RUILVERKAVELING SCHELDE-LEIE Definitief MER
COLOFON Opdracht: Ruilverkaveling Schelde-Leie Definitief MER Opdrachtgever: Vlaamse Landmaatschappij Gulden Vlieslaan 72 1060 Brussel Opdrachthouder: Antea Belgium nv Roderveldlaan 1 2600 Antwerpen T : +32(0)3 221 55 00 F : +32 (0)3 221 55 01 www.anteagroup.be BTW: BE 414.321.939 RPR Antwerpen 0414.321.939 IBAN: BE81 4062 0904 6124 BIC: KREDBEBB Antea Group is gecertificeerd volgens ISO9001
Identificatienummer: 2249303012/ivm Datum:
status / revisie:
13 september 2013
Versie 1
Vrijgave: Cedric Vervaet, Account Manager Controle: Inge Van der Mueren, Mer-coördinator Projectmedewerkers: Inge Van der Mueren, MER-coördinator en MER-deskundige Cedric Vervaet, MER-deskundige Kristof Goemaere, MER-deskundige Paul Arts, MER-deskundige Sofie Claerbout, adviseur Antea Belgium nv 2013 Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Antea Group mag geen enkel onderdeel of uittreksel uit deze tekst worden weergegeven of in een elektronische databank worden gevoegd, noch gefotokopieerd of op een andere manier vermenigvuldigd.
Team van deskundigen en projectmedewerkers: MER-coördinator Inge Van der Mueren Deskundigen: Inge Van der Mueren: bodem en water
Kristof Goemaere: fauna en flora
Cedric Vervaet: landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
Paul Arts: mens
Projectmedewerkers Antea Group: Sofie Claerbout
INHOUD 1 1.1 1.2 1.3 1.4 2 2.1 2.2 2.3 3 3.1 3.2 4 4.1 4.2 4.3 4.4 5 6 6.1 6.2 6.3 6.4 7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 8 9 10 11 12
INLEIDING .................................................................................................................. 5 AANLEIDING VOOR HET RUILVERKAVELINGSPLAN EN HET PLAN-MER ............................................. 5 TOETSING AAN DE MER-PLICHT EN AAN DE MER-FILOSOFIE ........................................................ 5 PROCEDURE PLAN-MER ........................................................................................................ 7 TEAM VAN DESKUNDIGEN ....................................................................................................... 9 WAT IS EEN RUILVERKAVELINGSPLAN? ............................................................................ 10 DOEL ................................................................................................................................ 10 MAATREGELEN ................................................................................................................... 10 PROCEDURE RUILVERKAVELING.............................................................................................. 10 STAND VAN ZAKEN VAN HET PLAN ................................................................................. 15 VOORGESCHIEDENIS ............................................................................................................ 15 VERDER BESLUITVORMINGSPROCES ........................................................................................ 18 BESCHRIJVING VAN HET RUILVERKAVELINGSPLAN ............................................................... 19 RUIMTELIJKE SITUERING ....................................................................................................... 19 INRICHTINGSCONCEPT.......................................................................................................... 19 AFBAKENING BLOKGRENS EN MAATREGELEN ............................................................................ 20 ALTERNATIEVENONDERZOEK ................................................................................................. 30 JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN ........................................................ 38 ALGEMENE METHODOLOGISCHE ASPECTEN ...................................................................... 52 ALGEMENE OPBOUW EN UITGANGSPUNTEN VAN DE EFFECTENSTUDIE .......................................... 52 INGREEP – EFFECTENSCHEMA ................................................................................................ 55 INTERDISCIPLINAIRE GEGEVENSOVERDRACHT ........................................................................... 56 ONTWIKKELINGSSCENARIO’S ................................................................................................. 58 BESCHRIJVING VAN DE REFERENTIESITUATIE – EFFECTENBEOORDELING –MILDERENDE MAATREGELEN ............................................................................................................................. 65 BODEM ............................................................................................................................. 66 WATER ............................................................................................................................. 94 FAUNA EN FLORA .............................................................................................................. 118 LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE .......................................................... 162 MENS ............................................................................................................................. 196 SAMENVATTING VAN EFFECTEN T.G.V. WIJZIGING VAN HET WATERSYSTEEM ALS BIJDRAGE VAN HET OORDEELKUNDIG UITVOEREN VAN DE WATERTOETS ......................................................... 226 SYNTHESE, CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN .................................................................... 229 NIET TECHNISCHE SAMENVATTING ............................................................................... 241 VERKLARENDE WOORDENLIJST .................................................................................... 242 LITERATUUR ........................................................................................................... 244
BIJLAGEN
246
TABELLEN Tabel 1-1: Overzicht MER-deskundigen
9
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 1 van 263
Tabel 2-1: Schematisch overzicht van de ruilverkavelingsprocedure Tabel 3-1: Locatie ruilverkaveling Scheldekant
11
16
Figuur 4-1: percelen waarvoor bijkomende toelichting werd gevraagd door de Stad Gent tijdens de richtlijnenvergadering 34 Tabel 6-1: Identificatie van sleutel-, optie- en niet-relevante disciplines voor het plan-MER ruilverkaveling Schelde-Leie 52 Tabel 6-2: Significantiekader kwetsbaarheid
53
Tabel 6-3: Ingreep effectenmatrix: globale inschatting van de milieueffecten
55
Tabel 6-4: interdisciplinaire gegevensoverdracht binnen het MER voor de ruilverkaveling ScheldeLeie 57 Tabel 7-1: Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline bodem Tabel 7-2: in het plangebied voorkomende bodemseries
68
74
Tabel 7-3: Lijst van bodemonderzoeken binnen plangebied (OVAM, 20/03/2013) Tabel 7-4: Lijst van bodemonderzoeken binnen het studiegebied
85
85
Tabel 7-5: Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline water Tabel 7-6: waterkwaliteit van verschillende waterlopen in het studiegebied
97
107
Tabel 7-7: Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline fauna en flora
120
Tabel 7-8: Mogelijks te verdwijnen KLE’s, per type en leeftijdscategorie (0 = zeer jong; 3 = oud) 148 Tabel 7-9: beoordelingscriteria voor de milieudiscipline ‘landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie’ 165 Tabel 7-10: Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline mens
199
Tabel 7-11: Agrarisch bodemgebruik binnen het plangebied 201 Tabel 7-12: Verdeling bedrijven en oppervlaktegebruik per gemeente 201 Tabel 7-13: Aantal bedrijven en oppervlakte binnen het plangebied volgens bedrijfstype Tabel 7-14: Leeftijd van de bedrijfsleider
202
203
Tabel 7-15: Aantal bedrijven en oppervlakte volgens productieomvang Tabel 7-16: gemiddelde perceelsoppervlakte volgens teelt
203
204
Tabel 9-1: Samenvatting milderende maatregelen en monitoring
233
FIGUREN Figuur 4-1: percelen waarvoor bijkomende toelichting werd gevraagd door de Stad Gent tijdens de richtlijnenvergadering 34 Figuur 4-2: locatie bufferbekken Scheidbeek op ruilverkavelingsplan (rode ster) Figuur 6-1: Wegencategorisering in het studiegebied
37
63
Figuur 6-2: Functionele fietsroutes 64 Figuur 7-1: geologische doorsnede 70 Figuur 7-2: Geologie van het plangebied – Tertiaire afzettingen
72
Figuur 7-3: deelgebieden bodem 73 Figuur 7-4: Bodemgeschiktheid voor akkerbouw
78
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 2 van 263
Figuur 7-5: Bodemgeschiktheid voor boomkwekerij 79 Figuur 7-6: Bodemgeschiktheid voor grasland
80
Figuur 7-7: Bodemgeschiktheid voor extensieve groententeelt Figuur 7-8: Bodemgeschiktheid voor fruitteelt
82
Figuur 7-9: Bodemgeschiktheid voor glasteelt
83
Figuur 7-10: Bodemgeschiktheid voor intensieve groetenteelt
81
84
Figuur 7-11: Potentiële erosiegevoeligheid per perceel in het projectgebied
87
Figuur 7-12: Gevoeligheid voor grondverschuivingen in het projectgebied
88
Figuur 7-13: N-Z profiel t.h.v. De Pinte, met aanduiding van de watervoerende en waterscheidende lagen 99 Figuur 7-14: Aanduiding infiltratiegevoelige bodems 101 Figuur 7-15: Grondwatermeetnet en huidige grondwaterwinningen
103
Figuur 7-16: Watertoets – overstromingsgevoelige gebieden 106 Figuur 7-17: Resultaten waterbodemmeetnet t.h.v. het studiegebied 109 Figuur 7-18: Actuele ecologische kwaliteit van de waterlopen in het studiegebied
110
Figuur 7-19: voorkomende bostypes binnen het plangebied 125 Figuur 7-20: voorkomende graslanden en perceelsranden binnen het plangebied
131
Figuur 7-21: voorkomende poelen in de omgeving van Nieuw Goed te Parijs (massa 10) 139 Figuur 7-22: voorkomende poelen in de massa’s 1 tot en met 9
140
Figuur 7-23: ligging van de relevante objecten inzake vleermuizen.
142
Figuur 7-24: ligging van de mogelijks te verdwijnen KLE’s
149
Figuur 7-25: Historische kaarten – Ferraris 169 Figuur 7-26:Historische kaarten – Vandermaelen
170
Figuur 7-27: Cultuurhistorische landschapskenmerken Figuur 7-28: Beschermingen in het plangebied
173
183
Figuur 7-29: ligging van de archeologisch gewaardeerde percelen
184
Figuur 7-30: Voorkomen van gekende archeologische sites volgens de CAI (toestand april 2013) 185 Figuur 7-31: Indeling in landschapseenheden
189
Figuur 7-32: ligging van het ruilverkavelingsgebied ten opzichte van HAG
206
Figuur 7-33: aantal overschrijdingen norm PM10 daggemiddelde (2009 tot 2011, bron VMM)
208
Figuur 7-34: PM10 jaargemiddelde (2009-2011, bron VMM) 208 Figuur 7-35: NO2 jaargemiddelde (2009, 2011, bron VMM)
209
Figuur 7-36: Totale index (gemiddelde 2009-2011, bron VMM)
209
Figuur 7-37: contour RUP zonevreemde activiteiten fase III ‘Zonnehoeve’
222
KAARTEN Kaart 1: Situering
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 3 van 263
Kaart 2: Orthofotoplan Kaart 3: Gewestplan Kaart 4: Referentiesituatie bodem Kaart 5: Effecten bodem Kaart 6: Referentiesituatie water Kaart 7: Effecten water Kaart 8: Fauna en flora Kaart 9: Referentiesituatie landschap en bouwkundig erfgoed – Landschapsatlas Kaart 10: Referentiesituatie landschap en bouwkundig erfgoed – Landschapskenmerkenkaart Kaart 11: Effecten fauna en flora en landschap en bouwkundig erfgoed Kaart 12: Referentiesituatie mens
BIJLAGEN Bijlage 1: Ruilverkavelingsplan Bijlage 2: Synthese van de milieueffecten en milderende maatregelen van het MER Scheldekant Bijlage 3: AGNAS Leiestreek Bijlage 4: BPA Oostkouter Deinze Bijlage 5: RUP Parkbos Gent Bijlage 6: RUP Functionele cluster Moerkensheide De Pinte Bijlage 7: RUP Noord-west E17 Bijlage 8: Grondwaterstand meetpunten Databank Ondergrond Vlaanderen Bijlage 9: Analyseresultaten grondwater Databank Ondergrond Vlaanderen Bijlage 10: Voortel van monitoring Bijlage 11: Sites Centraal Archeologische Inventaris in het plangebied Bijlage 12: Fotoreportage Bijlage 13: Watertoets Bijlage 14: Niet technische samenvatting
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 4 van 263
1
Inleiding 1.1
Aanleiding voor het ruilverkavelingsplan en het plan-MER De Vlaamse Minister bevoegd voor ruilverkaveling is initiatiefnemer van de ruilverkaveling ScheldeLeie. De ruilverkaveling Schelde-Leie situeert zich in de provincie Oost-Vlaanderen op het grondgebied van de gemeenten Nazareth, De Pinte, Sint-Martens-Latem en de steden Gent en Deinze. Ze beslaat een oppervlakte van ca. 2700 ha. De eerste doelstelling van het ruilverkavelingproject is een verbetering van de agrarische structuur via het ruilen en herverkavelen van landbouwgronden. Door de uitbouw van het Parkbos Gent en in mindere mate door de realisatie van het stadsbos Deinze en de uitbreiding van de Hospicebossen zal de gronddruk in de regio verhogen. De ruilverkaveling beoogt in deze context een flankerend beleid. Via de grondenbank worden ruilgronden aangeboden voor landbouwers die moeten wijken voor deze projecten. Deze ruilgronden liggen echter verspreid in de ruime omgeving, wat leidt tot een verhoogde versnippering van de landbouwbedrijven. Grondmobiliteit via een ruilverkavelingproject kan de landbouwstructuren sterk verbeteren. De grootste landbouwkundige baten / kostenbesparingen van een herverkaveling worden verwacht door perceelvergroting verbetering van de perceelvorm en perceelgroepering. De baten van herverkaveling gaan niet enkel naar de landbouwsector. Het ruilverkavelingsproject kan ook bijdragen aan een vlottere realisatie van het Parkbos Gent , het Stadsbos Deinze en de Hospicebossen, omdat naar verwachting meer en beter gestructureerde ruilgronden kunnen worden aangeboden aan de landbouwers die dienen te wijken in het kader van deze drie projecten. Daarnaast kan via ruilverkaveling een snellere, betere en integrale inrichting van de regio gebeuren, waarbij maatregelen kunnen worden uitgevoerd voor natuur- en landschapsontwikkeling, voor onroerend erfgoed, voor integraal waterbeheer, voor de uitbouw van een recreatief netwerk , voor bodemconservering, … Tijdens het onderzoek naar het nut werden / zullen deze mogelijke maatregelen nader worden afgewogen en geconcretiseerd. 1
Voor deze ruilverkaveling dient er een plan-milieueffectenrapport (MER) , te worden opgemaakt dat goedgekeurd dient te worden door LNE, Dienst Mer. Frequent gebruikte terminologie in het MER: Onder de term plangebied verstaat men het gebied dat in eerste instantie wordt beMERd, dus het gebied binnen de blokgrens van de ruilverkaveling. Het studiegebied wordt globaal gedefinieerd als het plangebied met daarbij het invloedsgebied van de effecten. De afbakening van het studiegebied is afhankelijk van het invloedsgebied van de afzonderlijke ingrepen en milieukarakteristieken. Dit kan per milieueffect verschillen.
1.2
Toetsing aan de MER-plicht en aan de MER-filosofie De beoordeling van plannen en programma’s op hun gevolgen voor het milieu wordt geregeld door het decreet van 27 april 2007 en het besluit van de Vlaamse regering van 12 oktober 2007. De bepaling of een plan of programma, in dit geval een ruilverkaveling, onder de plan-MER-plicht valt, gebeurt in drie stappen:
1
Een milieueffectenrapport (het MER) is een openbaar document, waarin van een voorgenomen activiteit en van redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatieven, de te verwachten gevolgen voor het milieu in hun onderlinge samenhang op een systematische en zo objectief mogelijke wijze beschreven worden.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 5 van 263
Stap 1: Valt het plan onder de definitie van een plan of programma zoals gedefinieerd in het Decreet houdende Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM) ? >> hiervoor moeten drie voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn: o
Decretale of bestuursrechterlijke bepalingen moeten voorschrijven dat een plan of programma wordt opgesteld en/of vastgesteld;
o
Het moet gaan om een plan of programma dat door een instantie op regionaal, provinciaal of lokaal niveau is opgesteld;
o
Het plan of programma moet via een instantie op regionaal, provinciaal of lokaal niveau worden vastgesteld. 2
Een ruilverkavelingsplan wordt opgemaakt en vastgesteld conform de ruilverkavelingswet . Het wordt opgesteld door de Vlaamse Landmaatschappij. De minister bevoegd voor ruilverkaveling dient een beslissing te nemen over het nut van de ruilverkaveling. Een ruilverkaveling valt m.a.w. onder de definitie van een plan of programma.
Stap 2: valt het plan onder het toepassingsgebied van het DABM ? >> dit is het geval indien: o
Het plan het kader vormt voor de toekenning van een vergunning (stedenbouwkundige, milieu-, natuur-, kap-,…) aan een project;
o
Het plan mogelijk betekenisvolle effecten heeft op speciale beschermingszones waardoor een passende beoordeling vereist is.
De ruilverkaveling vormt het kader voor het toekennen van vergunningen (meer bepaald stedenbouwkundige vergunningen), en valt dus onder het toepassingsgebied van het DABM.
Stap 3: valt het plan onder de plan-MER-plicht ? >> Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen: o
Plannen die “van rechtswege” plan-MER-plichtig zijn (geen voorafgaande “screening” vereist):
Plannen die het kader vormen voor projecten uit bijlage I, of II of III van het BVR van 10 december 2004 en wijziging van 1 maart 2013 (projectMER plicht) én niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziging inhouden én betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening (een RUP voldoet per definitie aan deze laatste voorwaarde);
Plannen waarvoor een passende beoordeling vereist is én niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziging inhouden;
o
Plannen die niet onder de vorige categorie vallen en waarvoor geval per geval moet geoordeeld worden of ze aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben >> “screeningplicht”
o
Plannen voor noodsituaties (niet plan-MER-plichtig, maar hier niet relevant).
Voorliggend plan valt onder het toepassingsgebied van de Europese plan-MER-richtlijn (RL 2001/42/EG) én bijlage II van het Vlaamse project-MER-besluit (Besluit van de Vlaamse Regering van
2
wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet, zoals aangevuld door de wet van 11 augustus 1978 houdende bijzondere bepalingen eigen aan het Vlaamse Gewest
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 6 van 263
10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, B.S. 17 februari 2005). In de Europese plan-MER-richtlijn wordt gesteld dat alle plannen en programma’s van de daarin vermelde sectoren en die het kader vormen voor de toekenning van toekomstige vergunningen voor projecten, vermeld in de bijlagen I en II van de project-MER-richtlijn (RL 85/337/EEG), vallen onder de plan-milieueffectrapportage. ‘Ruilverkavelingsprojecten’ zijn onder rubriek 1a van bijlage II van de project-MER-richtlijn opgenomen en bebossing onder rubriek 1d. Overeenkomstig het Vlaamse project-MER-besluit, bijlage II, zijn volgende rubrieken van toepassing: 1 a) Ruilverkavelingsprojecten. Vergunningsplichtige werken ter uitvoering van een nuttig verklaarde ruilverkaveling. 1 d) eerste bebossing voor zover de oppervlakte 10 ha of meer bedraagt
1.3
Procedure plan-MER M.b.t. de te volgen procedure voor de opmaak van een MER is het decreet van 18/12/2002 (BS 3 4 13/02/2003) , gewijzigd door decreet van 27 april 2007 (BS 20/06/2007 ) van toepassing. 5
Specifiek voor wat betreft plan-MER is het plan-MER-besluit van 12/10/2007 (BS 7/11/2007 ) voor wat betreft het generiek spoor van toepassing. De opmaak van een plan-MER kan opgedeeld worden in verschillende fasen. In deze paragraaf wordt de procedure voorgesteld. Volgende stappen worden doorlopen in het m.e.r.-proces:
Opmaak en volledigverklaring kennisgevingsdossier: de kennisgeving werd volledig verklaard door de Dienst Mer op 20 december 2012;
Terinzagelegging kennisgevingsdossier: de dienst Mer heeft de volledig verklaarde kennisgeving ter inzage gelegd door publicatie ervan op haar website van 18 januari tot en met 17 februari 2013. Tijdens deze periode lag de kennisgeving ook ter inzage op de stad- of gemeentehuizen van Nazareth, De Pinte, Sint-Martens-Latem, Gent, Deinze, Zingem, Kruishoutem en Gavere.
Bundeling (door de dienst Mer) van eventuele vragen en opmerkingen geformuleerd tijdens het ter inzage leggen;
Bespreking (in een overlegvergadering georganiseerd door de Dienst Mer) van het kennisgevingsdossier en eventueel geformuleerde opmerkingen en adviezen met de administraties, de erkende deskundigen en de initiatiefnemer (26 februari 2013);
Opstellen van richtlijnen door de dienst Mer. Deze hebben betrekking op de inhoudsafbakening van het MER. De ontvangen inspraakreacties en adviezen worden hierin meegenomen. De dienst Mer maakt een verslag op dat de richtlijnen voor het MER bevat (22 april 2013);
3
Decreet van 18/12/2002 (BS 13/02/2003) tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage. 4
Decreet van 27/04/2007 (BS 20/06/2007) houdende wijziging van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en van artikel 36ter van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu. 5
Besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s (BS 7 november 2007).
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 7 van 263
Deze richtlijnen zijn een openbaar document en elke burger kan ze bij de milieuambtenaar van stad/gemeente opvragen. Deze richtlijnen zijn eveneens beschikbaar op de website www.lne.be/themas/milieueffectrapportage;
Opmaken van het ontwerp-MER door de deskundigen, rekening houdend met de opmerkingen geformuleerd tijdens het ter inzage leggen en de eerste overlegvergadering en rekening houdend met de richtlijnen van de dienst Mer;
Bespreking van het ontwerprapport met de betrokken administraties;
Aanpassen van het ontwerprapport aan de opmerkingen;
De dienst Mer beslist uiterlijk binnen een termijn van vijftig dagen (termijn van orde) na ontvangst van het plan-MER over de goed- of afkeuring ervan. Het definitief plan-MER volgt dan verder dezelfde procedure als het ruilverkavelingsplan en gaat mee in openbaar onderzoek voorafgaand aan de beslissing over het nut van de ruilverkaveling en de vastlegging van de blokgrens.
Het plan-MER dient goedgekeurd te zijn opdat het samen met het ruilverkavelingsplan in openbaar onderzoek gaat. Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming maar moet ook "doorwerken in de besluitvorming" nl. "bij de beslissing van de overheid over het voorgenomen plan en de onderdelen en bij de uitwerking ervan wordt rekening gehouden met de goedgekeurde rapporten én met de opmerkingen en commentaren die werden uitgebracht". Het goedgekeurd plan-MER, het goedkeuringsverslag en de richtlijnen dienen rekening houdende met artikel 4.2.11 van het planm.e.r.-decreet samen in openbaar onderzoek te gaan met het ontwerp van het plan. Hierbij dient opgemerkt te worden dat dit openbaar onderzoek minstens 60 dagen moet duren. I.f.v. de doorwerking in de besluitvorming zal het MER in de mate van het mogelijke bij de milderende maatregelen aangeven wanneer en hoe deze zullen/kunnen doorwerken (bv. rechtstreekse doorwerking in het ruilverkavelingsplan, in flankerend beleid, of in stedenbouwkundige en milieuvergunningsaanvragen,…). Planning Rekening houdend met de termijnen van de verschillende procedures die dienen genomen te worden (m.e.r.-procedure en ruilverkavelingsprocedure) en rekening houdend met het feit dat een goedgekeurd MER samen met het ruilverkavelingsplan en de documenten art. 5 in openbaar onderzoek moet gaan, wordt door de initiatiefnemer volgende planning vooropgesteld: de
-
2 helft 2013: goedkeuring plan-MER,
-
4 kwartaal 2013: openbaar onderzoek,
-
medio 2014: beslissing over het nut van de ruilverkaveling en vastleggen van de blokgrens,
-
vanaf 2015: start ruilverkavelingsproject na nuttig verklaring project en instellen van ruilverkavelingscomité en commissie van advies.
de
Volgende actoren zijn, naast de Vlaamse Landmaatschappij, betrokken bij het planningsproces van het ruilverkavelingsplan:
Stad Deinze Diverse diensten van de Provincie Oost-Vlaanderen (Dienst Integraal waterbeleid, Dienst Milieubeleidsplanning, Milieuondersteuning en Natuurontwikkeling, Dienst Ruimtelijke planning, Dienst Mobiliteit) Stad Gent Gemeente Nazareth Gemeente De Pinte Gemeente Sint-Martens-Latem ALBON – dienst Land en Bodembescherming) Provinciale Landbouwkamer Agentschap Natuur en Bos Agentschap Onroerend Erfgoed
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 8 van 263
1.4
Departement Landbouw en Visserij FOD-financiën (kadaster) VMM – Afdeling Operationeel Waterbeheer Departement RO Agentschap Wegen en Verkeer
Team van deskundigen In het plan-MER komen volgende MER-disciplines aan bod:
bodem water fauna en flora landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie mens
Alle disciplines worden behandeld door een erkend deskundige. Aan het rapport werken volgende deskundigen mee: Interne deskundigen De interne deskundigen zijn verantwoordelijk voor of betrokken bij de opmaak van het in het MER besproken ruilverkavelingsplan en bij de nodige administratieve procedures. Specifiek bij deze kennisgeving stonden zij in voor de aanlevering van de basisgegevens en het nalezen van het document. De interne deskundigen zijn Godfried Bekaert, Evelyne Goemaere, Winfried Bouckaert, Ludo Naessens, Ghislain Vanderpoorten, Paul Kouckuyt, Kathleen Van Belle, Karl Cordemans en Ben Blancquaert. Externe deskundigen De externe deskundigen staan in voor de opmaak van het plan-MER. Hiervoor wordt voor een belangrijk deel gesteund op gegevens aangeleverd door de interne deskundigen. De beschrijving van de verschillende disciplines gebeurde mede door de erkende deskundigen. De erkende deskundigen die optreden voor dit MER zijn: Tabel 1-1: Overzicht MER-deskundigen Deskundige
Discipline
Erkenningsnummer
Erkend tot
Inge Van der Mueren
Bodem en water
MB/MER/EDA/692-V1
Onbepaalde duur
Cedric Vervaet
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
MB/MER/EDA/649B-V1
Onbepaalde duur
Kristof Goemaere
Fauna en Flora
MB/MER/EDA-736
30/01/2016
Paul Arts
Mens
MB/MER/EDA/664-V1
onbepaalde duur
MB/MER/EDA/692-B
Inge Van der Mueren treedt tevens op als MER-coördinator. Ondersteuning van deze deskundigen gebeurt door Sofie Claerbout.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 9 van 263
2
Wat is een ruilverkavelingsplan?
2.1
Doel Ruilverkaveling herschikt landbouwpercelen binnen een vooraf afgebakend gebied. Hiermee wordt gestreefd naar aaneengesloten, regelmatige en gemakkelijk toegankelijke kavels die zo dicht mogelijk bij het landbouwbedrijf liggen. Oorspronkelijk was het doel van de ruilverkaveling zuiver landbouweconomisch. De gebieden werden zo ingericht dat de landbouwers er efficiënter konden werken. Intussen evolueerde het instrument en wordt het ingezet om het gebied in al zijn facetten integraal en duurzaam te laten ontwikkelen. Nieuwe aspecten treden mee op de voorgrond zoals bijvoorbeeld de zorg voor landschap, natuur, bos, erfgoedwaarde, recreatief medegebruik, ... . Ruilverkaveling past zich hierbij in het ruimtelijke ordenings-, het milieu- en natuurbeleid en het plattelandsbeleid. Er wordt gezocht naar mogelijkheden om bij te dragen aan natuur- en landschapszorg, zorg voor cultuurhistorisch en archeologisch erfgoed, recreatief medegebruik,... in evenwicht met de landbouwkundige verbeteringen. Ruilverkavelingsplannen worden uitgevoerd in gebieden met een hoofdzakelijk landbouwkundige bestemming. Ze liggen verspreid over gans Vlaanderen, met concentratie in de voornaamste landbouwstreken.
2.2
Maatregelen Middelen als herverkaveling, aanleg van wegen, kavelwerken, aanpassing van de waterhuishouding, ... worden nu niet meer alleen ingezet met het oog op de verhoging van de landbouweconomische efficiëntie maar ook in functie van een geïntegreerde inrichting. Het pakket werd tevens uitgebreid met middelen als natuur- en landschapsontwikkeling, erfbeplanting, dorpskernhernieuwing, aanleg van retentiebekkens, al of niet gecombineerd met rietzuivering, kleinschalige waterzuivering, ...
2.3
Procedure ruilverkaveling Een ruilverkavelingsproject is een project van eerder lange duur: de volledige procedure kan meer dan 10 jaar in beslag nemen. Een ruilverkavelingsproject gebeurt in twee grote fases: 1.
In het onderzoek naar het nut van de ruilverkaveling wordt het nut van de ruilverkaveling onderzocht. Er wordt een geïntegreerd ruilverkavelingsplan opgemaakt en het ruilverkavelingsblok wordt afgebakend. Op basis hiervan beslist de minister of de tweede fase kan starten.
2.
Tijdens de fase van uitvoering van de ruilverkaveling wordt het ruilverkavelingsplan in de praktijk omgezet. Het ondertekenen van de aanvullende ruilverkavelingsakte (kostenomslag) betekent het einde van deze fase.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 10 van 263
Tabel 2-1: Schematisch overzicht van de ruilverkavelingsprocedure
2.3.1
Onderzoek naar het nut 1. Instelling onderzoek naar het nut De minister bevoegd voor ruilverkaveling stelt het onderzoek naar het nut in. De minister kan dit uit eigen initiatief doen of na aanvraag door ten minste twintig belanghebbende eigenaars of grondgebruikers. Het Ministerieel Besluit van 3 juli 2006 gaf de Vlaamse Landmaatschappij de opdracht het nut van een ruilverkaveling te onderzoeken in de regio Schelde-Leie, op delen van het grondgebied van Gent, De Pinte, Nazareth, Sint-Martens-Latem en Deinze. Dit onderzoek behelst het voorstellen van een ruilverkavelingsblok en het opstellen van een ontwerp ruilverkavelingsplan.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 11 van 263
2. Instelling van de coördinatiecommissie Voor elke ruilverkaveling afzonderlijk richt de minister een coördinatiecommissie op. In dit overlegorgaan zitten lokale vertegenwoordigers van de verschillende betrokken sectoren:
Landbouw Landinrichting Financiën (kadaster) Ruimtelijke ordening Monumenten en landschappen Natuurbehoud Provinciale overheid
In 2000 werd een protocol opgesteld waarbij de Afdeling Water (nu VMM) en de Afdeling Bos en Groen (nu Agentschap Natuur en Bos) ook de vergaderingen van de coördinatiecommissie bijwonen. Ze zijn geen effectief lid maar kunnen wel een apart advies formuleren. .Deze commissie heeft twee taken: Het begeleiden van de Vlaamse Landmaatschappij bij haar onderzoek en bij de opstelling van het ruilverkavelingsplan; Het voorstellen van de uiteindelijke grens van het ruilverkavelingsgebied en het adviseren van de minister. Bij Ministerieel Besluit van 23 september 1981 werd de coördinatiecommissie Nazareth opgericht en gaandeweg is haar samenstelling en werkingsgebied geactualiseerd. De coördinatiecommissie verstrekt advies over de vaststelling van het ruilverkavelingsblok en over het ontwerp ruilverkavelingsplan. Op 12 juni 2012 verleende de coördinatiecommissie een gunstig advies aan dit ontwerp ruilverkavelingsplan Schelde-Leie en aan het voorstel van blokgrens. 3. Terreininventarisatie De deskundigen van de Vlaamse Landmaatschappij inventariseren via thematische studies de uitgangssituatie van het gebied. De Vlaamse landmaatschappij kan eventueel een beroep doen op derden om de inventarisatie uit te voeren. Alle relevante thema's komen aan bod:
Landbouw Juridisch en beleidskader Ecologie Landschap Cultuurhistorie Archeologie Waterhuishouding Verkeersveiligheid Recreatie
Deze inventaris wordt besproken met de coördinatiecommissie. De thematische inventarisatie, evaluatie en interpretatie werden opgesteld door de Vlaamse Landmaatschappij in 2008-2010 en geadviseerd door de coördinatiecommissie in zitting van 2 april 2009 en 12 maart 2010. In deze fase werden per thema de kenmerken beschreven, de knelpunten gedetecteerd en werd een visie geformuleerd. Volgende thematische studies/rapporten werden behandeld: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Juridisch en beleidsmatig kader Thematische studie landbouw Thematische studie landschap Thematische studie recreatie en toerisme Thematische studie hydrologie Thematische studie bodem Thematische studie ecologie Thematische studie archeologie en onroerend erfgoed
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 12 van 263
4. Geïntegreerd ruilverkavelingsplan Op basis van de terreininventarisatie (thematische studies) werd een geïntegreerd ruilverkavelingsplan uitgewerkt. Hierbij wordt rekening gehouden met de wensen van landbouwers, eigenaars, lokale besturen, …. Er wordt in overleg gezocht naar een zo breed mogelijk maatschappelijk draagvlak voor het ruilverkavelingsplan. Het plan bevat een beschrijving van alle maatregelen die door de ruilverkaveling gerealiseerd zullen worden. Het wordt opgesteld door de Vlaamse Landmaatschappij, die hiervoor eventueel een beroep kan doen op derden. Om het maatschappelijk draagvlak te vergroten wordt ook voortdurend overlegd met alle lokale besturen en belangengroepen. De coördinatiecommissie adviseert de minister over het geïntegreerd ruilverkavelingsplan. De coördinatiecommissie gaf gunstig advies voor het ruilverkavelingsplan Schelde-Leie op 12/06/12. 5. Voorstel blokgrens en opmaak kavelplan Het gebied dat in aanmerking komt voor ruilverkaveling wordt afgebakend op basis van de inventarisatie en het geïntegreerd ruilverkavelingsplan. Dit noemen we de blokgrens. Het (voorlopige) kavelplan wordt opgemaakt. Dit is een kaart met de ligging van de kadastrale percelen gelegen in het ruilverkavelingsgebied. 6. Voorlopige goedkeuring van het ruilverkavelingsplan De minister kan op basis van adviezen van de coördinatiecommissie en de bijhorende plannen en rapporten het ruilverkavelingsplan goedkeuren. Deze goedkeuring is voorlopig. Op basis van de milieueffectenrapportering (MER) en de resultaten van het openbaar onderzoek kan het plan bijgestuurd of verworpen worden. Op 16 augustus 2012 hechtte minister Schauvliege haar goedkeuring aan het voorstel van ruilverkavelingsplan en gaf ze de toelating om een plan-MER op te maken. 7. Milieueffectenrapportering (MER) De opstelling van het milieueffectenrapport (MER) gebeurt op basis van het voorlopig goedgekeurde ruilverkavelingsplan. Dit document is een objectieve en systematische inschatting van de effecten die de voorgestelde ingrepen op het milieu kunnen hebben (water, bodem, fauna, flora, …). Indien nodig worden remediërende maatregelen geformuleerd. 8. Openbaar onderzoek Eigenaars, gebruikers en andere belanghebbenden kunnen zich uitspreken over het voorgestelde ruilverkavelingsplan.Op het gemeentehuis van de betrokken gemeenten kan de bevolking de volgende documenten inkijken:
Het kavelplan en dossier artikel 5: lijst met de identiteit en het adres van alle eigenaars, vruchtgebruikers en gebruikers die één of meerdere kavels in het gebied bezitten / gebruiken.
Het ruilverkavelingsplan
Het milieueffectenrapport
Bezwaren kunnen zowel mondeling als schriftelijk aan het gemeentebestuur overgemaakt worden. 9. Beslissing over het nut van de ruilverkaveling en vastlegging van de blokgrens De minister bestudeert vervolgens het volledige dossier, inclusief de bezwaren van het openbaar onderzoek. Eventueel kan de minister op grond van het MER of van de bezwaren die voortvloeien uit het openbaar onderzoek een aanvullend onderzoek vragen (art. 8) . Uiteindelijk zal de minister besluiten of de voorgestelde ruilverkaveling nuttig is of niet. De blokgrens wordt meteen bij de nuttigverklaring vastgelegd. Met de nuttigverklaring is de eerste fase van het ruilverkavelingsproject beëindigd en kan de uitvoering van de ruilverkaveling van start gaan.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 13 van 263
2.3.2
Uitvoering van de ruilverkaveling Volgende stappen worden genomen bij het opmaken en uitvoeren van een ruilverkavelingsplan: 1. Instelling ruilverkavelingscomité 2. Instelling commissie van advies 3. Bepaling van de inbreng 4. Openbaar onderzoek inbreng 5. Aanpassen openbaar domein van wegen en waterlopen 6. Uitvoering van de werken Op dit moment worden stedenbouwkundige vergunningen aangevraagd. Dit gebeurt niet voor alle werken samen. De aanvragen worden dus in de tijd gespreid. 7. Herverkaveling 8. Openbaar onderzoek herverkaveling 9. Ruilverkavelingsakte 10. Kostenverdeling 11. Openbaar onderzoek kostenomslag 12. Aanvullende ruilverkavelingsakte 13. Ontbinding van het ruilverkavelingscomité
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 14 van 263
3
Stand van zaken van het plan
3.1
Voorgeschiedenis
3.1.1
Algemeen Bij Ministerieel Besluit van 23 september 1981 werd het onderzoek ingesteld naar het nut van de ruilverkaveling op een deel van het grondgebied van de gemeenten Nazareth, Kruishoutem en Deinze. Ook bij Ministerieel Besluit van 23 september 1981 werd een coördinatiecommissie “Nazareth” ingesteld om advies te verstrekken betreffende de vaststelling van het ruilverkavelingsblok. In haar advies van 28 december 1983 stelde de coördinatiecommissie drie ruilverkavelingsblokken voor. Eén van de drie voorgestelde ruilverkavelingen werd inmiddels uitgevoerd: op 29 september 1995 werd de akte van de ruilverkaveling Nazareth verleden. Een tweede destijds voorgesteld ruilverkavelingsblok was grotendeels gelegen op Eke-Nazareth. Bij Ministerieel Besluit van 7 mei 1996 werd de opdracht van de coördinatie-commissie uitgebreid met een deel van het grondgebied van De Pinte en Gent. Ook bij Ministerieel besluit van 7 mei 1996 werd het onderzoek naar het nut van de ruilverkaveling uitgebreid met voornoemde gebieden. In dit kader startte de coördinatiecommissie met het onderzoek naar het nut van de ruilverkaveling Scheldekant. In 1997-1999 werd voor dit project een ruilverkavelingsplan opgemaakt evenals het milieueffectenrapport. Het milieueffectrapport werd conform verklaard op 19 juni 2000. Na advies van de coördinatiecommissie werd aan de bevoegde minister toelating gevraagd om het openbaar onderzoek te organiseren. Deze toelating werd nooit verkregen. In 2006 vroegen de lokale landbouwers aan de minister-president, o.a. bevoegd voor landbouw- en plattelandsbeleid, om de ruilverkaveling Scheldekant te deblokkeren. Ruilverkaveling is naast de grondenbank een flankerende maatregel bij de verschillende natuur- en bosprojecten in de regio. De ruilverkavelingsprocedure werd heropgestart en de opdracht van de coördinatiecommissie werd uitgebreid op basis van drie besluiten die op 28 en 31 juli 2006 verschenen in het Belgisch Staatsblad:
Ministerieel Besluit van 3 juli 2006 tot uitbreiding van het geheel van goederen waarvoor bij de Ministeriële Besluiten van 23 september 1981 en 7 mei 1996 een onderzoek naar het nut van de ruilverkaveling werd ingesteld;
Ministerieel Besluit van 3 juli 2006 tot uitbreiding van de opdracht van de coördinatiecommissie Schelde-Leie;
Ministerieel Besluit van 3 juli 2006 houdende de toepassing van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet - recht van voorkoop.
Bij Ministeriële Besluiten van 27 oktober 2008, 10 juli 2009 en 13 september 2010 werden sommige leden van de coördinatiecommissie vervangen. De coördinatiecommissie ”Schelde-Leie” brengt advies uit over de blokgrens van de ruilverkaveling Schelde-Leie (cfr. art. 63 ruilverkavelingswet), alsook over het ontwerp ruilverkavelingsplan. De coördinatiecommissie gaf een gunstig advies in haar zitting van 12 juni 2012. Op 16 augustus 2012 verleende minister Schauvliege de voorlopige goedkeuring van het ruilverkavelingsplan en dus de toelating om een plan-MER op te maken.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 15 van 263
3.1.2
Milieueffectrapport Ruilverkaveling Scheldekant De ruilverkaveling Scheldekant werd, zoals reeds aangegeven in voorgaande paragraaf, stopgezet voor het openbaar onderzoek georganiseerd werd. Voor het ontwerp ruilverkavelingsplan werd echter wel een milieueffectrapport opgemaakt en conform verklaard. De huidige ruilverkaveling Schelde-Leie overlapt deels met de toenmalige ruilverkaveling Scheldekant. Dit wordt weergegeven in onderstaande figuur. Er dient opgemerkt te worden dat ondanks het feit dat het MER werd opgemaakt o.b.v. het ontwerp ruilverkavelingsplan, de effectenbeoordeling tot op project-niveau gebeurde.
Tabel 3-1: Locatie ruilverkaveling Scheldekant De voornaamste te verwachten effecten van de ruilverkaveling Scheldekant worden weergegeven in de eindbespreking. De ingrepen die negatief beoordeeld worden op het vlak van natuur en landschap zijn vooral de kavelinrichtingswerken in het zandgebied en de aanleg van nieuwe wegen (hoewel beperkt in lengte) in het zandgebied en op de grens met het kleigebied. Negatieve effecten worden verwacht op het vlak van profielwijziging, Ecotoopverlies, versnippering, aantasting van het cultuurhistorische en archeologisch patrimonium, wijziging in de landschapsstructuur en –relaties en wijziging van de perceptieve kenmerken. Dergelijke maatregelen zijn echter inherent verbonden aan het instrument ruilverkaveling: geen ruilverkaveling zonder kavelinrichtingswerken. Positieve effecten door deze maatregelen zijn wel te verwachten voor de landbouwsector, en voor wat de wegenis betreft ook naar recreatieve mogelijkheden toe.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 16 van 263
Het ruilverkavelingsplan voorziet daarnaast ook voor landschap en natuur maatregelen die positieve effecten zullen hebben. Door het aanplanten van lineair opgaand groen (zowel in het zand- als in het kleigebied) en het verwerven en inrichten van zones voor natuur (in het kleigebied) wordt een bijdrage geleverd aan het tot stand brengen van een ecologische hoofdstructuur in het gebied (o.a. belangrijk voor de vleermuizenpopulatie). Vooral de grondverwervingen kunnen een belangrijke rol spelen bij de uitbouw van een aaneengesloten natuurgebied in de Scheldevallei. In ieder geval dienen de vooropgestelde remediërende maatregelen toegepast te worden: -
Uitvoeren van de werkzaamheden buiten het broed- (van belang voor fauna) en groeiseizoen (van belang voor landbouwers);
-
Beperken van de duur van de werkzaamheden door de verschillende werken op elkaar af te stemmen om de verstoring (zowel voor mens als voor fauna en flora) zo veel mogelijk te beperken;
-
Werken in droge omstandigheden om bodemverdichting te beperken;
-
Loswerken van de verdichte bodemlagen;
-
Vermijden van bodemverontreiniging door regelmatige controle van het machinepark op olielekken, door afvoer van vervuild geruimd slib en door controle van de kwaliteit van de aangevoerde grond;
-
Toepassen van ecologisch verantwoorde ruimingstechnieken;
-
Aanbrengen van voldoende variatie bij de herprofilering van de Beerhofbeek en bij het toepassen van NTMB aan de overige waterlopen;
-
Compenseren van gedempte kavelsloten door globale verbetering van het overblijvende kavelslotennet;
-
Uitgraven en verplanten van waardevolle knotbomenrijen in het zandgebied;
-
Aanleg van lineair opgaand groen op de nieuwe perceelsgrenzen in het zandgebied, rekening houdend met huidige en potentiële migratiepatronen van o.a. vleermuizen;
-
Inrichten van bunkers als overwinterings- en rustplaatsen voor o.a. vleermuizen;
-
Voorzien van bufferzones bij de aanleg van nieuwe wegen langs waterlopen;
-
Uitstellen van kavelinrichtingswerken t.h.v. gekende archeologische sites, in afwachting van verder archeologisch onderzoek;
-
Aandacht voor oriëntatie en vorm van de nieuwe percelen (behoud van de historische perceelsvormen);
-
Voorzien van uitwijkplaatsen in functie van de verkeersveiligheid;
-
Ontmoedigen van sluipverkeer op de nieuw aangelegde en verbeterde wegen.
Tot besluit kan gesteld worden dat het project verdedigbaar is op het vlak van milieu, op voorwaarde dat de milderende maatregelen uitgevoerd zullen worden. (Bron: Milieueffectrapport voor de uitvoering van de ruilverkaveling Scheldekant op basis van het ruilverkavelingsplan, Technum, 2000) De synthesetabellen met milieueffecten en milderende maatregelen van het MER Scheldekant zijn opgenomen in Bijlage 2.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 17 van 263
3.2
Verder besluitvormingsproces De volgende stap voor de ruilverkaveling Schelde-Leie is de opmaak van het plan-MER, waarvan dit document deel uitmaakt. Bovendien moet volgens de richtlijn betreffende de implementatie van de methodiek voor het optimaliseren en meetbaar maken de ecologische inbreng in de ruilverkaveling (14 maart 2000) gerapporteerd worden over de zorgplicht en een monitoringsprogramma worden opgemaakt. De rapportering over de zorgplicht wordt getoetst in het MER. Hierna kan het openbaar onderzoek (art. 5 van de ruilverkavelingswet) van start gaan (30 dagen in de gemeentehuizen) eventueel gevolgd door een aanvullend onderzoek (art. 8 ruilverkavelingswet). Gedurende het openbaar onderzoek liggen zowel het ruilverkavelingsplan als het kavelplan en het MER ter inzage. Na dit alles doet de minister uitspraak over het nut van de ruilverkaveling.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 18 van 263
4
Beschrijving van het ruilverkavelingsplan
4.1
Ruimtelijke situering De ruilverkaveling Schelde-Leie situeert zich in de provincie Oost-Vlaanderen, tussen de Schelde en de Leie, op het grondgebied van de gemeenten Nazareth, De Pinte, Sint-Martens-Latem en de steden Gent en Deinze (zie Kaart 1).
4.2
Inrichtingsconcept In het kader van het onderzoek naar het nut werden volgende thematische studies opgemaakt door de VLM: -
Juridisch en beleidsmatig kader
-
Thematische studie landbouw
-
Thematische studie landschap
-
Thematische studie recreatie en toerisme
-
Thematische studie hydrologie
-
Thematische studie bodem
-
Thematische studie ecologie
-
Thematische studie archeologie en onroerend erfgoed
In deze studies werden per thema de kenmerken beschreven, de knelpunten gedetecteerd en werd een visie geformuleerd. Het ontwerp ruilverkavelingsplan Schelde en Leie is gebaseerd op een globaal planconcept voor het gebied. Een globaal planconcept is de ruimtelijke vertaling in hoofdlijnen van een globale, geïntegreerde visie over de verschillende thema’s heen. Uitgangspunten zijn de beleidsmatige en juridische randvoorwaarden en lopende initiatieven. Het ruilverkavelingsgebied kan opgedeeld worden in landschappelijke eenheden die elk hun eigen benadering behoeven bij de inrichting: Deze eenheden zijn: (1) het kouter-bulkenlandschap van de Leie en Kale in het noordwesten; (2) het landschap van het voormalig Scheldeveld in het centraal deel met een noordelijk gebied met kasteelparken en dreven en een sterk getransformeerd kerngebied; (3) het landschap van de vallei van de Bovenschelde in het zuidoosten met de Scheldemeersen en de overgangszone/randgebied. Naast bovenstaande landschapseenheden zijn de volgende landschapskenmerken en elementen structuurbepalend voor het gebied:
de verkeersinfrastructuren zijn sterk structurerende elementen nl. de N60 (Gent-Ronse), de E17 (Gent-Kortrijk), de spoorlijn Gent-Kortrijk en de spoorlijn Gent-Oudenaarde;
de grotere boscomplexen (Parkbos Gent, Stadsbos Deinze en Hospicebossen) en kasteelparken van De Pinte en Zevergem;
structuurbepalende elementen aan de rand van het gebied: de stadskernen Gent en Deinze, de Schelde en de Leie;
de beekdepressies;
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 19 van 263
op microniveau zijn de ligging en oriëntatie van de landbouwpercelen, de huiskavels, de waterlopen, de wegen en de beplantingen structurerend voor de inrichting.
Het globale inrichtingsconcept is als volgt samengevat: Een vitaal agrarisch gebied onder verstedelijkingsdruk, met het landschap als structurerende basis gecombineerd met recreatief medegebruik binnen en tussen de groenpool Parkbos van de stad Gent, het stadsbos Deinze, de Hospicebossen, de Schelde en de Leie. Dit concept is uitgewerkt per thema: Landbouw Gemengde grondgebonden land- en tuinbouw met grote huiskavel en goed ontsloten, gegroepeerde en regelmatig gevormde kavels. De inrichtingsmaatregelen versterken de economische leefbaarheid van de sector en het platteland onder verstedelijkingsdruk. Natuur/Landschap Versterkte netwerken van hagen, houtkanten, heestergroepen, bomenrijen en bermen, van poelen en gebufferde beken. Behoud waardevolle graslandcomplexen en sloten. Verhoogde leefbaarheid van het gebied voor amfibieën, vleermuizen en de steenuil. Water Uitbouw van de waterlopen tot landschapsecologische verbindingsassen via de aanleg van bufferstroken en natuurtechnische inrichting. Lokale wateroverlast oplossen door het voorzien van waterberging/buffering. Mobiliteit/recreatie Optimaliseren van de mobiliteit met bijzondere aandacht naar het landbouwverkeer en het versterken van het netwerk voor fiets- en wandelverkeer. Versterking van de recreatieve netwerken tussen de stad Deinze, de stad Gent en de woonkernen van Nazareth, de Pinte en Sint-MartensLatem in een aantrekkelijk landschap.
4.3
Afbakening blokgrens en maatregelen Bijlage 1: Ruilverkavelingsplan
4.3.1
Afbakening van het ruilverkavelingsblok Het plangebied wordt in het noorden bij benadering begrensd door de gewestweg N43 en in het oosten door een aantal parallelle zijbeken van de Schelde (Zwarte Kobensbeek, Moerbeek en Coupure). Het zuiden en westen wordt grofweg begrensd door de N35. Het gebied wordt doorsneden door N60, de E17 en de spoorwegen Gent-Ronse en Gent-Kortrijk (zie Kaart 1)
4.3.2
Maatregelen
4.3.2.1 Inleiding Dit hoofdstuk is een detaillering en vertaling van de geïntegreerde visies en het concept tot op niveau van daadwerkelijke ingrepen en maatregelen. Deze tekst dient ook beschouwd te worden als een verduidelijking en aanvulling van het ruilverkavelingsplan. Daarnaast is het zo dat bepaalde maatregelen in deze fase niet op het ruilverkavelingsplan kunnen worden aangeduid zoals:
de herverkaveling kavelinrichtingswerken (werken nodig als gevolg herverkaveling vb. detailontwatering, in cultuur brengen wegen);
ruimen waterlopen, vernieuwen van duikers,...;
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 20 van 263
bijhorigheden wegen vb. uitwijkstroken, bredere bermen, bermsloten, verkeersluizen,…;
recreatieve routes en circuits;
bijhorigheden recreatieve paden en fietspaden;
landschappelijke inkleding (vb. erfbeplanting) en andere maatregelen bouwkundig erfgoed;
plan art. 70 – nieuw, te wijzigen en af te schaffen openbaar domein.
De voornoemde maatregelen die niet op het ontwerp ruilverkavelingsplan zijn aangeduid, maar aan bod kunnen komen tijdens de uitvoering van de ruilverkaveling worden wel vermeld in de hiernavolgende teksten m.b.t. de maatregelen.
4.3.2.2 Landbouw Een algemene verbetering van de landbouwstructuur via herverkaveling en kavelinrichting in het gebied is prioritair. Zo wordt de leefbaarheid van de land- en tuinbouw in de regio verhoogd, een regio waar de land- en tuinbouw in de verdrukking is door heel wat overheidsprojecten zoals Groenpool Parkbos Gent, Stadsbos Deinze, Hospicebossen, verstedelijkingsdruk,… Door een verbetering van de landbouwstructuren via de herverkaveling zal de variabele kost per ha dalen en de competitiviteit van de bedrijven verhogen. Op het ruilverkavelingsplan is de nieuwe kavelindeling niet uitgetekend. De herverkavelingsstudie wordt opgestart na de nuttigverklaring van het project. Simultaan met de herverkavelingsstudie wordt het dossier van de kavelinrichtingswerken opgestart. In de “zones voor herverkaveling” wordt de herverkaveling en kavelinrichting uitgevoerd binnen de structuur van de wegen, waterlopen en vaste kavels. Een optimale kavel met een regelmatige vorm, dicht bij de bedrijfszetel en met een grootte van min. 3 ha en bij voorkeur 5 ha is het streefdoel. In de “zones voor behoud en versterking van landschaps- en natuurwaarden” worden in principe geen kavelinrichtingswerken voorzien en zijn bij de herverkaveling de bestaande en de te ontwikkelen landschapsen natuurwaarden belangrijke randvoorwaarden. De landbouweconomische baten zullen lager liggen dan in de “zones voor herverkaveling”. De nieuwe of te verbeteren ontsluiting van de percelen is op het ruilverkavelingsplan aangeduid met “te verbeteren weg” met een variabele positie en/of lengte (de zogenaamde pijltjeswegen). De nieuwe kavels zullen na het ruilverkavelingsproject maximaal ontsloten zijn aan de openbare weg, maar de exacte ligging van de ontsluiting wordt in detail bestudeerd tijdens de herverkavelingsstudie.
4.3.2.3 Landschap en natuur Conform de visie gaat de aandacht uit naar landschapskenmerken die bijdragen tot de versterking van de identiteit en de gaafheid van het landschap. Hierbij staan ook het behoud en de ontwikkeling van de meest waardevolle natuur voorop. 1. Behoud, herstel en opbouw van de herkenbaarheid en de identiteit van de onderscheiden landschappen Hiertoe worden op het ruilverkavelingsplan een aantal behoudsgerichte en structuurversterkende maatregelen voorzien. De behoudsgerichte maatregelen slaan enerzijds op zones voor behoud en versterking van landschap- en natuurwaarden. Deze zones situeren zich in ecologisch waardevolle natte gebieden en in kleinschalige gebieden waar de perceelsrandbegroeiing goed bewaard is en/of waar er microreliëf aanwezig is. De ecologisch waardevolle natte gebieden situeren zich in:
de Scheldevallei;
de depressies van de Scheidbeek, de Nazareth/Duivebeek en de Biezenlos/Rosdambeek.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 21 van 263
De kleinschalige gebieden situeren zich:
ten zuiden van Hondelee (Zwijnaarde) aansluitend met de Scheldevallei;
ten zuiden en ten westen het Kasteel van Welden (Zevergem);
ten westen van de hoeve Klein-Biezenhof (Deinze);
ten zuiden van De Pinte langs beide kanten van de E17 (De Pinte/Nazareth);
in de omgeving van de hoeve Nieuw Goed te Parijs (Deinze);
ten zuiden van het kasteel van Nazareth (Nazareth).
