RUNDVLEESPRODUCTIE RESULTATEN PROJECTBEDRIJVEN VLAANDEREN DEEL 2
Deze brochure wordt u aangeboden door : Ministerie van Middenstand en Landbouw Bestuur Onderzoek en Ontwikkeling – DG 6 Dienst Ontwikkeling Dierlijke productie Vleesvee
Helbeekplein 9, 3de verdieping 3500 HASSELT Tel. Fax.
011/26 39 50 en 011/26 39 52 011/26 39 53
Uitgever Ministerie van Middenstand en Landbouw Bestuur Onderzoek en Ontwikkeling – DG 6 Dienst Ontwikkeling Dierlijke productie W.T.C. III Simon Bolivarlaan 30 – 20ste verdieping 1000 BRUSSEL
INHOUD 1
Inleiding
1
2
Inhoud van het project 2.1 De partners in het project 2.2 De projectbedrijven - lokalisatie 2.3 De aard van de ingezamelde informatie 2.3.1 Bedrijfsinformatie 2.3.2 Informatie betreffende de dieren 2.4 Procedure van gegevensinzameling 2.4.1 Basisinformatie 2.4.2 Informatie bij de geboorte en op de leeftijd van 12 en 24 maanden 2.4.3 Andere bijkomende informatie 2.5 Uitwisseling van informatie
3 4 5 6
3
10
11
Resultaten 3.1 Bedrijfsinformatie 3.2 Gemiddelde resultaten per bedrijf 3.3 Gemiddelde resultaten in functie van het geslacht 3.4 Gemiddelde resultaten in functie van het kalfnummer van de moeder 3.5 Gemiddelde resultaten per stier 3.6 Afwijkingen en sterfte bij de kalveren 3.6.1 Afwijkingen 3.6.2 Sterfte 3.6.3 Afwijkingen en sterfte per bedrijf 3.6.4 Afwijkingen per stier 3.7 Relatie tussen de beoordeling van een kenmerk op ± 3 maand en ± 12 maand 3.7.1 Uiterlijke bouw 3.7.2 Voedingsniveau 3.8 Invloed van beengebreken op een aantal kenmerken 3.9 Gemiddelde score van enkele kenmerken in functie van een aantal bedrijfsparameters 3.10 Gemiddelde score van enkele kenmerken in functie van uiterlijke bouw en voedingsniveau 3.11 Lijst van de stieren met hun stamboeknummer en volledige naam 3.12 Regressievergelijkingen in functie van de leeftijd
13 13 17 25 30
61
4
Besluiten
67
5
Lijst van tabellen en figuren
69
6
Contactpersonen van de Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling die betrokken zijn bij voorlichtingsactiviteiten (situatie: September 2008)
73
32 36
48
53 54 57 59
1
1
Inleiding
In uitvoering van het door de Minister van Landbouw en KMO goedgekeurd beleidsplan voor de rundvleesproductie heeft de Dienst Ontwikkeling Dierlijke productie een project opgestart waarbij op enkele tientallen bedrijven met witblauw vee in Vlaanderen alle nuttige technische informatie van de fokkerij en de vetmesting wordt ingezameld.
Op een 45-tal bedrijven zijn vanaf 1996 de foktechnische resultaten opgevolgd en genoteerd van alle op deze bedrijven geboren, gefokte en vetgemeste dieren van het Belgisch witblauw ras. De resultaten ingezameld op deze projectbedrijven worden door de Dienst Ontwikkeling Dierlijke productie verwerkt en gepubliceerd in een reeks brochures.
In deel 1 zijn de technische kenmerken belicht van de kalveren in de periode vanaf hun geboorte tot de leeftijd van 4 maanden. Deze brochure is verschenen in oktober 1998.
Deze brochure, de tweede uit de reeks, behandelt een aantal kenmerken van de kalveren gemeten of beoordeeld op de leeftijd van ongeveer 12 maanden. Het betreft de volgende kenmerken: borstomtrek, romplengte, schofthoogte, gewicht, waarde, uiterlijke bouw, voedingsniveau, afwijkingen, sterfte. De gemiddelde score van deze kenmerken is in deze brochure gegroepeerd in functie van het bedrijf, de stier, het geslacht, het kalfnummer van de moeder, het type van uitbating, het al dan niet zuigen van de kalveren, het voedingsniveau, de uiterlijke bouw.
In een volgend deel zal gepoogd worden informatie over deze kenmerken in te zamelen op de leeftijd van ongeveer 24 maanden. Ook de lineaire beoordeling en de slachtgegevens zullen beoordeeld worden in hun relatie met reeds eerder gemeten of beoordeelde kenmerken.
Met dank aan ir. N. Vettenburg, Mevr. G. Hermans en Mevr. C. Van Eeckhoudt, DG 6 - Dienst Ontwikkeling Dierlijke productie van het Ministerie van Middenstand en Landbouw, voor de hulp bij de berekening van de resultaten en de samenstelling van de brochure.
2
Met bijzondere dank aan Prof. Dr. ir. S. De Smet, Universiteit Gent - Faculteit Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen, Vakgroep Dierlijke productie en aan ir. R. Moermans, Ministerie van Middenstand en Landbouw, DG 6 CLO-Gent voor de berekeningen en de statistische analyse en voor de kritische lezing van de brochure.
Eerste druk : Juli 1999 ir. M. Clauwers W. Willems ir. K. Vandenberghe
Layout, eindafwerking en contactpersoon bestelling van brochures: Carine Van Eeckhoudt Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling Tel:
02/552 79 01
Fax:
02/552 78 71
E-mail:
[email protected]
Aansprakelijkheidsbeperking Deze brochure werd door het Vlaams Gewest met de meeste zorg en nauwkeurigheid opgesteld. Er wordt evenwel geen enkele garantie gegeven omtrent de juistheid of de volledigheid van de informatie in deze brochure. De gebruiker van deze brochure ziet af van elke klacht tegen het Vlaams Gewest of zijn ambtenaren, van welke aard ook, met betrekking tot het gebruik van de via deze brochure beschikbaar gestelde informatie. In geen geval zal het Vlaams Gewest of zijn ambtenaren aansprakelijk gesteld kunnen worden voor eventuele nadelige gevolgen die voortvloeien uit het gebruik van de via deze brochure beschikbaar gestelde informatie.
De informatie uit deze uitgave mag worden overgenomen mits bronvermelding.
3
2
Inhoud van het project
Het is de bedoeling in elk projectbedrijf de ganse vleesveestapel te kunnen bestuderen voor alle foktechnisch of economisch belangrijke aspecten. In dit verband wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke synergie tussen de actuele procedure van geboortemelding, informatie-inzamelingen en programma’s met als doel alle informatiebronnen met mekaar te koppelen en aan te vullen met karkasgegevens en prijsnoteringen. Door deze wijze van inzameling van gegevens, krijgen we na enige jaren een volledig beeld van de problematiek van een gespecialiseerde vleesvee-uitbating. Op basis hiervan kan dan een soort “sterkte-zwakte analyse” voor het ras gemaakt worden. Dit geeft onder meer de mogelijkheid om op een gefundeerde, gerichte wijze de voorlichtingstaken van de Dienst Ontwikkeling Dierlijke productie doelgericht uit te bouwen. Zo zal op termijn een goede evaluatie kunnen gemaakt worden van: -
-
het gebruikte registratiesysteem; de opportuniteit van informatie die op elk ogenblik verzameld wordt; mogelijke verbanden die kunnen gelegd worden tussen huisvestingsomstandigheden en managementsbeslissingen enerzijds en de technische en afgeleide financiële resultaten anderzijds; het gevoerde testprogramma en het inmiddels al gedeeltelijk toegepaste permanent nakomelingenonderzoek; de inzet van proefstieren ; is die “ad random” ? binnen de groep stamboekdieren of tussen stamboekdieren en andere ? de mogelijke impact van de lineaire beoordeling op de stierkeuze; het mogelijk bestaan van betrouwbare verbanden tussen de lineaire beoordeling van dieren en de karkaseigenschappen na het slachten; de karkaseigenschappen als mogelijke maatstaf voor de prijsvorming “te velde”; de karkaseigenschappen en bijbehorende prijsnoteringen als middel tot doorzichtigheid van de prijsvorming; het gebruik van economische parameters (reële gewichten en prijzen) bij het slachten in vergelijking met verzamelde geschatte waarden op de ouderdom van 12 maanden (het huidige nakomelingenonderzoek).
4
2.1
De partners in het project
Bij de inzameling van gegevens voor dit project is een samenwerking afgesproken met de volgende partners:
De provinciale verbonden voor dierenziektenbestrijding van Vlaanderen De basisregistratie van de geboren kalveren in het Sanitel bestand vormt ook de uitgangsbasis van de registratie in de gegevensbank voor dit project.
De Vlaamse Rundveeteelt Vereniging (V.R.V.) De V.R.V. verzamelt binnen haar fokprogramma “witblauw” gegevens over de afstamming van de dieren met het oog op hun inschrijving in het geboorteboek, over groei, kwaliteit en afwijkingen voor het nakomelingenonderzoek en informatie over de lineaire beoordeling. Deze informatie wordt door de V.R.V. in een database opgeslagen.
Het Belgisch witblauw stamboek Het Belgisch witblauw stamboek definieert het fokdoel van het ras, bepaalt de voorwaarden voor inschrijven in het stamboek, organiseert het nakomelingenonderzoek en de lineaire beoordeling, bepaalt in afspraak met het Rundveeselectiecentrum de voorwaarden voor de eigenprestatietoets en organiseert mede de nationale prijskampen van het witblauw ras.
Het Rundveeselectiecentrum te Ciney Het Rundveeselectiecentrum voert de eigen prestatietoetsen van stieren uit en organiseert veilingen voor de afzet naar KI-centra en particuliere bedrijven van deze voor de openbare dekdienst geschikt bevonden stieren.
Boekhoudbureau’s De volgende organisaties die boekhoudkundige gegevens verzamelen verlenen hun medewerking: Bestuur Onderzoek en Ontwikkeling DG 6 - Centrum voor Landbouweconomie (CLE, ex-LEI), Boerenbond (BB), APEDB Herve.
Universiteit Gent, Faculteit Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen, Vakgroep Dierlijke Productie te Melle Hier wordt in het kader van een contractueel programma, betoelaagd door DG 6 - Dienst Betoelaagd Onderzoek (ex-IWONL) onderzoek gedaan naar karkassamenstelling en -kwaliteit. Hiervoor worden een aantal dieren aangevoerd uit de projectbedrijven.
5
De projectbedrijven De voornaamste partners zijn uiteindelijk de 45 deelnemende bedrijfsleiders en hun medewerkers. Zij leveren ons alle informatie aan, zowel schriftelijk als mondeling en helpen bij het verzamelen en beschikking stellen van alle gewenste informatie zelfs tot het meten en wegen van dieren toe.
2.2
De projectbedrijven - lokalisatie
De bedrijven werden gezocht in het ganse verspreidingsgebied van het ras, zowel in het oorspronkelijk gebied (Zuid-Limburg en Brabant) als het uitbreidingsgebied tengevolge van het succes van het witblauw ras in de tachtiger jaren (het overige deel van Vlaanderen). De lokalisatie van de bedrijven is aangeduid op de onderstaande kaart (figuur 1).
Figuur 1
Ligging van de 45 projectbedrijven
6 Vanuit een provinciaal oogpunt bekeken, is de verdeling als volgt: -
aantal bedrijven in Antwerpen : 5 aantal bedrijven in Vlaams-Brabant : 10 aantal bedrijven in West-Vlaanderen : 7 aantal bedrijven in Oost-Vlaanderen : 12 aantal bedrijven in Limburg : 11 --Totaal aantal bedrijven in het project: 45
2.3
De aard van de ingezamelde informatie
2.3.1
Bedrijfsinformatie
Naast informatie die te maken heeft met de identiteit van het bedrijf (bedrijfsnummer, naam, adres, telefoon, ...) worden eveneens een aantal gegevens van structurele aard genoteerd. De inzameling van deze informatie is van belang om een dubbele reden: 1 om een beeld te hebben van de variatie die optreedt of kan optreden in de uitbatingsvormen van dit ras; 2 bij de interpretatie van de resultaten kunnen bepaalde bedrijfsgebonden aspecten als mogelijke achtergronden in aanmerking komen voor verklaringen van verschillen. Deze informatie, van structurele aard, heeft betrekking op: B het uitbatingstype: 1. het melken van de koeien in combinatie van het opkweken van kalveren met de emmer; 2. het laten zuigen van kalveren aan de moeders; 3. een combinatie van beide voorgaande mogelijkheden; 4. de koeien worden niet gemolken, de kalveren zuigen niet. de huisvesting van het vleesvee:
B
Hierbij wordt voor de verschillende categorieën (zoogkoeien, kalveren, jongvee) de aard van huisvesting aangeduid: 1.
Zoogkoeien: - loslopend:
- op roostervloer - ingestrooide stal, zowel in open frontstal als in gesloten stal - aangebonden: - op roosterstal - ingestrooid ligbed
7 2.
Kalveren (tot 6 maand): - in groep, zogend bij de moeder; - opfok in groep, in open of gesloten stal; - in kalverbox, individuele huisvesting binnen; - in kalverhutten, individuele huisvesting in open lucht (iglo).
3.
Jongvee (vanaf 6 maand): - loslopend: - op roostervloer - ingestrooide stal - aangebonden:
2.3.2
- roosterstal - ingestrooid ligbed
Informatie betreffende de dieren
Van de geboren kalveren wordt informatie ingezameld op een 6-tal tijdstippen in zijn levenscyclus: geboorte en eerste levensmaanden, 12 maand, 24 maand, opruiming, lineaire beoordeling en slachten.
2.3.2.1
Identificatiegegevens
Van elk geboren kalf worden de volgende identificatiegegevens ingezameld: -
het sanitelnummer; saniteldatum; eventueel de naam; de geboortedatum; het ras; het geslacht; de haarkleur; de mededeling of het kalf al dan niet ingeschreven wordt als stamboekkalf; eventueel het stamboeknummer; het stamboeknummer van de vader; of de vader een proefstier is; het sanitelnummer van de moeder; inseminatiedatum van de moeder; het kalfnummer van de moeder; het bedrijf van geboorte van het kalf.
