Ruimtelijke onderbouwing vestiging indoor-activiteitencentrum Electronicaweg 1 te Stadskanaal
1
2
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 3 Hoofdstuk 1:
Inleiding ....................................................................................................................... 5
1.1
Aanleiding................................................................................................................................ 5
1.2
Planologische regeling............................................................................................................. 5
1.2.1
Geldende planologische regeling .................................................................................... 5
1.2.2
Toekomstige planologische regeling ............................................................................... 6
1.2.3
bevoegdheid.................................................................................................................... 6
1.3
Leeswijzer ................................................................................................................................ 6
Hoofdstuk 2:
Planbeschrijving........................................................................................................... 7
2.1
Ruimtelijke structuur............................................................................................................... 7
2.2
Functionele structuur .............................................................................................................. 7
Hoofdstuk 3: 3.1
Beleid........................................................................................................................... 9
Gemeentelijk beleid ............................................................................................................... 9
Hoofdstuk 4:
Omgevingsaspecten .................................................................................................. 11
4.1
Ecologie ................................................................................................................................ 11
4.2
Archeologie............................................................................................................................ 11
4.3
Water..................................................................................................................................... 11
4.4
Milieuzonering....................................................................................................................... 11
4.5
Bodem ................................................................................................................................... 12
4.6
Luchtkwaliteit ....................................................................................................................... 12
4.7
Externe veiligheid .................................................................................................................. 13
4.8
Verkeer .................................................................................................................................. 14
Hoofdstuk 5:
Uitvoerbaarheid ........................................................................................................ 17
5.1
Maatschappelijke uitvoerbaarheid ....................................................................................... 17
5.2
Economische uitvoerbaarheid............................................................................................... 17
5.3
Conclusie ............................................................................................................................... 18
3
4
Hoofdstuk 1: 1.1
Inleiding
Aanleiding
De Oude Fabriek B.V. heeft bij het college van burgemeester en wethouders van Stadskanaal een aanvraag om Omgevingsvergunning ingediend voor de vestiging van een indoor-activiteitencentrum op het perceel Electronicaweg 1 te Stadskanaal. Het betreft één van de voormalige gebouwen van Philips. Sinds Philips er niet meer is gevestigd staat het betreffende gebouw leeg. De gemeente juicht het toe dat het gebouw nu weer zal worden gebruikt, dit voorkomt verpaupering van het gebouw en van de directe omgeving. Het gebouw heeft een oppervlakte van ongeveer 5151 m2.
1.2
Planologische regeling
1.2.1 Geldende planologische regeling Het perceel Electronicaweg 1 te Stadskanaal ligt in het plangebied van het bestemmingsplan “Stadskanaal Ceresdorp-Dideldom 2006” en heeft hierin de bestemming “Bedrijfsdoeleinden 2”.
Figuur 1: plankaart geldend bestemmingsplan.
De op plankaart voor bedrijfsdoeleinden 2 aangewezen gronden zijn met name bestemd voor bedrijven die in de bij het bestemmingsplan behorende bedrijvenlijst onder categorie 1,2 en 3 worden genoemd en voor bestaande bedrijven. Het indoor-activiteitencentrum wordt planologisch niet gezien als een bedrijf omdat de nadruk ligt op het sportieve-recreatieve aspect. Ook gaat het niet om een al bestaand bedrijf. Voor andersoortige activiteiten dan bedrijven zijn in de geldende bestemmingsplanvoorschriften geen ontheffingsmogelijkheden opgenomen. Daarom is de vestiging van het indoor-activiteitencentrum in strijd met het geldende bestemmingsplan.