De zones zijn in een lichtgroene kleur op het ruilverkavelingsplan aangeduid onder de rubriek “herverkaveling”. In deze zones worden bij de herverkaveling de percelen geruild zonder kavelwerken. Er wordt dus niet geraakt aan de landschapsecologische infrastructuur (grachten, houtkanten, poelen,…). Als bedrijfszetels gelegen zijn binnen deze zones heeft dat geen enkele repercussie. De aanduiding van dergelijke zones wijzigt geen ruimtelijke bestemming en geen andere sectorale regelgeving. De ruilverkaveling heeft bijgevolg geen invloed op het gebruik van de percelen door de landbouwer na de ruilverkaveling. De keuze voor de teelt op deze percelen kan, net zoals in de huidige situatie, de aanwezige natuur- of landschapswaarden aantasten. Gezien de teeltkeuze van de individuele landbouwers niet gekend is en de ruilverkaveling hierop geen invloed heeft, behoort dit niet tot de voorgenomen activiteit voor het MER. Buiten deze zones zijn zowel behoudsgerichte als structuurversterkende maatregelen voorzien die slaan op het behoud, herstel en de opbouw van een grofschalig netwerk van kleine landschapselementen (bossen, graslanden, ruigten, dreven, bomenrijen, houtkanten, poelen,…). Zo wordt langs waterlopen en wegen op diverse plaatsen beplanting voorzien. Waar onvoldoende infrastuctuur aanwezig is om een grofschalig netwerk te realiseren, worden lineaire beplantingen voorzien die niet gelinkt zijn aan het openbaar domein. Om de hinder voor de landbouw zo minimaal mogelijk te houden, worden ze voorzien op een toekomstige scheiding van eigendom en vooral van gebruik. De waterlopen worden gezien als belangrijke landschapsecologische verbindingsassen voor de migratie van dieren en planten. Vaak zijn deze elementen ook beeldbepalende landschappelijke dragers of kunnen zich als dusdanig ontwikkelen. Daartoe zijn langs de geklasseerde waterlopen bufferstroken voorzien van 5 m breed. Ook worden maatregelen voorzien om de structuurkwaliteit en landschappelijke waarde van de waterloop te verbeteren via natuurtechnische oeverinrichting en/of het aanplanten van houtkanten. Als gevolg van deze maatregelen worden de waterlopen gebufferd t.a.v. inspoelende meststoffen en herbiciden en wordt een natuurlijke verbindingsstrook ontwikkeld waardoor de soortenrijkdom kan toenemen. De herprofilering van de waterlopen mag evenwel geen versnelde waterafvoer teweegbrengen. De maatregelen zijn op het ruilverkavelingsplan als volgt aangeduid:
in privé domein te behouden bestaande landschapselementen (bos, ecologisch waardevol grasland, boomgaard, ruigte, opgaande begroeiing en poel);
in openbaar domein van wegen en waterlopen op te nemen of te behouden bestaande en aan te leggen landschapselementen (bos, poel, bestaande en aan te planten begroeiing); na ruilverkaveling zullen deze voorzieningen worden overgedragen aan de respectievelijke beheerders van wegen en waterlopen;
over te dragen aan een openbaar bestuur via maatregelen tot landinrichting en/of overbedeling (bestaand en aan te leggen bos, bestaand ecologisch waardevol grasland, natuurtechnisch in te richten perceel/strook/waterloop, om te vormen bos, bestaande poelen, bestaande en aan te planten bomen, knotbomen, houtkanten). Inzake de maatregelen tot landinrichting en/of overbedeling die aan derden worden toegekend zal nog voldoende overleg worden gevoerd met de betrokkenen.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 22 van 263
Maatregelen tot landinrichting (MLI) zijn een vorm van grondoverdracht aan een openbaar bestuur waarbij max. 2 % van de globale waarde van de kavels kan worden gebruikt voor de inrichting van niet-landbouwkundige functies. Deze grondoverdracht geschiedt op kosten van het Vlaams Gewest. De vlakvormige maatregelen tot landinrichting in het kader van de natuur- en landschapszorg zijn voorzien op landbouwkundig minder geschikte, natte gronden. De inrichting kan gepaard gaan met grondwerken (vb. graven van poelen), beplantingswerken, plaatsen van afsluitingen, beheerswerken, e.d. De maatregel tot landinrichting langs de Nazarethbeek t.h.v. Keistraat heeft een dubbele functie, enerzijds waterberging en anderzijds inrichting voor natuur- en landschap. De maatregel tot landinrichting thv de Westerplas heeft betrekking op een gebied dat hoofdzakelijk bestaat uit ecologische waardevolle graslanden, een bestaand bosje en perceelrandbegroeiing. Het is een nat gebied. Maatregelen als dusdanig zijn niet voorzien. Deze zone wordt na ruilverkaveling eigendom van een openbaar bestuur (de gemeente in dit specifieke geval). Door een aangepast beheer wordt de perceelrandbegroeiing in stand gehouden en versterkt, maar in de eerste plaats worden de ecologisch waardevolle graslanden versterkt. Dit gebied wordt in geen enkel geval vergraven om mogelijk dienst te doen als bufferbekken in het kader van waterbeheersing. In overleg met de latere beheerder (gemeente) is beheerlandbouw mogelijk. Naast vlakvormige maatregelen zijn er enkele lijnvormige maatregelen voor landinrichting; het gaat over beplantingen die niet kunnen worden gelinkt aan waterlopen, wegen of paden. Naast de klassieke MLI’s bestaat ook de mogelijkheid van overbedeling, waarbij de belanghebbende meer toebedeeld wordt dan waarop hij recht heeft krachtens zijn inbreng; de betrokken belanghebbende betaalt dan een opleg. In deze context bestaat de mogelijkheid dat ANB gronden t.h.v. de Rosdamstraat en Hooglatem in overbedeling krijgt toebedeeld. ANB is vragende partij. De te bebossen gronden t.h.v. Astenedreef zullen ook gedeeltelijk (enkele percelen palend aan de Parijsestraat) in overbedeling aan Deinze worden toegewezen. Landschapselementen die op het ruilverkavelingsplan staan aangeduid zonder kleur of overdruk, kunnen eventueel verdwijnen als gevolg van herverkaveling Op het ruilverkavelingsplan zijn ook maatregelen aangeduid voortvloeiend uit andere initiatieven met vermelding van de letter D (aanleg door derden). Deze initiatieven betreffen onder meer het bufferbos ten noorden van de E17 vanaf het kruispunt “Den Beer” richting Zwijnaarde. De aanleg is voorzien in het kader van het parkbos Gent. Twee deelgebieden van de ruilverkaveling vergden elk een heel specifieke aanpak meer bepaald het Stadsbos Deinze en de Hospicebossen. Stadsbos Deinze Binnen de perimeter van de ruilverkaveling bevindt zich het “Stadsbos Deinze”. Het Stadsbos Deinze behoort tot een goedgekeurd inrichtingsproject landinrichting. (MB 30 juli 2010). Een belangrijk gedeelte van het plan is onlangs gerealiseerd of wordt binnenkort uitgevoerd hetzij door ANB, de stad Deinze, via het instrument landinrichting (VLM) en een deel via het instrument ruilverkaveling. Op twee plaatsen dient nog bos te worden aangeplant. Deze percelen zijn op het plan als te bebossen aangeduid. Het gedeelte ten zuiden van de Krekelstraat is eigendom van ANB en het gedeelte t.h.v. Astene dreef is grotendeels eigendom van de stad Deinze. Er werd afgesproken met alle partners dat de effectieve bebossing pas zal gebeuren nadat de ruilverkaveling nuttig is verklaard. Een en ander is ook afhankelijk en dient afgestemd met de timing van het op te maken GRUP (Stad Deinze). Het gebied behoort immers tot het AGNAS GRUP “Toeristische Leie tot Deinze” van het buitengebied Regio Leiestreek (actie 22 uit het operationeel uitvoeringsprogramma). Dit GRUP is belangrijk en verschaft rechtszekerheid voornamelijk aan de landbouw. Het zal een ruimtelijke vertaling zijn van het voorliggende ontwerp ruilverkavelingsplan, want omtrent de voorziene maatregelen bestaat een consensus op het terrein. Het GRUP zal worden opgemaakt door de stad Deinze. De gewestelijke
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 23 van 263
diensten ruimtelijke planning (ARP) zijn hiermee akkoord. Voor de zones binnen de contour van het GRUP, maar buiten de blokgrens van het ruilverkavelingsplan verandert er (planologisch) niets. De nog uit te voeren bebossing zal waarschijnlijk uitgevoerd worden door het ruilverkavelingscomité maar dan in opdracht en voor rekening van ANB en de stad Deinze. De Hospicebossen De provincie Oost-Vlaanderen kocht eind maart 2012 de Hospicebossen aan, in totaal ongeveer 80 ha, waarvan het grootste deel het bestaand bos is, maar ook ongeveer 26 ha landbouwgronden die verpacht zijn. Er zijn vier pachters in het gebied. De niet beboste percelen hebben als ruimtelijke bestemming bosgebied en bosuitbreidingsgebied. Het gebied is onderdeel van het AGNAS GRUP ‘Hospicebossen’. Het GRUP zal worden opgemaakt gelijktijdig met de uitvoering van de ruilverkaveling met het oog op planologische ruil om de effecten op landbouw zo veel mogelijk te remediëren. Het GRUP wordt opgemaakt door Ruimte Vlaanderen. Dit betekent dat de percelen die niet bebost worden en momenteel de bestemming bosuitbreidingsgebied hebben, agrarisch gebied worden en de te bebossen percelen (momenteel landschappelijk waardevol agrarisch gebied) de bestemming bosuitbreidingsgebied zouden krijgen. Voor de zones binnen de contour van het GRUP, maar buiten de blokgrens van het ruilverkavelingsplan verandert er (planologisch) niets. De ruilverkavelingsakte en de definitieve vaststelling van het RUP moeten gelijktijdig gebeuren. Als het RUP te vroeg wordt vastgesteld kunnen betrokken gebruikers en eigenaars, wiens percelen de bestemming bosgebied krijgen, gebruikerscompensatie en kapitaalschade aanvragen. Nadien zouden ze uitgeruild worden in het agrarisch gebied waardoor ze dus onterecht een vergoeding zouden ontvangen hebben. Omgekeerd: als het RUP te laat komt, blijven de betrokkenen een periode in onzekerheid. Het RUP zal dan ook pas worden geagendeerd na nuttigverklaring van de ruilverkaveling en de timing zal zodanig worden afgestemd dat het verlijden van de ruilverkavelingsakte en de definitieve vaststelling van het RUP gelijktijdig gebeuren. De uiteindelijke bebossing staat op het ontwerpplan aangeduid als uit te voeren door derden, in dit geval de provincie. De mogelijkheid blijft open dat het ruilverkavelingscomité de bebossing uitvoert in opdracht en voor rekening van de provincie. 2. Versterking landschappelijk belevingswaarde en attractiviteit Het behoud, herstel en opbouw van de onderscheiden landschappen beoogt ook de verhoging van de landschappelijke belevingswaarde en de attractiviteit van het gebied. Dit is van belang gezien de ligging van het gebied dichtbij de Gentse stadsrand en de potenties van het gebied inzake recreatief medegebruik. 3. Landschappelijke integratie van bebouwing en verkeersinfrastructuur; Langs de E17 zijn op het ruilverkavelingsplan een aantal bosbufferstroken voorzien, langs de N60, de N43, de N35 en de N437 zijn een aantal bomenrijen voorzien. Maatregelen in het kader van de landschappelijke integratie van bebouwing, het herstel van de gedegradeerde hoogstamboomgaarden, de landschappelijke integratie van de ontginningshoeven, zijn niet op de kaart aangeduid, gezien het gaat om vrijwillige maatregelen (erfbeplanting). Ook beheerovereenkomsten op vrijwillige basis kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van de landschappelijke visie, maar zijn uiteraard niet op het plan aangeduid.
4.3.2.4 Water Waterbeheer Er worden langs de waterlopen bufferstroken voorzien aan één zijde van de waterloop in de zone voor herverkaveling (gele zone) en langs beide zijden in de zone voor behoud en versterking landschaps- en natuurwaarden (groene zone). Deze zijn standaard 5 m breed en worden na herverkaveling eigendom van de beheerder van de waterloop. Deze bufferstroken dienen om de waterlopen te kunnen onderhouden en ze zullen ook bijdragen tot een verbetering van de
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 24 van 263
waterkwaliteit. Bufferstroken bieden o.a. een bescherming tegen vermesting, herbiciden en het inkalven van de oevers. De vegetatie op de bufferstroken zorgt voor een vertraagde run-off van hemelwater naar de beken waardoor het ook een invloed heeft op de waterkwantiteit. Deze stroken kunnen ook fungeren als ecologische corridor, een natuurlijke verbindingsstrook waardoor de soortenrijkdom kan toenemen. Op sommige plaatsen is er recreatief medegebruik (zachte recreatie want het zijn steeds onverharde grazige paden). Aangezien deze stroken ook een onderhoudsfunctie hebben kan de ruimingsspecie in deze stroken gedeponeerd worden als de specie voldoet aan de wettelijke voorwaarden. Op de geklasseerde waterlopen zal slib worden geruimd onder twee voorwaarden: de lozingspunten van rioleringsstelsels moeten afgekoppeld zijn en het onderhoud moet noodzakelijk zijn voor de waterhuishouding. Pas tijdens de opmaak van de technische ontwerpen waterwerken zal worden beslist welke waterlopen geruimd worden. Duikers en andere kunstwerken (vb. bruggen) in slechte staat met onaangepaste diepteligging of te kleine sectie worden vervangen of hersteld. Lokale afwateringsproblemen worden aangepakt in het kader van de kavelinrichtingswerken. Dit geldt ook voor de detailontwatering. De detailontwatering is niet op plan aangeduid, omdat deze pas ontworpen kan worden in een latere fase, meer bepaald als de nieuwe kavelstructuren gekend zijn. Op vraag van de partners zullen een aantal niet geklasseerde waterlopen worden geklasseerd. Deze oefening is pas aan de orde in het kader van de procedure plan art. 70 en kan dus pas na de nuttigverklaring. Als in het kader van de ruilverkaveling een niet –geklasseerde waterloop geklasseerd wordt dan betekent dit ofwel de provincie ( 2de categorie) ofwel de gemeente (3de categorie ) dienen in te staan voor het onderhoud en beheer van deze waterlopen. Nietgeklasseerde waterlopen dienen onderhouden te worden door de aangelanden. Door Aquafin werd een nieuwe waterloop aangelegd langs de Deurlestraat (De Pinte) richting Duivebeek. Er zal in de verdere procedure overwogen/onderzocht worden om deze waterloop te klasseren. Scheidbeek In de zone rond de Scheidbeek (O709/O706: code 0709 : Degreybeek, code 706 = Scheidbeek/Grietgracht) treedt regelmatig wateroverlast op. Het probleem is te wijten aan de afwatering van de Scheidbeek naar de Ringvaart. Het bodempeil van deze waterloop is te laag t.o.v. het drempelpeil bij monding in de Ringvaart, waardoor de afwatering problematisch is. In het ruilverkavelingsplan zijn rond dit knelpunt voorlopig geen acties ondernomen. Verder onderzoek zal moeten uitwijzen of de ruilverkaveling een en ander kan remediëren. Kokersbeek Een deel van de Kokersbeek (OS217) (stroomopwaarts van de E17) zal worden ingericht met het oog op het verhogen van de landschappelijke en ecologische waarden. Een stukje van deze waterloop langs de Mijlgrachtstraat zal via een maatregel tot landinrichting worden opgewaardeerd. Moerbeek Werken aan de Moerbeek (OS221): ecologische inrichting van de waterloop stroomafwaarts Eke. Waterberging Duivebeek Om de wateroverlast rond de Duivebeek (O713) tegen te gaan, zullen rond de Duivebeek een aantal maatregelen worden genomen. Door W&Z zal een pompgemaal worden geplaatst aan de monding van deze waterloop in de Leie. Dit project is in voorbereiding. Ondanks de plaatsing van dit pompgemaal blijft stroomopwaarts waterberging nodig. Er wordt dan ook een zone voor waterberging voorzien t.h.v. de Keistraat. Alleen in het zuidelijke deel (stroomopwaarts de Keistraat) zullen graafwerken worden uitgevoerd om een waterbuffering mogelijk te maken. Deze zone wordt ook ecologisch ingericht. Stroomafwaarts de Keistraat zal de beek aanzienlijk worden verbreed en ecologisch ingericht. Biezenlos, Twezebeekloop en Biezenbeek
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 25 van 263
Op Biezenlos (O714) tussen Broekstraat en Klapstraat te Sint-Martens-Latem zullen de oevers ecologisch worden ingericht. Ter hoogte van de Wallebeekstraat loopt de Twezebeekloop (O7.35) te dicht bij de straat. Dit deel van de beek zal worden verlegd. De oevers van waterloop Biezenbeek (O7.36) zullen ecologisch worden ingericht. Beerhofbeek De Beerhofbeek (OS232) stroomafwaarts van de Leegzakstraat heeft een te kleine bodembreedte over een lengte van 80 m en is te ondiep over een lengte van 950 m, waardoor een vlotte afwatering wordt verhinderd. De bodembreedte en -diepte van de beek zullen worden aangepast conform de resultaten van een recent (2012) uitgevoerde studie in opdracht van de provincie. Volgende werken dienen te gebeuren:
een verbreding van de bodembreedte vanaf de Leegzakstraat
een ruiming en herprofilering vanaf de Leegzakstraat
een verdieping van de bodem op sommige plaatsen
de studie raadt tevens een oeverversterking aan op een aantal plaatsen
De oevers van de waterloop worden ecologisch ingericht. Overige waterlopen Ter hoogte van de overige waterlopen in het plangebied (Biezenlos, Degreybeek, Grietgracht, Leebeek, Petegemse beek, Rosdambeek, Toutefaisbeek, Vaarbeke, Winkelbeek, Zwarte Kobensbeek en een aantal kleinere niet-benoemde waterlopen, worden geen werken voorzien in het ruilverkavelingsplan. Waterkwaliteit De melkveebedrijven in het ruilverkavelingsgebied hebben de mogelijkheid om IBA’s aan te leggen. Dit is pas aan de orde na de nuttig verklaring ,mits akkoord van de betrokken melkveehouder en nader onderzoek omtrent de efficiënte werking van dergelijke IBA’s. De reeds opgesomde maatregelen zoals de aanleg van bufferstroken, het ruimen van waterlopen (afvoer vervuild slib) alsook de natuurtechnische inrichting zullen bijdragen tot een verbetering van de waterkwaliteit. Er wordt/werd ook aangedrongen bij de bevoegde instanties om werk te maken van de sanering van de nog bestaande lozingspunten. Natuurtechnische inrichting en slibruiming hebben anders immers weinig zin. Spuitvoorzieningen voor ruilverkavelingsgebied.
landbouwwerktuigen
kunnen
ook
worden
aangelegd
in
het
4.3.2.5 Archeologie en onroerend erfgoed Archeologie De maatregelen in het kader van archeologie en onroerend erfgoed worden afgestemd op de archeologische waardering van de percelen. Alle kadastrale percelen waarbij er minstens één aanwijzing voor de aanwezigheid van archeologisch erfgoed is, werden geselecteerd. Dit leverde 199 “archeologische percelen” op, in totaal goed voor 230 ha. Op basis van de archeologische potentie werden alle percelen gewaardeerd. In totaal kregen 10 percelen de waardering “vrijwaren”. Daarmee wordt bedoeld dat in principe werkzaamheden worden vermeden die het archeologische bodemarchief aantasten. Indien dit wel noodzakelijk zou zijn, moet er op voorhand uitgebreid archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Bij voorkeur worden deze percelen op het terrein aanvullend geëvalueerd en in de mate van het haalbare wordt een proactief beheer voorgesteld dat het behoud van de archeologische
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 26 van 263
erfgoedwaarden favoriseert. Het kan dan vb. gaan over het omzetten van akkerland in grasland, vermijden van teelten die veel erosie met zich meebrengen (wortels, aardappelen), andere erosiebestrijdende maatregelen,… Geen enkel van deze sites lijkt echter dermate waardevol dat een opname in openbaar domein of maatregel tot landinrichting noodzakelijk is. Aan 141 kadastrale percelen werd de waardering “evalueren” toegekend. Deze percelen zullen in functie van de latere planvorming nog bijkomend geëvalueerd moeten worden. Al naar gelang de eventuele werkzaamheden die voorzien worden, moeten ofwel de plannen worden bijgestuurd of zal er archeologisch onderzoek dienen plaats te vinden. Ten slotte werden 48 percelen gewaardeerd met “monitoren”. De klemtoon ligt bij deze percelen op de archeologische begeleiding van eventuele werkzaamheden. Voor de niet archeologisch gewaardeerde percelen gelden geen voorwaarden tijdens de planvorming. Zodra eventuele ingrepen in de bodem gepland worden, zullen deze archeologisch omkaderd of begeleid moeten worden. De archeologische begeleiding wordt uitgevoerd door de VLM-archeoloog. Omdat niet uitgesloten kan worden dat er archeologische sporen aangetroffen worden, zullen de nodige modaliteiten m.b.t. logistiek en planning opgenomen moeten worden in het bestek van de respectievelijke uitvoeringsontwerpen. Bouwkundig erfgoed Een 5-tal bunkers die gelegen zijn aan geplande recreatieve routes of bestaande wegen worden opgenomen in het openbaar domein. Ze worden opgeruimd en onderworpen aan een grondige bouwkundige inspectie. Waar nodig worden kleine instandhoudingswerkzaamheden uitgevoerd. Het plaatsten van een infobord kan worden overwogen. Een bunker t.h.v. de ’s Gravenstraat wordt bijkomend ingericht als vleermuizenwoonplaats. Er worden geen maatregelen voorzien die een rechtstreekse impact hebben op bouwkundige erfgoed in het projectgebied; wel wordt er steeds aandacht besteed aan de aanwezige erfgoedwaarden en waar mogelijk worden de erfgoedwaarden versterkt door een betere landschappelijke inkadering (vb. de ontginningshoeves). Een van de mogelijkheden is erfbeplanting en herstel van walgrachten.
4.3.2.6 Recreatie Verscheidene elementen uit de visie zoals het verbeteren van de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de dorpen, het ontwikkelen van kwaliteitsvolle van toeristisch recreatief medegebruik (hoevetoerisme) en het ontwikkelen van een unieke identiteit en imago van de regio kunnen aangezien hun aard niet als inrichtingsmaatregel op het plan worden aangeduid. De uitvoering van de ruilverkaveling kan evenwel een hefboom zijn. Vanuit de visie focust het plan zich vooral op het versterken van het netwerk van recreatieve verbindingen. Dit versterken gebeurt onder andere door het wegwerken van een aantal missing links. Het netwerk bestaat uit een aantal hoofdassen die deelgebieden verbinden en een kleinschaliger netwerk op lokaal niveau. In het plan worden geen routes uitgetekend, maar nemen maatregelen door aanleg of verbetering van paden die later de uitbouw van routes mogelijk maken. In het plan wordt ook gestreefd naar een bundeling van functies met het oog op een optimaal en zuinig ruimtegebruik. Verschillende functies zullen zo goed mogelijk op elkaar worden afgestemd. Zo hebben verschillende landbouwwegen een recreatief medegebruik. Diverse onverharde paden worden aangelegd binnen de bufferstroken van waterlopen. Zo worden in dezelfde context op diverse plaatsen paden gecombineerd met beplantingen. In het plan wordt alleen een onderscheid gemaakt tussen paden en fietspaden en is er geen verdere functie-invulling. Diverse recreatieve wegen paden zijn indicatief aangeduid met pijltjes omdat hun exacte ligging pas bepaald kan worden na de herverkaveling. Op deze wijze kunnen de paden voorzien worden op plaatsen die zo weinig mogelijk hinder veroorzaken voor de landbouw, meer bepaald op een scheidingslijn van eigendom en gebruik. Zoals het geval voor de wegen worden
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 27 van 263
paden die na de ruilverkaveling geen enkele functie meer hebben, in cultuur gebracht. Indien een aantal van deze overbodige paden nog figureren op de atlas van de buurtwegen, dan zullen deze via een afzonderlijke procedure voorzien in de ruilverkavelingswet (art. 70) worden afgeschaft. Concreet zijn op het ontwerp ruilverkavelingsplan volgende ingrepen voorzien “Aan te leggen/te verbeteren pad” Deze paden zijn onverhard (O) of semiverhard (S). Ter hoogte van het Parkbos Gent zijn ze semiverhard omwille van de doelgroep en de afspraken gemaakt in het kader van de “huisstijl inrichting Parkbos” in samenwerking met ANB en de andere partners. De overige paden zijn onverhard omwille van het extensievere karakter van de omgeving en om recreatievormen zoals ruiteren, mountainbiken, lopen en avontuurlijk wandelen ook trajecten te bieden. Sommige paden hebben zoals hoger reeds gesteld een variabele positie. Dit betekent dat hun ligging kan verschuiven afhankelijk van de latere herverkaveling De meeste paden verbinden de belangrijkste toeristisch recreatieve attractiepunten zoals:
Stadsbos Deinze – Hospicebossen doorheen de zone ten noorden van de Kortrijkseheerweg; Hospicebossen – Parkbos Gent doorheen de zone tussen De Pinte en de E17; Scheldevallei – Leievallei verbinding doorheen het Parkbos Gent.
Andere paden verbinden dorpen met recreatieve attractiepunten zoals:
Nazareth – Scheldevallei via onder meer de Beerhofbeek; Eke – Scheldevallei – Zwijnaarde via onder meer de Moerbeek en de Oude Houwbeek/Zwarte Kobensbeek op de rand van de Scheldevallei.
Deze laatst genoemde paden liggen veelal binnen de aan te leggen bufferstroken van de vernoemde beken. De overige paden op het plan zijn kortere verbindingen en maken het mogelijk de reeds bestaande routegebonden producten zoals bewegwijzerde mountainbike- en wandelroutes aantrekkelijker te maken of enkele missing links weg te werken. Zij bieden ook kansen voor nog te ontwikkelen loop- en ruiterroutes. Sommige paden worden uitgevoerd en gefinancierd door derden (D), meer bepaald de meeste paden in het stadsbos Deinze (landinrichtingsproject Stadsbos Deinze, uitvoerder: VLM + ANB), ter hoogte van Hooglatem (uitvoerder: ANB) en in de omgeving van de Hagelandvijver (uitvoerder: De Pinte). Deze werken zijn volledigheidshalve op het plan aangeduid. Er dient opgemerkt te worden dat er voor de paden uit te voeren door derden nog onzekerheid bestaat met betrekking tot de uitvoerbaarheid. “Aan te leggen/te verbeteren fietspad” De fietspaden zijn verhard m.u.v. enkele delen in het stadsbos Deinze (semi-verhard). Sommige worden naar analogie met de paden uitgevoerd en gefinancierd door derden (D).
Met derden wordt afhankelijk van de ligging de betreffende gemeente (vb. fietspad Klapstraat Nazareth/De Pinte en de fietspaden in de Rijvisschestraat en de Krekelstraat - Gent), de partners uit de landinrichtingsprojecten (Stadsbos Deinze of Oude Spoorwegbedding) of AWV (fietspad N60) bedoeld.; Een aantal fietspaden maakt deel uit van bovenlokale verbindingen:
fietspad langs spoorweg Gent – Kortrijk op grondgebied Deinze;
oude spoorwegbedding op grondgebied Gent (derden);
fietsverbinding stadsbos Deinze/Hospicebossen/parkbos Gent (Hooglatem/Grand Noble); via de fietspaden door Stadsbos Deinze, fietspad langs de Kortrijkseheerweg tot de Hospicebossen en verder op de N437 of via de Langedreef (Hospicebossen) en zo verder opnieuw via de Kortrijkseheerweg richting De Pinte (Keistraat).
De meeste andere zijn intergemeentelijke verbindingen zoals: 20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 28 van 263
fietsverbinding Zwijnaarde – De Pinte (fietspad Krekelstraat);
fietsverbinding Zwijnaarde – Oude Spoorwegbedding (fietspad Rijvisschestraat);
fietsverbinding Nazareth/Deinze – fietspad Nazarethsesteenweg (verhogen verkeersveiligheid schoolgaande jeugd);
fietsverbinding Hospicebossen-Vossenhol (Klapstraat tot Oudenaardseheerweg).
Tijdens een overleg met AWV werd gevraagd om langs de N60 vanaf het kruispunt “Den Beer” binnen de perimeter van de ruilverkaveling ruimte te voorzien voor de latere aanleg (door AWV) van vrijliggende fietspaden. Naar analogie met de ruimte die voorzien wordt voor de ventwegen langs de N60 zal ook – indien nodig – ruimte voorzien worden voor de aanleg van deze fietspaden. Deze ruimte en de paden zijn (nog) niet op het ontwerp ruilverkavelingsplan aangeduid. “Aan te leggen brug/tunnel” Er zijn twee ongelijkgrondse kruisingen voor traag verkeer met gewestwegen aangeduid op het ontwerpplan. Deze aanduiding is louter indicatief. Deze verbindingen worden gevraagd vanuit het parkbos en de gemeente De Pinte.
Kruising E17 met Ceulebroekdreef op grondgebied De Pinte: Ceulebroekdreef is een oude trage weg die bij de aanleg van de E17 werd doorgesneden;
Kruising dreef Nieuwgoedkasteel met N60 op grondgebied Gent t.h.v. Parkbos Gent. Zo ontstaat een veilige oversteekplaats vanuit portaal de Ghellinck naar het noordelijk deel van het Parkbos.
De realisatie hangt af van de beschikbare middelen . “Aan te leggen parking” Er zullen vier parkings aangelegd worden binnen de blokgrens van de ruilverkaveling, waarvan drie door derden en één door de ruilverkaveling zelf. Ter hoogte van de belangrijkste nieuwe toeristisch recreatieve attractiepunten worden kleinschalige parkings aangelegd door derden: twee ter hoogte van het Stadsbos Deinze, één bij de Hospicebossen. De parkings voor Parkbos Gent zijn niet weergegeven op het ruilverkavelingsplan aangezien zij binnen de portalen liggen. De enige parking die uitgevoerd wordt door de ruilverkaveling bevindt zich langs de Grenadierslaan te Nazareth (deelgemeente Eke). Uitbreiding terreinen lokale voetbalploeg /volktstuinen Aan de achterzijde van de terreinen van Sparta Petegem wordt in het Stadsbos Deinze een perceel voorzien als te behouden in privaat domein met het oog op de uitbreiding van de terreinen van de lokale voetbalploeg . De gronden zijn reeds eigendom van de stad Deinze. Er is hiervoor een GRUP in opmaak (stad Deinze). Ter hoogte van de N35 wordt een perceel voorzien voor volkstuinen (ook deeltje voor parking). Ook deze gronden zijn reeds verworven door de stad. Toeristisch-recreatieve randinfrastructuur Toeristisch - recreatieve randinfrastructuur zoals rustplaatsen, picknickgelegenheid, barrières voor gemotoriseerd verkeer, tractorsluizen, mogelijke bewegwijzering en infoborden komen verspreid voor in het gebied. Zij zijn omwille van de hoge detailgraad niet weergegeven op het ruilverkavelingsplan. De precieze locatie en eigenschappen maken deel uit van de latere technische ontwerpen.
4.3.2.7 Cultuurtechnische uitrusting Het bestaande, dichte wegennet wordt maximaal gebruikt voor ontsluiting. Waar nodig wordt het bestaande verharde wegennet lokaal aangepast en verbeterd. Zo is voorzien in de aanleg van 500 m tweesporenbeton en het verbeteren van 1.000 m bestaande asfaltwegen. Het gaat in het ene geval om een weg in landschappelijk waardevol gebied met recreatief medegebruik en in het andere geval
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 29 van 263
om enkele te smalle asfaltwegen. Waar nodig zullen tijdens de uitvoering van de ruilverkaveling en op vraag en in overleg met de wegbeheerder aanpassingswerken uitgevoerd worden aan verharde wegen (scheuren, verzakkingen, putten,…). Na ruilverkaveling dienen alle (landbouw)percelen ontsloten te zijn. Om dit mogelijk te maken, worden 14.500 m bestaande landbouwontsluitingswegen verbeterd en worden 1.800 m nieuwe wegen aangelegd. Het gaat steeds om lokale insteekwegen waarvan de lengte en het tracé functie zijn van de latere herverkaveling. Deze wegen zijn op het ruilverkavelingsplan met pijltjes aangeduid. Deze wegen worden, gelet op hun karakter en functie, steeds in steenslag uitgevoerd met een standaardbreedte van 3 m en langs weerszijden een berm van anderhalve meter. Deze wegen zijn in de eerste plaats landbouwontsluitingswegen en hebben vaak een recreatief medegebruik. Er wordt ook rekening gehouden met het feit dat bij de gemeentewegen – waar nodig – aanpassingswerken aan de bermsloten nodig kunnen zijn of dat nieuwe bermsloten aangewezen zijn. Hetzelfde geldt voor de aanpassing van te smalle bermen, de mogelijke aanleg van uitwijkstroken en het nemen verkeerremmende of verkeerwerende maatregelen. Sommige bermen zullen in functie van beplantingen en/of bermgrachten ook breder worden uitgevoerd. Deze maatregelen zijn nu nog niet op plan aangeduid, maar worden in kaart gebracht bij de opmaak van de technische ontwerpen. Het is mogelijk dat n.a.v. de verbetering van een aantal landbouwwegen onteigeningen nodig zijn als de weg zich ter hoogte van de blokgrens bevindt en de wegzate nog particuliere eigendom zou zijn. Onderzoek in de fase van uitvoering zal dienen uit te wijzen waar onteigeningen nodig zijn. Met het oog op het verhogen van de verkeersveiligheid wordt een verkeersveilige oversteek voorzien voor de recreanten t.h.v. de Rosdamstraat (Sint-Martens-Latem) en in de Parijsestraat t.h.v. de “Ceder” (Deinze). Wegen en voor de volledigheid ook paden die na de ruilverkaveling geen enkele functie meer hebben, worden in cultuur gebracht. Alle wegen waar dit nog niet het geval is, worden openbaar gemaakt; de overbodige wegen en paden worden afgeschaft. Dit openbaar maken en/of afschaffen geschiedt via een afzonderlijke procedure voorzien in de ruilverkavelingswet (art. 70). Op het plan zijn ook een aantal wegen voorzien als uit te voeren door derden. Het gaat concreet om de latere aanleg van ventwegen (parallelwegen - geschatte lengte 2.000 m) door AWV naar aanleiding van de opwaardering van de N60 tot een primaire weg I. De tussenkomst van de ruilverkaveling beperkt zich in dit geval tot het ter beschikking stellen van de nodige gronden, weliswaar met vergoeding door AWV. Mogelijk voorziet de ruilverkaveling op vraag van AWV ook gronden met het oog op het herinrichten van kruispunten op de N60, vb. het kruispunt “Vogelzang” (kruising N60 met de N35). De verbindingsweg van Zonnehoeve naar de Spoorwegstraat te Nazareth wordt eveneens uitgevoerd door derden. Er wordt opgemerkt dat voor de uit te voeren wegen door derden nog onzekerheid bestaat met betrekking tot de uitvoerbaarheid.
4.4
Alternatievenonderzoek
4.4.1
Inleiding Er kunnen op verschillende niveaus alternatieven beschouwd worden. Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen locatiealternatieven en uitvoeringsalternatieven. Bij het opstellen van het ruilverkavelingsplan voor de ruilverkaveling Schelde-Leie werden geen verschillende globale planalternatieven tegenover elkaar afgewogen, maar de verschillende maatregelen werden tijdens het planvormingsproces of tijdens de adviesprocedure ervan in beschouwing genomen en eventueel gewijzigd. De opbouw van een ruilverkavelingsplan verloopt in een drietal fasen: 1) De eerste fase omvat een inventarisatie, evaluatie en interpretatie van de betrokken functies (landbouw, waterhuishouding, ontsluiting, landschap en cultuurhistorie, flora en fauna, recreatie en archeologie). Voor de verschillende sectoren worden knelpunten en een visie geformuleerd.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 30 van 263
2) Tijdens een tweede fase worden de afzonderlijke functionele visies aan elkaar gekoppeld, eerst voor de bepaling van een aantal basisprincipes en grote opties (op het niveau van het concept), dan meer naar het concrete detailniveau toe. Uit deze fase volgt dan via evaluerend ontwerpen de opmaak van het ruilverkavelingsplan. Het concept en het ruilverkavelingsplan zelf werden in ontwerp opgemaakt door de Vlaamse Landmaatschappij. De coördinatiecommissie adviseerde het concept en het ruilverkavelingsplan. Tijdens het planningsproces worden de initiële voorstellen uitgewerkt en tussentijds geëvalueerd door een multidisciplinair samengesteld projectteam binnen de VLM en ter bespreking en advisering voorgelegd aan de coördinatiecommissie. In de loop van dit proces werd door de VLM frequent overleg gepleegd met een aantal andere externe besturen zoals de gemeenten, administraties en belangengroepen. 3)
De derde fase is de fase van de milieueffectrapportage. Een plan-MER wordt opgesteld voor het gehele ruilverkavelingsgebied. Door de opmaak van een MER voor de ruilverkaveling wordt nuttig verklaard, kunnen voorstellen tot aanpassing daadwerkelijk in het plan opgenomen worden. Indien er nog grote wijzigingen gebeuren of indien blijkt dat er elementen in het plan zitten die nog niet voldoende in detail zijn uitgewerkt om de milieueffecten reeds volledig in te schatten, kan later nog een project-MER of verzoek tot ontheffing van de MER-plicht opgemaakt worden (eventueel beperkt tot een aantal thema’s).
Uitgaande van de gevolgde werkwijze bij de opstelling van het ruilverkavelingsplan en het erbij inbegrepen overleg zijn er zowel wijzigingen als deelalternatieven, die geïntroduceerd werden op het niveau van planvorming binnen het planningsteam, als op het niveau van de bespreking in de coördinatiecommissie, al dan niet onder invloed van de aangereikte aanpak naar een aantal externe besturen, administraties of belangengroepen toe. Het ging hierbij dikwijls over kleinere onderdelen van het plan (b.v. al of niet aanleggen van een weg, …). Op deze manier komt men tot een zeer groot aantal deelalternatieven die niet altijd in publiceerbare kaarten kunnen worden verwerkt. Het gaat hierbij dikwijls om denkpistes, die snel achterhaald blijken na confrontatie met verschillende sectoren en diensten. Het is onmogelijk alle op deze manier in beschouwing genomen deelalternatieven, varianten, wijzigingen, bijhorende discussies en afwegingen in dit MER weer te geven. Hiervoor wordt verwezen naar de teksten bij het ruilverkavelingsplan, de verslagen van de vergaderingen van de coördinatiecommissie en de overlegvergaderingen met diverse partners . De voornaamste behandelde alternatieven worden hieronder besproken.
4.4.2
Voornaamste behandelde alternatieven Er is overleg gepleegd met verschillende partners om tot een definitief planontwerp te komen. De partners zijn de steden Gent en Deinze, de gemeenten Sint-Martens-Latem, Nazareth en De Pinte, ANB, het agentschap onroerend erfgoed, AWV, VMM en W&Z (bekkens), de provinciale diensten (m.i.v. de dienst waterlopen). Er waren zowel overlegrondes met de partners als met het middenveld (landbouw en milieu). De opmerkingen en suggesties van de partners werden in overweging genomen. Verder werden ook delen van het plan ingevuld conform reeds beslist beleid, zoals de invulling t.h.v. het stadsbos Deinze en het parkbos Gent.
4.4.2.1 Blokgrens De oppervlakte van de kadastrale afdelingen en secties waar het onderzoek van het nut bij ministerieel besluit werd ingesteld bedraagt 8.163 ha. Om tot een werkbaar gebied te komen, is het gebied op basis van de volgende gegevens verkleind tot het voorliggende ruilverkavelingsgebied:
fysische barrières werden geselecteerd als bruto begrenzing: o.a. Kortrijksesteenweg (N43) ten noorden, de Schelde ten Zuiden, de Gaversesteenweg ten zuidwesten;
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 31 van 263
zones waar reeds een ruilverkaveling is uitgevoerd, werden uitgesloten: de ruilverkaveling Nazareth ten zuidwesten;
in de meeste gevallen werden de zones met een bestemming waar ruilverkaveling zinvol is, weerhouden, zoals agrarisch gebied, landschappelijk waardevol agrarisch gebied (of gelijkwaardige bestemmingen);
zones met een bestemming agrarisch gebied – glastuinbouw werden uitgesloten (RUP Groenpool Parkbos en RUP glastuinbouw Nazareth, andere glastuinbouwbedrijven worden wel meegenomen binnen de blokgrens);
zones waar een ministerieel besluit tot onteigening geldt (hoofdzakelijk de bosgebieden in de groenpool Parkbos Gent), werden uitgesloten;
grotere boscomplexen werden uitgesloten (vb. Hospicebossen);
residentiële bebouwing, zoals onder meer kasteeldomeinen, die niet interfereert met het landbouwareaal werd in principe uitgesloten vb. het kasteel van Welden, het Nieuwgoed;
de bestaande waterplassen (veelal oude zandwinningen E17 zoals de Hagelandvijver, de Biezenhofvijver en de Indianavijver) werden uitgesloten;
zones met gunstige kavelstructuren (dus waar weinig landbouweconomische baten gerealiseerd kunnen worden door herverkaveling) werden uitgesloten. Deze zones werden besproken in de adviesgroep landbouw en de coördinatiecommissie. a)
Bespreking van adviesgroep landbouw op 18 april 2007 en coördinatiecommissie van 12 april 2007 o
gebied ten zuiden van Hospicebossen en E17
reeds grote groepering met grote oppervlakte
ruilverkaveling zou hier extra kosten meebrengen zonder nut voor betrokkenen → grote blokken zijn niet uitruilbaar naar andere zones (mocht dit al nodig zijn) → niet opnemen in blok
b) Bespreking van adviesgroep landbouw coördinatiecommissie 25 februari 2008 o
op
8
februari
2008
en
de
Parkbosgebied: zone ten noorden van de Putstraat Ten noorden van de Putstraat waren alle percelen in gebruik door dezelfde landbouwer (toestand 2008), uitgezonderd één perceel dat is aangekocht door het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB). De ruilverkaveling kon in deze zone ten noorden van de Putstraat weinig meerwaarde voor de landbouwsector realiseren. Ook de afdeling Monumenten & Landschappen pleitte voor het behoud van het bulkenlandschap en het behoud van de perceelstructuren. Ondertussen zijn wel al verschillende landbouwers actief in het gebied (toestand 2013) waardoor ruilverkaveling wel nuttig zou kunnen zijn in deze zone. Echter, de verschillende landbouwers in deze zone werken in onderpacht en het instrument ruilverkaveling houdt enkel rekening met eigenaars en pachters. Hierdoor kan het huidige gebruik door meerdere landbouwers niet meegenomen worden in de afweging om de percelen toe te voegen aan de ruilverkaveling. De VLM zal samen met ANB, buiten de procedure ruilverkaveling om, proberen om het perceel van ANB bij de bosstructuur te voegen.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 32 van 263
o
Zone tussen Hospicebossen en de dorpskernen van Nazareth en Eke De zone tussen de Deurlestraat, de Oudenaardseheerweg, de Groenstraat, de Steinstraat en de E17. De VLM stelt voor deze zone niet op te nemen binnen de blokgrens van het project. De landbouwers beschikken over grote, aaneengesloten kavels dicht bij de bedrijfszetel. Ruilverkaveling kan hier nog weinig baten brengen voor de sector.
o
Scheldevallei ten zuiden van Eke De VLM stelt voor om het deel tussen Schelde, Moerbeek, Karperstraat en de zone tussen Schelde, Karperstraat, Pontweg, N60 en Grenadierslaan niet op te nemen binnen het ruilverkavelingsblok. In de zone ten noorden van de Karperstraat liggen twee grote gebruiksblokken. Hier kunnen geen landbouwbaten gerealiseerd worden. In de zone ten zuiden van de Karperstraat ligt het gebruik van twee landbouwers met elkaar verweven. Nochtans zouden de twee gebruiksblokken vergroot kunnen worden door een onderlinge ruil. Mocht er interesse zijn voor ruil, dan zouden de landbouwers dit wellicht al op eigen initiatief gedaan hebben.
c)
Bespreking van coördinatiecommissie van 12 juni 2012 o
Bespreking van de begrenzing van het ruilverkavelingsproject richting Scheldevallei : deelgebied Oudmeers en Vaerbeek. De commissieleden zijn akkoord met het compromisvoorstel met het deelgebied Oudmeers (landschappelijk waardevol agrarisch gebied op gewestplan) wel op te nemen in het ruilverkavelingsproject en het deelgebied Vaerebeek (valleigebied op het gewestplan) niet.
Bij de detailstudie werd onder andere rekening gehouden met de eigendommen en gebruiken. Zo werd het initiële onderzoeksgebied verkleind tot een ruilverkavelingsgebied met een oppervlakte van 2.690 ha. Tijdens de richtlijnenvergadering werd door de Stad Gent bijkomende toelichting gevraagd m.b.t. het al dan niet opnemen in de ruilverkaveling van bepaalde percelen op hun grondgebied. Deze worden voorgesteld op de kaart in Figuur 4-1:.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 33 van 263
Figuur 4-1: percelen waarvoor bijkomende toelichting werd gevraagd door de Stad Gent tijdens de richtlijnenvergadering Blauw gekleurde percelen :
Percelen gelegen tussen Heistraat, Klossestraat en Vogelheide liggen volgens het GRUP gedeeltelijk in woonuitbreidingsgebied en deels in agrarisch gebied. Aangezien er geen delen van kadastrale percelen kunnen opgenomen worden, maar wel het volledig kadastraal perceel werd de blokgrens verderop bepaald.
Percelen gelegen aan westelijk zijde van de N-60 vormen een solitair geheel van (6 ha), eigendom van 2 aanpalende eigenaars en in gebruik bij één gebruiker. Bijgevolg zijn deze gronden moeilijk verplaatsbaar.
Percelen gelegen aan de oostelijke zijde van de N-60, vormen een apart geheel en omringd door percelen in de woonzone, gronden die bestemd zijn voor glastuinbouwbedrijf en bebouwde percelen gelegen in het agrarisch gebied. Gevolg moeilijk verruilbaar.
Percelen gelegen aan de Krekelstraat ,bebouwde percelen waar de achterliggend percelen niet voor landbouwdoeleinden worden gebruikt. Geen aangifte bij ALV.
Rood gekleurde percelen:
Woningen, zonder agrarische functie, zijn meegenomen in de ruilverkaveling om zo de lengte aan blokgrens enigszins te beperken.
Percelen ten oosten van de E17: het betreft achterliggende tuinen van woningen, welke bijgevolg niet kunnen herverkaveld worden.
Deze percelen worden dan ook niet toegevoegd aan of uitgesloten uit het plangebied en dus niet verder meegenomen in het plan-MER. De blokgrens die in het plan-MER onderzocht wordt, is de voorlopige grens. Het openbaar onderzoek (waarbij het goedgekeurde MER zal toegevoegd worden) dient om de blokgrens definitief vast te stellen. Een landbouwer en/of eigenaar die buiten de blokgrens wenst te liggen, dient hiervoor
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 34 van 263
bezwaar in te dienen tijdens het openbaar onderzoek. Een landbouwer of eigenaar kan niet meer uit de ruilverkaveling stappen na de nuttigverklaring van het project.
4.4.2.2 Mens Landbouw De uitbreiding van de Hospicebossen zou beduidend negatieve effecten hebben voor 2 landbouwbedrijven. Er werd daarom gekozen om de niet beboste delen van de Hospicebossen (26 ha) op te nemen in de ruilverkaveling. De beboste percelen zijn uitgesloten. De percelen die onder bestemming “bosgebied” liggen, zullen worden bebost (5 tot 6 ha). Zonder tussenkomst van de ruilverkaveling zullen bij bebossing van de percelen die nu onder de bestemming “bosuitbreiding” liggen, twee landbouwbedrijven met jonge bedrijfsleiders worden getroffen (21 ha). De ruilverkaveling wil trachten een en ander te remediëren. In overleg met de provincie, ANB en de gemeente Nazareth wordt naar een oplossing gezocht om andere gronden die grenzen aan de huidige bossen te bebossen. Via grondenruil en planologische ruil zullen de getroffen landbouwers zoveel mogelijk geholpen worden. Dit betekent dat de percelen die niet bebost worden en momenteel de bestemming bosuitbreidingsgebied hebben, agrarisch gebied worden en de te bebossen percelen (momenteel landschappelijk waardevol agrarisch gebied) de bestemming bosuitbreidingsgebied zouden krijgen. De zoektocht naar aanpalende te bebossen gronden is nog lopende. De percelen waarover een consensus bestaat om te bebossen, zijn reeds aangeduid op plan. Er blijven een aantal zoekzones die op plan zijn aangeduid. De zoekzone op het ontwerpplan is vrij ruim genomen, maar in deze zone komt maximaal 3 ha bos. In de periode tussen de aanvraag tot opmaak van het plan-MER en het openbaar onderzoek zou in overleg met de provincie, ANB, de gemeente Nazareth en de betrokken pachters moeten worden uitgeklaard welke percelen uiteindelijk bebost zullen worden en welke percelen het voorwerp dienen uit te maken van een bestemmingswijziging. Dit betekent dat de zoekzone zoals nu op het ontwerpplan aangeduid, verdwijnt. Intussen (september 2013) zijn reeds besprekingen geweest met de betrokken landbouwers, VLM en Provincie.
Verkeer en recreatie Bij het uittekenen van de maatregelen ten behoeve van recreatie werd maximaal rekening gehouden met bestaande studies en plannen. Zo werd rekening gehouden met de inzichten omtrent het stadsbos Deinze (IP landinrichting), de studie van de trage wegen uitgevoerd in het kader van het plattelandsproject Leie en Schelde, de trage wegenplannen van de gemeenten, de groenpool Parkbos, het reconversieplan Indiana en de beleidskeuzes in de ruimtelijke structuurplannen. De landelijke wegen zijn wegen ten behoeve van de landbouw en hebben vaak een recreatief medegebruik. Vele wegen op het plan hebben nog een variabele positie en lengte (wegen met pijltjes aangeduid op het plan). Het kan ook zijn dat na ruilverkaveling een aantal wegen niet meer nodig zijn en in cultuur gebracht worden. Het ontwerp ruilverkavelingsplan beoogt een bovenlokale recreatieve verbinding tussen de drie groenpolen: Stadsbos Deinze, Hospicebossen en Parkbos Gent. De gemeente Nazareth vroeg om te onderzoeken of de onbewaakte spoorwegovergang aan de Deurlestraat (landbouwverkeer) via grondenruil niet kon worden afgeschaft. Via deze overgang kan men immers zonder problemen op de sporen van op het pas aangelegde fietspad, wat gevaarlijke situaties met zich mee kan brengen. Deze vraag werd onderzocht. De landbouwer die deze overgang gebruikt kan echter niet uitgeruild worden omdat zijn gronden gelegen aan de linkerzijde van de spoorweg buiten de ruilverkaveling liggen en er dus geen ruilmogelijkheden zijn. Dit wordt dan ook niet verder meegnomen in het plan-MER. De stad Deinze stelt voor om tussen de Parijsestraat en de Kijkuitstraat de trage weg zo veel mogelijk te combineren met de bufferstrook langs de waterloop i.p.v. het pad dat momenteel staat ingetekend op het plan. Dit zal als alternatief worden meegenomen in het plan-MER.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 35 van 263
4.4.2.3 Natuur Voor de Hospicebossen is er nog geen volledige duidelijkheid voor de invulling van de percelen maar werd een zoekzone afgebakend op het ruilverkavelingsplan (zie paragraaf 4.4.2.2). Een uitbreiding van MLI (maatregelen landinrichting) Westerplas aan de zuidkant van de beek Biezenlos. werd niet doorgevoerd wegens te weinig beschikbare ruimte (beperking 2% grens) en de hoge gronddruk in het algemeen (o.a. door sportcomplex). Er wordt bovendien deels in deze zone een MLI (MLI Westerplas) voorzien met het oog op het behoud van de aanwezige ecologische waardevolle graslanden. De directe omgeving is op plan aangeduid als een zone voor behoud en versterking van natuur- en landschapswaarden.
4.4.2.4 Water Wat betreft de oplossing van de wateroverlast rond de Duivebeek werden twee locaties voor waterberging onderzocht: één stroomopwaarts de Keistraat, en één juist stroomopwaarts de E17. . Het gebied stroomopwaarts de E17 werd niet weerhouden, gezien het herbevestigd werd als agrarisch gebied. De zoekzone Keistraat werd wel weerhouden. Deze zone werd in het GRUP Parkbos immers als een “gebied voor waterbeheersing” aangeduid. Problemen m.b.t. afwatering en verdroging e.d. kunnen oplost worden door herinrichten, doortrekken, omleggen van waterlopen. Er werd afgewogen voor welke waterlopen dit nodig is. Na de richtlijnenvergadering vond bijkomend overleg plaats tussen de VLM, TMVW, Stad Gent, Provincie Oost-Vlaanderen en Onroerend Erfgoed m.b.t. de aanleg van een bufferbekken langs de Scheidbeek t.b.v. de aanleg van gescheiden riolering voor het project Soenenspark in Sint-DenijsWestrem . Dit bufferbekken zal mogelijk worden aangelegd binnen de contouren van de ruilverkaveling (zie Figuur 4-2). De gronden van het bufferbekken kunnen in het kader van de ruilverkaveling toebedeeld worden aan de stad Gent als een maatregel tot landinrichting; tweede optie is een verrekening volgens de puntenwaarde van de grond. De officiële aanvraag dient te worden gesteld tijdens het openbaar onderzoek van de ruilverkaveling. Dit bufferbekken wordt daarom als inrichtingsalternatief meegenomen in het plan-MER. Hierbij worden de effecten beoordeeld van de aanwezigheid van het bufferbekken binnen het ruilverkavelingsgebied. In dit plan-MER wordt geen effectenonderzoek gevoerd over het project Soenenspark.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 36 van 263
Figuur 4-2: locatie bufferbekken Scheidbeek op ruilverkavelingsplan (rode ster) Voor de legende van het ruilverkavelingsplan wordt verwezen naar Bijlage 1.
4.4.2.5 Erfgoed De bunkers ter hoogte van Ganzenbroek en Oudenaarseheerweg (spoorweg) werden aan het plan toegevoegd. De latere inrichting zal gebeuren in overleg met de gemeente bvb vleermuizen, infoborden, aspecten veiligheid en verantwoordelijkheid…
4.4.3
Nulalternatief Bij de bespreking van mogelijke effecten vindt in het MER een toetsing plaats t.a.v. het nulalternatief. Hierin wordt het scenario geschetst van de ontwikkeling van het gebied bij het uitblijven van het planningsinitiatief. Dit komt neer op het verder invullen binnen de bestemmingsvoorschriften en komt quasi overeen met de autonome evolutie van de referentiesituatie (de toestand van het gebied zoals die zou ontstaan zonder gestuurde beïnvloeding van buitenaf).
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 37 van 263
5
Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden In onderstaand overzicht worden de belangrijkste juridische en beleidsmatige randvoorwaarden opgesomd. De onderwerpen die eerder een algemene, administratieve betekenis hebben (vb. vergunningsplicht) worden in dit overzicht volledig beschreven. De onderwerpen die inhoudelijk van belang zijn voor het MER worden hier enkel kort vermeld en worden verder behandeld in de betrokken hoofdstukken. Er wordt in de tabel dan ook verwezen naar deze hoofdstukken, namelijk als volgt: Bod: Bodem en Grondwater; Wat: oppervlaktewater; F en Fl: Fauna en Flora; LBEA: landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie; Mens: Mens; /: niet relevant nee*: daar waar de randvoorwaarde wel van belang kan zijn bij de verdere projectontwikkeling binnen het onderzoeksgebied, maar echter niet relevant op planniveau (meestal wegens ontbreken van voldoende detaileringsgraad/planuitwerking). Randvoorwaarden
Inhoud
Relevant
Bespreking
Hoofdstuk
Gewestplan
Bodembestemming van de gronden in Vlaanderen.
Ja
De percelen binnen het plangebied zijn bestemd als woongebieden, woongebieden met landelijk karakter, woonpark, woonuitbreidingsgebieden, gebied voor dagrecreatie, agrarisch gebied, landschappelijk waardevol agrarisch gebied, valleigebieden (of ‘agrarische gebieden met landschappelijke waarde’), agrarisch gebied mat landschappelijke (of ‘bijzondere’) waarde (vallei-), ambachtelijke bedrijven en kmo’s, ontginningsgebieden, bestaande autosnelwegen, gebied voor gemeenschapsvoorziening en openbaar nut, parkgebied, bufferzone, groengebied, bosgebied, natuurgebied,natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat, uitbreidingsgebied voor bos (bosuitbreidingsgebied) (zie Kaart 3).
Mens
Bijzonder Plan van Aanleg (BPA)
Plan opgesteld door een stad/gemeente voor een bepaald deel van het grondgebied van de stad/gemeente.
Ja
Binnen het plangebied is het BPA Oostkouter B (Deinze) gelegen (zie Bijlage 4)
Mens; gestuurde ontwikkeling
Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP)
Bestemmingsplan dat de link legt met de hogere
Ja
Binnen het plangebied zijn volgende RUP’s van
Mens; gestuurde
RUIMTELIJKE PLANNING
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 38 van 263
Randvoorwaarden
Inhoud
Relevant
structuur van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, het Provinciaal en het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan
Bespreking
Hoofdstuk
toepassing:
ontwikkeling
Gewestelijk RUP: GRUP Grootstedelijk gebied Gent – deelproject 6c Groenpool Parkbos (definitief vastgesteld door VR op 9 juli 2010, zie Bijlage 5). Op 24 januari 2012 heeft de Raad van State het gedeelte van dit RUP met betrekking tot het Wetenschapspark Rijvissche nietig verklaard. Dit gebied bevindt zich evenwel niet binnen het plangebied.
Gemeentelijk RUP: Functionele cluster/Moerkensheide (De Pinte, zie Bijlage 6)
Gemeentelijk RUP: Noord-west E17 (Nazareth, zie Bijlage 7)
Gemeentelijk RUP Zonevreemde woningen Nazareth (Nazareth, zie bijlage 15)
Stedenbouwkundige vergunning
Concrete toepassing van de normen van het Decreet Ruimtelijke Ordening en het decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening
Ja
Bij uitvoering van een aantal vergunningsplichtige werken binnen het plangebied dienen stedenbouwkundige vergunningen te worden aangevraagd (voor bijvoorbeeld het reliëf van de bodem aanmerkelijk wijzigen, (her)aanleg wegen,…)
Bod, Wat
Verdrag van Espoo
Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband (UNECE, 1991)
Nee
Er zijn geen effecten voor mens of milieu te verwachten met een lands- of gewestgrensoverschrijdende impact.
/
KB Spoorwegen
KB van 21 aug 1891 – gewijzigd in 21/3/1991), waarin oa. Bepaalt wordt dat er geen bomen mogen worden geplant op minder dan 6 m van de vrije rand van de spoorweg, zonder schriftelijke toestemming van de NMBS.
Ja
Het plangebied grenst aan de spoorweg Gent-Kortrijk
Randvoorwaarden
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 39 van 263
Randvoorwaarden
Inhoud
Relevant
Bespreking
Hoofdstuk
Regelt de bodemsanering, potentiële verontreinigingsbronnen, historisch verontreinigde gronden en grondverzet in Vlaanderen.
Ja
Binnen het plangebied zijn al bodemonderzoeken uitgevoerd en in de omgeving ook saneringsprojecten. (zie Kaart 4). De uitvoering van het plan brengt mogelijk grondverzet met zich mee. Hiervoor zal er een technisch verslag en een bodembeheerrapport dienen te worden opgesteld. Uitvoeren van onderzoek naar uitgegraven grond zit niet vervat binnen het MER.
Bod
MILIEUHYGIENE Bodemsaneringsdecreet – Vlarebo (uitvoeringsbesluit)
Nee*
Materialendecreet – VLAREMA (uitvoeringsbesluit)
Met het Materialendecreet en het VLAREMA (Vlaams reglement voor het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen) evolueert het Vlaamse afvalstoffenbeleid naar een duurzaam materialenbeleid waar het sluiten van materiaalkringlopen en het verlagen van de milieudruk over de hele levenscyclus van een product centraal staan.
Nee*
Bij de aanleg van de infrastructuur kunnen mogelijk materialen vrijkomen die bij hergebruik onder de VLAREMA-reglementering vallen
Bod
Mestdecreet
Regelgeving omtrent bemestingsnormen, beschermingsgebieden, uitrijregeling, mesttransport en mestverwerking
Nee*
Wijziging van het bodemgebruik op bepaalde percelen, kan leiden tot andere bemestingsnormen voor deze percelen.
/
Vlarem I
Vlarem I is een uitvoeringsbesluit van het milieuvergunningsdecreet. Hierin worden de procedures voor de meldingen en milieuvergunningsaanvragen vastgelegd
Nee*
Voor de exploitatie van nieuwe en/of uitbreiding van bestaande activiteiten binnen het plangebied zal mogelijk een milieuvergunning dienen te worden aangevraagd.
/
Vlarem II
Hierin worden de algemene en sectorale voorwaarden beschreven waaraan vergunningsplichtige activiteiten moeten voldoen. Daarnaast bevat dit besluit ook milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater, grondwater, lucht, geluid en bodem.
Ja
De Vlarem-voorwaarden zijn van toepassing op de toekomstige ontwikkelingen binnen het plangebied.
verschillende MER- disciplines
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 40 van 263
Randvoorwaarden
Inhoud
Relevant
Bespreking
Hoofdstuk
Reductieplan bestrijdingsmiddelen
Dit decreet bepaalt dat openbare besturen vanaf 1 januari 2004 geen bestrijdingsmiddelen meer mogen gebruiken bij het beheer van het openbare domein. Bij de stapsgewijze aanpak zou ten laatste eind 2014 het gebruik aan banden worden gelegd.
Nee*
Dit is enkel geldig voor het openbaar domein, voor privéterreinen geldt het nulgebruik niet.
Bod, Wat
Regelt de bescherming van oppervlaktewateren van het openbaar hydrografisch net en de territoriale zee tegen verontreiniging en legt de kwaliteitsdoelstellingen vast voor alle oppervlaktewateren.
Ja
Volgende waterlopen stromen o.a. doorheen het plangebied: Moerbeek of Coupure, Zwarte Kobensbeek/Oude Houwbeek/Lakemeerbeek, Grietgracht/Scheidbeek, Duivebeek/Schuurkesbeek, Twezebeekloop, Kattebeek, Beerhofbeek
Wat
WATER Wet op de bescherming van oppervlaktewateren
Als waterkwaliteitsdoelstelling moeten deze waterlopen voldoen aan de basiskwaliteit. Besluit van de Vlaamse regering voor wat betreft de wijziging van de milieukwaliteitsnormen
In dit besluit, als wijziging van Vlarem I en II, wordt een wijziging opgenomen van de milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater, waterbodems en grondwater.
ja
In de discipline water wordt verwezen naar deze nieuwe milieukwaliteitsnormen.
Wat
Wet op de onbevaarbare waterlopen
Hierin wordt vastgelegd dat buitengewone werken van wijziging van de waterlopen slechts kunnen uitgevoerd worden nadat hiervoor een machtiging bekomen is vanwege de bevoegde overheid.
ja
Er bevinden zich verschillende waterlopen in het plangebied. Er worden werken voorzien aan onbevaarbare waterlopen nl. natuurtechnische inrichting van delen van de Moerbeek/Coupure, Oude Hauwbeek, Zwarte Kobensbeek, Kokersbeek, Scheidbeek, Biezenlos, Biezenbeek.
Wat
Wet op de bevaarbare waterlopen
Voor de bevaarbare waterlopen geldt o.a. een besluit betreffende het toekennen van vergunningen, het vaststellen en innen van retributies voor het privatieve gebruik van het openbaar domein van de waterwegen en hun aanhorigheden
Ja
Er bevinden zich geen bevaarbare waterlopen binnen plangebied maar de Schelde, de Leie en de Ringvaart bevinden zich wel in het studiegebied.
Wat
Grondwaterdecreet
Regelt de bescherming van het grondwater, het gebruik ervan en het voorkomen en vergoeden van
Nee*
Binnen het plangebied zijn verschillende vergunningen
Wat
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 41 van 263
Randvoorwaarden
Inhoud
Relevant
schade. De procedure voor het aanvragen van een vergunning voor de onttrekking van of infiltratie naar het grondwater, evenals voor boringen naar grondwater, is geïntegreerd in VLAREM (rubrieken 52 tot en met 55). Specifieke voorwaarden voor hoger genoemde activiteiten zijn opgenomen in de hoofdstukken 5.52 tot en met 5.55 van VLAREM II. De afbakening van waterwingebieden en beschermingszones valt onder het besluit van 27 maart 1985.
Bespreking
Hoofdstuk
voor grondwaterwinningen bekend (DOV).
Nee
Het plangebied ligt niet in of nabij een waterwingebieden of beschermingszones.
Polders en Wateringen
Lokale openbare besturen die instaan voor integraal waterbeheer
Nee
Het plangebied ligt niet in een polder of watering
/
Decreet Integraal Waterbeleid
Dit decreet is de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water in de Vlaamse wetgeving en legt de doelstellingen, principes en structuren vast voor een vernieuwd duurzaam waterbeleid. In dit decreet wordt o.m. de watertoets als instrument voor een integraal waterbeleid opgenomen.
Ja
Voor een activiteit die wordt onderworpen aan een milieueffectrapportage geschiedt de analyse en evaluatie van het al dan niet optreden van een schadelijk effect op de kwantitatieve toestand van het grondwater en de op te leggen voorwaarden om dat effect te vermijden, te beperken, te herstellen of te compenseren in dit rapport. Dit decreet houdt eveneens in dat de schade door overstromingen zo veel mogelijk wordt beperkt door oplossingen die aansluiten bij de natuur van het watersysteem (o.a. aanpak aan de bron en het voorzien van buffering voor overtollig water) en dat de nodige ruimte voor water planmatig wordt vastgelegd.