8 2.3.2.2
Gegevens van geboorte en eerste levensmaanden
Uit de periode rond en kort na de geboorte wordt bovendien, ter gelegenheid van een eerste bezoek, informatie over de volgende karakteristieken in verband met het kalf opgetekend: 2.3.2.3
wijze van afkalven; voorkomen van verkeerde ligging; is er bij het kalven hulp ingeroepen van de dierenarts?; behoort het kalf tot een tweeling?; het geboortegewicht waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen gewogen en geschat gewicht; zuigt het kalf?; aantal dagen hulp geboden bij zuigen of drinken; aard van biest; het aanwezige voedingsniveau; de uiterlijke bouw; aantal diergeneeskundige tussenkomsten inzake gezondheid; borstomtrek en romplengte; de aard van de vastgestelde afwijkingen; datum bezoek. Rond de ouderdom van 12 maanden
Rond de ouderdom van 12 maanden wordt volgende informatie ingezameld: 2.3.2.4
de borstomtrek; de romplengte; de schofthoogte; het gewogen gewicht; de uiterlijke bouw; de geschatte waarde van het dier in BEF/kg levend gewicht; het voedingsniveau; het aantal diergeneeskundige tussenkomsten als maat voor de gezondheidstoestand; de aard van de eventueel voorkomende afwijkingen; datum bezoek. Rond de ouderdom van 24 maanden
Rond de ouderdom van 24 maanden wordt informatie omtrent dezelfde gegevens ingezameld als rond de ouderdom van 12 maanden.
9 2.3.2.5
Opruimingsgegevens
Gegevens in verband met de opruiming van een dier (sterfte, verkoop aan andere fokker, verkoop als slachtrijp vee) kunnen op elk ogenblik in de levenscyclus van het dier verzameld en geregistreerd worden. Inzake opruiming kunnen 3 elementen geregistreerd worden: -
aard van opruiming; reden van opruiming; ouderdom bij opruiming (de ouderdom wordt niet als datum doch wel als een periode in de levenscyclus genoteerd: vb tussen 15 en 30 dagen).
2.3.2.6
Andere informatie
2.3.2.6.1
van het kalf
Als bijkomende informatie wordt voor de mannelijke dieren de lineaire beoordeling, gegeven bij de stamboekopname of rond de slachtperiode, en de slachtgegevens (SEUROP-klassering en geslacht gewicht) geregistreerd. Voor de vrouwelijke dieren betreft het meestal uitsluitend de lineaire beoordeling. 2.3.2.6.2
van de ouders
Ter gelegenheid van de registratie van informatie van de kalveren worden van de ouders eveneens een aantal gegevens bijgehouden. Voor de vader wordt naast het stamboeknummer ook zijn naam, het ras en zijn testperiode genoteerd. Van de moeder wordt naast het sanitelnummer haar eventuele naam en stamboeknummer bijgehouden evenals het ras, het veetype (melkrichting of vleesrichting), de haarkleur, het bedrijfsnummer en informatie over haar opruiming.
10
2.4
Procedure van gegevensinzameling
2.4.1
Basisinformatie
Het ingevulde merkluik van het identificatiedocument (Sanitel) van elk geboren kalf dat normaal doorgezonden wordt naar het Provinciaal Verbond voor Dierenziektenbestrijding wordt voor deze bedrijven, in onderling akkoord tussen alle betrokken partijen, doorgestuurd naar het bureel van de Dienst Ontwikkeling Dierlijke productie (buitendienst Hasselt). Aldus zijn van elk kalf reeds de volgende gegevens bekend: de identiteit van de verantwoordelijke of de veehouder, het sanitel nummer, de geboortedatum, het geslacht, de haarkleur en sedert de laatste aanpassing van het Sanitel systeem, ook het sanitelnummer van de moeder en het veetype. Op de bovenzijde van het merkluik wordt een strook gekleefd die de andere gevraagde basisinformatie bevat: o.a. de eventuele naam, de afstamming, het afkalfnummer, het ras, of het kalf al dan niet in het geboorteboek ingeschreven wordt en vaak ook het geboortegewicht. Op deze algemene werkwijze bestaat momenteel één uitzondering. Sedert het najaar 1997, is men binnen de V.R.V. gestart met een eerste proeffase voor telefonische digitale geboortemelding. De basisgegevens van de kalveren, geboren op de bedrijven die aan deze proeffase meewerken, worden via een elektronische drager, aangemaakt door de V.R.V., aan de Dienst Ontwikkeling Dierlijke productie overgemaakt. Al deze basisinformatie wordt opgeslagen in een computerbestand.
2.4.2
Informatie bij de geboorte en op de leeftijd van 12 en 24 maanden
Deze bijkomende informatie wordt op regelmatige tijdstippen op de bedrijven ingezameld. De reeds ontvangen basisinformatie wordt op een testfiche overgebracht. De bedrijfsleider wordt voorafgaandelijk verwittigd van het trimestrieel bedrijfsbezoek dat een medewerker van de Dienst Ontwikkeling Dierlijke productie zal brengen met het oog op de gegevensinzameling om aldus op een efficiënte wijze te kunnen werken. De bezoeken worden grondig voorbereid en werkformulieren worden aangemaakt. Alle verzamelde informatie wordt in een databank geregistreerd.
2.4.3
Andere bijkomende informatie
De gegevens van de lineaire beoordeling worden aan de Dienst bezorgd door de classificeerder van het Belgisch witblauw stamboek. De slachtgegevens worden aangereikt door de veehouder zelf.
11
2.5
Uitwisseling van informatie
Met de bij dit project betrokken organisaties in de rundveehouderij, namelijk de Provinciale Verbonden voor Dierenziektenbestrijding, de Vlaamse Rundveeteelt Vereniging (V.R.V.), en het Belgisch witblauw rundveestamboek werden voorafgaand aan het opstarten van het project, afspraken tot uitwisseling van informatie gemaakt. Met de Provinciale Verbonden voor Dierenziektenbestrijding werd, in overleg met Dr. A. RASKIN, coördinator voor Vlaanderen van de Inspectie-generaal Veterinaire Diensten (DG 5), overeengekomen dat de merkluiken door de veehouders naar het bureel van de buitendienst Ontwikkeling Dierlijke productie te Hasselt verstuurd worden. Van daaruit worden het merkluik, na het aanbrengen van een datum van aankomst, doorgestuurd naar de verbonden waaronder het betreffende bedrijf ressorteert. Dit doorsturen gebeurt wekelijks. Met de V.R.V. werden volgende afspraken gemaakt: -
V.R.V. ontvangt elke week een kopie van elk ingestuurd merkluik;
-
V.R.V. ontvangt van de Dienst alle informatie ingezameld bij de bezoeken (3 maand, 1 jaar) en nemen deze mee in de berekeningen;
-
V.R.V. bezorgt de Dienst Ontwikkeling alle gekende inseminatiegegevens;
-
V.R.V. bezorgt de Dienst Ontwikkeling de gegevens van de telefonische geboortemeldingen.
Met het Belgisch witblauw stamboek werd overeengekomen: -
de classificeerders voeren de lineaire beoordeling uit op alle dieren op de projectbedrijven;
-
het stamboek maakt deze gegevens over aan de Dienst Ontwikkeling.
In het kader van wetenschappelijk onderzoek, betoelaagd door DG 6 - Dienst Betoelaagd onderzoek (ex-IWONL), worden gegevens uitgewisseld met de Universiteit Gent, Faculteit Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen Vakgroep Dierlijke productie (Prof. Dr. ir. S. De Smet).
12
13
3
Resultaten
In deze brochure worden de resultaten bestudeerd van de informatie ingezameld bij de bedrijfsbezoeken tot eind 1998. De berekende resultaten zullen achtereenvolgens weergegeven worden per bedrijf, in functie van het geslacht van de kalveren, in functie van het kalfnummer van de moeder, per stier. Bovendien wordt informatie gegeven over voorkomende afwijkingen en over sterfte en wordt de beoordeling geëvalueerd van uiterlijke bouw en voedingsniveau beoordeeld op de leeftijd van 3 maand en 12 maand. Ook de invloed van beengebreken op diverse parameters en de gemiddelde score van diverse kenmerken in functie van enkele bedrijfsparameters en in functie van bouw en voedingsniveau worden bestudeerd.
3.1
Bedrijfsinformatie
De bedrijven hebben hun nummer behouden die zij gekregen hebben in deel 1 van de reeks brochures over de projectbedrijven in Vlaanderen. Hierdoor wordt een vergelijking van diverse resultaten mogelijk. In tabel 1 wordt enige informatie omtrent deze bedrijven gegeven, meer bepaald het aantal kalveren, geboren tot eind november 1998, dat in het volledig gegevensbestand is opgeslagen, het aantal van deze kalveren ouder dan 14 maanden, het aantal kalveren waarvan informatie rond de leeftijd van 14 maanden bekend is en de procentuele stamboekdeelname. Inzake het type van de uitbating wordt de zelfde code vermeld als in deel 1, ook indien deze ondertussen zou gewijzigd zijn. De aard van de huisvesting betreft in deze brochure de huisvesting in de leeftijdsgroep van 6 tot 14 maanden. Uit de gegevens valt af te leiden dat: In totaal zijn reeds 5 589 kalveren geregistreerd, hetzij gemiddeld 124 per bedrijf; -
Van deze groep kalveren hebben er 3 701 de leeftijd van 14 maanden overschreden, hetzij 66 %;
-
Er is informatie verzameld van 1 577 kalveren, hetzij gemiddeld 35 per bedrijf;
-
In percentage uitgedrukt betekent dit dat van 43 % van de mogelijk beschikbare kalveren informatie rond de leeftijd van 14 maanden is ingezameld;
-
De stamboekdeelname ligt met 79 % iets lager dan bij de eerste publicatie.
14 Tabel 1
Bedrijfsinformatie van de projectbedrijven
Aantal kalveren Code type waarvan uitbating informatie bekend is op de leeftijd tot ± 14 maand (3)
% stb
Aard van de huisvesting van de kalveren ouder dan 6 maand
(1)
(2)
Aantal kalveren ouder dan 14 maand in volledig bestand
1
334
223
49
4
96
2
296
208
51
4
98
3
278
219
88
4
98
4
247
183
11
2
34
5
189
114
36
4
95
6
157
108
20
2
89
7
204
132
86
4
75
8
179
117
51
4
96
9
154
99
14
2
88
gesloten stal of loods gesloten stal
10
139
93
23
2
55
gesloten stal
11
201
141
70
4
76
12
166
104
17
1
89
open frontstal met windscherm gesloten stal
13
205
128
60
2
99
gesloten stal
14
145
108
26
2
100
15
174
107
65
2
58
gebonden of los in een gesloten stal buitenbeloop
16
117
80
61
2
97
Nummer van het bedrijf
Aantal kalvere n in het volledig bestand
(4)
gesloten jongveestal met buitenbeloop open frontstal open frontstal of buitenbeloop open frontstal of loods met buitenbeloop gesloten stal met buitenbeloop gesloten stal met buitenbeloop open frontstal
open frontstal met buitenbeloop
15
Aantal kalveren Code type waarvan uitbating informatie bekend is op de leeftijd tot ± 14 maand (3)
% stb
Aard van de huisvesting van de kalveren ouder dan 6 maand
(1)
(2)
Aantal kalveren ouder dan 14 maand in volledig bestand
17
114
64
24
2
89
18
97
69
40
4
97
19
135
104
42
1
97
20
113
72
40
2
15
21
101
63
21
1
15
22
127
71
54
2
25
23
100
78
39
1
34
open loods of gesloten stal gesloten stal
24
103
65
34
2
0
open loods
25
106
63
14
2
96
open frontstal
26
62
45
20
2
98
27
107
74
28
2
97
gesloten stal met buitenbeloop gesloten stal
28
79
46
30
2
100
open frontstal
29
64
49
15
4
79
gesloten stal
30
89
46
27
2
49
open frontstal
31
79
43
22
2
36
32
111
63
68
2
96
gesloten stal of buitenbeloop open frontstal
33
96
61
50
2
97
34
64
45
25
4
98
35
76
56
25
4
89
gebonden in een gesloten stal open frontstal of gebonden in een gesloten stal gesloten stal
36
66
45
23
2
43
open frontstal
37
66
46
15
2
98
open loods
Nummer van het bedrijf
Aantal kalvere n in het volledig bestand
(4)
gesloten loods of open frontstal gesloten stal gesloten stal of loods open frontstal met buitenbeloop gesloten stal
16
Aard van de huisvesting van de kalveren ouder dan 6 maand
(2)
38
76
45
39
1
92
open loods
39
75
37
21
2
96
gesloten stal
40
75
37
28
2
84
41
69
45
43
2
85
open loods of gebonden in een gesloten stal gesloten stal
42
47
31
9
4
59
open frontstal
43
42
27
19
2
76
open frontstal
44
37
28
26
2
86
45
28
19
8
4
100
open frontstal met windscherm gesloten stal
Aantal kalvere n in het volledig bestand
5589
Gemiddeld
In % t.o.v. het totaal aantal kalveren in het volledig bestand
(4)
% stb
(1)
Totaal
(1) (2) (3)
Aantal kalveren Code type waarvan uitbating informatie bekend is op de leeftijd tot ± 14 maand (3)