5
1.2.2 Toekomstige planologische regeling De gemeente Stadskanaal verwacht nog in 2011 een nieuw bestemmingsplan voor het gebied waarin het perceel Electronicaweg 1 ligt in procedure te kunnen brengen. Het indoor-activiteitencentrum zal in het nieuwe bestemmingsplan positief worden bestemd. Vooruitlopend op de nieuwe planologische regeling wil de gemeente Stadskanaal medewerking verlenen aan de onderhavige aanvraag door toepassing van artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit artikel biedt de mogelijkheid om van het bestemmingsplan af te wijken bij het verlenen van een omgevingsvergunning indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. De onderhavige ruimtelijke onderbouwing dient ertoe om aan te tonen dat er in het geval van de vestiging van het indoor-activiteitencentrum sprake is van een goede ruimtelijke ordening. 1.2.3 bevoegdheid In principe beslissen burgemeester en wethouders op een aanvraag om omgevingsvergunning. Inhoudelijk zijn soms andere bestuursorganen mede verantwoordelijk voor de te verlenen omgevingsvergunning. Daarvoor is in artikel 2.27 van de Wabo een “verklaring van geen bedenking” (vvgb) opgenomen. Zonder een vvgb kan de omgevingsvergunning niet worden verleend. Bij het met ruimtelijke onderbouwing afwijken van het bestemmingsplan is een vvgb van de gemeenteraad nodig. In zijn vergadering van 18 oktober 2010 heeft de gemeenteraad van Stadskanaal echter besloten om alle activiteiten waarbij toepassing wordt gegeven aan artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 aan te wijzen als categorie waarvoor geen verklaring van geen bedenking is vereist. Dit betekent dat burgemeester en wethouders zonder raadpleging van de gemeenteraad de omgevingsvergunning kunnen verlenen.
1.3
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 is een beschrijving gegeven van het plan. Hierbij wordt ingegaan op de ruimtelijke en functionele aspecten van het plan. Vervolgens is in hoofdstuk 3 een beschrijving gemaakt van het rijks- provinciaal en gemeentelijk beleid dat een relatie heeft met het plangebied en/of de ontwikkeling. In hoofdstuk 4 wordt op de diverse omgevingsaspecten ingegaan. Tenslotte gaat hoofdstuk 5 in op de uitvoerbaarheid van het plan. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
6
Hoofdstuk 2: 2.1
Planbeschrijving
Ruimtelijke structuur
Het perceel Electronicaweg 1 ligt op het bedrijventerrein Mercurius. Het betreft een grootschalig bedrijventerrein aan de westzijde van Stadskanaal. Op het bedrijventerrein zijn bedrijven gevestigd van zeer uiteenlopende aard, zoals een werkvoorzieningsschap, een bakkerij en een afdichtingsbedrijf. De ontsluiting van het bedrijventerrein vindt plaats via de Electronicaweg en de Kathodeweg op de doorgaande weg, de Buinerweg. In figuur 1 is het gebouw waarin de activiteiten zullen plaatsvinden vanuit de lucht te zien.
Figuur 2: luchtfoto Electronicaweg 1
2.2
Functionele structuur
Het plan is om in het pand Electronicaweg 1 te Stadskanaal, kadastraal bekend gemeente Onstwedde, sectie N, nummer 4915 diverse indooractiviteiten mogelijk te maken. Het pand heeft een oppervlakte van 5151 m2. De nagenoemde activiteiten zullen in het pand worden ondergebracht: •
Kartbaan
•
Bowling
•
Lasergame 7
•
en hieraan ondergeschikt:
•
Poolcentrum
•
(internet)winkel waarin kleding voor het beoefenen van de kartsport kunnen worden gekocht
•
vergaderruimte
•
horeca
•
leerbedrijf, ten behoeve van het techniek-onderwijs.
Figuur 3: Electronicaweg 1 te Stadskanaal
8
Hoofdstuk 3:
Beleid
Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit bestemmingsplan. Rijksbeleid en provinciaal beleid zijn hiertoe niet van belang. Er zal daarom alleen worden ingegaan op het gemeentelijk beleid dat een relatie heeft met de genoemde ontwikkeling.
3.1
Gemeentelijk beleid
In de vergadering van 17 mei 2010 heeft de gemeenteraad het economisch programma met de titel “Stroomopwaarts” vastgesteld. Met het vaststellen van het document wordt beoogd om in samenhang met regionale acties eigen accenten te leggen en activiteiten te ondernemen om meer bedrijfsactiviteiten in Stadskanaal tot ontwikkeling te brengen. De vestiging van een indooractiviteitencentrum past goed in dit streven. Tevens wordt voorkomen dat een al enkele jaren leegstaand pand verpauperd.