Wat
Delen van het plangebied en de omgeving zijn gevoelig voor overstromingen (zie Kaart 6). Uitvoeringsbesluit watertoets (B.S. 14/11/2011)
Dit besluit trad in werking op 1 maart 2012 geeft de lokale, provinciale en gewestelijke overheden, die een vergunning moeten afleveren, richtlijnen voor de
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
Ja
In het MER worden de effecten op het watersysteem onderzocht en wordt aangegeven of herstel- en compensatiemaatregelen nodig zijn. De gegevens om
pagina 42 van 263
Wat
Randvoorwaarden
Inhoud
Relevant
toepassing van de watertoets. D.m.v. de watertoets dient de overheid na te gaan hoe het watersysteem zal worden beïnvloed. Het watersysteem is het geheel van alle oppervlaktewater (gaande van water dat een helling afstroomt tot de rivieren), het grondwater en de natuur die daarbij hoort. Deelbekkens
Bespreking
Hoofdstuk
de watertoets uit te voeren worden opgenomen in een afzonderlijke paragraaf in het MER.
Vlaanderen is ingedeeld in 11 rivierbekkens. De organisatie van het rivierbekkenbeleid zal gebeuren door het opstellen van een deelbekkenbeheerplan.
ja
Het plangebied bevindt zich in het Bekken van de Gentse Kanalen, het Bovenscheldebekken en het Leiebekken. Het betreft het deelbekken van respectievelijk de Gentse Binnenwateren, de Scheldemeersen en de Benedenleie.
Wat
Dit decreet regelt het beleid inzake natuurbehoud en vrijwaring van het natuurlijke milieu, inzake de bescherming, de ontwikkeling, het beheer en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu, inzake de handhaving en het herstel van de daartoe vereiste milieukwaliteit en inzake het scheppen van een zo breed mogelijk draagvlak. Algemene maatregelen ter bescherming van de natuur dienen te worden opgevolgd. Het decreet regelt tevens de procedure van de afbakening van de Speciale Beschermingszones. Het gebiedsgericht beleid houdt ook de ontwikkeling van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en het Integraal Verwevings- en ondersteunend Netwerk (IVON) in. Het natuurdecreet legt de voorschriften en geboden in VEN en de Speciale Beschermingszones vast.
Ja
Algemene bepalingen uit het Natuurdecreet, met ondermeer het stand-still beginsel en de zorgplicht zijn uiteraard van toepassing.
F & Fl
NATUUR Natuurdecreet
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
Het plangebied is deels gelegen in het VEN-gebied ‘Vallei van de Bovenschelde Noord’ (GEN) en nabij ‘Vallei van de Benedenleie’ (GEN). Er komen geen Speciale Beschermingszones (SBZ) voor binnen het studiegebied. De meest nabijgelegen SBZ is het habitatrichtlijngebied ‘Bossen en heiden van zandig Vlaanderen: oostelijk deel’ op ca. 400m ten noordwesten van het plangebied.
pagina 43 van 263
Randvoorwaarden
Inhoud
Relevant
Bespreking
Hoofdstuk
Soortenbesluit
Sinds 1 september 2009 is het Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot soortenbescherming en soortenbeheer (het Soortenbesluit) van kracht.
Ja
Er komen binnen het plangebied strikt te beschermen soorten voor. Het voorkomen van de beschermde soorten in het studiegebied wordt in het MER nader omschreven.
F&Fl
Natuurreservaten
Voor elk erkend natuurreservaat wordt een beheersplan opgesteld.
Nee
Er zijn geen erkende natuurreservaten binnen het plangebied gelegen. Het meest nabije natuurreservaat ligt op ca. 100m ten zuidoosten van het plangebied.
/
Bosreservaten
De Vlaamse Regering stelt vast voor welke bossen of bosgedeelten bijzondere beschermings- en beheersmaatregelen worden genomen omdat ze een ecologische en wetenschappelijke functie te vervullen hebben. Deze bossen worden vanaf de aanwijzing of erkenning bosreservaten genoemd.
Nee
Er zijn geen bosreservaten gelegen in het plangebied of in de omgeving (geen binnen een straal van 15 km van plangebied).
/
Bosdecreet
Heeft tot doel het behoud, de bescherming, de aanleg, het beheer en het herstel van de bossen en het natuurlijk milieu van de bossen te regelen. Het regelt o.a. compensatie van ontbossing.
Ja
Er liggen bosstructuren binnen het plangebied. Mogelijk zullen bosstructuren verdwijnen t.g.v. de herverkaveling. Op niveau van de uitvoering van de werken zal voor het uitvoeren van de kappingen indien nodig een machtiging worden aangevraagd aan het bosbeheer.
F & Fl
Elders dient voor het plaatselijk rooien van bomen een stedenbouwkundige- of kapvergunning te worden aangevraagd. Natuurinrichting
Heeft tot doel een gebied optimaal in te richten in functie van het behoud, het herstel en het beheer van natuur.
Nee
Het plangebied is niet gelegen binnen een natuurinrichtingsproject.
LANDSCHAP
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 44 van 263
/
Randvoorwaarden
Inhoud
Relevant
Bespreking
Hoofdstuk
Landschapsdecreet en decreet tot bescherming van monumenten, 6 stads- en dorpsgezichten.
Regelt de bescherming van landschappen en de instandhouding, het herstel en het beheer van de in het Vlaams Gewest gelegen beschermde landschappen. Regelt de bescherming van de monumenten, stadsen dorpsgezichten.
Ja
Een deel van het projectgebied is aangeduid als beschermd landschap:
LBEA
-
Kasteel Scheldevelde met park en De Zeven Dreven Scheldemeersen 1 Scheldemeersen te Eke en te Zevergem Kastelensite
Binnen het projectgebied zijn verschillende beschermde monumenten aanwezig: -
Sint-Annakapel Historisch omgrachte site van het Goed te Parijs Astenedreef Dubbele vierkante grachtengordel met hun oevers, de wal ertussen, binnengracht omheen het kasteel, centrale woonzone van het neerhof en toegangsweg en omlopende weg van kasteel Rijvissche Deel van de gracht met haar oevers en vijver van het ‘Predikherenhof’ Binnen het projectgebied zijn volgende beschermde dopszichten aanwezig: Omgeving van de Sint-Annakapel en de met knotwilgen afgezoomde smalle landweg die naast de kapel op de Landuytstraat uitkomt Hoeve met onmiddellijke omgeving Er is binnen het plangebied bouwkundig erfgoed 6
Door middel van deze decreten zijn de Europese Conventie van Granada (architectonisch erfgoed) en Conventie van Firenze (landschap) in Vlaamse regelgeving geïmplementeerd.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 45 van 263
Randvoorwaarden
Inhoud
De ‘erfgoedlandschappen’ vormen een onderdeel van het Decreet inzake de landschapszorg. Nieuw is het behoud van de erfgoedlandschappen via de tussenstap van aanduiding van ‘ankerplaatsen’. Dat zijn de meest waardevolle landschappen zoals weergegeven in de landschapsatlas. Vanaf de opname in ruimtelijke uitvoeringsplannen worden deze ‘ankerplaatsen’ erfgoedlandschappen genoemd. Decreet op het archeologisch patrimonium
Europese Conventie van Malta (La Valetta, 1992)
Relevant
Hoofdstuk
aanwezig die opgenomen is in de Inventaris Bouwkundig Erfgoed. Deze worden in het MER verder besproken. Nee
Regelt de bescherming, het behoud en de instandhouding, het herstel en het beheer van het archeologisch patrimonium en de zorgplicht en organiseert en reglementeert de archeologische opgravingen.
Ja
De vertaling naar Vlaamse regelgeving is nog niet gebeurd. De Conventie van La Valeta is al geratificeerd door België maar nog niet geïmplementeerd in de wetgeving. Dit zal later geïmplementeerd worden in een nieuw onroerend erfgoeddecreet. Vanuit de Vlaamse Overheid wordt er wel naar gestreefd te handelen ‘in de geest van Malta’. Er wordt hierbij in de eerste plaats gestreefd naar het behoud van de sites in situ, wat een inschakeling van archeologie in de vroegste fasen van de ruimtelijke planning vereist. Daar waar behoud in situ niet mogelijk is, is het enige mogelijke alternatief een preventief archeologisch onderzoek van de bedreigde sites. In het verdrag zijn tevens bepalingen opgenomen m.b.t. de financiering van archeologisch onderzoek. In art. 5 van het verdrag wordt verplicht te waarborgen dat milieueffectrapportage en de daaruit
Ja
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
Bespreking
Er zijn geen voorlopig of definitief aangeduide ankerplaatsen of erfgoedlandschappen gelegen in het plangebied.
Binnen het plangebied zijn archeologische sites aanwezig doch zonder statuut. Het MER zal nagaan of er archeologische vaststellingen zijn gebeurd binnen het plangebied.
pagina 46 van 263
LBEA
Randvoorwaarden
Inhoud
Relevant
Bespreking
Hoofdstuk
voortvloeiende beslissingen ten volle rekening houden met archeologische vindplaatsen en hun context. Wet Ruilverkaveling
Een ruilverkaveling herschikt landbouwpercelen binnen een vooraf afgebakend gebied.
ja
Het plan betreft een ruilverkavelingsproject
/
Decreet Landinrichting
Heeft tot doel de inrichting van landelijke gebieden te realiseren overeenkomstig de bestemmingen toegekend door de ruimtelijke ordening.
Ja
Er zijn verschillende inrichtingsplannen die relevant kunnen zijn voor het ruilverkavelingsplan: Stadsbos Deinze, Parkbos – Scheldevelde en Parkbos – Spoorwegbedding. De inrichtingsplannen Schermgroen E17 en erfbeplanting Scheldeveld binnen de blokgrens van het ruilverkavelingsplan zijn reeds uitgevoerd.
Gestuurde ontwikkeling
Hier kunnen openbare besturen, diensten en verenigingen elkaar ontmoeten en samenwerken aan de ontwikkeling van de streek.
Nee
Het gebied valt niet binnen een werkingsgebied van een Regionaal Landschap.
/
Geeft de richtlijnen weer van het toekomstig gebruik van de ruimte in Vlaanderen. De hoofddoelstelling is het behoud en waar mogelijk versterking en de uitbreiding van de nog resterende open ruimte.
Ja
Het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen is definitief vastgesteld op 23 september 1997. Ondertussen zijn reeds twee herzieningen gebeurd.
randvoorwaarden
Geeft de hoofdlijnen weer van het ruimtelijk beleid dat de provincie Oost-Vlaanderen wil voeren.
Ja
Regionale Landschappen
Referentiesituatie
BELEIDSPLANNEN Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
De Vlaamse Regering heeft op 17 december 2010 een tweede herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen definitief vastgesteld. De bindende bepalingen werden op 16 februari 2011 bekrachtigd door het Vlaams Parlement. Beide bepalingen verschenen op 18 april 2011 in het Belgisch Staatsblad. de herziening trad op 2 mei 2011 in werking. Het ruimtelijk structuurplan Oost-Vlaanderen is definitief vastgesteld door de provincieraad op 10 december 2003.
pagina 47 van 263
randvoorwaarden
Randvoorwaarden
Inhoud
Relevant
Bespreking
Hoofdstuk
Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan
Geeft de hoofdlijnen weer van het ruimtelijk beleid dat de gemeente wil voeren.
Ja
De steden Gent en Deinze en de gemeenten, Nazareth, De Pinte en Sint-Martens-Laten bezitten een Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan
randvoorwaarden
Groenstructuurplan stad Gent
Op 27 februari 2012 keurde de gemeenteraad het groenstructuurplan voor de stad Gent goed. Het groenstructuurplan is een verfijning van de gewenste groenstructuur uit het Ruimtelijk Structuurplan Gent.
Ja
Het toont waar Gent parken, natuur en bos wil realiseren. Naast een langetermijnvisie, bevat het ook een actieplan met maatregelen voor de komende 6 jaar. Het groenstructuurplan is een middel om de komende jaren een samenhangend netwerk van groengebieden verspreid over Gent uit te bouwen. Het concretiseert de doelstellingen m.b.t. groen uit het ruimtelijk structuurplan Gent.
randvoorwaarden
Gemeentelijk Mobiliteitsplan
Beschrijft het mobiliteitsbeleid dat de gemeente de komende jaren wenst te voeren.
Ja
De steden Gent en Deinze en de gemeenten De Pinte, Sint-Martens-Latem en Nazareth bezitten een mobiliteitsplan
Mens en gestuurde ontwikkeling
Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan (GNOP)
In het gemeentelijk natuurontwikkelingsplan (GNOP) beschreef de gemeente haar middellange tot lange termijnvisie op natuur, bos, groen en landschap.
Nee
/
Gemeentelijk Landbouwbeleidsplan Nazareth
Beschrijft het beleid inzake landbouw, tuinbouw en platteland van de gemeente. De planperiode loopt tot 2019.
Ja
De GNOP’s van de steden Gent en Deinze en de gemeenten De Pinte, Sint-Martens-Latem en Nazareth dateren van de periode 1995-1997 en zijn niet meer relevant (doelstellingen uitgevoerd of overgenomen in andere beleidsplannen) In het plan zijn 6 beleidsdoelstellingen geformuleerd en werd een actieplan opgesteld waarin 45 acties worden beschreven.
Gewestelijk Milieubeleidsplan 20112015
Het Milieubeleidsplan bepaalt de hoofdlijnen van het milieubeleid dat door het Vlaamse Gewest, en ook door de provincies en gemeenten in aangelegenheden van gewestelijk belang, dient te worden gevoerd. Naast een schets van de context, is in het plan een evenwaardige plaats toebedeeld aan de langetermijndoelstellingen, de overheidsinterne engagementen, de plandoelstellingen, de
Ja
Algemeen zijn de doelstellingen inzake luchtkwaliteit, biodiversiteit, kwaliteit van de watersystemen, milieudruk en bodembeleid van toepassing.
Gestuurde ontwikkeling
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 48 van 263
Mens en gestuurde ontwikkeling
Randvoorwaarden
Inhoud milieuthema’s en maatregelenpakketten.
Provinciale milieubeleidsnota 20102013
tenslotte
Bespreking
Hoofdstuk
ja
De milieubeleidsnota 2010-2013 is de opvolger van het milieubeleidsplan 2005-2009. Deze milieubeleidsnota bouwt verder op het voorgaande milieubeleidsplan. De strategische nota van de provincie werd hiervoor verder uitgewerkt op het vlak van leefmilieu, energie en integraal waterbeleid. Ook mobiliteit, ruimtelijke planning, landbouw, … komen aan bod daar waar er raakvlakken zijn met leefmilieu.
Gestuurde ontwikkeling
de
Beschrijft het milieubeleid dat de komende jaren in de provincie Oost-Vlaanderen zal gevoerd worden.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
Relevant
pagina 49 van 263
Randvoorwaarden
Inhoud
Relevant
Bespreking
Hoofdstuk
Gemeentelijk milieubeleidsplan
Beschrijft het milieubeleid dat de gemeente de komende jaren wil voeren.
ja
De gemeenten Gent, Deinze, De Pinte, Sint-MartensLatem en Nazareth bezitten een milieubeleidsplan
Gestuurde ontwikkeling
Op 28 april 2006 werd het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid gewijzigd (B.S. 14/06/2006), en werden de regels voor de gemeentelijke milieubeleidsplannen en milieujaarprogramma's versoepeld. Zo is de opmaak van een gemeentelijk milieubeleidsplan vanaf dan niet langer een verplichting.
Afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur (AGNAS)
In uitvoering van het RSV is de Vlaamse overheid bezig met de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en de agrarische structuur. Gebieden waar de gewestplanbestemming nog actueel is en een goede planologische vertaling is van de gewenste ruimtelijke structuur, worden herbevestigd als agrarisch gebied. In andere gebieden wordt/werd verder onderzoek verricht naar de verweving van landbouw, natuur en bos. De resulterende ruimtelijke visie wordt vertaald
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
ja
Gent: beleidsnota’s milieu 2008-2013, voornamelijk thema groen van belang.
Deinze: algemene beleidsnota’s 2007-2012, verdere uitbouw stadsbos Deinze en visienota leefmilieu.
De Pinte: milieubeleidsplan 2005-2009 geactualiseerd tot 2013, thema’s bodem, water en groen van belang, parkbos en ontwikkeling KLE’s opgenomen in algemeen beleidsplan.
Sint-Martens-Latem: milieubeleidsplan 20092013, thema’s water, natuur en bodem (KLE’s, bufferstroken).
Nazareth: actieplan milieubeleid voor 2010, 2011 en 2012, uitwerken en beheer van trage wegen, ruimen grachten en aanleggen groen.
In het operationeel uitvoeringsprogramma Leiestreek is aangegeven welke gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen de Vlaamse overheid de komende jaren zal opmaken voor de afbakening van de resterende landbouw-, natuur- en bosgebieden. Hieronder zijn de acties weergegeven die betrekking hebben op het plangebied (zie Bijlage 3): -
pagina 50 van 263
Actie 22: Toeristische Leie, tot Deinze Actie 42: Samenhangende landbouwgebieden omgeving E17/N60 Actie 48: Hospicebossen
Mens Gestuurde ontwikkeling
Randvoorwaarden
Inhoud naar een ruimtelijk uitvoeringsplan. De Vlaamse overheid stelt in de omzendbrief RO/2010/01 dat de mogelijkheden om dit gebied voor andere functies dan de agrarische te ontwikkelen zullen worden beperkt.
Relevant
Bespreking Actie 65. Scheldevallei tussen Gent en Oudenaarde Er liggen Herbevestigde Agrarische gebieden binnen het plangebied
Verder stelt de omzendbrief RO/2010/01 dat voor gewestelijke RUPs de omzendbrief van 2005 onverkort van kracht blijft.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 51 van 263
Hoofdstuk
6
Algemene methodologische aspecten
6.1
Algemene opbouw en uitgangspunten van de effectenstudie Selectie van de relevante milieudisciplines In het MER worden de effecten van het plan op de verschillende disciplines onderzocht. Er kan hierbij een onderscheid worden gemaakt tussen sleuteldisciplines, optiedisciplines en niet relevante disciplines. Tabel 6-1: Identificatie van sleutel-, optie- en niet-relevante disciplines voor het plan-MER ruilverkaveling Schelde-Leie Discipline
Sleuteldiscipline
Bodem
Water: grondwater en oppervlaktewater
Fauna en flora
Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie
Mens - ruimtelijke aspecten
Mens – mobiliteit
Optiediscipline
Mens – hinder
Lucht
Geluid en trillingen
Niet of minder relevante discipline
Licht, warmte en stralingen
Energie en grondstoffenvoorraden
Voor de evaluatie van de effecten die het voorgestelde ruilverkavelingsplan zal teweegbrengen, worden bepaalde disciplines als relevant beschouwd. Het feit dat de ingrepen op de betreffende milieudisciplines onomkeerbare en dus permanente effecten veroorzaken, klasseert hen onder de noemer sleuteldisciplines (zie tabel). Sleuteldisciplines worden door erkende MER-deskundigen uitgewerkt. De mogelijke effecten van het plan op het geluidsklimaat en de luchtkwaliteit treden in hoofdzaak op tijdens de aanleg van de deelprojecten (waterbeheersingswerken, infrastructuurwerken). Tevens worden geen maatregelen genomen die gericht zijn op het bevorderen van intensieve veeteelt. De effecten van kavelinrichtingswerken en ontsluiting zijn plaatselijk van aard en strekken zich niet buiten de grenzen van de ruilverkaveling uit. De aspecten mens – mobiliteit en mens – hinderaspecten worden daarom behandeld onder de discipline mens – sociaal-organisatorische en ruimtelijke aspecten. Optiedisciplines worden onder verantwoordelijkheid van de MER-coördinator opgemaakt. Overige disciplines worden niet relevant geacht. Bestaande toestand Dit is de toestand van het plangebied waarnaar gerefereerd wordt in functie van de effectbeoordeling. In het MER zal de bestaande toestand als referentie genomen voor de toetsing van de effecten.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 52 van 263
Indien geen recente gegevens beschikbaar zijn voor bepaalde disciplines, zal de deskundige de beschikbare gegevens actualiseren (door veldwerk of door extrapolatie) indien hij dit nodig acht omwille van mogelijke significante wijzigingen in de tijd. De bestaande toestand en de verwachte autonome ontwikkeling ervan vormt in principe het nulalternatief ten opzichte waarvan de uitvoering en de aanwezigheid van het plan vergeleken wordt. In het MER en in de eindsynthese worden de voor- en nadelen van het plan t.o.v. dit nulalternatief besproken onder de vorm van een beschrijving en een cijfermatige beoordeling. Ontwikkelingsscenario’s De geplande projecten in de omgeving van het plangebied worden voor zover relevant meegenomen in de milieubeoordeling als ontwikkelingsscenario’s. In het MER wordt nagegaan of het plan bepaalde mogelijke wenselijke ontwikkelingsscenario’s niet hypothekeert of een knelpunt vormt. Geplande situatie en beoordeling effecten De geplande situatie is de toestand van het studiegebied na uitvoering van het plan, en dit zonder rekening te houden met eventuele milderende maatregelen. De beoordeling van de effecten gebeurt o.b.v. expert judgement en is – waar mogelijk – gebaseerd op cijfermatige gegevens. Onder § ‘Aanpak geplande toestand’ wordt voor elke discipline aangegeven op basis van welke criteria en op welke wijze de beoordeling van de effecten gebeurt. Om een overzicht te krijgen van het belang van de verschillende effecten wordt voor elk effect volgende indelingswijze/scoretoekenning gehanteerd: sterk negatief (-3) matig negatief (-2) zwak negatief (-1)
sterk positief (+3) matig positief (+2) zwak positief (+1) geen significant effect (0)
Er wordt bij de beoordeling van de negatieve effecten zowel rekening gehouden met de omvang/ schaal van de impact van het plan of haar onderdelen, als met de kwetsbaarheid van de omgeving voor het betreffende milieuaspect. Grosso modo kan volgend algemeen significantiekader vooropgesteld worden: Tabel 6-2: Significantiekader kwetsbaarheid Schaal
Grote impact
Middelmatige impact
Beperkte impact
Kwetsbaarheid Zeer kwetsbaar
-3
-2
-1
Matig kwetsbaar
-2
-1/-2
0/-1
weinig kwetsbaar
-1
0/-1
0
In volgende hoofdstukken worden de specifieke significantiekaders per discipline besproken. Maatregelen Na de bespreking en evaluatie van de effecten worden – waar nuttig en mogelijk – maatregelen voorgesteld ter eliminatie, beperking of compensatie van de effecten. Aan de hand van de grootte van de toegekende scores zal kunnen afgeleid worden in hoeverre de deskundigen een effect belangrijk vinden, in hoeverre een maatregel vereist geacht wordt, en welke de impact is van deze maatregel (resterend effect). Het resterend effect wordt op gelijkaardige wijze beoordeeld als het oorspronkelijk effect.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 53 van 263
Synthese van de milieueffecten en milderende maatregelen Na de analyse i.f.v. de verschillende milieuaspecten worden in een samenvatting en een eindbespreking de belangrijkste elementen van de studie tabelmatig weergegeven en besproken, samen met een globale evaluatie van het plan. Hieronder zullen de verschillende effecten en voorgestelde maatregelen tabelmatig samengevat worden. Leemten in de kennis en monitoring Hieronder zullen volgende zaken beschreven worden:
welke aspecten eventueel nog niet éénduidig bepaald zijn; voor welke aspecten geen volledig inzicht beschikbaar is van de bestaande milieutoestand; waar onzekerheden gesitueerd zijn m.b.t. de effectinschatting; voorstellen ter opvolging van bepaalde aspecten tijdens werken of tijdens de exploitatie.
Gewestgrensoverschrijdende effecten Het plangebied is gelegen in het Vlaams Gewest. Daar het plangebied niet nabij de grens met het Waalse of Brussels Hoofdstedelijk Gewest gesitueerd is, worden er dan ook geen gewestgrensoverschrijdende effecten verwacht. Daar het plangebied eveneens niet nabij een landsgrens gesitueerd is, worden er geen direct landsgrensoverschrijdende effecten verwacht. Eindbespreking Hierin zullen kort de belangrijke elementen van het MER met een integrerende evaluatie vanwege de coördinator worden weergegeven. Niet-technische samenvatting Als bijvoegsel van het MER wordt een niet-technische samenvatting van het volledig MER opgenomen. Elementen voor het uitvoeren van de Watertoets In dit hoofdstuk wordt de elementen besproken voor het uitvoeren van de Watertoets. De gegevens hiervoor worden afgeleid uit de disciplines bodem en grondwater, oppervlaktewater en fauna en flora.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 54 van 263
6.2
Ingreep – effectenschema Gebaseerd op de algemene locatiekarakteristieken en de planbeschrijving worden hieronder de voornaamste mogelijke effecten die t.g.v. het plan redelijkerwijze kunnen verwacht worden in een overzicht weergegeven: Tabel 6-3: Ingreep effectenmatrix: globale inschatting van de milieueffecten Deelingrepen
Verwacht effect op… Water
Bodem
Fauna en flora
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
Mens
Tijdelijke invloed op grondwaterhuishouding, grondwaterkwaliteit (bij infiltratie) en op oppervlaktewaterkwalit eit en –kwantiteit (in geval wordt geloosd op de waterloop) tijdens bemalen en aanpassing van bestaande waterlopen met permanente effecten op receptordisciplines
Permanente verdichting Permanente profielvernietiging Permanente bodemzetting met impact op gebouwen en infrastructuur
Permanent biotoopverlies Permanente rustverstoring
Permanente structuuren relatiewijzigingen Permanente wijziging erfgoedwaarde (potentieel verlies archeologisch patrimonium) Permanente wijziging bouwkundig erfgoed
Impact op bereikbaarheid landbouwpercelen
Wijziging infiltratiemogelijkheden hemelwater en daarmee gepaard gaande wijziging in grond- en oppervlaktewaterkwanti teit
Wijziging bodemgebruik/geschiktheid
Biotoopwinst/-verlies Versnippering/ontsnippering vernatting/verdroging impact op migratie-, foerageer- en broedgebieden
Wijziging Landschapsperceptie Wijziging landschapsstructuur Wijziging erfgoedwaarden
Impact op landbouw Wijziging belevingswaarde
AANLEGFASE Kavelwerken Aanpassen van bestaande ontsluiting en wegeninfrastructuur (incl. traag verkeer) Aanpassen van bestaande waterlopen en grachten Aanpassing landschapselementen Verwijderen van aanwezige vegetatie, Nivelleren terrein, Vergraven, Bemalen Werfverkeer EXPLOITATIEFASE Ruimtebeslag na herverkaveling en kavelruil
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 55 van 263
Deelingrepen
Verwacht effect op… Water
Nieuwe ontsluiting landbouwpercelen en aangepaste/nieuwe weginfrastructuur traag verkeer
Aangepaste waterlopen/aanleg bufferbekken
Bodem
Fauna en flora
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
Mens
Permanente verdichting Bodemzetting
Rustverstoring
Wijziging Landschapsperceptie Wijziging landschapsstructuur
Impact op landbouw Wijziging ruimtelijk functioneren Wijziging wegeninfrastructuur Recreatief medegebruik
Biotoopwinst/-verlies Versnippering/ontsnippering impact op migratie-, foerageer- en broedgebieden
Wijziging Landschapsperceptie Wijziging landschapsstructuur
Wijziging belevingswaarde Recreatief medegebruik Veiligheid voor overstromingen
Biotoopwinst/-verlies Versnippering/ontsnippering impact op migratie-, foerageer- en broedgebieden
Wijziging Landschapsperceptie Wijziging landschapsstructuur Wijziging bouwkundig erfgoed
Wijziging belevingswaarde
Rustverstoring Vermesting/eutrofiëring
Wijziging Landschapsperceptie
Impact op landbouw Wijziging ruimtelijk functioneren Recreatief medegebruik
Wijziging aan waterlopen – impact op waterkwantiteit en structuurkwaliteit Wijziging grondwaterkwantiteit
Aanwezige maatregelen tot landinrichting
Exploitatie/ingebruikname gronden en infrastructuur
6.3
Wijziging waterkwaliteit
Permanente verdichting Wijziging bodemkwaliteit Bodemerosie
Interdisciplinaire gegevensoverdracht Een van de taken van de coördinator van het MER is het organiseren van gegevensoverdracht tussen de disciplines onderling. Een efficiënte gegevensoverdacht heeft een positieve invloed op de gevolgde methodiek van effect- en impactvoorspelling en zal de betrouwbaarheid ervan verhogen. Als gevolg van deze gegevensuitwisseling zullen bepaalde disciplines hun deelstudie pas kunnen voltooien nadat andere disciplines hun deelstudie voltooid hebben. Overigens moeten de gevolgde
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 56 van 263
methodologieën van de verschillende disciplines op elkaar afgestemd worden. De erkende (externe) m.e.r.-deskundigen die aan dit project zullen meewerken zijn tewerkgesteld bij hetzelfde advies- en ingenieursbureau. Dit betekent dat de overdracht op een vlotte en frequente manier kan verlopen. In Tabel 6-4 volgt een matrix betreffende de interdisciplinaire gegevensoverdracht tussen de betrokken disciplines voor het MER voor de ruilverkaveling Schelde-Leie. Tabel 6-4: interdisciplinaire gegevensoverdracht binnen het MER voor de ruilverkaveling Schelde-Leie Dsciplines die gegevens opvragen Disciplines die gegevens leveren
Bodem
Water
Bodem
Water
grondwaterstand grondwaterkwaliteit
Fauna & flora Landschap, bouwkundig erfgoed archeologie Mens
zones waarin bodemgebruik eventueel het water kan beïnvloeden grondwaterkwetsbaarheid (functie van geologie) bodemgebruik
Fauna & flora
wijziging bodemvochtregime verdrogings/vernattingsgevoeligheid kwaliteit van de bodem landgebruik bodemprofielontwikkeling (grond)waterstand (grond)waterkwaliteit waterhuishouding structuurkenmerken voorkomen kwel
historisch landgebruik terreinmorfologie
historisch landgebruik
bodemgebruik
Wijziging verkeerssituatie barrière hinderaspecten
en
pagina 57 van 263
Mens
geomorfologie landgebruik bodemverstoring (m.b.t. archeologie)
veranderde bodemfuncties bodemvervuiling
geomorfologie wijziging bodemprofiel landgebruik bodemgeschiktheid bodemerosie bodemprofielontwikkeling vegetatiewijzigingen landschapsperceptie
veiligheid (overstromen)
visuele beleving
visuele beleving
BWK-types gevoelig voor kwel
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
6.4
Ontwikkelingsscenario’s
6.4.1
Autonome evolutie De autonome ontwikkeling van het ruilverkavelingsgebied wordt besproken met betrekking tot de verschillende milieucomponenten. Dit is de evolutie van de toestand van het gebied zonder bijkomende gestuurde beïnvloeding van buitenaf. De percelen binnen het plangebied zijn op het gewestplan bestemd als woongebieden, woongebieden met landelijk karakter, woonpark, woonuitbreidingsgebieden, gebied voor dagrecreatie, agrarisch gebied, landschappelijk waardevol agrarisch gebied, valleigebieden (of ‘agrarische gebieden met landschappelijke waarde’), agrarisch gebied mat landschappelijke (of ‘bijzondere’) waarde (vallei-), ontginningsgebieden, bestaande autosnelwegen, gebied voor gemeenschapsvoorziening en openbaar nut, parkgebied, bufferzone, groengebied, bosgebied, natuurgebied, natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat, uitbreidingsgebied voor bos (bosuitbreidingsgebied). Binnen het plangebied zijn enkele percelen aangeduid als bosgebied t.h.v. de Hospicebossen momenteel nog niet bebost. Ook het bosuitbreidingsgebied is nog niet ingevuld met bos. Verder kunnen ook nog (delen van) de woonuitbreidingsgebieden ten zuidoosten van Nazareth en ten zuiden van Deurle (Sint-Martens-Latem) nog ingevuld worden. De landbouwsector in Vlaanderen heeft gedurende de laatste decennia een grondige verandering doorgemaakt van tradionele kleinschalige gezinsbedrijven die vnl. grondgebonden zijn, naar grootschaliger bedrijven die gespecialiseerd zijn in één welbepaalde activiteit en niet noodzakelijk grondgebonden zijn. Ten gevolge van schaalvergroting, industrialisering van de landbouw en de verstrenging van de Meststoffenwetgeving wordt het grondgebruik steeds verder geïntensiveerd. Kenmerkend voor de moderne landbouw zijn een doorgedreven drainering, het egaliseren van terreinen en het verdwijnen van microreliëf, het inzetten van zware machines, intensieve veeteelt en een hoge bemesting van de gronden. Bij schaalvergroting worden kleine landschapselementen zoals bomenrijen, houtkanten en hagen vaak als hinderlijk beschouwd, en verwijderd. Binnen de bosbouwsector blijft de nadruk liggen op het aanplanten van productiebossen met naaldhout of populieren. Deze tendenzen kunnen ook binnen het ruilverkavelingsgebied verwacht worden. Vanuit de andere maatschappelijke sectoren valt vooral een toenemend ruimtegebruik en bebouwing te verwachten. De nood aan nieuwe gronden voor woning- en industriebouw, havenontwikkeling, ligt hoog in Vlaanderen. Het dichtslibben van de ruimte, de toename door lintbebouwing en het toenemen van zone- en gebiedsvreemde constructies of gebouwen valt te verwachten. Ook de toename van het recreatief medegebruik van de ruimte behoort tot de autonome ontwikkelingen. De resterende open ruimte kent een hogere recreatiedrukte door de toename van bebouwde ruimte.
6.4.2
Gestuurde ontwikkeling Gestuurde ontwikkeling beschrijft de evolutie van het studiegebied in de toekomst, rekening houdend met de evolutie onder invloed van plannen (zoals RUP’s, ontwikkelingsprojecten in de omgeving,…) en beleidsopties (zoals structuurplannen,…). In het MER wordt nagegaan of het plan bepaalde mogelijke wenselijke ontwikkelingsscenario’s niet hypothekeert of een knelpunt vormt.
6.4.2.1 Bijzondere Plannen van aanleg en Ruimtelijke Uitvoeringsplannen BPA Oostkouter B Dit BPA bevindt zich t.h.v. het Stadsbos Deinze en wordt door de N35 gescheiden van het plangebied. In de nabijheid van de ruilverkaveling is dit BPA reeds gerealiseerd op het terrein, waardoor het deel uitmaakt van de referentiesituatie en dus niet meer relevant is voor de gestuurde ontwikkeling.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 58 van 263
Gewestelijk RUP Grootstedelijk gebied Gent – deelproject 6c Groenpool Parkbos Dit RUP overlapt met het plangebied. De maatregelen voorzien in het ruilverkavelingsplan zijn evenwel afgestemd op dit RUP, waardoor de maatregelen voorzien in de ruilverkaveling in feite ook de voorgenomen activiteit vormt van het RUP. De ruilverkaveling geeft dus mee invulling aan dit RUP, waardoor het RUP niet wordt meegenomen als gestuurde ontwikkeling, maar onderdeel uitmaakt van de voorgenomen activiteit van het plan. Gemeentelijk RUP Functionele Cluster/Moerkensheide (De Pinte) Ook dit RUP overlapt deels met het plangebied. Volgende zones zijn aanwezig binnen het plangebied:
art. 10: zone voor dierenpension en/of paardenrijvereniging
art. 11: zone voor landbouw
art. 12b: zone voor ecologisch verantwoorde constructies voor landbouwdoeleinden
art. 15a: zone voor wegenis
art. 15b: zone voor wegenis (indicatieve aanduiding)
art. 16: bufferbosgebied
Ook dit RUP is voor wat betreft het plangebied grotendeels gerealiseerd op het terrein. In de zone voor ecologisch verantwoorde constructies voor landbouwdoeleinden kunnen ecologisch verantwoorde constructies (zoals serres) opgericht worden voor zover deze kleinschalig en landschappelijke geïntegreerd zijn. De ruilverkaveling hypothekeert dit RUP niet, noch andersom. Wel wordt opgemerkt dat t.h.v. de bosbuffer nu slechts een bomenrij aanwezig is, dewelke als behouden wordt ingetekend in de ruilverkaveling. De ruilverkaveling geeft dus geen invulling aan dit artikel in het RUP. RUP Noord-west E17 Ook dit RUP overlapt grotendeels met het plangebied. Voornamelijk de aanduiding ‘bouwvrij gebied (in overdruk)’ is relevant. Hierdoor blijft de agrarische functie behouden, maar geldt een expliciet verbod op serres (zowel in glas als in plastiek). De zones specifiek aangeduid voor glastuinbouw uit dit RUP zijn buiten het ruilverkavelingsgebied gehouden. Voor het overige worden binnen dit RUP ook de bestaande gebouwen binnen het ruilverkavelingsgebied, zoals eensgezinswoningen, landbouwbedrijfszetels en cultuurhistorische sites aangeduid, maar dit komt in feite overeen met de bestaande situatie op het terrein. Opname van de agrarische gronden en overige functies binnen het plangebied van de ruilverkaveling hypothekeert dit RUP niet. RUP zonevreemde woningen Het ruimtelijk uitvoeringsplan “Zonevreemde woningen” beslaat in principe het agrarische gebied van de gemeente Nazareth dat is ingeklemd tussen de N60 en de E17. Op bepaalde punten wordt hier echter van afgewerken. Het RUP zonevreemde woningen, wordt gezien de grote oppervlakte waarop het plan betrekking heeft niet op een klassieke manier voorgesteld. Er wordt, behalve voor de wooncluster in de zone voor gemeenschapsvoorzieningen te Eke geen wijziging van de bestemming van het gewestplan doorgevoerd. Het gemeentelijk RUP beperkt zich tot voorschriften voor de bestaande en vergunde zonevreemde woningen. Alle mogelijkheden inzake de bestemming agrarisch gebied die beschreven staan in het KB van 28 december 1972 art. 4.1. blijven aldus behouden.
6.4.2.2 Landinrichtingsprojecten Het landinrichtingsproject Stadsbos Deinze is momenteel in uitvoering en betreft inrichtingsmaatregelen i.k.v. de ontwikkeling van het stadsbos van Deinze. De maatregelen waarvoor grondverwerving vereist is, zijn opgenomen in de ruilverkaveling. De ruilverkaveling geeft dus mee invulling aan dit plan, waardoor dit niet als gestuurde ontwikkeling wordt opgenomen. De 20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 59 van 263
landinrichtingsprojecten Parkbos – Scheldevelde en Parkbos – Spoorwegbedding zijn eveneens deels in uitvoering en deels in (detail)ontwerpfase. Deze passen binnen het GRUP Parkbos en zijn dus tevens meegenomen binnen de ruilverkaveling voor wat betreft de gronden binnen het plangebied van de ruilverkaveling. Ook deze projecten maken bijgevolg deel uit van de voorgenomen activiteit en worden dus niet verder meegenomen als gestuurde ontwikkeling.
6.4.2.3 Ruimtelijke structuurplannen Het ruilverkavelingsgebied is volgens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen deels gesitueerd in het buitengebied aan de zuidwestelijke rand van het grootstedelijk gebied Gent. Het ruimtelijk beleid in het buitengebied moet gericht zijn op het vrijwaren van functies en activiteiten landbouw, bos en natuur die kenmerkend zijn voor het buitengebied. Versnippering dient te worden tegengegaan. Het oostelijk deel van het ruilverkavelingsgebied behoort tot het grootstedelijk gebied Gent. Deinze is geselecteerd als structuurondersteunend kleinstedelijk gebied. Nazareth is geselecteerd als economisch knooppunt. De E17 Gent-Kortrijk-Rijsel is geselecteerd als hoofdweg. De N60 Gent-Oudenaarde-Ronse is geselecteerd als primaire weg categorie I. De verbinding tussen de E17 en Deinze (N35) is geselecteerd als primaire weg categorie II. De Leie (en afleidingskanaal en ringvaart) en de Bovenschelde zijn geselecteerd als hoofdwaterwegen. De overige bevaarbare waterwegen behoren tot het secundaire waterwegennet. De ruilverkaveling heeft als doel een verbetering van de landbouwactiviteiten in het plangebied, hetgeen invulling geeft aan de indeling van het plangebied in het buitengebied. Waar de ruilverkaveling gelegen is binnen de afbakening van het grootstedelijk gebied Gent, geeft ze invulling aan het deelplan Parkbos. De ruilverkaveling doet verder geen afbreuk aan de indeling de selectie van de wegen en waterwegen. In het operationeel uitvoeringsprogramma Leiestreek behorende tot de Afbakening van de Natuurlijke en Agrarische Structuur (AGNAS) is aangegeven welke gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen de Vlaamse overheid de komende jaren zal opmaken voor de afbakening van de resterende landbouw-, natuur- en bosgebieden. De ruilverkaveling geeft (gedeeltelijk) invulling aan volgende acties: -
Actie 22: Toeristische Leie, tot Deinze (Stadsbos Deinze)
-
Actie 42: Samenhangende landbouwgebieden omgeving E17/N60
-
Actie 48: Hospicebossen
-
Actie 65. Scheldevallei tussen Gent en Oudenaarde
Er liggen Herbevestigde Agrarische gebieden binnen het plangebied. Dit wordt meegenomen binnen de discipline mens. Het ruilverkavelingsgebied ten noorden van de E17 behoort volgens het ruimtelijk structuurplan Oost-Vlaanderen bij het verstedelijkt gebied tussen Leievallei en E17 (Leieruimte). Het ruilverkavelingsgebied ten zuiden van de E17 behoort tot het Zuidelijk Openruimtegebied (Schelde/Leie-interfluvium). De Scheldemeersen in De Pinte en Nazareth, de Hospicebossen en de kasteelparken in De Pinte-Zevergem zijn structuurbepalende natuur- en boscomplexen. Ook hier doet de ruilverkaveling geen afbreuk aan. De Scheldemeersen in De Pinte en Nazareth en de Hospicebossen worden zelfs nog versterkt. Voor de ruimtelijke structuurplannen van de verschillende steden en gemeenten is het volgende relevant:
Gent In de visie en het ruimtelijk concept wordt o.m. gekozen voor 4 groenpolen in de 4 uithoeken van de stad. Het parkbos is 1 van deze 4 groenpolen. De ruilverkaveling geeft mee invulling aan deze groenpool. In de gewenste landschappelijke structuur uit het ruimtelijk structuurplan Gent staan de Scheldevallei en het beschermd landschap
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 60 van 263
kastelensite aangeduid als ‘zorgvuldig op te waarderen traditioneel landschap of relictenzone’. Op de gewenste ruimtelijke structuur voor de Zuidelijk Mozaïek staan volgende zaken:
o
groene dwarsrelatie tussen groenpool en Scheldevallei;
o
ten zuiden hiervan: grondgebonden landbouw;
o
2 groenassen (Oude Spoorwegbedding + langs Schelde);
o
Scheldevallei als open riviervallei met natuurwaarden.
De Pinte In het ruimtelijk structuurplan van De Pinte vormt het deel van het gemeentelijk grondgebied dat ingesloten ligt tussen de Scheldevallei, de E17 en de N60, samen met de nog beschikbare landbouwgebieden binnen het parkbos het grootste landbouwareaal van de gemeente. Dit karakter en de landbouwfunctie dient behouden te worden, maar rekening houdend met de andere gebruikers. Concreet: evolutie van akker- en weideland tot gebied met structuurrijke (soortenrijke) vegetaties, versterken waterrijk karakter en herstel van gunstige waterhuishouding, zichtbaar houden van de huidige landschapsstructuur (percelen). Het Parkbos, waarvan een deel ligt in de gemeente De Pinte is een belangrijk structuurbepalend gegeven en de gemeente heeft er belang bij nauw aan te sluiten bij de geplande ontwikkelingen binnen dit gebied: portalen van het Parkbos, recreatie rond Indiana,…. Ook hier geldt dat de ruilverkaveling specifiek invulling geeft aan deze doelstellingen.
Sint-Martens-Latem Eén van de ruimtelijke concepten is de rivier- en beekvalleien als structurerend element versterken. In het Westelijk landbouwgebied krijgt landbouw de kans zich verder te ontwikkelen. Randvoorwaarden zijn het behoud van het visueel open karakter in relatie met de openruimtecorridor Schelde-Leie en het beschermen van de kleine landschapselementen. Deze elementen fungeren als stapsteen voor de verbinding tussen de Hospicebossen en het woonbos. In het Oostelijk bos- en landbouwgebied wordt gestreefd naar een vermenging van landbouw- en natuurfuncties. Ze komt eventueel in aanmerking voor bosuitbreiding, aansluitend bij de Kastelensite. Ook hier geeft de ruilverkaveling invulling aan de doelstellingen.
Deinze Het ruilverkavelingsgebied bevindt zich in het zuidelijke openruimtegebied, een landelijk gebied waarin vooral landbouw en natuur bepalend zijn. De open ruimte dient gevrijwaard te worden als landbouwgebied. Het gebied leent zich uitstekend voor de uitbouw van recreatief medegebruik en het landelijk wonen wordt als kwalitatief aanzien. De ruilverkaveling geeft invulling aan deze doelstellingen.
Nazareth De gewenste ruimtelijke structuur voor de open ruimte vertaalt zich in volgende ruimtelijke principes: Scheldevallei en een netwerk van beken als structurerende elementen, t.h.v. de Callemoeievijver en de Biezenhofvijver een uitbouw van open ruimtecorridors naar de Leievallei en de Scheldevallei, groene vingers vanuit de open ruimte in het bebouwd gebied en versterken van de agrarische gebieden ten zuiden en ten noorden van de centrale as tot aan de E17. Ook hier geeft de ruilverkaveling invulling aan de geformuleerde doelstellingen.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 61 van 263
6.4.2.4 Milieubeleidsplannen Voor de bespreking van de effecten van het plan m.b.t. de verschillende thema’s in het gewestelijk milieubeleidsplan en de Provinciale milieubeleidsnota wordt verwezen naar de verschillende disciplines. Hetzelfde geldt voor de thema’s opgenomen in de gemeentelijke milieubeleidsplannen. De ruilverkaveling geeft echter ook invulling aan enkele specifieke doelstellingen:
Deinze: verdere uitbouw stadsbos Deinze,
De Pinte: parkbos en ontwikkeling KLE’s,
Sint-Martens-Latem: KLE’s, bufferstroken,
Nazareth: uitwerken en beheer van trage wegen, ruimen grachten en aanleggen groen.
6.4.2.5 Mobiliteitsplannen De mobiliteitsplannen van De Pinte (maart 2006), Deinze (januari 2006), Gent (november 2002) en Sint-Martens-Latem (december 2004) zijn reeds meer dan 7 jaar oud en omvatten geen relevante acties voor de ruilverkaveling. De mobiliteitsplannen van Gent en Deinze zijn momenteel in herziening. Het mobiliteitsplan van Nazareth (februari 2010) omvat eveneens geen relevante acties in het kader van het ruilverkavelingsplan. Wel kan vermeld worden dat de ontsluitingsweg van Zonnehoeve wordt aangeduid op het ruilverkavelingsplan als uit te voeren door derden, conform het RUP in opmaak. Dit wordt verder besproken bij de discipline mens. Verder selecteren de gemeentelijke mobiliteitsplannen de lokale wegen en lokale fietsroutes in het studiegebied. Deze worden weergegeven in Figuur 6-1 en Figuur 6-2 (bron: Functietoekenningsplan voor de landelijke wegen. Regio Schelde-Leie). Dit wordt verder meegenomen bij de discipline mens.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 62 van 263
Figuur 6-1: Wegencategorisering in het studiegebied
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 63 van 263
Figuur 6-2: Functionele fietsroutes
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 64 van 263
6.4.2.6 Landbouwbeleidsplan Het landbouwbeleidsplan vertrekt van volgende beleidsdoelstellingen:
Communiceren en sensibiliseren over en met de landelijke sector
Faciliteren en ondersteunen van het uitoefenen van de land- en tuin-bouwactiviteiten
Verzekeren van rechts- en bedrijfszekerheid van de land- en tuinbouwers
Stimuleren en ondersteunen van verbreding en duurzame technieken in de land- en tuinbouw
Opwaarderen van de kwaliteit van het platteland in Nazareth
Inschakelen land- en tuinbouwers in het beheer van het platteland
Op basis van deze beleidsdoelstellingen werden 45 acties opgesteld. Het betreft hoofdzakelijk algemene, niet gebiedsspecifieke acties. Eén actie is echter wel gebiedsspecifiek en mogelijk relevant voor het ruilverkavelingsplan, met name “De opmaak van een opwaarderingsplan voor de Hospicebossen en omgeving”. De gemeente laat een opwaarderingsplan opmaken voor de Hospicebossen en omgeving, zijnde de zone tussen de E17, de ’s Gravenstraat, de Kortrijkse Heerweg en de grens met De Pinte. Dit gebeurt in samenspraak met het OCMW Gent, het Vlaams Gewest (ANB) en het Ministerie van Defensie, die een deel van het gebied in eigendom of beheer hebben. Het gaat dus niet alleen om het eigenlijke bos, maar ook om de overgangszone er rond, die vnl. uit weiland bestaat. De bedoeling is om dit gebied toegankelijker en aantrekkelijker te maken voor wandelen en andere vormen van zachte recreatie in het bos zelf. Ook de aanpak van het kruispunt van de Klapstraat met de Kortrijkse Heerweg maakt hier deel van uit; eventueel kan dit kruispunt heringericht worden als rusthoek.
6.4.2.7 Groenstructuurplan stad Gent In het groenstructuurplan wordt de zone rond Hondelee aangeduid voor bosuitbreiding. Een precieze afbakening op perceelsniveau bestaat echter niet. De bedoeling is de bosuitbreiding te realiseren door middel van afspraken met privé-eigenaars en gebruikers.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 65 van 263
7
Beschrijving van de referentiesituatie – effectenbeoordeling – milderende maatregelen
7.1
Bodem
7.1.1
Afbakening van het studiegebied In dit deel worden – voor zover relevant – de effecten beschreven in de bovenste aardlaag, die van invloed zijn op het gebruik van de bodem door mens, plant en dier. Het betreft beschrijvingen inzake niveaus, geomorfologie, bodemprofiel, textuur, structuur, drainageklasse, chemische en minerale samenstelling. Het studiegebied voor dit aspect omvat het plangebied zelf en veiligheidshalve ook de zone tot op 200 m daarrond.
7.1.2
Juridische en beleidsmatige context De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden zijn vooral van belang voor het vervolgtraject, nl. bij de effectieve realisatie van de planonderdelen, maar worden hier volledigheidshalve vermeld. Bij uitgravingen zoals bedoeld in het Vlarebo (perceelsinrichting, aanleg wegen en paden,…) dient er een technisch verslag en een bodembeheerrapport opgesteld te worden als de uitgegraven bodem afkomstig is van een verdachte grond of als de totale uitgraving op een niet-verdachte grond meer dan 250 m³ bedraagt. Het mestdecreet omvat de regelgeving omtrent bemestingsnormen, beschermingsgebieden, uitrijregeling, mesttransport en mestverwerking. De wijziging van het bodemgebruik op bepaalde percelen, kan leiden tot andere bemestingsnormen voor deze percelen.
7.1.3
Methodologie
7.1.3.1 Methodiek gedetailleerde beschrijving van de referentiesituatie Voor het beschrijven van de referentiesituatie baseert de deskundige zich op basisinformatie die ter beschikking is of kan worden gesteld. Voor het onderzoek naar de bodemgesteldheid, bodemkwaliteit en de geologie in het studiegebied wordt in het MER gebruik gemaakt van o.a.:
bodemkaart van Vlaanderen voor de beschrijving van de bodemtypes;
geologische kaart van België;
webstek van de Databank Ondergrond Vlaanderen (http://dov.vlaanderen.be) waar informatie omtrent boringen, sonderingen, bodemerosie, peilputten en/of grondwaterwinningen wordt geraadpleegd;
topografische kaarten, orthofotoplan en functiekaarten om de verharding van het huidige bodemgebruik na te gaan;
OVAM-databank met locatie van uitgevoerde bodemonderzoeken;
Deelstudie bodem van de VLM in het kader van de ruilverkaveling.
7.1.3.2 Methodiek effectvoorspelling en –beoordeling Als mogelijke effecten van het plan zullen onder andere worden besproken :
Ruimtebeslag: Kwantitatieve beschrijving van de in te nemen (of vrijkomende) oppervlakte. Gekoppeld aan de waardebepaling van de bodem wordt het effect ingeschat van het verlies (of de winst) van “bodempotentieel”; structuurwijziging: verdichtings- en stabiliteitsaspecten Wijziging van de toestand met betrekking tot de bodemkwaliteit;
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 66 van 263
Wijzigingen met betrekking tot de bodemwaterhuishouding; Vergraving van het bodemprofiel; Wijzigingen van het risico op bodemerosie Wat het aspect ruimtebeslag betreft, zal de waarde van de bodem voor landbouw en natuur besproken worden in disciplines Mens en Fauna en flora. In functie van de te verwachten effecten worden de meest belangrijke bodemkenmerken beschreven (profiel, textuur, gevoeligheid voor verdichting, …) en gesitueerd op een ‘kwetsbaarheidskaart’. Voor de geplande situatie stelt de deskundige ‘bodem’ een ‘knelpuntenkaart’ samen die aangeeft waar, tengevolge van de planactiviteiten, structuurverval kan optreden, waar het originele bodemprofiel kan verstoord worden, en waar een wijziging van het bodemvochtregime te verwachten is. De effecten van een gewijzigd bodemgebruik worden beoordeeld door de waarde van de huidige bodems voor het huidige gebruik te bepalen en te vergelijken met de toekomstige waarde voor het toekomstige gebruik. Effecten zoals het verlies van specifieke bodemtypes worden begroot. Alle effecten worden, in de mate van het mogelijke, gekwantificeerd. Bepaling en indien mogelijk kwantificering van de effecten gebeurt d.m.v. een GIS-overlay (huidige toestand met geplande toestand). Op deze manier kunnen door gebruik te maken van de verschillende criteria in Tabel 7-1 de effecten op de verschillende bodemkenmerken bepaald worden. Omwille van de uitgestrektheid van het plan kan het aangewezen zijn om binnen het studiegebied ‘aandachtsgebieden’ af te bakenen , waarin de eigenlijke effectvoorspelling en –beoordeling zal gebeuren. Bijzondere aandachtsgebieden zijn b.v. de (potentieel) verontreinigde gronden.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 67 van 263
Tabel 7-1: Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline bodem Effecten
Criterium
Methodiek
Significantiekader
Profielvernietiging
Oppervlakte waarover bodem met goed ontwikkeld bodemprofiel vernietigd wordt in het plangebied.
Globale inschatting (eerder een kwalitatieve kwetsbaarheidsbenadering)
Bij profielvernietiging wordt een onderscheid gemaakt in bodems zonder profiel, bodems met profiel en bodems met een waardevolle profielontwikkeling. Voor het onderzoeksgebied geldt: Verstoord gebied (OB en OE), zonder profielontwikkeling (..p) = niet significant (geen profielontwikkeling-niet kwetsbaar) Podzol (..g): matig tot sterk significant (zeer kwetsbaar) Plaggenbodem (..m): matig tot sterk significant (zeer kwetsbaar) Profielontwikkeling b, c en h: beperkt tot sterk significant (matig kwetsbaar) De significantie wordt dan verder gespecifieerd a.h.v. de omvang van het effect.
Bodemverdichting
Oppervlakte aan verdichting van verdichtingsgevoelige bodems in het plangebied
Globale inschatting (eerder kwalitatieve kwetsbaarheidsbenadering)
A.h.v. de sonderingen of a.h.v. de textuurklasse en de drainageklasse wordt de gevoeligheid van de bodem voor verdichting ingeschat. Voor het onderzoeksgebied geldt: indien conusweerstand van de bodemtoplaag (maximaal bovenste 0,5 m) < 1 N/mm² = verdichtingsgevoelige gronden verstoord gebied = niet significant (niet kwetsbaar) - zandbodems = niet tot beperkt significant (niet tot weinig kwetsbaar) - alluviale kleibodems = matig tot sterk significant (sterk kwetsbaar) De significantie wordt dan verder gespecifieerd a.h.v. de omvang van het effect.
Wijziging stabiliteitsaspecten
Risico op bodemzetting
Kwetsbaarheidsbenadering o.b.v. de samendrukbaarheid van de grond en de dikte van de grondlaag. Er wordt gebruik gemaakt van sonderingsresultaten en de geologische kaarten.
Uitgaande van een kwalitatieve bespreking wordt het risico op bodemzetting als sterk significant beschouwd wanneer ten gevolge van de uitvoering van het plan zettingen verwacht worden die mogelijk schade kunnen opleveren aan omliggende structuren. Significantie is dus mede afhankelijk van de kwetsbaarheid van de grondsoort, de draagkracht van
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 68 van 263
Effecten
Criterium
Methodiek
Significantiekader de grond en de aanwezigheid van structuren. In het plangebied zijn voornamelijk zandgronden gelegen, waarvoor geen sterk significante effecten verwacht worden. De alluviale kleigronden zijn wel kwetsbaar. De significantie wordt dan verder gespecifieerd a.h.v. de omvang van het effect.
Wijziging van bodemkwaliteit
Gedrag en calamiteiten
Op basis van lokalisatie van mogelijks verontreinigde bodems, uitgaande van uitgevoerde bodemonderzoeken. Ligging huidige (potentieel) verontreinigde gronden toetsen aan ligging in het plangebied. Algemene beschrijving risico’s voorgenomen activiteiten (landbouw – bemesting).
Kwalitatieve bespreking. Effecten zijn significant als verontreiniging ontstaat, verplaatst wordt of wordt gesaneerd. De significantie wordt dan verder gespecifieerd a.h.v. de omvang van het effect.
Wijziging/behoud reliëfkenmerken
Oppervlakte bodem met wijziging/behoud reliëfkenmerken
Globale kwetsbaarheidsbenadering
Kwalitatieve bespreking. Effecten zijn significant als waardevolle reliëfkenmerken gewijzigd worden.
Wijziging van het risico op bodemerosie
Aanwezigheid van bufferstroken langs de waterlopen
Kwalitatieve bespreking
Kwalitatieve bespreking. Effecten zijn significant indien mogelijkheden om bodemerosie te veroorzaken ontnomen of gecreëerd worden.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 69 van 263
7.1.4
Referentiesituatie
7.1.4.1 Reliëf Het ruilverkavelingsgebied situeert zich in het interfluvium van Schelde en Leie. De waterscheidingslijn van deze rivieren loopt als een centrale Oost-West-as doorheen het projectgebied. Het is een vrij vlak gebied dat deel uitmaakt van de Vlaamse Zandstreek. De hoogte varieert van 7,50 m in het oostelijke deel van het projectgebied ter hoogte van de Scheldevallei en klimt zeer geleidelijk aan tot 11,25 m in het westelijke deel van het projectgebied. In de noordelijke zone bevinden zich de beekdepressies van de Nazarethbeek, de Duivebeek en de Scheidbeek. Verspreid over het gebied komen er nog verschillende kleinere beken voor waarbij de ligging soms gepaard gaat met zwakke depressies.
7.1.4.2 Geologie Het plangebied maakt deel uit van de Vlaamse Zandstreek. Tijdens de ijstijden werd hier een diepe vallei uitgeschuurd doorheen verschillende Tertiaire afzettingslagen. Op het einde van het Pleistoceen, tijdens de laatste ijstijd, werd deze vallei, genaamd de Vlaamse Vallei, gevuld met Würmafzettingen. Deze dekzanden opgewaaid uit de toenmalige droog liggende Noordzee zijn nu terug te vinden aan de oppervlakte. Aan de Oostkant van het project gebied heeft de Schelde een vallei uitgespoeld in deze dekzanden waarin alluviale klei werd afgezet. Een geologische doorsnede is opgenomen in Figuur 7-1:.
