=0.066, een interactie tussen elektrode en beoordeling, F(2,88) = 6.2, p < 0.01, ŋ2=0.124 en een interactie-effect van verwachting en beoordeling, F(1,44) = 8.7, p < 0.01, ŋ2=0.164. Een follow-up analyse naar het interactie-effect van elektrode en beoordeling liet geen significante resultaten zien. Zowel op Cz, Fz en Pz zijn er geen verschillen gevonden tussen ja en nee oordelen. Daarentegen blijkt uit de follow-up analyse van het interactie-effect tussen verwachting en beoordeling dat ja-oordelen verschilden van nee-oordelen, onafhankelijk van de verwachting (Ja_ja – Ja_nee 3.4 ± 11.3, t = 2.0, p < 0.05 en Nee_ja – Nee_nee: -3.5 ± 11.7, t = -2.0, P < 0.05). Tevens werd er een marginale drieweg interactie gevonden van elektrode, verwachting en groep, F(2,88) = 3.1, p = 0.065, ŋ2=0,066. Tot slot werd er een vierwegsinteractie gevonden van elektrode, verwachting, beoordeling en groep, F(2,88) = 3.6, p < 0.05, ŋ2=0.076. Follow-up analyse van deze interactie gaf geen significante resultaten, wat aangeeft dat de groepen niet van elkaar lijken te verschillen op P3, onafhankelijk van elektroden, verwachting en beoordeling. Alle andere resultaten waren niet significant, p > 0.2.
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
Figuur 1. Gemiddelde P3 amplitude op elektrode Cz (n=46)
Figuur 2. Gemiddelde P3 amplitude op elektrode Pz (n=46)
14
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
15
Figuur 3. Gemiddelde P3 amplitude op elektrode Fz (n=46)
Craving Uit de mixed ANOVA blijkt dat er geen significant verschil is gevonden in de mate van craving tussen de alcoholafhankelijke groep en de controlegroep (p > 0.5). Alcoholafhankelijke patiënten rapporteerde niet meer craving na de Social Judgement taak, dan de controlegroep. In figuur 4 is een histogram weergegeven van de mate van craving voor en na de Social Judgement taak per groep. Uit Pearons Correlatie blijkt dat er een nonsignificante correlatie van 0,19 is gevonden tussen de mate van craving en de reactie op onverwachte feedback van alcoholafhankelijke patiënten. Bij het berekenen van deze correlatie is er gebruik gemaakt van de reactie op onverwachte feedback op de elektrode Cz, aangezien uit de eerdere GLM analyse bleek dat de grootste P3 amplitude gevonden werd op Cz. In figuur 5 is de correlatie weergegeven in een puntenwolk.
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
Figuur 4. Craving voor en na de Social Judgement taak
Figuur 5. Correlatie craving en onverwachte sociale afwijzing
16
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
17
Discussie In deze scriptie werd het effect van sociale afwijzing op alcoholafhankelijke patiënten onderzocht aan de hand van de Social Judgement taak, waarin proefpersonen gevraagd werden om te voorspellen of zij sociaal geaccepteerd of afgewezen zouden worden. Er werd gekeken naar de P3 amplitude tijdens onverwachte sociale afwijzing en naar de mate van subjectieve craving na sociale afwijzing. Hierbij werd gekeken naar verschillen tussen de alcoholafhankelijke patiënten en de controlegroep. Er werd verwacht dat de alcoholafhankelijke patiënten een grotere P3 amplitude zouden tonen bij onverwachte sociale afwijzing. Daarnaast werd er na de taak, waarin de proefpersonen sociaal afgewezen werden, meer subjectieve craving verwacht bij de alcoholafhankelijke patiënten. De resultaten lieten geen groepsverschillen zien in zowel de P3 amplitude bij onverwachte acceptatie, als bij subjectieve craving. De eerste onderzoeksvraag in deze scriptie luidde: Reageren alcoholafhankelijke patiënten sterker op onverwachte sociale afwijzing tijdens de Social Judgement taak dan de controlegroep? De hypothese was dat alcoholafhankelijke patiënten een grotere P3 amplitude laten zien bij onverwachte sociale afwijzing (ja-nee