Daarnaast heeft de gemeenteraad in maart 2009 de beleidsnotitie “Winnen door meedoen” vastgesteld. In het kader van de beleidsnotitie richt de gemeente zich op de volgende speerpunten: 1. Voorkoming en bestrijding overgewicht van kinderen in de Bredeschoolleeftijd (2 tot en met 12 jaar). 2. Activering van ouderen (55+). 3. Activering van jongeren (12 tot en met 23 jaar). 4. Activering van inactieven met een achterstand of een aandoening. Door het toevoegen van een indoorsportaccommodatie in de gemeente Stadskanaal wordt een bijdrage geleverd aan de vervulling van de in de notitie genoemde doelen. De accommodatie biedt namelijk voor elke doelgroep wat wils door de uiteenlopende activiteiten die er kunnen worden beoefend. Zoals in hoofdstuk 2 al vermeld acht de gemeente de vestiging eveneens uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar. Op grond van het geldende bestemmingsplan zijn bedrijven uit de milieu categorieën 1 tot en met 3 ter plaatse aanvaardbaar. Het indoor-activiteitencentrum valt binnen milieucategorie 3.1. Qua milieubelasting is de vestiging daarom toegestaan. 9
10
Hoofdstuk 4:
Omgevingsaspecten
Uit de bestaande omgevingssituatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden voortkomen voor dit bestemmingsplan. Het uitgangspunt voor de ruimtelijke onderbouwing is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de omgevingsaspecten beschreven.
4.1
Ecologie
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming Voor wat betreft de gebiedsbescherming gaat het om de bescherming van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en/of om gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied. Het pand ligt niet binnen de EHS. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op meer dan 3 kilometer van het pand. Gezien de beperkte ingreep, namelijk een inpandige verbouwing, en de afstand is geen effect op dit gebied te verwachten. Ten aanzien van gebiedsbescherming zijn er geen belemmeringen voor het plan. Soortenbescherming De soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen er geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfplaatsen) die in de wet zijn aangewezen, verstoord worden. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal RodeLijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng. De voorgenomen ontwikkeling betreft een inpandige verbouwing. Hierdoor zal geen (potentieel) leefgebied van beschermde soorten geschaad worden. Ten aanzien van soortenbescherming zijn er geen belemmeringen.
4.2
Archeologie
Op grond van het Verdrag van Malta en de daaruit voortvloeiende Wet op de archeologische monumentenzorg, dient te worden gekeken naar de archeologische waarden in het plangebied. Omdat het hier gaat om een inpandige verbouwing van het voormalig Philipsgebouw, wordt de bodem niet geschaad. Eventueel in de bodem aanwezige archeologische resten, zullen behouden blijven. Onderzoek is derhalve niet nodig. Ten aanzien van archeologie bestaan er geen belemmeringen voor deze ontwikkeling.
4.3
Water
Een belangrijke ontwikkeling in het waterbeleid is de Watertoets. Het doel van de Watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa’s. Voor dit plan is de versnelde watertoets bij het waterschap aangemeld. De standaardreactie van het waterschap is in bijlage 1 opgenomen. Er zijn geen consequenties voor het watersysteem. Ook is het niet nodig een watervergunning aan te vragen. Ten aanzien van water zijn er geen belemmeringen voor dit plan.
4.4
Milieuzonering
Het milieubeleid en de daarop gebaseerde regelgeving spelen een belangrijke rol bij het ruimtelijke ordeningsbeleid. Beide beleidsterreinen richten zich op de bescherming van de kwaliteit van de 11
(leef)omgeving. In ruimtelijke plannen wordt de situering van milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) ten opzichte van elkaar (milieuzonering) geregeld. In de toelichting bij een ruimtelijke onderbouwing dient aangegeven te worden op welke wijze aan dat beleid gestalte wordt gegeven. De VNG-brochure "bedrijven en milieuzonering" is hierbij een belangrijk hulpmiddel. Wordt aan de richtwaarden van deze brochure voldaan dan kan worden aangenomen dat het akoestisch klimaat bij de bestaande geluidsgevoelige bestemming(en) voldoende is en dat het bedrijf zich daar kan vestigen zonder vergaande voorschriften in het milieuspoor (vergunning, of maatwerk in het Activiteitenbesluit). Van de in hoofdstuk 2 genoemde activiteiten is het karten de activiteit die het meeste geluid zal produceren. In de genoemde VNG-brochure wordt deze activiteit (in een amusementshal) ingedeeld in categorie 3.1. De bijbehorende richtafstand bedraagt 50 meter. De dichtstbijzijnde geluidgevoelige objecten, de woningen aan het Dwarsdiep te Nieuw-Buinen, staan op een afstand van 260 meter. Daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de minimaal vereiste afstand van 50 meter tot geluidgevoelige objecten.