Aantal kalveren ouder dan 14 maand in volledig bestand
Nummer van het bedrijf
3701
124
100
1577 82
66
(4)
35
79
28
de bedrijven behouden hun nummer uit deel 1 kalveren geboren tot eind november 1998 code type uitbating 1 melken: de koeien worden gemolken en de kalveren worden rauwe melk of kunstmelk toegediend 2 zuigen: de koeien zogen de kalveren 3 beide: een combinatie van melken en zuigen 4 noch melken, noch zuigen: de koeien worden kort na het kalven drooggezet en de kalveren ontvangen rauwe melk of kunstmelk % stamboek deelname op basis van alle kalveren in het volledig bestand % = procentuele stamboekdeelname: te interpreteren als de wens van de veehouder, uitgedrukt in de periode kort na de geboorte het kalf, het te willen inschrijven in het stamboek
17
3.2
Gemiddelde resultaten per bedrijf
In dit deel van de brochure wordt het gemiddelde per bedrijf weergegeven van de volgende kenmerken: borstomtrek en berekend gewicht (tabel 2), schofthoogte en romplengte (tabel 3), voedingsniveau, bouw en waarde (tabel 4). In de titel van de tabellen is telkens weergegeven “op de leeftijd van ± 12 maand”. Uit de tabellen zal blijken dat deze aanduiding zeer benaderend is en onderhevig aan zeer grote schommelingen. Vooral verschillen in leeftijd bij de meting maar ook verschillen in de verhouding tussen de geslachten (stieren, vaarzen - zie ook hoofdstuk 3.3 op blz. 25) beïnvloeden in sterke mate het gemiddeld resultaat van de metingen. Bij de lezing en interpretatie van de gemiddelde resultaten per bedrijf dient de lezer met dit gegeven rekening te houden. De gemiddelde bedrijfsresultaten zijn hierna ongecorrigeerd weergegeven. In een verder deel van deze brochure (3.12 Regressievergelijkingen in functie van de leeftijd – blz. 61 en volgende) worden de borstomtrek, de romplengte en de schofthoogte herberekend naar de leeftijd van 400 dagen. In de tabellen 2 en 3 is per bedrijf het aantal kalveren opgenomen waarvan de meting van borstomtrek respectievelijk schofthoogte en romplengte effectief is uitgevoerd. In tabel 2 is bovendien een percentage berekend van het aantal gemeten kalveren t.o.v. de mogelijks te meten kalveren (voorbeeld voor bedrijf 1: 63 % of 31 van 49 kalveren). Om, zoals hoger gezegd, een nuttige vergelijking tussen de bedrijven te kunnen maken is de gemiddelde leeftijd weergegeven. In totaal is van 1 057 kalveren die op dat ogenblik nog in leven waren de volledige informatie ingezameld. Uit tabel 2 blijkt dat, op één uitzondering na, op alle projectbedrijven dieren gemeten en beoordeeld zijn. Gezamenlijk maakt de groep gemeten en beoordeelde dieren 67 % uit van de opgevolgde dieren. Tussen de bedrijven schommelt dit percentage van 11 tot 100 %. De dieren zijn gemiddeld 401 dagen oud, met een zeer grot spreiding tussen de bedrijven. De niet-gecorrigeerde borstomtrek bedraagt gemiddeld 180,65 cm en het daaruit berekende levend, niet uitgevast, gewicht situeert zich op 435 kg. Bij de berekening van het gewicht wordt dezelfde formule gehanteerd als deze die gebruikt wordt bij het nakomelingenonderzoek dat georganiseerd wordt door het witblauw stamboek:
Berekend gewicht = 0,0005691 x (gemeten borstomtrek)2,607
18 Tabel 2
Nummer van het bedrijf
Gemiddelde borstomtrek en berekend gewicht van de kalveren op de leeftijd van ± 12 maand per bedrijf
Kalveren
Gemiddeld
Aantal
% (1)
Leeftijd (dagen)
Borstomtrek (cm)
1
31
63
394
180,45
Berekend gewicht (2) (kg) 434
2
46
90
443
182,28
446
3
52
59
397
182,94
450
4
11
100
433
189,64
494
5
23
64
378
181,30
439
6
8
40
446
186,25
471
7
72
84
372
184,21
458
8
32
63
381
178,41
421
9
10
71
424
196,70
543
10
11
48
358
166,18
350
11
46
66
431
185,41
466
12
13
76
410
182,23
445
13
30
50
398
190,70
501
14
25
96
447
194,00
524
15
10
15
586
177,90
418
16
51
84
436
176,08
407
17
13
54
401
177,00
413
18
39
98
401
180,87
437
19
35
83
395
183,69
455
20
33
83
375
172,64
387
21
20
95
401
185,20
464
22
49
91
375
167,39
357
23
37
95
361
185,49
466
24
32
94
393
181,97
444
19
Nummer van het bedrijf
Kalveren
Gemiddeld
Aantal
% (1)
25
8
57
425
185,00
Berekend gewicht (2) (kg) 463
26
8
40
352
163,88
338
27
3
11
412
200,00
567
28
19
63
377
181,21
439
29
0
0
30
25
93
362
180,52
434
31
20
91
357
173,35
391
32
41
60
390
169,37
368
33
24
48
488
183,50
453
34
11
44
356
175,91
406
35
12
48
316
176,50
410
36
17
74
481
181,59
441
37
6
40
384
187,17
477
38
29
74
405
183,10
451
39
16
76
382
187,13
477
40
19
68
379
171,84
382
41
21
49
353
182,81
449
42
7
78
407
181,29
439
43
18
95
441
176,33
409
44
17
65
433
182,76
449
45
7
88
482
179,43
429
1057
67 401
180,65
435
Totaal Gemiddeld (1) (2)
Leeftijd (dagen)
Borstomtrek (cm)
percentage kalveren waarvan de borstomtrek is gemeten berekend gewicht op basis van de borstomtrek volgens de formule op blz. 17
20 Tabel 3
Nummer van het bedrijf
Gemiddelde schofthoogte en romplengte van de kalveren op de leeftijd van ± 12 maand per bedrijf
Aantal
Gemiddeld
1
31
Leeftijd (dagen) 394
Schofthoogte (cm) 114,87
Romplengte (cm) 137,16
2
46
443
114,93
138,72
3
52
397
113,96
138,13
4
11
433
119,27
140,64
5
23
378
115,26
136,83
6
8
446
118,63
138,50
7
72
372
115,67
137,78
8
32
381
113,94
136,00
9
10
424
118,00
142,70
10
11
358
108,45
127,64
11
45
431
116,38
137,20
12
13
410
115,69
138,38
13
30
398
118,90
143,17
14
25
447
118,16
141,76
15
10
586
113,50
137,20
16
51
436
111,25
134,41
17
13
401
113,23
136,00
18
39
401
115,38
139,51
19
35
395
114,37
140,57
20
33
375
111,52
133,36
21
20
401
116,60
139,30
22
49
375
109,10
131,41
23
37
361
114,95
139,24
24
32
393
114,97
137,28
21
Nummer van het bedrijf
Aantal
Gemiddeld
25
8
Leeftijd (dagen) 425
26
8
352
110,88
131,63
27
3
412
121,00
147,00
28
19
377
114,05
140,58
29
0
30
25
362
115,48
139,08
31
20
357
112,45
138,30
32
41
390
111,07
135,22
33
24
488
115,08
139,50
34
11
356
109,45
132,45
35
12
316
112,08
134,25
36
17
481
116,35
139,76
37
6
384
114,83
137,33
38
26
405
114,92
138,66
39
16
382
116,44
146,00
40
19
379
110,00
133,26
41
21
353
113,43
140,57
42
7
407
116,86
139,57
43
18
441
113,28
136,89
44
17
433
117,35
140,71
45
7
482
115,71
135,29
401
114,32
137,64
Totaal Gemiddeld
Schofthoogte (cm) 117,00
Romplengte (cm) 137,00
1053
22 Tabel 4
Gemiddelde scores voor voedingsniveau, uiterlijke bouw en gemiddelde waarde van de kalveren op de leeftijd van ± 12 maand per bedrijf
Nummer van het bedrijf
Voedingsniveau (1)
Bouw (2)
Waarde (BEF/kg)
1
1,35
7,84
110,74
2
2,02
7,39
110,39
3
1,67
7,79
108,10
4
2,09
7,18
95,55
5
2,17
7,57
113,17
6
2,13
7,38
111,75
7
2,19
7,49
105,14
8
2,06
7,78
111,41
9
2,00
7,40
106,00
10
3,18
6,82
103,27
11
2,43
7,26
104,20
12
1,62
7,85
103,69
13
1,90
7,57
112,47
14
2,04
7,40
97,60
15
3,90
6,80
102,60
16
2,51
7,57
109,61
17
2,38
7,31
108,08
18
2,23
7,49
108,23
19
2,06
7,43
106,94
20
2,85
7,33
102,76
21
2,40
6,95
100,55
22
2,78
7,02
103,92
23
2,08
7,05
100,16
23
Nummer van het bedrijf
(1) (2)
Voedingsniveau (1)
Bouw (2)
Waarde (BEF/kg)
24
2,59
7,16
106,28
25
2,88
7,13
103,38
26
2,75
7,38
99,50
27
2,00
7,67
105,33
28
1,65
7,80
110,47
29
---
---
---
30
2,16
7,16
105,04
31
2,20
7,00
102,15
32
2,37
7,32
108,88
33
2,63
7,63
108,63
34
1,82
8,36
114,45
35
1,83
7,92
105,92
36
2,88
7,18
94,71
37
2,17
7,33
101,67
38
2,28
7,38
105,17
39
2,13
7,50
108,19
40
2,37
7,53
110,37
41
1,71
7,67
110,48
42
2,29
7,57
108,57
43
2,83
7,11
102,00
44
2,18
7,71
111,76
45
2,71
7,29
104,14
Aantal Gemiddeld
1058 2,25
1058 7,40
1057 106,44
voedingsniveau code 1=uitstekend, 2=zeer goed, 3=goed, 4=onvoldoende bouw code 6=vlees, 7=goed vlees, 8=zeer goed vlees, 9=extra vlees
24
In tabel 3 (blz. 20 en 21) zijn de schofthoogte en romplengte weergegeven. Gemiddeld liggen deze waarden op 114,32 cm voor de schofthoogte en 137,64 cm als romplengte. Uiteraard is ingevolge de grote verschillen in leeftijd de spreiding tussen de bedrijven voor deze kenmerken ook aanzienlijk. Tabel 4 (blz. 22 en 23) bevat de gemiddelde scores voor voedingsniveau, uiterlijke bouw en de gemiddelde waarde van de kalveren op de leeftijd van ongeveer 12 maanden per bedrijf. Voor het voedingsniveau wordt op een schaal van 1 (uitstekend) tot 4 (onvoldoende) een gemiddelde van 2,25 berekend. Ook hier valt een behoorlijke spreiding te noteren met als uiterste waarden 1,65 en 3,90. De bedrijven scoren voor de bouw op een schaal gaande van 6 (vleestype) tot 9 (extra vleestype) gemiddeld 7,40. Er valt een redelijke spreiding tussen de bedrijven waar te nemen, met uitschieters in negatieve zin, die gaan tot 6,80 en deze in positieve zin, die uitkomen op 8,36. De waarde, uitgedrukt in BEF per kg levend gewicht, is een schatting van de verwachte verkoopwaarde indien het betreffende dier op dat ogenblik slachtrijp zou zijn en tot het mannelijk geslacht behoort. Dit is trouwens de procedure die gehanteerd wordt in het nakomelingenonderzoek van de KI-stieren zoals georganiseerd door het witblauw stamboek en uitgevoerd door de Vlaamse Rundveeteelt Vereniging (V.R.V.) in Vlaanderen en de provinciale verenigingen in het Zuiden van het land. Uiteraard zit er hier tussen de bedrijven en binnen de bedrijven heel wat variatie op. Deze variatie is onder meer het gevolg van de conformatie, de marktomstandigheden op het ogenblik van beoordelen en van toevallige omstandigheden. De impact van de parameters uiterlijke bouw en voedingsniveau op een aantal andere parameters wordt verder in hoofdstuk 3.10 (blz. 57 en 58) behandeld.
25
3.3
Gemiddelde resultaten in functie van het geslacht
Tabel 5 geeft de gemiddelde score van een aantal kenmerken van de kalveren in functie van hun geslacht. Hieruit valt onder meer af te leiden dat: B
de stieren gemiddeld een borstomtrek hebben van 185,03 cm terwijl deze voor de vaarzen 173,47 cm bedraagt;
B
de romplengte gemiddeld 138,97 cm bedraagt voor de stieren en 135,45 cm voor de vaarzen;
B
de schofthoogte van de stieren 3,55 cm hoger is dan deze van de vaarzen (115,67 cm tegenover 112,12 cm);
B
voor de berekening van het gewicht op basis van de borstomtrek de formule gebruikt wordt die vermeld is op blz. 17, de stieren wegen aldus 463 kg en de vaarzen 391 kg;
B
van 38 stieren het exact gewicht gekend is; dit gewogen gewicht situeert zich gemiddeld op 546,87 kg;
B
de bouw voor de stieren gemiddeld op 7,46 uitkomt en voor de vaarzen op 7,36 (een luttel verschil);
B
het verschil in voedingsniveau groter is ten voordele van de stieren: namelijk 2,15 (stieren) tegenover 2,40 (vaarzen). Een normale situatie, zo lijkt ons, omdat het vrouwelijk vee vooral voor de fokkerij voorbestemd is;
B
inzake de waarde er niet alleen een opsplitsing gemaakt is tussen de geslachten maar tevens tussen de jaren 1997 en 1998 omdat er tussen beide jaren een behoorlijk prijsverschil in de handel waargenomen wordt. Het prijsverschil (ten voordele van de stieren) bedraagt 2,19 BEF voor de dieren beoordeeld in het jaar 1997 en 4,10 BEF voor de dieren beoordeeld in het jaar 1998. Het verschil tussen de beide jaren geeft voor alle dieren een stijging van 8,98 BEF van 1997 naar 1998.
26 B
bijkomend wordt in dit overzicht ook een vergelijking gemaakt van een groep van 27 dieren waarvan zowel de borstomtrek als het gewicht bekend zijn. Voor deze dieren, met een gemiddelde borstomtrek van 195,19 cm kan op basis van voornoemde formule een levend gewicht van 532,61 kg berekend worden terwijl de wegingen een gemiddelde van 538,15 kg opleverden.
In figuur 2 zijn de gewogen gewichten van de kalveren bij geboorte en de berekende gewichten op de leeftijd van ongeveer twaalf maanden in functie van het geslacht samengebracht. Figuur 3 geeft de waarden van de borstomtrek voor deze groepen dieren aan, terwijl figuur 4 eenzelfde beeld brengt van de romplengte.