Figuur 7-1: geologische doorsnede (Bron: De Breuck en Borremans, 1995 uit deelstudie bodem VLM) Van boven naar onder bevinden zich volgende afzettingen:
Quartaire afzettingen: Het Quartaire dek heeft in het westen een dikte van ca. 25 m dat naar het oosten toe op sommige plaatsen afneemt naar 20 m.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 70 van 263
o
Holocene afzettingen: alluviale klei in de Scheldevallei en alluviaal zand en zandlemig materiaal langs beekvalleien en in depressies
o
Pleistocene afzetting: zandig materiaal afgewisseld met lemige laagjes
Tertiaire afzettingen: De Tertiaire afzettingen liggen onder de Quartaire afzettingen. Ze bestaan uit een opeenvolging van zandige en kleiige sedimenten die werden afgezet tijdens transgressies (oprukken) en regressies (terugtrekken) van de toenmalige zeeën. Deze lagen hellen lichtjes af in de Noordelijke richting. o
Formatie van Tielt, Lid van Egem (dikte +/- 20 m) Het Lid van Egem dagzoomt onder het quartaire dek in de noordelijke tip van het plangebied. Het lid bestaat uit glimmer- en glauconiethoudend zeer fijn zand, waarin kleilagen en kalksteen lagen in voorkomen.
o
Formatie van Tielt, Lid van Kortemark (dikte +/- 12 m) Het Lid van Kortemark dagzoomt onder het quartaire dek vooral in het noordelijke gedeelte van het plangebied en dit situeert zich vooral op het grondgebied van De Pinte. Dit lid bestaat uit een kompakte kleiige, fijne silt, met zandige intercalaties.
o
Formatie van Kortrijk, Lid van Aalbeke (dikte +/- 9 m) Het Lid van Aalbeke dagzoomt onder het quartaire dek op het grondgebied van Deinze en het westelijke gedeelte van Nazazeth. Deze afzetting bestaat uit een grijze, plastische klei soms met fossielen, zandsteenconcreties en laagjes grijs zand.
o
Formatie van Kortrijk, Lid van Moen (dikte niet beschikbaar) Het Lid van Moen dagzoomt onder het quartaire dek vooral op het grondgebied Nazazeth. De samenstelling is heterogeen. Het is een kleiige silt waarin laagjes zand in voorkomen. Dikwijls is het Lid van Moen moeilijk te onderscheiden met het Lid van Aalbeke.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 71 van 263
Figuur 7-2: Geologie van het plangebied – Tertiaire afzettingen (Bron: deelstudie bodem VLM)
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 72 van 263
7.1.4.3 Bodemgesteldheid Het plangebied situeert zich in het zandgebied waar de bodems kunnen onderverdeeld worden in verschillende deelgebieden. Het overgrote deel van het plangebied behoort tot het dekzandgebied. In het noordelijke gedeelte van dit dekzandgebied komen er enkele kleine min of meer afgesloten depressies voor. Langs de oostzijde van het gebied komt een kleine zone voor die zich situeert in de alluviale Scheldevallei. Deze alluviale Scheldevallei-bodems zijn gescheiden van de dekzandgronden d.m.v. een smalle strook met overgangsgronden. De verschillende deelgebieden worden voorgesteld op Figuur 7-3.
Figuur 7-3: deelgebieden bodem (Bron: deelstudie bodem VLM)
Dekzandgebied Dit deelgebied bestaat uit droge, matig droge en matig natte zand- en lemig zand bodems. In hoofdzaak hebben deze bodems een pofielontwikkeling die een gepodzoliseerde vorm aannemen bestaande uit pre-podzol, podzol of post-podzol. Verspreid komen er tevens bodems voor zonder profielontwikkeling en bruine bodems. Deze situeren zich in laagtes en in beekvalleien. In de nabijheid van oude woonkernen zijn diep antropogene profielen terug te vinden.
Depressies Dit deelgebied bestaat uit matig droge, matig natte en natte lemig zand-, licht zandleem- en zandleembodems. Deze bodems hebben geen profielontwikkeling.
Overgangsgebied Dit deelgebied bestaat uit matig natte en natte lemig zand-, licht zandleem- en zandleembodems. Deze bodems hebben hoofdzakelijk geen profielontwikkeling.
Alluviale vlakte
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 73 van 263
Dit deelgebied bestaat uit matig natte en natte kleibodems in het vlakke gebied. In kommen en in de laagste delen komen er natte zware kleibodems voor. Verspreid komen er kleine donken of ruggen voor die bestaat uit matig natte zandleembodems. Deze bodems hebben geen profielontwikkeling. De bodemkaart van het plangebied wordt weergegeven op Kaart 4. De bodemseries die voorkomen in het plangebied zijn weergegeven in Tabel 7-2. Tabel 7-2: in het plangebied voorkomende bodemseries Bodemserie
Verklaring
E(o)
Niet gedifferentieerde bodem op klei met sterk antropogene invloed
Edp, Eep, Efp(o), sEdp, vEdp, sEep, vEep
Matig natte, natte tot zeer natte kleibodem zonder profielontwikkeling (eventueel met sterke antropogene invloed – Efp(o) of op zand- of veensubstraat – s... of v...)
Ldc, Ldc(h)
Matig natte zandleembodem met sterk gevlekte (of met verbrokkelde) textuur B horizont (eventueel met ijzerconcreties – Ldc(h))
Ldp, Lep, Lfp, sLdp
Matig natte, natte tot zeer natte zandleembodem profielontwikkeling (eventueel op zandsubstraat – sLdp)
OB
Bebouwde gronden
ON
Opgehoogde terreinen
OT
Vergraven terreinen
Pcc, Pdc, Pcc(h)
Matig droge tot matig natte lichte zandleembodems met sterk gevlekte (of met verbrokkelde) textuur B horizont (eventueel met ijzerconcreties – Pcc(h))
Pdb
Matig natte lichte zandleembodem met structuur of met weinig duidelijke kleur B horizont
Pdp, Pep
Pdp(o),
Pdp0,
zonder
Matig natte tot natte lichte zandleembodems zonder profielontwikkeling (eventueel met sterk antropogene invloed – Pdp(o) of zonder Ap horizont (bouwvoor) – Pdp0)
Sbh
Droge lemige zandbodem met verbrokkelde humus en/of ijzer B horizont (Postpodzol)
Sbm, Scm, Sdm, Sem
Droge, matig droge, matig natte tot natte lemige zandbodems met diepe antropogene humus A horizont (plaggenbodem)
Scb, Sdb
Matig droge tot matig natte lemige zandbodem met structuur of met weinig duidelijke kleur B horizont
Scc, Sdc, Sbc(h), Scc(h), Sdc(h)
Droge, matig droge tot matig natte lemige zandbodem met sterk gevlekte (of met verbrokkelde) textuur B horizont (eventueel met ijzerconcreties - …(h))
Scg, Sdg
Matig droge tot matig natte lemige zandbodems met duidelijke humus en/of ijzer B horizont (Podzolen)
Sch, Sdh
Matig droge tot matig natte lemige zandbodem met verbrokkelde humus en/of ijzer B horizont (Postpodzol)
Scp, Sdp, Sep, Sdp(o)
Matig droge, matig natte tot natte lemige zandbodems zonder profielontwikkeling (eventueel met sterke antropogene invloed – Efp(o))
Udp, Uep, Ufp, sUep
Matig natte, natte, zeer natte tot uiterst natte zware kleigronden (eventueel op zandsubstraat – sUep)
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 74 van 263
Bodemserie
Verklaring
Zbc, Zcc, Zdc, (w)Zcc
Droge, matig droge tot matig natte zandgronden met sterk gevlekte (of met verbrokkelde) textuur B horizont (eventueel op klei-zandsubstraat – (w)Zcc)
Zbc(h), Zcc(h), Zdc(h)
Droge, matig droge tot matig natte zandgronden met verbrokkelde textuur B horizont en ijzerconcreties (Prepodzol)
Zbg, Zcg, Zdg, Zcg(z), Zdg(z)
Droge, matig droge tot matig natte zandbodems met duidelijke humus en/of ijzer B horizont (Podzolen, eventueel met humusarme bovengrond - …(z))
Zbh, Zch, Zdh
Droge, matig droge tot matig natte zandbodems met verbrokkelde humus en/of ijzer B horizont (Postpodzol)
Zbm, Zcm
Droge tot matig droge zandbodems met diepe antropogene humus A horizont (plaggenbodem)
Zcb, Zdb, Zdb(h)
Matig droge tot matig natte zandbodems met structuur of met weinig duidelijke kleur B horizont (eventueel met ijzerconcreties – Zdb(h))
Zcp, Zdp, Zep, Zcp(s), Zdp(s), Zdp0
Matig droge, matig natte tot natte zandbodems zonder profielontwikkeling (eventueel met bedolven profiel - …(s) of zonder Ap (bouwvoor))
7.1.4.4 Waardevolle bodems Losgekoppeld van enige gebruiksfunctie kan een bodem als waardevol beschouwd worden vanuit een wetenschappelijk of maatschappelijk oogpunt. De ontwikkeling van een bodemprofiel is immers doorgaans een proces van duizenden jaren onder specifieke omstandigheden zoals de invloed van het moedermateriaal, het substraat, het klimaat, de geomorfologie en hydrologie, de fauna en flora, en de mens. Op deze manier vormt een bodemprofiel een weerspiegeling van de natuurlijke en cultuurhistorische voorgeschiedenis van een bepaalde locatie. Het bewaren en beschermen van de bestaande waardevolle bodems in Vlaanderen is belangrijk voor het behoud van ons bodemkundig patrimonium. In dit kader voerden de Universiteit Gent, de K.U. Leuven en de Bodemkundige Dienst van België een verkennende studie uit in opdracht van de dienst Land en bodembescherming, waarbij een inventarisatie werd gemaakt van de waardevolle bodems in Vlaanderen. Rond het plangebied zijn een aantal waardevolle bodems opgenomen in deze inventaris. Het gaat m.n. om:
natte alluviale bodems met veeninclusies in de depressie van de Rosdambeek, gelegen op 1,5 km ten noorden van het plangebied (Afsnee, Gent),
de aanwezigheid van moeraskalk in een zwakke depressie van de Leebeek, gelegen op 350 m ten zuidwesten van het plangebied (ten zuiden van Vogelzang Nazareth/Zingem).
Moeraskalk is een wit-gelige, plastische massa met resten van kalkhoudende organismen, plaatselijk afgezet op het einde van de ijstijden(14.000-10.000jaar geleden). Deze kan voorkomen in afgesloten natte depressies. Deze afzetting is terug te vinden onder de vorm van enkele secreties tot een dun laagje. De afgezette kalk kan voorkomen op een diepte van 40 cm tot 110 cm diep. In de gevallen waar de moeraskalk ondiep aanwezig is kan dit aanleiding geven tot een kalkrijk biotoop. Via een gerichte terrein prospectie door de VLM werd op een aantal locaties te Sint-Martens-Latem en Gent moeraskalk aangetroffen op een diepte van +/- 50 cm (Kaart 4). Veen komt slechts uiterst zelden voor in het plangebied. Volgens de bodemkaart bevinden zich kleibodems op veensubstraat tussen de N60 en de Pontweg (Nazareth). Via een gerichte terreinprospectie werd ook veen aangetroffen (op een diepte van 80 cm) op een terrein ten oosten van de Moeistraat (Sint-MartensLatem).
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 75 van 263
7.1.4.5 Bodemgeschiktheid Zandgronden zijn van nature gronden met een iets lagere bodemgeschiktheid. Ze zijn weinig geschikt voor veeleisende akkerbouwgewassen. Met de nodige aandacht kunnen voedergewassen (maïs, gras) wel een behoorlijke opbrengst behalen.
textuur: Zandgronden houden nauwelijks voedingsbestanddelen vast en zijn hierdoor arme bodems. De lemige-zandgronden zijn iets geschikter en laten een rijkere vruchtafwisseling toe. Op licht zandleemgronden zijn alle landbouwgewassen te verbouwen. De alluviale kleibodems voorkomend in de Schelde vallei zijn van nature rijke gronden die voedingsbestanddelen vasthouden en naleveren. Door hun nattere vochtigheidstoestand en hun moeilijke bewerkbaarheid zijn ze enkel geschikt voor permanent grasland.
Vochtigheid: Zandige bodems hebben een lage capillaire wateropstijging. Hierdoor zijn de matig natte gronden de meest geschikte bodems die een voldoende vochtvoorziening hebben gedurende het volledige groeiseizoen. Drogere gronden lijden aan watertekort en nattere gronden lijden aan wateroverlast. De natte bodems zijn minder geschikt voor akkerland en meer aangewezen voor weiden. De lemig zand en de licht zandlemige bodems hebben een betere capillaire wateropstijging.
Profiel Bodems met een dikke humeuse bovenlaag bevorderen sterk de bodemgeschiktheid. Ze dragen bij tot een betere vochtvoorziening van drogere bodems. Daarnaast houden ze beter de voedingsbestanddelen vast en verwezenlijken een betere structuur. De plagbodems zijn zeer geschikt door hun dikkere antropogene humeuse bovenlaag. Bodems met een sterke podzolisatie kunnen een samengeklitte ijzer-zandlaag vormen die vrijwel onder ploegdiepte terug te vinden is. Ook wel plaatselijk rogsteen of rotse genoemd. Deze samengeklitte laag beïnvloedt de bodemgeschiktheid negatief. De gewasbeworteling kan hier nauwelijks doorheen. In droge periodes is deze laag een belemmering voor de capillaire wateropstijging en leidt ze tot vochttekort. In natte periodes is deze laag traag doorlatend en veroorzaakt wateroverlast door moeilijk wegsijpelend hemelwater. Bodems met een weinig duidelijke kleur B-horizont hebben een goed profiel zonder verstoring.
Voor het volledige grondgebied van Vlaanderen werden bodemgeschiktheidskaarten opgemaakt voor land- en tuinbouw, en dit op basis van de digitale bodemkaart. Het al dan niet geschikt zijn van een bepaalde bodem voor een bepaalde teelt is echter te wijten aan uiteenlopende factoren:
bodemkenmerken van boven- en ondergrond (fysisch, scheikundig en biologisch)
klimaat: temperatuur, zonneschijn en neerslag
hydrologie
fytotechnische kenmerken: cultivar, zaaitijdstip, oogstdatum
socio-economische situatie
Hieruit volgt dat de bodemkundige informatie vervat in de bodemkaart (nl. de fysische bodemeigenschappen), slechts een bepaald aspect van de bodemgeschiktheid beïnvloeden. Een studie van de bodemgeschiktheid, uitgaande van de bodemkaart, omvat in principe een bepaling van de intrinsieke natuurlijke vruchtbaarheid, gebonden aan de bodemserie. Het is deze inherente bodemgeschiktheid, die we uit de digitale bodemkaart kunnen afleiden. In Figuur 7-4, Figuur 7-5, Figuur 7-6, Figuur 7-7, Figuur 7-8, Figuur 7-9 en Figuur 7-10 zijn de bodemgeschiktheidskaarten voor het studiegebied weergegeven.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 76 van 263
Legende Verklar ing: Blokgrens bodemgeschiktheidskaart niet gekarteerd Zeer geschikt (meer dan 90% van de optimale opbrengs t) Geschikt (75 tot 90% van de optimale opbrengst) Matig geschikt (55 tot 75% van de optimale opbrengst) Weinig geschikt (30 tot 55% van de optimale opbrengst) Ongeschikt (minder dan 30% van de optimale opbrengst)
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 77 van 263
Figuur 7-4: Bodemgeschiktheid voor akkerbouw
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 78 van 263
Figuur 7-5: Bodemgeschiktheid voor boomkwekerij
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 79 van 263
Figuur 7-6: Bodemgeschiktheid voor grasland
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 80 van 263
Figuur 7-7: Bodemgeschiktheid voor extensieve groententeelt
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 81 van 263
Figuur 7-8: Bodemgeschiktheid voor fruitteelt
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 82 van 263
Figuur 7-9: Bodemgeschiktheid voor glasteelt
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 83 van 263
Figuur 7-10: Bodemgeschiktheid voor intensieve groetenteelt
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 84 van 263
7.1.4.6 Bodemkwaliteit In het plangebied zijn verschillende (delen van) percelen aanwezig die opgenomen zijn in een bodemonderzoek. Tabel 7-3: Lijst van bodemonderzoeken binnen plangebied (OVAM, 20/03/2013) Dossiernr.
Gemeente
Toelichting
2110
Nazareth
Oriënterend bodemonderzoek
4510
Nazareth
Oriënterend bodemonderzoek
8714
Nazareth
Oriënterend bodemonderzoek
12368
Nazareth
Beschrijvend bodemonderzoek
24672
Sint-Martens-Latem
Oriënterend bodemonderzoek
25251
Nazareth
Oriënterend bodemonderzoek
27648
Nazareth
Bodemsaneringsproject
29758
Nazareth
Oriënterend bodemonderzoek
31406
Nazareth
Oriënterend bodemonderzoek
33126
Sint-Martens-Latem
Oriënterend bodemonderzoek
33325
De Pinte
Oriënterend bodemonderzoek
36832
Deinze
Oriënterend bodemonderzoek
Tevens grenzen verschillende percelen waarop reeds een bodemonderzoek werd uitgevoerd aan het plangebied. Tabel 7-4: Lijst van bodemonderzoeken binnen het studiegebied Dossiernr.
Gemeente
Toelichting
Dossiernr.
Gemeente
Toelichting
3198
Gavere
Eindevaluatieonderzoek
20696
Nazareth
Oriënterend bodemonderzoek
4745
De Pinte
Oriënterend bodemonderzoek
20910
Nazareth
Oriënterend bodemonderzoek
5005
Nazareth
Oriënterend bodemonderzoek
21178
Nazareth
Oriënterend bodemonderzoek
8303
Nazareth
Oriënterend bodemonderzoek
21997
De Pinte
Oriënterend bodemonderzoek
8474
Nazareth
Oriënterend bodemonderzoek
22035
De Pinte
Oriënterend bodemonderzoek
9256
Zingem
Beschrijvend bodemonderzoek
22230
Sint-Martens-Latem
Eindevaluatieonderzoek
10873
Nazareth
Oriënterend bodemonderzoek
22754
Nazareth
Oriënterend bodemonderzoek
12204
De Pinte
Oriënterend bodemonderzoek
23574
Nazareth
Oriënterend bodemonderzoek
13235
De Pinte
Oriënterend bodemonderzoek
28649
De Pinte
Oriënterend bodemonderzoek
14393
Deinze
Oriënterend bodemonderzoek
29491
Nazareth
Oriënterend bodemonderzoek
15525
Nazareth
Oriënterend bodemonderzoek
29550
Deinze
Oriënterend bodemonderzoek
16765
Nazareth
Oriënterend bodemonderzoek
29816
Nazareth
Oriënterend bodemonderzoek
17422
De Pinte
Beschrijvend bodemonderzoek
31640
Nazareth
Oriënterend bodemonderzoek
17863
Nazareth
Oriënterend bodemonderzoek
31701
Nazareth
Oriënterend bodemonderzoek
19067
Gent
Oriënterend bodemonderzoek
34440
Nazareth
Oriënterend bodemonderzoek
20351
Gavere
Eindevaluatieonderzoek
51783
Gent
Oriënterend bodemonderzoek
20374
Nazareth
Oriënterend bodemonderzoek
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 85 van 263
7.1.4.7 Bodemerosie Het ruilverkavelingsgebied ligt niet in erosiegevoelig gebied. De potentiële erosiegevoeligheid per perceel worden voorgesteld op Figuur 7-11. De potentiële erosiegevoeligheid is zeer laag tot verwaarloosbaar in het projectgebied. Wel dient aandacht te worden besteed aan oevererosie. Soms wordt dicht tegen de waterlopen geploegd, waardoor oevers kunnen inkalven. Tevens werd nagegaan of er zich in het projectgebied gevoelige zones voor grondverschuivingen bevinden. De gevoeligheidskaart voor grondverschuivingen geeft een eerste indicatie van de gevoeligheid voor grondverschuivingen op zeer lokaal niveau in een studiegebied van 2.914 km², dat zowel de Vlaamse Ardennen, het Pajottenland als het West-Vlaams Heuvelland omvat. Deze wordt voor het projectgebied weergegeven in Figuur 7-12. De gevoeligheidskaart voor grondverschuivingen kan men beschouwen als een eerste maar belangrijke indicatie van de gevoeligheid voor grondverschuivingen op zeer lokaal niveau (perceelsniveau). De gevoeligheidskaart voor grondverschuivingen is het resultaat van een computermodellering en kan dus niet alle specifieke kenmerken van elke betrokken site mee in overweging nemen. Het model werd toegepast in een GIS omgeving voor rasters van 10 m op 10 m en voorspelt de kans op het voorkomen van een grondverschuiving op basis van de hellingsgradiënt, de oriëntatie van de helling (NW, W, ZW en Z), en de aanwezigheid van bepaalde litho-stratigrafische formaties (de formatie van Gent, lid van Vierzele en lid van Merelbeke, de formatie van Tielt, en de formatie van Kortrijk, lid van Aalbeke). Naast de indicaties op basis van de gevoeligheidskaart, is de aanwezigheid van gekarteerde grondverschuivingen in de nabije omgeving een belangrijke aanwijzing voor een verhoogd risico op een nieuwe grondverschuiving. Er werden evenwel geen in het landschap waarneembare grondverschuivingen gekarteerd binnen het projectgebied. De gevoelige zones volgens de gevoeligheidskaart binnen het projectgebied zijn:
zone met een matige tot zeer hoge gevoeligheid langs de spoorweg te Astene (Deinze),
zone met een zeer hoge gevoeligheid langs de ’s Gravenstraat te Nazareth,
zone met een zeer hoge gevoeligheid langs de Broekstraat te Sint-Martens-Latem,
zone met gevoelige zones t.h.v. de kastelensites te Gent (lokaal zeer gevoelig),
zones met matige tot zeer hoge gevoeligheid langs de E17 en de op- en afritten,
zone met een zeer hoge gevoeligheid langs de N60 te Nazareth.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 86 van 263
Figuur 7-11: Potentiële erosiegevoeligheid per perceel in het projectgebied
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 87 van 263
Figuur 7-12: Gevoeligheid voor grondverschuivingen in het projectgebied
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 88 van 263
7.1.5
Effectvoorspelling en –beoordeling
7.1.5.1 Profielwijziging Verschillende geplande ingrepen brengen vergraving van gronden met zich mee. Gezien het bodemprofiel slechts zeer traag opnieuw ontwikkelt wanneer het werd vergraven, kunnen permanente effecten m.b.t. profielwijziging verwacht worden. Ongeveer 80 % van de bodems binnen het ruilverkavelingsgebied hebben een ontwikkeld bodemprofiel. Ongeveer 1.735 ha van deze bodems zijn matig kwetsbaar voor profielvernietiging (profielontwikkelingen b, c, en h) en 412 ha zijn zeer kwetsbaar (profielontwikkelingen m en g). Zie Kaart 5. De werken t.g.v. de herverkaveling (gele zones) kunnen een beperkte wijziging van het bodemprofiel met zich meebrengen. Effecten worden voornamelijk verwacht wanneer percelen geëgaliseerd worden. Op planniveau is nog niet duidelijk waar dit juist zal gebeuren. In ieder geval gaat het steeds om percelen die momenteel ook reeds onder landbouwgebruik vallen, waardoor de bovenste bodemlagen regelmatig worden omgeploegd. Het effect wordt dan ook beperkt (matig kwetsbare bodems) tot matig negatief (zeer kwetsbare bodems) beoordeeld. Het aanleggen van nieuwe wegen en paden in bodems die kwetsbaar zijn voor profielvernietiging wordt negatief beoordeeld, gezien de bovenste bodemlagen zullen worden afgegraven en het bodemprofiel dus verstoord wordt. Afhankelijk van de kwetsbaarheid wordt het effect als matig tot sterk negatief beoordeeld. Waar bestaande wegen of paden worden verbeterd zal er slechts een beperkte verstoring zijn, waardoor het effect hier beperkt tot matig negatief wordt beoordeeld. Bij het aanleggen van nieuwe tunnels om een verkeersveilige oversteek voor traag verkeer te realiseren, zal het bodemprofiel hier lokaal volledig vergraven worden. Zowel de tunnel onder de E17 als deze onder de N60 zijn gelegen t.h.v. matig kwetsbare bodems, waardoor het effect als matig negatief wordt beoordeeld. Ook de aanleg van parkings zal in mindere of meerdere mate vergraving van het bodemprofiel met zich meebrengen. De parkings t.h.v. het Stadsbos Deinze en de Hospicebossen zijn gelegen t.h.v. zeer kwetsbare bodems voor profielvernietiging. Het effect zal dus matig tot sterk negatief zijn. De bodems t.h.v. de parking aan de Grenadierslaan zijn niet kwetsbaar, waardoor hier geen significant effect van de vergraving op het bodemprofiel te verwachten is. De aanleg van de sportterreinen en volkstuinen kan eveneens in beperkte mate vergraving met zich meebrengen. Hier is de bodem zeer kwetsbaar voor profielvernietiging, waardoor het effect als matig negatief wordt beoordeeld. Ook de werken aan waterlopen (aanleg bufferstroken, natuurtechnische inrichting) brengen in beperkte mate vergraving van het bodemprofiel met zich mee. Hier zijn voornamelijk matig maar ook zeer kwetsbare bodems aanwezig, waardoor het effect als beperkt tot matig negatief wordt beoordeeld. Het aanleggen van de nieuwe waterloop tussen de Spletestraat en Kijkuitstraat brengt wel een belangrijke vergraving met zich mee. De bodem is hier matig kwetsbaar voor profielvernietiging, waardoor het effect als matig tot sterk negatief wordt beoordeeld. Ten slotte brengt ook het aanleggen van bos en groenelementen in beperkte mate vergraving met zich mee. Globaal wordt het effect op het bodemprofiel beperkt negatief beoordeeld. T.h.v. de Hospicebossen zijn voornamelijk zeer kwetsbare bodems gelegen, waardoor hier eerder een matig negatief effect verwacht wordt. Voor de overige geplande maatregelen worden geen effecten m.b.t. profielwijziging verwacht. In het bijzonder besteden we ook aandacht aan de aanwezigheid van waardevolle bodems met moeraskalk in het plangebied in de zone ten oosten van de Moeistraat te Sint-Martens-Latem en in de zone van de kastelensites te Gent (Sint-Denijs-Westrem, zie Kaart 5). De locaties ten oosten van de Moeistraat en in het noorden van de zone van de kastelensites zijn gelegen in groene zones
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 89 van 263
waarin geen kavelwerken gepland zijn. Er wordt hier dan ook geen significant effect op de waardevolle bodems verwacht. T.h.v. de locatie in het oosten van de zone van de kastelensites kunnen wel kavelwerken plaatsvinden, waardoor de waardevolle bodem kan vergraven worden. Dit wordt in principe sterk negatief beoordeeld. Er dient echter opgemerkt te worden dat deze gronden momenteel reeds onder landbouwgebruik zijn, waardoor de bijkomende impact van kavelwerken waarschijnlijk eerder beperkt zal zijn.
7.1.5.2 Structuurwijziging en stabiliteitsaspecten Zowel t.g.v. de werken als tijdens de exploitatie na herinrichting van het gebied kunnen permanente effecten op de bodemstructuur ontstaan. Het gaat hier voornamelijk over verdichting en eventuele inklinking t.g.v. (tijdelijke) bemaling of grondwaterwinning. Globaal is slechts 30 % van het plangebied in min of meerder mate gevoelig voor bodemverdichting. Het overgrote deel hiervan (579 ha) is beperkt gevoelig, ongeveer 77 ha is matig gevoelig en 148 ha is zeer gevoelig voor bodeverdichting. De meest gevoelige bodems bevinden zich in de Scheldevallei en ten zuiden van de Scheidbeek (Grietgracht). Ook t.h.v. de Duivebeek te Sint-Martens-Latem bevindt zich een zone met matig verdichtingsgevoelige bodems. Voor het overige zijn de (zand)bodems binnen het ruilverkavelingsgebied niet of hoogstens beperkt gevoelig. Zie Kaart 5. Van het merendeel van de kavelwerken en andere maatregelen voorzien in het ruilverkavelingsplan zijn dan ook geen significante effecten op bodemverdichting te verwachten. We bespreken hieronder dan ook enkel de maatregelen relevant voor de matig en sterk verdichtingsgevoelige zones. Wat betreft de herverkaveling geldt dat t.h.v. de verdichtingsgevoelige zones aan de Scheidbeek (Grietgracht) en t.h.v. de Scheldemeersen tussen Zwijnaarde en Eke zones voor behoud en versterking van de landschaps- en natuurwaarden zijn aangeduid. Hier zullen geen kavelwerken plaatsvinden en wordt bijgevolg geen bijkomende verdichting t.g.v. de ruilverkaveling verwacht. De verdichtingsgevoelige bodems ten noorden van Zonnehoeve (Nazareth) bevinden zich wel in een zone waar kavelwerken kunnen plaatsvinden. Kavelwerken worden steeds gepland t.h.v. percelen die momenteel ook reeds onder landbouwgebruik vallen. Verdichting kan dus in de huidige situatie reeds optreden t.g.v. het bewerken van het veld (ontstaan van een ploegzool). Het is nog niet geweten wat het toekomstige bodemgebruik exact zal zijn, maar alleszins komen de gronden opnieuw onder landbouwgebruik. Gezien verdichting van de bodem ook vanuit landbouwkundig oogpunt niet gewenst is, wordt verwacht dat de verdichting die eventueel zou ontstaan t.g.v. de kavelwerken in de exploitatiefase terug zal worden tenietgedaan. Het effect wordt dan ook eerder als neutraal beoordeeld. Ook het aanleggen en verbeteren van paden en wegen kan verdichting met zich meebrengen. Tijdens de exploitatiefase worden de wegen gebruikt door (zwaar) landbouwverkeer wat eveneens verdichting met zich mee kan brengen. De paden worden gebruikt door wandelaars en/of fietsers, waardoor het risico op verdichting hier minder zal zijn. Alleszins maakt dat eventuele verdichting t.h.v. de paden of de wegen zelf niet relevant meer is voor het toekomstige bodemgebruik. T.h.v. de verdichtingsgevoelige zones worden paden aangelegd ten noorden van Zonnehoeve en langs de Scheidbeek (Grietgracht) en worden paden aangelegd en bestaande paden en wegen verbeterd in de Scheldemeersen. Het effect wordt beperkt negatief beoordeeld. Verder worden nog verschillende maatregelen inzake waterbeheer gepland t.h.v. de verdichtingsgevoelige zones, nl. de natuurtechnische inrichting van waterlopen en de aanleg van bufferstroken t.h.v. de Scheldemeersen en de zone ten noorden van Zonnehoeve, de aanleg van bufferstroken langs de Scheidbeek (Grietgracht) en de inrichting van een zone voor waterberging langs de Duivebeek te Sint-Martens-Latem. Dit effect wordt matig tot sterk negatief beoordeeld. Ten slotte kan ook het aanplanten van diverse groenelementen verdichting met zich meebrengen. T.h.v. de Duivebeek te Sint-Martens-Latem en de Scheldemeersen tussen Zwijnaarde en Eke worden ook enkele percelen natuurtechnisch ingericht. Al deze werken kunnen verdichting met zich meebrengen, maar gezien verdichting niet wenselijk is voor de toekomstige functie kan aangenomen
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 90 van 263
worden dat deze zo veel mogelijk zal vermeden worden of ongedaan worden gemaakt na uitvoering van de werken. Er wordt hiervan dan ook geen significant effect verwacht. Tussen de N60 en de Pontweg (Nazareth) en ten oosten van de Moeistraat te Sint-Martens-Latem zijn er aanwijzingen voor de aanwezigheid van veen. Veen kan inklinken t.g.v. ontwatering en hierdoor risico’s inhouden wat betreft stabiliteit. T.h.v. de zone in Sint-Martens-Latem zijn de kavels ingekleurd als zone voor behoud en versterking van de natuurwaarden, waardoor er geen risico op stabiliteitseffecten verwacht wordt. Er zijn hier immers geen werken gepland. In Nazareth zijn er wel kavelwerken, alsook de aanleg van een bufferstrook gepland. Er dient hier aandacht te worden besteed aan de aanwezigheid van veen tijdens de werken, in het bijzonder wanneer permanente of tijdelijke bemalingen zouden plaatsvinden.
7.1.5.3 Bodemkwaliteit De uitvoeringsfase van de ruilverkaveling kan een aanzienlijk grondverzet met zich meebrengen. Gezien op dit planniveau nog geen gedetailleerde ontwerpen van de verschillende ingrepen beschikbaar zijn, kan de hoeveelheid grondverzet nog niet worden ingeschat. Evenwel dient de van toepassing zijnde regelgeving inzake grondverzet te worden gevolgd. De bodemkwaliteit kan wijzigen t.g.v. een veranderd bodemgebruik. Wat betreft de percelen onder landbouwgebruik, zal een wijziging in teelt immers ook een wijziging in het bemestingregime tot gevolg hebben. De exacte herverkaveling en de toekomstige teelten zijn echter nog niet gekend, waardoor op planniveau geen éénduidige uitspraak kan worden gedaan over de verbetering of verslechtering van de bodemkwaliteit. Het bemestingsbedrag van de individuele landbouwer wordt trouwens beïnvloed door factoren die geen deel uitmaken van de ingrepen van de ruilverkaveling. In ieder geval geldt dat de landbouwers steeds verplicht zijn de geldende regelgeving (bemestingsnormen) te volgen, welke gericht is op het vermijden van verontreiniging. Algemeen kan gesteld worden dat bij een toegenomen perceelsgrootte bij het uitrijden minder mest naast de percelen zal terechtkomen. Van grotere percelen kan echter ook meer mest afspoelen, wat dan weer negatief wordt beoordeeld. Dit effect wordt echter reeds gemilderd doordat langs verschillende waterlopen bufferstroken worden voorzien, waardoor afspoelende mest wordt opgevangen en niet in het oppervlaktewater terechtkomt. Tevens wordt de aandacht gevestigd op het feit dat reeds verschillende bodemonderzoeken werden uitgevoerd in het plan- en studiegebied. Hierbij werd mogelijk bodemverontreiniging vastgesteld. Bij het uitvoeren van werken op of nabij deze percelen kan bodemverontreiniging verspreid worden. Deze percelen worden dan ook reeds als aandachtspunt op Kaart 5 weergegeven. Nieuwe wegen en paden, zowel t.b.v. landbouwverkeer als recreatief verkeer kunnen aanleiding geven tot zwerfvuil. Dit wordt wat betreft bodemkwaliteit als beperkt negatief beoordeeld. Van de overige maatregelen worden geen significante effecten op bodemkwaliteit verwacht.
7.1.5.4 Wijziging reliëfkenmerken Globaal gezien zal de ruilverkaveling geen wijziging van het reliëf met zich meebrengen. Lokaal kunnen vergravingen (b.v. uitgraven bufferbekken) wel reliëfwijziging met zich meebrengen, maar dit heeft geen significant effect op het globale reliëf. Waardevolle graslanden binnen het plangebied kunnen tevens een microreliëf vertonen. Wanneer hier kavelwerken of werken i.k.v. andere maatregelen worden uitgevoerd, kan eveneens dit microreliëf aangetast worden. De voornaamste effecten worden verwacht t.g.v. de kavelwerken in de gele zones voor herverkaveling en van maatregelen zoals de aanleg van nieuwe wegen en paden en de werken aan waterlopen.
7.1.5.5 Bodemerosie Zoals reeds aangegeven in de referentiesituatie is het plangebied niet gelegen in erosiegevoelig gebied. Een sterk significante impact op bodemerosie wordt dan ook niet verwacht; Het aanleggen van bufferstroken langs verschillende waterlopen zorgt er evenwel voor dat hier niet meer tot tegen de oever kan geploegd worden, waardoor oevererosie tegengegaan wordt. Tevens zorgen de
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 91 van 263
bufferstroken ervoor dat afspoelend sediment wordt opgevangen. Dit alles wordt positief beoordeeld.
7.1.6
Alternatieven
7.1.6.1 Zoekzone Hospicebossen Vanuit de discipline bodem is er geen voorkeur voor of uitsluiting van specifieke percelen waarop de bebossing kan gebeuren.
7.1.6.2 Wandelpad Parijsestraat en Kijkuitstraat Door aanleg van het wandelpad in de bufferstroken langs de waterlopen zullen er globaal gezien minder goed ontwikkelde bodemprofielen vergraven worden. De bodems t.h.v. de waterlopen zijn echter meer verdichtingsgevoelig (beperkt gevoelig i.p.v. niet gevoelig). Voor de overige effectgroepen worden geen andere effecten verwacht van het alternatief langs de bufferstroken dan van het onderzochte alternatief (het pad blijft immers grazig). Vanuit de discipline bodem is er dan ook geen specifieke voorkeur voor de locatie van het wandelpad.
7.1.6.3 Bufferbekken Scheidbeek Het bufferbekken langs de Scheidbeek (Grietgracht) is gelegen in een beperkt verdichtingsgevoelige bodem, zonder goed ontwikkeld bodemprofiel. Er worden dan ook geen significante effecten op de bodemstructuur en het bodemprofiel verwacht. Er zijn geen aandachtspunten inzake bodemkwaliteit aanwezig in de nabijheid van dit bufferbekken. Het uitgraven van het bufferbekken zal plaatselijk het reliëf wijzigen, maar is niet gelegen in een waardevol grasland met microreliëf. Op planniveau wordt voor de discipline bodem dan ook geen significante impact van dit bufferbekken verwacht.
7.1.7
Milderende maatregelen en monitoring Vergraving van waardevolle bodems en waardevolle profielen (g en m) dient zo veel mogelijk vermeden te worden, voor zover deze vergraving groter is dan de huidige bewerking van de percelen. Verdichting van de zeer en matige verdichtingsgevoelige bodems dient tijdens de werken zo veel mogelijk vermeden te worden of (waar relevant voor het toekomstige bodemgebruik) na de werken ongedaan gemaakt te worden. Dit kan door zo veel mogelijk te werken vanaf bestaande wegen en paden, achteruitschrijdend te werken, rijplaten of alternatieve technieken te gebruiken of diep te ploegen na de werken. Tijdens de projectvoorbereiding zal gebruik worden gemaakt van de bodemkaart opgemaakt door het Centrum voor Bodemkartering. Deze bestaande bodemkaart wordt geactualiseerd op het terrein en verfijnd in functie van de ruilverkaveling. Uiteindelijk zullen de genomen uitvoeringsmaatregelen getoetst worden aan deze geactualiseerde bodemkaart. Van de geactualiseerde bodemkaart wordt een bodemclassificatiekaart opgemaakt die de landbouwgeschiktheid weergeeft. Als aandachtspunt kan worden aangegeven om via uitgegraven bodem bij te dragen tot de inzet van alternatieven voor primaire oppervlaktedelfstoffen. Het grondverzet kan hiervoor opportuniteiten opleveren, mits een oordeelkundige afgraving die rekening houdt met de verschillende aanwezige geologische lagen.
7.1.8
Leemten in de kennis Er is een aantal elementen die ervoor zorgen dat sommige effecten in deze fase onvolledig of niet konden begroot en/of beoordeeld worden. In het bijzonder geldt dat van verschillende maatregelen (zoals b.v. kavelwerken) de precieze uitvoering en/of locatie nog niet gekend is. Tevens wordt ruimte gelaten om sommige maatregelen bijkomend of op andere plaatsen uit te voeren dan aangegeven op het ruilverkavelingsplan.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 92 van 263
De effecten werden bepaald o.b.v. de beschikbare bodemkaart. Deze wordt i.k.v. de ruilverkaveling in een latere fase geactualiseerd.
7.1.9
Conclusie Verschillende geplande maatregelen brengen vergraving van de bodem met zich mee, waardoor het bodemprofiel vernietigd wordt. De meeste bodems binnen het ruilverkavelingsgebied hebben een ontwikkeld bodemprofiel en zijn matig tot sterk kwetsbaar voor profielvernietiging. De voornaamste effecten worden verwacht waar een belangrijke vergraving plaatsvindt in een kwetsbare bodem, nl. bij de aanleg van nieuwe wegen en paden, de aanleg van tunnels en de parkings t.h.v. stadsbos Deinze en Hospicebossen, aanleg van een nieuwe waterloop. Verder wordt ook de aandacht gevestigd op het voorkomen van waardevolle bodems met moeraskalk. Omdat deze momenteel reeds in landbouwgebruik zijn of deze gronden enkel geruild zullen worden, wordt hoogstens een beperkt negatief effect verwacht van de vergraving. Het is aangewezen de vergraving van waardevolle bodems en waardevolle profielen zo veel mogelijk te vermijden, voor zover deze vergraving groter is dan de huidige bewerking van de percelen. De meeste bodems in het plangebied zijn weinig verdichtingsgevoelig, zodat van het merendeel van de kavelwerken en andere maatregelen geen significante effecten m.b.t. bodemverdichting te verwachten zijn. De meest verdichtingsgevoelige bodems bevinden zich in de Scheldevallei en ten zuiden van de Scheidbeek (Grietgracht). Effecten van kavelwerken zullen eerder neutraal zijn, gezien verdichting ook vanuit landbouwkundig oogpunt niet gewenst is. Verder kan ook de aanleg en het verbeteren van paden en wegen te noorden van Zonnehoeve, langs de Scheidbeek (Grietgracht) en in de Scheldemeersen een beperkt negatief effect hebben. Matig tot sterk negatieve effecten kunnen ontstaan door de werken inzake waterbeheer. Verder wordt ook de aandacht gevestigd op de mogelijke aanwezigheid van veen tussen de N60 en de Pontweg en ten oosten van de Moeistraat in Sint-Martens-Latem. Verdichting dient tijdens de werken zo veel mogelijk vermeden te worden of na de werken ongedaan gemaakt te worden. Inzake bodemkwaliteit kan nog geen éénduidige uitspraak gedaan worden over het effect. In ieder geval dienen landbouwers zich steeds aan de geldende bemestingsnormen te houden, hetgeen in de huidige situatie ook al het geval is. Nieuwe wegen en paden kunnen ook aanleiding geven tot zwerfvuil wat beperkt negatief wordt beoordeeld. Verder wordt erop gewezen dat er verschillende percelen in het studiegebied reeds zijn opgenomen in een bodemonderzoek. Hierbij werd mogelijk verontreiniging vastgesteld. Er wordt geen significant effect op het globale reliëf van het studiegebied verwacht. Kavelwerken kunnen wel een negatieve impact hebben op microreliëf. Inzake bodemerosie worden positieve effecten verwacht van de aanleg van bufferstroken, waardoor niet meer tot tegen de oever van de waterlopen kan geploegd worden. Zowel voor de zoekzone Hospicebossen als voor het wandelpad tussen de Parijsestraat en de Kijkuitstraat is er vanuit de discipline bodem geen specifieke voorkeur voor 1 van de alternatieven. Voor het bufferbekken langs de Scheidbeek (Grietgracht) worden geen significante effecten verwacht vanuit de discipline bodem. Algemeen kan gesteld worden dat het plan en ook de alternatieven haalbaar zijn vanuit de discipline bodem. RUP Stadsbos Deinze De aanleg van de parkings zal profielvernietiging met zich meebrengen, wat sterk negatief beoordeeld wordt. Verder zijn geen significante effecten m.b.t. verdichting te verwachten, gezien dit RUP gelegen is t.h.v. weinig verdichtingsgevoelige bodems. Er dient i.k.v. mogelijke bodemverontreiniging aandacht besteed te worden aan de percelen waarop reeds een bodemonderzoek werd uitgevoerd. Voor het overige zijn er geen significante effecten te verwachten.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 93 van 263
RUP Hospicebossen De aanleg van de parkings en de bebossing zal profielvernietiging met zich meebrengen wat respectievelijk sterk en matig negatief wordt beoordeeld. Verder zijn geen significante effecten m.b.t. verdichting te verwachten, gezien dit RUP gelegen is t.h.v. weinig verdichtingsgevoelige bodems. Er dient i.k.v. mogelijke bodemverontreiniging aandacht besteed te worden aan de percelen waarop reeds een bodemonderzoek werd uitgevoerd. Voor het overige zijn er geen significante effecten te verwachten.
7.2
Water
7.2.1
Afbakening van het studiegebied Het studiegebied voor de discipline water bestaat uit de geklasseerde en niet-geklasseerde waterlopen in het ruilverkavelingsgebied. Bijkomend wordt het studiegebied opengetrokken buiten de begrenzing van het ruilverkavelingsgebied en dit afhankelijk van waterlopen, grondwaterlagen en relatie tot het deelbekken. Globaal omvat dit het gebied tussen de Leie, de Ringvaart, de Schelde en de N35.
7.2.2
Juridische en beleidsmatige context Binnen Vlaanderen worden in uitvoering van het Decreet Integraal Waterbeleid 11 rivierbekkens onderscheiden. Voor elk bekken werd een bekkenbeheerplan opgesteld, dat omvat: situatieanalyse, beschrijving van knelpunten en potenties, visievorming, acties en maatregelen, functiebestemming (overstromingszones, oeverzones, waterzuiveringszones). Vervolgens werden binnen elk bekken deelbekkenbeheerplannen opgemaakt voor de verschillende deelbekkens, waarin de acties en maatregelen uit het bekkenbeheerplan verder geconcretiseerd worden op deelbekkenniveau. Op 30 januari 2009 keurde de Vlaamse Regering het besluit voor de vaststelling van de bekkenbeheerplannen en de bijhorende deelbekkenbeheerplannen definitief goed (Belgisch Staatsblad 5 maart 2009). Het studiegebied behoort tot het Leibekken en de bekkens van de Bovenschelde en de Gentse Kanalen. In geen van de bekkenbeheerplannen worden concrete acties opgenomen m.b.t. het ruilverkavelingsgebied. Wel wordt in de beheerplannen de nadruk gelegd op de drietrapsstrategie ‘vasthouden-bergen-afvoeren’. Wel zijn een aantal acties uit de deelbekkenbeheerplannen relevant voor de ruilverkaveling. De ruilverkaveling zal met name een bijdrage leveren aan:
deelbekkenbeheerplan Scheldemeersen o
A6.01 vrijwaren van erfdienstbaarheidszones langs waterloop
o
A6.05 herwaarderen grachtenstelsel
o
A6.06 verantwoord ruim- en maaibeleid in relatie tot de functie van de waterloop
o
G6.03 sanering van vervuilde waterbodems in de Beerhofbeek, Moerbeek, Biestebeek (Nazareth): zowel ecologisch als hydraulisch noodzakelijk
o
G6.05 uitvoering van de vooropgestelde maatregelen natuurontwikkeling – Blauwgroene linten (Nazareth)
o
G6.10 ecologisch inrichten van de Kokersbeek (De Pinte)
in
het
GRUP
Deelbekkenbeheerplan Benedenleie o
A6.01 vrijwaren van erfdienstbaarheidszones langs waterloop
o
A6.04 herwaarderen grachtenstelsel
o
G1.04 waterberging door middel van bufferbekkens op enkele percelen langs de Duivebeek
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 94 van 263
o
G6.07 ecologisch herstel van de Nazarethbeek stroomafwaarts Hooglatem (De Drie Koningen) en Hooglatembeek
Deelbekkenbeheerplan Gentse Binnenwateren o
W4.1 Opstellen en uitvoeren van een ruimingsprogramma voor o.a. de zijlopen van de Scheidbeek
Eén van de belangrijkste elementen uit het Decreet Integraal Waterbeleid (18/07/2003) is het uitvoeren van een ‘watertoets’ (laatste wijziging trad in werking op 1/03/2012). De watertoets houdt in dat voor elk plan, programma of vergunningsplichtig project dient te worden nagegaan of dit schadelijke effecten heeft op het watersysteem. Indien dit het geval is, dient te worden gezocht naar milderende of compenserende maatregelen. Eventueel kan op basis van een negatieve watertoets een plan, programma of project worden geweigerd. De watertoets wordt zowel opgenomen in het hoofdstuk oppervlaktewater als in een apart hoofdstuk achteraan in het MER.
7.2.3
Methodologie
7.2.3.1 Methodiek gedetailleerde beschrijving van de bestaande situatie Voor het beschrijven van de referentiesituatie baseert de deskundige zich op basisinformatie die ter beschikking is of kan worden gesteld. In het bijzonder werd reeds een thematische studie hydrologie uitgewerkt door de VLM. Waar nodig zal deze worden geactualiseerd en aangevuld o.b.v. volgende bronnen. Grondwater is een niet te missen onderdeel van het integraal waterbeleid. Kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van grond- en oppervlaktewater moeten nauw samenhangen voor een integrale beleidsvorming. Een indicatie van de grondwaterkwetsbaarheid kan bekomen worden mits raadpleging van de grondwaterkwetsbaarheidskaarten. Op de webstek van de ‘databank ondergrond Vlaanderen’ (http://dov.vlaanderen.be) kunnen de mogelijk aanwezige sonderingen worden opgevraagd, welke nuttige informatie verlenen m.b.t. grondwaterstanden. Voor gegevens inzake de grondwaterkwaliteit wordt het grondwatermeetnet van VMM Afdeling Operationeel Waterbeheer (eveneens beschikbaar via de ‘databank ondergrond Vlaanderen’) geraadpleegd. Potentiële kwelzones zullen op basis van de kartering van kwelgevoelige vegetatietypes tijdens het terreinonderzoek worden afgebakend. Ook de biologische waarderingskaart verschaft indicatieve informatie over opkwellend grondwater. Er wordt daarnaast getracht om een zicht te krijgen op de grondwaterhuishouding, meer bepaald grondwaterstanden en mogelijk aanwezige watervoerende of afsluitende lagen. De bestaande toestand van het oppervlaktewater zal beschreven en beoordeeld worden in functie van de structuurkenmerken van de waterlopen, de kwaliteit (fysico-chemie en biologisch),…. Kennis m.b.t. de oppervlaktekwaliteit zal verkregen worden door gebruik te maken van de gegevens van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM, o.a. MAP-meetnet). Het onderzoek naar de verspreiding en de typologie van de waardevolle waterlopen in het Vlaamse gewest verschaft informatie over de structuurkwaliteit van het oppervlaktewater. Een (her)evaluatie gebeurt op het terrein. Voor de afcheck of het onderzoeksgebied zich situeert in een ‘Risicozone voor overstromingen’, wordt de watertoetskaart opgesteld door de Vlaamse overheid geconsulteerd. Daarnaast zullen tevens volgende gebiedsspecifieke studies geraadpleegd worden tijdens het opstellen van het MER zoals de deelbekkenbeheerplannen. Deelbekkenbeheerplannen geven ondermeer informatie over de oppervlaktewateren binnen een deelbekken. In het MER zal het plan gescreend worden op nuttige informatie voor de beschrijving van de referentiesituatie of de beleidsvoornemens. De infiltratiemogelijkheden van het hemelwater naar het grondwater toe worden beschreven, op basis enerzijds het optekenen van verharde zones waar infiltratie in principe wordt tegengehouden en anderzijds het in kaart brengen van de onverharde zones waar infiltratie wel mogelijk is.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 95 van 263
Beschrijving van de referentietoestand water gebeurt a.h.v. bestaande gegevens (desktop informatie). Tevens wordt gebruik gemaakt van de oppervlaktewaterkwantiteitsmodellering van het stroomgebied van Leebeek tot Ringvaart.
7.2.3.2 Methodiek effectvoorspelling en –beoordeling De voornaamste te verwachten effecten m.b.t. de discipline water zijn enerzijds de effecten op de (oppervlakte- en grond-)waterhuishouding en anderzijds de permanente effecten op de waterkwaliteit. Als voornaamste te onderzoeken knelpunten met betrekking tot de discipline water komen naar voor :
Welke effecten zal het herprofileren (klassiek oeverprofiel, natuurtechnisch oeverprofiel) van waterlopen, het dempen van kavelgrachten en het plaatsen van nieuwe duikers met zich meebrengen op de oppervlaktewaterkwantiteit en -kwaliteit van de betrokken waterlopen en grachten?
Welke effecten kunnen deze ingrepen (kwelintensiteiten, grondwaterstanden, …) ?
hebben
op
het
grondwatersysteem
Bij de evaluatie van de effecten met betrekking tot het oppervlaktewater zijn vooral de volgende criteria van belang :
waterkwaliteitsverbeterend/verslechterend effect, ecologische basiskwaliteit van de waterlopen; wijziging van de afvoercapaciteit; wijziging van de ontwatering; wijziging van de structuurkenmerken van waterlopen; habitatverbetering/verslechtering; erosiewerend/bevorderend effect; wijziging van waterhuishouding.
In het luik grondwater zijn vooral volgende criteria van belang :
wijziging kwel/infiltratie wijziging regionaal en lokaal grondwaterpeil
Bovenstaande gebeurt a.d.h.v. bestaande gegevens ter beschikking gesteld door de initiatiefnemer en desktop informatie. Effecten worden berekend o.b.v. eenvoudige formules zoals opgenomen in de uitvoeringsbesluiten van de watertoets of worden kwalitatief besproken. O.b.v. een indicatie van de bijkomende verharde oppervlakte o.b.v. het ruilverkavelingsplan wordt in het MER een toetsing gedaan aan de principes van buffering en berging van hemelwater. De toetsing geeft aan of de nodige ruimte voorhanden is en bestaat niet uit een gedetailleerde uitwerking en/of dimensionering van bergings- en bufferingsbenodigdheden. Alle informatie noodzakelijk om de watertoets uit te voeren zal in het MER gesynthetiseerd worden zodat de watertoets in de fase van de vergunningverlening de nodige invulling kan krijgen volgens het Decreet Integraal Waterbeleid.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 96 van 263
Tabel 7-5: Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline water Effecten
Criterium
Methodiek
Significantie
Impact permanente bemaling/grondwaterwinning op grondwater
Kwalitatieve (kwetsbaarheids)benadering, Mogelijke invloed op reeds aanwezige grondwaterwinningen; Empirische formules
Invloed op kwelgebieden Oppervlakte verstoring kwelgebied binnen studiegebied
GIS-analyse gebaseerd op BWK-indicatoren (IN) aangevuld met terreininventarisatie binnen het onderzoeksgebied en dit in de zones die belangrijk zijn voor natuur.
Aanwezige grondwaterwinningen en kwelzones worden als kwetsbaar beschouwd. Invloed op zo een zone is altijd significant. De significantie wordt dan verder gespecifiëerd a.h.v. de omvang van het effect en dit ondermeer i.f.v. het al dan niet overschrijden van de plangebiedssgrens.
Wijziging in infiltratie: Verwachte significante daling / stijging van grondwaterstand
Vergelijking met bestaande verharde oppervlakten en zones met mogelijkheid tot infiltratie.
Kwalitatieve beschrijving o.b.v. wijziging verharde oppervlakte en ruimte voor voorzieningen m.b.t. hemelwateropvang. Het effect is significant als de infiltratie zodanig wijzigt dat de bodemvochttoestand beïnvloed wordt, waardoor effecten op bodemstructuur en flora ontstaan.
Verspreiden van verontreiniging t.g.v. bemaling
Op basis van het voorkomen van mogelijks verontreinigde bodems, uitgaande van uitgevoerde bodemonderzoeken.
Kwalitatieve kwetsbaarheidsbenadering Effecten zijn significant als de mogelijkheid er is dat verontreiniging ontstaat, verplaatst wordt of wordt gesaneerd.
Wijziging structuurkwaliteit
Op basis van lokalisatie van huidige en toekomstige waterloopzones met waardevolle structuurkwaliteit : bestaande structuurkwaliteit grachten en waterlopen o.b.v. desktop informatie en waar nodig geïnventariseerd op het terrein. Risico-inschatting van potentiële lozingen van landbouwbouwbedrijven (beschrijvend) en vergelijking met de huidige waterkwaliteit
Effecten zijn significant als waardevolle structuur van de waterlopen kan wijzigen.
Grondwater Wijziging kwantiteit en huishouding
Wijziging waterkwaliteit
Oppervlaktewater Wijziging oppervlaktewaterkwaliteit
Wijziging waterkwaliteit
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 97 van 263
Kwalitatieve bespreking, effecten zijn significant als de waterkwaliteit van de waterlopen verwacht wordt te wijzigen.
Effecten
Criterium
Methodiek
Wijziging oppervlaktewaterkwantiteit en huishouding
Wijziging aanvoer waterloop ten gevolge van Op basis van gewijzigde situatie run-off ten gevolge van run-off, herprofilering en inrichting gewijzigde infiltratiemogelijkheden (verharde oppervlakten waterbergingszones en infiltratiekenmerken bodem) en buffering; kwalitatieve beschrijving O.b.v. kwetsbaarheidsbenadering: overstromingsgevoelige zones
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
Significantie
pagina 98 van 263
Effecten zijn significant wanneer t.g.v. de wijziging van de waterkwantiteit overstromingsgevoeligheid wijzigt dus in relatie met de capaciteit van de waterlopen en de bestaande risicowaterlopen voor overstromen
7.2.4
Referentiesituatie
7.2.4.1 Grondwater Hydrogeologie De beschrijving van de hydrogeologische opbouw gebeurt o.b.v. de thematische studie hydrologie opgemaakt door de VLM i.k.v. het ruilverkavelingsplan en de Databank Ondergrond Vlaanderen. Algemeen kan gesteld worden dat over bijna het gehele ruilverkavelingsgebied dezelfde lithologische opbouw bestaat. De ondergrond wordt opgebouwd uit zwak van zuid naar noord afhellende lagen met als opbouw van boven naar onder:
Quartair aquifer (HCOV 0100, 15 tot 25 m dik),
Ieperiaan aquifer (HCOV 0800, 0-40 m dik, enkel in het noordelijk deel van het projectgebied nabij Zwijnaarde),
Ieperiaan aquitard (HCOV 0900, 75-115 m dik),
Landeniaan aquifer (HCOV 1010, 15-30 m dik),
Landeniaan aquitard (HCOV 1020, 15-20 m dik),
Kruit aquifer (HCOV 1100, enkel het deel het projectgebied ten noorden van de Scheldemeersen),
Sokkel aquifer (HCOV 1300).
De stroming in de watervoerende lagen gaat in noordelijke richting. Dit wordt geïllustreerd in het profiel t.h.v. De Pinte in Figuur 7-13.
Figuur 7-13: N-Z profiel t.h.v. De Pinte, met aanduiding van de watervoerende en waterscheidende lagen (Bron: Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek uit thematische studie hydrologie VLM) De Ieperiaan aquifer ontbreekt in de zuidelijke delen van het ruilverkavelingsgebied. In Kruishoutem en Zingem is deze aquifer wel plaatselijk aanwezig, waar het reliëf een verhoging toont.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 99 van 263
Grondwaterstand Het grondwater in de Quartaire lagen is afhankelijk van seizoensschommelingen. Het grondwaterpeil daalt geleidelijk in de zomer, en bereikt een laagste peil tijdens het najaar. Het hoogste peil wordt bereikt op het einde van de winter. Het grondwaterpeil wordt tevens beïnvloed door grondwaterwinningen. In de Databank Ondergrond Vlaanderen zijn een aantal meetpunten opgenomen die gelegen zijn binnen het projectgebied. De stijghoogtegrafieken van deze meetpunten zijn opgenomen in Bijlage 8. De ligging van de meetpunten is aangeduid op Figuur 7-15. De gemeten grondwaterstanden voor de betreffende tijdreeksen zijn gelegen tussen:
meetpunt 138/21/3: ca. 1,43 m –mv. en 0,4 m –mv.
meetpunt 351/21/6: ca. 1,8 m –mv. en 0,1 m –mv.
meetpunt 352/21/5: ca. 1,0 m –mv. en 0,1 m –mv.
meetpunt 471/21/3: ca. 1,8 m –mv. en 0,5 m –mv.
meetpunt 471/21/8: ca. 1,5 m –mv. en 0,1 m –mv.
meetpunt 71/21/19: ca. 1,9 m –mv. en 0,4 m –mv.
Kwelgebieden zijn plaatsen waar grondwater voortdurend aan de oppervlakte komt. Gezien kwelgebieden gevormd worden door diverse oorzaken, is het moeilijk om deze gebieden af te bakenen. Niet alleen de lithologische samenstelling en de doorlatendheid van de ondergrond hebben hun invloed, maar in vlakke gebieden ook de wisselwerking tussen grond- en oppervlaktewater. De thematische studie hydrologie vermeldt dat uit een benaderende studie van De Breuck en Borremans blijkt dat de grootste kwelgebieden zich in de vallei van de Leie bevinden. In de Scheldevallei bevinden zich minder kwelzones. Het interfluvium wordt als infiltratiegebied beschouwd. Terreinonderzoek m.b.t. kwelafhankelijke vegetatie verschaft indicatieve informatie over opkwellend grondwater. Bij de inventarisatie van de vegetatie i.k.v. de thematische studie ecologie voor de ruilverkaveling werden ook de indicatorsoorten voor kwel opgenomen. Er zijn indicaties voor kwel op volgende locaties (voor locatie verschillende massa’s wordt verwezen naar de kaart bij de fotoreportage in Bijlage 12):
ten noorden van de oude spoorwegbedding en t.h.v. Rijvissche en in de directe omgeving van beken en waterlopen in massa 1;
in de omgeving van Hondelee in massa 3;
tussen de Grote Steenweg en de Landuitstraat in massa 4;
depressies van de Duive- en Rosdambeek in massa 6.
