^cconaavm
Ruimte voor on dernemen.
adviseurs en accountants
ACCON.AVM JURIDISCH ADVIES B V KVK NUMMER 9114594
SIXMASTRAAT 4 POSTBUS 2330 8901 JH LEEUWARDEN TEL 058 - 28 87 887
Provincie Frysiän Afdeling Stêd en Plattelên T.a.v. de heer G. Wijnsma Postbus 20120 8900 HM LEEUWARDEN
FAX 058 - 28 90 211 WWW.ACCONAVM NL
DATUM 09 juli 2015 KENMERK 5392-2015-2726300 BEHANDELD DOOR Y. (Ytzon) Dijkstra
[email protected] BETREFT AsnvraaQ Natuurbeschermingswetvergunning De maatschap T.F. Roorda en C.B. Roorda-Bosma Parallelweg 2 9285 XJ BUITENPOST
PROVINSUe PHYSLAN
Doe. nr.: Class, nr.: ' Ingek.:
1i JUL 2015
Afdeling. Beh. door:
Afd. Hoofd
AWB .. weken
/oor kennisg . aangenomen/tel. afgedaan
Geacht College, geachte heer Wijnsma, Hierbij ontvangt u een aanvraag voor een Natuurbeschermingswetvergunning voor de Maatschap T.F. Roor da en C.B. Roorda-Bosma, gevestigd te (9285 XJ) Buitenpost aan de Parallelweg 2. De Maatschap T.F. Roorda en C.B. Roorda-Bosma vraagt een Natuurbeschermingswetvergunning aan voor de volgende Natura 2000 gebieden; Wijnjeterper Schar, Waddenzee, Aide Feanen, Duinen Ameland, Duinen Schiermonnikoog en de Bakkeveense Duinen. Ervan uitgaande u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd zien wij uw ontvangstbevestiging gaarne tegemoet. Voor eventuele vragen kunt u zich wenden tot de heer Y.H. Dijkstra of ondergetekende. Voor de volledigheid zend ik u dit schrijven inclusief bijlagen in vijfvoud.
Met vriendelijke groet, accon«avm juridisch advies b.v. Namens deze: N \
r
-
A. Tymersma Senior Juridisch Adviseur
Tot accoriiavm adviseurs en accountants behoren de navolgende vennootschappen; acconBavm groep b v.. acconiavm accountants b v., acconiavm belastingadvies b v., accon«avm agro bednjfsadvies b v., accon«avm branche advies b v . accon*avm vorporate finance b.v , accon«a vm juridisch advies b v . accon«avm subsidie advies b v , accon«avm rentmeesters b.v , acconiavm werkgeversservice b.v Op onze dienstverlening en/of andere rechtshandelingen zijn steeds de algemene voorwaarden van accon-avm van toepassing, waarin een beperking van aansprakelijkheid is opgenomen Deze algemene voorwaarden zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel onder nummer 09171813 en zullen op eerste verzoek kosteloos aan u worden toegezonden Tevens kunt u de algemene voorwaarden via onze website www.acconavm nl raadplegen Bezoek ook onze website voor meer informatie over onze dienstverlening, onze mensen en onze ambities
1 INHOUD AANVRAAG VERGUNNING NATUURBESCHERMINGSWET 1998 MTS. T.F. EN C.B. ROORDA TE BUITENPOST •';,3 Formulier aanvraag Natuurbeschermingswetvergunning inclusief machtiging
^ 'y'
Bijlage 1
Aerius calculator: Berekening voor vergunningaanvraag
Bijlage 2
Onderbouwing feitelijk gebruik dieraantallen
Bijlage 3
Vigerende milieu vergunning / melding
Bijlage 4
Tekening gewenste situatie
Aanvraag vergunning
Dit aanvraagformulier is nodig om een Natuurbeschermingswet (Nb-wet) vergunning aan te vragen. Dat moet als het gaat het om een activiteit (plan of handeling) die een negatief effect kan hebben op (één van) de beschermde natuurgebieden in Fryslên.
--rs;
^.*•6—-IM» > • --• -'• -i
''
-•
Let op! Gebruik bij het invullen van dit formulier de beschikbare gebiedsinformatie. U vindt de gebiedsinformatie (ook) op www.fryslan.ni/nb-wet. Verstrek alle gegevens in de Friese of Nederlandse taal. Als u het formulier invult en het antwoord past niet op het formulier, dan kunt u het antwoord op de betreffende vraag als bijlage meesturen. Geef duidelijk aan dat de bijlage bij de aanvraag hoort: voorzie de bijlage van de naam van de aanvrager, de naam van het gebied, de naam van de activiteit en het nummer van de betreffende vraag. Lever het aanvraagformulier en de bijlagen, behalve tekeningen en kaarten, in A4-formaat aan. Lever de (uitgeprinte) aanvraag en alle bijbehorende stukken in 5-voud aan. Wanneer sprake is van toetsing aan meerdere Natura 2000-gebieden, dient per additioneel gebied 1 exemplaar te worden aangeleverd. Mogelijk is het ministerie van Economische Zaken bevoegd om over uw aanvraag te beslissen. Als dit zo is, dan stuurt de provincie uw aanvraag door en krijgt u daarover bericht. Dit formulier is via de website www.fryslan.nl/nb-wet beschikbaar en in te vullen als PDF-bestand. (met behulp van de Tab-toets kan van het ene tekstveld naar het andere worden gesprongen).
Heeft u vragen bij het invullen? Als u hulp nodig heeft bij het invullen of een nadere toelichting wenst, kunt u contact opnemen met de provincie Fryslan. Dat kan via telefoonnummer: 058-292 89 95, via e-mail
[email protected] of via de website www.fryslan.nl/nb-wet.
Concept Wij verzoeken u om uw aanvraag eerst in concept in te dienen. Als uw activiteit een agrarische activiteit is en het enige te beoordelen aspect de depositie van stikstof is, dan is vooroverleg niet noodzakelijk als uw aanvraag aan de in de link van bijlage 5 opgenomen indieningsvereisten voldoet.
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)
- S:
Algemene gegevens
1.1
Aanvrager of gemachtigde Organisatie Naam
1.2
: Acconavm O dhr. ©mevr.
mr. A. Tymersma
Straat
Sixmastraat
Postcode en plaats
8932 PA Leeuwarden
Telefoonnummer
058 2887887
Faxnummer
058 2800229
E-mailadres
[email protected]
huisnr. 4
Gebruiker Organisatie Naam
: Maatschap T.F. en C.B. Roorda
® dhr. O mevr. T. Roorda
Straat
Parallelweg
Postcode en plaats
9285 XJ Buitenpost
Telefoonnummer
0511-544500
huisnr. 2
Faxnummer E-mailadres
1.3
Locatie activiteit Straat
Parallelweg
Postcode en plaats
9285 XJ Buitenpost
huisnr. 2
Omschrijving locatie*
Kadastrale gegevens
Buitenpost A 1211
Ligging in gemeente
Achtkarspelen
Voeg als bijlage een topografische kaarte bij. Zie 4.1.
• Indien locatie niet is gekoppeld aan een huisadres.
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)
1.4
Natuurgebied(en) waarop project/handeling effect heeft* Naam
'deAide Feanen", 'Duinen Ameland';,'Waddenzee ','WijnjeterperrSchar', 'Bakkeveense Duinen', 'Duinen Schiermonnikoog'.
1.5
Korte omschrijving hoofdlijnen van de activiteit. Maatschap T.F. en C.B. Roorda exploiteert een melkveehouderij aan de Parallelweg 2 te Buitenpost.
Voeg als bijlage een situatietekening bij. Zie 4.2.
1.6
Welke Nb-wetvergunning vraagt u aan? I
1.7
I
Nieuwe activiteit, waarvoor niet eerder een Nb-wetvergunning is verleend. Ga door naar vraag 1.9.
\7\
Bestaande activiteit, waarvoor niet eerder een Nb-wetvergunning is verleend. Ga door naar vraag 1.9.
I I
Bestaande activiteit, waarvoor eerder een Nb-wetvergunning is verleend.
Gegevens laatst verleende Nb-wetvergunning Naam activiteit Datum vergunning Nummer vergunning Voeg een afschrift bij van eerder verleende vergunningen. Zie 4.3.
* Maak hiervoor gebruik van de beschikbare gebiedsinformatie. Bijvoorbeeld via: vvww.fryslan.nl/nb-wet.
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)
1.8
Wat is er veranderd ten opzichte van de laatst verleende vergunning?
1.9
Gaat het om een vergunning met bepaalde of onbepaalde tijd? I~l
Bepaalde tijd, van
tot
n Onbepaalde tijd
1.10
Welke andere vergunningen vraagt u aan? Bijvoorbeeld: bouwvergunning, aanlegvergunning, milieuvergunning, vergunning in gevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo), ontheffing Flora- en faunawet, etc.
Soort vergunning
Datum aanvraag
Aanvragen/aangevraagd bij (instantie en afdeling)
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Voeg zo mogelijk een afschrift toe van (een aanvraag om) andere vereiste vergunningen voor de voorgenomen activiteit. Zie 4.4
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)
II TiiBitiiiiiF"'""' ... .w, •
'
V . •-
•vfe»5V^TjëÜI'i'^ r It
Beschrijving van de activiteit
2.1
Geef een gedetailleerde beschrijving van uw activiteit. Voor de beoordeling van uw aanvraag is het nodig om de effecten van uw activiteit op het betreffende natuurgebied inzichtelijk te maken. Wij vragen u daarom een gedetailleerde beschrijving te geven van de voorgenomen activiteit. Benoem daarbij de aspecten van de activiteit die effect kunnen hebben op het gebied (habitattypen) en aanwezige relevante soorten.Maak bij de beschrijving, indien relevant, onderscheid in de fase die nodig is voor het ontwikkelen en voorbereiden van de 'activiteit' (de aanlegfase) en de fase waarin de 'activiteit* wordt gebruikt of uitgevoerd (gebruiksfase).Besteed in ieder geval aandacht aan de volgende onderwerpen, indien ze van toepassing zijn:
a) Heeft de activiteit effect op de omvang (ruimtebeslag) van het natuurgebied? b) Wordt het gebied door de activiteit verdeeld in meerdere (losse) gebieden (versnippering)? c)
Heeft de activiteit effect op de kwaliteit en/ of kwantiteit van het grondwater, zoalswijzigingen in grondwaterstanden of veranderingen in de stroming van het water?
d) Heeft de activiteit effect op de kwaliteit en/ of kwantiteit van het oppervlaktewater, bijv. verlaging van het waterpeil? e) Wordt het gebied door de activiteit verstoord als gevolg van verkeersbewegingen? Bijv. door parkeren, (toename van) recreatiedruk, wegafsluitingen, omleidingen, etc. f)
Wordt er bij de activiteit gebruik gemaakt van machines of andere apparatuur, zoals bulldozers, kranen, vrachtwagens, etc.?
g) Welke werktijden of uitvoeringstijden horen bij de activiteit? Zijn deze werktijden bijv. dagelijks en/ of seizoensgebonden? h) Is er sprake van geluidsbelasting in het gebied door de activiteit? i)
Heeft de artiviteit invloed op huidige verlichting en duisternis in het gebied? Bijv. door het plaatsen van lichtmasten.
j)
Is het (bedrijfsmatig) houden van dieren onderdeel van de activiteit? Zo ja, welk effect heeft dit op het gebied? U kunt denken aan verzuring of verontreiniging.
k) Is er sprake van ontgronding, egalisering of andere ingrepen in de bodem? I)
Ontstaan er trillingen in de bodem door de uitvoering van uw activiteit?
m) Hoe past u het uiterlijk en/ of de fysieke omvang van de activiteit in het landschap? n) Betrek bij de beschrijving van de mogelijke effecten de gevoeligheid van habitattypen en soorten voor storingsfactoren, zoals deze in 2.2. zijn beschreven.
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)
1
Beschrijving activiteit:
Maatschap F.C. en C.B. Roorda dient deze Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) in i n verband met de geplande uitbreiding van de ligboxenstal. In de referentieperiode 2012-2014 werden er in de hoogste situatie 109 stuks melkvee en 95 stuks jongvee aanwezig, tevens werden er 41 schapen gehouden. Omdat de in 2 006 verleende Beschikking Wet Milieubeheer veehouderij 100 stuks melkvee, 60 stuks jongvee en 100 stuks schapen hee ft vergund zijn voor deze aantallen melkvee en jongvee meegenomen in de eerste situatie. Bij realisatie van de uitbreiding wordt de ligboxenstal uitgebreid met 45 ligboxen op een emissiearme vloer (BWL2010.34.V5). In de ligboxenstal is in de nieuwe situatie plaats voor 90 stuks melkvee (A1.100) en 45 stuks melkvee (A.13). In de jongveestal wordt in de nieuwe situatie 20 stuks melkvee (Al.100) en 95 stuks jongvee (A3) gehouden. Tevens worden er 150 stuks schapen gehouden (B1.100) De exploitaite van het m elkveebedrijf van maatschap F.V. en C,B. Roorda leidt tot ammoniakemissie. Deze emissie resulteert in e en stikstofdepositie op Natura2000-gebieden "de Aide Feanen", "Duinen Ameland", "Waddenzee","Wijnjeterper Schar", "Bakkeveense Duinen", en "Duinen Schiermonnikoog". Gezien de afstand van he t bedrijf tot de Natura2000-gebieden "de Aide Feanen", "Duinen Ameland", "Waddenzee","Wijnjeterper Schar", "Bakkeveense Duinen", en "Duinen Schiermonnikoog" is van overige (mogelijk nadelige) effecten op de Natura2000-gebieden geen sprake.
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)
2.2
Welke habitattypen en diersoorten worden mogelijk verstoord? Geef in onderstaande tabel aan op welke soorten natuur (zoals Vochtige Heiden of Blauwgraslanden) en aanwezige diersoorten in het gebied (zie gebiedsinformatie) de voorgenomen activiteit mogelijk een verstorend effect heeft. U kunt de tabel invullen met behulp van informatie op de website www.5ynbiosys.alterra.nl/natura2000/effectenindicator.aspx Deze site geeft per natuurgebied (Natura-2000 gebieden) informatie over de effecten waarvoor aanwezige habitattypen en soorten gevoelig zijn én in welke mate.
Storende factoren
O)
c
O»
E
•.
Habitattypen
a O
•O
5
•2
£
i
Diersoorten
G
=
Gevoelig voor deze storende factor
ZG
=
Zeer gevoelig voor deze storende factor
NG
=
Niet gevoelig voor deze storende factor
?
=
Niet voldoende informatie om hierover een uitspraak te doen
NVT =
Deze storende factor is op deze natuurwaarde niet van toepassing
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)
2.3
Van welke stapeling van negatieve effecten is er sprake? Het is mogelijk dat er in een gebied meer activiteiten zijn of worden uitgevoerd. Dit kan de (negatieve) effecten op het gebied versterken omdat ze zich opstapeien(cumulatie). Geef aan of én in welke mate er sprake is van een stapeling van negatieve effecten op de habitattypen en op de aanwezige relevante soorten. Bij de beoordeling van uw aanvraag wordt (alleen) uitgegaan van voorgenomen of reeds uitgevoerde activiteiten in of nabij het betreffende gebied waarover een formeel besluit genomen is. Voor informatie hierover kunt u vaak terecht bij de gemeente.
2.4
Middels welke maatregelen kunt u de verstoringen beperken? Welke maatregelen kunt u binnen de uitvoering van uw activiteit ondernemen omeventuele schade en/of verstoring te beperken (mitigatie)? Geef aan op welke wijze deze maatregelen de negatieve effecten op het gebied (habitattypen) en/ of aanwezige relevante soorten verminderen. Maak bij de beschrijving onderscheid in de fase die nodig is voor het ontwikke len en voorbereiden van de 'activiteit' (de aanlegfase) en de fase waarin de 'activiteit' wordt gebruikt of uitgevoerd (gebruiksfase). Let op! Maatregelen kunnen door u zelf meegenomen worden binnen de opzet van uw activiteit en/of opgelegd worden via de voorwaarden die verbonden zijn aan de verleende vergunning. Voorbeelden van mitigerende maatregelen: • het tijdsschema (timing en duur) van de uitvoering. Bijvoorbeeld geen werkzaamheden tijdens het voortplantingsseizoen van een bepaalde soort; • de wijze van uitvoering (in termen van werkzaamheden) en het gebruikte materieel. Bijvoorbeeld het gebruik van een bepaald type baggermachine op eenovereengekomen afstand van de oever; • alternatieve bouwtechnieken. Bijvoorbeeld boren in plaats van heien, • afscherming van geluid, licht en andere verstoringsbronnen. • afbakening van delen van het gebied die in geen geval mogen worden betreden
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)
Let op! Indien uit de aanvraag blijkt dat de activiteit negatieve effecten kan hebben op het gebied (aangewezen habitats) en/of aanwezige relevante soorten, dan dient u deze effecten te kwantificeren in een verstoring- en verslechteringstoets. Indien sprake is van (mogelijke) signi ficante gevolgen van de activiteit, dan dient een Passende Beoordeling opgesteld te worden. Heeft u voor het indienen van uw aanvraag vragen over het uitvoeren van een verstoringverslechteringtoets / Passende Beoordeling, dan adviseren wij u om tijdig zelf contact op te nemen met de Provincie Fryslên.