conditie), omdat sociale afwijzing voor hen een belangrijke en gevoelige gebeurtenis is, waardoor zij meer aandacht voor die stimuli zullen hebben. Op de overige drie condities werd er verwacht dat de alcoholafhankelijke patiënten een kleinere P3 amplitude hebben dan de controlegroep. De resultaten waren echter tegen de verwachting in. Er zijn geen groepsverschillen gevonden tussen de twee onderzochte groepen, namelijk de alcoholafhankelijke patiënten en de controlegroep. Het gebrek aan verschil tussen de groepen lijkt niet toegeschreven te kunnen worden aan het niet goed werken van de taak, aangezien Van der Veen et al. (2013) dezelfde taak heeft gebruikt en vergelijkbare resultaten vond. In zowel deze studie als de studie van Van der Veen et al. (2013) bleek dat de P3 amplitude maximaal is op de elektrode Cz. Tevens bleek dat er verschillen zijn tussen de condities, onafhankelijk van de groepen, ja-oordelen verschilden namelijk van nee-oordelen. Daarnaast bleek dat de P3 amplitude maximaal is voor verwachte acceptatie ( ja-ja conditie). Aangezien deze resultaten globaal gevonden worden in zowel deze studie als in de studie van Van der Veen et al. (2013) kan er geconcludeerd worden dat de taak naar behoren functioneerde. Dit blijkt tevens uit de gedragsbias die globaal overeen kwam met de bevindingen van Van der Veen et al (2013). In beide studies verwachtten gezonde controles een gelijk aantal afwijzingen en acceptatie. Verder bleek dat alcoholafhankelijke patiënten een negatievere gedragsbias hebben dan de controlegroep. Dit wil zeggen dat alcoholafhankelijke patiënten eerder geneigd zijn te denken dat ze afgewezen
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
18
worden door anderen. Dit komt overeen met eerdere bevindingen van Schomerus et al. (2011), die vonden dat alcoholafhankelijke patiënten vaak het gevoel hebben sociaal buiten gesloten te worden. Wanneer alcoholafhankelijke patiënten het gevoel hebben buitengesloten te worden is het aannemelijk dat zij tevens verwachten sociaal afgewezen te worden, wat duidt op een negatieve gedragsbias. Er valt op te merken dat de resultaten een verschil in gedrag laten zien, namelijk de gedragsbias, maar geen verschil in de hersenen weergeven, namelijk de P3 amplitude. Dit is opvallend, aangezien event-related brain potential (ERP) de hersenrespons meet op een stimuli (Luck, 2005). Een ERP signaal geeft het proces weer tussen stimulus en respons, waarbij de respons het gedrag is. ERP geeft hierbij losse processen weer, waarbij gedrag een uitkomst is van meerdere processen. Het kan dus zo zijn dat een gebeurtenis een proces in de hersenen weergeeft, namelijk een verandering in de P3 amplitude, maar niet in het gedrag (Luck, 2005). De resultaten in dit onderzoek geven echter verandering in gedrag weer, maar niet in de P3 amplitude. Een verklaring voor dit opmerkelijke effect zou kunnen zijn dat er in dit onderzoek gekeken is naar verkeerde processen en de focus mogelijk had moeten liggen op andere processen. Daarentegen is er op te merken dat er wel een vierwegsinteractie gevonden is, wanneer er echter gekeken werd naar de onderliggende vergelijkingen van deze vierwegsinteractie zijn er geen rechtstreekse groepsverschillen gevonden. Met andere woorden, er zijn vage aanwijzingen dat er mogelijk een groepsverschil is, maar hier kunnen geen conclusies over getrokken worden. De tweede onderzoeksvraag in deze scriptie luidde: Ervaren alcoholafhankelijke patiënten meer craving na sociale afwijzing tijdens de Social Judgement taak dan de controlegroep? De hypothese was dat alcoholafhankelijke patiënten meer craving zouden rapporteren direct na de Social Judgement taak dan de controlegroep. De resultaten kwamen niet overeen met de hypothese. De alcoholafhankelijke patiënten rapporteerde niet meer craving na de taak, dan de controlegroep. Daarnaast verschilde de mate van subjectieve craving tussen alcoholafhankelijke patiënten en de controleproefpersonen niet voorafgaand aan de taak. Dit is opmerkelijk, aangezien er wordt gesteld dat één van de veel voorkomende kenmerken van alcoholafhankelijkheid craving is (Ross & Peselow, 2009). Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de alcoholafhankelijke patiënten in behandeling waren ten tijde van het onderzoek en niet meer voldoen aan de diagnose van alcoholafhankelijkheid. Uit verschillende studies komt naar voren dat verslavingsgedrag gekarakteriseerd wordt door een aandachtbias voor middel gerelateerde stimuli en craving (Field & Cox, 2008). Volgens de incentive sensitization theorie zijn deze twee processen positief aan elkaar gerelateerd. Met andere woorden, wanneer de aandachtbias toeneemt zal
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
19
de subjectieve craving van een individu tevens toenemen en andersom (Field & Cox, 2008; Franken, 2003; Ryan, 2002a). In een studie van Peuker & Bizarro (2014) is onderzoek gedaan naar de aandachtbias en craving bij rokers, niet rokers en ex-rokers. Uit de resultaten van deze studie blijkt dat ex-rokers een negatievere aandachtbias hebben ten op zichten van rook gerelateerde stimuli, dan niet rokers. Dit houdt in dat zij de middel gerelateerde stimuli ontwijken, waardoor zij minder craving ervaren dan niet rokers. Het ontwijken van rook gerelateerde stimuli kan gezien worden als een cognitieve strategie om craving te onderdrukken (Peuker & Bizarro, 2014). Bij alcoholafhankelijke patiënten lijkt een soortgelijk proces een rol te spelen, waarbij er een negatieve correlatie is tussen abstinentie en aandachtbias (Vollstadt-Klein, Loeber, von der Goltz, Mann, & Kiefer, 2009) Alcoholafhankelijke patiënten die tijdens hun behandeling cognitieve gedragstherapie krijgen, vermijden mogelijk alcohol gerelateerde stimuli door middel van dezelfde cognitieve stragegieen als ex-rokers (Townshend & Duka, 2007). Uit deze bevindingen kan geconcludeerd worden dat craving naar middelen onderdrukt kan worden door cognitieve strategieën (Field & Cox, 2008). Daarnaast blijkt dat dit vermijdende patroon optreedt na een minimum abstinentie periode van twee weken (Townshend & Duka, 2007; Vollstadt-Klein et al., 2009). Het gebrek aan verschil in craving tussen de alcoholafhankelijke groep en de controlegroep kan mogelijk dus verklaard worden door de bovenstaande bevindingen. Een criterium voor de alcoholafhankelijke groep in dit onderzoek was dat zij minimaal twee weken abstinent moesten zijn. Daarnaast was deze groep tijdens het experiment in behandeling, waardoor deze groep patiënten mogelijk cognitieve strategieën gebruiken om het gevoel van craving te vermijden, waardoor zij tevens minder craving ervaren. Een tweede verklaring zou kunnen zijn dat de controlegroep van af en toe een alcoholische versnapering houdt, waar de alcoholafhankelijke groep geen alcohol consumeert vanwege de behandeling. De metingen zijn regelmatig uitgevoerd aan het einde van de dag waardoor de zin in het nuttigen van alcohol toegenomen kan zijn bij de controlegroep en waardoor de alcoholafhankelijke groep niet meer craving ervaart dan de controlegroep. Een derde mogelijke verklaring voor het gebrek aan verschil in craving tussen de alcoholafhankelijke patiënten en de controlegroep in deze scriptie, zou kunnen zijn dat de alcoholafhankelijke patiënten geneigd zijn sociaal wenselijk te antwoorden aangezien zij in behandeling zijn voor hun alcoholverslaving. Het zou mogelijk kunnen zijn dat zij zichzelf, maar ook anderen er van willen overtuigen dat de behandeling werkt, waardoor zij geen craving rapporteren tijdens de zelfrapportage vragenlijsten.