Tabel 5
Gemiddelde score van een aantal kenmerken van de kalveren op de leeftijd van ± 12 maand in functie van hun geslacht
Stieren
Vaarzen
Alle dieren
Kenmerk Aantal
Gemiddeld
Aantal
Gemiddeld
Aantal
Gemiddeld
Borstomtrek (cm)
656
185,03
401
173,47
1057
180,65
Romplengte (cm)
656
138,97
401
135,45
1057
137,64
Schofthoogte(cm)
659
115,67
401
112,12
1060
114,33
Berekend gewicht (kg)
656
463,33
401
391,19
1057
435,28
Gewogen gewicht (kg)
38
546,87
0
---
Waarde (BEF) Bezoek in 1997 Bezoek in 1998 Bouw
278 377 657
101,29 111,46 7,46
100 300 401
99,10 107,36 7,36
378 677 1058
100,71 109,64 7,42
Voedingsniveau
657
2,15
401
2,40
1058
2,25
(1)
Gemiddelde borstomtrek en gewicht van de kalveren waarvan beide kenmerken gemeten of gewogen zijn Borstomtrek (cm) 27 195,19 Gewogen gewicht (kg)
27
538,15
Berekend gewicht (kg)
27
532,61
(1)
het gemiddeld gewogen gewicht van alle dieren wordt niet weergegeven omdat er uitsluitend stieren gewogen zijn en er daardoor een verkeerd gemiddeld beeld ontstaat
27
600 500 400 300 200 100 0 geboorte
vaarzen
Figuur 2
3 maand 12 maand 24 maand leeftijd van de kalveren totaal
36 maand
stieren
Gemiddeld gewogen gewicht van de kalveren bij geboorte en berekend gewicht op de leeftijd van ± 12 maand in functie van hun geslacht
28
200 150
100
50 0 geboorte
3 maand 12 maand 24 maand leeftijd van de kalveren
vaarzen
Figuur 3
totaal
36 maand
stieren
Gemiddelde borstomtrek van de kalveren op de leeftijd van ± 3 maand en ± 12 maand in functie van hun geslacht
29
200 150
100
50 0 geboorte
3 maand 12 maand 24 maand leeftijd van de kalveren
vaarzen
Figuur 4
totaal
36 maand
stieren
Gemiddelde romplengte van de kalveren op de leeftijd van ± 3 maand en ± 12 maand in functie van hun geslacht
30
3.4
Gemiddelde resultaten in functie van het kalfnummer van de moeder
Tabel 6 geeft het gemiddelde van een aantal kenmerken in functie van het kalfnummer van de moeder. De gemiddelde leeftijd van de gemeten en beoordeelde kalveren in functie van het kalfnummer van de moeder ligt behoorlijk dicht bij mekaar en situeert zich rond 400 dagen. Vergelijkingen zijn derhalve mogelijk. Voor wat de borstomtrek betreft, kan een stijging vastgesteld worden van kalfnummer 1 naar kalfnummer 3, om voor volgende kalfnummers opnieuw te dalen. Voor romplengte en schofthoogte worden nauwelijks verschillen opgetekend. Aangezien het gewicht berekend wordt op basis van de borstomtrek, zal het logischerwijze ook stijgen van kalfnummer 1 naar kalfnummer 3. Een identieke vaststelling is opgetekend inzake de gewogen geboortegewichten (tabel 6 uit de eerste brochure), namelijk een toename van het gewicht van kalfnummer 1 naar kalfnummer 3. Hieruit mag wellicht besloten worden dat er een positief verband bestaat tussen prenatale (voor de geboorte) groei en postnatale (na de geboorte) groei. Met betrekking tot de waarde van de kalveren blijkt uit tabel 6 dat het kalfnummer hierop geen invloed heeft, enkel de ET-kalveren worden iets hoger gewaardeerd. Waarschijnlijk ligt de betere genetica hier aan de basis, maar ook een rijker voedingsniveau zal dit mee bepalen. In vergelijking met de gemiddelde waardering van de kalveren uit de kalfnummers 1, 2 en 3, worden de kalveren uit de kalfnummers 4, 5 en meer inzake voedingsniveau lager gewaardeerd en de ET-kalveren duidelijker hoger. Uit deze vaststelling kan besloten worden dat de veehouder duidelijk veel meer zorg besteedt aan zijn ET-kalveren dan aan de kalveren geboren uit oudere koeien. De ET-kalveren hebben voor de uiterlijke bouw een hogere beoordeling gekregen dan de andere kalveren.
31
Tabel 6
Gemiddelde score van een aantal kenmerken van de kalveren op de leeftijd van ± 12 maand in functie van het kalfnummer van de moeder
Kalfnummer van de moeder
1
2
3
4
5 en +
ET
Alle kalveren
320 179 320 137 320 114 320 427 320 106 2,30
260 181 260 138 259 115 260 440 260 105 2,31
157 184 157 138 156 115 157 454 157 105 2,23
66 180 66 138 65 114 66 433 66 105 2,36
37 183 37 138 36 115 37 452 37 106 2,46
195 179 195 137 195 114 195 426 195 110 1,98
1035 181 1035 138 1031 114 1035 435 1035 106 2,25
7,42
7,32
7,34
7,29
7,33
7,69
7,40
320 404
260 404
157 400
66 393
37 429
195 386
1035 400
Kenmerk Borstomtrek
Voedingsniveau
Aantal Gemiddeld Aantal Gemiddeld Aantal Gemiddeld Aantal Gemiddeld Aantal Gemiddeld Gemiddeld
Bouw
Gemiddeld
Leeftijd
Aantal Gemiddeld
Romplengte Schofthoogte Berekend gewicht Waarde
(cm) (cm) (cm) (kg) (BEF)
(dagen)
32
3.5
Gemiddelde resultaten per stier
Tabel 7 geeft per stier een overzicht van de gemiddelden van een aantal parameters. De 33 in de tabel opgenomen stieren hebben elk tenminste 10 beoordeelde en gemeten nakomelingen in dit onderzoek. De stieren zijn vermeld in volgorde van dalend aantal gemeten en beoordeelde nakomelingen. De betreffende 33 stieren hebben samen 580 nakomelingen in deze studie. Op de laatste lijn van de tabel zijn de gemiddelden vermeld van alle kalveren die op de leeftijd van ± 12 maanden gemeten en beoordeeld zijn (aantal = 1 057). Deze kalveren zijn afkomstig van 223 verschillende vaders, het aantal nakomelingen per stier bedraagt derhalve minder dan 5. Voor de volledigheid kan nog aangestipt worden dat van de voornoemde 223 stieren er 69 zijn met elk ten minste 5 beoordeelde nakomelingen, het betreft 835 kalveren. Bij de interpretatie van deze cijfers, die niet naar leeftijd en verhouding tussen de geslachten zijn gecorrigeerd, dient men zeer omzichtig te zijn. Ook inzake de waarde kan de invloed van de periode van beoordeling doorslaggevend zijn. Alleen de bouw geeft ons enig houvast en hierbij is wel wat relevante variatie te bespeuren met als extreme waarden 6,77 en 7,92.
33 Tabel 7
Aantal gemeten of beoordeelde nakomelingen en de gemiddelde score van enkele parameters per stier
Naam van de stier (1)
Gemiddelde waarde
Aantal nakomelingen (2) Borstomtrek (cm)
Romplengte (cm)
Schofthoogte (cm)
Bouw
Voedingsniveau
Waarde (BEF)
Leeftijd (dagen)
Eclatant
42
184
139
116
7,50
2,31
107
430
Eclat
35
182
139
115
7,20
2,43
101
397
Rivage
35
179
137
113
7,57
2,49
109
446
Breugel
29
185
139
115
7,86
1,90
112
374
Lelabel
26
179
137
113
7,38
2,31
109
376
Rival
25
170
136
112
7,24
2,60
107
373
Fausto
22
183
139
115
7,91
1,86
110
413
Bart
22
177
135
113
6,91
2,36
96
377
Guliver
21
184
141
115
7,90
1,86
109
428
Taquin
21
180
137
114
7,81
2,00
111
427
Drama
19
185
138
116
7,26
2,05
101
375
Marquis
19
189
143
119
7,11
2,05
107
400
Napoleon
19
178
136
114
7,79
2,11
108
376
34
Naam van de stier (1)
Aantal nakomelingen (2)
Gemiddelde waarde
Borstomtrek (cm)
Romplengte (cm)
Schofthoogte (cm)
Bouw
Voedingsniveau
Waarde (BEF)
Leeftijd (dagen)
Dictateur
18
186
137
116
7,28
2,61
101
405
Classique
18
189
142
117
7,56
2,00
107
434
Fervent
17
169
134
110
7,29
2,65
108
349
Luron
17
171
136
110
7,18
2,59
105
353
Makro
16
183
140
116
7,50
1,87
106
441
Lutin
15
181
141
115
7,33
2,53
104
442
Agitateur
15
182
139
116
7,33
2,47
98
453
As
15
184
140
116
7,13
2,27
108
393
Dandy
14
188
141
118
7,64
2,14
107
414
Ministre
13
189
141
115
7,92
2,15
108
404
Bison
13
183
140
114
7,54
1,54
108
401
Brulot
13
183
139
115
7,92
1,77
110
424
Jeroen
13
180
136
115
6,77
2,38
99
437
Elite
13
184
137
116
7,08
2,46
100
377
Visconti
12
171
135
111
7,50
2,08
113
350
35
Naam van de stier (1)
Aantal nakomelingen (2)
Gemiddelde waarde
Borstomtrek (cm)
Romplengte (cm)
Schofthoogte (cm)
Bouw
Voedingsniveau
Waarde (BEF)
Leeftijd (dagen)
Hebreu
11
176
138
113
7,55
1,82
110
413
Galopeur
11
177
137
112
7,73
2,00
112
376
Dragon
11
180
138
115
7,91
1,64
112
382
Domino
10
175
135
112
7,60
1,50
109
398
Urbain
10
182
137
115
7,50
2,40
107
373
181
138
114
7,44
2,25
106
401
Totaal aantal (3) Gemiddeld (1) (2)
1057
Stieren met minstens 10 nakomelingen Kalveren waarvan de borstomtrek gemeten is, het is mogelijk dat het aantal nakomelingen per stier waarop het gemiddelde voor de andere parameters is berekend licht afwijkt van het aantal vermeld in de tabel
36
3.6
Afwijkingen en sterfte bij de kalveren
3.6.1
Afwijkingen
Tabel 8 geeft de aard en de frequentie weer van de afwijkingen die voorkomen bij de kalveren. De bijbehorende gemiddelde score voor diverse parameters is ook aangegeven. In dit onderzoek zijn de beengebreken ook de meest voorkomende afwijkingen. De te korte onderkaak of varkensmuil is een afwijking die zich op deze leeftijd duidelijk begint te manifesteren, terwijl de afwijkingen in de onderkaak (vergroeiing) en dikke tong meer naar de achtergrond opschuiven. Met betrekking tot het gemiddelde van een aantal parameters in functie van de aard van afwijking dient gewaarschuwd te worden geen al te diepgaande conclusies te trekken omwille van de lage aantallen. Figuur 5, blz. 38, geeft wat verheldering over de verschillen tussen de dieren of ze al dan niet aangeboden worden voor inschrijving in het stamboek. Hierbij zijn de bedrijven ingedeeld in drie groepen al naargelang hun gemiddelde graad van stamboekdeelname: groep 1 (meer dan 85 %), groep 2 (tussen 50 en 85 %), groep 3 (lager dan 50 %). De procentuele stamboekdeelname dient geïnterpreteerd te worden als de gemiddelde wens van de veehouder bij de geboorte van het kalf het te willen inschrijven in het stamboek. De definitieve beslissing om het kalf ook daadwerkelijk in te schrijven, wordt pas later genomen. Bij de vergelijking van het % kalveren met een afwijking op ± 3 maand tussen de 3 groepen valt op dat groep 2 (stamboekdeelname tussen 50 en 85 %) de laagste frequentie heeft en dat groep 1 (stamboekdeelname > 85 %) de hoogste frequentie heeft. Uit de vergelijking van de relatieve frequentie van kalveren met een afwijking in functie van de al dan niet stamboekinschrijving blijkt:
- Groep 1
de kalveren die niet aangeboden worden voor stamboekdeelname vertonen een licht hoger percentage kalveren met een afwijking
- Groep 2
geen verschil tussen de groep stamboekkalveren en de groep niet-stamboekkalveren
- Groep 3
in geval van stamboekinschrijving wordt de voorkeur gegeven aan kalveren met een lage frequentie van voorkomen van afwijkingen.
37 Tabel 8
Aard en frequentie van de voorkomende afwijkingen bij de kalveren op de leeftijd van ± 12 maand en hun bijbehorende gemiddelde score van enkele parameters
Frequentie
Aard van de afwijking
Bijbehorend gemiddeld
code Berekend gewicht (kg)
Borstomtrek
Romplengte
Schofthoogte
Waarde
Bouw
Voedingsniveau
(cm)
(cm)
(cm)
(BEF/kg)
Achterpoten - krom
26
19
438,80
181,21
136,05
112,32
110,6
7,42
2,79
Varkensmuil
40
17
405,64
175,83
137,65
112,94
105,9
7,29
2,53
Voorpoten
20
9
420,85
178,33
136,22
113,23
103,9
7,33
2,44
Achterpoten - recht
25
8
398,47
174,63
133,25
111,63
107,8
7,75
2,38
Onderkaak
31
8
423,44
178,75
138,75
114,75
108,9
7,88
1,63
Andere
90
4
423,44
178,75
136,25
112,50
111,8
7,25
2,00
Achterpoten – andere
27
3
433,27
180,33
132,33
111,33
112,7
7,67
3,00
Strekpoot
28
2
415,77
177,50
135,00
111,50
108,0
8,00
2,00
Dwergachtig
15
1
292,00
155,00
121,00
100,00
100,0
6,00
4,00
Dikke tong, licht uithangend 30 Totaal aantal
1 82
377,23
171,00
132,00
111,00
99,0
8,00
3,00
38
10 9,4
8
9,2
8,3
6
6,1
6
5,7
4 2 0 Groep 1 (> 85 %)
Groep 2
Groep 3 (< 50 %)
Groepsindeling in functie van het % stamboekdeelname op het bedrijf
stamboekkalveren
Figuur 5
niet-stamboekkalveren
Percentage kalveren met een afwijking op ± 3 maand van 3 groepen van bedrijven ingedeeld naar hun graad van stamboekdeelname
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Groep
Aantal bedrijven
Aantal stamboekkalveren
Aantal nietstamboekkalveren
Gemiddeld aantal kalveren per bedrijf
Percentage stamboekdeelname
1
27
3 390
159
131
96
2
9
716
299
113
70
3
9
282
743
114
28
Alle
45
4 388
1 201
124
79
In deze tabel is enige informatie opgenomen met betrekking tot bovenstaande grafiek. Het betreft de volgende parameters per groep: het aantal bedrijven, stamboekkalveren en niet-stamboekkalveren, het gemiddeld aantal kalveren per bedrijf en het gemiddeld percentage stamboekdeelname.
39 Tabel 9 geeft het aantal kalveren met afwijkingen bij bezoek 1 en bezoek 2. Uit de analyse van deze tabel blijkt: -
1 362 van de 1 577 kalveren (= 86,4 %) vertonen noch bij bezoek 1, noch bij bezoek 2 een afwijking
-
54 kalveren die bij bezoek 1 geen afwijkingen vertoonden, evolueerden naar een toestand met afwijking (= 3,4 %)
-
142 kalveren vertoonden geen afwijking meer bij bezoek 2, alhoewel bij het eerste bezoek een afwijking vastgesteld werd (= 9,0 %)
-
Tenslotte is slechts bij 19 kalveren een afwijking vastgesteld zowel bij bezoek 1 als bij bezoek 2 (= 1,2 %).
In figuur 6 is voor de belangrijkste afwijkingen de relatieve frequentie van voorkomen afgebeeld bij bezoek 1 en bezoek 2. Zo blijkt dat de problemen in de voorpoten (code 20) gunstig evolueert met de leeftijd, net zoals de dikke tong (30 en 32) en in mindere mate de te rechte stand in de achterbenen (code 25). Daarentegen ziet men voor te kromme achterbenen (26), de vergroeide onderkaak (31), maar zeker de varkensmuil (40) een niet gewenste evolutie. Voor de kenmerken afwijkingen in de achterbenen, vergroeide onderkaak en varkensmuil is er zeker een genetisch determinisme. De kromme voorbenen zijn deels te verklaren door een genetisch determinisme en deels door een fenotypisch gevolg van de positie in de baarmoeder zoals gesuggereerd werd in deel 1.