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)
'^»•^•«••-»,I'> ^Sgr--»--i»'>-»--;^iJi . ^—^•-
Voorwaarden en verplichtingen
De aanvrager verklaart; 3.1
alle gegevens naar waarheid te hebben verstrekt.
3.2
bekend te zijn met het feit dat bij wijziging in de omstandigheden die van belang zijnvoor de beoordeling van de vergunningaanvraag, dit zo spoedig mogelijk door te geven aan de provincie Fryslan onder vermelding van het nummer waaronder de aanvraag in behandeling is;
3.3
dat de aanvrager alle gewenste inlichtingen met betrekking tot de voor de beoordelingen controle benodigde gegevens ter stond en naar waarheid zal verstrekken aan demet behandeling en controle van de aanvraag en vergunning belaste ambtenaren;
3.4
ermee bekend te zijn, dat de vergunning meteen wordt ingetrokken indien hij/zij één of meer uit zijn/haar vergunning voortvloeiende verplichtingen niet nakomt, dan wel in het kader van de aanvraag van deze vergunning onjuiste gegevens heeft verstrekt; voortsdat de vergunning kan worden gewijzigd of ingetrokken als de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat deze niet verleend zou zijn op het tijdstip waarop de vergunning is verleend;
Ondertekening Ondergetekende, de aanvrager of degene die bevoegd is namens de aanvrager te handelen via machtiging, verklaart deze aanvraag en de daarbij behorende bijlage(n) naar waarheid te hebben opgesteld. Plaats:
Leeuwarden
Datum: Naam ondertekenaar:
Mr. A. Tymersma
Functie / hoedanigheid ondertekenaar:
Juriste
Machtiging (bijvoegen indiende aanvraag niet door de aanvrager zelf is ondertekend):
Handtekening :
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)
1.
Voeg een topografische kaart toe waarop de ligging van de door u voorgenomen activi teit in de ruimere omgeving is aangegeven. Deze kaart moet voldoen aan de volgende aspecten: a. minimaal schaal 1:25.000; b. schaal en noordpijl aangeven op kaart; c. locatie activiteit arceren of duidelijk omlijnen; d. afstand van de gevraagde activiteit tot de rand van het gebied(en). (Indien deactiviteit buiten het natuurgebied valt)
2.
Voeg een situatietekening toe. Besteed daarbij tenminste aandacht aan de volgende aspecten: a. schaal 1:1000 (zo mogelijk); b. schaal en noordpijl aangeven op tekening; c. locatie activiteit arceren of duidelijk omlijnen.
3.
Voeg zo mogelijk een afschrift toe van eerder verleende Nb-wet vergunningen voor de voorgenomen activiteit, indien sprake is van een bestaande activiteit.
4.
Voeg zo mogelijk een afschrift toe van (een aanvraag om) andere vereiste vergunningen voor de voorgenomen activiteit.
5.
Voeg, indien van toepassing, een afschrift toe van het Milieu-effectrapport / de Strategische milieubeoordeling of Passende Beoordeling /voortoets.
6.
Voeg eventueel een verklaring van geen bezwaar van een gebiedsbeheerder toe omtrent de voorgenomen activiteit.
Checklist bij het aanvraagformulier Heeft u ... •
alle vragen in de aanvraag beantwoord? Aanvraagformulieren die niet volledig zijn ingevuld, worden niet in behandelinggenomen.
•
de bijgevoegde tekeningen voorzien van een duidelijke legenda met verklaring van alle nummers, tekens en afkortingen?
•
op alle bijlagen aangegeven dat ze behoren bij de aanvraag?
•
het aanvraagformulier en de bijlagen, behalve tekeningen, in A4 formaat aangeleverd? de (uitgeprinte) aanvraag en alle daarbij behorende stukken in 5-voud of meer? Wanneer sprake is van toetsing aan meerdere Natura 2000-gebieden, dient per additioneel gebied 1 extra exemplaar te worden aangeleverd.
•
het aanvraagformulier gericht aan: Het college van Gedeputeerde Staten van Fryslên, afdeling Stêd en Plattelan, Postbus 20120, 8900 HM Leeuwarden (het bezoekadres van de provincie is Tweebaksmarkt S2 i n Leeuwarden).
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)
.:r*-Ater~-''fliUÉ -ür^
Vereisten aanvraag Nb-wetvergunning veehouderijen
Kijk voor een actueel overzicht van de vereisten op (klik op de link): http:/Awww.f ryslan.nl/2111/natuurbeschermingswetvergunning-en-ammonlakdepositle.
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)
Uittreksel Kadastrale Kaart
Deze kaart is noordgericht Perceetnummer Huisnummer Vastgestelde kadastrale grens Voorlopige kadastrale grens Administratieve kadastrale grens Bebouwing Overige topografie Voor een eensluidend uittreksel, Apeldoorn, 7 juli 2015 De bewaarder van het kadaster en de openbare registers 12345 25
Uw referentie: 2726300 NB PAS
Sctiaal 1:500 Kadastrale gemeente Sectie Perceel
BUITENPOST A 1211
/\
Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwt>are maten worden ontleend De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele eigendomsrechten voor, waaronder net auteursrecht en het databankenrecht.
Omgevingskaart
Klantreferentie: 2726300 NB PAS
Om
125 m
Deze kaart is noordgericht,
Schaal 1: 12500
[' u Hier bevindt zich Kadastraal object BUITENPOST A 1211 Parallelweg 2, 9285 XJ BUITENPOST CC-BY Kadaster.
BEBOUWING a bebouwd g«bied b «bouwen c hoogbo uw d kas WEGEN autosnelweg hoofdweg met gescheiden rijbanen hoofdweg regionale weg met gescheiden rijbanen regionale weg lokale weg met gescheiden rijbanen lokale weg weg met losse of slechte verharding onverharde weg straat/overige weg voetganger^ebied fietspad pad, voetpad wegin aanleg viaduct aquaduct tunnel vaste brug beweegbare brug brug op pijlers
SeOORWEGEN spoorweg: enkelspoor spoorweg: meerspong a station b spoorw eg in tunnel tramweg
a h^Gd c • • i 4 -1 > <
T
Si
a sneltram b snelc ramhatte a metro bovengronds b metrostat ion HYDROGRAFIE waterloop: smaller dan 3m waterloop: 3-« m breed waterloop: breder dan Sm a schutsluis b stuwen c koedam a duiker b grondduiker c afsluitba re duiker BODCMGEBRUIK a grasland met sloten b akkerlan d met greppels c boomga ard d fruitkwe ken] e boomkw ekerij f grasland met popuUerenopstand g loofbo s h naaldb os I gemengd bos ) griend k heide l zand m drasland, moeras n rietland 0 dodena kker, begraafplaats p overig bodemgebruik
/\
a +
b •
c t
d O
e •
f 4c
jj. rJ A.tWt .-r t r T aA b A c* a • b (D c X
OVERIGE SYMBOLEN a religieus gebouw b toren, hoge koepel c religieu s gebouw met toren d markant o bject e watertoren f vuurtoren a gemeentehuis b postkan toor c politiebu reau d wegwij zer a kapel b luuis c vlampijp d telesc oop b waterrad molen c Windmotor d windturb ine a oüepompinstallatie b seinmast c zendma st a hunebed b monume nt c gemaal a kampeerterrein b sportcomplex c ziekenhuis a paal b grenspunt c boom schied)aan afrastering hoogspanningsleiding met mast muur geluidswering
Afdrukken - Kaarten
http://www.bing.com/maps/print.aspx?mkt=nl-nl&z=18&s=h&cp=5.
bing Kaarten Parallelweg 2, 9285 XJ Buitenpost, Nederland Mijn notities
1
1
MACHTICING
Ondergetekende(n):
De Ma atschap / VOF gevestigd te aan met KvK n ummer
voor deze;
<ï^-0—
de vennoten
wonende te — , £>CA.ycA /-e/uija ei '"L aan of De heer / mevrouw
aan —
, wonend? te
-
Verklaart bij deze te machtigen: de heer / mevrouw werkzaam bij Accon AVM . gevestigd te Leeuwarden aan de Sixmastraat 4 / Drachten aan Zonnedauw 11 / Sneek aan SImmerdyk 19 / Veendam aan Transportweg 2 / Uithuizen aan Industrieweg 16-A en deel uitmakende van de projectgroep Natuurbeschermingswetvergunningen en PAS i n de Accon AVM regio's Friesland Noord en Friesland Zuid. Drenthe en Groningen met het recht van substitutie door een andere medewerker van Accon AVM, tot het indienen van de aanvraag Natuurbeschermingswetvergunning bij de Provincie Friesland / Overijssel / Drenthe / Groningen / Noord Holland en/of het doen van een melding als bedoeld in de PAS e n het verrichten van alle overige handelingen betreffende deze aanvraag en/of melding.
Ondertekend te Handtekening(en):
WF/sk/0103.br.58
op
201 5
;: ••fem-
Bijlage 1
Aerius calculator: Berekening voor vergunningaanvraag
AERIUS P CALCULATOR Dit document bevat resultaten van een stikstofdepositieberekening met AERIUS Calculator. U dient dit document te gebruiken ter onderbouwing van een vergunningaanvraag in het kader van de Natuurbeschermingswet iggS. De resultaten geven de stikstofeffecten van deze activiteit weer voor haar omgeving. Tot de omgeving behoren zowel Natura 2000gebieden als beschermde natuurmonumenten. Calculator maakt enkel voor de PAS-gebieden inzichtelijk welke stikstofgevoelige habitattypen er voor komen en op welke hiervan een effect is. Op basis hiervan is aangegeven voor hoeveel hectares ontwikkelingsruimte benodigd is. De berekening op basis van stikstofemissies gaat uit van de componenten ammoniak (NH^) en stikstofoxide (NOx), of één van beide. Hiermee is de depositie van de activiteit berekend en uitgewerkt. Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeerde pdf dan in de Calculator.
Berekening Situatie! • Kenmerken • Emissie •- Depositie na tuurgebieden • Depositie habitattypen
Verdere toelichting over deze PDF kunt u vinden ineen bijbehorende leeswijzer. Deze leeswijzer en overige documentatie is te raadplegen via: www.aerius.nl. zEjuEtsVNR (09 juli 2015) pagina 1/14
Berekening voor vergunningaanvraag
AERIUS «CALCULATOR Contact
ACtivitSit
Totale emissie
Depositie Hoogste projectverschil (mol/ha/j)
Toelichting
Serekeningvoor vergunningaanvraag
Rechtspersoon
Locatie
Mts. T. Roorda
Buitenpost
Omschrijving
AERIUS kenmerk
Uitbreiding llgboxenstal Roorda
zEBuEtsVNR
Datum berekening
Rekenjaar
09 juli 2015,14:47
2015
situatiei
Situatie 2
Verschil
1.592,70 kg/l
2.299.50 kg/j
706,80 kg/j
Natuurgebied
Provincie
Duinen Schiermonnikoog
Friesland
Situatie 1
Situatie 2
Verschil
0,00
0,07
+ 0,07
Betreft uitbreiding stal
Situatie! Situatie 2
2E3uEt5VNR (09 juli 2015) pagina 2/14
Berekening voor vergunningaanvraag Locatie
Augsbu jrtlLytsewäld
% De laatste Stuiv^De^e Stuiver -•
V\
•
i. _
^
DeSwadde 0.
. -S I.- ..Wwwnsaait
ParaPeK«^
BuitenpostjButenpost
2
Aditkarspelen
y% , ^
•
«X
I '
.. or Berekeningvoor vergunningaanvraag
Situatiei Situatie 2
-i-
I
'
ji
LutkepostlLylsepost ^
500 mt^srkei
V
, -v'
500 m
JaSj«"
2E3uEt5\/NR (09 juli 2015) pagina 3/14
Berekening voor vergunningaanvraag Emissie Situatie i
Dier
^
Naam
Joogvcestal
Locatie(X,Y)
206515,585732
Uitstoothoogte
(\,0 m
Warmteinhoud
O,O mW
NH3
552,70 kg/j
RAV code
Omschrijving
A 1.100
overige huisvestingssystemen (Rundvee; melk- en kaifkoeien ouder dan 2 jaar) (Overig)
A 3.100
B 1.100
Aantal Stof dieren
Emissiefactor (kg/dier/j)
Emissie
20 NH3
13,000
260,00 kg/j
overige huisvestingssystemen (Rundvee; vrouwelijk jongvee tot 2 jaar) (Overig)
60 NH3
4,400
264,00 kg/j
overige huisvestingssystemen (Schapen; schapen ouder dan 1 jaar, inclusief lammeren tot 45 kg) (Overig)
41 NH3
0,700
28,70 kg/j
Emissiefactor (kg/dier/i)
Emissie
13,000
1.040,00 kg/j
Naam Locatie (X.Y)
\
\
Uitstoothoogte Warmteinhoud NH3
Dier
Berekening voor vergunningaanvraag
Situatiei Situatie 2
RAV code
Omschrijving
A 1.100
overige huisvestingssystemen (Rundvee; melk- en kaifkoeien ouder dan 2 jaar) (Overig)
Llgboxenstal 206543, 585744 2,0 ITl
0,0 mw 1.040,00 kg/j
Aantal Stof dieren
80 NH3
aEsuEtjVNR (09 juli 2015) pagina a/ia
Berekening voor vergunningaanvraag Ennissie Situatie 2
Dier
Naam
Jongvecstal
Locatie (X,Y)
206515, 585732
uitstoothoogte
4fO rn
Warmteinhoud
0,0 fTlW
NH3
783,00 kg/j
RAV code
Omschrijving
A 1.100
overige huisvestingssystemen (Rundvee; melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar) (Overig)
^
A 3.100
overige huisvestingssystemen (Rundvee; vrouwelijk jongvee tot 2 jaar) (Overig)
^
B 1.100
overige huisvestingssystemen (Schapen; schapen ouder dan 1 jaar, inclusief lammeren tot 45 kg) (Overig)
Aantal Stof dieren
Naam
Dier
Berekeningvoor vergunningaanvraag
Emissiefactor (kg/dier/j)
Emissie
20 NH3
13,000
260,00 kg/j
95 NH3
4,400
418,00 kg/j
150 NH3
0,700
105,00 kg/j
Emissiefactor (kg/dier/j)
Emissie
13,000
1.170,00 kg/j
7,700
346.50 kg/j
Ligboxenstal
Locatie (X.Y)
206543, 585744
Uitstoothoogte
2,0 m
Warmteinhoud
0,0 ITIW
NH3
1.516,50 kg/j
RAV code
Omschrijving
A 1.100
overige huisvestingssystemen (Rundvee; melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar) (Overig)
90 NH3
A 1.13
ligboxenstal met roostervloer voorzien van cassettes in de roosterspleten en mestschuit (Rundvee; melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar) (BWL 2010.34.V5)
45
Situatie! Situatie a
Aantal Stof dieren
NH3
2E3uEt5VNR (09 juli 2015) pagina 5/ia
Berekening voor vergunningaanvraag Depositie
»{SlïrandahLis
WwouiipjmwiB «"»rgs.SfWïSKr??»«
\
*
L Tterr«rnDe Ti*n* KoHiraMP" GneksteiWfXxJepiodtstïiwakJ ^ ' j, 1* Al^-J>.trl|L-»ls?Wïld BeVabmiDe Fal<*n *Oantumaöiel AchtKar^e ' KolunerlinC en Nieuwkrjülana Hoogste pfojectverschil (Duinen Schiermonnikoog)
Hoogste projectverschil per natuurgebied
^ Habitatrichtlijn Vogelrichtlljn Bescherm natuurmonument Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn ^ Habitatrichtlijn, Bescherm natuurgebied Vogelrichtlijn, Bescherm natuurgebied Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Beschermd natuurgebied
Berekening voor
Situatiei
aEjuEtsVNR (09 juli2015)
vergunningaanvraag
Situatiez
pagina ö/ip
Berekening voor vergunningaanvraag Depositie PASgebieden
Hoogste projectverschil (mol/ha/j) Situatie 1
Situatie 2
Verschil
Overschrijding KDW
•
Ontwikkelingsruimte beschikbaar
O
Wijnjeterper Schar
0,00
o,o6
+ o,o6
Norgerhoit
o,oo
0,05
+ 0,05
Waddenzee
0,00
0,07
+ 0,07
O
Aide Feanen
0,00
0,07
+ 0,07
O
Duinen Ameland
0,00
0,06
+ 0,06
O
Duinen Schiermonnikoog
0,00
0,07
+ 0,07
O
Bakkeveense Duinen
0,00
0,06
+ 0,06
O
O Geen overschrijding ^ Wal overschrijding O Ontwikkelingsruimte beschikbaar*
O Geen ontwikkelingsruimce beschikbaar ^ Meer dan 60% van ontwikkelingsruimte uitgegeven i tenminste één hectare Bij beoordeling van een vergunningaanvraag in het kader van de Mb-wet wordt vastgesteld of er voldoende ontwikkelingsruimte beschikbaar is en of dat signicanle verslechtering uitgesloten kan worden.