4.5
Bodem
Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen bij ruimtelijke plannen en projecten in het kader van de Wet bodembescherming te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. In dit geval behoeft geen bodemonderzoek te worden uitgevoerd aangezien er alleen gebruik wordt gemaakt van de bestaande bebouwing, er vindt geen uitbreiding van het gebouw plaats. Ook wordt het bestaande gebouw niet zodanig verbouwd dat de bodem wordt aangetast. De bestaande vloeren in het gebouw worden niet verwijderd.
4.6
Luchtkwaliteit
Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft de luchtkwaliteit. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkelingen, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit. De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als: • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of; • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt of; • een project “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het ministerie van VROM in samenwerking met InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan “niet in betekenende mate” bijdraagt aan luchtverontreiniging. Door het extra aantal voertuigbewegingen en het aandeel vrachtverkeer in te vullen, wordt een worstcase scenario berekend. Door het extra aantal voertuigbewegingen en het aandeel vrachtverkeer in te vullen, wordt een worstcase scenario berekend. Voor het aantal voertuig-bewegingen is uitgegaan van 50 voertuigen per woning per etmaal. Dit aantal wordt, op drukke dagen, maximaal verwacht door de initiatiefnemers. Wij achten dit aantal realistisch.
12
In de rekentool zijn daarom vijftig voertuigbewegingen ingevuld (zie bijlage 2). Uit de rekentool blijkt dat het project “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Ten aanzien van luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van het plan.
4.7
Externe veiligheid
Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het van belang te kijken naar functie die gevaar kunnen opleveren in of in de nabijheid van het plangebied. Op grond van de AMvB Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) wordt daarom gekeken naar zogenaamde risicovolle inrichtingen. Ingevolge het Bevi is sprake van een kwetsbaar object indien het een gebouw betreft “waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren: a. b.
kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, …”
Plangebied In de directe omgeving van de beoogde locatie zijn twee LPG-tankstations gelegen, te weten Kap Tankstations vof en Total Drentse Poort bv. De beoogde locatie ligt buiten het invloedsgebied van beide LPG-tankstations, maar binnen de effectafstand ‘gewond’ (570 meter). Een medewerker van de Regeling Brandweerorganisatie Zuid – Groningen (RBZG) heeft hierom het plan getoetst op bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen. De opkomsttijd naar het voormalige Philips terrein bedraagt ongeveer 7 minuten en is dus geen probleem. De (tweezijdige) bereikbaarheid is eveneens geen probleem. Het dichtstbijzijnde kwetsbare object, een BSO van Kinderopvang Stadskanaal aan de Verlengde Brugkade nr. 1 op hemelsbreed 350 meter afstand speelt in dit kader geen rol. De bluswatervoorziening vraagt wel om aandacht. Gezien het feit dat het een particulier terrein was, is er geen openbare bluswatervoorziening. Philips heeft bij de ontwikkeling van het terrein gezorgd voor een ringleiding met ondergrondse brandkranen die tot op heden nog steeds werken. De dichtbijziende openbare bluswatervoorziening (ondergrondse brandkraan) zit op 150 meter van het midden van het gebouw. Gezien de activiteiten is dit te ver. Op het terrein is een ringleiding met ondergrondse brandkranen aanwezig. Geadviseerd wordt om deze aanwezige bluswatervoorziening op het terrein te handhaven en dat bij aanpassingen van het systeem eerst toestemming van de gemeente (advies brandweer) wordt gevraagd. Aanpassen van de leiding mag niet ten koste gaan van de bluswatervoorziening. Als primaire bluswatervoorziening liggen er rond het gebouw 5 ondergrondse brandkranen. Secundaire waterwinning is het Stadskanaal op 750 meter afstand. Conclusie Geconcludeerd wordt dat de locatie op dit moment niet ligt binnen een plaatsgebonden risicocontour van 106 per jaar van een risicovolle (Bevi) inrichting of een invloedsgebied van een risicovolle inrichting. Der bereikbaarheid voor hulpdiensten is voldoende. De bestaande bluswatervoorziening biedt onvoldoende dekking. Door gebruik te maken van de bestaande ondergrondse ringleiding is er wel voldoende dekking. 13
Daarnaast wordt gekeken naar vervoer van gevaarlijke stoffen en hoofdgasleidingen. Doel hiervan is om zowel individuele personen als groepen mensen een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Er vindt ter plaatse, zowel boven- als ondergronds, geen transport van gevaarlijke stoffen plaats.