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
20
De derde onderzoeksvraag in deze scriptie luidde: Is de mate van craving bij alcoholafhankelijke patiënten gerelateerd aan de reactie op onverwachte sociale afwijzing? De hypothese was dat de mate van craving bij alcoholafhankelijke patiënten gerelateerd is aan de reactie op onverwachte feedback. Er is een kleine, niet significante, relatie gevonden tussen craving en de reactie op onverwachte afwijzing. Uit de eerste twee onderzoeksvragen bleek dat alcoholafhankelijke patiënten niet sterker reageerde op onverwachte sociale afwijzing dan de controleproefpersonen. Daarnaast rapporteerde alcoholafhankelijke patiënten niet meer craving dan de controlegroep na sociale afwijzing. Aangezien er geen verschillen gevonden zijn in de P3 amplitude en de mate van craving was het te verwachten dat er geen relatie gevonden werd tussen de mate van craving en de feedback op onverwachte sociale afwijzing. Indien er verschillen gevonden waren op de P3 amplitude bij onverwachte sociale afwijzing en/of verschillen in de mate van subjectieve craving tussen de alcoholafhankelijke patiënten en de controlegroep, zou er een valide uitspraak gedaan kunnen worden over de daadwerkelijke relatie tussen craving en de reactie op onverwachte feedback. Wanneer er kritisch naar het onderzoek in deze scriptie gekeken wordt, zijn er een aantal beperkingen. Een beperking die niet mag ontbreken, is het feit dat het onderzoek afgenomen is bij een kleine sample. Het onderzoek is afgenomen bij 51 proefpersonen, waarvan uiteindelijk een bruikbare dataset van 46 proefpersonen resteerde. Om een valide uitspraak te kunnen doen over de resultaten zou dit onderzoek afgenomen moeten worden bij een grotere sample. Echter was de doelgroep voor dit onderzoek erg lastig te benaderen, waardoor het tevens lastig was om een controlegroep te matchen. Een tweede beperking aan het onderzoek is dat de patiënten uit de alcoholafhankelijke groep in behandeling waren tijdens het onderzoek. Dit zou er mogelijk voor kunnen zorgen dat er vertekende resultaten zijn ontstaan, aangezien deze patiënten geen huidige gebruikers meer zijn, waardoor het precieze effect van sociale afwijzing niet gemeten kon worden. Het zou ideaal zijn wanneer de alcoholafhankelijke groep zou bestaan uit huidige alcoholafhankelijke gebruikers. Deze doelgroep is echter nog lastiger te benaderen en tevens moeten er vraagtekens geplaatst worden of dit ethisch verantwoord zou zijn. Eventueel vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op onderzoek naar het effect van sociale afwijzing waarbij de taak alcohol gerelateerde cues bevat. In de recente literatuur naar craving wordt er in diverse studies gebruikt gemaakt van middel gerelateerde cues (Kruse et al., 2012; Sinha et al., 2011). Het huidig onderzoek zou mogelijk andere resultaten kunnen geven door alcohol gerelateerde cues in de taak te verwerken, waarbij in de introductie van de taak uitgelegd wordt dat de personen
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
21
op de foto’s alcoholgebruikers zijn. Een andere mogelijkheid zou kunnen zijn om in de taak plaatjes van een glas alcohol te verwerken. De resultaten van dit onderzoek geven een aantal implicaties voor de klinische praktijk. Uit de scriptie van een mede student, die mee gewerkt heeft aan het huidige onderzoek in deze scriptie, blijkt dat alcoholafhankelijke patiënten vaak depressieve klachten vertonen (Floor, 2014). Daarnaast bleek, overeenkomstig met de bevindingen in dit onderzoek, dat alcoholafhankelijke patiënten een negatievere gedragsbias hebben. Deze negatieve gedragsbias blijkt de correleren met depressieve klachten. Met andere woorden, de behandeling van alcoholafhankelijke patiënten zou mogelijk verbeterd kunnen worden door naast het alcoholgebruik van de patiënt tevens te focussen op de depressieve klachten. Hierdoor zou het percentage van terugval na de behandeling mogelijk verkleind kan worden. Een tweede implicatie heeft betrekking op het criterium ‘craving’ in de DSM-V. De laatste tijd is er grote discussie gaande geweest wat betreft dit criterium. Het grote discussiepunt was of craving een criterium voor de diagnose alcoholafhankelijkheid moest worden. Momenteel staat craving als diagnostisch criterium in de DSM-V, echter sluiten de bevindingen van dit onderzoek daar niet bij aan. De bevindingen in dit onderzoek geven aanwijzingen dat craving niet in alle gevallen een criteria hoeft te zijn. Het effect van sociale afwijzing op alcoholafhankelijke patiënten is onderzocht aan de hand van een ERP studie. Er werd gekeken naar zowel het neuraal effect als naar het gedragseffect, namelijk het effect op de P3 amplitude en het effect op de mate van subjectieve craving. Aan de hand van deze bevindingen kan er geconcludeerd worden dat sociale afwijzing weinig effect heeft op alcoholafhankelijke patiënten, zowel op de P3 amplitude als op de mate van craving. Met andere woorden, alcoholafhankelijke patiënten reageren niet sterker dan gezonde controles op onverwachte sociale afwijzing. Daarnaast kan er geconcludeerd worden dat alcoholafhankelijke patiënten in behandeling niet meer craving ervaren dan gezonde controles. Zij ervaren mogelijk zelfs minder craving naar alcohol, dan niet drinkers. Deze bevinding is positief en zou mogelijk betekenen dat het begin van alcoholbehandelingen effectief zijn. De bevindingen laten daarnaast zien dat het concept van craving mogelijk een minder belangrijke rol speelt in alcoholafhankelijkheid, dan gedacht wordt. Mogelijk spelen andere gevoelens en processen een belangrijkere rol in het in standhouden van alcoholafhankelijkheid en veroorzaken van terugval. Gezien het beperkte aantal studies naar sociale afwijzing is er meer onderzoek nodig naar het effect van sociale afwijzing op alcoholafhankelijke patiënten.