Berekening voor
Situatie!
aEjuEtsVNR (09 juli 2015)
vergunningaanvraag
Situatie 2
pagina 7/i
Berekening voor vergunningaanvraag Depositie per Wijnjeterper Schar habitattype Natuurgebied
Hoogste projectverschil (moi/ha/j) Situatie 1
H4030 Droge heiden
0,00
Situatie 2
0,06
Verschil
Overschrij- Ontwikding KDW keiingsrulmte beschikbaar
+ 0,06
Norgerholt Natuurgebied
Hoogste projectverschil (mol/ha/j) Situatie 1
H9120 Beuken-eikenbossen met hulst
0,00
Situatie 2
0,05
Verschil
Overschrij- Ontwikding KDW keiingsrulmte beschikbaar
^0,05
Waddenzee Natuurgebied
Hoogste projeaverschil (mol/ha/j) Situatie 1
Berekening voor vergunningaanvraag
Situatie 2
Verschil
Overschrij- Ontwikding KDW keiingsrulmte beschikbaar
O
HI320 Slijkgrasveiden
0,00
0,07
+ 0,07
H219OB Vochtige duinvalleien (kalkrijk)
0,00
0,06
+0,06
O
HI33OA Schorren en zilte graslanden (buitendijks)
0,00
0,07
+ 0,07
O
H9999:I Habitattype onbekend/onzeker KDW op basis meest kritische aangewezen type (H2130B)
0,00
0,06
+ 0,06
H2120 Witte duinen
0,00
0,06
+ 0,06
O
O
HI3IOA Zilte pionierbegroeiingen (zeekraal)
0,00
0,06
+0,06
O
O
H219OC Vochtige duinvalleien (ontkalkt)
0,00
0,06
+0,06
H1310B Zilte pionierbegroeiingen (zeevetmuur)
0,00
0,06
+ 0,06
Situatie 1 Situatie 2
O O
O
2E3uEt5VNR(09 juli 2015) pagina 8/ia
Berekening voor vergunningaanvraag Aide Feanen Natuurgebied
Hoogste projectverschil (mol/ha/j) Situatie 1
Situatie 2
Verschil
Overschrljding KDW
Ontwikkelingsruimte beschikbaar
HgiDo Hoogveenbossen
0,00
0,07
+ 0,07
O
H3i5obaz Meren met krabbenscheer en fonteinkruiden, buiten afgesloten zeearmen
o,oo
0,07
+0,07
O
H714OB Overgangs- en trilvenen (veenmosrietlanden)
0,00
0,07
+ 0,07
O
H6410 Blauw/graslanden
0,00
0,07
+ 0,07
O
Duinen Ameland Natuurgebied
Hoogste projectverschil (mci/ha/j) Situatie 1
Berekening voor vergunningaanvraag
Situatie 2
Verschil
Overschrijding KDW
Ontwikkelingsruimte beschikbaar
HziBoB Duinbossen (vochtig)
0,00
0,06
+ 0,06
H213OB Grijze duinen (kalkarm)
0,00
0,06
+ 0,06
O
HziSoAbe Duinbossen (droog), berkeneikenbos
0,00
0,06
+ 0,06
O
ZGHaiSoB Duinbossen (vochtig)
0,00
0,05
+ 0,05
Situatiei Situatie 2
O
O
2E5uEt3VNR(09 juli 2015) pagina g/iq
Berekening voor vergunningaanvraag Duinen Schiermonnikoog Natuurgebied
Hoogste projectverschil (mol/ha/j) Situatie i
Situatie 2
Verschil
Overschrijding KDW
Ontwikkelingsruimte beschikbaar
H6410 Blauwgraslanden
o.oo
0,07
+ 0,07
ZGH2190C Vochtige duinvalleien (entkalkt)
0,00
0,06
+0,06
ZGH2130B Grijze duinen (kalkarm)
0,00
0,07
+ 0,07
O
HaigoB Vochtige duinvalleien (kalkrijk)
0,00
0,07
+ 0,07
O
ZGH2I8OB Duinbossen (vochtig)
0,00
0,07
+ 0,07
ZGHaigoB Vochtige duinvalleien (kalkrijk)
0,00
0,05
+0,05
H2170 Kruipwilgstruwelen
0,00
0,07
+ 0,07
Hggggie Habitattype onbekend/onzeker KDW op basis meest kritische aangewezen type(H2i3oB, H2130C)
0,00
0,07
+ 0,07
H2130C Grijze duinen (heischraal)
0,00
0,07
+ 0,07
ZGHziBoAbe Duinbossen (droog), berkeneikenbos
0,00
0,07
+0,07
9
O
ZGHziBoC Duinbossen (binnenduinrand)
0,00
0,07
+0,07
O
O
H2190C Vochtige duinvalleien (ontkalkt)
0,00
0,07
+0,07
9
O
ZGH2I6O Duindoornstruwelen
0,00
0,07
+ 0,07
O
ZGH2120 Witte duinen
0,00
0,07
+ 0,07
O
HziBoB Duinbossen (vochtig)
0,00
0,07
+ 0,07
O
HzigoAom Vochtige duinvalleien (open water), oligo- tot mesotrofe vormen
0,00
0,07
+0,07
O
O
O O
O
O
Q
Berekeningvoor
Situatiei
aEsuEtsVNR (09 juli 2015)
vergunningaanvraag
Situatie 2
pagina io/ia
Berekeningvoor vergunningaanvraag Natuurgebied
Hoogste projectverschll (mol/ha/j) . ,• Situatie 1 Situatie 2 Verschil
ZGH2t3oA Grijze duinen (kalkrijk)
0,00
o,o6
+ o,o6
ZGH2170 Kruipwilgstruwelen
o,o6
o,o6
0,00
Overschrlj- OntwikdlngKDW kelingsruimte beschikbaar
O
Bakkeveense Duinen Natuurgebied
Hoogste projectverschll (mol/ha/j) Situatie 1
Situaties
Verschil
Overschrlj- Ontwlkdlng KDW kelingsruimte beschikbaar
H2330 Zandverstuivingen
0,00
0,06
+ 0,06
H2320 Binnenlandse kraaiheibegroeiingen
0,00
0,06
+0,06
O
H4010A Vochtige heiden (hogere zandgronden)
0,00
0,06
+ 0,06
O
H2310 Stuifzandheiden met struikhei
0,00
0,06
+ 0,06
O
H3I6O Zure vennen
0,00
0,06
+ 0,06
O
Q Geen overschrijding ^ Wel overschrijding O Ontvi/lkkelingsrulmte beschikbaar* Q Geen ontwikkellngsrulmte beschikbaar Meer dan 60% van ontwikkelingsruimte uitgegeven in tenminste één hectare *
Berekening voor vergunningaanvraag
Bij beoordeling van een vergunningaanvraag in het kader van deNb-wet wordt vastgesteld of er voldoende ontwikkellngsrulmte beschikbaar is en of dat signicante verslechtering uitgesloten kan worden.
Situatiei SItuatlea
2E3uEt5VNR (09 juli 2015) pagina 11/iq
Berekening voor vergunningaanvraag Depositie resterende gebieden
Natuurgebied
Hoogste projectverschil (mol/ha/j) Situatie ^
Situatie a
Verschil
Overschrijding KDW
Noordzeekustzone
0,00
0,06
+ 0,06
Lauwersmeer
0,00
0,05
+ 0,05
O
Nationalpark Niedersächsisches Wattenmeer
0,00
0,06
+ 0,06
O
Niedersächsisches Wattenmeer und angrenzendes Küstenmeer
0,00
0,06
+ 0,06
O
O
Ontwikkelingsruimte beschikbaar
Geen overschrijding Wel overschrijding
Berekening voor vergunningaanvraag
Situatie 1 Situatie a
aE3uEt5VNR (09 juli aoi5) pagina 13/14
Berekening voor vergunningaanvraag
Noordzeekustzone Natuurgebied
Hoogste projectverschil (mol/ha/j) Situatie 1
Situaties
Verschil
Overschrij- Ontwikding KDW kelingsruimte beschikbaar
H2120 Witte duinen
0,00
0,06
+ 0,06
O
HI33OA Schorren en zilte graslanden (buitendijks)
0,00
0,06
+ 0,06
O
O
1399997 Habitattype onbekend/onzeker KDW op basis meest kritische aangewezen type (Hzno, HzigoB)
0,00
0,06
+ 0,06
O
O
HI31OA Zilte pionierbegroeiingen (zeekraal)
0,00
0,06
+0,06
O
O
HI3IOB Zilte pionierbegroeiingen (zeevetmuur)
0.00
0,06
+ 0,06
O
O
Lauwersmeer
Nationalpark Niedersächsisches Wattenmeer Natuurgebied
Hoogste projectverschil (mol/ha/j) Situatie 1
Hggggmol Habitattype onbekend/onzeker (buitenland)
0,00
situatie 2
0,06
Verschil
+ 0,06
Overschrijding KDW
Ontwikkelingsruimte beschikbaar
O
Niedersächsisches Wattenmeer und angrenzendes Küstenmeer Natuurgebied
Hoogste projectverschil (mol/ha/jj Situatie!
Hggggmoo Habitattype onbekend/onzeker (buitenland)
0,00
Situatie 2
0,06
Verschil
+ 0,06
Overschrij- Ontwikding KDW kelingsruimte beschikbaar
O
Q Geen overschrijding A Wel overschrijding
Berekening voor vergunningaanvraag
Situatiei
2E3uEt5VNR(09 juli 2015)
Situatie 2
oagina 13/19
Berekening voor vergunningaanvraag Disclaimer
Rek©n bSSiS
Hoewei verstrekte gegevens kunnen dienen ter onderbouwing van eenvergunningaanvraag, kunnen er geenrechten aan worden verleend. De eigenaar van AERI US aanvaardt geen aansprakelijkheid voor de inhoud van dedoor de gebruiker aangeboden informatie. Bovenstaande gegevens zijn enkel bruikbaar tot er een nieuwe versie van AERIUS beschikbaar is. AERIUS is een geregistreerd handelsmerk in de Benelux. Alle rechten die niet expliciet worden verleend, zijn voorbehou den.
berekening is tot stand gekomen op basisvan: AERIUS
versie 2oi4_20i5o630_7iba5456ba
Database
versie 20iij_20i5o630_ob4970d9ae
Meer informatie over de gebruikte data. ziewww.aerius.nl/methodiek
Berekening voor vergunningaanvraag
Situatie 1
2E3uEt5VN R (09 juli 2015)
Situatie 2
pagina 14/14
: "L-f\.'r^y^'e»Z-'F. . • .ï-Tï,.='...-, : --vi.^v-
Bijlage 2
Onderbouwing feitelijk gebruik dieraantallen
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Formulier
Gecombineerde opgave 2014
Uw gegevens Naam
T.F. en C.B. Roorda
Adres
Parallelweg 2
Woonplaats
BUITENPOST
Telefoonnummer
0511544500
Mobiel telefoonnummer E-mailadres
[email protected]
Relatienummer
200582224
Aanvraagnummer
8308775
Kamer van Koophandelnummer
01175000
Burgerservicenummer
illlillll
*8308775CD001200582224*
Documentnaam
200582224_GO_formulier_2014_20140514.pdf
Datum en tijdstip
14-05-2014 13:11:11
Pagina 1 van 13
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Formulier
Gecombineerde opgave 2014
Relatiegegevens Naam Adres Woonplaats Aanvraagnummer Kamer van Koophandelnummer Burgerservicenummer Relatienummer IBAN
T.F. en C.B. Roorda Parallelweg 2 9285 XJ BUITENPOST 8308775 01175000 200582224 NL23RAB00298033402
BIC Rechtsvorm
RAB0NL2U
Telefoonnummer Mobiel telefoonnummer E-mailadres
0511544500
Maatschap
[email protected]
Zijn bovenstaande gegevens correc:t en volledig? 0 Ja • Nee Uw e-mailadres voor de ontvangstbevestiging
[email protected]
E-mailadres adviseur voor de ontvangstbevestiging
[email protected]
Heeft u uw bedrijf volledig beëindigd? (U houdt, bedrijfs- of hobbymatig, op 1 april 2014 géén dieren. Vanaf 15 mei 2014 heeft u géén grond in gebruik.) • Ja ^ Nee
Is uw bedrijf een rechtspersoon? • Ja (o .a. BV, NV, stichting, vereniging, coöperatie) 0 Nee (natuurlijk persoon/eenmanszaak, maatschap, VOF, CV)
Biologische landbouw op 15 mei 2014 Past u op het bedrijf een door SKAL gecontroleerde biologische productiewijze toe? • Ja g] Nee
Pagina 2 van 13
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Formulier
Gecombineerde opgave 2014
Dieren op 1 april 2014 Heeft u dieren op 1 april 2014? S Ja
• Nee Welke diersoort(en) heeft u? g] Rundvee • Varkens • Kippen • Overig pluimvee • Paarden, pony's en ezels g] Schapen en geiten • Konijnen • Nertsen • Overige dieren
Voor welke dieren heeft u huisvesting op 1 april 2014? • Vleeskalveren • Varkens, exclusief dekrijpe beren • Vleeskuikens
•Leghennen (incl. ouderdieren)jonger dan 18 weken •Leghennen (incl. ouderdieren) 18 weken en ouder • Konijnen • Nertsen
Pagina 10 van 13
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Gecombineerde opgave 2014
Formulier Rundvee op 1 april 2014 Aantallen zijn vooringevuld op basis van onze registers
Aantal Jongvee voor de melkveehouderij
Jonger dan 1 jaar 1 tot 2 jaar
vrouwelijk
47
mannelijk
1
vrouwelijk
47
mannelijk 2 jaar of ouder
vrouwelijk (nog nooit gekalfd)
105
Melk- en kalfkoeien
Rundvee (vervolg) op 1 april 2014 Aantal Vleeskalveren
voor de witvleesproductie
Ander jongvee voor de vleesproductie (inclusief ossen)
jonger dan 1 jaar
voor de rosévleesproductie vrouwelijk mannelijk 1 tot 2 jaar
vrouwelijk mannelijk
2 jaar of ouder vrouwelijk (nog nooit gekalfd) Stieren (2 jaar of ouder) Overige koeien Totaal aantal runderen
204
Pagina 11 van 13
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Gecombineerde opgave 2014
Formulier Schapen en geiten op 1 april 2014
Aantal Schapen
lammeren (jonger dan 1 jaar, nog nooit gelammerd) overige schapen
vrouwelijk
41
mannelijk
Geiten
melkgeiten
jonger dan 1 jaar 1 jaar of ouder
overige geiten
jonger dan 1 jaar
vrouwelijk
1 jaar of ouder mannelijk
jonger dan 1 jaar 1 jaar of ouder
Totaal aantal schapen en geiten
41
Stallen in gebruik Heeft u stallen in gebruik voor rundvee, varkens, melkgeiten, pluimvee of konijnen? H Ja • Nee Vul onderstaande vragen in per stal diersoort
jaar van ingebruikname 2009 of later?
stal 1
Rundvee
• Ja
El Nee
stal 2
Rundvee
El Ja
• Nee
stal 3
-
stal 4 stal 5 stal 6 stal 7 stal 8 stal 9 stal 10
jaartal ingebruikname
aantal dierplaatsen
2012
120
Pagina 12 van 13
Bijlage 3
Vigerende milieu vergunning / melding
GEMEENTE ACHTKARSPELEN
f WET MILIEUBEHEER Inrichtingen- en vergnnningenbesluit
A.\N\ RAAG VERGUNNING - TEVENS BESCHRI.rVING
AGRAGRISCH fin drievoud indienen)
Ingekomen : 1 1 APR 2006 Nummer
:
1. GEGEVENS AANVRAGER De door u verstrekte gegevens zullen worden geregistreerd in een geautomatiseerd gegevensbestand. Naam aanvrager
:
rHLS
"t
Pr\ "T .^
Adres
XJ feiulJOpoSk. OSW- SW (X:.