40
Tabel 9
Aantal kalveren in functie van het voorkomen van afwijkingen op de leeftijd van ± 3 maand en ± 12 maand
Kalveren
Voorkomen van afwijkingen op de leeftijd van
Aantal
% 3 maand
12 maand
87
neen
neen
54
3
neen
ja
142
9
ja
neen
19
1
ja
ja
1 362
40 35 30 25 20 15 10 5 0 20
30
25 26 32 Code van afwijking
31
40
op de leeftijd van 3 maand op de leeftijd van 12 maand
Figuur 6
Relatieve frequentie van voorkomen van de belangrijkste afwijkingen in functie van de leeftijd van de kalveren (codes van afwijking:
20 - voorpoten 30 - dikke tong, licht uithangend 25 - achterpoten, recht 26 - achterpoten, krom 32 - dikke tong, zwaar uithangend 31 - onderkaak 40 - varkensmuil)
41
3.6.2
Sterfte
Tabel 10
Kalversterfte in functie van de leeftijd van het kalf
Gestorven kalveren
Leeftijd van de kalveren bij sterfte
(1)
% (1)
Voor het kalven
Gedurende het kalven
Binnen 48 uur
Binnen 15 dagen
Tussen 15 en 30 dagen
0,41
0,29
0,78
1,10
1,71
Tussen 1 en 4 maand
Na 4 maand
Totaal
1,83
3,51
9,63
% = aantal gestorven kalveren t.o.v. het totaal aantal kalveren (= 3 701)
Deze tabel 10 is samengesteld uit enerzijds de sterftecijfers van geboorte tot ± 4 maand (= 4,90 % - zie tabel 11 op blz. 43 uit deel 1) en anderzijds uit de sterftecijfers genoteerd in de volgende periode tot ± 12 maand (= 4,73 % - zie tabel 12 op blz. 44 van deze brochure). Dit totaal sterftecijfer van 9,63 % tot de leeftijd van ± 12 maand betekent een zwaar economisch verlies voor dit type van vleesveehouderij. In tabel 11 (blz. 42) wordt de frequentie van kalversterfte gegeven in functie van de oorzaken van sterfte. De ademhalingsstoornissen (code 30) blijken ook in dit onderzoek de belangrijkste oorzaak van sterfte tijdens de opfok. Doorgedreven wetenschappelijk onderzoek, relatie met opfokmethode, huisvesting en het brengen van informatie omtrent deze problematiek is niet uit de prioriteiten voor onderzoek en ontwikkeling weg te denken. Ook verteringsstoornissen (code 31), afwijkingen (code 20), ongevallen (code 18) en plotse dood (22) zijn belangrijke oorzaken van kalversterfte.
42 Tabel 11
Frequentie van kalversterfte volgens oorzaak
Oorzaken (1) Ademhalingsstoornissen
code 30
Aantal gestorven kalveren 48
% (2) 27,43
Verteringsstoornissen
31
30
17,14
Afwijkingen
20
26
14,86
Ongeluk
12
25
14,30
Plotse dood
22
17
9,71
Groeistoornissen
25
8
4,57
Andere ziekten
32
5
2,86
Witte vaarzenziekte
41
3
1,71
Andere oorzaken
90
9
5,14
Totaal aantal Totaal % (1) (2)
175
oorzaken gerangschikt in volgorde van aantal gestorven kalveren in % t.o.v. het totaal aantal gestorven kalveren
100
43 In deel 1 van de brochurereeks “Rundvleesproductie - resultaten van de projectbedrijven in Vlaanderen” zijn in tabel 2 de resultaten weergegeven van het percentage kalveren met een afwijking en het percentage gestorven kalveren, respectievelijk 8,15 en 4,9. In deze brochure zijn in tabel 12, voor de dieren die zowel een eerste als een tweede bezoek hebben gehad, het percentage dieren met een afwijking bij bezoek 1 en bezoek 2 weergegeven evenals het percentage sterfte tot de leeftijd van ± 4 maand (in de tabel aangeduid met deel 1) en tussen de leeftijd van ± 4 tot ± 12 maand (in de tabel aangeduid met deel 2). Uit voornoemde tabel 12 blijkt dat het percentage kalveren met een afwijking evolueert van 10,2 bij bezoek 1 naar 4,6 bij bezoek 2, een halvering. Bij vergelijking van de bedrijven onderling worden zeer grote verschillen vastgesteld: Afwijkingen van 0 tot 35,3 % kalveren bij bezoek 1 van 0 tot 16,7 % kalveren bij bezoek 2. Sterfte
van 0 tot 13,2 % in deel 1 van 0 tot 17,4 % in deel 2 van 2,2 tot 28,2 van geboorte tot de leeftijd van ± 12 maand.
Een hoog sterftepercentage mag dan al, ingevolge een eenzijdige selectie op conformatie, kenmerkend zijn voor het ras, toch blijkt uit tabel 12 dat een aantal bedrijven er in slagen door een goede of althans aangepaste bedrijfsvoering, dit probleem onder controle te houden. In tabel 13 worden per stier, althans deze die minstens 20 gecontroleerde nakomelingen in deze studie hadden, het aantal nakomelingen en het percentage kalveren met een afwijking bij bezoek 1 en bezoek 2 vermeld. Gemiddeld stellen we hier ook een halvering vast van de frequentie van voorkomen van afwijkingen. Een groep stieren volgt deze normale trend, een andere groep stieren heeft een positieve evolutie (lagere frequentie dan het gemiddelde). Daar tegenover staan enkele stieren die als echte “verervers” van afwijkingen mogen bestempeld worden. De veehouder heeft het recht deze stieren ten spoedigste te kennen, bij aankoop van sperma dient hij deze factor onder controle te houden.
44
3.6.3
Afwijkingen en sterfte van de kalveren per bedrijf
Tabel 12
Kalveren met een afwijking op ± 3 maand en op ± 12 maand, gestorven kalveren tot de leeftijd van ± 12 maand per bedrijf Nummer van het bedrijf
% kalveren met een afwijking op de leeftijd van
% gestorven kalveren
Deel 1
Deel 2
Totaal
3 maand
12 maand
0-4 maand
4-12 maand
0-12 maand
1
16,3
6,1
5,9
3,6
9,5
2
13,7
9,8
3,7
1,0
4,7
3
11,4
5,7
5,2
4,6
9,8
4
9,1
0,0
3,7
0,0
3,7
5
13,9
5,6
5,1
7,9
13,0
6
15,0
0,0
9,6
3,7
13,3
7
20,9
9,3
3,9
9,1
13,0
8
9,8
9,8
4,9
6,8
11,7
9
7,1
0,0
6,3
2,0
8,3
10
4,3
0,0
2,3
4,3
6,6
11
7,1
4,3
7,6
9,2
16,8
12
35,3
0,0
5,8
2,9
8,7
13
16,7
6,7
1,7
4,7
6,4
14
7,7
0,0
3,1
0,9
4,0
15
6,2
1,5
1,9
5,6
7,5
16
4,9
4,9
5,0
2,5
7,5
17
12,5
16,7
7,4
9,4
16,8
18
12,5
7,5
3,3
0,0
3,3
19
2,4
2,4
1,2
1,9
3,1
20
5,0
7,5
12,1
9,7
21,8
21
0,0
4,8
3,7
1,6
5,3
22
11,1
3,7
0,0
8,5
8,5
23
0,0
0,0
6,1
1,3
7,4
45
Nummer van het bedrijf
% kalveren met een afwijking op de leeftijd van
% gestorven kalveren
Deel 1
Deel 2
Totaal
3 maand
12 maand
0-4 maand
4-12 maand
0-12 maand
24
0,0
0,0
3,9
1,5
5,4
25
0,0
7,1
7,4
1,6
9,0
26
15,0
0,0
4,7
0,0
4,7
27
14,3
0,0
0,0
5,4
5,4
28
10,0
10,0
0,0
10,9
10,9
29
13,3
0,0
2,1
2,0
4,1
30
11,1
7,4
4,4
0,0
4,4
31
9,1
13,6
7,3
7,0
14,3
32
13,2
0,0
13,2
4,8
18,0
33
6,0
0,0
1,8
15,9
17,7
34
8,0
4,0
5,4
4,4
9,8
35
8,0
0,0
0,0
7,1
7,1
36
13,0
4,3
0,0
2,2
2,2
37
6,7
0,0
10,8
17,4
28,2
38
15,4
0,0
8,1
6,7
14,8
39
9,5
0,0
6,6
8,1
14,7
40
3,6
3,6
0,0
10,8
10,8
41
7,0
7,0
11,4
6,7
18,1
42
0,0
0,0
9,5
6,5
16,0
43
10,5
15,8
4,5
3,7
8,2
44
15,4
3,8
4,7
10,7
15,4
45
0,0
12,5
11,1
0,0
11,1
Totaal Gemiddeld
10,2
4,6
4,9
4,7
9,6
46 3.6.4
Evolutie van de afwijkingen bij de kalveren per stier
Tabel 13
Percentage nakomelingen met een afwijking op de leeftijd van ± 3 maand en ± 12 maand per stier Naam van de stier (1)
Aantal gecontroleerde kalveren op de leeftijd van ± 12 maand
% kalveren met een afwijking Bij bezoek 1 ± 3 maand
Bij bezoek 2 ± 12 maand
Eclatant
61
6,6
0
Lotus
49
4,1
2
Rivage
41
2,4
7,3
Eclat
39
10,3
0
Breugel
39
7,7
10,3
Napoleon
36
5,6
8,3
Taquin
35
22,9
8,6
Guliver
34
17,6
8,8
Dictateur
29
17,2
3,4
Fausto
29
13,8
6,9
Rival
29
6,9
0
Bart
27
11,1
0
Classique
27
14,8
11,1
Lelabel
26
3,8
19,2
Dandy
25
24
12
Marquis
25
0
4
Opticien
24
12,5
8,3
Galopeur
23
21,7
4,3
Ministre
23
8,7
0
Bison
23
4,3
0
Drama
23
8,7
0
Lutin
21
9,5
4,8
Dragon
21
4,8
4,8
47
Naam van de stier (1)
Aantal gecontroleerde kalveren op de leeftijd van ± 12 maand
% kalveren met een afwijking Bij bezoek 1 ± 3 maand
Bij bezoek 2 ± 12 maand
Agitateur
20
15
5
Brulot
20
20
10
Luron
20
5
10
10,2
4,6
Totaal aantal (2) Algemeen gemiddelde (1) (2)
1577
Enkel stieren met ten minste 20 nakomelingen Totaal aantal kalveren
48
3.7
Relatie tussen de beoordeling van een kenmerk op ± 3 maand en ± 12 maand
3.7.1
Uiterlijke bouw
Bij de bespreking van de mogelijke relatie tussen de uiterlijke bouw vastgesteld bij bezoek 1 en deze vastgesteld bij bezoek 2, wordt gesteund op de gegevens vermeld in tabel 14. De bouw wordt op een uniforme wijze beoordeeld door Walter WILLEMS bij bezoek 1 en bezoek 2. Globaal gezien hebben we voor de beoordeling op elk ogenblik (bezoek 1 of bezoek 2) een mooie, quasi normale, verdeling. De bij de geboorte als matig beoordeelde kalveren (90 kalveren kregen code 6 voor bouw-1, bovenste lijn van tabel 14) worden ook op de leeftijd van 12 maand als eerder matig beoordeeld: 17 van de 90 of 19 % behoudt zijn code voor bouw, 61 van de 90 of 68 % stijgt tot bouw 7, 11 kalveren op 90 of 12 % scoort zelfs 8 en één kalf is met een code 9 beoordeeld. De 525 kalveren die voor bouw-1 de code 7 hebben gekregen, evolueren als volgt bij bezoek 2: 6 % van de kalveren daalt naar code 6 - 61 % behoudt zijn code - 31 % klimt naar code 8 en 2 % behaalt de hoogste notering. De 405 kalveren met code 8 voor bouw-1 (zeer goed bevleesde kalveren - derde lijn van tabel 14) zijn als volgt beoordeeld bij bezoek 2: 1 % van de kalveren daalt naar code 6 - 40 % daalt naar code 7 - 51 % behoudt zijn code en 8 % krijgt met code 9 een hogere beoordeling. Bij de beste groep kalveren (34 kalveren die bij bezoek 1 de code 9 hebben gekregen), wordt een terugval tot code 7 vastgesteld bij 12 % van de kalveren en tot code 8 bij 64 % van de kalveren. Slechts 24 % weet zijn code te behouden. Samenvattend kan men stellen dat kalveren, geboren met een goede bouw (code 8 en 9) niet onmiddellijk een waarborg zijn om op latere leeftijd eenzelfde bouw te behouden (41 % van niveau 8 zakt, 76 % van niveau 9 zakt), terwijl kalveren met een aanvankelijk matige bouw (code 6 en 7), een goede kans maken om op latere leeftijd beter te scoren wat uiterlijke bouw betreft (81 % van niveau 6 verbetert zich, 33 % van niveau 7 scoort later 8 of 9. In figuur 7 is de kwaliteitsbeoordeling van de kalveren weergegeven per geslacht. Er is alleen een klein verschil merkbaar in de verdeling tussen de codes 7 en 8. Figuur 8 geeft een visuele uitdrukking van het aantal kalveren opgesplitst naar hun beoordeling voor bouw op ± 3 maand en ± 12 maand. Ogenschijnlijk een stabiel beeld waarbij alleen het aandeel van code 6 bij de oudere kalveren is verminderd. De uitsplitsing van de groep kalveren, op de leeftijd van ± 3 maand beoordeeld met code 8, naar hun beoordeling tijdens het tweede bezoek is grafisch weergegeven in figuur 9. Deze figuur toont overduidelijk dat er nogal wat verschuivingen in kwaliteit plaatsvinden op latere leeftijd.
49 Een beoordeling van de kwaliteit van de kalveren op een leeftijd van ± 3 maand is duidelijk te vroeg en heeft praktisch maar een zeer kleine voorspellende waarde van de kwaliteit aan 12 maanden. Vandaar dat publicatie van fokwaarden over de kwaliteit van jonge kalveren niet aan te raden is.
Tabel 14
Relatie tussen de bouw bij bezoek 1 en de bouw bij bezoek 2
Bouw bezoek 2
6
7
8
9
Totaal aantal bezoek 1 90
Aantal %
Aantal %
Aantal %
Aantal %
6
17
19
61
68
11
12
1
1
7
30
6
323
61
162
31
10
2
525
8
6
1
161
40
206
51
32
8
405
9
0
0
4
12
22
64
8
24
34
Bouw bezoek 1
Totaal aantal bezoek 2
53
549
401
51
1 054
100 80 60 40 20 0 stieren 9
Figuur 7
vaarzen 8
7
6
Percentage kalveren in functie van hun geslacht en beoordeling voor uiterlijke bouw
Uit figuur 7 wordt duidelijk dat voor beide geslachten de uiterste scores voor bouw beperkt zijn (6 en 9). Wat de middenklassen 7 en 8 betreft, kan een groter aandeel stieren dan vaarzen in de klasse 8 ingedeeld worden.