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
22
Referenties Adolphs, R. (2010). Conceptual challenges and directions for social neuroscience. Neuron, 65, 752–767. American Psychiatric Association (2000). Diagnostic and Statistical Manual for Mental Disorders (4th edition, text revision).Washington DC: Author. Anderson, P. & Baumberg, B. (2006). Alcohol in Europe: A public health perspective. London, Institute of Alcohol Studies for the European Commission. Bahr, S.J. Hoffmann, J.P. & Yang, X. (2005). Parental and peer influences on the risk of adolescent drug use. The Journal of Primary Prevention, 26, 529-551. Baumeister, R.F. & Leary, M.R. (1995) The need to belong: Desire for interpersonal attachments as a fundamental human motivation. Psychological Bulletin, 117, 497529. Davey, C.G., Yücel, M. & Allen, N.B. (2008). The emergence of depression in adolescence: Development of the prefrontal cortex and the representation of reward. Neuroscience & Biobehavioral Reviews, 32, 1-19. Field, M. & Cox, W.M. (2008). Attentional bias in addictive behaviors: A review of its development, causes, and consequences. Drug and Alcohol Dependence, 97, 1–20. Floor, G. (2014). De invloed van sociale beoordeling op abstinente alcoholafhankelijke patiënten. (ongepubliceerd manuscript). Erasmus Universiteit, Rotterdam. Franken, I.H.A. (2002). Behavioral approach system (BAS) sensitivity predicts alcohol craving. Personality and Individual Differences, 32, 349–355. Franken, I.H.A. (2003). Drug craving and addiction: integrating psychological and neuropsychopharmacological approaches. Progress in Neuro-Psychopharmacology & Biological Psychiatry, 27, 563–579. Grant, B., Dawson, D.A., Stinson, F.S., Chlou, S.P., Dufour, M.C. & Pickering, R.P. (2004). The 12-months prevalence and trends in DSM – IV alcohol abuse and dependence: United States, 1991-1992 and 2001-2002. Drug and Alcohol Depedence, 74, 223-234. Gratton, G., Coles, M.G. & Donchin, E. (1983). A new method for off-line removal of ocular artefact. Electroencephalography and Clinical Neurophysiology, 55, 468-484. Gunther Moor, B., Crone, E.A., van der Molen, M.W. (2010). The heartbreak of social rejection: heart rate deceleration in response to unexpected peer rejection. Psychological Science, 21, 1326-1333.
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
23
Gutz, L., Kupper, C., Renneberg, B. & Niedeggen, M. (2011). Processing social participation: An event-related brain potential study. Neuroreport, 22, 453-458. Hasselt, N. (2010). Preventie van schadelijk alcoholgebruik en drugsgebruik onder jongeren. Utrecht, Nederland: Trimbos-instituut. Hawkins, J.D., Catalano, R.F. & Miller, J.Y. (1992). Risk and protective factors for alcohol and other drugs problems in adolescence and early adulthood: Implications of substance use prevention. Psychological Bulletin, 112, 64-105. Hicks, B.M., Bernat, E., Malone, S.M., Iacono, W.G., Patrick, C.J., Krueger, R.F. & McGue, M. (2007). Genes mediate the association between P3 amplitude and externalizing disorders. Psychophysiology, 44, 98–105. Kruse, M.I., Radnovich, A.J., Kalapatapu, R.K., Mehdiyoun, N. Chambers, R.A. & Davidson, D. (2012). Effects of alcohol availability, access to alcohol, and naltrexone on selfreported craving and patterns of drinking in response to an alcohol-Cue availability procedure. Journal of Studies on Alcohol and Drugs, 73, 205-2015. Lemmens, P., Tan, E.S. & Knibbe, R.A. (1992). Measuring quantity and frequency of drinking in a general population survey: a comparison of five indices. Journal of Studies on Alcohol, 53, 476–486. Luck, S.J. (2005). An introduction to the event-related potential technique. MIT Press Maurage, P., Joassin, F., Philippot, P., Heeren, A., Vermeulen, N., Mahau, P., Delperdange, C., Corneille, O., Luminet, O. & de Timary, P. (2012). Disrupted regulation of social exclusion in alcohol-dependence: an fMRI study. Neuropsychopharmacology, 37, 2067-2075. Maisto S.A., Zywiak W.H. & Connors G.J. (2006). Course of functioning 1 year following admission for treatment of alcohol use disorders. Addictive Behaviors, 31, 69–79. Mash, E.J. & Wolfe, D.A. (2010). Abnormal child psychology. Belmont, USA: Wadsworth. Meerkerk, G.J., Njoo, K.H., Bongers, I.M.B., Trienekens,P. & van Oers, J.A.M (1999). Comparing the diagnostic accuracy of carbohydrate-deficient transferrin, gammaglutamyltransferase, and mean cell volume in a general practice population. Alcoholism: Clinical and Experimental Research, 23, 1052–1059. Poelen, E. (2008). The role of genes and environment in adolescents' and young adults' alcohol use. Nijmegen: Radboud Universiteit Nijmegen. Peuker, A.C. & Bizarro, L. (2014). Attentional avoidance of smoking cues in former smokers. Journal of Substance Abuse Treatment, 46, 183–188.