Postcode/Plaats Telefoon Fax 2.
GEGEVENS INRICHTING
mb. T CA TT fi-OordfA.
Naam inrichting Adres
2c^ Xj 0511-
Postcode/Plaats Telefoon
'ÄiACfyfok
Fax
1 g(50fdr.
Contactpersoon
OSW-
Telefoon Fax Kadastrale ligging : Sectie
3.
:
pO'btt. Nr(s)
1:2 11
/)2l^
AANVRAAG • Oprichten en in werking hebben van genoemde inrichting (artikel 8.1, lid la en lid Ic) • Veranderen of het veranderen van de werking van genoemde inrichting (artikel 8.1, lid Ib ) Dj'Het veranderen of het veranderen van de werking van genoemde inrichting (of onderdelen daarvan), voor welke reeds één of meer vergunningen zijn verleend (revisie-vergunning art. 8.4) • Tijdelijk vergimning voor een termijn van jaar
4.
AARD VAN DE INRICHTING
(Indien de aanvraag betrekking heeft op een vergunning voor het veranderen en/of wijzigen van genoemde inrichting alleen III invullen)
Aard van de inrichting :
I
Hoofdactiviteiten ;
II Nevenactiviteiten :
III Uitbreidingen of wijziging(en)
5.
:
UjikjbftCcLi/\Q /d
TEKENING(EN) VAN DE INRICHTING (in overleg met bevoegd gezag )
De bijlage bij dit formulier Wet milieubeheer bestaat uit de volgende informatie Aantal a. Plattegrond(en) met daarop aangegeven de opstelling van apparatuur, opslagen, emissiepunten en riolering b. Tekening met de ligging van het bedrijf in de omgeving c. d. e.
Nr.
Schaal
6.
BEDRIJFSINFORMATIE
Geef aan waar u de informatie hebt weergegeven
op tekening
op de nauwkeurige op specifieke beschriivine biilaee
a. Vermogens van opgestelde motoren b. Warmtevermogen van opgestelde verwarmingsapparatuur c. Afvalstoffen: productie, opslag en vervoer d. Overzicht milieubeschermende maatregelen e. Omvang en typering veestapel f. Omvang en typering transport-en verkeers bewegingen g. Werktijden h. Toekomstige ontwikkelingen
r7.
BESTAANDE VERGUNNINGEN/KENNISGEVINGEN
Welke milieuvergunningen en/of kennisgevingen zijn er in het verleden voor dit bedrijf op deze locatie verleend of gedaan? • oprichtingsvergunning • uitbreidings- en/of wij zigingsvergunning(en)
een nieuwe, de gehele inrichting omvattende vergunning • een melding volgens artikel 8.19 Wet milieubeheer • een kennisgeving Besluit opslag propaan • een kennisgeving Lozingenbesluit bodembescherming • • • •
datum besluit: datum besluit: datum besluit: datum besluit: datum besluit: datum besluit: 2^— datum besluit: datum besluit: datiun besluit: datum besluit: datum besluit: datum besluit: datum besluit: datum besluit:
G
8.
BOUWVERGUNNING
Vinden er bouwkundige uitbreidingen en/of nieuwbouw plaats? Q Bouwvergunning nog niet aangevraagd 0 Bouwvergunning aangevraagd, datum • Bouwvergunning verleend, datum • Sloopvergunning aangevraagd, datum • Sloopvergunning verleend, datum
9.
\dJnpé^
(a&chnh bijgevoegd) (afschrift bijgevoegd)
WET VERONTREINIGING OPPERVLAKTEWATEREN
Vinden er lozingen plaats waarvoor een WVO-vergunning noodzakelijk is?
ja/heen
• W.V.O.-vergunning (nog) niet aangevraagd • W.V.O.-vergunning aangevraagd, datum • W.V.O.-vergunning verleend, datum
(afschrift bijgevoegd)
•
10.
BIJGEVOEGDE RAPPORTAGE (in overleg met bevoegd gezag)
• Bodemonderzoek • Geluidonderzoek • Verkeersonderzoek • Keuringsrapporten • Installatierapporten • Speciale afscheiders • Emissie-onderzoek (geur, KWS 2000) • Bedrijfsinteme milieuzorg • Energiestudie • Convenant • Overigen:
• Gedetailleerde procesbeschrijving • Advies VCOGEM • Afvalstoffenplan • Waterbesparingsplan • Afvalwaterrapportage • Calamiteitenplan • Lijst opslag gevaarlijke stoffen • Grondstoffenlijst • Tussen-, neven- en eindproductenlijst •
NAUWKEURIGE BESCHRIJVING 11.
BEDRIJFS-/OPENINGSTIJDEN
N.v.t.
Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag
12.
van van van van van van van
OOO
1
uur uur uur uur uur uur uur
tot tot tot tot tot tot tot
OMVANG
DIERCATEGORIEN EN STALTYPES
Ammoniakemissie
Aangevraagde situatie
Waarvoor vereunnine
A Rundvee melk- en kalfk oeien (1) ouder dan 2 jaar (zie e indnoot 1) - Orupstal met d rijfmesl (ammoniakverd opp van grup- en kelder max. 1,2 ra' per koe (BB93 06.009)
3,3
- loopstal met hellend e vloer en gicrgool of met roost ervloer: b«td«) met-
4,4
- loopstal met hellende, gecoate vloer en gie rgoot max. 3 m' mestbesmeurd opp per koe (8393.03.003; BB93 03.003/A93,04.004, BB93 03,003/B93 04 005; BB93 03 003/C93.04 006, BB93 03.003/D94 06 020)
4.4
- loopstal met hellende en spoelsysteem; max 3,75 m' mestbesmeurd opp perkoe(BB94.02 015)
4,4
- overige bedrijven
8,8
zoogkoeien en overig rundvee ouder dan 2 jaar (zie eindnoot I)
8.8
vrouwelijk jongvee (tot 2 jaar)
3.9
vleeskalveren (van 0 tot 6 maanden)
1,5
vleesstieren en overig vleesvee tot 2 jaar - van 0 tot 6 maanden van 6 tot 24 maanden
2,3 8,1
\oo
fco
B Schapen schapen ouder dan 1 ja ar (incl lammeren tot 45 kg ) (zie eindnoot 2 en 3)
0,7
C Geiten melkgeiten incl aanfok (3)
2,3
iOO
50
12. OMVANG (VERVOLG) DIERCATEGORIEN EN STALTYPES
AmmoniaküüiSSie
D Varkens fokzeugen inclusief biggen tot 25 kg (zie eindnoot 5) - biggenopfofc (gespeende biggen) - vlakke, gecoate keldervloer met tandheugel schuifsysteem (BB93.03.00I) - spoelgoten met dunne mest gedeeltelijk roostcrvlocr (BB94.06.021) - overige stalsystemen - kraamzeugen (incl. biggen tot spenen) - spoelgotensysteem met dunne mest (BB93.11.012) - kunststof schijnvloer met schuif onder roosters (BB94.02.014) - vlakke, gecoate keldervloer met tandbeugelschuifsysteem (BB.94.04,018) - mestschuif met gecoate, hellende keldervloer en giergoot (BB94.06.019) - mestgoot met ontmestingssysteem (BB94.06.022) - overige bedrijven - guste/dragende zeugen - smalle mestkanalen met metalen driekant roostervloer (BB95 02.027) - mestgoot met combinatieroostcr en frequente ontmesting (BB95.06.028) - spoelgotensysteem met dunne mest (BB95.10 030) - overige bedrijven dekberen (7 maanden en ouder) vleesvarkens, opfokberen van ca. 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van ca. 25 kg tot eerste dekking (zie eindnoot 3) - volledig roostervloer - gedeeltelijk roostervloer - gehele dierplaats onderkelderd zonder stankafsluiter - mestopvang in en spoelen met NH-3 arme vloeistof (incl aanzuren) (BB93.06.010; BB93 11.011; BB93 11.0011/A95 04.024) - koeldeksysteem met metalen driekant roostervl oer (BB95 04.023) - mestopvang in met formaldehyde-behandel de mestvloeistof in combinatie met metalen driekant roostervloer (BB95.02.025) - mestopvang in w ater in c ombinatie met metalen driekant roo ster vloer (BB95 10.029) - overig gedeeltelijk roostervloer scharrelvarkens zwaarder dan 25 kg op:
0,18 0,21 0,6 3,3 3.7 4.0 3.1 3.2 8.3 2.4 1.8 2.5 4.2 5.5
3,0 3.0 1.4 1.4 0.8 1.1 2.5 3.0
Aangevraagde situatis
Waarvoor vergunning
12. OMVANG (VERVOLG) DIERCATEGORIEN EN STALTYPES
Amnioniakemissie
E Kippen opfokhenncn en -hanen van legr assen (jonger dan 18 weken) - open mestopslag onder de banerij al dan nie t voorzien van een mestschuif (flat deck kooien, trapkooien en compact kooien voor natte mest) - mestbandbatterij voor natte mest met afvoer naar een gesloten opslag (min. 2x per week ontmesten) (BB93.06.007) - compactbatterij waarvan natte mest 2x daags d.m.v. mestschuiven en centr. mestband afgevoerd wordt naar gesloten opslag (BB95.06.026) - batterij met geforceerde mestdroging (kanalensysteem) - mestbandbatterij droge mest met geforceerde mestdroging (BB93.06.008) (zie eindnoot 7) - grondhuisvesting (strooisel-, roostervloer) legkippen (evenals (groot)- ouderdieren van legrassen) - open mestopslag onder de batterij al dan niet voorzien van een mestscbuif (flat-deck kooien, trapkooien en compactkooien voor natte mest) - mestbandbatterij voor natte mest met afvoer naar een geslote n opslag (min. 2x per week ontmesten) (BB93.06.007) compactbatterij waarvan natte mest 2x daags d.m.v. mestschuiven en centr. mestband afgevoerd wordt naar gesloten opslag (BB95 06.026) - batterij met geforceerde mestdroging (deeppit/higrise-, kanalenstal) - mestbandbatterij droge mest met geforceerde mestdroging (BB93 06.008) (zie eindnoot 7) - grondhuisvesting (strooisel-, roostervloer) "scharrelkippen"
0,045 0,020 0,011 0,208 0,02/0,05 0,096 0,083 0,035 0.02 0,386 0,035/0,085 0,178
ouderdieren van v leeskuikens in o pfok (jonger dan 19 weken)
0,128
ouderdieren van vle eskuikens
0,58
vleeskuikens zwevende vloer en strooiseldroging (BB93.03.002; BB93.03 002/A94.04.017) - geperforeerde vloer met strooiseldroging (BB94.04.016) - overige vleeskuikenhouderijen
0,005 0,014 0,050
F Kalkoenen ouderdieren van v leeskalkoenen in opfok van O tot 6 weken
0,15
ouderdieren van vle eskalkoenen van 6 tot 30 weken
0,47
ouderdieren van vl eeskalkoenen van 30 weke n en ouder
0,59
vleeskalkoenen
0,40
G Eenden Ouderdieren van vl eescenden (O tot 24 maanden)
0,32
vleeseenden - binnen mesten buiten mesten (per afgeleverde eend)
0,017 0,019
Aangevraagde «imatie
Waarvoor vergunning
3
12. OMVANG (VERVOLG) DIERCATEGORIEN EN STALTYPES
Ammoniakftnissie
Aangevraagde situatie
Waarvoor vergunning
H Pekdieren nertsen (aantal reuen c.q. ouderdieren) (zie eindnoot 3) - open raestopslag onder de kooi - dagontmesting met afvoer naar een gesloten opslag (BB94.02.013)
0.58 0,25
zilvervossen (per fokmoer) (zie eindnoot 3)
U5
blauwvossen (per fokmoer) (zie eindnoot 3)
2,7
I Konijnen voedster (incl. rammen, opfokdieren en vleeskonijnen)
2,7
J Parclhocnders parelhoenders voor vleesproductie
0,05
K Paarden (zie eindnoot 8) volwassen paarden (3 jaar en ouder) - zonder grasland - met grasland
9,3 4,6
paarden in opfok
3,9
L Pony's (zie eindnoot 8) volwassen pony's (3 jaar en ouder) - zonder grasland - met grasland
5,7 2,9
pony's in opfok (jonger dan 3 jaar) M Struisvogels
2,4
struisvogelouderdieren (zie eindnoot 3)
2,5
IS Honden Honden per fok-teef Overige 1) De emissie heeft betrekking op een stalperiode van oktober tot mei. 2) De emissie heeft betrekking op een stalperiode van maximaal 3 maanden in de winter. 3) De emissiefactor geldt inclusief opfok, jongvee onderscheidenlijk jongen. 4) De emissie heeft betrekking op een stalperiode van 365 dagen: er wordt uitgegaan van 2 stuks aanfok per melkgeit. 5) Indien er meer dan 36 biggenplaatsen voor gespeende biggen per 10 fokzeugenplaatsen aanwezig zijn, geldt er voor de biggenplaatsen boven de 36 voor het desbetreffende stalsysteem een emissiefactor voor de vleesvarkens. 6) Voor opfokzeugen na de eerste dekking wordt de emissiefactor voor fokzeugen gehanteerd. 7) Hef laagste getal geldt in alle gevallen waarin de mest direct van het bedrijf wordt afgevoerd. Dit getal geldt ook in gevallen waarin de mest, alvorens te worden afgevoerd, gedurende een periode van ten hoogste twee weken op het bedrijfsterrein wordt pgeslagen in een afgedekte container. In andere gevallen geldt het hoogste getal.. 8) Het onderscheid tussen paarden en pony's ligt bij een stokmaat (schofthoogte) van 148 cm, alle dieren kleiner dan 148 cm worden als pony's aangemerkt.
13. AFSTANDEN MEST- EN KUILVOERPSLAG • N.v.t. Erf De afstand tussen opslagplaats van vaste mest en de ^ Nr. op| tekening dichtstbijzijnde woning van derden of gevoelig object bedraagt circa ^3 meter
__b_
B^De afstand tussen opslagplaats van drijfmest en de dichtstbijzijnde woning van derden of gevoelig object bedraagt circa 3^ meter Ö^De afstand tussen kuilvoeropslag van gras en/of snijmaïs en de dichtstbijzijnde woning van derden of gevoelig object bedraagt
so meter
10 Om iX-
C^De afstand tussen kuilvoeropslag van bijproducte n en de dichtstbijzijnde woning van derden of gevoelig object bedraagt
kSL meter
_ß_
• Er zijn voorzieningen aangebracht voor opvang van percolaatvocht. 14. MESTOPSLAG • N.v.t. QTD'riifmestkelders o/Drii •MVI Mestplaat 0^ Mestbassin
inhoud in m^
ICOQfn-
oppervlakte in
afgedekt ia/nee
ZkLl
15. LUCHTV ERONTREINIGING/EMISSIE Worden er speciale voorzieningen getroffen ter beperking van de uitworp van ammoniak en/of stankveroorzakende stoffen? • • • •
Nee Ja, stal: Ja, stal: Ja, stal: Ja, stal:
nr. op tekening nr. op tekening nr. op tekening nr. op tekening
voorziening: voorziening: voorziening: voorziening:
• Nadere omschrijving van bovenstaande voorzieningen is toegevoegd. • Certificaten van de stal of bedrijf zijn toegevoegd.