De watertoetskaarten uit 2006 geven informatie over de infiltratiegevoeligheid. Deze kaart toont dat bijna heel het projectgebied gelegen is in infiltratiegevoelige bodems. Enkel t.h.v. de Scheldevallei bevindt de ruilverkaveling zich in niet-infiltratiegevoelige bodems. De infiltratiegevoelige bodems zijn aangeduid in grijze kleur in Figuur 7-14.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 100 van 263
Figuur 7-14: Aanduiding infiltratiegevoelige bodems Grondwatervergunningen In het studiegebied zijn 163 vergunde grondwaterwinningen gelegen (Figuur 7-15). De meeste winningen (153) onttrekken grondwater uit de Quartaire lagen (HCOV 0100, 0160, 0162 en 0163), 6 winningen bevinden zich in de Ieperiaan aquifer (HCOV 0800), 1 winning in het Zand van Mons en Pévèle (HCOV 0923) en 3 winningen in het Landeniaan Aquifersysteem (HCOV 1010). De meeste van deze winningen zijn aangevraagd voor landbouwkundige activiteiten, nl.:
akkerbouw en tuinbouw: 16 winningen in de Quartaire lagen
fruitteelt: 1 winning in de Quartaire lagen
gemengd landbouwbedrijf: 5 winningen in Quartaire lagen
Groententeelt, bloementeelt, boomkwekerij: 9 winningen in de Quartaire lagen en 1 in de Ieperiaan aquifer
Landbouw, jacht en aanverwante diensten: 8 winningen in de Quartaire lagen en 1 in de Ieperiaan aquifer
Pluimveehouderij: 1 winning in de Quartaire lagen
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 101 van 263
Rundveehouderij: 41 winningen in de Quartaire lagen, 2 winningen in de Ieperiaan aquifer en 1 winning in de Landeniaan aquifer
Schapen, geiten en overig hoefdieren: 2 winningen in de Quartaire lagen
Varkenshouderij: 17 winningen in de Quartaire lagen en 1 winning in het Zand van Mons en Pévèle
Veeteelt: 24 winningen in de Quartaire lagen en 1 winning in het Landeniaan aquifersysteem
Overige dierenfokkerijen: 3 winningen in de Quartaire lagen
De overige vergunde winningen zijn voor andere activiteiten dan landbouw, nl. chemische nijverheid (1), groothandel en handelsbemiddeling (2), kleinhandel exclusief auto’s en moto’s (2), leernijverheid (1), overige diensten (1), productie van vleeswaren (1), recreatie, cultuur en sport (1), verhuur en handel in onroerende goederen (2), verkoop en reparatie van auto’s en moto’s (4), vervaardiging en assemblage van auto’s (2), vervaardiging van diervoeders (2), vervaardiging van machines (1), vervaardiging van meubels (1), wassen en chemisch reinigen (1). Uit de rapporten ‘Grondwater in Vlaanderen’ (Het Sokkelsysteem en Het Centraal Vlaams Systeem) blijkt de grondwaterpeilen in de freatische lagen op korte termijn stabiel en op lange termijn stabiel tot stijgend zijn. In het Landeniaan Aquifersysteem zijn de grondwaterpeilen zowel op korte als op lange termijn dalend. In het Ieperiaan Aquifersysteem gaat de trend op korte termijn van dalend over stabiel tot stijgend. Op lange termijn is de trend stabiel tot stijgend. Er zijn geen waterwingebieden of beschermingszones afgebakend in het studiegebied. Grondwaterkwaliteit Het risico van verontreiniging van grondwater hangt af van talrijke factoren, die samen de kwetsbaarheid van de ondergrond bepalen. De aard en de dikte van de deklagen, de dikte en de eigenschappen van de watervoerende lagen en de dikte van de onverzadigde zone (diepte van de grondwatertafel) bepalen de kwetsbaarheid van het grondwater. De kwetsbaarheid van (de kwaliteit van) het grondwater is voor Vlaanderen weergegeven in kwetsbaarheidskaarten (AROL; kwetsbaarheid van het grondwater in Oost-Vlaanderen, 1986), met een schaal van vijf eenheden (van uiterst tot weinig kwetsbaar). Het projectgebied is voornamelijk gelegen in zeer kwetsbare gronden (Ca1); d.w.z. een zandige watervoerende laag met een deklaag <5 m en/of zandig. Enkel het uiterste westelijke deel van het projectgebied (Deinze) is gelegen in een zone met zeer en matig kwestbare gronden (Ca1/Cb). Voor de verschillende meetpunten uit de Databank Ondergrond Vlaanderen zijn tevens analyseresultaten beschikbaar. Deze zijn opgenomen in Bijlage 9. Uit de resultaten blijkt dat de laatste jaren enkel overschrijdingen van de normen voor ammonium (138/21/3 en 351/21/6), nitriet (351/21/6, 352/21/5 en 471/21/8), nitraat (471/21/8) en fosfaat (351/21/6) in het grondwater zijn vastgesteld. Zoals reeds aangegeven in § 7.1.4.6 zijn er ook verschillende percelen in het studiegebied gelegen waarop reeds een bodemonderzoek werd uitgevoerd. Mogelijk werd tijdens deze bodemonderzoeken ook een grondwaterverontreiniging aangetroffen.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 102 van 263
Figuur 7-15: Grondwatermeetnet en huidige grondwaterwinningen
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 103 van 263
7.2.4.2 Oppervlaktewater Hydrografie Het ruilverkavelingsgebied bevindt zich deels in het Leiebekken en deels in het bekken van de Bovenschelde. Het noordelijke deel van het ruilverkavelingsgebied (ten noorden van De Pinte) valt onder een derde bekken, met name het bekken van de Gentse kanalen. De waterscheidingslijn tussen het bekken van de Leie en het bekken van de Bovenschelde bevindt zich in het midden tussen Leie en Schelde. Ter hoogte van de dorpskern van De Pinte bevindt zich een waterscheiding tussen de drie bekkens: ten noorden van De Pinte stroomt het water richting Gentse Kanalen, ten oosten richting Bovenschelde en ten westen van de Pinte stroomt het richting Leie. De bekkens worden op hun beurt onderverdeeld in verschillende deelbekkens. Het ruilverkavelingsgebied maakt deel uit van drie deelbekkens:
het deelbekken van de Benedenleie (Leiebekken);
het deelbekken van de Scheldemeersen (bekken van de Bovenschelde);
het deelbekken van de Gentse binnenwateren (bekken van de Gentse Kanalen).
De belangrijkste waterlopen in het studiegebied zijn de Leie, de Bovenschelde en de Ringvaart. Dit zijn allen bevaarbare waterlopen, beheerd door Waterwegen en Zeekanaal NV. In het studiegebied bevinden zich geen waterlopen van eerste categorie. De waterlopen van tweede en derde categorie (VHA, 7/10/2011) zijn:
De Moerbeek of Coupure (OS 231), waarin de Leebeek (OS236, 2de cat.), de Beerhofbeek (OS232, 2de en 3de cat.) en de Biestebeek/Moerbeek (OS221, 2de en 3de cat.) uitmonden. De Coupure heeft twee aansluitingspunten op de Schelde: één ten zuiden van de kern van Eke, waarlangs het grootste debiet afwatert, en één wat noordelijker ter hoogte van het Doornhammeke te Zevergem.
De Zwarte Kobensbeek/Oude Houwbeek/Lakemeerbeek (OS216) start als waterloop 3de cat. Op de grens tussen Nazareth en De Pinte wordt de waterloop 2de cat. Deze beek is ter hoogte van Oudmeers verbonden met de Moerbeek (OS231). De Zwarte Kobensbeek mondt uit in de Schelde ter hoogte van Zonneputje. In de Zwarte Kobensbeek monden de Toutefaisbeek (OS218, 2de en 3de cat.) en de Kokersbeek (OS217, 2de en 3de cat.) uit.
De Grietgracht/Scheidbeek (O706) is het enige stelsel uit het bekken Gentse Kanalen. Deze beek mondt uit in de Ringvaart rond Gent. In deze waterloop mondt de Degreybeek (O709, 3de cat.) uit.
De Duivebeek/Schuurkesbeek (O713) ontstaat door de samensmelting van de Rosdambeek (O714, 2de cat.), de Duivebeek (O713, 2de cat.) en de Hooglatembeek (O715, 3de cat.) te Sint-Martens-Latem, en mondt uit in de Leie te Afsnee. De Rosdambeek start als 3de cat., net voorbij de samensmelting met Biezenlos (714a, 3de cat.) wordt de beek 2de cat.
De Twezebeekloop (O735) stroomt ten noorden van Astene. Deze waterloop is eerst van 3de cat. Na de omschakeling tot 2de cat. monden hierin de Biezenbeek (O736, 2de cat.) en de Winkelbeek (O735a, 3de cat.) uit.
De Petegembeek, een waterloop van 3 categorie, ontspringt ter hoogte van het stadsbos Deinze en mondt rechtstreeks uit in de Leie.
de
In het ruilverkavelingsgebied zijn geen polders of wateringen actief. De waterlopen van tweede categorie zijn bijgevolg in beheer van de provincie, de waterlopen van derde categorie zijn in het beheer van de gemeente.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 104 van 263
Waterkwantiteit Er zijn door de Vlaamse overheid verschillende kaarten opgesteld die de situatie m.b.t. overstromingen weergeven. De meest recente betreffen de ‘watertoetskaarten’ (2011, zie Figuur 7-16). Uit deze kaart blijkt dat er zowel effectief als potentieel overstromingsgevoelige gebieden aanwezig zijn, m.n.:
De Scheldemeersen ten zuidoosten van Zwijnaarde en De Pinte;
rond de Grietgracht, t.h.v. het Reivisschepark te Zwijnaarde (het bodempeil van deze waterloop is te laag t.o.v. het drempelpeil bij monding in de Ringvaart, waardoor de afwatering problematisch is);
zone rond de Hooglatembeek, Rosdambeek en Duivebeek te Sint-Martens-Latem (t.g.v. het waterpeil in de Leie dat het water uit de Rosdambeek terugstuwt);
t.h.v. de kruising van de E17 en de N60 op de grens tussen De Pinte en Nazareth (t.g.v. een rioleringsprobleem);
een kleine zone in het centrum van Eke (probleem van te kleine rioleringen dat werd opgelost door het openleggen van een ingebuisde gracht);
verschillende zones rond de Moerbeek;
verschillende zones rond de Beerhofbeek en zijbeken te Nazareth (t.g.v. de lozing van de riolering van het centrum van Nazareth, ondertussen werd reeds een collector gerealiseerd);
een zone rond de Leebeek te Nazareth.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 105 van 263
Figuur 7-16: Watertoets – overstromingsgevoelige gebieden
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 106 van 263
Waterkwaliteit Waterlopen In het plan- en studiegebied bevinden zich verschillende oppervlaktewaterkwaliteit (VMM). Deze zijn gesitueerd op Kaart 6.
meetplaatsen
voor
Een algemene beoordeling van de huidige chemische en biologische kwaliteit van het oppervlaktewater wordt gegeven door de PI (Prati-Index) en de BBI (Belgische Biotische Index).
Een belangrijke parameter voor de bespreking van de waterkwaliteit is de opgeloste zuurstof. De aanwezigheid van een voldoende hoge concentratie aan opgeloste zuurstof is van zeer groot belang voor het leven in het water en speelt een grote rol in zelfzuiverende processen van de waterloop. De Italiaanse onderzoeker Prati ontwikkelde voor verscheidene parameters een transformatieformule om een gemeten waarde om te rekenen naar een onderling vergelijkbare kwaliteitsindex. Aan de hand van deze index kan de kwaliteitsklasse bepaald worden. De Vlaamse Milieu Maatschappij (IVA VMM) gebruikt voor de beoordeling van de waterkwaliteit de Prati-index voor zuurstofverzadiging (PIO). Deze index krijgt een slechte score bij lage zuurstofspanningen, maar ook bij oververzadiging; die treedt immers op bij eutrofiëring, een verschijnsel dat de waterkwaliteit aantast.
Voor het weergeven van de biologische kwaliteit wordt gebruik gemaakt van de Belgische Biotische Index (BBI). Hier wordt een waarde toegekend, afhankelijk van het aantal macroinvertebraten.
De meest recente resultaten van het VMM-meetnet zijn opgenomen in Tabel 7-6. Tabel 7-6: waterkwaliteit van verschillende waterlopen in het studiegebied Meetpunt
Waterloop
PIO (2012)
BBI (2012)
701200
Toutefaisbeek
3,7*
/
701300
Toutefaisbeek
6,6
/
701400
Toutefaisbeek
5,6
/
703500
Oude Scheldearm
3,0**
/
704000
Oude Scheldearm
2,1**
/
172600
Bovenschelde
2,1*
/
172100
Bovenschelde
2,6
7
702650
Beerhofbeek
2,0
/
707990
Beerhofbeek
/
4**
702800
Moerbeek
3,5*
/
702700
Leebeek
3,3
/
708000
Waterloop nr. 5607
/
6**
782000
Ringvaart
3,3*
/
571300
Leie
3,1*
/
585000
Duivebeek
6,3
5*
701000
Zwarte Kobensbeek
4,2*
/
702900
Integravijver
0,7
/
702905
Integravijver
0,5*
/
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 107 van 263
Meetpunt
Waterloop
PIO (2012)
BBI (2012)
702350
Hagelandvijver
3,2**
/
* laatste meting in 2010 ** laatste meting in 2007
Uit deze resultaten blijkt dat de Toutefaisbeek, de Duivebeek en de Zwarte Kobensbeek de laatste jaren verontreinigd zijn. De Bovenschelde, Oude Scheldearm, Leie, Ringvaart, Beerhofbeek, Moerbeek en Leebeek zijn de laatste jaren licht verontreinigd. De Integravijver in Nazareth heeft een zeer goede kwaliteit, de Hagelandvijver in De Pinte is licht verontreinigd. Verder bevinden zich ook 3 MAP-meetpunten in het studiegebied:
meetpunt 207370 in de Moerbeek
meetpunt 702361 in de Duivebeek
meetpunt 588700 in de Twezebeekloop
De gemeten concentratie aan nitraat is hier de laatste jaren steeds onder de richtwaarde (5,6 mg N/l) Het gehalte aan orthofosfaat voldoet echter niet altijd aan de basiskwaliteitsnorm. Waterbodems Waterbodems worden beoordeeld op basis van 3 kwaliteitsparameters:
fysisch-chemische kwaliteit: deze parameter doet een uitspraak over de vervuiling door stoffen zoals nitraten en pesticiden
ecotoxicologische kwaliteit: gaat na wat de mogelijke effecten zijn van toxische stoffen op bepaalde organismen. Hiervoor worden in het laboratorium gekweekte organismen voor een bepaalde tijdspanne blootgesteld aan de waterbodem.
biologische kwaliteit: hiervoor wordt de waterbodem onderzocht op de aanwezigheid van benthische macro-invertebraten (macro-invertebraten die leven in of op de waterbodem)
Om een ecologisch oordeel te vellen over de kwaliteit van de waterbodem wordt de triade beoordeling gebruikt. Deze methode combineert de drie voorgaande kwaliteitsparameters. Op basis van het triade-oordeel kan een prioriteringslijst opgemaakt worden van waterbodems waar bijkomend onderzoek of ingrepen nodig zijn. Er bevinden zich een aantal meetpunten van het waterbodemmeetnet van de VMM in het studiegebied, nl.:
meetpunt 571300 op de Leie te Afsnee,
meetpunt 172100 op de Bovenschelde te Zwijnaarde,
meetpunt 702000 op de Moerbeek te Zevergem,
meetpunt 702650 op de Beerhofbeek te Nazareth,
meetpunt 572500 op de Leie te Sint-Martens-Leerne.
In onderstaande figuur wordt de prioriteringslijst weergegeven voor het ruilverkavelingsgebied. Uit de laatste meetresultaten van deze meetpunten blijkt dat op de Leie en de Moerbeek eerste prioriteit voor verder saneringsonderzoek geldt. Voor de Bovenschelde geldt tweede prioriteit voor verder saneringsonderzoek. Op de Beerhofbeek geldt derde prioriteit voor verder saneringsonderzoek.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 108 van 263
Figuur 7-17: Resultaten waterbodemmeetnet t.h.v. het studiegebied Structuurkwaliteit In de jaren ’90 werd door de universiteit Antwerpen (prof. Verheyen) een inventarisatie uitgevoerd van ecologisch waardevolle waterlopen in het Vlaams Gewest. Tijdens deze studie werd aan elke waterloop een structuurklasse toegekend. In het ruilverkavelingsgebied wordt geen enkele natuurlijke waterloop als ‘waardevol’ beschouwd. De Moerbeek, de Biestebeek en de Kokersbeek worden onder de ‘waardevolle kunstmatige waterlopen’ geklasseerd, omdat de oevers niet gefixeerd zijn, en de waterloopbreedte er uniform is. Het grootste deel van de waterlopen in het ruilverkavelingsgebied echter worden omschreven als ‘beken met een zwakke structuur’. Op basis van de structuurkenmerken en de waterkwaliteit werd in de thematische studie hydrologie aan elke geïnventariseerde waterloop een actuele ecologische kwaliteit toegekend. Deze indeling wordt voorgesteld in Figuur 7-18. Voor de aanwezigheid van biologisch waardevolle grachten en waterlopen wordt verwezen naar de discipline fauna en flora (§ 7.3.4.2).
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 109 van 263
Figuur 7-18: Actuele ecologische kwaliteit van de waterlopen in het studiegebied
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 110 van 263
7.2.5
Effectvoorspelling en –beoordeling
7.2.5.1 Grondwater Grondwaterkwantiteit Een tijdelijke bemaling tijdens de aanlegfase zou permanente effecten kunnen hebben voor andere disciplines. Indien veen aanwezig is in de bodem, kan deze ontwaterd worden, met permanente inklinking tot gevolg. Bemaling t.h.v. kwelzones kan het opkwellend grondwater onttrekken, met permanent biotoopverlies tot gevolg. Er wordt niet verwacht dat bemaling tijdens de werken nodig zal zijn, maar het kan momenteel ook nog niet uitgesloten worden. We geven hier dan ook enkel de kwetsbare locaties mee, waar permanent negatieve effecten t.g.v. een tijdelijke bemaling zouden kunnen voorkomen:
indicaties voor de aanwezigheid van veen (zie Kaart 5): o
Tussen de N60 en de Pontweg (Nazareth)
o
ten oosten van de Moeistraat te Sint-Martens-Latem
aanwezigheid van kwelgevoelige vegetatie: o
ten noorden van de oude spoorwegbedding en t.h.v. Rijvissche en in de directe omgeving van beken en waterlopen in deze omgeving;
o
in de omgeving van Hondelee;
o
tussen de Grote Steenweg en de Landuitstraat;
o
depressies van de Duive- en Rosdambeek.
Landbouwers kunnen mogelijk na de ruilverkaveling op eigen initiatief nieuwe grondwaterwinningen aanleggen. Nieuwe grondwaterwinningen kunnen, afhankelijk van de laag waarin gewonnen wordt, eveneens een impact hebben op de bodem (inklinking), kwelgevoelige vegetatie en kunnen tevens een invloed hebben op de reeds aanwezige grondwaterwinningen. Wat betreft de aanwezigheid van veen en kwelgevoelige vegetatie wordt naar bovenvermelde lijst verwezen. De reeds aanwezige grondwaterwinningen worden weergegeven in Figuur 7-15. Uit de rapporten ‘Grondwater in Vlaanderen’ blijkt dat er geen aanwijzingen zijn dat bijkomende winningen uit de freatische lagen problematisch zouden zijn wat betreft grondwaterkwantiteit. Bijkomende winningen in het Landeniaan aquifersysteem kunnen er echter voor zorgen dat de dalende trend van de grondwaterpeilen zich (versneld) voortzet. Het vergroten en egaliseren van kavels en het verbeteren van de kavelvormen kunnen een verhoogde afstroming van het oppervlaktewater tot gevolg hebben, waardoor de infiltratie van het regenwater vermindert. Door het vergroten van de kavels wordt echter ook het aantal afwateringsgrachten beperkt. Hierdoor kan het regenwater dan weer trager afgevoerd worden, voor zover de gedempte grachten niet vervangen worden door een drainagesysteem dat het regenwater naar de resterende grachten afvoert. Een éénzijdige uitspraak over dit effect is op dit moment dan ook niet mogelijk. Er wordt dan ook verwezen naar de milderende maatregelen. De aanleg van (verharde) wegen kan eveneens leiden tot een vermindering van de infiltratiecapaciteit. Er worden ca. 1,8 km nieuwe wegen voorzien het plangebied (noodzaak en exacte lengte pas gekend als de nieuwe kavelstructuren gekend zijn). Deze worden semi-verhard aangelegd en voorzien van brede bermen, waar het afstromende water wel de kans krijgt te infiltreren. Gezien de beperkte lengte en het semi-verhard karakter wordt hiervan geen significant negatief effect verwacht op de infiltratiecapaciteit. Mogelijk wordt binnen de ruilverkaveling ook ruimte voorzien voor nieuwe ventwegen langs de N60 (lengte momenteel op 2,5 km geschat). Het is aangewezen ook hier voldoende infiltratiemogelijkheden te voorzien. Binnen de ruilverkaveling wordt, gezien het reeds bestaande dichte wegennet, voornamelijk ingezet op het verbeteren van de bestaande wegen (ca. 16 km). Ook deze worden voornamelijk semi-verhard uitgevoerd (ca. 14,5 km).
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 111 van 263
Een aantal onverharde wegen zal daardoor semi-verhard worden. Ca. 1,5 km wordt aangelegd in verharding. Het betreft hier reeds verharde wegen in slechte staat, waar de verharding hersteld wordt. Waar mogelijk worden brede bermen voorzien. Ongeveer 77 m wegen wordt onverhard aangelegd. Gezien de eerder beperkte bijkomende lengte van de (semi-)verharde wegen, wordt de impact op de infiltratiecapaciteit hoogstens beperkt negatief beoordeeld. Verder worden in het totaal 19,5 km nieuwe onverharde (15,2 km) of semi-verharde (4,3 km) wandelpaden aangelegd. Tevens worden 5,5 km bestaande paden verbeterd, meestal onverhard (4,2 km), maar ook deels semi-verhard (1,3 km). Gezien de meeste paden onverhard blijven, wordt hiervan geen significant negatief effect verwacht op de infiltratiecapaciteit. Ten slotte zal ook 18,3 km extra fietspaden worden aangelegd. Hiervan wordt 15,9 km aangelegd in verharding en 2,4 km in semi-verharding. Ook wordt 240 m semi-verhard fietspad hersteld. Het effect van de bijkomende verharding door fietspaden wordt matig negatief beoordeeld. Ten slotte worden ook 4 parkings aangelegd (Stadsbos Deinze, Hospicebossen, Grenadierslaan Eke). Deze worden aangelegd in steenslag of een ander waterdoorlatend materiaal, waardoor hier een beperkt negatieve impact op de infiltratiecapaciteit verwacht wordt. Ook de werken aan de waterlopen hebben een invloed op de grondwaterkwantiteit. De aanleg van natuurtechnische profielen langs delen van de Kokersbeek, Moerbeek, Zwarte Kobbensbeek, Beerhofbeek en Biezenlos (in totaal 14,9 km) zal zorgen voor een verbeterde infiltratie naar het grondwater. Ook de bijkomende berging van oppervlaktewater in de zone voor waterberging in De Pinte kan zorgen voor een verhoogde infiltratie naar het grondwater. Ten slotte wordt ook 15,7 ha bufferstrook langs de geklasseerde waterlopen worden voorzien, dewelke ingezaaid worden met gras. Ook dit bevordert de infiltratie naar het grondwater. Het aanleggen van een nieuwe waterloop en eventuele werken aan geklasseerde waterlopen zoals ruimen, aanpassen van duikers, e.d. zullen in principe leiden tot een versnelde afvoer, wat de infiltratie niet bevordert. Een significant negatieve impact wordt hiervan echter niet verwacht. Ten slotte kan ook het wijzigen van de vegetatie een invloed hebben op de grondwaterkwantiteit t.g.v. een vertraagde afvoer. In het ruilverkavelingsplan is voorzien om ca. 58 ha te bebossen, nl. 18 ha i.k.v. het Stadsbos Deinze, 24 ha i.k.v. de Hospicebossen, 8 ha bufferbossen langs de E17 en 8 ha binnen de ruilverkaveling. Tevens wordt voorzien in ongeveer 80 km aanleg van nieuwe houtkanten en bomenrijen. Deze maatregelen worden voor de infiltratie naar het grondwater als sterk positief beoordeeld. Grondwaterkwaliteit Bij het uitvoeren van bemalingen i.k.v. de werken zouden bestaande grondwaterverontreinigingen kunnen verspreiden en als zodanig een permanent effect hebben op de grondwaterkwaliteit. Het wordt niet verwacht dat bemaling noodzakelijk zal zijn, maar dit kan momenteel nog niet uitgesloten worden. Er wordt i.k.v. dit plan-MER dan ook verwezen naar de mogelijke locaties met grondwaterverontreinigingen, met name de locaties waar reeds een bodemonderzoek werd uitgevoerd (zie Kaart 5). Tijdens de exploitatiefase kan ook de grondwaterkwaliteit wijzigen t.g.v. een veranderd bodemgebruik en dit t.g.v. een wijziging in het bemestingsregime. Het toekomstig bodemgebruik is momenteel echter niet gekend. Er kan dus nog geen éénduidige uitspraak gedaan worden over verbetering of verslechtering van de grondwaterkwaliteit m.b.t. de uitspoeling van nutriënten. Zoals reeds eerder gemeld wordt het bemestingsgedrag van de individuele landbouwer beïnvloed door factoren die geen deel uitmaken van de ingrepen van de ruilverkaveling, maar zijn de landbouwers wel verplicht de van toepassing zijnde regelgeving te volgen, welke gericht is op het vermijden van verontreiniging van het grondwater.
7.2.5.2 Oppervlaktewater Oppervlaktewaterkwantiteit Door het vergroten en egaliseren van de kavels en het verbeteren van de kavelvormen kan het regenwater versneld afgevoerd worden naar de waterlopen, met hogere piekdebieten tot gevolg.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 112 van 263
Door het vergroten van de kavels zal echter ook het aantal afwateringsgrachten beperkt worden, waardoor het regenwater trager kan afgevoerd worden, voor zover de gedempte grachten niet vervangen worden door een drainagesysteem dat het regenwater naar de resterende grachten afvoert. De exacte lengte van de grachten zal pas gekend zijn na uittekening van de herverkaveling), maar zal in ieder geval verminderen t.o.v. de huidige situatie. Een éénzijdige uitspraak over het effect van de herverkaveling is op dit moment dan ook niet mogelijk. Er wordt dan ook verwezen naar de milderende maatregelen. De herverkaveling zou eveneens een impact kunnen hebben op aanwezige veedrinkpoelen. De veedrinkpoelen die waterhoudend zijn in de zomer zijn meegenomen in de inventarisatie door de VLM en worden op het ruilverkavelingsplan aangeduid als te behouden. Er worden dan ook geen significante effecten op de poelen verwacht. Binnen de maatregelen tot landinrichting worden mogelijk een aantal nieuwe poelen aangelegd: ten zuiden van de Putstraat, aan de Westerplas en aan de Grote Steenweg in Zevergem. Deze poelen worden aangelegd i.f.v. natuur. Hierdoor zullen een aantal nieuwe oppervlaktewaterlichamen ontstaan, maar dit heeft an sich geen invloed op de oppervlaktewaterkwantiteit. De vijvers in het studiegebied zijn niet gelegen in het plangebied, waardoor hierop geen significant effect verwacht wordt t.g.v. de ruilverkaveling. Het bijkomend verharden van wegen en paden zal eveneens leiden tot een versnelde afvoer van het regenwater naar de waterlopen. Deze versnelde afvoer langsheen de verharde wegen zal echter deels teniet worden gedaan door de aanleg van brede bermen langsheen deze wegen. De voornaamste negatieve impact wordt dan ook verwacht van 15,9 km bijkomend verhard fietspad en de aanleg van nieuwe ventwegen langs de N60 (ca. 2,5 km). Van de aangelegde wegen en parkings in semi-verhard materiaal wordt hoogstens een beperkt negatieve impact verwacht m.b.t. versnelde afvoer van hemelwater. Verder zullen ook de werken aan waterlopen een impact hebben op de afvoer van hemelwater. Zo zorgen de natuurtechnische inrichting van waterlopen (14,9 km) en de aanleg van bufferstroken (15,7 ha) voor een vertraagde afvoer. Overige werken zoals het ruimen van waterlopen en het aanpassen van duikers zullen dan weer (lokaal) voor een versnelde afvoer zorgen. Ook de aanleg van een nieuwe waterloop zorgt lokaal voor een versnelde afvoer. Deze wordt voorzien in functie van een betere afwatering van de Oude Heerweg. De detailuitwerking en exacte locatie hangt echter af van de herverkaveling. Door het inrichten van een zone voor waterberging langs de Duivebeek (De Pinte) draagt de ruilverkaveling bij tot het verbeteren van de wateroverlastproblematiek in de zones rond de Rosdambeek/Duivebeek. Exacte dimensioneringen zijn hier nog niet gekend, zodat het effect nog niet kwantitatief kan begroot worden. In ieder geval zal het effect positief zijn voor wat de discipline water betreft, maar deze waterbergingszone alleen zal de wateroverlastproblematiek niet volledig oplossen. Ook het ruimen en herprofileren van de Beerhofbeek zal een positieve invloed hebben op de wateroverlastproblematiek in deze zone. Uit een oppervlaktewaterkwantiteitsmodellering van het stroomgebied van Leebeek tot Ringvaart in opdracht van de Provincie Oost-Vlaanderen blijkt dat het ruimen van de Beerhofbeek leidt tot een toename van de afvoercapaciteit van gemiddeld 83 % op het opwaartse deel (opwaarts de Leegzakstraat) en van ca. 50 % op het afwaartse deel. De ruiming leidt tot een gemiddelde verlaging van het waterpeil van ca. 0,6 m (100-jaarlijkse storm) en 0,48 m (10-jaarlijkse storm) op het opwaartse deel en 0,23 m (100-jaarlijkse storm) en 0,25 m (10-jaarlijkse storm) op het afwaartse deel. Dit wordt vanuit de discipline water als sterk positief beoordeeld. Ten slotte kan ook het wijzigen van de vegetatie een invloed hebben op de oppervlaktewaterkwantiteit t.g.v. een vertraagde afvoer. In het ruilverkavelingsplan is voorzien om ca. 58 ha te bebossen en worden ongeveer 80 km nieuwe houtkanten en bomenrijen aangelegd. Deze maatregelen worden eveneens positief beoordeeld voor wat betreft de oppervlaktewaterkwantiteit.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 113 van 263
Oppervlaktewaterkwaliteit Een grotere afvoer t.g.v. het vergroten en egaliseren van de kavels en aanpassen van de kavelvormen zal leiden tot meer afspoeling van nutriënten naar de waterlopen. De meststoffen kunnen echter ook meer verdund in de waterlopen terechtkomen, waardoor de nutriëntenconcentratie in de waterlopen zal dalen. Nutriënten en pesticiden worden in hoofdzaak door 2 processen naar het oppervlaktewater afgevoerd, nl. door oppervlakkige afspoeling en door uitspoeling naar het ondiepe grondwater. Bufferstroken kunnen de nutriënten en pesticiden gedeeltelijk opvangen zodat ze niet in het oppervlaktewater terechtkomen. Gezien de ligging in beperkt erosiegevoelig gebied wordt de aanleg van in het totaal 15,7 ha bufferstroken op de oppervlaktewaterkwaliteit matig positief beoordeeld. Ook de natuurtechnische inrichting van waterlopen verhoogt het zelfreinigend vermogen van de waterloop, waardoor een positief effect op de waterkwaliteit kan verwacht worden. Door het ruimen van waterlopen zal eveneens de waterkwaliteit verbeteren. Een goede waterkwaliteit kan immers enkel bekomen worden wanneer zowel de water- als de waterbodemkwaliteit goed zijn. Verontreinigingen die momenteel vastzitten in de waterbodem kunnen immers bij een verbetering van de waterkwaliteit in oplossing gaan, waardoor uiteindelijk nog steeds geen verbetering van de waterkwaliteit in de waterloop wordt bekomen. De aanleg van recreatieve paden langs waterlopen kan leiden tot zwerfvuil in de waterlopen, welk een negatieve invloed heeft op de waterkwaliteit. Het effect zal eerder beperkt negatief zijn. Ten slotte kan de ruilverkaveling op melkveebedrijven IBA’s aanleggen om het bedrijfsafvalwater reinigen. Dit kan eveneens een positief effect hebben op de waterkwaliteit. Het is op dit moment nog niet gekend waar eventuele IBA’s zullen worden aangelegd. Structuurkwaliteit T.g.v. de ruilverkaveling zullen verschillende waterlopen aangepast worden, wat zijn gevolgen heeft voor de structuurkwaliteit. Het aanleggen van een nieuwe waterloop, het verleggen van waterlopen en het aanleggen en dempen van grachten kunnen een negatief effect hebben op de structuurkwaliteit. Er kunnen negatieve effecten optreden t.h.v. de niet-geklasseerde waterloop tussen de Spletestraat en de Kijkuitstraat t.g.v. de aantakking van een nieuwe waterloop en op de Twezenbeekloop t.g.v. het beperkt verleggen van deze waterloop. Gezien de beperkte omvang van deze ingrepen wordt het effect als beperkt negatief beoordeeld. Het is momenteel nog niet gekend welke grachten zullen gedempt worden en/of waar nieuwe grachten zullen worden gegraven die eventueel aansluiten op bestaande waardevolle waterlopen of grachten, waardoor de effecten op de structuurkwaliteit hiervan op planniveau nog niet kunnen beoordeeld worden. Het ruimen van waterlopen en het aanleggen van een natuurtechnisch profiel hebben een positief effect. Ook het aanleggen van bufferstroken langs waterlopen heeft een positief effect op de structuur. De oevervegetatie zal met haar wortels meer stabiliteit bieden aan de oever en de natuurlijke veranderingen in de bedding van de waterloop kunnen binnen de bufferzone worden getolereerd. Binnen het ruilverkavelingsplan worden 14,9 km waterlopen natuurtechnisch ingericht en 29 km waterlopen voorzien van bufferstroken, wat sterk positief wordt beoordeeld. Deze effecten worden verwacht op de Scheidbeek (Grietgracht), Kokersbeek, Zwarte Kobensbeek, Blijpoelbeek, Toutefaisbeek, Moerbeek, Duivebeek, Winkelbeek, Twezenbeekloop, Biezenbeek, Biezenlos, Rosdambeek, Leebeek en Beerhofbeek (zie Kaart 7). Het aanleggen van een pad op deze bufferstroken kan er dan weer toe leiden dat de oevers aangetast worden door de recreanten. Dit is het geval langs de Kokersbeek, Zwarte Kobensbeek, Moerbeek, Duivebeek, Rosdambeek, Leebeek en Beerhofbeek. Dit negatief effect is echter beperkt.
7.2.6
Alternatieven
7.2.6.1 Zoekzone Hospicebossen Vanuit de discipline water is er geen voorkeur voor of uitsluiting van specifieke percelen waarop de bebossing kan gebeuren.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 114 van 263
7.2.6.2 Wandelpad Parijsestraat en Kijkuitstraat De aanleg van het wandelpad in de bufferstroken langs de waterlopen heeft geen andere impact op grond- en oppervlaktewaterkwantiteit, gezien het ook in dit geval een onverhard pad zal zijn. Door de aanleg van een pad in de bufferstrook kan er een beperkt negatieve impact zijn m.b.t. oppervlaktewaterkwaliteit t.g.v. een groter risico op zwerfvuil in de waterlopen. Ook kunnen de oevers aangetast worden door recreanten wat een beperkt negatief effect op de structuurkwaliteit met zich mee kan brengen. Anderzijds worden momenteel nog geen bufferstroken voorzien langs alle betrokken waterlopen (Twezenbeekloop en waterlopen zonder naam), waardoor de aanleg van het pad langs de waterlopen extra bufferstroken met zich kan brengen wat positief beoordeeld wordt. Vanuit de discipline water gaat er dan ook geen specifieke voorkeur uit naar 1 van beide locaties van het wandelpad.
7.2.6.3 Bufferbekken Scheidbeek Door de aanleg van het bufferbekken langs de Scheidbeek (Grietgracht) zal een buffering voorzien worden voor de afvoer van het hemelwater van het project Soenenspark te Sint-Denijs-Westrem. Volgens het huidige beschikbare ontwerp werd dit bufferbekken gedimensioneerd op 17 ha aangesloten verharde oppervlakte en 13,4 ha onverharde oppervlakte onderweg en heeft het een buffervolume van 6.000 m³ Het bufferbekken is ruim voldoende gedimensioneerd voor stormen die eens op 20 jaar voorkomen (T20). Het bufferbekken dient ervoor te zorgen dat de hemelwaterafvoer t.g.v. het project Soenenspark naar de Scheidbeek en bij uitbreiding ook de Ringvaart niet significant verhoogt en er geen bijkomende wateroverlast problemen bestaan. T.o.v. de huidige situatie wordt het effect op waterkwantiteit dan ook eerder neutraal beoordeeld. O.b.v. de watertoetskaarten is het bufferbekken niet gelegen t.h.v. infiltratiegevoelig gebied, waardoor geen significant effect op de grondwaterkwaniteit wordt verwacht.
7.2.7
Milderende maatregelen Aandacht besteden aan de aanwezigheid van veen, kwelgevoelige grondwaterwinningen bij tijdelijke en permanente bemaling/grondwaterwinning.
vegetatie
en
Bijkomende grondwaterwinningen in het Landeniaan Aquifersysteem niet toestaan. Aandacht besteden aan de mogelijkheden voor infiltratie van afstromend hemelwater naar het grondwater bij uitwerking van de detailafwatering voor de herverkaveling. De algemene principes van integraal waterbeleid dienen toegepast te worden, m.n. 1.
hergebruik van hemelwater
2.
infiltratie van hemelwater
3.
bufferen en vertraagd afvoeren
4.
lozing
In het bijzonder dienen deze principes gerespecteerd te worden bij de herverkaveling, zodat deze geen verhoogde waterafvoer met zich meebrengt, gezien de reeds aanwezige overstromingsproblematiek in het studiegebied. In het bijzonder geldt dat er geen verhoogde waterafvoer mag zijn voor (zie ook Figuur 7-16):
De zone van de Scheldemeersen ten zuidoosten van Zwijnaarde en De Pinte,
de zone rond de Scheidbeek,
de zone rond de Hooglatembeek, Rosdambeek en Duivebeek,
verschillende zones rond de Moerbeek,
verschillende zones rond de Beerhofbeek,
zone rond de Leebeek.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 115 van 263
Er dient bij het uitwerken van de detailafwatering voor de herverkaveling m.n. ingezet te worden op het zo veel mogelijk infiltreren van hemelwater op de landbouwpercelen. Bijkomend kunnen ook bufferstroken voorzien worden langs grachten dewelke infiltratie bevorderen voor het afstromend hemelwater in de grachten terechtkomt. Wat betreft de overige maatregelen van de ruilverkaveling wordt voornamelijk verwezen naar het voorzien van voldoende infiltratiemogelijkheden voor afstromend hemelwater aan de nieuwe ventwegen langs de N60 en t.h.v. de nieuwe verharde fietspaden. Teneinde te vermijden dat de aangelegde bufferstroken na verloop van tijd zouden worden omgeploegd, kunnen bij uitvoering van de ruilverkavelingswerken volgende maatregelen worden genomen:
7.2.8
plaatsen van akkerpalen,
opname van de bufferstroken in een beheerplan of
overeenkomsten afsluiten met landbouwers via een agro-beheergroep
Leemten in de kennis Er is een aantal elementen die ervoor zorgen dat sommige effecten in deze fase onvolledig of niet konden begroot en/of beoordeeld worden. In het bijzonder geldt dat van verschillende maatregelen (zoals b.v. kavelwerken) de precieze uitvoering en/of locatie nog niet gekend is. Tevens wordt ruimte gelaten om sommige maatregelen bijkomend of op andere plaatsen uit te voeren dan aangegeven op het ruilverkavelingsplan. De effecten van de werken zullen een impact hebben op waterkwaliteit en waterkwantiteit in het plangebied. Bufferstroken zullen de afspoeling van verontreinigende stoffen in een bepaalde mate tegenhouden, aanleg van IBA’s zal eveneens de waterkwaliteit verbeteren. De invloed van een verandering in het bemestingsregime blijkt nog niet éénduidig uit dit plan. Tevens zullen verschillende maatregelen genomen worden die een oplossing moeten bieden voor de wateroverlast in het gebied. De maatregelen m.b.t. wateroverlast zijn momenteel nog niet (allemaal) begroot. Ook verandering van teelten kan leiden tot een verandering in de irrigatiewatervraag. Over de aard en de snelheid van de wijziging van de waterkwaliteit in het gebied, kan pas een uitspraak gedaan worden na uitvoering van de werken en regelmatige monstername. Effecten op de wateroverlastproblematieken zullen duidelijker worden na een (beperkte) hydrologische modellering van het gebied in het kader van het ontwerp van de verschillende maatregelen.
7.2.9
Conclusie Wat betreft grondwaterkwantiteit wordt de aandacht gevestigd op de aanwezigheid van veen en kwelgevoelige vegetatie dewelke mogelijk een negatieve impact kunnen ondervinden van eventuele tijdelijke bemalingen en nieuwe grondwaterwinningen. Ook kunnen eventuele nieuwe grondwaterwinningen een impact hebben op reeds bestaande grondwaterwinningen. Er zijn geen aanwijzingen dat bijkomende grondwaterwinningen in de freatische lagen problematisch zouden zijn, bijkomende grondwaterwinningen in het Landeniaan aquifersysteem kunnen echter bijdragen aan de (reeds bestaande) dalende trend van het waterpeil in dit systeem. Bijkomende winningen in het Landeniaan aquifersysteem zijn dan ook te vermijden. De herverkaveling is momenteel nog niet gekend, waardoor er geen éénduidige uitspraak kan gedaan worden over de impact op grondwaterkwantiteit. Bij het uitwerken van de detailafwatering voor de herverkaveling dienen de basisprincipes voor integraal waterbeheer gerespecteerd te worden en dient er in het bijzonder aandacht te worden besteed aan infiltratiemogelijkheden. Wat de aanleg van bijkomende verharde paden/wegen betreft, kunnen voornamelijk negatieve effecten verwacht worden van bijkomend verhard fietspad en nieuwe ventwegen langs de N60. Langs deze infrastructuren dienen dan ook voldoende infiltratiemogelijkheden voor afstromend hemelwater te worden voorzien. Ten slotte worden nog positieve effecten verwacht van de aanleg van natuurtechnische profielen en buffers
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 116 van 263
langs de waterlopen, bebossing en de aanleg van nieuwe houtkanten en bomenrijen op de grondwaterkwantiteit. Inzake grondwaterkwaliteit wordt de aandacht gevestigd op de mogelijke aanwezigheid van grondwaterverontreinigingen t.h.v. de percelen waarop reeds een bodemonderzoek gebeurde. Over de impact van het gewijzigde bodemgebruik op de grondwaterkwaliteit kan nog geen éénduidige uitspraak gedaan worden. In ieder geval dient de van toepassing zijnde regelgeving gevolgd te worden, net zoals in de huidige toestand. Verschillende ingrepen zullen een impact hebben op de oppervlaktewaterkwantiteit t.g.v. een wijziging van de afvoer van hemelwater. De herverkaveling is momenteel nog niet gekend, waardoor er geen éénduidige uitspraak kan gedaan worden over de impact op de oppervlaktewaterkwantiteit.. Zoals hierboven reeds gesteld, dient alleszins rekening te worden gehouden met de principes van integraal waterbeheer. Er worden geen significante effecten op poelen verwacht, gezien de veedrinkpoelen die waterhoudend zijn in de zomer worden behouden. Door de aanleg van nieuwe poelen binnen de maatregelen tot landinrichting zullen een aantal nieuwe oppervlaktewaterlichamen ontstaan, maar dit heeft an sich geen invloed op de oppervlaktewaterkwantiteit.. Van de bijkomende verharde paden/wegen wordt voornamelijk een negatieve impact verwacht van de bijkomende verharde fietspaden en de ventwegen langs de N60, waarvoor hierboven reeds een maatregel werd voorgesteld. De werken aan waterlopen zullen voor een versnelde (ruimen, aanleg nieuwe waterloop) of vertraagde (natuurtechnische inrichting, bufferstroken) afvoer zorgen. Teneinde te vermijden dat de bufferstroken na verloop van tijd worden omgeploegd, kunnen akkerpalen worden geplaatst of kunnen ze worden opgenomen in een beheerplan of een overeenkomst met de landbouwer via een agro-beheergroep. De inrichting van de zone voor waterberging (Duivenbeek) en het ruimen van de Beerhofbeek zullen een positief effect hebben op de lokale wateroverlastproblematiek, hoewel de problematiek niet volledig wordt opgelost. Ook de bebossing en de aanleg van nieuwe houtkanten en bomenrijen wordt positief beoordeeld voor wat betreft oppervlaktewaterkwantiteit. De aanleg van het bufferbekken op de Scheidbeek wordt voor wat betreft de effecten op de oppervlaktewaterkwantiteit als neutraal beoordeeld. Inzake oppervlaktewaterkwaliteit worden voornamelijk positieve effecten van de ruilverkaveling verwacht, m.n. door de aanleg van bufferstroken langs de waterlopen, het ruimen van waterlopen en de mogelijke aanleg van IBA’s. De aanwezigheid van recreatieve paden op de bufferstroken kan een beperkt negatieve impact hebben op de waterkwaliteit t.g.v. eventueel zwerfvuil dat in de waterlopen terechtkomt. Ook op de structuurkwaliteit van de waterlopen kunnen voornamelijk positieve effecten verwacht worden van de ruilverkaveling en dit t.g.v. de aanleg van natuurtechnische profielen en bufferstroken. Beperkt negatieve impacten kunnen verwacht worden t.h.v. de niet-geklasseerde waterloop tussen de Spletestraat en de Kijkuitstraat t.g.v. de aantakking van een nieuwe waterloop en op de Twezenbeekloop t.g.v. het beperkt verleggen van deze waterloop. De impact op de structuurkwaliteit van de aanwezige grachten in het ruilverkavelingsgebied kan op planniveau nog niet beoordeeld worden, gezien nog niet duidelijk is welke grachten zullen worden gedempt en waar eventueel nieuwe grachten zullen worden gegraven. Vanuit de discipline water is er geen voorkeur voor of uitsluiting van specifieke percelen waarop de bebossing kan gebeuren en geen voorkeur voor één van de locaties van het wandelpad tussen de Parijsestraat en Kijkuitstraat.. RUP Stadsbos Deinze Binnen dit RUP worden een aantal nieuwe paden voorzien die semi-verhard worden uitgevoerd. Gezien de beperkte lengte wordt hiervan geen significant effect verwacht op de infiltratiecapaciteit. Van de 2 parkings die semi-verhard worden aangelegd wordt een beperkt negatieve impact verwacht op de infiltratiecapaciteit. De bebossing en de aanleg van nieuwe bomenrijen en houtkanten heeft een sterk positief effect op grond- en oppervlaktewaterkwantiteit, gezien de wijziging in vegetatie zal leiden tot vertraagde afvoer van hemelwater. De aanleg van een wandelpad
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 117 van 263
langs (een deel van) de Petegemsebeek kan een beperkt negatief effect hebben op de waterkwaliteit (mogelijk zwerfvuil) en structuurkwaliteit (aantasting oever door recreanten). RUP Hospicebossen De bebossing binnen het RUP Hospicebossen zal een sterk positieve impact hebben op grond- en oppervlaktekwantiteit, gezien de wijziging in vegetatie zal leiden tot een vertraagde afvoer van hemelwater. Van de aanleg van een semi-verharde parking kan een beperkt negatieve impact op de infiltratiecapaciteit verwacht worden. Voor het overige worden van dit RUP geen effecten voor de discipline water verwacht.
7.3
Fauna en Flora
7.3.1
Afbakening van het studiegebied Het studiegebied voor de discipline fauna en flora valt samen met het algemeen studiegebied: het plangebied zelf en een zone van ca. 200 m daarrond. Een verruiming van het studiegebied is mogelijk in functie van mogelijke ecologische relaties of barrières van het plangebied met andere gebieden (meerdere kilometers), rustverstoring (enkele honderden meter), wijzigingen in oppervlaktewaterkwaliteit en –kwantiteit (zie §7.2.1).
7.3.2
Juridische en beleidsmatige context De algemene principes zoals de zorgplicht (natuurbehoudsdecreet art.14), het voorkomingsprincipe en het ecologisch compensatiebeginsel zijn van belang, evenals de principes m.b.t. de bescherming van habitats en kleine landschapselementen (o.a. bescherming van historisch permanent grasland en van moerassen). Indien bos zou worden gerooid is het Bosdecreet van toepassing. Verder moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van speciale beschermingszones (habitat- of vogelrichtlijngebieden), VEN-gebieden en/of natuur- of bosreservaten.
7.3.3
Methodologie
7.3.3.1 Methodiek beschrijving van de referentiesituatie Voor de beschrijving van de huidige situatie zal beroep gedaan worden op de inventarisatiegegevens en het kaartmateriaal verzameld in het kader van de eerste fase van de planvorming onder meer t.b.v. het opstellen van de ecotopenbalans. Een beperkte terreinverkenning zal toelaten om eventuele wijzigingen in het biotisch milieu sinds de eerste fase na te gaan. Dit betekent dat de bestaande ecologische inventarisatie wordt getoetst en niet opnieuw wordt uitgevoerd. De landschapsecologische evaluatie gebeurt door de integratie van vier criteria. De criteria die binnen deze studie gehanteerd worden, zijn – zoals bij de BWK, versie 2.2 – zeldzaamheid, natuurlijkheid, (bio)diversiteit, en biologische potenties. Door deze criteria op een correcte en logische wijze naast mekaar te plaatsen, kan men tot vijf (zes) verschillende waarderingsklassen komen (biologisch minder waardevol, minder waardevol met (zeer) waardevolle elementen, waardevol, waardevol met zeer waardevolle elementen, en zeer waardevol. De bestaande toestand op het vlak van aanwezige (avi)fauna, biotopen, versnipperingen, het voorkomen van barrières, rustverstoring, gevoelige zones (o.b.v. kwetsbaarheidskaarten) voor vernatting, verdroging, vermesting en/of eutrofiëring wordt beoordeeld.
7.3.3.2 Methodiek effectvoorspelling en -beoordeling Na onderzoek en beschrijving van de huidige natuurwaarden (actualisering BWK en typologie ecologisch waardevolle waterlopen), worden gebieden afgebakend met mogelijke kwetsbaarheden naar de te verwachten effectgroepen. Bij de afweging van de effecten worden dan de vijf onderstaande criteria gebruikt:
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 118 van 263
1) Biologische basiskwaliteit: hiermee wordt het effect op de aanwezige natuurwaarden beoordeeld (zowel verbetering als verslechtering) bij het doorvoeren van de werken. Criteria zijn zeldzaamheid, vervangbaarheid en kwetsbaarheid. Dit betreft effecten van o.a. verhoging van dynamiek, verstoring, verdroging, vernatting op volledige ecotopen (met inbegrip van aanwezige fauna-elementen). Hierbij wordt rekening gehouden met de vegetatie die typisch is voor het gebied, en speciale aandacht gaat uit naar de (relatief zeldzame) vegetatietypes. 2) Biologische representativiteit: beoordeeld wordt hoe het plangebied en haar natuurlijke patronen zich verhouden tot de natuurlijke opbouw van gelijkaardige landschappen in het gebied. Bij representativiteit horen ook begrippen als zeldzaamheid, kwetsbaarheid en vervangbaarheid van plant en biotoop. 3) Biologische potenties: hiermee wordt geëvalueerd in welke mate de werken de potenties van het plangebied benutten en in welke mate de te ondernemen acties inspelen op de aanwezige potenties. 4) Biologische infrastructuur: beoordeeld wordt welke ingrepen opbouwend of afbrekend werken op de onmisbare lijnen en punten in het landschap die mee de ecologische structuur van het landschap bepalen. Ook de mate waarin de migratiemogelijkheden van de aanwezige soorten bevorderd dan wel gehinderd worden, wordt beoordeeld. 5) Biologische ruimtebeslag: geëvalueerd wordt in welke mate de geplande ingrepen bijdragen tot de omvang van het natuurlijk milieu. Hierbij wordt een overzicht gegeven van de oppervlakten en lengte-eenheden van een bepaalde vegetatie die al dan niet rechtstreeks kan verdwijnen of (her)ontwikkelen. Vertrekkende van de ingrepen die bij het plan komen kijken en de milieueffecten inzake bodem en water, worden de belangrijkste impacten op de ecologisch waardevolle gebieden beschreven en geëvalueerd.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 119 van 263
Tabel 7-7: Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline fauna en flora Effecten
Criterium
Methodiek
Significantiekader
Oppervlakte waardevol gebied (voor fauna en/of flora) dat zal verdwijnen of gecreëerd worden
GIS-analyse, terreinbezoek oppervlakte waardevolle biotooptypes die rechtstreeks dreigen aangetast te worden tengevolge van of gecreëerd worden door de ontwikkeling van het plangebied.
Effecten kunnen significant zijn wanneer biotopen verloren gaan of gecreëerd worden.
Lokalisatie zones die gevoelig zijn voor versnippering en barrière-effecten.
Bespreking o.b.v kwetsbaarheidsbenadering en expert judgement mer-deskundige.
Effecten kunnen significant zijn wanneer de versnippering/ ontsnippering de verspreiding van soorten beïnvloed.
Kwetsbare soorten / Oppervlakte kwetsbaar gebied dat beïnvloed kan worden door rustverstoring
Globale inschatting (eerder een kwalitatieve kwetsbaarheidsbenadering)
Vernatting/ verdroging
Lokalisatie zones gevoelig voor vernatting/verdroging die beïnvloed wordt
Bespreking o.b.v. indicaties op kwetsbaarheidskaarten, veranderde infiltratie en expert-judgement
Kwalitatieve bespreking, effecten kunnen significant zijn wanneer de rustverstoring ervoor zorgt dat de populatie achteruitgaat. Effecten kunnen significant zijn wanneer vernatting/verdroging leidt tot aantasting van de vegetatie en/of de populatie van bepaalde diersoorten beïnvloed.
Vermesting en eutrofiëring
Lokalisatie zones gevoelig voor vermesting en aanrijking ten gevolge van bodemverstoring
Inschatting o.b.v. huidige natuurwaarden
Effecten kunnen significant zijn wanneer eutrofiëring kwetsbare flora of fauna beïnvloedt.
Impact op de aanwezige (avi)fauna
Impact inkrimping/ uitbreiding migratie-, foerageer- en broedgebieden
Kwalitatieve bespreking tijdens de exploitatiefase
Effecten kunnen significant zijn indien het plan een zodanige invloed heeft op de inkrimping/uitbreiding van de migratie-, foerageer- en/of broedgebieden dat dit een effect heeft op de voorkomensaantallen van een soort.
Rechtstreekse effecten Biotoopverlies/-winst
Versnippering/ontsnippering en barrièreeffecten Verstoringsaspecten Rustverstoring
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 120 van 263
In het milieueffectenrapport wordt tevens de beoordeling opgenomen over het al dan niet voldoen aan de zorgplicht, het voorkomingsprincipe en het ecologisch compensatiebeginsel, zoals opgelegd door het decreet van 21 oktober 1997 betreffende natuurbehoud en het natuurlijk milieu, gewijzigd op 9 juli 2002. Dit zal gebeuren o.b.v. de ecotopenbalans aangeleverd door de VLM. In principe gebeurt de beoordeling van de discipline Flora en Fauna ten opzichte van de referentiesituatie; dit is de natuursituatie zoals die is vastgelegd gedurende de detailinventarisatie tijdens het ‘Onderzoek naar het nut’ (uitgevoerd in 2008-2009 en in 2012 voor het gebied ‘Oudmeers’). Bij de beoordeling van de effecten op planniveau wordt ook een korte afweging gemaakt van de effecten van het plan in vergelijking met de autonome ontwikkeling en het natuurontwikkelingscenario; ook dit gebeurt ten opzichte van genoemde referentiesituatie. Daar ten gevolge de ruilverkaveling een beïnvloeding op het GEN-gebied “Vallei van de Bovenschelde Noord” nu niet uit te sluiten is, zal het MER de elementen dienen aan te reiken die het de overheid mogelijk maakt om een (verscherpte) Natuurtoets uit te voeren.
7.3.4
Referentiesituatie
7.3.4.1 Ecologische situering van het studiegebied en de ruimere omgeving Onderstaande beschrijving werd in hoofdzaak overgenomen uit de Thematische studie Ecologie van de VLM. De terreininventarisaties in deze studie werden uitgevoerd in 2008 -2009, met uitzondering van het gebied Oudmeers waar de inventarisatie in 2002 gebeurde. De inventarisatie vanuit de VLM is bijgevolg met maximaal 1 jaar verschil gebeurd in vergelijking met de actualisatie van de BWK vanuit de stad Gent. Hierdoor worden geen grote verschillen tussen beide inventarisaties verwacht. Er wordt gekozen om de beschrijving van de bestaande toestand in hoofdzaak te baseren op de Thematische studie Ecologie van de VLM.
Het ruilverkavelingsgebied zelf omvat het dekzandgebied tussen de twee valleien met de historisch gesloten depressies in het noorden en een randzone van de vallei van de Bovenschelde tussen Zwijnaarde en Eke. De ecologisch interessante gebieden in de omgeving zijn de volledige Scheldevallei, de Leievallei met ten noorden ervan ecologisch zeer waardevolle bossen zoals het kasteelpark van Ooidonk. Zandig interfluvium tussen Leie en Schelde (het voormalig Scheldeveld) Het interfluvium is een overwegend vlak en zandig gebied tussen Leie en Schelde stroomopwaarts van Gent aansluitend bij de Scheldevallei. Het dekzandgebied heeft oorspronkelijk vegetatie van voedselarme, zure zandgronden met name heidevegetaties en heischrale vegetaties. Maar door de intensivering van de landbouw is deze typische vegetatie vooral teruggedrongen naar perceelsranden en wegbermen. Heischrale vegetaties vinden we nog terug aan het militair domein van de Hospice bossen. Het gebied kan gekarakteriseerd worden als een akkerland/weilandcomplex waarvan het eertijds gesloten karakter sterk werd geopend. Toch komen er plaatselijk nog restanten voor van het met houtkanten en knotbomenrijen gesloten landschap. Structuurbepalende boscomplexen zijn de Hospicebossen en de kasteelparken van De Pinte en Zevergem. Ook komen er talrijke dreven voor. Weidse gezichten ontbreken door de sterke compartimentering door bebouwing en hun begeleidende begroeiing. Het gebied is sterk verstedelijkt door bebouwing, infrastructuren en industrie en daardoor sterk versnipperd. In een aantal gebiedsdelen vormt de grondgebonden landbouw nog ruimtelijk-functioneel samenhangende gebieden. Het interfluvium omvat naast een kerngebied ook de oudere bulkengebieden ten oosten van de Leie. In de historisch gesloten depressies komen stukken voor met dotterbloemgraslanden, moeraskalk en indicaties voor kweltoestanden. We onderscheiden volgende elementen:
Akker/weilandcomplex De graslanden komen verspreid in het gebied voor en zijn meestal gebonden aan de landbouwbedrijven. Deze hebben vaak een tijdelijk karakter en worden regelmatig gescheurd, heringezaaid of omgezet naar akker.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 121 van 263
Soortenrijke(re) graslanden worden enkel op de natte(re) gronden in de depressies van de Scheidbeek, de Hooglatem- en de Nazarethbeek aangetroffen. Veelal gaat het om gebieden met vochtige weiden of hooilanden die vanwege hun nat karakter moeilijker bewerkbaar zijn en daardoor slechts extensief worden gebruikt.
Lineaire opgaande landschapselementen De lijnvormige landschapselementen zoals knotbomen en houtkanten, hebben een belangrijke ecologische functie (refugium voor heel wat fauna). o
o o o
Knotbomen en houtkanten: houtkanten en knotbomenrijen staan hoofdzakelijk op de perceelsscheidingen. Ze komen verspreid in het gebied voor. Ze zijn veelal gefragmenteerd en vormen de resten van het voormalig gesloten landschap. In bepaalde zones vormen ze tot heden een dichter netwerk. Dreven en bomenrijen: bomenrijen worden vaak langsheen de wegen gevonden, waar ze dikwijls langs weerszijden van de weg zijn aangeplant. Geschoren hagen: In het gebied komen weinig geschoren hagen voor. Ze zijn te vinden rond de hoeves. Solitaire bomen: deze komen verspreid binnen het studiegebied voor, meestal zijn het Lindebomen of knotwilgen.