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
24
Polich, J. (2007). Updating P300: an integrative theory of P3a and P3b. Clinical Neurophysiology. 118, 2128–2148. Ross S. & Peselow E. (2009). Pharmacotherapy of addictive disorders. Clinical Neuropharmacology, 32, 277-289. Ryan, F. (2002a). Detected, selected, and sometimes neglected: cognitive processing of cues in addiction. Experimental & Clinical Psychopharmacology, 10, 67–76. Schomerus G., Lucht M., Holzinger A., Matschinger H., Carta M. G. & Angermeyer M. C. (2011). The stigma of alcohol dependence compared with other mental disorders: a review of population studies. Alcohol Alcohol, 46, 105–112. Sinha, R., Fox, H.C., Hong, K.A., Hansen, J., Tuit, K. & Kreek, M.J. (2011). Effects of Adrenal Sensitivity, Stress- and Cue-Induced Craving, and Anxiety on Subsequent Alcohol Relapse and Treatment Outcomes. Archives of General Psychiatry, 68, 942952. Sher, L. (2004). Depression and alcoholism. QJM: An International Journal of Medicine, 97, 237-240. Somerville, L.H., Heatherton, T.F. & Kelley, W.M. (2006). Anterior cingulate cortex responds differentially to expectancy violation and social rejection. Nature Neuroscience, 9, 1007-1008. Steinberg, L. (2008). A social neuroscience perspective on adolescent risk-taking. Elsevier, 28¸ 78-106. Townshend, J.M. & Duka, T. (2007). Avoidance of alcohol-related stimuli in alcoholdependent inpatients. Alcoholism, Clinical and Experimental Research, 31, 1349–1357. Van der Molen, M.J.W., Poppelaars, E.S., Van Hartingsveldt, C.T.A., Harrewijn, A., Gunther Moor, B. & Westenberg, P.M. (2014). Fear of negative evaluation modulates electrocortical and behavioral responses when anticipating social evaluative feedback. Frontiers in Human Neuroscience, 7. doi: 10.3389/fnhum.2013.00936. Van der Veen, F.M., Van der Molen, M.W., Sahibdin, P.P. & Franken, I.H.A. (2013). The heart-break of social rejection versus the brain wave of social acceptance. Social Cognitive and Affective Neuroscience, 9, 1346-1351. Vollstadt-Klein, S., Loeber, S., von der Goltz, C., Mann, K. & Kiefer, F. (2009). Avoidance of alcohol-related stimuli increases during the early stage of abstinence in alcoholdependent patients. Alcohol and Alcoholism, 44, 458–463.
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING Zywiak W.H., Westerberg V.S., Connors G.J. & Maisto S.A. (2003). Exploratory findings from the reasons for drinking questionnaire. Journal of Substance Abuse Treatment, 25, 287–292.