16. VENTILATIE VAN DE INRICHTING
12 • • • •
Op natuurlijke wijze meter boven maaiveld/daklijn, Op mechanische wijze meter boven maaiveld/daklijn, Aantal elektrische ventilatoren stuks (met milieukoker), Aantal elektrische ventilatoren stuks (met regenkap). Omschrijving van het ventilatiesysteem is bijgevoegd.
17. ENERGIE 17a. Algemeen T^aal vermogen exclusief stookinstallaties: 0 Elektromotoren totaal ^ • Verbrandingsmotoren J^rverbruk gas en elektriciteit: 0 Gas: ibwT 0^ Elektriciteit:
kW. kW.
m^ gemeten/ge^at kW/h gemeten/geschat
Zijn er of worden er maatregelen gericht op het beperken van energieverbruik biimen de inrichting genomen? • Nee. ^ B^a, te weten: Ca UÜ.^iY)IC
• 1/lU.cdiClhi l
•
17br VERWARMING CB^N.v.t./alleen voor nrivé aebruik Installatie
Soort brandstof
Vermogen kW
Warmte drager
Max. verbruik
Schoorsteen- Thermische hoogte boven isolatie index maaiveld fltl
Nr. op tekening
• e.V.
• stoomketel • heater • •
10
17c. VERLICHTING Hoe wordt uw bedrijf verlicht? (soort verlichting noemen, bijv. gloeilampen, spaarlampen, TL-lampen).
äo(x iL
nciz/jg/n
I7d. KOELING Zijn er in uw bedrijf koelinstallaties aanwezig? • Nee. (F Ja. Indien ja welk koelmedium wordt er gebruikt?
K. TOT-
a_L 3-^
• Welke inhoud heeft het koelsysteem {in liters)? • Wat is het elektrisch vermogen van het koelsysteem (in kW)?
^
Is er een onderhoudscontract voor de koelinstallaties aanwezig? • Nee. Indien ja, naam installateur/koeltechnisch bedrijf.
meix)
Is er een logboek aanwezig? • Nee. crja.
11
18. OPSL AG IN TANKS • N.v.t. produkt /
Diesel • Gasolie • Petroleum
Onder^'-Zbovengronds
bnj£nrjn)ncb '
Datum installatie/ keurin2 —
Tankinhoud inm^
.•iOOO
Nummer op tekening
/5r
• • ° Bij ondergrondse opslag, tank- en installatiecertificaten toevoegen.
Welke maatregelen en voorzieningen zijn aangebracht/getroffen ter bescherming van het milieu?
Toelichting; gedacht kan worden aan bijvoo rbeeld lekbakken, vloeistofdichte vloeren etc. De plaats van de voorzieningc moet op de tekening worden aangegeven. Een eventueel aanwezig (recent) bodemonderzoek kan als bijlage bij de aanvraag worden toegevoegd.
^Nee. ÖZ Ja, t e weten
/•
• • •
19. OPSL AG IN EMBALLAGE 19a. Opslag andere brandbare (vloeilstoffen • N.v.t. soort
u • • •
Soort emballage fvat/ierrvcan. e.d.l
voüc. mokjroUt
Inhoud/stuk fin ke/n
2D9 ijiklL
J
Aantal Wijze van opslag Nr. op fkast/kluis. e.d.1 tekening
1
in id übüK^
% oplosmiddelt
^Ike maatregelen en voorzieningen zijn aangebracht/getroffen ter bescherming van het milieu?
B IA mhjL • •
12
1
Gassoort
1
1
19tK Onslae sasse n Opslagmedium tfles/reservoir. e.d.)
Inhoud/stuk finP
Aantal Keuringsdatum Wijze van opslag Nr. op flcast/kluis. e.d.") tekening
• Propaan • •
19«. Onslas eiftise. corrosieve, sterk prikkelende of ontplofbare fvioeilstoffen M N.v.t. Soort stof • • •
Hoeveelheid fks. I of m'1
Vemakkine of tvpe oosiae
Nr. OD tekening
Welke maatregelen en voorzieningen zijn aangebracht/getroffen ter bescherming van het milieu? • • •
19d- Bestrijdingsmiddelen
üa^^.v.t.
Hoeveel maximaal per soort aanwezig
Hoeveelheid (kg, 1)
Hoe worden de middelen opgeslagen? (betreedbare of niet betreedbare bestriidinesmiddeienkasf)
Nr. op tekening
• • •
19«. Worden nog andere tvloeilstoffen opgeslagen? Ef N v t. Soort vloeistof
Hoeveelheid (kg, 1 of m')
Verpakking of type opslag
Nr. op tekening
• • •
13
/•
20. GEVAARLIJKE AFVALSTOFFEN • N.v.t. Soort afvalstof M Afsewerkte olie • Olie/vet menssels • .Zand/slib afVal ^ TL-buizen • Oliefilters • Verfresten • Accu's • •
Hoeveelheid oer iaar fka. 11
InL
Wijze van oDslaa u
Opslagcapaciteit Inzamelaar 7.)
J
Afvoerfrequentie Nr. op tekenine xle-icczk )
f—
J
^
liilertp:dr
i >
1
21. OVERIGE AFVALSTOFFEN • N.v.t. Soort afvalstof r
Hoeveelheid oer iaar (Tce, 11
Wijze van opslaa
Opslagcapaciteit Inzamelaar QIU2JL J
ö" diurfVA. izf inrrthiviLJölßiX, •
qm. Ualfb'Aüfo bcAturvß
Afvoerfrequentie Nr. op tekening
ixper H ciüoea 1 |y m- \ OQtf ' J
E
22. TRANSPORTMIDDELEN
• N.v.t. Aantal M Tractoren • Bedril fswaeens • •
X diesel
AANTAlL BEDRIJFSURE N TUSSEN 07.00-19.00 uur 19.00-23.00 uur 23.00-07.00 uur — lüOO rper sj\oce- <9ounn P C J\coiL
AANTAL AAN- EN AFVOERBEWEGINGEN Vrachtauto's Tractoren
07.00-19.00 UUR 19.00-23.00 UUR 23.00-07.00 UUR
Asy. f) \MX
) y f MIC 1 V p LJttL
JX +3X 3)( 3X ptr uOlL
Personenauto's
50x p
.sy P uöiiL 2X f
14
23. GELUID
Bron
mlkmckjÏAJL }\/t n %
AANTAL UREN IN BED:RIJF 07.00-19.00 uur 19.00-23.00 uur 23.00-07.00 uur
Aard . 1
^
3 jp.
/.5. Icic\a
'
7
24. VOORZIENINGEN TEGEN GELUIDSOVERLAST Zijn er voorzieningen/maatregelen ter beperking van geluid en trillinghinder? 0^ee. • Ja, namelijk;
• Geluidswal/muur (aangegeven op tekening) • Trillingsdempers Nr. op tekening • •
15
25. WATER 25a. • N.v.t.
WATERVERBRUIK MVi aar
aj Leidinewater bl Oppervlaktewater cl Grondwater dl Hemelwater Totaal
Gebruiksdoel
rln/i(Ljrtif/e.. rfjAie..tQ
—
25b. AFVALWATERLOZING (Welke soorten afvahvater worden geloosd, hoeveel cn waar?) • N.v.t. Oppervlakte water
a") Huishoudeliik afvalwater b) Percolatiewater en per ssap uit de ODslae van veevoeders c) Was- en spoelwater als sevole van de melkwinnine d) Reinigingswater melkstal en melknut e) Schrobwater reiniging stallen, uitloopruimten en laadru imten grondgebonden veehouderij, bij gebruik biologisch afbreekbare middelen f) Schrobwater reniging stallen e.a. varkenshouderij, bij gebruik biologisch afbreek bare middelen g) Schrobwater reiniging stallen e.a. pluimveehouderij, bij gebruik biologisch a fbreek bare middelen hl overie Totaal
Gemeente riool
Afvoer naar gemeentelijk RWZI of ontvanestDut
Versprei ding met veel mest
VSO Uier jÖOÜ
Gelijkmatig verspreid over de bodem
Puntlozing in de bodem
zd
tt-'
Kan het regenwater van de daken en de verharde oppervlakken verontreinigd worden ten gevolge van de^drijfsactivite iten? 0 Nee • Ja, met Met betrekking tot de mogelijke verontreiniging van regenwater dient speciale aandacht te worden geschonken aan parkeerterreinen en dergelijke, waarop olie of motorbrandstof kan worden gemorst; daken en terreinen die ten gevolge van stofemissies kunnen
16
worden verontreinigd; laad- en losplaatsen; opslagterreinen; enz.
Is in de inrichting een gescheiden riooP aanwezig?
S2r^NIee
• Ja
"Een gescheiden riool bestaat uit een riolering voor regenwater en een aparte riolering voor het afvoeren van bedrijfsafval water. Indien een dergelijke rioleing aanwezig is dient het onderscheid tussen beide rioolstelsels duidelijk te worden weergegeven op de tekening met behulp van verschillende kleuren/lijnen voor de verschillende rioolstelsels.
25c^ 03^N.v.t. Voorziening
BEDRIJFSAFVALWATERLOZING VIA
aj Zand-/slibvaneer b") Vetafscheider cj Zuiveringsinstallatie d) 01ie-/benzine-afscheider e) Bezinkviiver f) Anders !g)
Type
Capaciteit
Nr. op tekening
Controle voor ziening ia/nee
Nr. op tekening
Opm. Van de hiervoor genoemde voorzieningen dienen beschrijvingen en tekeningen te worden overlegd, alsmede analyseresultaten van het behandelde afvalwater (indien beschikbaar). Voorts dient te worden aangegeven hoe bedoelde voorzieningen worden bediend. Tevens dient een capaciteitsberekening te worden bijgevoegd.
26. BRANDBEVEILIGING
G/O Omschrijving van de aanwezige brandblusmiddelen toegevoegd op de tekening. 'D Hf. ^ Si i • Omschrijving van de aan te brengen brandveiligheidsinstallaties toegevoegd (bv. brandmeldinstallatie, sprinklerinstallatie).
27. OPGAAF VAN REDELLIKERWIJS TE VOORZIENE ONGEWONE ONGEVALLEN Mogelijke incidenten of calamiteiten, buiten normale bedrijfsomstandigheden en de daarbij ingezette milieuvoorzieningen.
17
28. TOEKOMSTIGE ONTWIKKELINGEN Hier vermelden de redelijkerwijs binnen afzienbare tijd te verwachten milieurelevante ontwikkelingen, zoals aard/omvang van -wijzigingen of uitbreidingen van de inrichting of veranderingen van de in de inrichting gebezigde werkwijzen, de situering daarvan op het terrein en de periode waarbinnen één en ander zal worden gerealiseerd. En in hoeverre nevenindustrieën in de nabijheid worden gevestigd.
29. ONDERTEKENING
Plaats: Datum: Naam:
^ \
Handtekening aanvrager:
18
I oucU ueeänJdiy 2. iïw^^ixoilo , a ion. 3, /nciics^^ ij LcmUoUocul S l^ioxe^striiL 5a. niatuc CMI (^ioxois^X J vast /v«t T
kuastn^stsllo, '2. hn
d. jo^vee&uoJt ^ ijeAAu^er\be^t^ I kalveren (jtyy
Sleufsilo
11
slcufiilo
a - Sleufsilo )3, opslc^
^pfoduUen
ici. (viesi-bGairv
/J. op>i^ cUkjci-, f
broocibUoAaidcfeliK \/i
lédiak n^, i
3Bgä
Gemeente Achtkarspelen
Mts. F. en T.F. Roorda t.a.v. de heerT. Roorda Parallelweg 2 9285 XJ BUITENPOST
i.i. afdeling : RTV behandeld door : mw. G.G. Hemkes doorkiesnummer: (0511) 548273 e-mail :
[email protected] uw kenmerk
uw brief van
ons kenmerk 2006-04
bijla9e(n) voorschriften
onderwerp vergunning ingevolge de Wet milieubeheer Buitenpost, 7 september 2006
Beschikking Besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Achtkarspelen op de aanvraag, welke is ontvangen op 11 april 2005 van: naam aanvrager adres postcode/plaats
Mts. F. en T.F. Roorda Parallelweg 2 9285 XJ Buitenpost
kadastraal bekend als gemeente sectie nummer(s)
Buitenpost A 1211/1212
om een nieuwe, de gehele inrichting omvattende vergunning ingevolge de Wet milieubeheer voor een veehouderij. De navolgende bescheiden maken deel uit van de aanvraag: - aanvraagformulier d.d. 11 april 2006; - tekening van de inrichting met daarop de bijbehorende onderdelen, schaal 1:400; - tekening met de ligging van de inrichting in de omgeving, schaal 1:1000. Postadres : Postbus 2, 9285 ZV Buitenpost Bezoekadres: Stationsstraat 18, 9285 NH Buitertpost Telefoon (0511)548111 (0511)548110 Fax wwwachtkarspelen.nl Internet
Gemeentehuis geopend: ma en vr 9.00- 12.00 uur di en WO 9.00 - 16.00 uur 9.00 - 20.00 uur do
X:\M1LIEU 2006\milieuvcfgunningen\Roor(ja Paralle lweg 2 Duilenpost\besluit\considerans.doc
Postgiro Bank Rek.nr.
87 28 98 B.N.G, Den Haag 28.50.00.101
-2Deze bescheiden voldoen aan het gestelde In hoofdstuk 5 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer en leveren derhalve voldoende informatie op om de aanvraag in behandeling te nemen. Inrichting en situering De inrichting valt onder categorie 8.1 lid a. (het houden en fokken van dieren) van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. De inrichting ligt in het buitengebied van het dorp Buitenpost en wordt grotendeels door grasland begrensd. De dichtstbijzijnde woning van derden (Parallelweg 4) bevindt zich op 8 m van de grens van de inrichting. Huidige situatie Voor de onderhavige inrichting is eerder bij besluit van 29 april 1993 krachtens de Hinderwet een revisievergunning verleend. De vergunning heeft betrekking op een rundveehouderij voor het houden van 64 melkkoeien, 50 stuks jongvee en 3 paarden. Op 19 september 2005 is door vergunningtiouder een melding op grond van het Besluit mestbassins milieubeheer gedaan. De aangevraagde vergunning De onderhavige aanvraag houdt verband met een uitbreiding van de inrichting. De uitbreiding omvat het vergroten van de ligboxenstal en de veestapel.
Toetsingskader van de aanvraag Algemeen Het toetsingskader voor de beoordeling van de aanvraag wordt gevormd door de artikelen 8.8 tot en met 8.10 van de Wet milieubeheer. I. Bij de beslissing op de aanvraag moet het bevoegd gezag ingevolge het bepaalde in artikel 8.8, lid 1 van de Wet milieubeheer in ieder geval betrekken; a. de bestaande toestand van het milieu, voorzover de inrichting daarvoor gevolgen kan veroorzaken; b. de gevolgen voor het milieu, die de inrichting kan veroorzaken; c. de met betrekking tot de inrichting en het gebied waar de inrichting zal zijn of is gelegen, redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen die van belang zijn met het oog op de bescherming van het milieu; d. ingebrachte adviezen en bedenkingen; e. de mogelijkheden tot bescherming van het miiieu, door de nadelige gevolgen voor het milieu, die de inrichting kan veroorzaken te voorkomen, dan wel zoveel mogelijk te beperken voor zover zij niet kunnen worden voorkomen.
X;yMILIEU 2006\milieuvergunrvngen\Roorda Paratlelweg 2 Buitenpost\b©sluit\considefans doe
-3Dit houdt in dat ten minste de aspecten genoemd onder at/me bij de besluitvorming betrokken moeten worden. II.
Voorts dient het bevoegd gezag ingevolge het bepaalde in artikel 8.8, lid 2, van de Wet milieubeheer bij de beslissing op de aanvraag in ieder geval rekening te houden met: a. het voor hem geldende milieubeleidsplan; b. geldende richtwaarden voor de onderdelen van het milieu, waarvoor de inrichting gevolgen kan hebben. Dit houdt in dat als uitgangspunt wordt genomen overeenstemming met de betrokken aspecten. Onder omstandigheden heeft het bevoegd gezag echter de mogelijkheid hiervan gemotiveerd af te wijken.