50
1200 1000 800 600 400 200 0 Bouw-1 9
Figuur 8
Bouw-2 8
7
6
Aantal kalveren beoordeeld voor uiterlijke bouw met de score 6, 7, 8 en 9 op de leeftijd van ± 3 maand (bouw-1) en ± 12 maand (bouw-2)
Op het eerste zicht toont figuur 8 aan dat de klasse 6 op latere leeftijd minder voorkomt, ten voordele van de hoogste klasse. De aandelen van de klassen 7 en 8 blijven ogenschijnlijk gelijk. Tabel 14 en figuur 9 tonen evenwel aan dat er intern nogal wat verschuivingen optreden, zodat een beoordeling van de kwaliteit van de kalveren geen betrouwbare aanduiding geeft over de kwaliteit op latere leeftijd (12 maanden).
51
100 80 60 40 20 0 Bouw-1 9
Bouw-2 8
7
6
Figuur 9
Verdeling van de kalveren beoordeeld voor uiterlijke bouw bij bezoek 1 met code 8 (bouw-1) over de hen toegekende code voor bouw bij bezoek 2 (bouw-2)
3.7.2
Voedingsniveau
Tabel 15 en figuur 10 geven een evolutief beeld van het voedingsniveau bij de twee bezoeken. Vooreerst valt op dat de code 1 (uiterste rijk-prijskampgericht) bij bezoek 1 niet gegeven wordt, doch wel bij bezoek 2 (in 11 % van de gevallen). In het begin van de opfok wordt dus iets minder rijk gevoederd dan in de periode rond de leeftijd van ± 12 maand. Dit lijkt een logische aanpak, omdat pas op latere leeftijd energierijkere rantsoenen worden gegeven. Bovendien spelen wellicht ook omstandigheden zoals deelname aan jaarmarkten en opportuniteiten van verkoop of het begin van de afmestfase hierin een rol.
52 Tabel 15
Relatie tussen het voedingsniveau bij bezoek 1 (voedingsniveau-1) en het voedingsniveau bij bezoek 2 (voedingsniveau-2)
Voedingsniveau-2
1
2
3
4
Aantal %
Aantal %
Aantal %
Aantal %
Totaal aantal voeding-1
Voedingsniveau-1 Aantal %
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0,0
2
24
9
175
65
65
24
6
2
270
25,5
3
84
12
370
53
224
32
20
3
698
66,0
4
9
10
45
51
33
37
2
2
89
8,5
Totaal aantal 117 590 voedingsniveau-2 Percentage 11,1
322 55,8
28
1 057
30,5
2,6
100
Van de kalveren die aanvankelijk voedingsniveau 2 toebedeeld kregen, behoudt 65 % dit niveau op de leeftijd van ± 12 maanden, terwijl 26 % in voedingsniveau afneemt. De kalveren die bij het eerste bezoek een score 3 kregen, stijgen in 65 % van de gevallen naar een beter score, terwijl slechts 32 % voedingsniveau 3 blijft behouden. De kalveren die in eerste instantie score 4 kregen, gaan in 37 % van de gevallen 1 en in 51 % van de gevallen zelfs 2 klassen stijgen. Een 10 % stijgt zelfs met 3 klassen tot niveau 1. Daardoor zijn bij het bezoek op een leeftijd van ± 12 maanden de meeste kalveren in de tweede klasse in te delen (55,8 %), daar waar dit bij het eerste bezoek nog de derde klasse was (66,0 %). Met de gegevens uit tabel 15 en naar het voorbeeld van figuur 9 (bouw) kan de lezer zelf de verschuivingen in voedingsniveau vaststellen.
70 60 50 40 30 20 10 0 1
2 3 Code van voedingsniveau Bezoek 1
Figuur 10
4
Bezoek 2
Evolutie van het voedingsniveau van bezoek 1 naar bezoek 2
53
3.8
Invloed van beengebreken op een aantal kenmerken
Om de invloed van de beengebreken te kunnen kwantificeren is in tabel 16 voor een aantal kenmerken de gemiddelde meting of beoordeling berekend, enerzijds voor de groep dieren met beengebreken en anderzijds voor de groep dieren zonder beengebreken. Uit de lezing van tabel 16 zou kunnen blijken dat beengebreken geen invloed hebben op de parameters romplengte, borstomtrek, schofthoogte, waarde, uiterlijke bouw en voedingsniveau. Nochtans dient men bij de interpretatie rekening te houden met het verschil in gemiddelde leeftijd (de groep kalveren met beengebreken is 21 dagen jonger) en in verhouding tussen aantallen stieren en vaarzen in de beide groepen (de groep kalveren met beengebreken bestaat voor 95 % uit stieren, de groep kalveren zonder beengebreken bestaat voor 60 % uit stieren). Door wegwerken van het verschil in leeftijd, schuiven, inzake romplengte, borstomtrek en schofthoogte, de kalveren met beengebreken op in de richting van de kalveren zonder beengebreken. Indien we bovendien rekening houden met de verschillen in romplengte, borstomtrek en schofthoogte tussen stieren en vaarzen (tabel 5, blz. 26) stellen we vast dat de kalveren met beengebreken ongeveer 3 cm korter, ruim 2 cm lager zijn en een borstomtrek hebben die meer dan 3 cm kleiner is dan de kalveren zonder beengebreken. Uit de tabel blijkt dan wel duidelijk dat de kalveren met beengebreken een minder hoog voedingsniveau hebben. Tabel 16
Invloed van beengebreken op de score van enkele kenmerken Gemiddelde score Kalveren met beengebreken
Kenmerken
Kalveren zonder beengebreken
Romplengte
(cm)
135,23
137,73
Borstomtrek
(cm)
179,13
180,71
Schofthoogte
(cm)
112,31
114,39
Berekend gewicht
(kg)
425,79
435,65
(BEF/kg)
108,62
106,35
Bouw
7,49
7,42
Voedingsniveau
2,64
2,23
39 (37 + 2 ) 381
1018 (619 + 399) 402
Waarde
Aantal (aantal stieren en vaarzen) Leeftijd (dagen)
54
3.9
Gemiddelde score van enkele kenmerken in functie van een aantal bedrijfsparameters
Van bij de aanvang van deze studie werden de bedrijven ingedeeld volgens het type van uitbating (zie ook tabel 1 op blz. 14). Type 1 staat voor de bedrijven waar de koeien nog grotendeels gemolken worden, het gaat hier echter maar over 5 bedrijven met in totaal 87 kalveren. De grootste groep kalveren, namelijk 511 zitten op bedrijven waar de kalveren zuigen. Type 3, melken en zuigen, komt ook maar weinig voor. De tweede grootste groep is deze van de bedrijven waar de kalveren niet zuigen, maar de koeien ook niet gemolken worden.
Tabel 17
Gemiddelde score van enkele kenmerken in functie van het type van uitbating van de bedrijven
Type van uitbating (1)
1
2
3
4
Alle kalveren
Parameters Schofthoogte(cm)
115,38
113,57
116,25
114,74
114
Romplengte (cm)
138,94
137,30
137,52
137,80
137
Borstomtrek (cm)
183,22
178,81
183,32
182,01
180
Waarde
102,56
105,85
104,54
108,38
106
Bouw
7,34
7,34
7,29
7,57
7,42
Voedingsniveau
2,06
2,41
2,52
2,02
2,25
87
511
69
390
1057
387
405
433
393
401
(BEF/kg)
Aantal (2) Leeftijd (1)
(2)
(dagen)
code 1=melken, 2 = zuigen, 3=melken + zuigen, 4=noch melken noch zuigen Het betreft een eenmalige codering van de bedrijven bij het begin van het project, bij een latere wijziging naar een andere uitbatingsvorm blijft de originele code behouden Aantal kalveren met gemeten borstomtrek
Op basis van de resultaten van tabel 17 kunnen diverse gemeten en beoordeelde parameters met mekaar vergeleken worden in functie van het type van uitbating van de bedrijven. Het type van uitbating geeft het overwegend beeld van de keuze van bedrijfsvoering weer. Het is dus best mogelijk dat op een bedrijf, met overwegend zuigkalveren, ook een aantal kalveren gespeend wordt vanaf de geboorte. Uit de vergelijking van type 2 en 4 kan geconcludeerd worden dat niettegenstaande de kalveren van bedrijfstype 2 (zuigen) een 10-tal dagen ouder zijn dan deze in type 4, ze toch iets kleiner zijn, een vergelijkbare romplengte vertonen, een kleinere borstomtrek hebben, een lagere beoordeling krijgen in waarde en bouw, maar ook een iets minder hoog gewaardeerde voedingsniveau hebben.
55 Bedrijven van type 2 (zuigen) hebben een lager voedingsniveau. Hieruit kunnen we afleiden dat zij minder intensief voederen en daardoor als bedrijf een meer extensief karakter vertonen. De gegevens van type uitbating 1 en 3 zijn afkomstig van een gering aantal kalveren en daarom ook met de nodige voorzichtigheid te beoordelen.
Tabel 18
Gemiddelde score van enkele kenmerken in functie van het al dan niet zuigen van de kalveren
Zuigen van de kalveren
Ja
Neen
Alle kalveren
Parameters Schofthoogte
(cm)
113,90
114,74
114
Romplengte
(cm)
137,62
137,65
137
Borstomtrek
(cm)
179,56
181,72
180
Waarde
(BEF/kg)
105,50
107,34
106
Bouw
7,33
7,52
7,42
Voedingsniveau
2,40
2,10
2,25
Aantal (1)
524
533
1057
406
396
401
Leeftijd (1)
(dagen)
Aantal kalveren met gemeten borstomtrek
Om het aspect “zuigen van de kalveren versus opfok aan de emmer” beter te kunnen beoordelen zijn in tabel 18 de gemiddelde resultaten van de gemeten en beoordeelde parameters weergegeven in functie van het al dan niet zuigen van kalveren. Niettegenstaande de niet-zuigende kalveren gemiddeld 10 dagen jonger zijn dan de zuigende kalveren, behalen ze gemiddeld dezelfde schofthoogte en romplengte en scoren zij hoger voor borstomtrek. Zij worden voor waarde en uiterlijke bouw iets hoger gewaardeerd en zij hebben inzake voedingsniveau een betere beoordeling gekregen. Hierdoor wordt duidelijk aangegeven dat de doorgroei naar een leeftijd van 12 - 13 maanden bij niet-zuigende kalveren, onder een licht beter voedingsniveau en in de omstandigheden zoals ze gekend zijn in deze groep bedrijven, aanleiding kan geven tot een sterke groei en een iets hogere waarde.
56 In tabel 19 is dezelfde oefening herhaald maar nu om na te gaan welke invloed de aard van de verstrekte biest eventueel heeft op een aantal parameters. Omwille van het aantal waarnemingen kunnen we ons hier best beperken tot de groep met code 1 voor verstrekte biest (biest van de moeder zonder meer) met 607 kalveren en deze met code 4 (biest van de moeder die van te voren gevaccineerd werd) met 416 kalveren. De leeftijd zit dicht bij mekaar met 399 en 406 dagen en laat derhalve toe de beide groepen met mekaar te vergelijken. We stellen vast dat de groep kalveren die de gewone biest ontvingen, iets groter, langer, dikker en dus zwaarder zijn, maar in kwaliteit (BEF/kg) iets moeten inboeten, terwijl voor uiterlijke bouw en voedingsniveau geen betekenisvolle verschillen opgetekend werden. Op het eerste zicht zou besloten kunnen worden dat vaccineren van de moeder tegen kalverdiarree geen voordeel oplevert voor de uitgroei van de kalveren tot de leeftijd van 400 dagen. Een gelijkaardige vaststelling is reeds geformuleerd in de eerste brochure. Vaccineren heeft vooral te maken met de noodzaak, en is vaak het gevolg van voorgaande of te verwachten problemen. Vaccineren komt blijkbaar minder voor dan niet vaccineren. Voorkomen door goed management is blijkbaar te verkiezen boven vaccinatie.
Tabel 19
Gemiddelde score van enkele kenmerken in functie van de aard van biestverstrekking
Aard van biestverstrekking (1)
1
3
4
Alle kalveren
5
Parameters Schofthoogte(cm)
114,90
--
113,64
116,50
114
Romplengte (cm)
138,20
136,43
136,89
135,80
137
Borstomtrek (cm)
181,70
178,30
179,23
183,50
180
Waarde
105,60
112,67
107,08
115,00
106
Bouw
7,42
7,57
7,41
7,50
7,42
Voedingsniveau
2,28
2,10
2,21
2,00
2,25
Aantal (2)
607
30
416
4
1057
399
371
406
467
401
Leeftijd (1) (2)
(BEF/kg)
(dagen)
code 1=moeder niet gevaccineerd, 3=extra antistoffen toegediend, 4=moeder gevaccineerd, 5=IBR-vrije biest Aantal kalveren met gemeten borstomtrek
57
3.10
Gemiddelde score van enkele kenmerken in functie van uiterlijke bouw en voedingsniveau
In tabel 20 zijn de gemiddelden van een aantal parameters samengebracht in functie van de code voor uiterlijke bouw. De ouderdomsverschillen zijn relatief gering, waardoor vergelijkingen mogelijk zijn. De schofthoogte lijkt geen verband te hebben met de beoordeling voor uiterlijke bouw. De romplengte daarentegen neemt licht toe met een hogere waardering voor bouw, met uitzondering voor de kalveren beoordeeld met code 9. Deze kalveren, klaargemaakt voor de prijskamp, zijn duidelijk korter dat deze die beoordeeld zijn met de code 8 (zeer goed). De borstomtrek lijkt nog het meest gecorreleerd met de beoordeling voor uiterlijke bouw. De waarde in BEF/kg loopt uiteraard parallel met de bouw en klimt dus van code 6 naar code 9. Ook het voedingsniveau lijkt sterk gecorreleerd te zijn met de beoordeling voor uiterlijke bouw.
Tabel 20
Gemiddelde score van enkele kenmerken in functie van de uiterlijke bouw
Uiterlijke bouw (1)
6
7
8
9
Alle kalveren
Parameters Schofthoogte(cm)
113,51
114,54
114,26
113,25
114
Romplengte (cm)
135,53
137,67
138,10
136,24
137
Borstomtrek (cm)
175,06
179,59
182,63
182,65
180
93,96
104,33
110,20
112,92
106
2,58
2,46
1,99
1,67
2,25
53
549
402
51
1055
389
403
402
389
401
Waarde
(BEF/kg)
Voedingsniveau Aantal (2) Leeftijd (1) (2)
(dagen)
code 6=vlees, 7=goed vlees, 8=zeer goed vlees, 9=extra vlees Aantal kalveren met gemeten borstomtrek. Er zijn twee kalveren minder dan in de voorgaande tabellen omdat 1 kalf code 4 heeft gekregen voor uiterlijke bouw en 1 kalf code 5.