Bossen en parken Er komen een aantal gefragmenteerde bosvolumes voor. De meeste van deze bossen zijn klein van oppervlakte en maken dikwijls deel uit van parken horend bij een kasteeldomein. De meeste van deze (park)bossen dateren uit de 18de of 19de eeuw. Ze komen verspreid over het gebied (t.h.v. Nazareth, Eke, Landuit, Astene, en Nazareth, en tussen Zwijnaarde en De Pinte) voor en vormen aparte entiteiten. Het merendeel van deze kasteelparken bestaat hoofdzakelijk uit hoogstammig loofbos. Hierin zijn eik en beuk veelal aspectbepalend, hoewel lokaal ook andere bostypes voorkomen. Hun aandeel is evenwel beperkt. Naast de kasteelparken komt er een groter bosvolume voor (de Hospicebossen) t.h.v. de E17 ten zuidwesten van De Pinte. 150 jaar geleden lag nog meer dan 500 ha bos verspreid over het grondgebied van Nazareth, nu is er nog slechts 100 ha. De verschillende kleinere en geïsoleerde bosjes zijn vaak aangeplant met populier en/of naaldhout (Fijnspar). Aanplanten met allerlei boomsoorten komen ook voor. De bosjes hebben al dan niet een struikenlaag. Ook komen soms elementen van een zuur eikenbos in de bosjes voor. Vooral de zure eikenbosjes op drogere gronden en de elzenbosjes op nattere bodems worden beschouwd als de meest waardevolle ecotopen. Moerasbossen zijn zeldzaam in het gebied en doorgaans slecht ontwikkeld. Enige uitzondering hierop vormt de depressie van de Hooglatembeek. Kleine fragmenten worden enkel in de depressie van de Scheidbeek gevonden. Het betreft meestal wilgenbosjes en elzenbossen. De huidige bossamenstelling binnen het studiegebied is hoofdzakelijk kunstmatig ontstaan en meer natuurlijke bostypes worden enkel fragmentair en veelal in zwak ontwikkelde vorm gevonden. Binnen het studiegebied kunnen verschillende bostypes onderscheiden worden: o
o o
Elzenbos: het aandeel elzenbos is erg beperkt. Enkel in de beekvalleien van de Scheidbeek, Hooglatembeek en Duivebeek zijn potenties voor het ontwikkelen van natte bostypes voorhanden. De mogelijkheden voor essenbos zijn echter iets hoger dan voor wilgen- of elzenbos. Wilgenbos: wilgenbos is als bostype nergens eenduidig aanwezig. Eikenbos: Eik komt in verschillende bosverbanden voor. Rond de kasteelparken is er doorgaans sprake van een voedselrijk gemengd Eiken-Beukenbos. Soms vormt het een complex met alluviaal Elzenbos en/of fragmenten van wat vermoedelijk ooit een Eiken-Haagbeukenbos of Eiken-Berkenbos was. In de meeste gevallen is
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 122 van 263
o
o
o
het voormalig eikenbos herleid tot een homogeen Beukenbos of gedeeltelijk vervangen door exoten. Niettemin mag het aandeel van Zomereik in de meer uniforme bestanden niet worden onderschat. Het merendeel van de gronden binnen het studiegebied (ook de nattere gronden) blijken geschikt voor de ontwikkeling van eikenbos. Beukenbos: Beuk wordt in de kasteelparken sterk bevoordeeld en verhindert de ontwikkeling van het meer streekeigen eikenbos. Bestandvormend is het evenwel alleen in de bossen van de Ghellinck – d’Elsegem aanwezig. Niettegenstaande de dominantie van Beuk is doorgaans een niet te onderschatten aandeel mengboomssoorten aanwezig, al is het dikwijls in de bosrand. Naaldbos: De Hospicebossen vormen het belangrijkste boscomplex. De Hospicebossen hebben een oppervlakte van ongeveer 54 ha. Een klein gedeelte van ongeveer 5 ha is militair domein. Het bos wordt gedomineerd door naaldhout. Het betreft een bos met een vrij klassiek patroon, typisch voor productiebossen: vrij grote, gelijkjarige, homogene bestanden, die regelmatig worden gedund en via kaalslag worden geëxploiteerd. Niettemin hebben deze bossen een relatief hoge natuurwaarde. Dit geldt in het bijzonder voor de oude dennenbestanden met een sterke natuurlijke verjonging van gemengd loofhout. Een aantal bestanden vormen bovendien oude boskernen en zijn sinds 1770 vrijwel constant bos geweest. Het militair domein is hoofdzakelijk bezet met dichte bestanden van den waarin nauwelijks een ondervegetatie voorkomt. Daarnaast komt nog een populierenbestand voor en enkele gemengde loofhoutbestanden. Ondanks dat het een boscomplex betreft met redelijk jonge bestanden, is de biologische waarde en de diversiteit groot door de natuurlijke verjonging met gemengd loofhout. Het bos heeft zowel bosbouwkundig als biologisch een belangrijke waarde. Enerzijds komen een groot aantal productieve bestanden voor, anderzijds evolueren de bestanden op een natuurlijke wijze tot gemengde bestanden van standplaatseigen soorten. Voor het overige komt naaldbos slechts beperkt en verspreid over verschillende kleine bosfragmenten voor. Afhankelijk van de locatie bestaat het uit Grove den, Fijnspar of Lork. Op een enkele uitzondering na sluit het naaldbos aan op het loofbos of komt het voor in een mengverband. Het merendeel van de gronden – uitgezonderd de natte valleigronden – is goed geschikt voor grove den. Populierenbos: Populierenbossen zijn voornamelijk op de natte(re) gronden aangelegd in de rand van de parkbossen. Meestal zijn ze beperkt in oppervlakte en zijn slechts enkele rijen aangeplant. Ze nemen voor een deel de standplaats van het elzenbos in en fragmenten van dit bostype zijn in verschillende populierenbestanden terug te vinden. Goed ontwikkelde gemengde populierenelzenbossen worden voornamelijk gevonden in de vallei van de Hooglatembeek.
Hoogstamboomgaarden Boomgaarden komen sporadisch voor rondom kastelen of hoeves. Soms worden ze omheind met hagen. De hoogstamboomgaarden hebben een esthetische, landschappelijke en ecologische waarde. Ze zijn de geschikte nestplaats voor o.a. steenuil en gekraagde roodstaart.
Waterlopen In het noorden wateren de Petegemse Beek, Winkelbeek, Twezebeekloop, Biezenbeek, Biezenlos, Duivebeek, Rosdambeek, Nazarethbeek en Hooglatembeek af naar de Leie. De Scheidbeek watert af naar de Ringvaart. De Beerhofbeek, de Biestebeek, de Lakemeersbeek, de Toutefaisbeek en de Kokersbeek wateren af naar de Schelde. Een aantal van deze waterlopen zijn begroeid met houtkanten of knotbomen.
Watervlakken In het studiegebied komen verschillende watervlakken voor. De belangrijkste ervan worden gevormd door een aantal zandwinningsputten t.h.v. de E17 (Indiana, Hageland en Vijver Ter
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 123 van 263
Biezen). De aanwezigheid van ontginningsputten biedt potenties voor ecologische en recreatieve bestemmingen: enkele vijvers zijn uitgegroeid tot belangrijke pleisterplaatsen voor vogels; sommige ervan hebben een recreatieve bestemming.
Oude Spoorwegtracé Een deel van de oude spoorwegberm tussen Gent en De Pinte bleef als relict in het landschap bewaard. Het verhoogde gedeelte is langs weerszijden beplant met een dubbele rij populieren en bezit in het verlengde van het Predikerenhofbos waardevolle biotoopelementen in de natte sfeer, vooral moerasbosjes en poelen.
Het kouter/bulkenlandschap In de historisch gesloten depressies komen stukken voor met dotterbloemgraslanden, moeraskalk en indicaties voor kweltoestanden.
Vallei van de Bovenschelde (in en buiten het studiegebied) Het ruilverkavelingsgebied omvat de overgangszone naar de alluviale Scheldevallei. De natuurwaarden binnen de volledige Scheldevallei zijn vooral vervat in een aantal soortenrijke, matig bemeste graslanden, in de afgesneden meanders (grenzend aan studiegebied) met plaatselijk goed ontwikkelde oevervegetaties en leefplaatsen voor water- en moerasorganismen, in het netwerk van perceelsrandbegroeiing en in sommige bospercelen. Soortenrijkere graslandvegetaties komen voornamelijk voor in de ‘donsvlakte’ (nat gebied tussen Van Looyput en Bomput te Zevergem). Ze hebben naast hun floristische betekenis ook een betekenis voor steltlopers en weidevogels. Ook fragmenten van dotterbloemhooiland komen plaatselijk nog voor. Onder de diverse bosjes in de alluviale vlakte ressorteren vooral populierenaanplanten en wilgenstruwelen waarvan sommige botanisch zeer waardevol zijn. Een aantal kritische weidevogelsoorten (zomertaling, slobeend,..) komen hier niet meer tot broeden. ’s Winters zijn pleisterende en doortrekkende watervogels en steltlopers (grutto, tureluur, wulp,…) te vinden. Langs de meanders broeden o.m. fuut en wilde eend en zeldzamer ook kuifeend en dodaars. De ijsvogel is vrij frequent aan te treffen langs de meanders. Als vogels van moerassen en rietvegetaties worden o.m. rietgors en rietzanger aangetroffen. De populierenbosjes herbergen vogelsoorten van meer gesloten landschappen en bossen (gaai, wielewaal). De aanwezige knotwilgen fungeren o.m. als broedplaats voor steenuil en gekraagde roodstaart. Voorkomende zoogdieren in de Scheldevallei zijn o.m. vleermuizen, vos, konijn, haas, marterachtigen (o.a. hermelijn). Het amfibieënbestand bestaat vooral uit gewone pad, groene en bruine kikker, naast (minder frequent) watersalamanders (kleine / vinpoot/ alpenwatersalamander) Het valleigebied met zijn slootjes en waterpartijen is vrij rijk aan libellen. De afgesneden meanders worden beschouwd als één van de meest typische en zeer waardevolle landschapselementen in de alluviale vlakte. In de Scheldevallei vormt een netwerk van sloten, grachten en waterlopen de onderbouw van de ecologische hoofdstructuur. Het zijn specifieke biotopen voor waterorganismen en –planten verbonden aan de droog-nat gradiënten van de oevers.
7.3.4.2 Beschrijving van de voorkomende vegetatietypes en flora binnen het plangebied Voor deze beschrijving wordt gesteund op de Thematische studie Ecologie, opgemaakt door de VLM.
Bossen Het zijn veelal kleine bosfragmenten/relicten met weinig onderlinge samenhang. 20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 124 van 263
Enige uitzondering zijn de Hospicebossen, maar deze liggen grotendeels buiten het plangebied. Het bos bestaat voornamelijk uit naaldbomen zoals Corsicaanse den, douglasspar, lork en grove den. In de ondergroei worden bramenruigtes afgewisseld door stukken met vooral Brede stekelvaren. Op een aantal plaatsen groeit adelaarsvaren. Langs de grachten komt ook dubbelloof voor. De belangrijkste ecologische waarden situeren zich langs de dreven en aan de bosranden. Plantensoorten die er voorkomen zijn: brede wespenorchis, valse salie, Sint-Janskruid, biezenknoppen, waterpeper, pijpestrootje, schermhavikskruid en liggend hertshooi. Het betreft vooral soorten van arme zandgronden. Hieronder volgt een beschrijving van de aanwezige BWK-types met hun waardering en de voornaamste soorten (boomlaag, struiklaag en kruidlaag) die er in voorkomen en hun ligging:
Figuur 7-19: voorkomende bostypes binnen het plangebied
Vn of in combinatie vn+pop of vn°+qs: o
Nitrofiel alluviaal elzenbos (bv. met inplant van populier of in combinatie met zuur eikenbos). Biologisch zeer waardevol.
o
Enkele voorkomende soorten: zwarte els, hazelaar, zwarte bes, hulst, gele lis, speenkruid, moerasspirea, gewone salomonszegel, brede stekelvaren.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 125 van 263
o
De samenstelling van dit BWK-type wijst meestal op een vochtige tot natte, licht zure, stikstofrijke ondergrond.
o
Terug te vinden ter noorden van de hoeve Groot Biezenhof (massa 9) en in het noordoosten van het plangebied, in de omgeving van de Scheidbeek (massa 1).
o
Populierenaanplant op vochtige grond met elzen-en/of wilgenondergroei. Biologisch waardevol.
o
In ondergroei: veelal witte els, zwarte els, hulst, gewone es, gelderse roos, gewone salomonszegel, ijle zegge, muskuskruid, speenkruid.
o
De samenstelling van dit BWK-type wijst meestal op een vrij vochtige tot vochtige, licht zure, stikstofrijke ondergrond.
o
Komt verspreid in gans het gebied voor: ten oosten van de Krekelstraat (massa 10), in aansluiting met de Nazarethbeek ten zuiden van de Keistraat (massa 6), ter hoogte van de Oudespoorweg (massa 1), 2 percelen ten zuiden van de E17 (massa 4) en 3 percelen in de Scheldemeersen (massa 5).
o
Populierenaanplanting op vochtige bodem, zonder struiklaag met ruige ondergroei. Biologisch waardevol.
o
De samenstelling van dit BWK-type wijst meestal op een vrij vochtige tot vochtige, licht zure, stikstofrijke ondergrond.
o
Komt slechts eenmaal voor in het projectgebied met name in het zuidwesten, ter hoogte van de Oudenaardseheerweg (massa 11), in combinatie met kba (bomenrij met dominantie van els) en met paarse schubwortel in ondergroei.
o
Populierenaanplant op droge bodem met struikgewas. Biologisch waardevol.
o
In ondergroei vooral: paarse schubwortel, lijsterbes, vlier, hulst, brede stekelvaren.
o
De samenstelling van dit BWK-type wijst meestal op een vrij droge, licht zure, vrij stikstofrijke tot stikstofrijke ondergrond.
o
Komt beperkt voor in het gebied: in het noordwesten ten noorden van de Krekelstraat (massa 10) en in de Scheldemeersen (massa 5), ten oosten van de Lakemeerbeek en ter hoogte van het kruispunt van de Koedreef met de Meersstraat.
o
Vochtig wilgenstruweel op voedselrijke bodem. Biologisch zeer waardevol.
o
De samenstelling van dit BWK-type wijst meestal op een vochtige tot natte, licht zure tot matig zure, stikstofrijke ondergrond.
o
Komt slechts éénmaal voor in studiegebied ter hoogte van de Oudespoorweg in het noordoosten van het plangebied (massa 1).
o
Struweelopslag van allerlei aard. Biologisch waardevol.
o
Meestal betreft het eerder droge opslag, bv. met vlier, bramen, grote brandnetel,… Komt voor in aansluiting met de Nazarethsesteenweg (massa 10), ter hoogte van het kruispunt van de Broekstraat met Langs de Spoorweg (massa 7), ten zuiden van de E17 ter hoogte van Molenwijk (massa 4), ten noorden van de E17 ter hoogte van de vijver Hageland (massa 8) en ter hoogte van de Beerhofbeek (massa 12).
Lhb:
Lhi:
Lsb:
Sf:
Sz:
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 126 van 263
N: o
Aanplant loofhout. Biologisch waardevol. Verspreid over het gebied zoals bv.
o
N gml (gemengd loofhout): ten oosten van de Achtmeersstraat (massa 10), een aantal percelen ten zuiden van de Kapellestraat en ten westen van de Parijsstraat (massa 10), ten zuiden van de Putstraat (massa 1), ter hoogte van de Molenhoekstraat (massa 7), ten zuiden van de E17 en ten noorden van Hondelee (massa 3), ten zuidwesten van het Kasteel van Welden (massa 3), ter hoogte van het kruispunt van de N60 met de Koedreef en de Grenadierslaan (massa 5), ter hoogte van het kruispunt van de Landuitstraat en het Mattestraatje (massa5), ten westen van de Ten Edestraat (massa 12), ten westen van de Veldstraat (massa 4) en ten noorden en ten westen van de Leegzakstraat (massa 11).
o
N alng (zwarte els): ten noorden van de Hospicebossen (massa 8), ten zuiden van de E19 ter hoogte van de Grote Steenweg (massa 4) en ter hoogte van Pont-Zuid (massa 3).
o
N que (zomereik): ten zuidoosten van Patrijspark
o
Zuur eikenbos. Biologisch zeer waardevol.
o
In ondergroei dikwijls oud-bossoorten als gewone salomonszegel, adelaarsvaren, dalkruid, hulst, muskuskruid, ijle zegge, wilde kamperfoelie.
o
Komt verspreid in het gebied voor, o.a. ter hoogte van de Parijsestraat (massa 10), ten zuiden van de Kapellestraat en ten westen van de Parijsstraat (massa 10), de Heistraat (in aansluiting met het Nieuwgoed Kasteel, massa 1), ten oosten van de N60 in de omgeving van de Moerbeek (massa 5) en in de omgeving van de Karrestraat (massa 7) en de Xavier De Cocklaan (massa 7).
o
Ook in combinatie met ac (esdoorn), quer (Amerikaanse eik) en bet (berk): ten westen van de Leegzakstraat (massa 11) en ten oosten en ten westen van de Parijsestraat (massa 10).
o
De samenstelling van dit BWK-type wijst meestal op een vrij droge, zure, stikstofarme ondergrond.
o
Verschillende naaldhoutaanplanten verspreid over het gebied, zoals bv. Pa:
o
Naaldhoutaanplant zonder ondergroei (meestal Fijnspar, Douglasspar of lork); weinig of geen ondergroei. Biologisch waardevol.
o
Komt verspreid in het gebied voor o.a. ten zuiden van de Oudenaardseheerweg (massa 13), ten zuiden van de Koedreef (massa 5), ten zuiden van de Eeckhoutsdreef (massa 12), ten oosten van de Snepstraat (massa 12) en ter hoogte van het kruispunt van de Steenweg Deinze en de Molensingel (massa 11).
o
Ook in combinatie met enkele bomenrijen rond de aanplant van bv. populier of Amerikaanse eik, waaronder dan interessante oud-bossoorten zoals kamperfoelie, daslook, narcis, gewone salomonszegel, adelaarsvaren.
o
De samenstelling van dit BWK-type wijst meestal op een droge tot vochtige, zure, stikstofarme tot stikstofrijke ondergrond.
o
Verder nog:
Qs:
P:
Pi (zeer jonge naaldhoutaanplant): ten oosten van de Nederstraat (massa 5); Pmb (naaldhoutaanplant met ondergroei van struiken en bomen) in aansluiting met de Hospicebossen (massa 9); Pms (naaldhoutaanplant met laag struikgewas) ten oosten van de Nederstraat (massa 5); Pms+lar (naaldhoutaanplant met lork), ten oosten van de Parijsestraat (massa 10);
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 127 van 263
Ppms (aanplant van grove den met laag struikgewas) ten noorden van de oude Heirweg (massa 9); Ppmb (aanplant van grove den met ondergroei van struiken en bomen).
Verder komen er verspreid over het gebied nog houtkanten voor (kh) van sp (doornstruweel), va° (met alluviaal essen-olmenbos), gml (gemengd loofhout) en qa°(met eiken-haagbeukenbos); dikwijls met interessante ondergroei als speenkruid, bosanemoon, hulst, wilde kamperfoelie, muskuskruid, gewone salomonszegel, spaanse aak, … (zie verder bij kleine landschapselementen). De plaatsen waar oud-bossoorten komen verspreid over het gebied voor. Maar vooral in AsteneDeinze treffen we verscheidene soorten aan als bosanemoon, grote muur, slanke sleutelbloem, muskuskruid, gewone salomonszegel, adelaarsvaren, ijle zegge, hengel, bosandoorn. Verder komt er ijle zegge voor in de dreven rond het Kasteel van Welden. En in enkele wegbermen in Zwijnaarde De Pinte komt grote muur voor. Biologische waarde De waarde van al deze bosjes is dat ze eilandjes vormen in het intensief gebruikt agrarisch gebied als onderdeel van de ecologische infrastructuur en zodoende een stap-steen functie vervullen als voedsel-, tijdelijke uitwijk-, schuil-, rustplaats voor vele organismen. Deze snippers zijn niet geschikt voor echte bosorganismen, maar zijn wel van belang voor alle plan- en diersoorten die gebonden zijn aan boszomen. De biologische waarde werd reeds meegegeven en deze verhoogt nog als er oud-bossoorten in voorkomen. Verder komen oud-bossoorten vaak voor in houtkanten, bomenrijen,…die de bosjes met elkaar verbinden. Kleine landschapselementen In het plangebied is er een verscheidenheid aan kleine landschapselementen. Houtkanten en knotbomenrijen staan meestal op de perceelsscheidingen. Ze komen verspreid in het gebied voor. Ze zijn veelal gefragmenteerd en vormen de resten van het voormalig gesloten landschap. In bepaalde zones vormen ze tot heden een dichter netwerk. Deze zones situeren zich : o
t.h.v. Hondelee tussen de E17 en de Scheldevallei (massa 3);
o
in de ruime omgeving van het Kasteel van Welden (massa 4);
o
t.h.v. de Hooglatembeek en de Nazarethbeek (massa 6);
o
ten zuiden van de agglomeratie van De Pinte (Brede Heet en Moerkensheide) (massa 8);
o
t.h.v. Zwartegat tussen het industriepark en de E17 (massa 13);
o
t.h.v. de Hoeve Klein-Biezenhof; (massa 9)
o
t.h.v. de hoeve Nieuw Goed te Parijs (ten zuiden van Astene) (massa 10).
De samenstelling van de houtkanten varieert naargelang de locatie en wordt meestal bepaald door de bodemomstandigheden. Veelal zijn ze opgebouwd uit een brede waaier van soorten waarin een of enkele soorten domineren. Tot de dominante soorten behoren zwarte els en wilg en in meer gestoorde situaties ook gewone vlier en braam. Lokaal kunnen ook zomereik, haagbeuk of meidoorn aspectbepalend zijn. In de knotbomenrijen zijn vooral knotwilgen bepalend, maar er komen ook knoteiken, knotpopulieren, knothaagbeuken en vooral knotelzen voor. Ze komen verspreid over het plangebied voor. Bomenrijen worden vaak langsheen de wegen gevonden, waar ze dikwijls langs weerszijden van de weg zijn aangeplant. De bomenrijen langs waterlopen zijn vaak populierenrijen. Ook de
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 128 van 263
drevenstructuur in de buurt van kasteelparken, vormt een belangrijk lineair landschapselement en is tot heden goed bewaard gebleven. De vegetaties van de waterlopen zelf bestaan vooral uit elementen van rietland of moerasspirearuigtes. Het gebied is doorkruist van verschillende beken en sloten met deze elementen. Verder vormen de wegbermen een groep lijnvormige elementen. Deze worden aldaar besproken. Een laatste groep vormen de poelen en stilstaande waters. Deze komen verspreid in het gebied voor en zijn veelal gelegen in grasland of in akker of als verbreding van een beek. De meest waardevolle poelen worden verder besproken bij de fauna elementen doordat ze nodig zijn als voortplantingsplaats voor de amfibiesoorten uit het gebied.
Biologische waarde De kleine landschapselementen vervullen een zeer belangrijke rol in het plangebied. De nog aanwezige bomenrijen en houtkanten zorgen voor een hogere structuurvariëteit van het landschap waardoor het habitataanbod vergroot wordt. Net als de andere lijnvormige kleine landschapselementen (perceelsranden, bermen en slootvegetaties) zorgen ze ervoor dat het intensief landbouwgebied wordt doorsneden door een netwerk van min of meer natuurlijke milieus. Naast leef- en broedgebied fungeren de kleine landschapselementen ook als beschutting voor dieren. Bomenrijen en houtkanten hebben sterk uiteenlopende biologische waarden. De waarde van lineaire landschapselementen wordt bepaald door onder meer: o
de soortensamenstelling: loofbomenrij grotere waarde dan naaldhoutrij; bomenrij bestaande uit inheemse soorten grotere waarde dan een populierenrij en deze op zijn beurt een grotere biologische waarde dan een naaldbomenrij; gemengd samengestelde bomenrij bestaande uit diverse soorten en een knotbomenrij heeft een hogere waarde dan een inheemse bomenrij bestaande uit éénzelfde soort en heeft op zijn beurt een hogere waarde dan een populierenrij
o
de ouderdom: hoe ouder de boom, hoe meer habitats deze herbergt, hoe hoger de biologische waarde
o
de structuur en ondergroei: een bomenrij die begeleidt wordt door een struikenrij heeft een hogere waarde dan een bomenrij; een houtkant heeft een hogere waarde dan een haag
o
de breedte en lengte: hoe groter de breedte, hoe langer de lengte, hoe hoger de biologische waarde
o
de aansluitende percelen en verbindingsfunctie: wanneer het groenelement optreedt als een verbindingsfunctie tussen 2 biologisch waardevolle percelen, dan vormt de biologische waarde van dit verbindingselement als een corridorfunctie; een alleenstaand biologisch waardevol lineair element fungeert als een refugiumplaats voor planten en dieren
Ook de puntvormige landschapselementen als poelen en alleenstaande struiken en bomen, hebben een functie in de ecologische infrastructuur van het gebied. De poelen dienen vaak als voortplantingsplaats voor amfibieën, maar ook als habitat voor allerlei watergebonden fauna en flora die tot deze milieus zijn teruggedrongen. Behalve beschutting en nestplaats, dienen alleenstaande bomen en struiken ook als herkenningspunten in het landschap. Het belang van de kleine landschapselementen in het gebied hangt nauw samen met de rol die ze spelen voor de aandachtssoorten in het gebied. Een eerste soortengroep zijn de vleermuizen, beschermd door de Europese Habitatrichtlijn. Deze dieren gebruiken lijnvormige elementen vooral
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 129 van 263
om zich te oriënteren bij verplaatsingen (o.a. van verblijfplaats naar jachtgebied). Soms worden holle knotbomen gebruikt om hun kraamkolonies in onder te brengen. Een andere soortengroep zijn de dagvlinders. Een grote afwisseling van verschillende habitats en een grote structuurvariatie is goed voor vlinders in het algemeen. Sommige soorten profiteren van de houtkanten, andere hebben meer voordeel bij soortenrijke bermen. Ook voor amfibieën spelen de kleine landschapselementen een grote rol. Vegetatierijke poelen met een goede waterkwaliteit worden door de meeste voorkomende amfibiesoorten gebruikt als voortplantingswater. De hagen en houtkanten worden gebruikt om zich voort te bewegen tijdens de voorjaars- en najaarstrek. Zij verhinderen dus dat bepaalde populaties geïsoleerd geraken van andere. Ook heel wat broedvogels maken gebruik van houtkanten met voldoende dicht struikgewas en dekking om te broeden. De niet of minder besproeide perceelsranden zijn een bron van voedsel voor zowel de jongen, die van insecten leven, als van de zaadetende ouders. Door veranderingen in het landgebruik, is het voedselaanbod immers sterk afgenomen en zijn deze restgronden vaak de enige bron van voedsel voor veel akkervogels. Alleenstaande bomen en struiken worden gebruikt als zangpost bij de afbakening van hun territorium. Graslanden, pioniersvegetaties, ruigtes en moerasvegetaties Biologische waarde De meeste graslanden zijn zeer soortenarm. Toch komen er verspreid in het gebied ‘goede’ graslanden/perceelsranden voor. Ze dienen eerder als stapstenen voor planten en dieren. Doordat deze graslanden minder intensief worden gebruikt, krijgen we een hogere soortenrijkdom en dit heeft een grotere faunistische rijkdom als gevolg, o.a. door een groter en meer gevarieerd voedselaanbod. Bovendien zijn het vaak rustzones binnen het overigens intensief gebruikte landschap. Zo liggen er in het noorden van het plangebied enkele complexen van nattere graslanden met heel wat microreliëf en enkele interessante soorten van dotterbloemhooilanden, dus graslanden met goede potenties. Getuige daarvan zijn ook de pinksterbloemen die voornamelijk langs de perceelsranden zijn terug te vinden. Per massa worden de resultaten (de ligging van biologisch waardevolste graslanden en indicatorsoorten) en vervolgens de bespreking weergegeven.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 130 van 263
Figuur 7-20: voorkomende graslanden en perceelsranden binnen het plangebied
Massa1: In het noorden en noordoosten van dit gebied (tussen Kasteel Putenhove en Reivissche Kasteel in Zwijnaarde) liggen enkele interessante natte graslanden. Het microreliëf is niet beperkt tot de randen maar verspreid in het perceel komen heel wat slenken voor met o.a. fioringras, liesgras, lidrus, mannagras, pitrus, geknikte vossestaart, biezenknoppen, veenwortel. Naast deze hpr+hpr* graslanden, treffen we ook enkele graslanden aan met hcsoorten. Voorkomende hc-soorten zijn gevleugeld hertshooi, tweerijige zegge, liesgras, pinksterbloem, moerasspirea en lidrus. Verder zijn in het westen een hp* grasland en enkele graslanden hp+hp* met vooral scherpe boterbloem en veldzuring als kenmerkende soorten gelegen. In een perceelsrand in het zuidwesten van deze massa vinden we 2 grote groeiplaatsen van blauw walstro. In de biologisch waardevolle randen in het noordoosten vinden we o.a. fioringras, holpijp, lidrus, liesgras, mannagras, moerasspirea, rietgras, pitrus, gewone waterbies, zeegroene rus, moeraswalstro, tweerijige zegge, watermunt en geknikte vossestaart. Mooie rietlanden k(mr°) zijn hier ook terug te vinden met vooral liesgras en rietgras maar ook met zomprus, zeegroene rus, pitrus, moeraswalstro en moerasvergeet-me-nietje. Verder zijn er ook enkele schrale randen met biggekruid, schapezuring en rood zwenkgras in het oosten van het plangebied.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 131 van 263
Massa 2: Ten zuiden en zuidwesten van Indiana vinden we enkele soortenrijkere graslanden (hp+hp* en hp*) met scherpe boterbloem, vogelmuur, duizendblad, pinksterbloem, schapezuring, zomprus, zachte dravik, timoteegras en geknikte vossestaart. Verder is er in aansluiting met de E17 een verruigd grasland (hr°) met akkerdistel, jacobskruiskruid, grote brandnetel, ridderzuring, bereklauw, harig wilgenroosje gelegen. In het zuidelijk deel van deze massa komen verspreid interessante randen voor met o.a. biggekruid, schapezuring, duizendblad, moerasrolklaver, greppelrus, ze zijn opgenomen als k(ha). Verder zijn nog enkele randen aangeduid als k(hp) met ook enkele van deze soorten in. Massa 3: In het oosten langs de Zwarte Kobensbeek en de Oude Houwbeek vinden we enkele hp* graslanden. Pinksterbloem, gewoon reukgras en scherpe boterbloem typeren deze graslanden. Ten zuiden van deze beek zijn een relatief groot aantal hpr / hpr* graslanden gelegen. Verder langs de meersen zijn interessante randen (k(hp*)) gelegen met kamgras en pinksterbloem, reukgras en scherpe boterbloem. Schralere randen (k(ha°)) met biggekruid, duizendblad, rood zwenkgras, schapezuring, gewoon struisgras vinden we hier en daar verspreid over deze massa. Massa 4: Enkele verspreid liggende hp* graslandjes tussen de N60 en de Grote Steenweg en in de omgeving van het Kasteel van Welden. Schralere randen, als k(ha°) gekarteerd vinden we hoofdzakelijk ten zuiden van de Grote Steenweg met vooral schapezuring, biggekruid, liggend hertshooi, klein vogelpootje, gewoon struisgras. Verschillende randen zijn gekarteerd als k(hp*) met scherpe boterbloem, gewoon reukgras, veldzuring en andere met slechts 1 (of 2) soorten dominant als schapezuring of biggekruid of duizendblad. Massa 5: Verspreid over het westelijk deel van deze massa komen enkele hp+hp* en hp* graslandjes met vooral reukgras, scherpe boterbloem, pinksterbloem, vogelmuur. In het zuidoosten van deze massa (ten noorden van de Moerbeek) zijn een groot aantal hpr / hpr* en hp graslanden gelegen. Massa 6: In Hooglatem bestaan de graslanden voornamelijk uit intensief bemeste, langgerekte raaigrasweiden. Ze bezitten nochtans goede potenties. Getuige daarvan zijn de pinksterbloemen die voornamelijk langs de perceelsranden zijn terug te vinden vb. in het noorden van deze massa. Deze randen zijn gekarteerd als k(hp*) of h(hc). Verder zijn binnen deze massa enkele natte percelen gesitueerd en perceelsranden met hc soorten als holpijp, tweerijige zegge, moeraswalstro, moerasvergeet-mij-nietje, echte koekoeksbloem, zompvergeet-mij-nietje. Ten noorden van de Keistraat zijn enkele randen met biggekruid, schapezuring en duizendblad gelegen. Massa 7: Her en der verspreid komen graslanden voor. Enkel in het westen en ten oosten van de Broekstraat komen enkele soortenrijkere hp* graslanden voor. Er worden naast hp* soorten als gewoon reukgras, veldzuring, scherpe boterbloem, pinksterbloem, ook ha soorten als biggekruid, schapezuring, duizendblad waargenomen; sommige zijn al meer verruigd met ridderzuring, akkerdistel en grote brandnetel. Er werden verschillende k(hp*) en k(ka°) randen gekarteerd. Massa 8:
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 132 van 263
In deze massa zijn vele kleine hp graslandjes gelegen, maar met soortenrijkere perceelsranden met scherpe boterbloem, reukgras, veldzuring, biggekruid, schapezuring,… Er zijn ook enkele randen met pinksterbloem gesitueerd en ook een rand met hazezegge. In 1 rand vinden we ook enkele exemplaren koningsvaren. Verspreid komen ook enkele hp* graslandjes voor, vooral tussen de Broekstraat en de Klapstraat en ten oosten van de Haegelandput. Massa 9: Her en der binnen deze massa is een soortenrijker grasland hp* gelegen tussen de tuinbouwakkers en een boomkwekerij. Binnen de hp*graslanden komen o.a. volgende soorten voor: biggekruid, scherpe boterbloem, kamgras, reukgras, pinksterbloem, moeraswalstro, zomprus, duizendblad, veldzuring, veenwortel en ook vele ruigtekruiden als akkerdistel en ridderzuring. Over het algemeen zijn binnen deze massa soortenarme graslanden gelegen, wel met interessante randen k(hp*) van scherpe boterbloem, gewoon reukgras, veldzuring, pinksterbloem, maar ook k(hp*) met 1 typische schralere a-soort als biggekruid, schapezuring, vertakte leeuwetand, rood zwenkgras. Ook schralere randen k(ha°) (meerdere ha-soorten in rand) met hoofdzakelijk schapezuring, biggekruid, gewone veldbies, klein vogelpootje, liggend hertshooi, valse salie en salomonszegel naast andere hasoorten. Massa 10: Enkele concentraties van betere graslanden o.a. hp* en hp+hp* zijn gesitueerd rond Nieuwgoed te Parijs. Verder 2 hp* graslanden gelegen in het oosten van de massa (met hazezegge en biezenknoppen en met vooral reukgras, struisgras en veldzuring). In het zuiden van de massa komen enkele hp+hp* graslanden voor met pinksterbloem. Verspreid over de massa zijn ook interessante perceelsranden k(hp*) terug te vinden met pinksterbloem en gewoon reukgras. Ook enkele randen k(ha°) met o.a. klein vogelpootje. Massa 11: Hier en daar verspreid over deze massa zijn enkele soortenarme graslanden gelegen met soortenrijke randen k(hp*) met pinksterbloem, liggend walstro, biggekruid, duizendblad en/of vijfvingerkruid. Ook enkele betere hp* graslanden, vooral in het noorden rond het Kasteel, langs de Oudenaardseheerweg en meer naar het zuiden, met scherpe boterbloem en veldzuring en met reukgras, duizendblad en kamgras. Verder zijn er verschillende verruigde hr° graslanden gelegen binnen deze massa. Massa 12: De verspreide graslanden zijn veelal soortenarm met uitzondering van enkele graslanden rond Beerhof en Ten Hede. Rond Beerhof zijn 2 hp* graslanden gelegen met vooral scherpe boterbloem. Verder rond Beerhof bevindt zich een schraler grasland met biggekruid, duizendblad en schapezuring en een meer verruigd grasland met naast scherpe boterbloem en veldzuring ook ridderzuring, akkerdistel en grote brandnetel. Rond Ten Hede komen enkele graslanden (hp* of hp+hp*) voor met pinksterbloem. Massa 13: Rond het Zwarte Gat bevinden zich enkele soortenrijkere graslanden hp+hp*, sommige vertonen begin van verruiging met o.a. grote brandnetel, ridderzuring en akkerdistel (hp+hr° of hp+hr).
Naast de graslanden komen er in het gebied ook moerassen en natte ruigten voor. In ruigten domineren hoogopschietende plantensoorten als harig wilgeroosje, moerasspirea,… Ze ontstaan perceelsgewijs bij extensief beheer of het uitblijven van beweiding of hooilanduitbating. Maar ook na kapping of kaalslag van bos. BWK-code voor ruigten zijn ku (ruigte) of hr/hr° (verruigd grasland).
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 133 van 263
Verspreid komen een 30-tal verruigde graslanden voor, vooral in massa’s 3, 7, 11 en 12. Ook in massa 10 komen 3 ruigtes voor. Moerassen ontstaan bij verlanding van open water. Kenmerkend is hun drassige bodem waarop men zowel nog vertegenwoordigers kan vinden van open water als typische moerasplanten waaronder watermunt, wolfspoot, moeraszegge. Moerasvegetaties in het gebied zijn voornamelijk beperkt tot de grachtjes en worden aldaar verder besproken. Als BWK-code komen complexen voor van k(hf/hf°) en k(mr/mr°). Verder zijn 2 zeer natte graslanden (hf°+mr° en mr°) gelegen in massa 6 met vooral liesgras, pitrus, lidrus, rietgras, pinksterbloem, ruige zegge en/of moerasspirea ingetekend als moeras. Watervegetaties Verspreid over het gebied komen er waardevolle en zeer waardevolle grachten voor. Tot de biologisch waardevolle grachten behoren volgende BWK-types: k(ha°); k(hc°); k(hp*); k(hfc°); k(hf°) en complexen van k(hf°); k(mr°) en complexen er van. Verspreid over het gebied komen grachten voor met vooral rietgras en/of liesgras. Verder ook waardevolle grachten met moerasspirea en valeriaan. In massa’s 8, 9 en 10 komen een aantal grachten voor met adelaarsvaren. In de beekvalleien veelal sloten met moeraswalstro, watermunt, moeras-vergeet-me-nietje, holpijp,… Tot de biologisch zeer waardevolle behoren: k(hf); k(mr); k(mc) en hun complexen. Verspreid in het gebied komen enkele goed ontwikkelde rietkragen voor (vooral massa’s 8, 9 en 10) en ook enkele grachten met grote egelskop (vooral in massa 9). De grachten met een hoge bedekkingsgraad van moerasspirea en valeriaan komen vooral in het noorden van het projectgebied voor. In het noordwesten van het projectgebied enkele grachten met hoge cyperzegge en oeverzegge. Biologische waarde: Een deel van in het studiegebied voorkomende sloten en grachten zijn watervoerende sloten. Deze zijn veelal sterk vervuild en hebben geen of weinig begeleidende vegetatie. Ze zijn onderhevig aan vermestende invloeden van de landbouw. De aanwezige vegetatie is samengesteld uit soorten gebonden aan hoge waterstanden zoals riet, zeggen, rietgras en/of liesgras, dikwijls samen met een aantal ruigtekruiden als grote brandnetel en kleefkruid. De waarde van deze sloten hangt af van de graad van verruiging en verstoring. Een ander deel van de grachten en sloten zijn droogvallende grachten maar met blijvend natte bodem, waarop een verlandingsvegetatie of waterplanten domineren zoals grote egelskop, grote waterweegbree, grote lisdodde,…
Wegbermen Langs grote wegen zoals de N60 en de N35 komen waardevolle tot zeer waardevolle stukken k(hu°) (soms zelfs k(hu)) voor met vooral peen en/of knoopkruid. Verder enkele kleinere stukken o.a. tussen de Hospicebossen en vijver Ter Biezen en ook langs de Steenweg in Zevergem (massa 4). Van de voormalige heide en heischrale vegetaties worden enkel nog kleine relicten teruggevonden in de bermen van enkele dreven. Bermen van het type k(ha°) of k(ha) met schralere soorten als schermhavikskruid, pijpestrootje,… komen vooral voor rond de Hospicebossen en rond kleinere bosrelicten (vooral in massa’s 9 en 10). Biologische waarde: Wegbermen zijn ‘groene linten’ in het landschap met een bijzondere meerwaarde voor de ecologische infrastructuur, die als uitwijkplaats dienen voor akkeronkruiden die door intensief landbouwgebruik naar randen en wegbermen verdrongen werden, alsook voor schrale vegetaties in de hooilandsfeer,… Bloemrijke bermen of eventueel ruigtebermen trekken talrijke en diverse insecten aan. Deze bieden tevens mogelijkheden als corridor voor kleinere zoogdieren, akkerfauna,… Door hun vorm zijn bermen zeer gevoelig voor randinvloeden. De bodemgebruiker van het perceel naast de berm bepaalt sterk de vegetatie van de berm en daarmee ook zijn natuurwaarde. Dit bodemgebruik is niet noodzakelijk constant en een verandering in bodemgebruik brengt meestal een
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 134 van 263
verandering in de berm met zich mee. Hierbij is het dan ook evident dat de breedte van een berm en de vorm van afscheiding met het naastliggend perceel (bijvoorbeeld een afwateringsgracht) mee van belang zijn. De natuurwaarde van een vegetatie is gebonden aan de standvastigheid in beheer. Maar wegbermen worden dikwijls verstoord aangezien ze meestal de drager zijn van tal van ondergrondse nutsleidingen en weginfrastructuur.
7.3.4.3 Beschrijving van de voorkomende fauna Avifauna Algemeen Volgens de website www.waarnemingen.be werden onderstaande vogelsoorten reeds één of meerdere malen waargenomen in de nabije omgeving van het plangebied. Dit is een algemene overzichtstlijst, hier wordt geen onderscheid gemaakt tussen broedvogels, doortrekkende of overwinterende vogels. Exotische (uit gevangenschap afkomstige) (water)vogels worden cursief weergegeven. Aalscholver - Phalacrocorax carbo
Hop - Upupa epops
Roodschoudertaling leucophrys
Amerikaanse Smient - Anas americana
Houtduif - Columba palumbus
Ruigpootbuizerd - Buteo lagopus
Appelvink - Coccothraustes coccothraustes
Houtsnip - Scolopax rusticola
Scholekster - Haematopus ostralegus
Barmsijs spec. - Carduelis cabaret/flammea
Huismus - Passer domesticus
Sijs - Carduelis spinus
Beflijster – Turdus torquatus
Huiszwaluw - Delichon urbicum
Slechtvalk - Falco peregrinus
Bergeend - Tadorna tadorna
IJsvogel - Alcedo atthis
Slobeend - Anas clypeata
Blauwborst - Luscinia svecica
Indische Gans - Anser indicus
Smelleken - Falco columbarius
Blauwe Kiekendief - Circus cyaneus
Kauw - Coloeus monedula
Smient - Anas penelope
Blauwe Reiger - Ardea cinerea
Keep - Fringilla montifringilla
Sperwer - Accipiter nisus
Boerenzwaluw - Hirundo rustica
Kemphaan - Philomachus pugnax
Spreeuw - Sturnus vulgaris
Bontbekplevier - Charadrius hiaticula
Kerkuil - Tyto alba
Sprinkhaanzanger - Locustella naevia
Boomklever - Sitta europaea
Kievit - Vanellus vanellus
Staartmees - Aegithalos caudatus
Boomkruiper - Certhia brachydactyla
Kleine Barmsijs - Carduelis cabaret
Steenuil - Athene noctua
Boomleeuwerik - Lullula arborea
Kleine Bonte Specht - Dendrocopos minor
Stormmeeuw - Larus canus
Boompieper - Anthus trivialis
Kleine Karekiet - Acrocephalus scirpaceus
Tafeleend - Aythya ferina
Boomvalk - Falco subbuteo
Kleine Mantelmeeuw - Larus fuscus
Tapuit - Oenanthe oenanthe
Bosrietzanger - Acrocephalus palustris
Kleine Plevier - Charadrius dubius
Tjiftjaf - Phylloscopus collybita
Bosuil - Strix aluco
Kleine Zilverreiger - Egretta garzetta
Topper - Aythya marila
Braamsluiper - Sylvia curruca
Kneu - Carduelis cannabina
Torenvalk - Falco tinnunculus
Brandgans - Branta leucopsis
Knobbelzwaan - Cygnus olor
Tuinfluiter - Sylvia borin
Brilduiker - Bucephala clangula
Koekoek - Cuculus canorus
Tureluur - Tringa totanus
Bruine Kiekendief - Circus aeruginosus
Kokmeeuw - Chroicocephalus ridibundus
Turkse Tortel - Streptopelia decaocto
Buizerd - Buteo buteo
Kolgans - Anser albifrons
Veldleeuwerik - Alauda arvensis
Koolmees – Parus major
Velduil - Asio flammeus
Canadese Gans spec. canadensis/hutchinsii
-
-
Callonetta
Branta
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 135 van 263
Casarca - Tadorna ferruginea
Koperwiek - Turdus iliacus
Vink - Fringilla coelebs
Cetti's Zanger – Cettia cetti
Kraanvogel - Grus grus
Visarend - Pandion haliaetus
Dodaars - Tachybaptus ruficollis
Krakeend - Anas strepera
Visdief - Sterna hirundo
Draaihals - Jynx torquilla
Kramsvogel - Turdus pilaris
Waterhoen - Gallinula chloropus
Ekster - Pica pica
Kuifeend - Aythya fuligula
Waterpieper - Anthus spinoletta
Fazant - Phasianus colchicus
Kuifmees - Lophophanes cristatus
Waterral - Rallus aquaticus
Fitis - Phylloscopus trochilus
Kwartel - Coturnix coturnix
Watersnip - Gallinago gallinago
Fuut - Podiceps cristatus
Mandarijneend - Aix galericulata
Wespendief - Pernis apivorus
Gaai - Garrulus glandarius
Matkop – Poecile montanus
Wielewaal - Oriolus oriolus
Meerkoet – Fulica atra
Wilde Eend - Anas platyrhynchos
Gele Kwikstaart - Motacilla flava
Merel – Turdus merula
Wilde Zwaan - Cygnus cygnus
Gierzwaluw - Apus apus
Nijlgans - Alopochen aegyptiaca
Winterkoning - Troglodytes troglodytes
Glanskop - Poecile palustris
Nonnetje - Mergellus albellus
Wintertaling - Anas crecca
Goudhaan - Regulus regulus
Oeverloper - Actitis hypoleucos
Witgat - Tringa ochropus
Grasmus - Sylvia communis
Ooievaar - Ciconia ciconia
Witkopstaartmees - Aegithalos caudatus caudatus
Graspieper - Anthus pratensis
Paapje - Saxicola rubetra
Witoogeend - Aythya nyroca
Grauwe Gans - Anser anser
Parkgans - Anser anser forma domesticus
Witte Kwikstaart - Motacilla alba
Grauwe Vliegenvanger - Muscicapa striata
Patrijs - Perdix perdix
Wulp - Numenius arquata
Groene Specht – Picus viridis
Pestvogel - Bombycilla garrulus
Zanglijster - Turdus philomelos
Groenling - Carduelis chloris
Pijlstaart - Anas acuta
Zilvermeeuw - Larus argentatus
Groenpootruiter - Tringa nebularia
Pimpelmees - Cyanistes caeruleus
Zomertaling - Anas querquedula
Grote Bonte Specht - Dendrocopos major
Pontische Meeuw - Larus cachinnans
Zomertortel - Streptopelia turtur
Grote Canadese Gans - Branta canadensis
Porseleinhoen - Porzana porzana
Zwarte Kraai - Corvus corone
Grote Gele Kwikstaart - Motacilla cinerea
Putter - Carduelis carduelis
Zwarte Mees - Periparus ater
Grote Lijster - Turdus viscivorus
Ransuil - Asio otus
Zwarte Roodstaart - Phoenicurus ochruros
Grote Zaagbek - Mergus merganser
Regenwulp - Numenius phaeopus
Zwarte Ruiter - Tringa erythropus
Grote Zilverreiger - Ardea alba
Rietgors - Emberiza schoeniclus
Zwarte Specht - Dryocopus martius
Grutto - Limosa limosa
Rietzanger - Acrocephalus schoenobaenus
Zwartkop - Sylvia atricapilla
Halsbandparkiet - Psittacula krameri
Ringmus - Passer montanus
Zwartkopmeeuw melanocephalus
Havik - Accipiter gentilis
Roek - Corvus frugilegus
Heggenmus - Prunella modularis
Roodborst - Erithacus rubecula
Holenduif - Columba oenas
Roodborsttapuit - Saxicola rubicola
Gekraagde Roodstaart phoenicurus
-
Phoenicurus
-
Ichthyaetus
De toevallige waarnemingen die tijdens de inventarisatierondes van de VLM werden genoteerd worden hieronder besproken (niet gebiedsdekkende inventarisatie en bijgevolg indicatief): Weide- en akkervogels: o
Voor gele kwikstaart werden 4 tot 5 territoria vastgesteld (langs de Scheldekant in massa 3 en 5, in massa 8 tussen Wallebeek en Klapstraat, in massa 9 nabij de Biezenbeek en in
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 136 van 263
massa 10 ten zuiden van Astene). Op één van deze locaties werd een succesvol broedgeval genoteerd (massa 9). o
De kievit werd waargenomen in massa 2 nabij Den Beer aan de E17.
o
De scholekster werd een aantal keren aangetroffen in het projectgebied. O.a. een broedend koppel in een weide in Landuit (massa 5) en ook in massa 3 nabij Hondelee.
o
Veldleeuwerik en graspieper werden wel waargenomen in het gebied (vooral tijdens het trekseizoen), maar er werden geen territoria gevonden.
Vogels van kleinschalige cultuurlandschappen: o
Binnen het ruilverkavelingsgebied werden verschillende waarnemingen gedaan van de patrijs: in massa 3 (nabij Hondelee), 5 (nabij St Annakapel en Ganzenbroek), 8 (tussen spoorweg en Klapstraat), 10 (in het westen nabij de N35) en 12 (Ten Ede, Beerhof en Turkijenhoek).
o
Ook werden verschillende waarnemingen gedaan van typische vogels van kleine landschapselementen als knotwilgen, solitaire bomen, hagen en houtkanten: naast de eerder besproken steenuil, gekraagde roodstaart en holenduif, ook waarnemingen van spotvogel en torenvalk.
o
Van de spotvogel werden twee zangposten gesignaleerd: 1 aan de Hagelandput in De Pinte (massa 8) en 1 rond het kasteel Predikherenhof in Zwijnaarde (massa 1).
o
Torenvalken werden waargenomen tussen de Nieuwgoedhoeve te Parijs en de N35 (massa 10) en verder nog een koppeltje in Landuit (massa 5).
Vogels van waterrijke gebieden: o
Binnen het ruilverkavelingsgebied zijn er waarnemingen van de Kleine karekiet alsook van de bosrietzanger in de omgeving van de Scheldemeersen in Zevergem (massa 3) en in Hooglatem (massa 6).
o
Het witgatje werd overvliegend waargenomen in massa 1en massa 8.
o
De watersnip werd vooral waargenomen ten westen van Nieuw Goed te Parijs (massa 10) en ook ten Oosten van Landuit (massa 4).
o
Een 30-tal waarnemingen van de wulp werden geteld in een grasland ten noorden van Groot Biezenhof (massa 9).
o
De fuut en de kuifeend werden waargenomen op de Hagelandput in massa 8.
Bosvogels en vogels van kleinschalige cultuurlandschappen: o
De buizerd werd verscheidene keren cirkelend aangetroffen (massa 1, 5, 9 en 10).
o
De boomvalk werd 2x overvliegend waargenomen in het noorden van massa 7
o
De fazant werd o.a. langs de Scheldekant aangetroffen
o
De staartmees komt voor in de Scheldekant, massa 3 en 4
Bosvogels: o
1 zangpost van de boomklever werd waargenomen in massa 10
o
Een onnauwkeurige lokatie van de boomkruiper vastgesteld in de buurt van Klein Biezenhof in massa 9
o
2 waarnemingen van de tjiftjaf en 1 van de zwartkop langs de Scheldekant in massa 3
o
Het goudhaantje komt voor in massa 3 en 10
o
De ransuil werd gesignaleerd in massa 7
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 137 van 263
In de thematische studie Ecologie wordt gewezen op het belang van het gebied voor Steenuil en andere holenbroeders Steenuil De steenuil is een standvogel van kleinschalig landschap met houtkanten, knotbomen, oude erven, schuren en hoogstamfruitbomen. Het is een holenbroeder. Meestal vindt hij geschikte nestplaatsen in oude fruitbomen, knotwilgen, nestkasten of gebouwen. Zijn territorium is ongeveer 25 ha groot. Hierbinnen moeten allerlei landschapselementen aanwezig zijn om voedsel (insecten, muizen, wormen, …) te kunnen vinden en om te nestelen. Gezien het belang van knotwilgen en oude hoogstammige fruitbomen voor de soort en gezien hun kwetsbaarheid bij ruilverkaveling, werd op deze landschapselementen gefocust tijdens de ecologische studie van de VLM. In totaal werden 57 à 60 territoria van steenuil geteld binnen het plangebied (actieve inventarisatie d.m.v. geluidsopname met territoriale roep van de soort). Het werkelijk aantal territoria ligt ongetwijfeld hoger, aangezien niet alle vogels altijd reageren op het afspelen van het geluid. Niettegenstaande werd zo een goed idee bekomen van de verspreiding van de soort in het plangebied. De belangrijkste bolwerken bevinden zich in de omgeving van Astene (massa 10), Ter Biezen in Nazareth (massa 9), Wallebeek-Molenhoek (massa 7 + noorden van massa’s 8 en 9), HoogLatem (massa 6), Indiana in Zwijnaarde (massa 2), de Beerhofbeek in Nazareth (massa’s 11 en 12) en de rand van de Scheldevallei (massa’s 3 en 5). Daarnaast valt ook op dat de soort in een aantal zones ontbreekt i.e. massa 1, massa 13 en een zone op de grens van massa 9 en massa 10. Ook in een strook langs de E17 komen nauwelijks steenuilen voor. Een uitzondering vormt het ene roepende mannetje dat werd waargenomen aan de Hagelandput, op minder dan 100m van de autosnelweg. Nochtans lijkt lokaal wel geschikt biotoop aanwezig te zijn, vooral tussen de Hospicebossen en de Hagelandput. Het is niet duidelijk in hoeverre het ontbreken van waarnemingen langs de E17 een gevolg is van de verminderde waarneembaarheid, of dat dit wijst op een lage bezettingsgraad in dit gebied. In de literatuur is weinig info te vinden over het effect op steenuilen van geluids- en lichthinder door snelwegen. Onderzoeken in andere regio’s geven tegenstrijdige bevindingen. Vermoedelijk wordt de aanwezigheid van steenuilen medebepaald door hun historische verspreiding en veranderingen in het landschap waardoor ze soms teruggedrongen worden in suboptimaal biotoop. Andere holenbroeders Van de gekraagde roodstaart werden 4 territoria vastgesteld, waarvan 2 aan de rand van de Scheldevallei (massa 3 en 5) en 2 tussen Wallebeek en Molenhoek (massa 7). De holenduif werd waargenomen in massa 7 nabij de Broekstraat (waarschijnlijk een koppel: met veel lawaai opvliegend uit een oude knotwilg) en verder 3 waarnemingen in het westelijk deel van massa 9. De grote bonte specht werd waargenomen in het westelijk deel van massa 1 en nabij het Zwartegat in massa 13. De aanwezigheid van de groene specht werd vastgesteld in massa 2 (rond Indiana), 5 (nabij Oudmeers), 9 (nabij Splete) en 10 (Zonneschijn). Poelen en amfibieën In onderstaande bespreking zijn waarnemingen van de VLM opgenomen, aangevuld met inventarisaties die vroeger uitgevoerd werden door HYLA of INBO en losse waarnemingen. In totaal werden 6 soorten amfibieën waargenomen: alpenwatersalamander, kleine watersalamander, vinpootsalamander, gewone pad, bruine kikker en groene kikker (synklepton). De inventarisaties werden uitgevoerd door middel van specifieke fuiken enerzijds en de inzet van schepnetten anderzijds. Larven van salamanders werden nergens gevangen in de fuiken. Gelet op het verminderde vangssucces van deze methode voor larven duidt dit nog niet op een eventueel verminderd voortplantingssucces van salamanders in deze poelen. Aanvullend op fuikgebruik werden
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 138 van 263
schepnetten gebruikt. In de loop van 2009 werd dan ook gericht op zoek gegaan naar salamanderlarven met schepnet. Dit gebeurt in de poelen waar voorheen reeds adulten waargenomen werden. Van de 71 bemonsterde waterpartijen waarin geslachtsrijpe salamanders werden vastgesteld, waren de resultaten als volgt: bemonstering met schepnet resulteerde in de vangst van larven in twaalf waterpartijen, bemonstering met fuik slechts in drie waterpartijen. In de resultaten die hieronder besproken worden, wordt daarbij vooral gefocust op de salamanders, aangezien groene kikker, bruine kikker en gewone pad iets minder eisen stellen aan hun voortplantingsplaats. Binnen het studiegebied worden geen paddenoverzetacties gedaan. Dit gebeurt wel in de onmiddellijke omgeving (hier door vrijwilligers van Natuurpunt VZW), met name in de Ponstraat in Astene (tussen de N43 en massa 9) en in de Scheldeveldstraat in De Pinte (aan de rand van de kern van De Pinte, tussen massa’s 2 en 6). Voor 2009 werden in de Ponstraat 49 gewone padden, 30 niet gedetermineerde kikkers en 11 niet gedetermineerde watersalamanders overgezet. In de Scheldeveldstraat werden 242 gewone padden, 3 bruine kikkers, 1 exemplaar van het groene kikker complex, 8 niet gedetermineerde watersalamanders overgezet. Daarnaast werden ook verscheidene (verkeers)slachtoffers aangetroffen. Hieronder worden de belangrijkste gebieden voor salamanders binnen het projectgebied besproken. In de omgeving van het Nieuw Goed te Parijs (Astene) komen nog heel wat poelen voor (P001, P002, P003, P004, P019, P020, P034, P035, P036, P037, P038, P107, P109 en P119) en in verschillende daarvan werden kleine watersalamanders waargenomen en in een enkele ook alpenwatersalamander.
Figuur 7-21: voorkomende poelen in de omgeving van Nieuw Goed te Parijs (massa 10) Rondom het grasland gelegen ten zuidwesten van de hoeve Nieuw Goed te Parijs liggen vier goed ontwikkelde poelen (P003, P004, P119 en P037). Ten oosten van de hoeve liggen twee poelen (P001 en P002) waarin kleine watersalamander voorkomt. Vroeger werd hier ook nog alpenwatersalamander waargenomen. Deze poelen zijn op zich zeer mooi, maar ze liggen in een akker en liggen als dusdanig geïsoleerd. In poel P038 (nog meer oostwaarts gelegen) werd er in juni 2008 niets gevangen, maar deze poel werd opnieuw geïnventariseerd in april 2009 en dan werden er wel alpenwatersalamanders aangetroffen. Een tweede poel ligt in de onmiddellijke omgeving ervan, met name P107. 20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 139 van 263
Nog meer oostwaarts ligt poel P109. Hierin werden er kleine watersalamanders aangetroffen. Ten noorden van de hoeve Nieuw Goed te Parijs, liggen nog een 4-tal poelen (P020, P034, P035 en P036) langs akkers en/of wegberm. In 1 ervan werd kleine watersalamander aangetroffen (P035). Tenslotte de meest noordelijk gelegen poel P019 is een kwalitatieve poel met goed ontwikkelde vegetatie (o.a. waterranonkel) waarin bruine kikker zich voortplant, maar hij is gelegen in akkerland.