III. Bovendien moet het bevoegd gezag ingevolge het bepaalde in artikel 8.8, lid 3, van de Wet milieubeheer bij de beslissing op de aanvraag in ieder geval in acht nemen: a. geldende grenswaarden, die op basis van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer gelden of die voortvloeien uit hoofdstuk 5 van de Wet geluidhinder; b. zogenaamde instructie regels op basis van artikel 8.45 van de Wet milieubeheer; c. instructie regels op grond van de Provinciale milieuverordening; d. bindende ministeriële aanwijzingen die krachtens artikel 8.27 van de wet milieubeheer zijn gegeven. Dit houdt in dat de inrichting in ieder geval moet voldoen aan de voorschiften, zoals deze gesteld zijn onder 3 a t/m d. Ais niet voldaan kan worden aan de eisen, dan moet ingevolge het bepaalde in artikel 8.10, lid 2 van de Wet milieubeheer de vergunning worden geweigerd. Milieubeleidsplan De gemeenteraad van de gemeente Achtkarspelen heeft op 22 april 2004 een milieubeleidsplan vastgesteld. Ten aanzien van de aangevraagde activiteiten zijn in dit plan geen beperkingen opgenomen die door het bevoegd gezag aan de vergunning moeten worden verbonden. Milieukwaliteitseisen De inrichting is niet gelegen op een terrein waarvoor bijzondere kwaliteitseisen zijn vastgesteld. Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderii Het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij is op 8 december 2005 in het Staatsblad 675 gepubliceerd. Het Besluit is nog niet in werking getreden. Het Besluit bevat algemene regels voor veehouderijen, inhoudende dat bij bepaalde diercategorieën (waaronder melkrundvee) de ammoniakemissie van een dierplaats niet boven een vastgestelde maximale emissiewaarde mag uitkomen. Het bevoegd gezag moet bij de vergunningverlening zorgen dat er geen strijdigheid met het Besluit ontstaat. Nieuwe huisvestingssystemen zullen meteen vanaf het moment van in werking treden van het Besluit aan de maximale emissiewaarden moeten voldoen. Ten aanzien van melkrundveehouderijen zullen de emissiewaarden alleen gelden voor melkveestallen met permanent opstallen van het vee. Bij de onderhavige inrichting is geen sprake van permanent opstallen van het vee.
X;\MILIEU 2006\mili6Uvergunningen\Roorda Parallelweg 2 8ultenpostU)es[uit\considerans.doc
-4Toekomstiqe ontwikkelingen Er zijn met betrekking tot de inrichting geen relevante ontwikkelingen te verwachten, anders dan beschreven in de aanvraag.
Inhoudelijk beoordeling van de aanvraag Geurhinder De onderhavige aanvraag houdt verband met het houden op de locatie van: 100 melkkoeien 60 stuks vrouwelijk Jongvee 100 schapen 9 volwassen paarden (3 jaar en ouder) Voor wat betreft de beoordeling van de van een veehouderij te duchten stankhinder is aangesloten bij de Richtlijn "Veehouderij en Stankhinder 1996 "('de richtlijn'). In de Richtlijn worden drie categorieën dieren onderscheiden: dieren met omrekeningsfactoren, dieren met vaste afstanden en dieren waarvoor niets geregeld is. Voor wat schapen betreft zijn in de Richtlijn omrekeningsfactoren naar mestvarkeneenheden opgenomen. Afhankelijk van het aantal mestvarkeneenheden en de omgevingscategorie geeft de Richtlijn aan welke afstand tenminste moet worden aangehouden tussen de emissiepunten van de inrichting en de dichtstbijzijnde stankgevoelige objecten van derden. Op grond van vaste jurisprudentie moet voor de indeling van de omgeving in categorieën aansluiting worden gezocht bij de brochure Veehouderij en Hindenwet 1985 ('de Brochure'). De inrichting is gelegen in een buitengebied, waarin enkele burgenwoningen zijn gelegen. De aanwezigheid van deze burgerwoningen ontneemt niet het ovenwegend agrarische karakter aan de omgeving. Gelet hierop zijn wij voor wat het karakter van de omgeving betreft, uitgegaan van de in voornoemde Brochure genoemde categorie III - indeling. Het betreft een enkele nietagrarische bebouwing in het buitengebied. De in de inrichting aanwezige schapen komen overeen met 33 mestvarkeneenheden. Ingevolge de Brochure moet bij een dierbezetting van 33 m.v.e een minimale afstand van 50 meter worden aangehouden tussen de buitenzijde van een stankgevoelig object uit de omgevingscategorie III en het dichtst bij deze objecten gelegen emissiepunt van de onderhavige inrichting. De dichtstbij gelegen burgerwoning (Parallelweg 4) is gelegen op een afstand van 72 meter ten opzichte van de gevel van de schapenstalling. Voor melkrundvee en paarden wordt gewerkt met vaste afstanden. Bij de omgevingscategorie III wordt een minimumafstand van 50 meter gehanteerd. Deze afstanden worden dan in acht genomen onafhankelijk van het aantal dieren. In de onderhavige situatie bedraagt de afstand tussen de paardenstal en de dichtstbij gelegen burgerwoning (Parallelweg 4) meer dan 50 meter. De linkerzijgevel van de ligboxenstal is blijkens de aanvraag voorzien van een afsluitbaar zeil. Bij het gesloten zijn van de zijgevel wordt voldaan aan de minimumafstand van 50 meter.
X:\MILIEU 2006\milieuvefgunningen\Roorda Parallelweg 2 BuilenposlVbosluitVconsidcrans-dac
-5Gelet op de bovenstaande concluderen wij dat de inrichting voldoet aan de criteria uit de Richtlijn Veehouderij en Stankhinder en de Brochure Veehouderij en Hinderwet. Wet Ammoniak en Veehouderii De beoordeling van de aanvaardbaarheid van de door een veehouderij veroorzaakte ammoniakdepositie bij beslissingen inzake de vergunningverlening vindt plaats aan de hand van de Wet ammoniak en veehouderij. De inrichting is niet gelegen in een kwetsbaar gebied of in een zone van 250 meter rondom het kwetsbare gebied. De Wet Ammoniak en Veehouderij vormt derhalve geen belemmering voor het in werking hebben van de onderhavige inrichting.
Geluid De beoordeling van de geluidssituatie heeft plaatsgevonden op basis van de geluidsgrenswaarden die zijn opgenomen in de "Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening" van 1999. Aangezien nog geen gemeentelijk beleid hieromtrent is vastgesteld is aansluiting gezocht bij hoofdstuk 4 van deze handreiking. In dit hoofdstuk is de systematiek van de Circuiaire Industrielawaai van 1 september 1979 (herdruk 1982) gehanteerd. De omgeving rond de inrichting wordt aangemerkt als 'landelijke omgeving'. De hierbij behorende richtwaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau zijn 40-35-30 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. In de voorschriften behorend bij deze beschikking is opgenomen, dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr.Lx) ter plaatse van het dichtstbij gelegen geluidsgevoelig object Parallelweg 4 niet meer mag bedragen dan de in het voorschrift 2.1.1 vermelde grenswaarden voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode, die overeenkomen met de richtwaarden voor een landelijke omgeving. Het gestelde langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr.Lï) is gelet op het vorenstaande toereikend om geluidhinder voor de omgeving te beperken. Overeenkomstig de Handreiking zijn de piekgeluidniveauwaarden bepaald op 10 dB(A) boven de getalswaarde van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau. Wij hebben de voorschriften over piekgeluidniveaus niet van toepassing verklaard op piekgeluiden als gevolg van het laden en lossen en het ten behoeve hiervan manoeuvreren van moton/oertuigen in de dagperiode. De gestelde voorschriften voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau waarborgen voldoende dat de uitgezonderde piekgeluiden een incidenteel karakter behouden. Bodem In de vergunning wordt ten aanzien van bodembescherming uitgegaan van de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten (NRB). Daar waar binnen de inrichting bodembedreigende activiteiten plaatsvinden, zijn in de vergunning toereikende gedragsregels en voorzieningen met het oog op de bescherming van
X;\MILIEU 20061iniliBuvergunningen«oorda parallelweg 2 ßuilenpost\bssluil\considerans.doc
-6de bodem voorgeschreven. Met deze voorschriften Is het treffen van voldoende bodembeschermende voorzieningen gewaarborgd. Bedriifsafvalwater De inrichting is gelegen in het buitengebied van Buitenpost. Er is geen openbare riolering aanwezig. Huishoudelijk afvalwater afkomstig van de personele bezetting van de inrichting wordt door middel van een septictank op het oppervlaktewater (sloot) geloosd. Deze lozing moet voldoen aan het Lozingenbesluit WVO huishoudelijk afvalwater. Tijdens het reinigen van de stallen komt een afvalwaterstroom vrij. Het (reinigings-)afvalwater wordt direct opgevangen in de drijfmestkelders. Dit mesthoudend afvalwater wordt samen met de drijfmest verspreid over eigen landbouwgronden. Koelinstallatie De binnen de inrichting aanwezige koelinstallatie valt onder de werkingssfeer van het Besluit ozonafbrekende stoffen WMS 2003. In dit besluit wordt het gebruik van koelvloeistoffen die leiden tot aantasting van de ozonlaag (de chloorfluorkoolstofverbindingen en halonen) beperkt. Aan dit besluit is de Regeling lekdichtheidsvoorschriften koelinstallaties 1997 gekoppeld, waarin de frequentie, de aard en de kwaliteit van de verplichte inspecties worden geregeld. Procedure Algemeen De voorbereiding van de beschikking op de aanvraag heeft plaatsgevonden overeenkomstig het bepaalde in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer. Coördinatie De aanvraag om bouwvergunning voor het verlengen van de ligboxenstal is op 5 april 2006 ingediend. De coördinatiebepalingen krachtens de Woningwet en de Wet milieubeheer worden in acht genomen. De milieuvergunning wordt niet eerder van kracht dan nadat de benodigde bouwvergunning is verleend. Zienswiize De ontwerpbeschikking heeft samen met de vergunningaanvraag en de bijbehorende stukken vanaf 12 juli gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Binnen die termijn zijn geen zienswijzen ingediend.
X:\MIIIEU 2006\mili8uvergunningen\Rciorda Parallelv veg 2 Buitenpost\besluit\consid8rans.doc
-7-
Conclusie Uit de overwegingen volgt dat de gevraagde vergunning voor het overige onder voorschriften ter bescherming van het milieu kan worden verleend.
Besluit Burgemeester en wethouders bestuiten, gelet op de Wet milieubeheer, de Algemene wet bestuursrecht en de hiervoor genoemde overwegingen, aan de Mts. F. en T. F. Roorda op het perceel Parallelweg 2 te Buitenpost, de gevraagde vergunning te verlenen, onder het stellen van de bijgevoegde en als zodanig gewaarmerkte voorschriften. De volledige vergunningaanvraag, met bijlagen en tekeningen, maakt onderdeel uit van de beschikking.
Burgemeester en Wethouders van Achtkarspelen, namens cezen. sveld r Toetsing en Vergunningen
Een exemplaar van deze beschikking is toegezonden aan: - de aanvrager: Inspectie VROM.
X:\MILIEU 2006\milieuv6rgunninaen\Roorcla Pa rallelwsg 2 Buitanposl\besluil\con5iderans.doc
Voorschriften die behoren bij de beschikking d.d. 7 september 2006 betreffende de revisievergunning ingevolge de Wet milieubeheer voor Rundveehouderij Maatschap F. en T.F. Roorda, Parallelweg 2, Buitenpost
BEGRIPPEN VOORSCHRIFTEN 1. ALGEMEEN 1.1 Algemeen 1.2 Elektrische installatie 2. GELUID 2.1 Geluidsnormen in de buitenlucht 2.2 Transport & laden en lossen 3. BRANDVEILIGHEID 4. HET HOUDEN VAN VEE 4.1 Algemeen 4.2 Behandeling en bewaring van drijfmest 4.4 Opslag van veevoeder in een silo 4.5 Kuilvoer 4.5 Koelinstallatie van de melktank 4.6 Kadavers 5. AFVALSTOFFEN 5.1 Behandeling van afvalstoffen 5.2 Opslag van afvalstoffen 6. AFVALWATER 6.1 Schrobwater stallen 6.2 Afvalwater melkstal 6.3 Percolatiewater en perssap uit de opslag van veevoeders 6.4 Lozen van reinigings- en ontsmettingsafvalwater 7. BODEMBESCHERMING.. 7.1 Algemeen 7.2 Opslag olieproducten in vaatwerk 8. OPSLAG VAN BRANDBARE VLOEISTOFFEN 9. AFLEVERPOMPEN MOTORBRANDSTOFFEN VOOR EIGEN GEBRUIK 10. MILIEUZORG 11. NAZORG
X:\MILIEU 2006\iiiilieuvergunningen\Roorda Parallelweg 2 BuitenposKtia sluitWoorschrifteaaoc
2 3 3 3 3 3 3 4 4 4 4 5 6 6 7 7 7 7 8 8 8 9 9 9 9 9 10 10 10 11 12
-2BEGRIPPEN AFVALSTOFFEN;
alle stoffen, preparaten of andere produkten, waarvan de houder zich - met het oog op de verwijdering daarvan ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. Daarbij wordt onder stoffen en preparaten datgene verstaan wat daaronder in de zin van de Wet milieugevaarlijke stoffen wordt verstaan. AFVALWATER: alle water waarvan de houder zich met het oog op de verwijdering daarvan ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. BEVOEGD GEZAG: het College van Burgemeester en Wethouders. GELUIDNIVEAU IN dB(A): het niveau van het ter plaatse optredende geluid, uitgedrukt in dB(A), overeenkomstig de door de Internationale Elektrotechnische Commissie (lEC) ter zake opgestelde regels, zoals neergelegd in de lEC-publicatie no. 651. GEVAARLIJKE AFVALSTOFFEN: Afvalstoffen die als zodanig zijn aangewezen in de Europeese afvalstoffenlijst (EURAL). INRICHTING: elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij fcredrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegl Ie worden verricht. voor certificatie, keuringen en advisering integrale kwaliteitszorg voor bouw-, water- en milieusector. LANGTIJDGEMIDDELD BEOORDELINGSNIVEAU (LAT.LT): energetisch cumulatie van de langtijdgemiddeld deelbeoordelingsniveaus. LANGTIJDGEMIDDELD DEELBEOORDELINGSNIVEAU (LAri,LT): equivalent A-gewogen geluidniveau op een beoordelingspunt over een specifieke beoordelingsperiode ten gevolge van een specifieke bedrijfstoestand op een beoordelingspunt, zo nodig gecorrigeerd voor dé aanwezigheid van impulsachtig geluid, zuivere tooncomponent of muziekgeluid. De methode voor de bepaling van langtijdgemiddeld deelbeoordelingsniveau moet conform de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai (1999) zijn uitgevoerd. Ljnax:
de hoogste aflezing van de geluidmeter gemeten In de meterstand "fast" "F". NEN: een door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) uitgegeven norm. NEN 2559: Draagbare blustoestellen, controle en onderhoud. RIOLERING: bedrijfsriolering, openbaar riool of een andere - niet gemeentelijke - voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater (bedrijfsriolering van derden). VLOEISTOFDICHT: de situatie waarbij een vloeistof de niet met vloeistof belaste zijde vaneen bodembeschermende voorziening niet bereikt.
X.\MILIEU 2006\milieuvefgunnin9en\Roorda ParaHelw eg 2 Buitef^poslNbesluitWoorschriften.doc
-3-
VOORSCHRIFTEN
1. ALGEMEEN 1.1
Algemeen
1.1.1
Degene die de inrichting drijft is overigens gehouden de nadelige gevolgen voor het milieu, die de inrichting kan veroorzaken, te voorkomen, dan wel, voor zover zij niet kunnen worden voorkomen, zoveel mogetijk te beperken.
1.1.2
Van de eisen, die in enig voorschrift zijn gesteld, mag niet worden afgeweken tenzij een alternatieve voorziening wordt toegepast, die tenminste even doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord is. Een alternatieve voorziening moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan een alternatieve voorziening.