58 Tabel 21
Gemiddelde score van enkele kenmerken in functie van het voedingsniveau
Voedingsniveau (1)
1
2
3
4
Alle kalveren
Parameters Schofthoogte(cm)
114,20
115,37
112,88
108,89
114
Romplengte (cm)
139,63
138,75
135,49
130,30
137
Borstomtrek (cm)
181,77
184,23
174,78
167,37
180
Waarde
110,02
106,69
104,98
102,50
106
Bouw
8,03
7,46
7,18
6,86
7,42
Aantal (2)
117
591
322
27
1057
412
393
408
445
401
Leeftijd (1) (2)
(BEF/kg)
(dagen)
code 1= uitstekend, 2=zeer goed, 3=goed, 4=onvoldoende aantal kalveren met gemeten borstomtrek
Tabel 21 geeft het gemiddelde van een aantal parameters in functie van het vastgestelde voedingsniveau tijdens bezoek 2 (leeftijd van ± 12 maanden). De lezer dient bij de interpretatie van deze gegevens zeker rekening te houden met ouderdomsverschillen en met een zeer beperkt aantal in een bepaalde groep. Voedingsniveau 1, de hoogste beoordeling, geeft dieren die qua schofthoogte, romplengte en borstomtrek rond het algemeen gemiddelde scoren en die inzake waarde en uiterlijke bouw een hogere beoordeling hebben gekregen. Groep 2 (zeer goed voedingsniveau) heeft het hoogst aantal doch gemiddeld jongste dieren. Deze groep kenmerkt zich door een grotere schofthoogte, romplengte en borstomtrek terwijl de uiterlijke bouw zich rond het algemeen gemiddelde situeert. De groep met voedingsniveau 3 geeft kleinere dieren met minder lengte, borstomtrek en waarde. Ook de uiterlijke bouw is lager gewaardeerd. Uit de duidelijk lagere gemiddelden voor schofthoogte, romplengte en borstomtrek kan besloten worden dat de kalveren van groep 4 blijkbaar geremd zijn in hun groei. Ook inzake waarde en uiterlijke bouw is de score opvallend lager dan het gemiddelde.
59
3.11
Lijst van de stieren met hun stamboeknummer en volledige naam
Tabel 22
Lijst van de stieren met hun stamboeknummer en volledige naam
Stamboeknummer
Naam
91503621096
ECLATANT
88602884091
DANDY du Tilleul
87904141056
GULIVER du Coin
93603640077
TAQUIN de Centfontaine
92200400085
CLASSIQUE de St. Lambert
88602346046
MINISTRE du Bouchelet
91502845096
ECLAT du Chemin de Fer
93601293081
BREUGEL d’au Chêne
87906387012
AGITATEUR de Somme
86900005039
GALOPEUR des Hayons
91901789023
MARQUIS du Molinia
90502737007
DICTATEUR de Maurage
92909340046
NAPOLEON de la Neuve Cour
93122890021
DRAGON
88900397037
BISON de Somme
90909987059
DOMINO de Somme
94400756068
MAKRO
94602437054
RIVAGE
88907699016
BRULOT de Somme
94901790067
FAUSTO de Fontena
93202578019
DRAMA van Terbeck
95901245028
RIVAL du Molinia
60
Stamboeknummer
Naam
91202757008
BART van de Overnellehoeve
91301663056
JEROEN
91603907073
AS DE TREFLE du Vanova
87602798028
LUTIN du Bouchelet
91907791000
URBAIN Vieille Tour de Tienne
92901932074
LELABEL de Jeneffe
86800132021
HEBREU
91500804056
ELITE de l’Orgelot
92908743090
LURON du Coin
92502560038
FERVENT
95602772085
VISCONTI
61
3.12
Regressievergelijkingen in functie van de leeftijd
In de meeste van de voorgaande tabellen zijn de gemiddelden voor borstomtrek, romplengte en schofthoogte weergegeven in functie van diverse parameters: het bedrijf, het kalfnummer van de moeder, de stier, de aanwezigheid van beengebreken, de type van uitbating, het al dan niet zuigen van de kalveren, de aard van biestverstrekking, de uiterlijke bouw en het voedingsniveau. In al deze tabellen is voor elke expressievorm van de betrokken parameter telkens de gemiddelde leeftijd opgenomen zodat de lezer onmiddellijk de gemiddelde waarde kan relateren aan deze leeftijd. Het is de lezer overduidelijk bekend dat de borstomtrek, de romplengte en de schofthoogte tot volwassenheid toeneemt met de leeftijd. In de volgende regressievergelijkingen is, op basis van alle informatie ingezameld op de projectbedrijven, het verband tussen de leeftijd en elk van de drie bedoelde parameters weergegeven:
Borstomtrek = 147,3 + 0,0832 x de leeftijd
R2 = 0,235
Romplengte = 118,9 + 0,0467 x de leeftijd
R2 = 0,251
Schofthoogte = 99,9 + 0,0360 x de leeftijd
R2 = 0,256
Deze vergelijkingen zijn enkel geldig voor leeftijden die liggen in de buurt van leeftijden van de kalveren bij het tweede bezoek namelijk tussen ongeveer 11 maand en 16 maand. Op basis van deze vergelijkingen kan de veehouder het gemiddelde van het BWB-ras inzake borstomtrek, romplengte en schofthoogte uitrekenen in functie van een opgegeven leeftijd en aldus het resultaat van deze bewerking vergelijken met een meting op zijn dieren. Zodoende kan hij vaststellen of zijn dieren al dan niet hoger, langer zijn of een grotere borstomtrek hebben dan het gemiddelde van het ras. Het gegeven R2 (R kwadraat) geeft aan welk percentage van de totale variatie van dit kenmerk verklaard wordt door de leeftijd. Grosso modo en voor elk van de drie kenmerken is dit 25. Dit wil meteen ook zeggen dat 75 % van de variatie te wijten is aan andere factoren zoals onder andere het bedrijf, de stier, de aard en kwaliteit van de voeding,…... Om alsnog een aantal betrouwbare vergelijkingen mogelijk te maken is in tabel 23 op de volgende bladzijden een herberekening gedaan van de gemiddelde borstomtrek, romplengte en schofthoogte voor kalveren met een leeftijd van 400 dagen.
62
Tabel 23
Nummer van de tabel(len) 2-3
6
Herberekening naar de leeftijd van 400 dagen van de gemiddelde borstomtrek, romplengte en schofthoogte
Kenmerk
Bedrijf
Pariteit
Borstomtrek (cm)
Romplengte (cm)
Schofthoogte (cm)
Bruto
Na correctie
Bruto
Na correctie
Bruto
Na correctie
7
184,21
186,56
137,78
139,10
115,67
116,69
3
182,94
183,21
138,13
138,29
113,96
114,08
16
176,08
173,10
134,41
132,74
111,25
109,97
22
167,39
169,45
131,41
132,57
109,10
109,99
2
182,28
178,67
138,72
136,69
114,93
113,38
11
185,41
182,87
137,20
135,77
116,38
115,35
1
179,39
179,01
137,15
136,93
113,76
113,59
2
181,38
181,03
138,28
138,08
114,83
114,69
3
183,59
183,63
138,46
138,48
115,00
115,04
4
180,21
180,83
137,56
137,91
114,22
114,48
5+
183,22
180,81
138,27
136,92
115,36
114,29
ET
179,10
180,30
137,05
137,72
113,82
114,34
Totaal
180,66
180,64
137,68
137,67
114,31
114,31
63
Nummer van de tabel(len) 7
21
20
Kenmerk
Borstomtrek (cm)
Romplengte (cm)
Schofthoogte (cm)
Bruto
Na correctie
Bruto
Na correctie
Bruto
Na correctie
Eclat
182,49
182,70
138,71
138,83
115,26
115,48
Eclatant
184,10
181,56
139,40
137,98
115,74
114,64
Lelabel
178,50
180,47
137,23
138,34
113,42
114,27
Breugel
184,76
186,89
139,10
140,30
115,21
116,13
Rivage
178,89
175,07
136,71
134,57
112,80
111,15
Rival
169,84
172,09
136,16
137,42
111,64
112,61
1
181,77
180,74
139,63
139,05
114,20
113,79
2
184,23
184,85
138,75
139,10
115,37
115,63
3
174,78
174,08
135,49
135,10
112,88
112,57
4
167,37
163,58
130,30
128,17
108,89
107,62
6
175,06
176,01
135,53
136,06
113,51
114,13
7
179,59
179,38
137,67
137,55
114,54
114,45
8
182,63
182,48
138,10
138,02
114,26
114,19
9
182,65
183,58
136,24
136,76
113,25
113,66
Stier
Voeding-2
Bouw-2
64
Nummer van de tabel(len) 19
Kenmerk
Borstomtrek (cm)
17
16
Schofthoogte (cm)
Bruto
Na correctie
Bruto
Na correctie
Bruto
Na correctie
181,70
181,83
138,20
138,29
114,90
114,87
179,23
178,75
136,89
136,62
113,64
113,47
ja
179,56
179,06
137,62
137,35
113,90
113,72
neen
181,72
182,06
137,65
137,84
114,74
114,85
Type uitbating 1
183,22
184,26
138,94
139,53
115,38
115,83
2
178,81
178,42
137,30
137,08
113,57
113,43
3
183,32
180,53
137,52
135,99
116,25
115,04
4
182,01
182,57
137,80
138,12
114,74
114,95
Beengebreken ja
179,13 180,71
180,725 180,566
135,23 137,73
136,128 137,652
112,31 114,39
112,998 114,336
Biest
1 4
18
Romplengte (cm)
Zuigkalf
neen
65 Uit de lezing en analyse van tabel 23 kunnen een aantal betekenisvolle besluiten gehaald worden: -
Op bedrijfsniveau bestaan er grote verschillen inzake borstomtrek, romplengte en schofthoogte. De belangrijkste oorzaken zijn wellicht het verschil in bedrijfsvoering en in genetisch niveau tussen de aanwezige koeien en de gebruikte fokstieren.
-
Inzake pariteit kan geconcludeerd worden dat kalveren uit een eerste kalving van een koe gemiddeld kleiner en korter zijn en een kleinere borstomtrek hebben terwijl kalveren uit een derde kalving gemiddeld ietwat groter en langer zijn en vooral een grotere borstomtrek hebben.
-
De invloed van de stier is duidelijk - er worden tussen stieren verschillen gemeten van 11 cm in borstomtrek, 6 cm in romplengte en 5 cm in schofthoogte.
-
Het voedingsniveau, beoordeeld op de leeftijd van ± 12 maand, blijkt een duidelijke invloed te hebben op de maten. De kalveren met voedingsniveau 1 en 2 zijn zowel inzake borstomtrek, romplengte en schofthoogte beter ontwikkeld dan de kalveren met voedingsniveau 3 en 4. Kalveren met een voedingniveau beoordeeld als goed (code 3) en onvoldoende (code 4) hebben blijkbaar onvoldoende bouwstoffen uit voeding gekregen om zich normaal te ontwikkelen.
-
De beoordeling voor bouw van de kalveren op de leeftijd van ± 12 maand loopt gemiddeld nogal parallel met de gemeten borstomtrek: een grotere borstomtrek leidt tot een betere beoordeling voor bouw. Bij de romplengte en de schofthoogte is een duidelijke relatie met de bouw niet terug te vinden.
-
Met betrekking tot de verschillen inzake uitgroei van de kalveren in functie van de biestverstrekking dient men bij de interpretatie van de cijfers zeer voorzichtig te zijn. Uit de naakte cijfers zou kunnen afgeleid worden dat de kalveren, geboren uit moeders die gevaccineerd werden tegen diarree bij hun kalveren, tegenover de andere kalveren een mindere groei vertonen wat zich uit in een kleinere borstomtrek, een kortere romplengte en een kleinere schofthoogte. Zoals in deel 1 reeds vermeld werd, hebben bestaande problemen zoals o.a. van diarree wellicht aanleiding gegeven tot vaccineren. Het is niet uitgesloten dat deze problemen, die de veehouder door vaccinatie wil voorkomen, ook de oorzaak zijn van een relatief lagere groei. Het vaccineren moet veeleer gezien worden als een maatregel om een toestand recht te zetten dan als een voorzorgsmaatregel, hoe spijtig dit ook moge klinken.
66 -
Zuigkalveren hebben in vergelijking met niet-zuigkalveren een iets lagere schofthoogte en een kleinere borstomtrek. Alhoewel op de bedrijven waar de kalveren zuigen een behoorlijke variatie aanwezig is inzake het niveau van bijvoeding mag toch gesteld worden dat de voeding of bijvoeding van de zuigkalveren gemiddeld van een minder niveau is dan het voedingsniveau van de kalveren die niet zuigen (respectievelijk 2,40 en 2,10). Dit blijkt o.a. uit de gegevens van tabel 18 – blz. 55. Dit is wellicht de reden waarom de zuigkalveren bij deze berekeningen iets kleiner uitvallen en een kleinere borstomtrek hebben.
-
De kalveren met gemiddeld de grootste borstomtrek, de grootste romplengte en schofthoogte vinden we op de bedrijven met type 1 als uitbating, het betreft bedrijven waar de koeien gemolken worden. De kalveren met gemiddeld de laagste waarde voor schofthoogte, romplengte en borstomtrek staan op bedrijven waar de koeien de kalveren zogen (groep 2).
-
De ontwikkeling van de kalveren inzake borstomtrek, romplengte en schofthoogte tot op de leeftijd van ± 12 maand lijkt slechts in beperkte mate beïnvloed te worden door de eventuele aanwezigheid van beengebreken. Indien we echter rekening houden met het verschil in verhouding van aantal stieren en vaarzen in elke groep, wordt de invloed van beengebreken op de ontwikkeling van het dier duidelijk.