25
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
26
Bijlage Bijlage 1 DSM -IV-TR criteria 303.90 Alcoholafhankelijkheid Een patroon van onaangepast gebruik van een middel dat significante beperkingen of lijden veroorzaakt zoals blijkt uit drie (of meer) van de volgende criteria die zich op een willekeurig moment in dezelfde periode van twaalf maanden voordoen: 1. Tolerantie, zoals gedefinieerd door ten minste één van de volgende: a. een behoefte aan duidelijk toenemende hoeveelheden van het middel om een intoxicatie of de gewenste werking te bereiken. b. een duidelijk verminderd effect bij voortgezet gebruik van dezelfde hoeveelheid van het middel. 2. Onthouding, zoals blijkt uit ten minste één van de volgende: a. het voor het middel karakteristieke onthoudingssyndroom (verwijs naar criteria A en B van de criteria voor onthouding van een specifiek middel). b. hetzelfde (of een nauw hiermee verwant) middel wordt gebruikt om onthoudingsverschijnselen te verlichten of te vermijden. 3. Het middel wordt vaak in grotere hoeveelheden of gedurende langere tijd gebruikt dan het plan was. 4. Er bestaat de aanhoudende wens of er zijn weinig succesvolle pogingen om het gebruik van het middel te verminderen of in de hand te houden. 5. Een groot deel van de tijd gaat op aan activiteiten, nodig om aan het middel te komen, het gebruik van het middel (bijvoorbeeld kettingroken), of aan het herstel van de effecten ervan. 6. Belangrijke sociale of beroepsmatige bezigheden of vrijetijdsbesteding worden opgegeven of verminderd vanwege het gebruik van het middel. 7. Het gebruik van het middel wordt gecontinueerd ondanks de wetenschap dat er een hardnekkig of terugkerend sociaal, psychisch of lichamelijk probleem is dat waarschijnlijk veroorzaakt of verergerd wordt door het middel.
Specificeer indien: -
Met fysiologische afhankelijkheid: aanwijzingen voor tolerantie of onthouding (dat wil zeggen ofwel criterium 1 of 2 is aanwezig)
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING -
27
Zonder fysiologische afhankelijkheid: geen aanwijzingen voor tolerantie of onthouding (dat wil zeggen criterium 1 noch 2 is aanwezig)
Specificaties van beloop -
Vroege volledige remissie
-
Vroege gedeeltelijke remissie
-
Langdurige volledige remissie
-
Langdurige gedeeltelijke remissie
-
Onder behandeling met agonisten
-
Onder toezicht staan
305.00 Misbruik van alcohol A. Een patroon van het onaangepast gebruik van een middel dat significante beperkingen of lijden veroorzaakt, zoals in een periode van twaalf maanden blijkt uit ten minste één (of meer) van de volgende criteria: 1. Herhaaldelijk gebruik van het middel met als gevolg dat het niet meer lukt om in belangrijke mate te voldoen aan verplichtingen op het werk, school of thuis (bijvoorbeeld herhaaldelijk absent of slecht werk afleveren in samenhang met het gebruik van het middel; met het middel samenhangende absentie, schorsing of verwijdering van school; verwaarlozing van kinderen of het huishouden). 2. Herhaaldelijk gebruik van het middel in situaties waarin het fysiek gevaarlijk is (bijvoorbeeld autorijden of bedienen van een machine als men onder invloed van het middel is). 3. Herhaaldelijk, in samenhang met het middel, in aanraking komen met justitie (bijvoorbeeld aanhouding wegens verstoring van de openbare orde in samenhang met het middel). 4. Voortdurend gebruik van het middel ondanks aanhoudende of terugkerende problemen op sociaal of intermenselijk terrein veroorzaakt of verergert door de effecten van het middel (bijvoorbeeld ruzie met de echtgenoot over de gevolgen van de intoxicatie, vechtpartijen). B. De verschijnselen hebben nooit voldaan aan de criteria van afhankelijkheid van een middel uit deze groep middelen.
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
28
Bijlage 2 Vragenlijsten Demographics and alcohol/drug use questionnaire Demografische kenmerken Ik ben een: Man Vrouw Mijn leeftijd is ……………………………………………………………... jaar Mijn hoogst afgeronde opleiding is …………………………………………….. Mijn nationaliteit is ……………………………………………………………... Heeft u ooit in uw leven gerookt?………………………………………JA / NEE Rookt u momenteel? ……………………………………………………JA / NEE Indien ja: Hoelang rookt u al? ………………………………………………... jaar Hoeveel sigaretten rook je gemiddeld per dag? ............................... sigaretten Hoeveel (hele) sigaretten heb je in je leven gerookt? ...................... sigaretten Heeft u ooit in uw leven alcohol gedronken? ……………………………JA / NEE
Alcoholmisbruik en afhankelijkheid 1. a. Gebruikt u alcohol Zo ja, hoeveel eenheden gemiddeld per week?