1.1.3 De vergunninghouder is verplicht in de inrichting werkzame personen te instrueren omtrent de voor hen van toepassing zijnde voorschriften van deze vergunning. 1.1.5
De inrichting is ordelijk en wordt regelmatig schoongemaakt. Insecten, knaagdieren en andere ongedierte worden, zo vaak als nodig is, verwijderd en bestreden. Allen binnen de inrichting vrijkomende afvalstoffen worden regelmatig afgevoerd.
1.1.6 De overige verlichting van gebouwen en open terreinen van de inrichting, wordt zodanig uitgevoerd dat directe lichtstraling op lichtdoorlatende openingen in gevel of daken van woningen wordt voorkomen.
1.2
Elektrische installatie
1.2.1
De elektrische installatie moet voldoen aan NEN 1010.
1.2.2
De elektrische installatie mag geen storing in de radio-, televisieontvangst en/of telecommunicatieapparatuur veroorzaken.
2. GELUID 2.1
Geluidsnormen in de buitenlucht
2.1.1
Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAP.LT) veroo rzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties en door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten in de representatieve bedrijfssituatie, mag ter plaatse van de gevel van woningen van derden, niet meer bedragen dan: 40 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur; 35 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur, 30 dB{A) tussen 23.00 en 07.00 uur.
2.1.2
Het maximale geluidsniveau (LAmax) vero orzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties en door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten in de representatieve bedrijfssituatie, mag ter plaatse van de gevel van woningen van derden, niet meer bedragen dan:
X:\MILIEU 2006\miGeuvergunningen\Roorda Parallelweg 2 Bultenposftbesluihvoorachriften.doc
-450 clB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur; 45 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur, 30 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur. 2.1.3 Het meten en berekenen van de geluidsniveaus en het beoordelen van de meetresultaten moet plaatsvinden overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (1999). 2.2
Transport & laden en lossen
2.2.1 Het in deze vergunning met betrekking tot het maximale geluidsniveau gestelde is niet van toepassing op het laden en lossen ten behoeve van de inrichting voor zover dit plaatsvindt tussen 07.00 uur en 19.00 uur. 2.2.2 In de inrichting zijn alleen verbrandingsmotoren in werking die zijn voorzien van een in goede staat zijnde geluiddemper. 2.2.3 De motoren van transportmiddelen met verbrandingsmotoren zijn tijdens het laden en lossen niet in werking, tenzij dit voor het laden en lossen strikt noodzakelijk is. 2.2.4 Gedurende het laden of lossen moet de muziek- of geluidsinstallatie van het bevoorradingsvoertuig zijn uitgeschakeld.
3. BRANDVEILIGHEID 3.1
De in de aanvraag en in de daarbij overgelegde stukken aangegeven blusmiddelen moeten aanwezig zijn.
3.2
Blusmiddelen moeten voor een ieder duidelijk zichtbaar en gemakkelijk bereikbaar zijn, voor direct gebruik gereed zijn en in goede staat van onderhoud verkeren.
3.3
In de buitenlucht aanwezige brandblusmiddelen moeten doelmatig tegen weersinvloeden zijn beschermd.
3.4
Brandblusmiddelen moeten ieder kalenderjaar door een daartoe door het bevoegd gezag aanvaarde deskundige op deugdelijkheid zijn gecontroleerd en in orde zijn bevonden. Het onderhoud van draagbare blustoestellen moet overeenkomstig NEN 2559 plaatsvinden.
3.5
Een draagbaar blustoestel moet zijn voorzien van een rijkskeurmerk met rangnummer.
4. HET HOUDEN VAN VEE 4.1
Algemeen
4.1.1 Dierlijk afval mag niet op het terrein van de inrichting worden begraven. Het afval moet zo spoedig mogelijk, volgens de bij of krachtens de Destructiewet en het Destructiebesluit gestelde regels, uit de inrichting worden verwijderd. Het bewaren van dierlijk afval, in afwachting van afvoer naar een destructiebedrijf, moet zodanig geschieden dat geen geurhinder optreedt, het aantrekken van ongedierte wordt voorkomen en geen vermenging met ander afval of materiaal optreedt. Verder mag het dierlijk afval geen visuele hinder veroorzaken. X;\MILIEU 2006Vnilleuvergunnin9entRoorcla Paralle lweg 2 Buitenpost\besluit\voor5Chriften.doc
-54.1.2 Op het terrein van de inrichting mag geen mest worden verbrand. 4.1.3 De afsluitbaar zeil in de linkerzijgevel van de ligboxenstal moet altijd gesloten worden gehouden, indien zich rundvee in de stal bevindt. 4.2
Behandeling en bewaring van driifmest
4.2.1 Het brengen van mest in de opslagruimte moet geschieden met een gesloten aanvoerleiding die zo dicht mogelijk bij de bodem van de opslagruimte uitmondt. 4.2.2 Mest moet worden opgeslagen in een afgedekte mestopslagruimte. Indien de mestopslagruimte: geheel of gedeeltelijk onder een stal is gelegen en tot stand is gebracht voor 1 Juni 1987, moet de opslag mestdicht zijn; geheel of gedeeltelijk onder een stal is gelegen en tot stand is gebracht tussen 1 juni 1987 en 1 februari 1991, zijn de desbetreffende bepalingen van de Bouwtechnische Richtlijnen Mestbassins 1987 (BRM 1987) van toepassing; geheel of gedeeltelijk onder een stal is gelegen en tot stand is gebracht tussen 1 februari 1991 en 1 maart 1994, zijn de desbetreffende bepalingen van de Bouwtechnische richtlijnen Mestbassins 1990 (BRM 1990) van toepassing; geheel of gedeeltelijk onder een stal is gelegen en is of wordt opgericht na 1 maart 1994, zijn de desbetreffende bepalingen van de Richtlijnen Mestbassins 1992 (RM 1992) van toepassing; niet geheel of gedeeltelijk onder een stal is gelegen en is opgericht na 1 juni 1987, moet voldaan worden aan de voorschriften van het "Besluit mestbassins milieubeheer" (Staatsblad 1990, nr. 618) en is dit Besluit van toepassing. 4.2.3 Dunne mest en gier (en eventueel schrob-en/of spoelwater uit de melkkamer/meiktankruimte dat niet op de riolering is aangesloten) moet worden afgevoerd naar een hiertoe bestemde, vloeistofdichte opslagruimte (gierkelder, mengmestput, drijfmestput, mestbassin of opvangput). Leidingen voor het transport van dunne mest en gier moeten vloeistofdicht zijn. 4.2.4 De afvoerpunten van de opslagruimte moeten door middel van goed sluitende deksels gesloten worden gehouden, behoudens tijdens het ledigen ervan. 4.2.5 De opslagruimte mag niet zijn voorzien van een overstort (noodoverloop). 4.2.6 Het terrein van de inrichting mag niet worden bevloeid of op andere wijze van een laag mest of gier worden voorzien, behoudens bij het bemesten van grond volgens de normale bemestingspraktijk. 4.2.7 Transport van dunne mest naar het mestbassin vindt plaatsdoor middel van een mestdicht leidingsysteem. 4.2.8 Bij het verwijderen van dunne mest wordt de omgeving niet verontreinigd. Transport van dunne mest geschiedt in volledig gesloten tankwagens. 4.3
Behandeling en bewaring van vaste mest
4.3.1 Vaste mest en organisch afval moeten zijn opgeslagen op een mestdichte mestplaat, die is voorzien van een opstaande rand of een gelijkwaardige voorziening.
X:\MILIEU 2CX36\mllleuuergünningenVRoorda Parallelweg 2 Builenposl\besliJiRvoorschriflen.doc
-64.3.2 Uitzakkend vocht en verontreinigd regenwater mogen niet op of in de bodem terechtkomen. Dit vocht moet door middel van een gesloten, mestdichte riolering worden afgevoerd naar een mestdichte opslagruimte. 4.3.3
Vaste mest en organisch afval moet zijn opgeslagen op tenminste 100 m afstand van een bebouwde kom of 50 m van een woning van derden of een gevoelig object.
4.3.4 Transport van vaste mest moet geschieden in daarvoor geschikte transportmiddelen die op correcte wijze moeten zijn beladen. 4.4
Opslag van veevoeder in een silo
4.4.1
Het pneumatisch of mechanisch vullen van silo's is verboden tussen 19.00 uur en 07.00 uur, alsmede op zondagen en algemeen erkende feestdagen.
4.4.2
Iedere silo alsmede zijn ondersteunende constructie, moet zodanig zijn geconstrueerd dat alle bij normaal gebruik optredende krachten veilig en zonder blijvende of ontoelaatbare vervorming kunnen worden opgenomen. De silo moet stabiel staan opgesteld op een voldoende draagkrachtige fundering.
4.4.3 Hinderlijke stofverspreiding bij het vullen van silo's moet worden voorkomen door het opvangen van het via ontluchting ontwijkende stof. 4.5
Kuilvoer
4.5.1 Eventuele restanten van het kuilvoer en/of natte bijproducten moeten direct op een zodanige wijze worden opgeslagen dat er geen geuroverlast kan plaatsvinden. 4.5.2 Een voerkuil en/of opslag van natte bijproducten moet zodanig zijn gesitueerd dat de afstand tot woningen van derden of gevoelige objecten ten minste 25 meter bedraagt. 4.5.3 Natte bijproducten moeten zijn opgeslagen op een vloeistofdichte plaat van beton met een opstaande rand. De betonplaat moet zodanig zijn geconstrueerd dat vocht wordt opgevangen in een goot. Al het uitzakkende vocht en verontreinigd hemelwater moet worden opgevangen en door middel van een vloeistofdichte leiding worden afgevoerd naar de mestkelder. 4.5.4 Indien de kuilvoeropslag van maïs of een opslag van voederproducten met een droge stofgehalte lager dan 60%, niet zijnde knol- of wortelgewassen of fruit, op minder dan 50 m afstand gelegen is van een woning van derden of een gevoelig object, moet deze blijvend zijn afgedekt met een kunststoffolie, behalve tijdens het uithalen van het product. Toelichting: Bij een kuiivoeropsiag mag de afdekking aan de zijde waar zeitvoedering plaatsvindt,ontbreken. 4.5.5 Bij kuilvoeropslagen van gras, die zijn gelegen op minder dan 50 m afstand van een woning van derden of een gevoelig object, moeten de volgende maatregelen zijn getroffen: - Het uitgehaalde kuilvoer moet direct in de stal, dan wel in een afgesloten ruimte geplaatst worden, of op zodanige wijze worden afgedekt dat geen geuroverlast kan plaatsvinden. - Direct na het uithalen van het kuilvoer moet de kuil door middel van kunststoffolie, vastgesteld met zandslurven of een hieraan gelijkwaardige voorziening, toegedekt worden. X:\MILIÊU 2006\frilieuvargunningen\Roofda Parallefweg 2 Builenposl\bC8luit\voorschriften.doc
-7-
Eventuele restanten van het kuilvoer moeten direct van het terrein van de inrichting afgevoerd worden, dan wel op zodanige wijze worden opgeslagen dat geen geuroveriast kan plaatsvinden. Toelichting: Bij een kuilvoeropslag mag de afdekking aan de zijde waar zelfvoedering plaatsvindt, ontbreken. 4.4.5 Eventuele beschadigingen aan de afdekfolie moeten zo spoedig mogelijk worden gerepareerd. 4.5
Koelinstallatie van de melktank
4.5.1 De koelinstallatie moet altijd bereikbaar zijn voor bediening, inspectie en onderhoud. 4.5.2 Er moet een inspectie- en preventief onderhoudsschema van de koelinstallatie van de melktank aanwezig zijn. Het bedoelde schema moet aan een controlerend ambtenaar op verzoek worden getoond. 4.5.3 Bij vervanging van het in de koelinstallatie aanwezige koudemiddel, moet dit worden afgetapt, zonder dat dit zich in de atmosfeer kan verspreiden. 4.6
Kadavers
4.6.1 Kadavers moeten aan de destructor worden aangeboden op de kadaverplaats onder een deugdelijke afdekking. 4.6.2 De verpakking of de ruimte waarin kadavers worden bewaard dienen regelmatig te worden schoongemaakt en ontsmet om stankverspreiding te voorkomen. Het spoelwater dat bij de reiniging vrijkomt dient op de mestkelder geloosd te worden. Bij warm weer dienen ten aanzien van de kadavers doelmatige maatregelen getroffen te worden om stankverspreiding te voorkomen.
5. AFVALSTOFFEN 5.1
Behandeling van afvalstoffen
5.1.1 Afvalstoffen mogen niet in de inrichting worden verbrand, gestort of begraven. 5.1.2 Afvalstoffen mogen niet in de bodem worden gebracht of terecht kunnen komen. Het bewaren of bezigen van afvalstoffen op de bodem moet zodanig plaatsvinden dat geen verontreiniging van de bodem kan optreden. 5.1.3 Afvalstoffen, waaronder met afvalstoffen verontreinigd water of water waaraan warmte is toegevoegd mogen niet in de bodem worden gebracht of terecht kunnen komen. Het bewaren of bezigen van afvalstoffen op de bodem moet zodanig plaatsvinden dat geen verontreiniging van de bodem kan optreden. 5.1.4 Afvalstoffen, niet zijnde snoeihout, bladeren en soortgelijke afvalstoffen moeten zo vaak als nodig uit de inrichting worden afgevoerd. Het afvoeren moet zodanig plaatsvinden dat zich geen afval in of buiten de inrichting kan verspreiden. 5.1.5 Het vervoer van het afval van de plaats van ontstaan/verzamelen in de inrichting naar de afvalcontainer(s) moet zodanig plaatsvinden, dat zich geen afval in de omgeving kan verspreiden. X.\MILIEU 2006\miliauv6rgunningon\Roorcla Paralelweg 2 Buitenposftbesluiftmorschriflen.doc
-85.1.6 Gemorste vaste gevaarlijke afvalstoffen moeten zo snel mogelijk worden aangeharkt of aangeveegd en worden opgeslagen In een daarvoor bestemde container van doelmatige materiaal of in daarvoor bestemde doelmatige emballage. 5.1.7 In de inrichting moet nabij de opslag van (vloeibaar) gevaarlijk afval, voor de aard van de opgeslagen stoffen geschikt materiaal aanwezig zijn om gemorste of gelekte stoffen te neutraliseren, indien nodig te absorberen en op te nemen. Gemorste gevaarlijke afvalstoffen moeten zonodig worden geneutraliseerd. Zij moeten onmiddellijk worden opgenomen en behandeld als omschreven onder opgeslagen in daarvoor bestemde, voor de aard van de stof geschikte, gesloten emballage. Toelichting: Als absorberend materiaal kan worden gebruikt permulite of vermiculite 5.2
Opslag van afvalstoffen
5.2.1 Het bewaren van afvalstoffen moet op ordelijke en nette wijze plaatsvinden. Van de afvalstoffen afkomstige geur mag zich niet buiten de inrichting kunnen verspreiden. 5.2.2 De verpakking van gevaarlijk afval moet: a. dicht en voldoende sterk zijn en geschikt zijn voor de desbetreffende stof; b. zijn voorzien van een etiket, waarop, op een altijd duidelijk te onderscheiden wijze, is aangegeven welke categorie afvalstof zich in de verpakking bevindt. 5.2.3 Vloeibare gevaarlijke afvalstoffen, zoals afgewerkte olie, moeten worden bewaard in doelmatige emballage. De emballage moet vloeistofdicht zijn, voldoende stevig, gesloten worden gehouden en bestand zijn tegen de opgeslagen vloeistoffen. 5.2.4 Vloeibare afvalstoffen in emballage moeten zijn geplaatst in een vloeistofdichte lekbak. 5.2.5 Een vloeistofdichte lekbak moet, indien het (licht) ontvlambare vloeistoffen betreft, de gehele inhoud bevatten. In de overige gevallen moet de bak een inhoud hebben van ten minste de grootste verpakking vermeerderd met 10% van de inhoud van de overige emballage. 5.2.6 Boven een vloeistofdichte lekbak met vloeibare afvalstoffen in emballage moet, indien deze buiten het bebouwde deel van de inrichting ligt, een afdak aanwezig zijn. Het afdak moet zo groot zijn dat regenwater niet binnen de vloeistofdichte lekbak kan komen. 5.2.7 Afvalstoffen worden van elkaar gescheiden, gescheiden gehouden en gescheiden afgegeven, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd. 5.2.8 Binnen de inrichting vrijkomende afvalstoffen worden regelmatig afgevoerd. 5.2.9 De opslag van accu's moet plaatsvinden in een vloeistofdichte bak die bestand is tegen het in de accu's aanwezige electrolyt. Indien de bak buiten is opgesteld, moet deze tegen inregenen zijn beschermd.