67
4
Besluiten
Deze tweede publicatie slaat op een aantal gegevens, ingezameld op de witblauwe veestapel van de 45 projectbedrijven in Vlaanderen voor de fase van 4 tot ongeveer 12 maanden. In deze brochure zijn de resultaten, ingezameld van kalveren op een leeftijd van ± 12 maand, besproken. Deze leeftijd dient zeer ruim geïnterpreteerd te worden; de grote variatie in leeftijd heeft te maken met o.a. het feit dat de bedrijven slechts 2 tot 3 maal per jaar zijn bezocht. Een eerste vaststelling betreft het feit dat slechts ongeveer de helft van de mogelijk aanwezige kalveren zijn beoordeeld (1577 op 3701). Bovendien blijkt dat twee derden van de kalveren, waarvan informatie rond de leeftijd van ± 12 maand bekend is, ook effectief zijn gemeten of beoordeeld. Dit is een onderschatting omdat de voordien gestorven kalveren ook in het totaal aantal zijn inbegrepen. Op een leeftijd van 401 dagen bedroeg de gemiddelde schofthoogte 114 cm, de romplengte 138 cm, de borstomtrek 181 cm en het hieruit berekend levend gewicht 435 kg. Alhoewel het aanvankelijk de bedoeling was de kalveren te wegen, zijn slechts 38 kalveren, allemaal stierkalveren, gewogen. Daarom ook dat het hoger vermelde gewicht berekend is uitgaande van de gemeten borstomtrek. De mannelijke kalveren hebben in vergelijking met de vrouwelijke een grotere borstomtrek, ze zijn langer en groter en krijgen een hogere beoordeling voor waarde. Dit is logisch, want hun beoordeling voor bouw is ook iets hoger. De parameters borstomtrek, romplengte, schofthoogte, waarde, voedingsniveau en bouw worden in beperkte mate beïnvloed door het kalfnummer van de moeder. Alleen de waarde, het voedingsniveau en de bouw van de ET-kalveren wijken in positieve zin af van de gemiddelde resultaten van de andere kalveren. Inzake het gebruik van stieren valt het zeer grote aantal stieren op, namelijk 233 voor in totaal 1057 kalveren hetzij gemiddeld minder dan 5 kalveren per stier. Slechts 10 stieren hebben meer dan 20 nakomelingen. De meest voorkomende afwijkingen rond de leeftijd van 12 maanden zijn kromme achterpoten en varkensmuil. In vergelijking met de waarnemingen vastgesteld tijdens het eerste bezoek halveert de frequentie van afwijkingen (afgerond van 10 % naar 5%). Sommige afwijkingen verminderen in aantal (voorpoten in sterke mate, rechte achterpoten in beperkte mate, dikke tong-licht uithangend bijna volledig), terwijl andere afwijkingen in frequentie toenemen (kromme achterpoten, onderkaak en varkensmuil).
68 Van geboorte tot de leeftijd van ± 12 maanden bedraagt het sterftepercentage bijna 10 %. Dit is een van de zwakke punten van het ras waaraan de fokker en de verantwoordelijke veeteeltverenigingen volop aandacht dient te geven. Ademhalingsstoornissen en verteringsstoornissen zijn de meest voorkomende redenen van sterfte. Zowel per bedrijf als per stier zijn er duidelijke verschillen inzake sterfte en afwijkingen. Uit de vergelijking van de beoordeling voor bouw op de leeftijd van ± 3 maand en ± 12 maand blijkt dat het quasi onmogelijk is om op jonge leeftijd en met voldoende betrouwbaarheid de latere bouw van een dier te voorspellen. De beoordeling voor bouw wordt gemiddeld niet bepaald door de schofthoogte en de romplengte doch wel door de borstomtrek. Een duidelijk verband wordt vastgesteld tussen de beoordeling voor bouw en waarde en tussen de beoordeling voor bouw en voedingsniveau. Een voedingsniveau, beoordeeld als goed (code 3) en onvoldoende (code 4), geeft aanleiding tot kalveren met een lagere schofthoogte, een kortere romplengte en een kleinere borstomtrek. Een aantal tabellen tonen, ingevolge grote verschillen in leeftijd, een diffuus en moeilijk te interpreteren beeld inzake gemiddelden van metingen en beoordelingen. Op basis van een aantal regressievergelijkingen zijn tenslotte voor de meest relevante kenmerken (bedrijven, pariteit, stier, voedingsniveau, bouw, aard van de biest, al dan niet zuigkalf, type van uitbating, beengebreken) de parameters borstomtrek, romplengte en schofthoogte herberekend naar de leeftijd van 400 dagen, waardoor een betrouwbaarder vergelijking mogelijk wordt. Het zou interessant zijn de informatie van kalveren, geboren op deze projectbedrijven en opgefokt in de rundveeselectiecentra van Ciney en Ath, in een verdere studie aan de zelf ingewonnen informatie te kunnen toevoegen.
69
5
Lijst van tabellen en figuren
Tabellen
Tabel 1
Bedrijfsinformatie van de projectbedrijven
14
Tabel 2
Gemiddelde borstomtrek en berekend gewicht van de kalveren op de leeftijd van ± 12 maand per bedrijf
18
Tabel 3
Gemiddelde schofthoogte en romplengte van de kalveren op de leeftijd van ± 12 maand per bedrijf
20
Tabel 4
Gemiddelde scores voor voedingsniveau, uiterlijke bouw en gemiddelde waarde van de kalveren op de leeftijd van ± 12 maand per bedrijf
22
Tabel 5
Gemiddelde score van een aantal kenmerken van de kalveren op de leeftijd van ± 12 maand in functie van hun geslacht
26
Tabel 6
Gemiddelde score van een aantal kenmerken van de kalveren op de leeftijd van ± 12 maand in functie van het kalfnummer van de moeder
31
Tabel 7
Aantal gemeten of beoordeelde nakomelingen en de gemiddelde score van enkele parameters per stier
33
Tabel 8
Aard en frequentie van de voorkomende afwijkingen bij de kalveren op de leeftijd van ±12 maand en hun bijbehorende gemiddelde score van enkele parameters
37
Tabel 9
Aantal kalveren in functie van het voorkomen van een afwijking op de leeftijd van ± 3 maand en ± 12 maand
40
Tabel 10
Kalversterfte in functie van de leeftijd van het kalf
41
Tabel 11
Frequentie van kalversterfte volgens oorzaak
42
Tabel 12
Kalveren met een afwijking op ± 3 maand en ± 12 maand, gestorven kalveren tot de leeftijd van ± 12 maand per bedrijf
44
70
Tabel 13
Percentage nakomelingen met een afwijking op de leeftijd van ± 3 maand en ± 12 maand per stier
46
Tabel 14
Relatie tussen de bouw bij bezoek 1 en de bouw bij bezoek 2
49
Tabel 15
Relatie tussen het voedingsniveau bij bezoek 1 (voedingsniveau-1) en het voedingsniveau bij bezoek 2 (voedingsniveau-2)
52
Tabel 16
Invloed van beengebreken op de score van enkele kenmerken
53
Tabel 17
Gemiddelde score van enkele kenmerken in functie van het type van uitbating van de bedrijven
54
Tabel 18
Gemiddelde score van enkele kenmerken in functie van het al dan niet zuigen van de kalveren
55
Tabel 19
Gemiddelde score van enkele kenmerken in functie van de aard van biestverstrekking
56
Tabel 20
Gemiddelde score van enkele kenmerken in functie van de uiterlijke bouw
57
Tabel 21
Gemiddelde score van enkele kenmerken in functie van het voedingsniveau
58
Tabel 22
Lijst van de stieren met hun stamboeknummer en volledige naam
59
Tabel 23
Herberekening naar de leeftijd van 400 dagen van de gemiddelde borstomtrek, romplengte en schofthoogte
62
71
Figuren
Figuur 1
Ligging van de 45 projectbedrijven
5
Figuur 2
Gemiddeld gewogen gewicht van de kalveren bij geboorte en berekend gewicht op de leeftijd van ± 12 maand in functie van hun geslacht
27
Figuur 3
Gemiddelde borstomtrek van de kalveren op de leeftijd van ± 3 maand en ± 12 maand in functie van hun geslacht
28
Figuur 4
Gemiddelde romplengte van de kalveren op de leeftijd van ± 3 maand en ± 12 maand in functie van hun geslacht
29
Figuur 5
Percentage kalveren met een afwijking op 3 ± maand van 3 groepen van bedrijven ingedeeld naar hun graad van stamboekdeelname
38
Figuur 6
Relatieve frequentie van voorkomen van de belangrijkste afwijkingen in functie van de leeftijd van de kalveren
40
Figuur 7
Percentage kalveren in functie van hun geslacht en beoordeling voor uiterlijke bouw
49
Figuur 8
Aantal kalveren beoordeeld voor uiterlijke bouw met de score 6, 7, 8 en 9 op de leeftijd van ± 3 maand (bouw-1) en ± 12 maand (bouw-2)
50
Figuur 9
Verdeling van de kalveren beoordeeld voor uiterlijke bouw bij bezoek 1 met code 8 (bouw-1) over de hen toegekende code voor bouw bij bezoek 2 (bouw-2)
51
Figuur 10
Evolutie van het voedingsniveau van bezoek 1 naar bezoek 2
52
72
73
6
Contactpersonen van de Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling die betrokken zijn bij voorlichtingsactiviteiten (situatie op : 5 september 2008)
VLAAMSE OVERHEID Departement Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling Ellipsgebouw – 6de verdieping – Koning Albert II-laan 35, bus 40 – 1030 BRUSSEL E-mail
TELEFOON
FAX
[email protected]
(02)552 77 03
(02)552 77 01
ir. Johan VERSTRYNGE Afdelingshoofd
[email protected]
(02)552 78 73
(02)552 78 71
ir. Herman VAN DER ELST Ingenieur-directeur
[email protected]
(02)552 79 04
(02)552 78 71
[email protected]
(02)552 79 16
(02)552 78 71
[email protected]
(02)552 79 07
(02)552 78 71
(09)272 23 08
(09)272 23 01
Jules VAN LIEFFERINGE Secretaris-generaal
HOOFDBESTUUR ALGEMENE LEIDING
DIERLIJKE SECTOR
ir. Stijn WINDEY PLANTAARDIGE SECTOR EN GMO
ir. Els LAPAGE
BUITENDIENSTEN VLEESVEE
[email protected] ir. Laurence HUBRECHT Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE
Walter WILLEMS
[email protected] (03)224 92 76 (03)224 92 51 VAC – Anna Bijns gebouw, 3e verdieping – Lange Kievitstraat 111-113, bus 71 - 2018 ANTWERPEN MELKVEE
ir. Ivan RYCKAERT
[email protected] Baron Ruzettelaan 1 - 8310 BRUGGE (ASSEBROEK)
(050)20 76 90
(050)20 76 59
[email protected] (03)224 92 75 (03)224 92 51 Alfons ANTHONISSEN VAC – Anna Bijns gebouw, 3e verdieping – Lange Kievitstraat 111-113, bus 71 - 2018 ANTWERPEN
Jan WINTERS
[email protected] VAC - Koningin Astridlaan 50, bus 6, 2e verdieping – 3500 HASSELT
(011)74 26 85
(011)74 26 99
[email protected] (02)552 73 74 ir. Norbert VETTENBURG Ellipsgebouw – Toren B – Gelijkvloers – Koning Albert II-laan 35, bus 42 – 1030 BRUSSEL
(02)552 73 51
Achiel TYLLEMAN
[email protected] Baron Ruzettelaan 1 - 8310 BRUGGE (ASSEBROEK)
(050)20 76 91
(050)20 76 59
[email protected] ir. Suzy VAN GANSBEKE Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE
(09)272 23 07
(09)272 23 01
Tom VAN DEN BOGAERT
[email protected] Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE
(09)272 22 84
(09)272 23 01
VARKENS - KLEINVEE - PAARDEN
STALLENBOUW EN DIERENWELZIJN
74 TELEFOON
FAX
VOEDERGEWASSEN
ir. Dirk COOMANS
[email protected] (02)552 73 73 Ellipsgebouw – Toren B – Gelijkvloers – Koning Albert II-laan 35, bus 42 – 1030 BRUSSEL
(02)552 73 51
Geert ROMBOUTS
[email protected] (03)224 92 74 (03)224 92 51 VAC – Anna Bijns gebouw, 3e verdieping – Lange Kievitstraat 111-113, bus 71 - 2018 ANTWERPEN FRUIT
ir. Koen JESPERS
[email protected] VAC - Koningin Astridlaan 50, bus 6, 2e verdieping – 3500 HASSELT
(011)74 26 81
(011)74 26 99
Francis FLUSU
[email protected] VAC - Koningin Astridlaan 50, bus 6, 2e verdieping – 3500 HASSELT
(011)74 26 92
(011)74 26 99
Kim STEVENS
[email protected] VAC - Koningin Astridlaan 50, bus 6, 2e verdieping – 3500 HASSELT
(011)74 26 90
(011)74 26 99
ir. Annie DEMEYERE
[email protected] (02)552 73 75 Ellipsgebouw – Toren B – Gelijkvloers – Koning Albert II-laan 35, bus 42 – 1030 BRUSSEL
(02)552 73 51
Eugeen HOFMANS
[email protected] (02)552 73 78 Ellipsgebouw – Toren B – Gelijkvloers – Koning Albert II-laan 35, bus 42 – 1030 BRUSSEL
(02)552 73 51
INDUSTRIËLE GEWASSEN
INDUSTRIËLE GEWASSEN + AARDBEIEN
François MEURRENS
[email protected] (02)552 73 77 Ellipsgebouw – Toren B – Gelijkvloers – Koning Albert II-laan 35, bus 42 – 1030 BRUSSEL BOOMKWEKERIJ + GEWASBESCHERMING SIERTEELT ir. Frans GOOSSENS
[email protected]
(02)552 73 51
(09)272 23 15
(09)272 23 01
(09)272 23 16
(09)272 23 01
(09)272 23 03
(09)272 23 01
(011)74 26 91
(011)74 26 99
ir. Adrien SAVERWYNS
[email protected] Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE
(09)272 23 09
(09)272 23 01
[email protected] Marieke CEYSSENS Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE
(09)272 23 04
(09)272 23 01
(09)272 23 02
(09)272 23 01
(050)20 76 67
(050)20 76 59
ir. Marleen MERTENS
[email protected] Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE
(09)272 23 02
(09)272 23 01
Henkie RASSCHAERT
[email protected] Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE
(09)272 23 06
(09)272 23 01
Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE Yvan CNUDDE
[email protected] Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE GRANEN, EIWIT EN OLIEHOUDENDE GEWASSEN + BIOLOGISCHE LANDBOUW ir. Jean-Luc LAMONT
[email protected]
Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE Yvan LAMBRECHTS
[email protected] VAC - Koningin Astridlaan 50, bus 6, 2e verdieping – 3500 HASSELT SIERTEELT
GROENTEN IN OPEN LUCHT VOOR VERS GEBRUIK, WITLOOF EN CHAMPIGNONS ir. Marleen MERTENS
[email protected]
Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE GROENTEN IN OPEN LUCHT VOOR VERWERKING ir. Bart DEBUSSCHE
[email protected]
Baron Ruzettelaan 1 – 8310 BRUGGE (ASSEBROEK) GROENTEN ONDER GLAS
75
76