Figuur 7-22: voorkomende poelen in de massa’s 1 tot en met 9 Een tweede belangrijke concentratie van waardevolle waterelementen ligt in de omgeving van Goed ter Woestijne (Astene) (P017, P018, P022, P032, P100 en P101). Hier werden zowel alpenwatersalamander als kleine watersalamander waargenomen. In één van de poelen werd in 2005 door HYLA ook vinpootsalamander genoteerd (P017). In P032 is bovendien een zeer mooie vegetatie aanwezig met ondermeer waterviolier. Ten oosten van de Hospicebossen (Nazareth) ligt een mooie poel (P010) waar zowel alpenwatersalamander als kleine watersalamander voorkomen. Ook de sloot langs de straat Ganzenbroek in Eke (P008) behoort tot het leefgebied van kleine watersalamander en mogelijk ook alpenwatersalamander (deze soort kwam er vroeger in ieder geval voor). Ook in de Moerbeek (P117) werden er kleine watersalamanders en bruine kikkers aangetroffen. De twee soorten salamanders komen ook voor in een waterpartij in de tuin van Mattestraat 1 te Zevergem (waarneming HYLA). Gezien de ligging zal normaalgezien niet geraakt worden aan de poel zelf. Voor amfibieën is echter ook de kleinschaligheid van het omringende landschap van belang. Ook in de gracht langsheen de Grote Steenweg te Zevergem (P027) werd kleine watersalamander waargenomen. Deze gracht lijkt echter niet geschikt voor voortplanting van deze soort. Vroeger kwam kleine watersalamander hier voor in een poel gelegen ten noorden van de weg. Deze poel is echter verdwenen. Het ziet er naar uit dat er momenteel geen geschikte voortplantingsplaatsen voor salamanders aanwezig zijn in de omgeving. 20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 140 van 263
Tussen de Hondelee en de E17 (Zevergem) (P015) komt kleine watersalamander voor in een bosplas. Mogelijk heeft ook alpenwatersalamander hier zijn leefgebied. Deze soort kwam er vroeger in ieder geval voor. Ook in Hoog-Latem (P013 en P028) komt kleine watersalamander voor. De waterpartijen zijn vrij waardevol, niet enkel om hun aanwezigheid van salamanders maar ook omwille van de vegetatie. In P013 groeit waterviolier. In en rond P028 komen verschillende hc-soorten voor. Wat de poelen in de omgeving van Splete (P021, P033, P039 en P041) betreft, treffen we alpenwatersalamander en/of kleine watersalamander aan in P039 en P041. In P021 en P033 zijn bruine kikkers aanwezig. Waterpartij P021 wordt ook intensief gebruikt door libellen en er is een vrij mooie vegetatie aanwezig. In de poelen in massa 1 (P029 en P031) werd er enkel bruine kikker aangetroffen, maar vooral poel P029 is mooi gelegen in nat grasland met veel hc soorten en slenken. In Landuit (massa 5), treffen we een poel aan als verbreding van een sloot. In juni 2008 werden er fuiken geplaatst zowel in de sloot als in de verbreding achteraan. Er werden geen salamanders aangetroffen. In april 2009 werden er opnieuw fuiken geplaatst in de poel en werden er zowel kleine watersalamanders als alpenwatersalamanders aangetroffen. In poel P043 in massa 8 (dichtbij de E17 in Brede Heet in De Pinte) leeft kleine watersalamander. De poel bevat veel dood hout. Reptielen In de omgeving van de Hospicebossen komt mogelijk nog levendbarende hagedis voor. De laatste waarneming dateert er van 2003. Toen werd de soort waargenomen langs de E17. Zoogdieren o
Vos: Deze werd driemaal waargenomen tijdens de verschillende inventarisaties in het gebied: tweemaal in Astene: in een eikenbos (massa 10) en door een bewoonster langs de Twezebeekloop (massa 9) en eenmaal in Landuit, in een naaldhoutaanplant omgeven door populierenrijen (massa 5).
o
Haas: Hij komt vrij algemeen voor in het studiegebied (vooral centraal en in het oosten; niet in het noorden en het westen). Binnen ons studiegebied vinden we de grootste concentraties in massa 3 en 5, in het oostelijk deel van massa 8 en in massa 13. Verder ook enkele waarnemingen in massa 4 (enkel het zuiden), 9 en 11.
o
Vleermuizen
De beschrijving van de voorkomende vleermuizen is gebaseerd op een studie uitgevoerd door de vleermuizenwerkgroep van Natuurpunt/JNM. Er werd door werkgroep in opdracht van de VLM ook aanvullend veldwerk verricht. Winterverblijfplaatsen De beschrijving van de voorkomende vleermuizen is gebaseerd op een studie uitgevoerd door de vleermuizenwerkgroep van Natuurpunt/JNM. Er werd door de VLM ook aanvullend veldwerk verricht. De belangrijkste winterverblijfplaatsen in de omgeving van het plangebied zijn: o
kunstgrot in kasteelpark van Welden te Zevergem (object 2024)
o
kasteel Grand Noble in De Pinte (object 2032)
o
de Ceder in Astene (object 2049)
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 141 van 263
o
Borgwal in Vurste (object 2036)
o
Nieuwgoedkasteel in Zwijnaarde (object 2169)
Daarnaast zijn er ook nog een aantal objecten met lagere aantallen vleermuizen: o
aardappelkelder in Astene net ten noorden van de N43 (object 2063)
o
bunker in kasteelpark de Ghellinck d’Elsegem in Zwijnaarde (object 2149)
o
klein gebouwtje in kasteelpark Scheldevelde (2147)
o
Hemelrijk in De Pinte (object 2167)
o
Pontstraat te Deurle (object 2199)
o
Reivisschekasteel in Zwijnaarde (object 2168)
o
Bunker C1 in Astene (object 2229)
o
Bunker C2 in Astene (object 2357)
o
Bunker D2 in Astene (object 2180)
o
Bunker B17 in Merelbeke (object 2034)
o
Bunker B18 in Merelbeke (object 2035)
Figuur 7-23: ligging van de relevante objecten inzake vleermuizen. De andere bunkers binnen het projectgebied werden niet als winterverblijfplaats gebruikt en lijken daartoe in eerste instantie ook niet geschikt. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de aangetroffen soorten in de winterverblijfplaatsen, met hun respectievelijke vermelding op de Vlaamse Rode Lijst Rode lijst categorie
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 142 van 263
gewone baardvleermuis Myotis mystacinus Brandts vleermuis Myotis brandtii franjestaart Myotis nattereri gewone grootoorvleermuis Plecotus auritus grijze grootoorvleermuis Plecotus austriacus Gewone watervleermuis Myotis daubentonii
(3 = vermoedelijk bedreigd ; 2 = bedreigd, 1 = momenteel niet bedreigd) 3 2 3 3 2 1
Een bijzondere soort voor het gebied is zeker de Brandts vleermuis. Deze overwintert in een kunstgrot in het kasteelpark van Welden. De Brandts vleermuis is voornamelijk een bosgebonden soort. Jachtgebieden kunnen zich evenwel ook buiten het bosgebied bevinden. Kraamkolonies In de omgeving van het projectgebied situeren zich een aantal belangrijke kraamkolonies voor vleermuizen: o
kolonie in een oude schuur in de Blijpoelstraat te Zevergem
o
kolonie in de kerk van De Pinte
o
kolonie in het kasteel van Welden
o
kolonie in de kerk van Nazareth
Daarnaast zijn er ongetwijfeld nog talrijke kleinere kolonies, verspreid over het studiegebied. Aanwezigheid tijdens voortplantingsseizoen In totaal werden 8 soorten waargenomen, waaronder verschillende soorten die als bedreigd of vermoedelijk bedreigd vermeld worden op de Rode Lijst
gewone baardvleermuis Myotis mystacinus franjestaart Myotis nattereri ruige dwergvleermuis Pipistrellus nathusii * grootoorvleermuis sp. Plecotus sp. **
Rode lijst categorie (3 = vermoedelijk bedreigd ; 2 = bedreigd) 3 3 3 3 (gewone grootoorvleermuis) of 2 (grijze grootoorvleermuis)
gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus laatvlieger Eptesicus serotinus rosse vleermuis Nyctalus noctula watervleermuis Myotis daubentonii *Ruige dwergvleermuis komt in het gebied vermoedelijk enkel op doortrek voor. ** Beide soorten grootoorvleermuizen zijn zeer moeilijk van elkaar te onderscheiden, vandaar dat vrij vaak grootoorvleermuis spec. gebruikt wordt.
Ondanks de aanwezigheid tijdens de winter en de extra aandacht die er aan besteed werd, werden in het gebied geen Brandts vleermuizen waargenomen tijdens het voortplantingsseizoen.
Conclusie Binnen het projectgebied liggen duidelijk een aantal zones die zeer belangrijk zijn voor vleermuizen tijdens het voortplantingsseizoen: o de omgeving van Zevergem en Welden o
de Scheldevallei ter hoogte van Eke
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 143 van 263
o
de omgeving van De Pinte en de Zeven Dreven
Ook in Hooglatem en Nazareth komen belangrijke soorten voor, maar deze lijken minder gebruik te maken van de gebieden gelegen binnen het plangebied. Globaal gezien kan gesteld worden dat het noordoostelijk deel van het plangebied veel belangrijker is dan het zuidwestelijk deel. In het grootste gedeelte van massa 7, 8, 9, 10, 11 en 12 komt enkel dwergvleermuis voor. Aan de noordrand van massa 11 en 12 komt lokaal ook rosse vleermuis voor en rond Ter Biezen zijn watervleermuizen aanwezig. Onderdoorgang E17 Momenteel zijn er voor vleermuizen slechts 2 verbindingen onder de E17: o
Tussen De Pinte en Zevergem ligt een brug (i.e. ter hoogte van de Grote Steenweg) waar af en toe eens een dwergvleermuis onder door vliegt.
o
Op de grens van Zwijnaarde en De Pinte loopt de Kokersbeek onder de E17 door. De duiker van de beek wordt momenteel vermoedelijk slechts beperkt gebruikt door vleermuizen. Door bijkomende beplantingen die de vleermuizen beter geleidt, zou deze onderdoorgang opgewaardeerd kunnen worden.
In totaal werden 10 soorten vleermuizen waargenomen, waarvan 6 rode lijst soorten. Libellen en vlinders Libellen: In het studiegebied komen enkel vrij algemene soorten libellen voor. Vermits zowel voor de eileg als voor de ontwikkeling en bescherming van de larve een goed ontwikkelde water- en oevervegetatie noodzakelijk is, is een goede waterkwaliteit de eerste vereiste. Ook overdreven ruimingen, uitdiepingen en oeververstevigingen zijn aldus uit den boze, alsook onevenwichtige visuitzettingen waardoor de vegetatie vernietigd wordt. Er dient ook opgelet te worden bij het maaien van de oevervegetatie in het voorjaar of de zomer. Legplaatsen voor bepaalde soorten worden hierbij vernield en op dat moment gaan metamorfoserende individuen verloren. Afgestorven stengels worden, vooral door grote glazenmakers, gebruikt als legplaats. Ze moeten in voldoende hoeveelheid in het water gelaten worden. Indien het wateroppervlak te veel overschaduwd wordt door opgroeiende struiken is kappen van een deel hiervan aangewezen. Lichtrijke en warme oevers zijn belangrijk voor de eileg. Anderzijds dient er op gelet te worden dat niet alle struiken gekapt worden. De houtpantserjuffer legt haar eieren bijna uitsluitend in dergelijke oeverstruiken. Er moet ook opgelet worden met het uitzetten van roofvissen, zeker in waters met een weinig ontwikkelde watervegetatie. Roofvissen zijn namelijk sterke predatoren van libellenlarven en een onnatuurlijk hoge dichtheid is dus te vermijden. Volgende gegevens werden door de VLM opgevraagd bij de libellendatabank. De eigenaar en de beheerder van de databank is de Libellenwerkgroep GOMPHUS, vertegenwoordigd door Geert De Knijf. De databank bevat gegevens over waarnemingen van libellen op UTM-niveau, vnl. verzameld door vrijwilligers. 1 UTM-hok komt overeen met een hok van 1 x 1 km2. Gegevens van de libellendatabank tonen waarnemingen in Hooglatem van: Grote keizerlibel, oeverlibel, lantaarntje, azuurwaterjuffer, bloedrode en bruinrode heidelibel. De libellendatabank toont waarnemingen in De Pinte, Nazareth, Zevergem (en ook buiten studiegebied met name in Semmerzake en Ouwegem) van:
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 144 van 263
Vlinders: De volgende gegevens komen van de databank die eigendom is van de Vlaamse Vlinderwerkgroep vzw. Ze bevat gegevens over waarnemingen van dagvlinders op UTM-niveau, vnl. verzameld door vrijwilligers in de periode 1991-1999. Een opvallende vlinder in Hooglatem is het oranjetipje. Ook het in grasland levende zwartsprietdikkopje is er talrijk. Het weinig kieskeurige icarusblauwtje wordt op de opgehoogde terreinen teruggevonden. Deze soorten komen ook voor in De Pinte en Nazareth. Verder komen in en om het gebied volgende soorten voor: bont zandoogje, boomblauwtje, bruin blauwtje, citroenvlinder, dagpauwoog, gehakkelde aurelia, groot dikkopje, groot koolwitje, hooibeestje, klein geaderd witje, klein koolwitje, kleine vos, kleine vuurvlinder, koninginnepage en landkaartje. Vissen Van de voorkomende waterlopen in de buurt van het plangebied zijn er slechts 3 waarvan er gegevens terug te vinden zijn in de VIS-databank van het INBO. Het betreft de waterlopen Leebeek te Gavere en Moerbeek en Zwarte Kobensbeek te De Pinte. Volgende soorten werden er waargenomen: o
Leebeek: blauwbandgrondel, driedoornige stekelbaars, paling, rietvoorn en tiendoornige stekelbaars;
o
Moerbeek: driedoornige stekelbaars en giebel;
o
Zwarte Kobensbeek: baars, bittervoorn, blankvoorn, blauwbandgrondel, brasem, driedoornige stekelbaars, karper, kolblei, paling, rietvoorn, snoek en tiendoornige stekelbaars.
De visindex voor deze waterlopen is algemeen slecht tot ontoereikend.
7.3.5
Effectvoorspelling en –beoordeling Voor de bespreking van de effecten wordt gedeeltelijk gesteund op de “Rapportering over de zorgplicht”, waarin de ecotopenbalans is opgenomen.
7.3.5.1 Algemeen De geplande maatregelen worden eerst per thema algemeen besproken. In de daarop volgende hoofdstukken worden vervolgens de belangrijkste effecten per effectengroep besproken.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 145 van 263
Landbouw In de zones voor herverkaveling wordt de herverkaveling en kavelinrichting uitgevoerd binnen de structuur van de wegen, waterlopen en vaste kavels. Door herverkaveling worden de percelen van één gebruiker zoveel mogelijk gegroepeerd. Dit vergroot de kansen tot groeninrichting van de gebundelde percelen, wat beperkt positieve effecten op de natuurwaarden van het plangebied met zich mee kan brengen. Verder zijn binnen deze zones zowel behoudsgerichte als structuurversterkende maatregelen voorzien die slaan op het behoud, herstel en de opbouw van een grofschalig netwerk van kleine landschapselementen (bossen, graslanden, ruigten, dreven, bomenrijen, houtkanten, poelen,…). Dit wordt verder in het document besproken onder ‘landschap en natuur’. Binnen de zones tot herverkaveling zijn ook graslanden gelegen. Indien deze graslanden zouden omgezet worden tot akkers ten gevolge van het toebedelen aan een andere landbouwer via de herverkaveling, wordt dit vanuit de discipline fauna en flora sterk negatief beoordeeld, zeker wanneer het percelen betreft die reeds jaren onder gras liggen en waar de soortenrijkdom bijgevolg groter is. Omdat een landbouwer minder rechtstreekse EU-steunverlening ontvangt (“MTRpremies”) indien hij zijn totale oppervlakte grasland verkleint, is de kans gering dat de totale oppervlakte grasland significant zal verminderen. De ligging van deze graslanden kan echter wel veranderen, waardoor vooral de biologische waarden van de permanente graslanden kunnen verloren gaan. Het ruilen van deze graslanden kan dus in de eerste plaats een sterk negatief effect hebben indien het gaat om biologisch waardevolle vegetaties die door ruiling een grotere kans krijgen om gescheurd te worden. De graslanden die aansluiten bij een huiskavel van een andere landbouwer, worden indien mogelijk zodanig toebedeeld dat deze huiskavel vergroot. Hierdoor verkleint de kans dat deze weiden worden gescheurd, wat positief wordt beoordeeld ten opzicht van de huidige situatie. Daarnaast worden de meest waardevolle graslanden aangeduid als te behouden, waardoor deze niet zullen gescheurd worden na uitvoering van de ruilverkaveling. Door het (her)gebruik van cultuurhistorische structuren bij het herverkavelen, blijven historische bodemtoestanden, en dus bv. ook de aanwezige permanente zaadvoorraad, min of meer gehandhaafd. Herstel van verstoorde vegetaties en het handhaven van bestaande populaties zal hierdoor makkelijker verlopen.
In de zones voor behoud en versterking van landschaps- en natuurwaarden worden in principe geen kavelinrichtingswerken voorzien en zijn bij de herverkaveling de bestaande en de te ontwikkelen landschaps- en natuurwaarden belangrijke randvoorwaarden. Er wordt dus niet geraakt aan de landschaps-ecologische infrastructuur (grachten, graslanden, ruigten, houtkanten, poelen,…). Het betreft de meest ecologisch waardevolle zones. Door er voor te zorgen dat de perceelsstructuur zo veel als mogelijk behouden blijft, is er ook minder kans dat de vegetatie en de aanwezige KLE’s gewijzigd worden. Vanuit Fauna en Flora wordt deze benadering in het plan als positief gezien. Ten opzichte van de huidige situatie dient het effect echter neutraal beoordeeld te worden, gezien een individuele landbouwer zowel in de huidige als in de toekomstige situatie kan beslissen om grasland te scheuren. Landschap en natuur Te behouden bos / boomgaard / ruigte Gezien de natuurwaarden in het plangebied momenteel algemeen vaak versnipperd zijn, worden zo goed als alle bestaande bospercelen, boomgaarden en ruigtepercelen behouden, zodat de
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 146 van 263
stapsteenfunctie die ze momenteel hebben, behouden blijft. Het behoud van deze bospercelen 7 wordt vanuit de discipline Fauna en Flora als neutraal beoordeeld .
Aan te leggen / om te vormen bossen Op een aantal plaatsen binnen het plangebied wordt voorzien om nieuwe bossen aan te leggen of om te vormen. In het westen van het plangebied betreft het percelen ten westen van de Parijsestraat, in aansluiting met bestaande bospercelen. In de omgeving van de Hospicebossen en in aansluiting met de E17 zijn een aantal percelen aangeduid als te bebossen door derden. De stroken langs de E17 kunnen als buffer dienen voor het achterliggend landschap. Vanwege de geluidsverstoring zullen ze wellicht geen leefgebied vormen voor verstoringsgevoelige soorten. Ook in het noorden van het plangebied (thv de Rosdamstraat) worden 2 kleine percelen aangeduid als te bebossen. Deze kunnen als bijkomende stapsteen in het landschap functioneren, wat positief beoordeeld wordt. Het aanleggen van bossen in aansluiting met grotere bestaande boscomplexen (thv de Hospicebossen en thv de Parijsestraat) wordt positief beoordeeld. Maar ook het aanleggen van kleinere beboste percelen in het open landschap heeft een positief effect, gezien hierdoor bijkomende stapstenen voor fauna en flora gerealiseerd worden. In massa 1 wordt een bosje door aangepast beheer omgevormd tot een volwaardig alluviaal elzenbos (vn), wat positief wordt beoordeeld. Mogelijks te verdwijnen bos / boomgaard / ruigte Ca. 6 bospercelen met een beperkte oppervlakte worden niet aangeduid als te behouden, waardoor ze in aanmerking komen voor herverkaveling en mogelijks kunnen verdwijnen. De helft hiervan is gelegen binnen de zone voor behoud en versterking van landschaps- en natuurwaarden, waardoor de kans groot is dat ze alsnog blijven bestaan. De percelen die gelegen zijn in de zone voor herverkaveling kunnen mogelijks verdwijnen. Gezien hun beperkte omvang en hun beperkte biologische waarden, wordt dit mogelijk effect beperkt negatief beoordeeld. Te behouden waardevol grasland Alle ecologisch waardevolle graslanden worden op het plan aangeduid als in privé domein te behouden. Daarbij zijn een groot aantal van deze graslanden gelegen binnen de zone voor behoud en versterking van landschaps- en natuurwaarden. Er kan verwacht worden dat deze graslanden in de toekomst niet gescheurd zullen worden. Soortenrijke graslanden dienen als stapsteen voor de migratie van talrijke dier- en plantensoorten. Het behoud van deze graslanden wordt vanuit de discipline Fauna en Flora als neutraal beoordeeld. Globaal is deze benadering wel een positief element in het plan. Mogelijks te verdwijnen grasland Een groot aantal graslanden is gelegen binnen de zone voor herverkaveling en wordt niet aangeduid als te behouden. Hierdoor is het mogelijk dat deze graslanden omwille van de herverkaveling zullen gescheurd worden. Het betreft de eerder minder waardevolle graslanden. Het effect hiervan wordt reeds besproken onder de vorige paragraaf ‘Landbouw’. Hoewel deze graslanden minder waardevol zijn betekent het scheuren van grasland onvermijdelijk een verlies aan ecologische waarde . Wanneer het gaat om permanent graslanden (niet: tijdelijke ‘grasakkers’) wordt dit als beperkt negatief beoordeeld. Te behouden lijnvormige groenelementen
7
Wanneer we het instrument ‘Ruilverkaveling’ op zich beoordelen, is de huidige aanpak als positief te zien, gezien bij ruilverkavelingen in het verleden er drastische ingegrepen werd en behoud van (kleinere) bospercelen slechts zelden gebeurde. Dit geldt tevens voor de andere aspecten in deze beoordeling (permanente graslanden, poelen,…)
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 147 van 263
Onder de bestaande lijnvormige groenelementen zijn op de kaart houtkanten, hagen en bomenrijen aangeduid. Ca. 145 km bestaande lijnvormig opgaande begroeiing zal behouden blijven. Perceelsranden, bermen van wegen en oevers zijn niet aangeduid, maar worden ook behouden, zeker indien zij biologisch waardevol zijn. Het behoud van de lijnvormige groenelementen wordt vanuit de discipline Fauna en Flora als neutraal beoordeeld. Globaal is deze benadering wel een positief element in het plan. Lijnvormige groenelementen vormen een leef- en broedgebied voor tal van soorten en bieden ook beschutting aan diersoorten. Bomenrijen zijn ecologisch minder interessant dan hagen of houtkanten, maar vergroten wel de structuur en de diversiteit aan habitats van het landschap. Bestaande bomenrijen, en vooral oude knotbomen, blijven zoveel mogelijk behouden (ca. 92 % van de bestaande lijnvormige groenelementen blijft behouden).
Aan te planten lijnvormige groenelementen Het aanplanten van hagen en houtkanten is een belangrijke maatregel in het gebied, zowel voor de versterking van de natuurwaarden op zich als voor de migratie van dieren. Wanneer een haag of houtkant wordt aangeplant, wordt de bestaande berm met 3 à 4 meter verbreed. Vanuit voorliggende discipline zijn de bijkomende houtkanten die op die manier worden ingebracht een zeer positieve maatregel aangezien dit een reële toename betekent in natuurlijke biotopen binnen het RVK-blok, aangezien er op die manier een stevige buffer wordt gevormd tussen de wegzate en het akker- of weide-achterland, en aangezien hierdoor de migratie vergemakkelijkt wordt. Lokaal worden hagen of houtkanten onderbroken door erftoegangen, door opritten tot veldkavels en door kruispunten. Deze opening in de beplanting vormt een beperkte migratiebarrière. Het aanplanten van bomenrijen draagt bij tot het herstel van de traditionele ecologische verbindingsmogelijkheden, zeker wanneer een dense onderlaag van struiken is ingebracht. Bomenrijen zijn ecologisch minder interessant dan hagen of houtkanten, maar vergroten wel de structuur en de diversiteit aan habitats van het landschap. Waar nodig worden (bestaande) bomenrijen aangevuld met nieuwe bomen. Dit laatste wordt positief beoordeeld (o.a. i.f.v. vleermuizen). In totaal gaat het om 78 km nieuwe bomenrijen en houtkanten. Mogelijks te verdwijnen lijnvormige groenelementen De bestaande groenelementen die op de kaart van het ontwerp ruilverkavelingsplan niet zijn aangeduid als “te behouden”, worden enkel gerooid als na de herverkaveling blijkt dat zij in een nieuwe kavel staan. Zij worden niet gerooid indien zij op de grens van een kavel zullen staan. In totaal kunnen ruim 13 km opgaande lijnvormige groenelementen mogelijks verdwijnen. Meestal bevinden deze elementen zich midden in een aaneengesloten zone voor herverkaveling, waardoor de kans dat ze verdwijnen reëel is. Het effect wordt als beperkt tot matig negatief beoordeeld, afhankelijk van het soort element en hun ouderdom. Uit onderstaande tabel blijkt dat vooral oudere houtkanten en knotbomenrijen kunnen verdwijnen Tabel 7-8: Mogelijks te verdwijnen KLE’s, per type en leeftijdscategorie (0 = zeer jong; 3 = oud) Type Totaal bomenrij
Leeftijdscategorie 1 2 3
Totaal braamkant 0 haag 3 Totaal houtkant 0 1
Lengte (m) 3046 164 1136 1746 350 350 246 246 3585 0 18
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 148 van 263
Type
Leeftijdscategorie 2 3
Totaal knotbomenrij 0 2 3 Totaal ruigte 0 Totaal sierbeplanting 3 Totaal struikenrij 1 2 3 Totaal varenkant 3 Eindtotaal
Lengte (m) 251 3316 4699 0 382 4317 106 106 185 185 623 25 136 462 89 89 12927
Figuur 7-24: ligging van de mogelijks te verdwijnen KLE’s Poelen Alle momenteel aanwezige poelen worden behouden na de ruilverkaveling. Er worden met andere woorden geen poelen gedempt. Sommige poelen worden hersteld, heraangelegd of opgewaardeerd met hun omgeving. Ze kunnen dus worden omgevormd naar een plas, sloot, vijver. De poelen worden behouden of opgewaardeerd in functie van een netwerk van leefruimten voor voornamelijk amfibieën (padden, kikkers en salamanders). Deze dieren hebben vegetatierijke poelen nodig met een goede waterkwaliteit. Vanuit de discipline Fauna en Flora wordt dit positief beoordeeld.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 149 van 263
De aanleg van nieuwe poelen wordt eveneens voorzien binnen de maatregelen tot landinrichting, maar de precieze ligging ervan ligt nog niet vast. Er zijn wel een aantal zones aangeduid die nader te bekijken zijn, met name ten zuiden van de Putstraat en aan de Westerplas of op openbaar domein aan Grote Steenweg in Zevergem. Dit wordt beperkt tot matig positief beoordeeld afhankelijk van het aantal poelen en de mate waarin ecologische relaties herontwikkeld/hersteld worden). In een aantal zones is reeds een dicht netwerk aan poelen aanwezig (vb. binnen massa 7 en 10) terwijl dit in andere zones niet zo is. Nochtans kan een actieradius van 400 m vooropgesteld worden voor migrerende amfibieën. Hiermee rekening houdend liggen een aantal poelen niet dicht genoeg bij een naburige poel om van daaruit gekoloniseerd te worden. De actieradius van Kleine watersalamander is ongeveer 400 m, terwijl die van Groene en Bruine kikker een 600 à 800 m bedraagt en die van Gewone pad is zelfs meer dan 2000 m. Het voorzien van extra poelen, zodat iedere poel tenminste 1 naburige poel heeft binnen een straal van 400 m zorgt bijgevolg voor een vlottere en veiligere migratie, en voor een makkelijker handhaven van de stabiele (meta)populaties. Natuurtechnisch in te richten perceel / strook Binnen het plangebied worden een aantal percelen / stroken aangeduid als ‘natuurtechnisch in te richten’, met name in Sint-Martens-Latem ter hoogte van de Duivebeek, in het zuidoosten van het plangebied (in aansluiting met de Scheldemeersen) en een beperkt aantal kleinere percelen verspreid over het oostelijk deel van het plangebied. De natuurtechnische inrichting ter hoogte van de Duivebeek staat in combinatie met de aanleg van een zone voor waterberging. Ten zuiden van de Keistraat wordt de omgeving van de Duivebeek aangeduid als ‘zone voor waterberging’. Ter hoogte van de percelen ten noorden van de Keistraat (aangeduid als natuurtechnisch in te richten) zal de Duivebeek aanzienlijk verbreed worden en ecologisch ingericht worden. Indien de oevers van de beek hierbij voldoende flauw worden aangelegd (vb. 12/4 of 16/4) kan een interessante oevervegetatie tot stand komen. Verder worden volgende habitattypes nagestreefd op de aangeduide percelen: o o o
hf + mr: ten westen van Oudemeers); ha: ten zuiden van E17, t.h.v. Hospicebossen; hc:, t.h.v. Beerhofbeek en N60 in Nazareth.
Gezien deze types een hogere ecologische waarde hebben dan de huidige vegetatie, wordt het omvormen vanuit Fauna en Flora positief beoordeeld. Water Natuurtechnische inrichting Om de natuurlijkheid van de waterlopen te verbeteren, wordt tijdens de ruilverkaveling aandacht besteed aan de oevers van de waterlopen. Langs volgende waterlopen zal een natuurtechnische inrichting van de waterlopen gebeuren: Biezenbeek, Biezenlos, Grietgracht (Scheidbeek), Kokersbeek, Moerbeek, Rosdambeek en Zwarte Kobensbeek. Langs de Beerhofbeek zal niet alleen een natuurtechnische inrichting gebeuren, maar de beek zal ook worden verbreed. Bij een natuurtechnische inrichting wordt de berm verbreed en wordt de beek heraangelegd met flauwe oevers. De aanleg van natuurtechnische oevers beperkt afkalving van de oevers en kan een goeie uitgangsmaatregel zijn voor de ontwikkeling van een interessanter vegetatie. Het zelfzuiverend vermogen van de waterloop kan hierdoor verhogen. Vanuit ecologisch oogpunt is het aan te raden het oeverprofiel zo zacht hellend als mogelijk te maken, vb. 12/4 of 16/4. Hierdoor worden voldoende mogelijkheden gecreëerd voor de ontwikkeling van een interessantere oevervegetatie. Te verleggen waterloop De Twezebeekloop wordt ter hoogte van de Wallebeekstraat aangeduid als te verleggen naar het zuiden. Het deel van de waterloop evenwijdig met de Wallebeekstraat is gelegen tussen een akkerperceel en de weg. Het deel ten zuiden van en loodrecht op de Wallebeekstraat is gelegen langs een goed ontwikkelde bomenrij (op de grens van het plangebied) en een akkerperceel,
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 150 van 263
waardoor mogelijk voorkomende fauna hier beschutting vinden in de waterloop. Het verleggen van de waterloop naar het zuiden betekent dat ook (een deel van) de waterloop loodrecht op de weg zal verdwijnen. Indien het verleggen van de waterloop gepaard gaat met een natuurtechnische aanleg, kunnen de effecten ervan beperkt blijven. Het meer zuidwaarts aanleggen van de waterloop betekent een oppervlakte-inname van een biologisch minder waardevol akkerperceel, waardoor er geen significant negatieve effecten verwacht worden. Aan te leggen waterloop Slechts op 1 plaats wordt een nieuwe waterloop voorzien, met name ter hoogte van de Kortrijkse Heerweg. De precieze locatie ervan ligt nog niet vast, maar deze zal gesitueerd zijn ter hoogte van een biologisch minder waardevol akkerperceel. Indien deze waterloop natuurtechnisch wordt aangelegd, zullen de effecten voor fauna en flora hiervan positief zijn. Aan te leggen bufferstrook Bufferstroken worden voorzien langs volgende waterlopen: Beerhofbeek, Biezenbeek, Biezenbos, Blijpoelbeek, Duivebeek, Gegreybeek, Grietgracht (Scheidbeek), Kokersbeek, Leebeek, Moerbeek, Rosdambeek, Toutefaisbeek, Twezebeekloop, Winkelbeek en Zwarte Kobensbeek. In totaal gaat het om meer dan 29 km bufferstrook (van 5m breed). Deze bufferstroken zullen met oog op zuinig ruimtegebruik worden gecombineerd met andere functies, zoals recreatieve paden. De bufferstroken doen dienst als buffer tussen het aanpalend landbouwgebruik en de waterloop. Er wordt een zeer strikte afgrenzing met de omliggende agrarische entiteiten voorzien. Door het aanleggen van de bufferstroken kan een verbetering van de waterkwaliteit verwacht worden. Dit wordt vanuit Fauna en Flora positief beoordeeld. Verschillende manieren van beheer kunnen worden uitgewerkt voor wat betreft het ontwikkelen van soortenrijke perceelsranden ter hoogte van deze bufferstroken (bufferstroken deels hooiland- en deels ruigtebeheer). Deze maatregel is trouwens ook zinvol omdat een onbewerkte perceelsrand ervoor kan zorgen dat er kruiden, zaden en insecten voorkomen die als voedsel (en nestmateriaal of nestelzone) dienen voor akkervogels. Doordat ze meer beschutting bieden dan de aangrenzende akkers, zullen ze ook gebruikt worden door allerlei dieren om zich voort te bewegen in het landschap. Zo kunnen zij verschillende leefgebieden met elkaar verbinden. Dit is nuttig voor bijvoorbeeld amfibieën en vleermuizen. Bloemrijke ruigere stroken zijn verder ook geschikt voor een aantal vlindersoorten. Onbewerkte randen langs waterlopen hebben het voordeel dat zij naast een bufferende functie van de waterloop tegen inspoeling van pesticiden en mest, ook de erosie van de oevers voor een deel tegen gaan. Er zal minder vaak op de oevers gereden worden met zware voertuigen en het land zal niet tot tegen de oevers bewerkt worden. De ecologische meerwaarde van deze bufferstroken kan vooral gelden als een geschikt beheer ingesteld wordt en er met een aantal ecologische principes rekening gehouden wordt (geen mechanische/chemisch onkruidbestrijding , lagere bemestingsgraad, geschikt maaischema,..) ‘ Om al deze redenen wordt deze ‘buffer’-maatregel als positief ervaren binnen de discipline Fauna en Flora. Zone voor waterberging Ter hoogte van de Duivebeek wordt een zone voor waterberging aangeduid. Hierbij zullen graafwerken worden uitgevoerd om een waterbuffering mogelijk te maken. Verder wordt deze zone ook aangeduid als natuurtechnisch in te richten perceel. Om de ecologische kwaliteit van deze zone te optimaliseren dient er gelet te worden op een aantal basisprincipes, zoals de overgang tussen land en water op een natuurlijke wijze laten overvloeien, met flauwe taluds zonder harde oeverversteviging en indien mogelijk met een natuurlijke gradiënt van voedselrijk naar voedselarm en / of van droog naar nat, lokale inplant van riet, beperken van betreding, zones verondiepen,…). Archeologie en onroerend erfgoed Een 5-tal bunkers worden opgenomen in het openbaar domein. Een bunker ter hoogte van de ’s Gravenstraat wordt bijkomend opgenomen in openbaar domein en ingericht als vleermuizenwoonoplaats, wat positief wordt beoordeeld. De overige geschikte bunkers in het studiegebied bevinden zich buiten het ruilverkavelingsgebied.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 151 van 263
Ontsluiting Aan te leggen wegen Op een aantal plaatsen, verspreid over het plangebied worden korte nieuwe wegen voorzien. Het gaat steeds om lokale insteekwegen. Het effect hiervan is vrijwel verwaarloosbaar, gezien ze gelegen zijn in een momenteel reeds ecologisch weinig belangrijke omgeving. Nieuwe wegen hebben een standaardbreedte van 3 m en langs weerszijden wordt een berm van anderhalve meter voorzien. Deze bermen vormen bijkomende lijnvormige landschapselementen die het netwerk van KLE’s versterken. Zij vormen bijkomende habitats, vooral belangrijk voor planten en ongewervelde dieren. Globaal genomen is het realiseren van bredere bermen een positief gegeven. Ook door bij de aanleg van een nieuwe weg een sloot te voorzien tussen de wegberm en het aangrenzende land, zal de invloed van mest en bestrijdingsmiddelen op de bermvegetatie verminderen, en kan de biologische waarde van de berm toenemen. Langs de N60 zullen wellicht in de toekomst ventwegen worden ingericht. Binnen dit plan worden enkel de gronden hiervoor voorzien, de specifieke aanleg hiervan dient in een later project van AWV te gebeuren. Te verbeteren weg Verspreid over het plangebied wordt het bestaande wegennet lokaal aangepast en verbeterd. Deze wegen zijn momenteel onverhard (puin of aarde), semi-verhard (puin of steenslag) of verhard (asfalt of beton). De onverharde en semi-verharde wegen zullen na de ruilverkaveling bestaan uit steenslag. De wegen die momenteel reeds verhard zijn, zullen bestaan uit asfalt, steenslag of beperkt uit tweesporenbeton. Ook hier zullen de wegen in de toekomst een standaardbreedte van 3 m hebben met een berm van anderhalve meter aan weerszijden. Er wordt rekening mee gehouden dat aanpassingswerken aan bermsloten nodig kunnen zijn of dat nieuwe bermsloten aangewezen zijn. De uitvoeringswerken zullen een verstorend effect op de huidige samenstelling van de vegetatie hebben die zich momenteel ontwikkelt op de half- of onverharde wegen. Anderzijds zijn de inspanningen die worden gedaan ter verbreding van de bermen en aanplanten langs deze bermen een belangrijk positief gegeven. Door bij het verbeteren van een weg een sloot te voorzien tussen de wegberm en het aangrenzende land, zal de invloed van mest en bestrijdingsmiddelen op de bermvegetatie verminderen, en kan de biologische waarde van de berm toenemen. Verbeterde wegen hebben bredere bermen dan de meeste huidige wegen. Op deze wijze vergroot de oppervlakte habitat, vooral voor planten en ongewervelde dieren, enigszins. De verbrede bermen versterken het netwerk van lijnvormige landschapselementen, en worden daarom positief beoordeeld. Het verbeteren van wegen zou kunnen betekenen dat er meer gemotoriseerd verkeer gebruik zal maken van deze wegen. In een poelrijke omgeving (vb. massa 7 en 10) zou dit negatieve effecten kunnen hebben op de amfibieën in het trekseizoen. Echter de meeste te verbeteren wegen zijn gekozen in functie van de ontsluiting van de (nieuwe) kavels. Het betreft bijgevolg geen verbindingswegen voor gemotoriseerd verkeer. In de meest poelrijke omgeving worden geen wegen geselecteerd als te verbeteren, waardoor negatieve effecten op amfibieën eerder beperkt tot verwaarloosbaar zullen zijn. Recreatie Aan te leggen (fiets)pad Een aantal van de aan te leggen paden, gelegen langs waterlopen, liggen binnen de aan te leggen bufferstroken. In sommige gevallen zijn de aan te leggen paden op de rand van ecologisch waarde volle percelen gelegen. De aan te leggen paden zijn onverhard of semi-verhard; de aan te leggen fietspaden zijn semi-verhard of verhard. De ruimte-inname van deze paden is eerder beperkt en er wordt een (smalle) berm voorzien naast de paden. Er kan gesteld worden dat de aanleg van deze nieuwe paden een licht positief effect kan hebben op de structuur- en soortendiversiteit van het plangebied, en potentieel ook op de migratiemogelijkheden.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 152 van 263
Ten noorden van de E17 zullen een aantal van deze paden toegankelijk zijn voor ruiters. Hierdoor is het mogelijk dat de naastliggende bermvegetaties, die zich kunnen ontwikkelen naast de wandelpaden vernietigd worden door de paardenhoeven. Hierdoor worden ter hoogte van deze nieuwe paden geen positieve effecten verwacht voor fauna en flora. Het aanleggen van extra wegen binnen een poelrijke omgeving zou negatieve effecten kunnen hebben op de amfibieën tijdens het trekseizoen. De aan te leggen (fiets)paden zullen echter niet toegankelijk zijn voor (zwaar) gemotoriseerd verkeer, waardoor de eventuele effecten eerder verwaarloosbaar tot beperkt negatief zullen zijn. Te verbeteren (fiets)pad Op een aantal plaatsen verspreid over het plangebied worden de reeds bestaande (fiets)paden verbeterd. Dit heeft nauwelijks een effect op de discipline Fauna en Flora, mogelijks is er een beperkt positief effect, indien het verbeteren van deze paden ook gepaard gaat met het realiseren van bredere natuurlijke bermen langs deze paden. Kunstwerken (verkeersveilige oversteek, aan te leggen brug/tunnel, aan te leggen parking) Deze ingrepen veroorzaken zo goed als geen effect op de biologische waarden van het ruilverkavelingsgebied. Zone voor sportaccomodatie / volkstuinen De percelen zijn gelegen ter hoogte van biologisch minder waardevolle landbouwpercelen. Deze ingrepen veroorzaken bijgevolg zo goed als geen effecten op de biologische waarden van het ruilverkavelingsgebied. In de zone voor sportaccomodatie dient er echter wel op gelet te worden dat de verlichting beperkt blijft en neerwaarts gericht is, dit om de verstoring van de voorkomende vleermuizen zoveel als mogelijk tegen te gaan. Maatregelen niet gesitueerd op kaart Ten slotte voorziet de ruilverkaveling nog in een aantal vrijwillige maatregelen, die dus nog niet kunnen worden aangeduid op kaart, nl. het ruimen van waterlopen, de aanleg van IBA’s, het afsluiten van beheersovereenkomsten en erfbeplanting. Het afsluiten van beheersovereenkomsten wordt binnen het plan voornamelijk voorzien in functie van de verwezenlijking van de landschappelijke visie. Ook erfbeplanting kan hiertoe bijdragen. Deze landschapselementen kunnen dan eveneens functioneren als stapsteen binnen het ecologische netwerk wat positief wordt beoordeeld. De grootte van dit mogelijke positieve effect kan op planniveau nog niet gekwantificeerd worden, gezien de maatregelen vrijwillig zijn. De aanleg van IBA’s en het ruimen van waterlopen zal een positief effect hebben op de oppervlaktewaterkwaliteit, waardoor ook een positief effect op de hiervan afhankelijke fauna en flora kan verwacht worden.
7.3.5.2 Biotoopverlies / -winst Door uitvoering van de ruilverkaveling kunnen waardevolle biotopen verdwijnen. Er wordt echter ook ruimte voorzien voor het creëren van nieuwe waardevolle biotopen. Voor volgende ecotoopgroepen die voorkomen in het projectgebied werd door de VLM een ecotopenbalans 8 opgemaakt : bossen, historisch permanent grasland, ruigten, moerassen, heiden en vennen en KLE’s. Per ecotopengroep werd een balans opgemaakt met daarin een opsomming van de voorkomende 8
Naast de onderzochte ecotoopgroepen in de ruilverkaveling (bossen, historisch permanent grasland, ruigten, heiden en vennen, moerassen, kleine landschapselementen) zijn er nog enkele andere, met name: duinvegetaties, waterrijke gebieden, akkers met een rijke akkerkruidflora. Van deze ecotoopgroepen is geen balans opgemaakt omdat ze niet voorkomen (duinvegetaties, waterrijke gebieden zoals slikken en schorren), niet onderzocht zijn/ geen maatregelen voorzien (akkers met een rijke akkerkruidflora), buiten het plangebied liggen (waterplassen; opmerking: de poelen zijn wel meegenomen en staan onder kleine landschapselementen) of omdat ze geen zorgplichtecotoop zijn (zoals soortenarme graslanden, akkers).
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 153 van 263
ecotopen, hun oppervlakte, lengte of aantal in de uitgangssituatie en plansituatie, maar ook gegevens over de typische milieukenmerken van deze groep in het projectgebied, de rol in de ecologische infrastructuur van het project en het belang als potentiële groeiplaats voor inheemse boom- en struiksoorten. Ten slotte werd kort besproken wat de waarschijnlijkheid en het tijdsperspectief is waarmee besproken resultaten zullen worden behaald. Hieronder wordt per ecotoopgroep een samenvatting weergegeven.
referentiesituatie
plansituatie
bossen mesofiele bossen andere bossen struwelen populier- en andere loofhoutaanplanten naaldhoutaanplanten
45,81 ha 11,47 ha 2,24 ha 1,07 ha 23,05 ha 7,99 ha
59,80 ha + bosuitbeiding Hospice, stadsbos Deinze, bufferbos Den Beer 11,48 ha 2,62 ha 1,84 ha 36,96 ha 6,90 ha
historisch permanent grasland halfnatuurlijke graslanden soortenrijk permanent grasland graslanden met verspreide biologische waarde
75,74 ha 0,48 ha 53,86 ha
82,71 ha 4,07 ha 67,87 ha
93,63 ha
57,82 ha
ruigten
10,67 ha
12,59 ha
Moerassen (rietland/natte ruigte met moerasspirea/grote zeggenvegetaties)
0,22 ha
12,93 ha
heiden en vennen
0,01 ha
0,76 ha
kleine landschapselementen houtachtige beplantingen: lijnelementen hoogstamboomgaarden
158 km 15,25 ha
vegetatie van perceelsranden vegetatie van bermen
28 km 36 km
vegetatie van slootranden
126 km
houtachtige beplantingen: puntelementen
2464 stuks
poelen
45
223 km 12,48 ha 10 km (slechtst denkbare scenario) + bufferstroken 36 km + verbreding bermen 25 km (slechtst denkbare scenario) + bufferstroken 1878 stuks (slechtst denkbare scenario 45 (met deels verbetering bestaande toestand) + nieuw te graven
Uit de ecotopenbalans blijkt dat er na uitvoering van de ruilverkaveling bijna 15 ha bos bijkomt, ca. 7 ha historisch permanent grasland, ca. 2 ha ruigten, ca. 12 ha moerassen en een groot aantal KLE’s, verspreid over het plangebied. Voor een detailbespreking wordt verwezen naar §7.3.5.1. Algemeen kan echter gesteld worden dat de natuurwaarden in de exploitatiefase gestegen zullen zijn ten opzichte van de referentiesituatie en er matig tot zeer positieve effecten te verwachten zijn voor fauna en flora.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 154 van 263
7.3.5.3 Versnippering / ontsnippering en barrièrewerking Na uitvoering van de ruilverkaveling zal in totaal meer bos en meer KLE’s in het plangebied aanwezig zijn. De uitbreiding van het stadsbos Deinze (18 ha) en de Hospicebossen (24 ha) wordt hierbij niet in rekening gebracht. De verspreid gelegen bosjes blijven grotendeels behouden. Ook de bestaande KLE’s worden hoofdzakelijk behouden. Langs nieuwe perceelsranden of andere strategische plaatsen (langs wegen, paden, waterlopen,…) zullen een groot aantal nieuwe KLE’s aangelegd worden. Alle poelen blijven behouden en langs een groot aantal geklasseerde waterlopen worden bufferstroken voorzien. Hierdoor worden de versnipperde natuurwaarden binnen de ruilverkaveling met elkaar verbonden, waardoor migratie tussen deze natuurwaarden mogelijk is, wat positief beoordeeld wordt. Versterking van het ecologisch netwerk biedt namelijk extra kansen aan soorten zoals vleermuizen, die het omliggende landschap gebruiken als jachtgebied of vliegroute, aan amfibieën die kleine landschapselementen nodig hebben als habitat en om te foerageren, en aan steenuilen die hoogstamboomgaarden en knotwilgen als nestplaats gebruiken. Er dient echter ook opgemerkt te worden dat een aantal KLE’s kan verdwijnen na uitvoering van het ruilverkavelingsplan. Zo is het in een uiterste worst-case mogelijk dat 25 km van de 126 km vegetatie langs slootranden verdwijnt (terwijl er ‘slechts’ 29 km zal bijkomen). Er wordt opgemerkt dat deze worst-case wellicht nooit zal bereikt worden. Algemeen wordt het verdwijnen van vegetatie langs slootranden wel negatief beoordeeld. Er worden ook een aantal nieuwe lokale ontsluitingswegen voorzien binnen het plangebied. In het algemeen kan gesteld worden dat wegen al of niet verhard steeds een zekere mate van ecologische barrièrewerking veroorzaken. De intensiteit van de effecten hangt samen met de gebruiksintensiteit, de aard en kenmerken van de weg, de situering van de weg t.a.v. bestaande leefgebieden van faunaen florawaarden. Bij het doorsnijden van bestaande kerngebieden zullen de randeffecten t.a.v. de soorten groter zijn dan wanneer enkel de perimeter van het leefgebied geaffecteerd wordt. Het aanbrengen van verhardingsmaterialen kan vooral naar kleine ongewervelden een barrièrevormend effect hebben. Omgekeerd kunnen bestaande wegen in de buurt van nieuwe aan te leggen poeln een barrière betekenen voor migrerende amfibiën. Voor de meeste gewervelden spelen deze effecten niet. De meeste wegen worden heraangelegd en voorzien van een beperkte verharding i.f.v. landbouwkundig of recreatief gebruik. Het verharden van wegen zorgt voor een zekere barrièrewerking. Het gebruik van halfverharding heeft als voordeel t.o.v. andere verhardingstypes dat de groei van planten mogelijk blijft (weliswaar in gewijzigde populatiesamenstelling). Vooral het gedeeltelijk verharden zal de ontwikkeling van een vegetatie niet volledig afremmen alhoewel de samenstelling ervan zal veranderen. Het is duidelijk dat binnen het plangebied, na uitvoering van de ruilverkaveling, er meer mogelijkheden tot migratie zullen zijn dan momenteel het geval is, gezien de bestaande stapstenen en natuurlijke verbindingen hoofdzakelijk worden behouden en in het algemeen in ruime wate worden versterkt door bijkomende verbindingen (bomenrijen, houtkanten, grasstroken,…). Er kunnen bijgevolg positieve effecten verwacht worden ten aanzien van deze effectengroep.
7.3.5.4 Rustverstoring Na uitvoering van de ruilverkaveling zal het plangebied nog steeds een landelijk karakter hebben, hoofdzakelijk bestaande uit akker- en weilandcomplexen, doorkruist met lineaire landschapselementen en verspreid liggende bossen. Er worden geen sterk geluidsproducerende functies voorzien binnen het plangebied. Het aanlegen van paden in bufferstroken langs waterlopen kan een beperkte rustverstoring voor de aanwezige fauna met zich meebrengen. Gezien de Zwarte Kobensbeek en de Oude Hauwbeek gelegen zijn binnen of in de nabijheid van de Scheldemeersen, is het voorkomen van broedende avifauna in deze zone hoger dan in de rest van het plangebied. De afgesneden meanders hebben zich immers ontwikkeld tot waardevolle natuurgebieden. De knotwilgen vormen onder andere een ideale nestplaats voor steenuilen,
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 155 van 263
holenduiven, gekraagde roodstaarten,…. De avifauna diversiteit in het gebied is dus vrij groot, waaronder een aantal verstoringsgevoelige soorten (overwinterende watervogels, steltlopers en een aantal zangvogelsoorten). We kunnen ons hier beroepen op de losse waarnemingen van www.waarnemingen.be. Er zijn evenwel geen detailgegevens, naar broedvogels toe, ter beschikking. Om rustverstoring te vermijden is het evenwel aangewezen om de toegankelijkheid langs deze zones te beperken. De voorziene bufferstroken ter hoogte van de Scheldemeersen zijn enkel toegankelijk voor nietgemotoriseerd verkeer. Deze zullen ook niet toegankelijk zijn voor ruiters. Beperkte rustverstoring door wandelaars is echter niet uit te sluiten. Het plaatsen van infoborden om recreanten te wijzen op de gevoeligheid van het gebied tijdens het broedseizoen kan de rustverstoring beperken. Het creëren van paden op bufferstroken langs waterlopen opent, hoewel ongewenst en niet voorzien, de mogelijkheid voor oneigenlijk gebruik: bvb. intensief mountainbike gebruik of zelfs quad/motocross. Duidelijke signalisatie is hier belangrijk, doch waar mogelijk moet aanvullend overwogen worden om een voetgangerssluisje aan te brengen.
7.3.5.5 Vernatting / verdroging Verspreid over het plangebied komen een beperkt aantal percelen voor waarvan de vegetatie in min of meerdere mate afhankelijk is van het grondwater. Van deze percelen kunnen volgende BWK-types mogelijks een aanduiding zijn voor kwel: Vn, Lhb, Lhi, Sf, Hc, Hf en Mr. Voor het voorkomen van deze types wordt verwezen naar §7.3.4.2. Meestal betreft het kleinere waardevolle percelen die in het plan als ‘te behouden’ worden aangeduid. In de omgeving zijn geen maatregelen gepland die een significante invloed kunnen hebben op de grondwaterstand of –stroming, waardoor er geen significant negatieve effecten worden verwacht op de mogelijkse kwelvegetatie. In aansluiting met het plangebied worden de graslanden ter hoogte van de Rosdambeek aangeduid als gevoelig voor grondwaterstandsdaling en de Scheldemeersen ten zuiden van het plangebied. De percelen binnen het plangebied die aansluiten met deze gevoelige zones zijn gelegen in de zone voor behoud en versterking van landschaps- en natuurwaarden. Er kan dus verondersteld worden dat de perceelsstructuur, de huidige teelten en KLE’s grotendeels behouden zullen blijven. Er worden in deze zones ook geen kavelinrichtingswerken uitgevoerd. Hierdoor worden geen significante effecten verwacht voor de zones die kwetsbaar zijn voor grondwaterstandsdaling, in aansluiting met het plangebied.
7.3.5.6 Vermesting / eutrofiëring Het grootste deel van het plangebied zal na de ruilverkaveling teruggegeven worden aan de landbouw. Dit betekent dat deze gronden opnieuw in landbouwcultuur zullen gebracht worden en bemest zullen worden volgens de geldende normen. Op deze gronden worden bijgevolg geen wijzigingen inzake vermesting verwacht. Een aantal gronden zullen overgedragen worden naar het openbaar domein en dus uit landbouwcultuur gebracht worden. Er kan verwacht worden dat deze gronden bijgevolg minder tot niet zullen bemest worden in de toekomst. Momenteel wordt er in de agrarische zones vaak tot tegen de grachten / waterlopen geploegd, waardoor de aangebrachte mest gemakkelijk kan uitspoelen naar de waterlopen. Door het voorzien van bufferstroken van 5 m breed langs een groot aantal waterlopen zal deze uitspoeling van mest naar de waterloop sterk verminderen, wat vanuit fauna en flora positief beoordeeld wordt.
7.3.5.7 Impact op (avi)fauna Vogelsoorten Voor de akkervogels en weidevogels worden positieve effecten verwacht. Na uitvoering van de ruilverkaveling wordt immers een grotere oppervlakte permanent grasland verwacht. Doorheen het plangebied worden daarnaast een groot aantal bermen en bufferstroken aangelegd tussen de landbouwpercelen (vb. langs waterlopen en langs (fiets)paden).
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 156 van 263
De oppervlakte aan bos zal na uitvoering van de ruilverkaveling eveneens toenemen, waardoor ook een positief effect te verwachten is op de eerder specifieke bosvogels. De steenuil is een standvogel van kleinschalig landschap met houtkanten, knotbomen, oude erven, schuren en hoogstamfruitbomen en broedt binnen het plangebied. Meestal vindt hij geschikte nestplaatsen in oude fruitbomen, knotwilgen, nestkasten of gebouwen. Na uitvoering van de ruilverkaveling zullen een groter aantal landschapselementen aanwezig zijn (door behoud van de huidige elementen en aanplant van nieuwe elementen), wat voor deze soort een vergroting van het jachtgebied en broedgebied betekent. Er kunnen dus positieve effecten verwacht worden voor het voorkomen van de steenuil (en andere holenbroeders) na uitvoering van de ruilverkaveling. Vleermuizen Algemeen kan gesteld worden dat vleermuizen KLE’s gebruiken om zich te verplaatsen van en naar hun jachtgebied. Het feit dat er door uitvoering van de ruilverkaveling een groot aantal bijkomende bomenrijen, houtkanten en andere KLE’s zullen gerealiseerd zijn, wordt bijgevolg positief beoordeeld. Ter hoogte van het openbaar domein dient er op gelet te worden dat de eventueel bijkomende verlichting beperkt blijft en neerwaarts gericht is, om verstoring van vleermuizen zoveel mogelijk te beperken. Vissen Om de natuurlijkheid van de waterlopen te verbeteren, wordt tijdens de ruilverkaveling aandacht besteed aan de oevers van de waterlopen. Langs een aantal waterlopen zal bijvoorbeeld een natuurtechnische inrichting van de waterlopen gebeuren. Na de uitvoering van de werken, worden hierdoor geen negatieve effecten verwacht op het voorkomen van de visfauna. Door uitvoering van de werken voorzien in het ruilverkavelingsplan wordt verwacht dat de waterkwaliteit plaatselijk kan verhogen, dit o.a. door de aanleg bufferstroken, mogelijke IBA's, natuurtechnische profielen (verhoging zelfreinigend vermogen),…. Het verhogen van de waterkwaliteit zal positieve effecten hebben op het voorkomen van de visfauna in het plangebied. Amfibieën Alle momenteel aanwezige poelen worden behouden na de ruilverkaveling. Sommige poelen worden hersteld, heraangelegd of opgewaardeerd met hun omgeving. Ze kunnen dus worden omgevormd naar een plas, sloot, vijver. De poelen worden behouden of opgewaardeerd in functie van een netwerk van leefruimten voor voornamelijk amfibieën (padden, kikkers en salamanders). Deze dieren hebben vegetatierijke poelen nodig met een goede waterkwaliteit. Er kunnen dus positieve effecten verwacht worden op het voorkomen van amfibieën na de ruilverkaveling. De aanleg van nieuwe poelen wordt eveneens voorzien binnen de maatregelen tot landinrichting, maar de precieze ligging ervan ligt nog niet vast. Er zijn wel een aantal zones aangeduid die nader te bekijken zijn, met name ten zuiden van de Putstraat en aan de Westerplas of op openbaar domein aan Grote Steenweg in Zevergem. Een actieradius van 400 m kan vooropgesteld worden voor migrerende amfibieën. Hiermee rekening houdend liggen een aantal poelen niet dicht genoeg bij een naburige poel om van daaruit gekoloniseerd te worden (ook niet na aanleg van bijkomende poelen in de aangeduide zones). De actieradius van Kleine watersalamander is immers pakweg 400 m, terwijl die van Groene en Bruine kikker een 600 à 800 m bedraagt en die van Gewone pad is zelfs meer dan 2000 m. Het voorzien van extra poelen, zodat iedere poel tenminste 1 naburige poel heeft binnen een straal van 400 m zorgt bijgevolg voor een vlottere en veiligere migratie, en voor een makkelijker handhaven van de stabiele (meta)populaties. Het voorzien van extra connectiviteit binnen het plangebied via houtkanten, dreven, bermen, perceelranden en vegetatierijke poelen zal een positief effect hebben op het voorkomen van amfibieën.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 157 van 263
Mogelijke (extra) barrièrewerking kan optreden daar waar nieuwe wegen en/of paden worden aangelegd. Extra (gemotoriseerd) verkeer kan namelijk een negatieve invloed hebben op amfibieën tijdens het trekseizoen. Libellen en vlinders Voor de eileg en de ontwikkeling en bescherming van de libellenlarve is een goed ontwikkelde wateren oevervegetatie noodzakelijk. Gezien alle momenteel aanwezige poelen worden behouden en sommige zelfs worden hersteld, heraangelegd of opgewaardeerd met hun omgeving, worden geen significante effecten verwacht op het voorkomen van libellensoorten. Er dient echter voldoende aandacht te zijn voor het beheer van de vegetatie in en in de onmiddellijke omgeving van de poelen om een goede libellenpopulatie te verzekeren. Vlinders hebben afhankelijk van de soort een verschillend voorkeurshabitat (bloemrijke graslanden, perceelsranden van akkers, bosbiotopen,…). Gezien er na uitvoering van de ruilverkaveling extra oppervlakte aan bosbiotopen, soortenrijke graslanden, perceelsranden, bufferstroken, houtkanten,… zal gerealiseerd zijn, wordt een positief effect verwacht op het voorkomen van vlinders in het algemeen.