6. AFVALWATER 6.1
Schrobwater stallen
6.1.1 Het waterverbruik moet worden beperkt. Hiertoe moet, tenzij dit om technische of organisatorische redenen niet mogelijk is, gebruik worden gemaakt van een hogedrukreiniger. X;\MILIEU 2006\milieuvergunnjngen\Roorda Parallelweg 2 Builenpost\besluit\voof8chrtften.doc
-96.1.2 Afvalwater afkomstig van het schoonspuiten van stallen moet worden afgevoerd naar een mestdichte opvangruimte. 6.1.3 Het afvalwater in de opvangruimte moet worden uitgereden over de landbouwgronden overeenkomstig het Besluit gebruik dierlijke meststoffen.
6.2
Afvalwater melkstal
6.2.1 Afvalwater afkomstig van het reinigen van de melkstal en melkput moet worden afgevoerd naar de mestput. 6.2.2 Afvalwater afkomstig van het voorspoelen van de melkinstallatie en de melktank, moet worden hergebruikt, bijvoorbeeld als drinkwater. 6.2.3 Afvalwater afkomstig van de hoofd- en naspoeling van de melktank (tank en leidingen), moet worden hergebruikt, bijvoorbeeld als schoonmaakwater in de melkstal. 6.2.4 De hoeveelheid afvalwater moet worden beperkt door bijvoorbeeld het gebruik van hogedrukreinigers en good housekeeping.
6.3
Percolatiewater en perssap uit de opslag van veevoeders
6.3.1 Het vrijkomen van percolatiewater moet worden voorkomen door middel van het goed afdekken van een sleufsilo of voederkuil. 6.3.2
Een voederopslag waaruit perssappen en eventueel percolatiewater kunnen vrijkomen, moet zijn voorzien van een vloeistofdichte vloer. De perssappen moeten via de bedrijfsriolering worden afgevoerd naar een mestput of opvangput.
6.4
Lozen van reiniainas- en ontsmettingsafvalwater
6.4.1 Het vrijkomende reinigings- en ontsmettingswater mag niet op de riolering worden geloosd. 6.4.2
Het vrijkomende reinigings- en ontsmettingswater moet via de bedrijfsriolering worden afgevoerd naar een mestput of opvangput.
6.4.3 Het afvalwater in de mestput of opvangput moet worden uitgereden over de landbouwgronden overeenkomstig het Besluit gebruik meststoffen.
7. BODEMBESCHERMING 7.1
Algemeen
7.1.1 Indien in enig voorschift in dit besluit is bepaald dat een vloeistofdichte lekbak wordt toegepast, wordt de lekbak periodiek visueel geïnspecteerd. Voorkomen wordt dat vloeistoffen of vaste stoffen in de bodem terechtkomen. Daartoe zijn voldoende hulpmiddelen in de inrichting aanwezig.
X\MIL(EU 2006\rritIieuvergunrungen\Roorda Parallelweg 2 BultenposllbeslultWoorschriflen.doc
-107.1.2 Degene die voornemens is de inrichting of een gedeelte daarvan buiten werking te stellen, meldt dit voornemen voor het beëindigen aan het bevoegd gezag, in geval van het buiten werking stellen van de inrichting of een gedeelte daarvan, wordt een onderzoek naar de eindsituatie van de bodem uitgevoerd. Het onderzoek richt zich op de plaatsen waar bodembedreigende handelingen hebben plaatsgevonden en op de stoffen die door de werkzaamheden ter plaatse een bedreiging voor de bodemkwaliteit vormen. Binnen vier weken na het tijdstip van het bulten werking stellen van de inrichting of een gedeelte daarvan wordt het bevoegd gezag schriftelijk in kennis gesteld van de resultaten van het onderzoek. 7.2
Opslag olieproducten in vaatwerk
7.2.1 Olieproducten moeten worden bewaard in doelmatig, goed gesloten vaatwerk. 7.2.2 Ledig ongereinigd vaatwerk moet worden behandeld als gevuld vaatwerk. 7.2.3 Het vaatwerk moet zijn opgeslagen in een vloeistofdichte bak, waarvan de inhoud ten minste gelijk is aan het grootste vat vermeerderd met 10% van de gezamenlijke inhoud van de overige aanwezige vaten. De bak moet bestand zijn tegen de inwerking door de opgeslagen olieproducten. 7.2.4 Indien een vat lekt. moet de lekkage terstond worden overgebracht in een niet-lekkend vat dan wel moet het lekkende vat worden overgebracht in een zogenaamd overmaats vat. 7.2.5 Bulten opgesteld vaatwerk moet, om inregenen In de vloeistofdichte bak te voorkomen, onder een afdak of een gelijkwaardige voorziening die brandwerend is worden opgeslagen.
8. OPSLAG VAN BRANDBARE VLOEISTOFFEN Dieselolie wordt opgeslagen In een daarvoor bestemde enkelwandige tank zonder leidingen en appendages. De opslag moet voldoen aan het gestelde in de volgende voorschriften van de richtlijn PGS 30; (zie bijlage) 4.1.1 en 4.1.2; a. b. 4.1.2.1 t/m 4.1.2.3; c. 4.1.3 t/m 4.1.6; d. 4.3.2 t/m 4.3.5; e. 4.3.8 t/m 4.3.11; f. 4.4.1; g4.4.4 en 4.4.5; 4.4.7 en 4.4.8; h. 4.5.2 t/m 4.5.12. i. 9. AFLEVERPOMPEN MOTORBRANDSTOFFEN VOOR EIGEN GEBRUIK 9.1
Een pomp voor het afleveren van motorbrandstoffen is zodanig ingericht dat onbedoeld uitstromen van brandstof wordt voorkomen.
9.2
De elektrische installatie van een pomp kan zowel aan de pomp als bij een hoofdschakelaar worden uitgeschakeld. De schakelstanden zijn duidelijk zichtbaar.
X:\MILIEU 2OO6\mili0uverguviingeri\Roorda Paralfelweg 2 Buitenpost\besluit\voorschriften.doc
-11 9.3
De pompkast van een elektrische pomp is voldoende geventileerd. De uitsparing in de pompkast waarin de vulafsluiter van de afleverslang in ruststand wordt geborgen, is gasdicht van het inwendige van de pompkast afgesloten.
9.4
Aflevering van motorbrandstof vindt niet plaats indien: a. de motor van het voertuig waaraan de motorbrandstof wordt afgeleverd, in werking b. daarbij gerookt wordt of open vuur of open kunstlicht aanwezig is.
9.5
Ter plaatse van het afleverpunt moet de opstelplaats van de voertuigen over een oppervlakte van ten minste 3 x 5 m voorzien zijn van een aaneengesloten verharding. Gemorst product moet met behulp van absorptiemateriaal zo spoedig mogelijk worden verwijderd. Hiertoe moet in de inrichting voldoende absorptiemateriaal voor onmiddellijk gebruik gereed beschikbaar zijn. Absorptiemateriaal kan achterwege blijven indien in plaats van een aaneengesloten verharding een vloeistofdichte verharding aanwezig is waarbij het hemelwater via een olie-afscheider wordt afgevoerd. TOELICHTING: De verharding kan bestaan uit: klinkers, tegels of stelconplaten of; ter plaatse gestort beton of; een asfaltverharding waarop een kunststofcoating is aangebracht, die resistent is voor aardolieproducten.
10. MILIEUZORG 10.1
In de inrichting wordt een milieulogboek een registratie van gegevens van de relevante milieueffecten bijgehouden. De gegevens in het milieulogboek worden tenminste vijf jaren bewaard. Aan het bevoegd gezag wordt op verzoek inzage in deze stukken gegeven.
10.2
Het milieulogboek bevat in ieder geval de volgende gegevens: Afvalstoffen
Veiligheid
aard, samenstelling en hoeveelheid van afvalstoffen per jaar; de eventuele afvalstofcode (met de Eural-code); het afvalstroomnummer (voor zover van toepassing);
overzicht van opgetreden milieu-incidenten en getroffen maatregelen; Energieverbruik energieverbruik per energiedrager per jaar; Grondstoffen en hulpstoffenverbruik grond- en hulpstoffenverbruik per jaar; waterverbruik per jaar. 10.3
Vergunninghouder dient aandacht te besteden aan de mogelijkheden van besparingen bij energie- en waterverbruik. Bij de aanschaffingen of bedrijfsverandering moet op dit aspect aantoonbaar worden gelet.
X:\MILIEU 2006\itiili«jveigmningan\Roor<(a Parallelwag 2 BuitanposHbaaluWvoorschriften doc
- 1211. NAZORG Uiterlijk drie maanden voordat de activiteiten van de inrichting worden beëindigd moet hiervan schriftelijk melding worden gedaan aan het bevoegd gezag. Bij deze melding moeten tevens de volgende gegevens worden overgelegd: de wijze waarop de in de inrichting aanwezige afvalstoffen en overige milieuschadelijke stoffen zullen worden venwijderd; de toekomstige bestemming en gebruik van de gebouwen en het terrein van de inrichting , voor zover dit bij de vergunninghouder bekend is.
X:\MILIEU 2006\milieuirergunningen\Roorda Parallelwsg 2 Builanpost\besluiL\voorsctiriften.doc
ß'J'ag,'6 4 gewenste
situatie
m'
AIM - Milieuregels uit het Activiteitenbesluit
29-6-2015
AIM - Milieuregels uit het Activiteitenbesluit Milieuregels U hebt op 29-6-2015 de vragenboom van de Activiteitenbesluit Internet Module (http://aim.vrom.nl) doorlopen. Dit document bevat de milieuregels uit het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Activiteitenregeling die gelden voor uw bedrijf. Deze milieuregels zijn samengesteld aan de hand van de activiteiten die u in de vragenboom van de AIM heeft geselecteerd, aangevuld met een aantal algemene regels, die ook op uw bedrijf van toepassing zijn. Antwoordlijst Dit document bevat ook een antwoordlijst, met daarin een overzicht van de door u in de AIM gegeven antwoorden. Aan het eind van de antwoordlijst is de conclusie opgenomen met betrekking tot het van toepassing zijn van het Activiteitenbesluit op uw bedrijf. Toelichtingen De toelichtingen op deze milieuregels kunt u vinden in een apart bestand.
Inhoud Antwoordlijst Lozen van hemelwater, dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening Behandelen van huishoudelijk afvalwater op locatie Afleveren van vloeibare brandstof of gecomprimeerd aardgas aan motorvoertuigen voor het wegverkeer
1 7 8 12
Opslaan en overslaan van goederen - algemeen Opslaan en overslaan van stuifgevoelige goederen Opslaan van agrarische bedrijfsstoffen Opslaan van drijfmest en digestaat Opslaan van gasolie, smeerolie of afgewerkte olie in een bovengrondse opslagtank Houden van dieren bij een veehouderij type B Opslaan van gevaarlijke stoffen, CMR-stoffen of bodembedreigende stoffen in verpakking
22 24 28 31 35 41 46
Algemene milieuregels voor emissies naar de lucht Algemene milieuregels voor bodembedreigende activiteiten Algemene milieuregels voor lozen Algemene milieuregels voor type A en type B inrichtingen Algemene milieuregels - Zorgplicht Algemene milieuregels - Afvalbeheer Algemene milieuregels - Energiebesparing Algemene milieuregels - Verkeer en vervoer
56 60 66 70 70 72 75 76
Algemene milieuregels - Geluidhinder Algemene milieuregels - Trillinghinder Algemene milieuregels - Algemeen overgangsrecht
78 86 87
Correspondentienummer: Aqdtkvkjyzn
AIM - Milieuregels uit het Actlviteltenbesluit
29-6-2015
Antwoordlijst In de AIM heeft u de volgende antwoorden op de gestelde vragen gegeven. Hierop is de samenstelling van de milieuregels gebaseerd. Wat is de reden van uw bezoek aan de AIM? Veranderen of uitbreiden U hebt aangegeven dat sprake is van een verandering of uitbreiding van uw bedrijf.
Veranderen of uitbreiden van een bedrijf Route 1: U doorloopt de vragenboom voor uw hele bedrijf (inclusief de verandering). In de melding beschrijft u de verandering.
U kunt kiezen uit twee verschillende routes. Kies hieronder de route die u wilt volgen. Volg bij twijfel altijd route 1. Tot welke branche behoort uw bedrijf? Profiel Agrarische en groene sector Onderstaande activiteiten of situaties kunnen voorkomen binnen het profiel Agrarische en groene sector.
Agrarische en groene sector Houden van dieren Opslaan van mest (vaste mest, dunne mest en digestaat)
Selecteer hieronder alle activiteiten en situaties die op uw bedrijf van toepassing zijn. Houden van dieren U hebt aangegeven dat er sprake is van het houden van dieren. Onderstaande activiteiten of situaties kunnen voorkomen binnen dit bedrijfstype.
Houden van landbouwhuisdieren
Selecteer hieronder alle activiteiten en situaties die op uw bedrijf van toepassing zijn. Houden van landbouwhuisdieren U hebt aangegeven dat er sprake is van het houden van landbouwhuisdieren. Selecteer hieronder welke diersoorten in uw bedrijf aanwezig zijn. Aantal melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar (A1);
Rundvee Paarden
199
Aantal zoogkoeien ouder dan 2 jaar (A2): 97
Aantal vrouwelijk jongvee tot 2 jaar (A3): Aantal vleesrundvee (A4, A5 en A6): Aantal fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar (A7): Aantal volwassen paarden (3 jaar en ouder): Aantal paarden in opfok Qonger dan 3 jaar): Aantal volwassen pony's (3 jaar en ouder): Aantal pony's in opfok (jonger dan 3 jaar):
Ja
Overzicht aantallen dieren ' U hebt de volgende aantallen dieren ingevuld:
Melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar
Aantal 199
Zoogkoeien ouder dan 2 jaar
0
Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar
97
Vleesrundvee
0
Diersoort
Fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar 0 5 Volwassen paarden (3 jaar en ouder)
Correspondentienummer: Aqdtkvkjyzn
1 van 88
> T.F. EN C.ß. ROOBDA Parallelweg 2 - 9265 XJ - Buitenpost
> PROJECT NR. 2II3
> BUD DO-01
• ofl* maiftn In nti wetk coniraixtn -
r.i-rx T T-rn-i-r-ai^
i
> VOORAANZICHT | noord
> ZIJ-AANZICHT I oost
[H I I M ' ' • ' • ' ' l. i-3^
a
> ZU-AAHZICHT | west
O
> ACHTERAAM2ICHT | ^uld
O
O
11111:1 ©-
0=-
1 1 n 1 ^tr~—Hz
•t
-
-ttr-—*r-—ife—«
tr-—
—t—•
1 1 f-- _
Ife—H
/ 7
1
> DOORSNEDE I A-A
O
111111 LiÉ
> a>iA.-
©
s -T:
«
o-
»OicnGtfu A
-PIA > PUnEOROND
> SITUATIE I 1:10 00
AlLCAD
> T.F. EN C.B. ROORDA Porallelw^ 2 - 9285 XJ_- Bullenpost
> PROJECT NR. 2113
> BUD DO-02
• oU« matM in het werk controleren •
©
O
O
O
©
0
- -f-t—
•
•/
> MESTKELDERSYSTEEM | en riolering
1
-1=^ .
'L
1
>CON5TaUCTlß
•cwn-u.i'-'ini-s
6HnwCO«JH»-W£
ȀT'
•»T'T. 1,.»,»
SlAAlCCI«!.'.-*. PY »r.
1
1
él
I0é- vnr,
/
' >KOJtCI: 'ééomiAiv
1
>V«i^
>ONDCBOE£L > OfOBACHTCFVat: i
...r
>AD1^S;
> DOORSNEDE 1 A-A
Ä-'/.i'« u
MCAD
»KCUCMk.
provinsje fryslan provincie fryslan ^
ontvangstbevestiging
naam
adres
onderwerp
,
... .iW.ß.V.êf^.UOO.v.^
bestemd voor medewerker
d.d.
naam medewerker
afhandelingsactie
ontvangen