4.8
Verkeer
Zoals gesteld in de paragraaf 4.6 worden er op drukke dagen maximaal 50 voertuigen per etmaal verwacht. Hiervoor dient voldoende parkeergelegenheid beschikbaar te zijn. Deze parkeerplaatsen zijn in ruime mate voorhanden. Toen de gebouwen nog door Philips werden gebruikt werkten er, in de hoogtijdagen, ongeveer 1 000 mensen. Het aantal parkeerplaatsen, dat nu nog steeds aanwezig is, was op dit aantal medewerkers afgestemd. Onderstaande foto geeft een beeld van het beschikbare aantal parkeerplaatsen. Het pand Electronicaweg 1 is voorts goed bereikbaar via de Electronicaweg en de Kathodeweg die ontsluiten op de doorgaande weg, de Buinerweg. De dimensie van deze wegen is ruim voldoende om het verwachte aantal voertuigen te kunnen verwerken.
14
4.9
Duurzame ontwikkeling
Zoals gesteld in paragraag 4.4 voldoet de aangevraagde activiteit aan de op dit bedrijventerrein toegestane milieuzonering. De ontwikkelings- / uitbreidingsmogelijkheden van de omliggende bedrijven worden hierdoor niet beperkt.
15
16
Hoofdstuk 5:
Uitvoerbaarheid
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een planologische ontwikkeling. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
5.1
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Om inzicht te krijgen in de maatschappelijke uitvoerbaarheid is de concept ruimtelijke onderbouwing voor overleg toegestuurd naar de gemeente overlegpartners. Door het vroegtijdig informeren van de overlegpartners wordt inzicht verkregen in de haalbaarheid van het plan. Daarnaast wordt het ontwerp – omgevingsvergunning ter inzage gelegd voor het eventueel indienen van zienswijzen, zodat het college bij de besluitvorming ook inzicht heeft van het maatschappelijk draagvlak. Overleg De provincie Groningen, waterschap Hunze en Aa’s en de regionale en lokale brandweer zijn gevraagd om een overlegreactie voorafgaande aan de ter inzage legging van de ontwerp omgevingsvergunning te geven. Provincie Groningen De provincie Groningen geeft in haar overlegreactie aan dat in de ruimtelijke onderbouwing een aandacht is besteed aan de duurzame ontwikkeling voor de omliggende bedrijven Naar aanleiding van de reactie is paragraag 4.9 toegevoegd aan deze onderbouwing Regionale brandweer en Regeling Brandweerorganisatie Zuid – Groningen (RBZG) De regionale brandweer heeft samen met de heer Kwant van de Regeling Brandweerorganisatie Zuid – Groningen (RBZG) een overlegreactie geven. In de overlegreactie is aangegeven dat het plangebied buiten het invloedsgebied ligt. Een nadere advisering over het groepsrisico is daarom niet aan de orde. Wel ligt het plangebied in het mogelijke effectgebied van de LPG stations aan de Buinerweg. Het plangebied is echter voldoende bereikbaar voor de hulpdiensten. Qua bluswatervoorziening wordt geconcludeerd dat deze onvoldoende dekking biedt voor de geplande activiteiten. Wel is op dit moment een ringleiding met ondergrondse brandkranen aanwezig. Geadviseerd wordt om in de ruimtelijke onderbouwing op te nemen dat deze gehandhaafd wordt. De overlegreactie is verwerkt in paragraaf 4.7 Externe veiligheid. Waterschap Hunze en Aa’s Waterschap Hunze en Aa’s geeft in haar overlegreactie aan dat dit plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen doordat de feitelijke (fysieke) situatie niet wijzigt. Zienswijzen Op grond van de Wabo wordt het ontwerpbesluit gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan door een ieder een zienswijze bij het college van burgemeester en wethouders worden ingediend.
5.2
Economische uitvoerbaarheid
Het gaat in casu om een particulier initiatief. Er zijn, anders dan het voeren van de planologische procedure, voor de gemeente geen kosten aan het plan verbonden. De wijziging van het planologisch regime zou planschade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening tot gevolg kunnen komen. Om de eventueel uit te keren planschade niet ten laste van de gemeente te laten komen zal hiervoor een overeenkomst met initiatiefnemer worden afgesloten. 17
5.3
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat het initiatief zowel uit maatschappelijk en economisch oogpunt uitvoerbaar is. Daarnaast is niet gebleken van milieubelemmeringen en van beletselen uit ruimtelijkplanologisch oogpunt. Er zijn dan ook geen belemmeringen om tot het verlenen van de gevraagde omgevingsvergunning over te kunnen gaan.
18