Aantal …..
b. Heeft u in de afgelopen 12 maanden bij meer dan drie gelegenheden (maaltijd, feest, bijeenkomst…) meer dan het equivalent van een fles wijn (of drie glazen sterke drank) gedronken?
2.
Neen Ja
In de afgelopen 12 maanden: a. Hebt u grotere hoeveelheden alcohol nodig om hetzelfde effect als voorheen te hebben?
Neen Ja
b. Wanneer u minder dronk, beefden uw handen, transpireerde u of voelde u zich rusteloos? Is het gebeurd dat u dronk om die problemen te vermijden of om te verhinderen dat u een kater kreeg? INDIEN JA OP EEN VAN BEIDE, CODEER JA
Neen Ja
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
29
c. Gebeurde het vaak dat u meer dronk dan aanvankelijk de bedoeling was? Neen Ja d. Hebt u geprobeerd om uw alcoholgebruik te verminderen of om niet te drinken? Neen Ja e. Op de dagen dat u dronk, bracht u dan per dag meer dan twee uur door met het aankopen van de alcohol, het drinken en bij te komen van het effect?
Neen Ja
f. Hebt u uw activiteiten (ontspanning, werk, dagelijkse bezigheden) verminderd omdat u dronk?
Neen Ja
g. Bent u verder blijven drinken terwijl u wist dat dit gezondheidsproblemen met zich mee zou brengen?
Neen Ja
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
30
Quantity Frequency Variability index (QFV) De volgende vragen gaan over uw gebruik van alcohol
1. Welke van de onderstaande alcoholische drank gebruikt u meestal als u drinkt? (één antwoord mogelijk) □ bier □ wijn, sherry, port of vermouth □ likeur, advocaat, bessenjenever of citroenjenever □ jenever, brandewijn, vieux, rum, cognac, whisky, wodka of ander gedestilleerd □ frisdrank gemengd met alcoholhoudende drank □ verschilt erg per keer □ alcoholarm of alcoholvrij bier □ drink nooit alcohol 2. Hoeveel dagen per maand drinkt u gemiddeld genomen? □ 28 dagen of meer □ 24 tot en met 27 dagen □ 21 tot en met 23 dagen □ 15 tot en met 20 dagen □ 12 tot en met 14 dagen □ 9 tot en met 11 dagen □ 6 tot en met 8 dagen □ 3 tot en met 5 dagen □ 2 of minder dagen 3. Als u op een dag alcohol drinkt, hoeveel glazen drinkt u dan gemiddeld (halve glazen dient u naar boven af te ronden)? □ 11 of meer glazen □ 7 à 10 glazen □ 6 glazen □ 4 à 5 glazen □ 3 glazen □ 2 glazen □ 1 glas
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
31
4. Uit onderzoek is gebleken dat een belangrijk deel van de bevolking min of meer geregeld 6 of meer glazen alcoholhoudende drank op een dag gebruikt. Heeft u het afgelopen half jaar wel eens 6 of meer glazen alcoholhoudende drank op een dag gedronken? □ ja, elke dag □ ja, 5 à 6 keer per week □ ja, 3 à 4 keer per week □ ja, 1 à 2 keer per week □ ja, 1 à 3 keer per maand □ ja, 3 à 5 keer in dit half jaar □ ja, 1 à 2 keer in dit half jaar □ nee, geen enkele keer dit half jaar 5. Hoe oud was u toen u voor het eerst alcohol gedronken hebt? □ nooit □ ouder dan 15 jaar □ tussen de 14 en 15 jaar □ tussen de 12 en 13 jaar □ tussen de 10 en 11 jaar □ jonger dan 10 jaar
ALCOHOLAFHANKELIJKE PATIËNTEN EN SOCIALE AFWIJZING
32
VAS-scale mood and craving scores Deze vragenlijst omvat een aantal vragen met betrekking tot je stemming en emotie. Geef met een verticaal streepje op elk lijnstuk aan hoe je je OP DIT MOMENT voelt. 1. In welke mate voel je je op dit moment SOMBER? helemaal niet somber ---------------------------------------------------------------- extreem somber 2. In welke mate voel je je op dit moment OPGEWEKT? helemaal niet opgewekt ------------------------------------------------------------- extreem opgewekt 3. In welke mate verlang je op dit moment naar alcohol? helemaal geen verlangen ----------------------------------------------------------- extreem verlangen