7.3.5.8 Effecten op VEN-gebied: Verscherpte natuurtoets In het Natuurdecreet verwijzen artikels 25 en 26bis naar een aantal voorschriften en geboden in VEN-gebied. De procedure voor VEN-afweging (de zgn. Natuurtoets) wordt hierna schematisch weergegeven. In onderstaande uiteenzetting is volgens deze momenteel gangbare afwegingsprocedure geoordeeld of er onvermijdelijke / onherstelbare schade optreedt op dit VEN-gebied ten gevolge van de geplande voorgenomen activiteit. Het VEN-gebied “De Vallei van de Bovenschelde Noord” grenst aan het zuidoostelijk deel van het plangebied. Op twee plaatsen is er een zeer beperkte overlap tussen het VEN-gebied en het plangebied; met name ter hoogte van de Houwbeek en de Zwartekobensbeek. Sinds 1 september 2009 is het Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot soortenbescherming en soortenbeheer (het Soortenbesluit) van kracht. Bijlage 1 van dit Soortenbesluit vermeldt de soorten waarop de beschermingsbepalingen van het besluit van toepassing zijn en de categorisering van de soorten. Alle vleermuizen behoren hierbij tot categorie 3 waarbij dus de strengste beschermingsmaatregelen van toepassing zijn. Soorten die voorkomen in en/of in de omgeving van het projectgebied zijn: gewone baardvleermuis, Brandts vleermuis, franjestaart, gewone grootoorvleermuis, grijze grootoorvleermuis, ruige dwergvleermuis, gewone dwergvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis en watervleermuis. Wat de andere zoogdieren betreft wordt verwacht dat hoofdzakelijk de meer algemene soorten kunnen voorkomen, zoals Bruine rat, Muskusrat, Haas, Konijn, Mol, Egel,…. In hoofdstuk 7.3.4.3 wordt uitvoerig de voorkomende avifauna ter hoogte van het plangebied beschreven. Bijna alle vogelsoorten behoren tot categorie 2, wat betekent dat de basisbeschermingsbepalingen van toepassing zijn. Sommige soorten behoren eveneens tot categorie 4 (wat betekent dat het soortenbesluit alleen van toepassing is, als het gaat om aspecten die niet geregeld worden in de jacht- of visserijregelgeving. Inzake amfibieën en reptielen zijn enkel gegevens bekend van het voorkomen van de meer algemene soorten, waarvoor de basisbeschermingsmaatregelen van toepassing zijn. Van de ongewervelden die vermeld worden in categorie 3, zijn geen waarnemingen gekend. Van de plantensoorten opgenomen in bijlage 1 van het soortenbesluit zijn geen gegevens gekend over het voorkomen ervan. Is er verandering? De twee zones binnen het plangebied die behoren tot het VEN-gebied zijn in het ruilverkavlingsplan gelegen binnen de zone voor behoud en versterking van landschaps- en natuurwaarden, wat
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 158 van 263
betekent dat er hier in principe geen kavelinrichtingswerken voorzien worden en dat bij de herverkaveling de bestaande en de te ontwikkelen landschaps- en natuurwaarden belangrijke randvoorwaarden zijn. De graslanden tussen de Zwartekobensbeek en de Zwartekobenstraat worden aangeduid als te over te dragen aan openbaar bestuur via maatregelen tot landinrichting en / of overbedeling. De bestaande KLE’s worden eveneens aangeduid als te behouden. De Zwartekobensbeek wordt binnen het VEN-gebied aangeduid als zone voor natuurtechnische inrichting. Verder wordt er in het verlengde van een bestaande bomenrij de aanplant van een knotboom voorgesteld. Eén perceel ter hoogte van de Houwbeek wordt aangeduid als in privédomein te behouden bestaand waardevol ecologisch grasland. Ook de bestaande KLE’s langs de Houwbeek, het Warandestraatje en op de perceelsgrenzen worden eveneens aangeduid als te behouden in privé. De Houwbeek zelf wordt aangeduid als zone voor natuurtechnische inrichting en langs de Houwbeek wordt voorgesteld een bufferstrook van 5m breed aan te leggen. Het Warandestraatje is geselecteerd als te verbeteren weg. Samenvattend kan er gesteld worden dat alle natuurlijke elementen behouden blijven en op bepaalde punten zelfs versterkt worden. Is de verandering nadelig? Het feit dat de waardevolle elementen niet verwijderd worden maar behouden blijven, wordt positief beoordeeld; echter ten opzichte van de referentiesituatie is dit een neutraal effect. Het realiseren van bijkomende KLE’s en bufferstroken wordt positief beoordeeld, gezien dit extra migratiemogelijkheden biedt voor fauna en flora. Is deze schade vermijdbaar en/of herstelbaar (bv. qua uitvoering, locatie)? Door uitvoering van het ruilverkavelingsplan wordt geen schade verwacht aan het voorkomende VEN-gebied. Zijn schadebeperkende maatregelen noodzakelijk? Gezien er geen schade aan het VEN-gebied verwacht wordt, zijn er ook geen schadebeperkende maatregelen noodzakelijk. Conclusie De uitvoering van het ruilverkavelingsplan binnen VEN-gebied is in eerste instantie gericht op het behoud van de aanwezige natuurwaarden. Deze worden zelfs versterkt door het aanplanten van extra bomen, natuurtechnische inrichting van de waterlopen en het voorzien van een bufferstrook langs de Houwbeek. Er worden bijgevolg positieve effecten verwacht binnen het VEN-gebied op fauna en flora door uitvoering van het ruilverkavelingsplan.
7.3.6
Alternatieven
7.3.6.1 Zoekzone Hospicebossen Ten oosten van en in aansluiting met de Hospicebossen wordt een eerste zoekzone voor bebossing aangeduid, een tweede kleinere zone bevindt zich ten westen van de Hospicebossen waarin er maximaal 3 ha bijkomend bos zal gerealiseerd worden. Vanuit Fauna en Flora wordt de voorkeur gegeven aan het bebossen van de akkerpercelen ten oosten van de Hospicebossen en het vrijwaren van de weilanden ten noorden en ten westen van de Hospicebossen.
7.3.6.2 Wandelpad Parijsestraat en Kijkuitstraat Tussen de Parijsestraat en de Kijkuitstraat wordt voorzien om een pad (deels onverhard, deels bestaande uit steenslag) tussen de landbouwpercelen aan te leggen. Een alternatieve locatie voor dit pad werd voorgesteld in combinatie met een bufferstrook langs de Twezebeekloop. Indien een bufferstrook gecombineerd wordt met de aanleg van een pad, betekent dit dat er minder ruimte
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 159 van 263
overblijft in de bufferstrook voor het ontwikkelen van bermvegetatie. Het scheiden van de bufferstroken en de paden zal bijgevolg een grotere oppervlakte aan potentieel waardevolle bermen met zich meebrengen. Daarnaast kan een grotere verstoring van de aanwezige fauna ter hoogte van de waterloop verwacht worden indien de bufferstroken gecombineerd worden met de aanleg van paden. Daarom wordt dit alternatief vanuit fauna en flora beperkt negatiever beoordeeld dan het basisscenario.
7.3.6.3 Bufferbekken Scheidbeek Het inrichtingsalternatief voor het aanleggen van een bufferbekken ter hoogte van de Scheidbeek bevindt zich in een zone voor behoud en versterking van landschaps- en natuurwaarden, ter hoogte van een akkerperceel en een minder waardevol graslandperceel. Een zeer beperkt deel van een bosperceel zal eveneens worden ingenomen. Indien de aanleg van dit bufferbekken wordt aangelegd rekening houdend met de nodige ecologische basisprincipes kan dit een meerwaarde betekenen ten opzichte van het basisscenario.
7.3.7
Milderende maatregelen en monitoring Het aanlegen en / of verbeteren van wegen en (fiets)paden brengt een relatief grote oppervlakte naastliggende bermen met zich mee. Deze bermen dienen op een natuurtechnische manier beheerd te worden. Dit geldt eveneens voor de voorziene bufferstroken langs waterlopen en de aan te leggen zone voor waterberging. Er dient met andere woorden een specifiek maaibeheer toegepast te worden, zodat de natuurwaarden zich voldoende kunnen ontwikkelen en behouden blijven. Inzake de natuurtechnische inrichting van waterlopen en de zone voor waterlopen zijn duidelijke voorschriften voor de inrichting belangrijk (bv. zachthellende oevers, lokale inplant van rietwortelstokken, beperken van betreding, zones vanwaar verstoring of strakke winden mogelijk zijn afschermen door een brede houtkant, zones verondiepen, …). Er dienen preventieve maatregelen ter beperking van bodemverdichting tijdens de uitvoering van de werken genomen te worden bv. langs de waterlopen waar bufferstroken worden voorzien. Grachten hebben een potentieel belangrijke verbindingsfunctie. Daarom worden baan- en afwateringsgrachten en waterlopen zo veel als mogelijk niet gedempt of ingebuisd. Hiermee dient rekening gehouden te worden bij herverkaveling. Bij voorkeur worden ook mogelijkheden onderzocht om zo veel mogelijk ingebuisde grachten en waterlopen terug open te maken tijdens de herverkaveling. Enkele relevante aspecten bij de aanleg van groenelementen zijn de volgende: -
-
een haag dient voldoende gesloten te zijn een minimum van 1 snoeibeurt om de drie jaar worden gegeven de bomen in haag of houtkant worden geknot of laat men uitgroeien (zangposten) dode bomen kan men laten staan om ‘reducenten’ een kans te geven voldoende kruidachtige planten moeten aanwezig zijn onder en rond hagen of houtkanten (o.a. i.f.v. broedgelegenheid voor vogels van kleinschalig landschap, hagen en houtkanten worden door amfibieën gebruikt als migratieweg, beschutting, voedselbron of overwinterzone; vleermuizen oriënteren zich via bomen en houtkanten, …) ruigtebeheer van de strook langs de haag of houtkant. geen aanplant op bestaande soortenrijke bermgedeelten bestaande hagen of houtkanten worden niet gerooid, maar worden aangevuld een aantal types struiken moet zeker aanwezig zijn. Vruchtdragende struiken verschaffen voedsel. Struiken met een gesloten structuur zorgen voor beschutting en voor dekking tegen predatoren.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 160 van 263
er wordt gebruik gemaakt van streekeigen soorten en indien mogelijk van streekeigen plantgoed. Indien inzaaien dient te gebeuren, is inheems en streekeigen materiaal belangrijk. Het inzaaien van zones is enkel zinvol wanneer deze echt steil zijn of kans maken te gaan verglijden of eroderen. Door het verstoren van de streekeigen zaadvoorraad met een gebiedsvreemd zaadmengsel blijft er van het ontwikkelen van een spontane en natuurlijke diversiteit niets over. Als men inzaait kan men bv. Italiaans raaigras gebruiken. In ieder geval is een soort aangewezen die de bodem snel vastlegt en vrij snel terug verdwijnt wanneer de natuurlijke soorten het ‘overnemen’. -
De aanvoer van materiaal gebeurt bij voorkeur langs één welbepaalde, vastgelegde route, zodat de overige zones niet worden beschadigd. Het sparen van de omliggende vegetatie is belangrijk omdat deze – zeker in deze vrij soortenarme omgeving - een permanente zadenbron is (en geen eenmalige) voor de afgewerkte zones. Het aanleggen van wandelpaden op bufferstroken langs waterlopen kan in bepaalde gevallen zorgen voor rustverstoring van de aanwezig (avi)fauna. Voornamelijk in de zones langs de Scheldemeersen is het aangewezen om preventief de toegankelijkheid te beperken. Er wordt aanbevolen om uitsluitend voetgangers toe te laten. Via duidelijke signalisatie dient het oneigenlijke gebruik van deze paden vermeden te worden. Op projectniveau dient het plaatsen van voetgangerssluizen overwogen te worden. Door de VLM wordt een gericht monitoringprogramma opgemaakt. Het monitoringprogramma heeft als doel de effectiviteit van de maatregelen voor natuur die in de ruilverkaveling uitgevoerd worden, na te gaan. Monitoring is het herhaaldelijk, gestandaardiseerd verzamelen van gegevens om eventuele trends, veranderingen in de tijd te detecteren. Met het oog op standaardisatie en statistische verwerking dient het verzamelen van de gegevens zo objectief mogelijk te verlopen. Het monitoringprogramma start net voor de aanvang van de werken en gaat zolang door als nodig om te kunnen oordelen of de natuurdoelstellingen van de ruilverkaveling al dan niet werkelijk gehaald werden. Het is belangrijk dat dit monitoringprogramma strikt wordt nageleefd en dat ingegrepen wordt (vb. door aanpassen beheer), indien mogelijk. Het voorstel van monitoringprogramma (VLM, april 2013) is opgenomen in Bijlage 10.
7.3.8
Leemten in de kennis Aangezien het hier een plan-MER betreft over een ruilverkavelingsplan is het niet mogelijk (en soms ook niet opportuun) om alle milieueffecten in detail te beoordelen. Het ontbreekt soms nog aan specifieke kwantitatieve gegevens of er dient te worden uitgegaan van ‘aannames’. Nochtans zijn er een aantal leemten te vermelden.
7.3.9
de onnauwkeurigheid waarmee prognoses inzake o.a. toekomstige bodem- en waterkwaliteit kunnen gebeuren. Deze abiotische gegevens zijn momenteel slechts in beperkte mate voorhanden.
Een aantal maatregelen (erfbeplanting, kleinschalige waterzuivering en beheersovereenkomsten) zijn ingepland als vrijwillige maatregelen. Deze vrijwilligheid laat kwantificeren en beoordelen niet steeds toe. Indien deze maatregelen niet worden toegepast wordt een neutraal effect verwacht ten opzichte van de referentiesituatie.
De detailgraad van inventarisaties van de diverse fauna soortengroepen is vrij beperkt. Hiervoor werd grotendeels gesteund op gegevens verzameld door VLM (alsook met aanvullend terreinwerk).
Conclusie Voor de discipline Fauna en Flora worden zowel positieve als negatieve effecten verwacht ten gevolge van de geplande ingrepen. Door herverkaveling en kavelinrichting zijn biologische verliezen mogelijk door het mogelijks verdwijnen van (biologisch waardevolle) bospercelen, KLE’s en graslanden. Door het verbeteren van wegen of door het aanleggen van nieuwe wegen kunnen effecten van barrièrewerking, rustverstoring en biotoopverlies optreden.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 161 van 263
Biologische opwaardering is te verwachten door het aanplanten van bospercelen, het aanleggen van KLE’s, natuurtechnische milieubouw langs waterlopen, verbrede bermen langs wegen en paden, aan openbare besturen over te dragen bos, water, zones voor natuurinrichting, buffer- en groenstroken. De heraanleg van het bufferbekken kan positief zijn indien het op een voldoende natuurtechnische manier gebeurt. De ruilverkaveling creëert lokaal een meer gevarieerd landschap waarbij verschillende waardevolle zones met elkaar verbonden worden. Op die manier hebben de populaties van akker- en weidevogels, amfibieën, vleermuizen, … meer kans om te overleven. RUP Stadsbos Deinze Binnen de contouren van het RUP Stadsbos Deinze wordt hoofdzakelijk het behoud van de bestaande bospercelen en waardevolle graslanden nagestreefd. Er worden twee zones voorzien voor nieuw aan te leggen bos. Alle bestaande poelen en KLE’s worden behouden en er wordt voorzien in de aanplant van bijkomende KLE’s. Al deze ingrepen worden vanuit Fauna en Flora positief beoordeeld. Er zullen eveneens een beperkt aantal (fiets)paden en / of wegen worden aangelegd of verbeterd. Gezien deze slechts een beperkte oppervlakte-inname met zich meebrengen en gepaard gaan met het aanleggen van vegetatierijke bermen, worden hier geen negatieve effecten verwacht voor Fauna en Flora. De zone voor sportacomodatie en volkstuinen bevindt zich niet ter hoogte van biologisch waardevolle gebieden, waardoor er geen significant negatieve effecten worden verwacht door de oppervlakte-inname ervan. RUP Hospicebossen Binnen de contouren van het RUP Hospicebossen is zowel een zone voor herverkaveling gelegen als een zone voor behoud en versterking van landschaps- en natuurwaarden. In aansluiting met de Hospicebossen en de E17 worden een aantal percelen aangeduid als te bebossen. Daarnaast wordt een zoekzone aangeduid waarbinnen nog eens 3ha bebost dient te worden. Zo goed als alle bestaande KLE’s worden aangeduid als te behouden. Op de grens van het RUP en langs de spoorweg zullen bijkomende KLE’s worden aangeplant. Na uitvoering van de ruilverkaveling worden enkel positieve effecten verwacht binnen de contouren van het RUP Hospicebossen.
7.4
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
7.4.1
Afbakening van het studiegebied Het studiegebied omvat minimaal het plangebied. De gebieden waar landschappelijke structuren, elementen en componenten gewijzigd worden, maken deel uit van het studiegebied, evenals de gebieden waar er invloed is op de landschappelijke en/of archeologische erfgoedwaarde. De omvang van het studiegebied kan verruimd worden in functie van de visuele impact van de geplande ontwikkelingen (perceptieve kenmerken). In globo betreft het studiegebied, het gebied tussen de N43 in het noorden, de agglomeratie Gent (Ringvaart) in het oosten, de Schelde in het zuiden en de N35 in het westen.
7.4.2
Juridische en beleidsmatige context Van belang zijn het Landschapsdecreet en het decreet tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten. Gezien de invulling van bepaalde programmaonderdelen gepaard zal gaan met vergraving zijn ook het decreet op het archeologisch patrimonium en de Europese Conventie van Malta relevant.
7.4.3
Methodologie
7.4.3.1 Methodiek gedetailleerde beschrijving van de bestaande situatie Uitgaande van de bestaande documenten inzake landschap (terreininventarisaties landschap, kaartmateriaal, de ruimtelijk-visuele landschapsinventarisatie en de cultuurhistorische inventarisatie en evaluatie in het kader van de eerste fase van de planvorming) zal een gerichte terreinverkenning
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 162 van 263
toelaten om wijzigingen aan het landschapsbeeld en beleving sinds de inventarisatie na te gaan. Waar dit relevant is voor de effectvoorspelling zullen nieuwe elementen geïnventariseerd en opgelijst worden. Waardevolle informatie ter afbakening van de referentiesituatie voor deze discipline zal geput worden uit de landschapsstudie opgesteld door de VLM, de Landschapsatlas (atlas van de relicten van de traditionele landschappen, uit de lijst van beschermde monumenten, landschappen, stads- en dorpsgezichten, de inventaris onroerend erfgoed, de landschapskenmerkenkaart, de archeologische gebiedsbeschrijving van de VLM, de Centraal Archeologische Inventaris (CAI), beheersarcheologen van het Agentschap Onroerend Erfgoed en structuurplannen. Tevens wordt gebruik gemaakt van zowel historisch als actueel kaartmateriaal (o.a. Ferraris, Vandermaelen, Dépôt de la guerre, Militair Cartografisch Instituut, orthofotoplans,...).
7.4.3.2 Methodiek effectvoorspelling en –beoordeling De ingrepen die de landschappelijke situatie veranderen bestaan in essentie uit het toevoegen van nieuwe elementen en het wijzigen of verwijderen van bestaande elementen. Het wijzigen van elementen wordt onderverdeeld in wijzigingen met betrekking tot de toestand en functie enerzijds en het voorkomen of uitzicht anderzijds. De verschillende mogelijke effecten worden gegroepeerd volgens de verschillende invalshoeken van de discipline: erfgoedaspecten, landschapsstructuur en perceptieve aspecten (landschapsbeeld). De erfgoedwaarde heeft in essentie betrekking op de historisch-geografische elementen en structuren, het landschappelijk erfgoed, het bouwkundig erfgoed en het archeologisch patrimonium. Daarnaast speelt de visueel ruimtelijke samenhang (bv. dorpsgezichten) en het statuut van het relict (al dan niet beschermd) een belangrijke rol. Ingrepen in het landschap kunnen leiden tot het wijzigen van elementen, patronen en hierdoor samenhangen met aantasting van erfgoedwaarden. Behalve de zichtbare relicten, kunnen in het studiegebied nog heel wat getuigenissen van ons erfgoed onzichtbaar en niet gekend zijn. Ze zijn immers potentieel aanwezig in iedere laag van het landschap. Gebieden waar het bodemprofiel niet verstoord werd bijvoorbeeld, bezitten een hoge kans om artefacten of sporen van de ontwikkelingsgeschiedenis te bevatten. In het MER wordt gebiedsdekkend onderzocht in welke mate de geplande ingrepen een risico kunnen inhouden ten aanzien van verstoring van archeologische relicten. Hiervoor zullen volgende criteria aangewend worden:
mate van huidige verstoring van de bodem: weinig verstoorde bodems zijn hierbij kwetsbaarder dan reeds sterk verstoorde bodems;
aard van de ingreep: ingrepen waarbij vergraving/deformatie van het bodemprofiel plaats grijpt zijn hierbij risicovoller dan ingrepen zonder vergraving/deformatie;
locatie van de ingreep: afhankelijk van de locatie van de ingreep is de kans groter of kleiner dat archeologische relicten bewaard zijn gebleven (bv. zand- versus leembodem; afgedekte versus geërodeerde bodem; binnen versus buiten valleigebied; type bodemgebruik;…)
Structuurwijzigingen in het landschap, bijvoorbeeld t.g.v. perceelsaanpassingen of ingrepen aan waterlopen en perceelsrandbegroeiing, hebben betrekking op de ruimtelijke schikking van de elementen, hun samenhang en onderlinge relaties en op het functioneren van het geheel. Landschapsecologische aspecten horen als dusdanig thuis onder het onderdeel landschapsstructuur. De te verwachten effecten op de intrinsieke waarde van het landschap zal worden onderzocht. De beeldkwaliteiten en de perceptuele kenmerken van het landschap (visueel-ruimtelijke benadering) horen thuis in het onderdeel landschapsbeeld. In hoofdzaak wordt hier uitgegaan van de perceptuele kenmerken. Belevingskwaliteiten hangen immers nauw samen met een waardering en interpretatie van de situatie en deze kunnen sterk verschillen afhankelijk van de invalshoek waaruit en hoe men een gebied bekijkt. Hiervoor wordt verwezen naar de discipline mens. Het landschapsbeeld zal worden geïllustreerd aan de hand van fotomateriaal. Op basis daarvan kan
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 163 van 263
worden aangetoond hoe de geplande ruilverkaveling een invloed kan uitoefenen op de transparantiegraad en de kijkafstand van het omliggende landschap. Beoordelingscriteria met betrekking tot de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie kunnen nooit volledig uit kwantitatieve grootheden bestaan door de complexiteit en het holistisch karakter van het studieobject. De beoordeling in de verschillende effectengroepen is daarom enerzijds gesteund op objectieve criteriawaarden en anderzijds gesteund op onderzoek met betrekking tot invloed op omgevingsfactoren, perceptie en gedrag. De beoordeling van de significantie gebeurt o.b.v. het geactualiseerde MER-richtlijnenboek landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie. Algemeen kan volgende onderverdeling gehanteerd worden:
Sterk significant: verlies van landschapselementen, beïnvloeding van de integriteit op het vlak van samenhang, structuur en functie op een dergelijke schaal dat het potentieel voor het behoud/onderhoud van de karakteristieke landschapselementen verloren gaat.
Matig significant: effecten op landschapselementen, beïnvloeding van de integriteit op het vlak van samenhang, structuur en functie op een dergelijke schaal dat het potentieel voor het behoud/onderhoud van de karakteristieke landschapselementen aangetast of ondermijnd wordt.
Beperkt significant: effecten op landschapselementen, beïnvloeding van de integriteit op het vlak van samenhang, structuur en functie op een dergelijke schaal dat het potentieel voor het behoud/onderhoud van de karakteristieke landschapselementen verminderd wordt.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 164 van 263
Tabel 7-9: beoordelingscriteria voor de milieudiscipline ‘landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie’ Effecten
Criterium
Methodiek
Significantiekader
Wijziging/verlies van de geomorfologische elementen Wijziging/verlies van historisch -geografische structuren en elementen (bv. perceelsvormen, dreven kleine landschapselementen)
Vergelijking van de huidige geomorfologische en historisch-geografische elementen en eenheden met deze na uitvoering van het plan Kwalitatieve bespreking o.b.v. (historisch) kaartmateriaal en luchtfoto’s, inventarisatie KLE’s, …
Effecten kunnen significant zijn wanneer landschappelijke erfgoedwaarden verloren gaan.
Directe aantasting bouwkundig erfgoedelementen
GIS-analyse: voorkomen en directe beïnvloeding of afstand tot bouwkundig erfgoed
Effecten kunnen significant zijn wanneer bouwkundig erfgoed verloren gaat
Erfgoedwaarden Invloed op landschap
Invloed op bouwkundig erfgoed
Wijziging contextwaarde bouwkundig erfgoedelementen Invloed op archeologie
Kwalitatieve bespreking o.b.v. expert judgement.
Beïnvloeding context: kwalitatieve bespreking
Kwalitatieve bespreking o.b.v. expert judgement.
Potentieel verlies archeologisch erfgoed t.g.v. vergraven Aandeel in bodemverstoring en archeologische kwetsbaarheid
GIS-analyse: oppervlakte van de bodemverstoring rekening houdend met de potentiële aanwezigheid van archeologische relicten o.b.v. landschapsatlas, Agentschap Onroerend Erfgoed, VLM-archeologen, Centraal Archeologische Inventaris, bodemkaart
Kwalitatieve bespreking o.b.v. expert judgement Effecten kunnen significant zijn wanneer archeologisch erfgoed verloren gaat.
Aantasting waardevolle landschapselementen
GIS-analyse
Kwalitatieve/kwantitatieve bespreking o.b.v. expert judgement
Aandeel wijziging
GIS-analyse, terreinbezoek
Landschapsstructuur Aantasting landschap
Wijzigingen in landgebruik
Oppervlakte, lengte en/of aantal beïnvloed landschap o.b.v. Landschapsatlas, beschermde landschappen, waardevolle landschapselementen (KLE’s, perceelsrandbegroeiing, geomorfologische landschapsvormen, hydrografie…)
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
Kwalitatieve bespreking o.b.v.
pagina 165 van 263
Effecten
Wijzigingen of verwijderen van microreliëf
Criterium
Methodiek
Significantiekader
landschappelijk waardevolle landgebruiken
Aantal en oppervlakte landschappelijk waardevolle landgebruiktypes die van functie wijzigen
expert judgement
Beoordeling o.b.v. huidige reliëfkenmerken en mate van vergraving of ophoging t.g.v. de werken
Kwalitatieve bespreking
Kwalitatieve bespreking o.b.v. expert judgement
Impact van de geplande ingrepen en de bijbehorende landschapsevolutie op de (visuele) belevingswaarde
Terreinbezoek, foto’s,…
Kwalitatieve bespreking o.b.v. expert judgement
Perceptieve kenmerken Visuele impact/belevingswaarde (wijziging in landschapsbeleving)
Wijziging transparantiegraad en kijkafstand
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 166 van 263
7.4.4
Referentiesituatie
7.4.4.1 Erfgoedwaarden Historiek van het studiegebied De historiek van het studiegebied wordt beschreven o.b.v. de thematische studie landschap, aangevuld met beschikbaar historisch kaartmateriaal. de
In de 9 eeuw wordt het gebied nog beschreven als het ‘Scheldeholt’, een uitgestrekt bosgebied dat zich uitstrekte van het Eekhout (het huidige Citadelpark) in Gent tot aan Sint-Eloois-Vijve. De bewoning concentreert zich langs de westelijke randzone van de Scheldevallei. Vermoedelijk was de de hier vroege bewoning vanaf de 5 -6 eeuw (b.v. Zevergem, mogelijk ‘dries’-gehucht t.h.v. het verdwenen pleintje aan de Hondelee in Zwijnaarde). Vanaf ca. 700 richt de agrarische activiteit van de nederzettingen zich op de Scheldevallei. De natte bosvegetatie wordt in gebruik genomen als hooiland (meersen). In het Scheldeholt wordt het bos gebruikt voor de beweiding van vee. Het Scheldeholt blijft lange tijd onontgonnen. Ten noorden van de lijn Deinze-Gavere evolueert het bos in de daarop volgende eeuwen tot een wastine (heidevelden met verspreid struikgewas en gedegenereerd bos) die zich uitstrekt tussen de Schelde en de Leie. De naam ‘Scheldeveld’ verschijnt voor het eerst rond de 13de eeuw als aanduiding van een uitgestrekt ‘woest gebied’ (wastina), gelegen tussen Schelde en Leie en zich naar het zuiden toe uitstrekkend tot de zandleemstreek. Het gebied valt samen met de gronden die omwille van hun zandige textuur, gebrekkige waterhuishouding en een ongunstige profielontwikkeling (gepodzoliseerd) oorspronkelijk als landbouwkundig marginaal moet worden beschouwd. Over de oorzaak van de teloorgang van het bos zijn geen sluitende gegevens bekend: er is zowel sprake van klimaatsinvloeden als van ondoordacht menselijk handelen. De wastine wordt hoofdzakelijk voor beweiding gebruikt. Eerste ontginningen In de eerste helft van de 13de eeuw wordt een eerste poging ondernomen om het Scheldeveld op een min of meer systematische wijze te ontginnen om aan de behoefte aan meer landbouwareaal tegemoet te komen. De ontginning volgt een dubbel spoor. De ontginning van het noordelijk deel, waarvan de grens in oost west richting van Zevergem (Blijpoel) over De Pinte naar Sint-Martens-Latem loopt, wordt georganiseerd door de SintPietersabdij aan wie de gronden toebehoorden en wordt ondersteund door rijke burgers en adellijke heren uit het Gentse. Daarvoor wordt centraal in het gebied een grote alleenstaande ontginningshoeve gebouwd, op de plaats waar nu het kasteel Scheldevelde gelegen is. Van de abdijhoeve wordt voor het eerst melding gemaakt in 1259. Het zuidelijk deel, op het grondgebied van de gemeente Nazareth, ressorteert onder de graven van Vlaanderen en kent een geheel andere ontginningswijze. Zij hebben zelf geen ontginningen uitgevoerd maar hebben hun ondergeschikten gestimuleerd tot het starten van een landbouwuitbating onder de vorm van een geïsoleerde hoeve met walgracht. Vooral gravin Maria van Constantinopel heeft bij de ontginning van het gebied rond Nazareth een belangrijke rol gespeeld. Er wordt tot vercijnzing en verkaveling in talrijke kleine percelen overgegaan om inkomsten te verwerven. Dat lokt meerdere ontginners die op eigen initiatief en vooral in functie van de schapenteelt tot exploitatie van de gronden overgaan. Door de economische crisis van de late 13de en begin 14de eeuw zijn het merendeel van deze hoeven op marginale zandgronden in de problemen geraakt. Een gedeelte van de gronden moest worden prijsgegeven, waardoor het gebied opnieuw tot een soort woestenij evolueerde. De gebiedsontginning heeft een systematisch karakter wat blijkt uit de oorspronkelijk lange en smalle perceelsstroken die achteraf in kleinere percelen worden verkaveld. De kavels die afwisselend als grasland en akker worden gebruikt, worden afgesloten met een houtige begroeiing of een gracht. De bebouwing wordt gegroepeerd in rijgehuchten langsheen een straat die vaak het uitgangspunt vormt voor de gebiedsontginning. De Krieckestraete (Kriekstraat) te Zevergem is hier een voorbeeld
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 167 van 263
van. Deze ontginningsassen worden gekenmerkt door al dan niet aaneengesloten kleine boerderijen. Ook nieuwe planmatige nederzettingen rond een driesachtige ruimte worden opgezet. Het gehucht Landuit vormt oorspronkelijk een rechthoekige ruimte van waaruit in noordelijke richting verschillende straten (mogelijk driftwegen) vertrokken. Sinds de 17de eeuw werd deze ruimte verkaveld voor bewoning. Daarnaast wordt een nieuw wegennet ontwikkeld. Een belangrijke weg, vermoedelijk uit deze periode of mogelijk zelfs vroeger gedateerd is de Oudenaardse Heerweg. De weg loopt van de Klosse (Zevergem) over Toute Faeys, via Zwartegat naar Vossenholen Edemolen. Van Edemolen gaat het dan naar Schijtput, Klein Huise tot in Bevere (Oudenaarde). De tweede ontginningsgolf in de 18de eeuw en de kortstondige herbebossing Voornamelijk in de kern van het Scheldeveld blijven tot de 17de-18de eeuw uitgestrekte deels verboste heiden bewaard waarvan het merendeel op het grondgebied van de huidige gemeenten De Pinte en Nazareth. Pas in 1769 wordt onder impuls van het Oostenrijks bewind en de Gentse SintPietersabdij de ontginning van het resterende en doorgaans sterk gedegradeerde bos opnieuw aangevat, zij het ditmaal op veel efficiëntere wijze. Daarvoor wordt de oude 13de-eeuwse ontginningshoeve te De Pinte verbouwd en wordt vanuit de site een straalvormig net van dreven en wegen aangelegd om een meer rationele uitbating dan voorheen mogelijk te maken. Heiden worden omgezet in bouwland. Er vindt ook een herbebossing plaats waarbij niet alleen percelen worden heraangeplant maar ook bijzonder veel dreven werden aangelegd. De ontginning duurt tot 1784. De 18de eeuwse bebossing hangt samen met de voor landbouwdoeleinden minderwaardige dekzandbodem. Herhaalde pogingen om alsnog enige landbouwactiviteit tot stand te brengen en te handhaven liepen immers spaak. Bosontginning bleek veruit de enige rendabele praktijk op de schrale gronden. De herbebossingen volgden elkaar snel op maar het bos heeft nog geen eeuw stand gehouden. Vanaf de 19de eeuw is door een toenemende bevolkingsdruk de ontginning van het bos terug gestart, een proces dat zich verder doorzet met de komst van de kunstmest rond het eind van de 19de eeuw. De kaart van Vandermaelen uit 1847 toont enkel nog restanten van het 18de eeuwse bos. Enkel rond of nabij de ontginningshoeven worden kleine fragmenten gespaard, allicht om in geriefhout te voorzien. Later wordt het merendeel van de laatmiddeleeuwse ontginningshoeven tot lusthof of buitengoed van stedelingen omgebouwd. De restanten bos vormen de aanzet tot nieuwe bosontwikkelingen met een parkachtig karakter. De meeste parkbossen krijgen pas echt vorm bij het begin van de tweede helft van de 19de eeuw.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 168 van 263
Figuur 7-25: Historische kaarten – Ferraris
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 169 van 263
Figuur 7-26:Historische kaarten – Vandermaelen
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 170 van 263
Het huidige landschap en de versnippering van de open ruimte In het huidige landschap resten enkel fragmenten van het vroegere sterk dooraderde houtland. Plaatselijk zijn nog gesloten landschappen aan te duiden, maar de perceelsrandbegroeiing vertoont niet meer de dichtheid en structuurrijkdom van weleer. Niettemin blijven ze kenmerkend voor het dekzandgebied. Deze achteruitgang is in hoge mate toe te wijzen aan de toenemende verstedelijking, de schaalvergroting van de landbouw en de verhoogde ontsluiting van het gebied. Van het uitgestrekte bos is, op enkele fragmenten na, niets overgebleven. Ook de heide is verdwenen. De kastelen zijn grotendeels uit de vroegere ontginningshoeven ontstaan en de parken die errond werden aangelegd werden geïnspireerd door de Franse landschapsarchitectuur. Ze zijn typerend voor het gebied rond Zwijnaarde. De drevenstructuren die op de parken aansluiten liggen in het verlengde van deze trend. Enige uitzondering hierop vormt het stervormig drevenpatroon “Zeven dreven” te Scheldevelde, dat kenmerkend is voor de rationele 18de eeuwse bosontginning maar waarbij eveneens aandacht werd geschonken aan het esthetisch aspect. Met de uitbreiding van woonkernen in de naoorlogse periode en de inplanting van woonwijken en bedrijvenparken in de Gentse stedelijke rand, evenals door de aanleg en uitbouw van een aantal belangrijke infrastructuren (E17, N60 en twee spoorwegtracés), onderging het gebied een belangrijke transformatie. Hierdoor is het gebied sterk versnipperd. De Scheldevallei Het Schelde alluvium dat in de eerste helft van de vorige eeuw gekenmerkt werd door een meersenlandschap met een open karakter heeft sindsdien aanzienlijke transformaties ondergaan. Door het rechttrekken en kalibreren van de Schelde voor de scheepvaart bleven talrijke afgesneden meanders achter. Al in de 18de eeuw maar vooral gedurende het begin van de 20ste eeuw vormde het uitbrikken van het kleiig alluvium een belangrijke bedrijvigheid. Zowel in Eke als in Zevergem bevond zich een steenbakkerij. Op de uitgebrikte en ook opgehoogde percelen werden populieren aangeplant. Verder trachtte de mens het overstromingsproces in te dijken door de aanleg van dijken, het graven van beken en grachten en het bouwen van kleine sluizen. Van Zwijnaarde tot Eke komt een smalle strook (100 à 200 m breedte) zandgronden voor met een lemige bovengrond (gekarteerd als zandleemgronden met gebrekkige natuurlijke waterafvoer op de bodemkaart). Dit wijst op een toenemende invloed van de getijden in de Schelde, waardoor deze gronden aan overstromingen de onderhevig werden. Hiervoor werd in het laatste kwart van de 18 eeuw een dijk aangelegd vanaf Zwijnaarde. Een klein fragment van het dijklichaam is nog aanwezig te Zevergem in de omgeving van het gehucht Blijpoel en ten noorden van Klein-Gavere langs de Moerbeek. De invloed van de landbouw op het agrarisch bodemgebruik in de Scheldevallei uit zich landschappelijk vooral in het scheuren van het grasland. De vergaande omzetting van meers naar maïsakker heeft er voor gezorgd dat het historisch meerskarakter van de vallei wordt aantast. Niettemin bevat het Schelde-alluvium nog representatieve meerslandschappen waarvan een gedeelte tussen Merelbeke en Eke het statuut heeft gekregen van gerangschikt landschap. De overgang van een landschap met een open karakter naar een landschap met een gesloten karakter is niet alleen te wijten aan het aanplanten van bos maar bovenal aan het aanplanten van knotwilgen op de perceelsranden. Het afsluiten van de percelen met knotwilgen moet zijn hoogtepunt hebben gekend op het einde van de jaren veertig van vorige eeuw omdat nadien de rationalisatie en de schaalvergroting van de landbouw een aanvang nam. Bulkenlandschap van de Leie Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen het oudere bulkenlandschap dat is ontstaan als gevolg van de middeleeuwse ontginningen en het meer recente bulkenlandschap van het de Scheldeveld dat uit een meer planmatige landinrichting in de 18 eeuw is gegroeid. De
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 171 van 263
bulkengebieden ten zuiden van de Kortijkse Steenweg vormen de overgang naar het voormalig Scheldeveld. Ook van dit gesloten landschap resten enkel fragmenten. Toekomstige ontwikkelingen Het landschap binnen het studiegebied zal nog wijzigen oa. ten gevolge van de geplande werken in in het kader van het Parkbos, de Hospicebossen, enz. Deze projecten kunnen eveneens gevolgen hebben voor het landschap. De wijzigingen ten gevolge van het Parkbos worden beschouwd als ontwikkelingsscenario; voor de wijzigingen ten gevolge van de Hospicebossen is een RUP in opmaak (maakt deel uit van dit plan). Cultuurhistorische landschapskenmerken O.b.v. hun cultuurhistorisch onderzoek stelde de VLM een kaart met de cultuurhistorische landschapskenmerken in het studiegebied op. Deze is opgenomen in Figuur 7-27.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 172 van 263
Figuur 7-27: Cultuurhistorische landschapskenmerken
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 173 van 263
Landschapsatlas Het is belangrijk dat de algemene kenmerken van de traditionele landschappen bewaard blijven binnen een steeds veranderende en evoluerende ruimte. Het studiegebied bevindt zich in de traditionele landschappen ‘Zandig Leie-Schelde-interfluvium’ en ‘Scheldevallei van Gent tot Doornik’. Het interfluvium wordt in het noorden begrensd door de Leievallei, net buiten het studiegebied.
Relicten zijn landschapselementen die nog duidelijk verwijzen naar of getuige zijn van de traditionele kenmerken van het landschap. Er is een ‘Atlas van de relicten van traditionele landschappen’ opgesteld voor Vlaanderen. Deze relicten kunnen zones zijn, maar ook lijnen of punten. Relictzones
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 174 van 263
zijn gebieden met een sterk wisselende oppervlakte waarvan de landschappelijke waarde door de eeuwen heen goed bewaard is gebleven. De erfgoedwaarde is er hoog. De verschillende landschapselementen die er voorkomen, hebben nog een duidelijke samenhang: ze zijn nog relatief weinig aangetast door grootschalige ingrepen die het gevolg waren van de Industriële Revolutie. Het landschap van voor de Industriële Revolutie is er nog herkenbaar. Lijnrelicten hebben een landschapsecologische betekenis als corridor of barrière. Puntrelicten worden gevormd door monumenten en kleine cultuurhistorische landschapselementen of complexen ervan, met inbegrip van hun onmiddellijk aangrenzende omgeving. In het studiegebied komen volgende relictzones voor. Kasteelparken Zwijnaarde (R40053)
Natuurwetenschappelijke waarde: Het gebied is een dekzandgebied dat deel uitmaakt van de door pleistocene sedimenten opgevulde "Vlaamse Vallei". De relictzone valt grotendeels samen met een lichte depressie in het microreliëf.
Cultuurhistorische waarde: De relictzone sluit aan bij het "Scheldeveld": een groot vroegmiddeleeuws bos dat tijdens de grote middeleeuwse ontginningen niet tot landbouwland kon omgezet worden en in hoofdzaak werd gebruikt voor begrazing. Tijdens de 13de eeuw werden pogingen gedaan om het gebied te ontginnen. De Gentse SintPietersabdij speelde een belangrijke rol in deze laatmiddeleeuwse ontginningen. De site van Reivissche, Puttenhove, Predikherenhof en Nieuwgoed hebben zich vermoedelijk ontwikkeld uit de laatmiddeleeuwse ontginningshoeven. De ontginningen zorgden ervoor dat het Scheldeveld uiteen viel in verschillende delen. Slechts enkele delen zijn bebost op de Ferrariskaart. Het omliggende agrarische landschap is een bulkengebied: een gesloten landbouwgebied met knotwilgen. Gave resten van het middeleeuws bulkengebied zijn bewaard gebleven.
Esthetische waarde: Verschillende kastelen komen voor in de relictzone : de Ghellinck d'Elseghempark, kasteel "Nieuwgoed" of "Nieuwenhove", kasteeltje "het Hoedje" thans "de Klosse", kasteel "Rijvissche", Predikherenhof, kasteel "Puttenhove". Het gebied is een uitzonderlijk gaaf en open landschap met een sterke visuele relatie tussen de verschillende sites d.m.v. kasteeldreven. Er zijn verschillende vergezichten vanuit de kasteelsites. Meerwaarde wordt gecreëerd door de walgrachten, vijvers en waterpartijen. Talrijke relicten zijn aanwezig zoals dreven en het tracé van een oude spoorweg.
Scheldevallei van Gavere tot Gent (R40054)
Wetenschappelijke waarde: Van Merelbeke tot Avelgem loopt de Schelde in een vlakke vallei die in breedte varieert van 500 tot 1500 m. Kleine niveauverschillen vinden hun oorsprong in de aanwezigheid van oeverwallen, het bestaan van oude opgevulde geulen, het voorkomen van zandige pleistocene of laatglaciale ruggen (zgn. donken) en tenslotte in het afgraven van de alluviale klei voor baksteenfabricatie. De ontwatering van het alluvium gebeurde vroeger ofwel langs afvoergrachten ofwel langs beken met een volledig kunstmatig tracé. Langs de oostzijde wordt de alluviale vlakte vanaf Merelbeke tot het mondinggebied van de Zwalm begrensd door een duidelijke steilrand die in feite samenvalt met de erosierand van de Vlaamse vallei. Langs de rand van het Scheldealluvium komen zandige ruggen voor die het resultaat zijn van lokale verstuivingen tijdens koude en droge periodes van het Laatglaciaal. De oeverwallen zijn uitgebrikt: afgegraven voor de kleiwinning en nadien als moeras achtergelaten. Ook afgesneden meanders, oeverwallen en oude, opgevulde geulen komen voor.
Historische waarde: De alluviale vlakte van de Scheldevallei is een gebied met potentiële archeologische vindplaatsen. Antropogene rechttrekkingen van de Schelde gebeurden vanaf de late Middeleeuwen. In 18de eeuw nog weinig afgesneden (hetzij natuurlijk hetzij antropogeen) meanders. Het Schelde-alluvium dat tot in de eerste helft van deze eeuw gekenmerkt was door een meerslandschap met open karakter heeft sedertdien aanzienlijke transformaties ondergaan. Sommige delen zijn uitgebrikt: afgegraven voor de kleiwinning
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 175 van 263
en nadien wordt de grond als moeras achtergelaten en beplant met populieren. Het uitbrikken van de gronden kende zijn hoogtepunt rond de eeuwwisseling.
Esthetische waarde: Het betreft een vallei met een gekanaliseerde rivier, het reliëf van de valleiranden is sterk uitgesproken en structuurbepalend voor de ruimtelijke begrenzing van de eenheid. Sterk afwisselende, meestal gerichte zichten met wisselende kijkdiepte. De afgesneden meanders met lineair groen zijn sterk structurerend. Hoofdzakelijk meersen, met greppels doortrokken en met grachten omgeven, uitgebrikte gronden en akkerland op de donken. Populierenaanplantingen zijn geassocieerd met afgesneden meanders. Meersen van Merelbeke, Zwijnaarde, Zevergem en Eke : gesloten karakter, perceelsranden (knotwilgenrijen) aangeplant, bos aangeplant op de uitgebrikte gronden. De als donk voorkomende ruggen zijn nog steeds door akkerland ingenomen.
Sociaal-culturele waarde: Belangrijke betekenis als grens: historische grens van het graafschap Vlaanderen.
Beleidswenselijkheden: Vrijwaren van bebouwing van om het even welke aard in de valleigebieden. Bijzondere aandacht voor de gradiënten en topossequenties in het landschap. Accentueren van de waardevolle sites (kastelen, meanders, donken) in hun omgeving. Gedifferentieerde aanpak voor de verschillende riviersegmenten.
Kasteelpark Nazareth (R40013)
Historische waarde: De drevenstructuur met bomenrijen erlangs op Ferraris is nog perfect bewaard gebleven. De opdeling van de kasteeltuin in zes compartimenten op Ferraris is niet meer herkenbaar. Er zijn twee cirkelstructuren herkenbaar in het midden van de kasteeltuin.
Esthetische waarde: Gaaf driearmig drevenpatroon met bomenrijen erlangs, vertrekkende vanaf ommuurde kasteeltuin. Twee cirkelvormige structuren in tuin. Kasteeltuin verbonden met bosje aan de achterzijde.
Hospicebossen (R40051)
Natuurwetenschappelijke waarde: Gelegen in het zandige Leie-Schelde interfluvium.
Cultuurhistorische waarde: Rest van vroeger groter boscomplex (cf Ferraris en Vandermaelen), structuur van het bos is nog duidelijk herkenbaar en gaaf. Gebied ten noorden van Hospicebossen: percelering volgens Ferraris, sommige perceelsranden nog aanwezig.
Esthetische waarde: Boscomplex, nabijgelegen percelen nu open landbouwlandschap.
Drie Koningen (R40052)
Wetenschappelijke waarde: Gelegen in het zandig Leie-Schelde interfluvium.
Historische waarde: Loop van de Nazarethbeek, percelering, landgebruik volgens Ferraris: strookvormige percelering, overwegend weiland met kleine percelen bos, perceelsranden. Toestand ook te vergelijken met Vandermaelen en kaart Militair Geografisch Instituut 1/20,000. Percelen bos wel groter van oppervlakte op de kaart van Vandermaelen.
Esthetische waarde: Strookvormige percelering, weinig perceelsranden, overwegend weiland (meersen) en kleine bospercelen. Bebouwing is langs de rand van de relictzone gelegen.
Ankerplaatsen zijn complexen van gevarieerde erfgoedelementen (punt of lijnelementen) die een geheel of ensemble vormen dat ideaal-typische kenmerken vertoont omwille van de gaafheid of representativiteit, ofwel ruimtelijk een plaats inneemt die belangrijk is voor de zorg of het herstel van de landschappelijke omgeving (b.v. als blikvanger). Het zijn m.a.w. ensembles, complexe gehelen van verschillende soorten elementen die een samenhang vertonen die de identiteit van het relict bepaalt. Ankerplaatsen opgenomen in de landschapsatlas hebben op zich geen bindend karakter. Ze kunnen evenwel worden aangeduid in het kader van het Erfgoedlandschappendecreet. Vanaf het
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 176 van 263
moment dat ankerplaatsen definitief aangeduid zijn, dienen overheden in hun beleid rekening te houden met de ankerplaatsen. Binnen het studiegebied bevinden zich volgende ankerplaatsen: Kasteeldomein Grand Noble (A40086)
Natuurwetenschappelijke waarde: Fysisch- landschappelijk betreft het een dekzandgebied dat deel uitmaakt van de door pleistocene sedimenten opgevulde "Vlaamse Vallei". Het valt grotendeels samen met een lichte depressie in het micro-reliëf waarvan het laagste gedeelte ingenomen wordt door slibhoudende zandgronden. De waterafvoer gaat via de Duivelbeek.
Cultuurhistorische waarde: Het is een gaaf voorbeeld van een middeleeuws bulkengebied. Waarschijnlijk stemt de site van de kastelen overeen met voorheen belangrijke hofsteden. De St. Pietersabdij bezat verschillende ontginningscentra in dit gebied, waarvan de verschillende kasteelsites getuigen. In het perceleringspatroon zijn er een opvallend aantal vormen bewaard die wijzen op omwalde sites. Deze omwallingen verwijzen naar de 14e en 15e eeuwse ontginningen. In het landschap zijn er nog talrijke relicten aanwezig zoals de vele dreven.
Esthetische waarde: Het is een uniek, uitzonderlijk gaaf en open landschap aan de rand van de stad Gent en zeer gewaardeerd door wandelaars. De schoonheid van het gebied wordt vooral bepaald door het voorname uiterlijk van de kasteelsites. Binnen het gebied is er een sterke visuele relatie tussen de verschillende sites. De architectuur van de gebouwen verloopt er als het ware verder in het landschap en dit langs ontworpen vergezichten en kasteeldreven. Van de aanwezige relatief hoge grondwaterstand heeft men in het verleden dankbaar gebruik gemaakt om bij de kasteelsites grachten, vijvers en waterpartijen aan te leggen. Deze bijzondere attractieve elementen bezorgen het gebied op esthetisch gebied een interessante meerwaarde.
Ruimtelijk structurerende waarde: De kastelen zijn niet alleen historisch en landschappelijk met elkaar verbonden, ook de visuele band is heel sterk. Samen met hun aanhorigheden, hoeves, waterpartijen, parken, dreven en hovingen zijn deze kastelen een typisch voorbeeld van het voorkomen van een hele reeks kleine kasteeltjes rond Gent, behorend aan de 19e eeuwse katoenbaronnen.
Scheldemeersen tussen Zevergem en Schelderode (A40033)
Natuurwetenschappelijke waarde: Dit gebied maakt deel uit van de Scheldevallei ten zuiden van Gent. In de brede alluviale vlakte domineren de kleigronden. De breedte van de vlakke vallei varieert van 500 tot 1500 m. De kleine niveauverschillen vinden hun oorsprong in de aanwezigheid van oeverwallen, het bestaan van oude opgevulde geulen, het voorkomen van zandige pleistocene of laatglaciale ruggen (zgn. donken) en tenslotte in het afgraven van de alluviale klei voor baksteenfabricatie. De ontwatering van het alluvium gebeurde vroeger ofwel langs afvoergrachten ofwel langs beken met een volledig kunstmatig tracé. Langs de oostzijde wordt de alluviale vlakte vanaf Merelbeke tot het mondingsgebied van de Zwalm begrensd door een duidelijke steilrand die in feite samenvalt met de erosierand van de Vlaamse Vallei. De afgesneden meanders ontstonden vooral in de 18e eeuw en rond de eeuwwisseling.
Cultuurhistorische waarde: Op de Ferrariskaart (ca. 1775) zien we een open meerslandschap met natte weilanden en een grachtenstelstel. De loop van de Schelde is nog volgens de huidige oude afgesneden meanders te volgen. Op de kaart van MGI 1/20000 (ca.1949) zijn de meanders al afgesneden en is de oude loop goed reconstrueerbaar. Nu is het overwegend als weiland in gebruik, met enkele percelen bos. Sommige delen zijn uitgebrikt: de gronden werden afgegraven voor de kleiwinning en nadien als moeras achtergelaten en beplant met populieren. Het uitbrikken van de grond kende zijn hoogtepunt rond de eeuwwisseling. De alluviale vlakte van de Scheldevallei is een gebied met potentiële archeologische vindplaatsen.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 177 van 263
Esthetische waarde: Het gebied heeft een vrij gesloten karakter. Er zijn perceelsranden (knotwilgenrijen) en bos aangeplant op de uitgebrikte gronden. De als donk voorkomende rug is nog steeds als akkerland ingenomen. De oude meanders zijn duidelijk herkenbaar in het landschap. Op de steilrand van Schelderode bevindt zich de bewoning.
Sociaal-culturele waarde: Aan de Sint- Elooiskapel is jaarlijks een ommegang met paardenwijding, sinds 1960 ook een voertuigenwijding.
Ruimtelijk structurerende waarde: Centraal in de depressie ligt de Schelde met haar afgesneden meanders. Het alluviale gebied ligt voornamelijk onder graslanden en bos. Op de donken komen akkers voor. Zevergem en Schelderode liggen buiten het alluvium.
Scheldevelde en de zeven dreven (A40068)
Wetenschappelijke waarde: Het gebied is gelegen op de waterscheiding tussen het Leie- en Scheldebekken: ten noorden geschiedt de afwatering naar de Leie, ten zuiden naar de Schelde.
Historische waarde: Het gebied van Scheldevelde gaat op een middeleeuws "veld"- of "wastina"gebied terug. Dit gebied was een deel van het uitgestrekte "Scheldeholt" of Karolingisch koningsforeest van Gent tot Sint- Eloois- Vijve, dat in de 9e tot 13e eeuw gedegenereerd was. In de 12e eeuw, en voornamelijk onder invloed van de Cisterciensers, werd begonnen met de systematische ontginning van deze overgebleven woeste gronden. Pas in de tweede helft van de 18e eeuw is het gebied van de abdij volledig ontgonnen. Men begon met de herstelling van de abdijhoeve zelf; deze werd tot een kasteeltje verbouwd. Het overgebleven veld verdeelde men in verscheidene stukken door het aanleggen van verschillende wegen die allen concentrisch naar het herstelde middengebouw liepen. Hiermee begon men in 1772. Tenslotte werd het veld, dat door deze aangelegde wegen in vele stukken was verkaveld geworden, ontgonnen en verbouwd.
Esthetische waarde: Kasteel met zevenstralig drevenpatroon en een bebost park.
Sociaal-culturele waarde: Het gebied heeft een recreatieve functie. Er ligt een pedagogisch bos naast kasteelpark. Het kasteel en de bijgebouwen worden gebruikt als bejaardencentrum.
Ruimtelijk structurerende waarde: In het westen van de ankerplaats ligt het voormalige kasteel van Scheldevelde. Vanuit dit domein vertrekken zeven dreven, een noordwaarts, een zuidwaarts en vijf oostwaarts. Centraal ligt het knooppunt van het axiale drevenpatroon. Tussen de dreven liggen weiden en akkers. Er komen enkele kleine verkavelingen voor.
Kastelensite Zwijnaarde (A40084)
Wetenschappelijke waarde: Geomorfologisch bevindt het kasteelpark zich in de Vlaamse Vallei, een zandig gebied waar er een uitgesproken microreliëf voorkomt van westzuidwestoostnoordoost geöriënteerde ruggen en depessies.
Historische waarde: Deze site situeert zich in een middeleeuws bulkengebied. Waarschijnlijk stemt het site van de kastelen overeen met voorheen belangrijke hofsteden. De St. Pietersabdij bezat verschillende ontginningscentra in dit gebied, waarvan de verschillende kasteelsites getuigen. In het perceleringspatroon zijn er een opvallend aantal vormen bewaard die wijzen op omwalde sites. Deze omwallingen verwijzen naar de 14e en 15e eeuwse ontginningen. In het landschap zijn er nog talrijke relicten aanwezig zoals de dreven en het tracé van de oude spoorweg.
Esthetische waarde: Het is een unieke, uitzonderlijk gaaf en open landschap aan de zuidrand van de stad Gent en zeer gewaardeerd door wandelaars. De schoonheid van het gebied wordt vooral bepaald door het voorname uiterlijk van de kasteelsites. Binnen het gebied is er een sterke visuele relatie tussen de verschillende sites. De architectuur van de gebouwen verloopt er als het ware verder in het landschap en dit langs ontworpen
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 178 van 263
vergezichten en kasteeldreven. Van de aanwezige relatief hoge grondwaterstand heeft men in het verleden dankbaar gebruik gemaakt om bij de kasteelsites grachten, vijvers en waterpartijen aan te leggen. Deze bijzondere attractieve elementen bezorgen het gebied op esthetisch vlak een interessante meerwaarde.
Ruimtelijk structurerende waarde: De kastelen zijn niet alleen historisch en landschappelijk met elkaar verbonden, ook de visuele band is heel sterk. Samen met hun aanhorigheden, hoeves, waterpartijen, parken, dreven en hovingen zijn deze kastelen een typisch voorbeeld van het voorkomen van een hele reeks kleine kasteeltjes rond Gent, behorend aan de 19e eeuwse katoenbaronnen.
Geen van deze ankerplaatsen zijn voorlopig of definitief aangeduid. Volgende lijnrelicten zijn gelegen in het studiegebied:
Gampelaeredreef (Deinze, L40056)
Schelde (Gent, Nazareth, L13401)
Het lijnrelict ‘De Leie met inbegrip van de oude Leiarmen’ (L34006) grenst aan het studiegebied. Ten slotte komen ook nog volgende puntrelicten voor in het studiegebied:
Grondgebied Gent o
Domein de Ghellinck (P40927)
o
Kasteel Nieuwgoed (P40810)
o
Reyvissche kasteel (P40282)
o
Kasteel "De Klosse" (P40800)
o
Predikherenhof (P40799)
o
Kasteel Domein Puttenhove (P40283)
o
Kasteeldomein Maaltepark (P40966)
o
Kasteel van Zwijnaarde (P40285)
o
Oliemolen Zwijnaarde (P40284)
Grondgebied De Pinte o
Hoeve (P40291)
o
Dorpskern Zevergem (P40290)
o
Kasteel van Welden (P40289)
o
Boeregemkasteel (P40286)
o
Kasteel Hemelrijk (P40967)
o
Kasteel Grand Nobel (P40281)
o
Kasteel Scheldeveld (P40287)
o
Dorpskern De Pinte (P40288)
o
St. Annakerk en omgeving (P40791)
Grondgebied Nazareth o
Kasteel van Eke (P40292)
o
Kerk Eke (P40790)
o
Sparenhove (P40293)
o
Hoeve Blauwhuis (P40235)
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 179 van 263
o
Hoeve Groot Biezen (P40234)
o
Kasteel van Nazareth (P40237)
o
OLV kerk Nazareth (P40866)
o
Kasteelke (P40238)
o
HoeveTer Geleyene (P40239)
o
Hoeve ter Benen (P40240)
o
Omgrachte site Nazareth (P40258)
Grondgebied Deinze o
Nieuw Goed te Parijs (P40233)
o
Oud Goed te Parijs (P40232)
o
Hoeve te Breetschoot (P40231)
o
Rechthoekige omwalling Astene (P40230)
o
Heerlijkheid ten Hove (P40228)
o
Hoeve Gampelare (P40229)
o
Hoeve te Spans (P40227)
Bouwkundig erfgoed Voor de inventarisatie van het bouwkundig erfgoed werd de digitale laag van de inventaris bouwkundig erfgoed geraadpleegd. Binnen het plangebied zijn er 40 erfgoedelementen gelegen. In het volledige gebied tussen Schelde en Leie, Ringvaart Gent en de N35 zijn in het totaal 359 elementen gelegen. Het betreft hoeves (waaronder aantal oude ontginningshoeves), kastelen, woningen, kapellen en een aantal bunkers. Beschermingen Binnen het plangebied zijn volgende beschermingen gelegen (zie Figuur 7-28).
Beschermde landschappen: o Scheldemeersen 1 o Scheldemeersen te Eke en te Zevergem In beide gerangschikte landschappen geldt als doel het behoud van het meersenkarakter, het weren van visueel storende elementen, het vermijden van belangrijke wijzigingen aan waterhuishouding of bodem, het beperken van activiteiten met negatieve impact op aanwezige waardevolle vegetaties en bijhorende fauna, het weren van rustverstorende activiteiten, het rooien of aanplanten van bomen en struiken. Specifiek voor de Scheldemeersen van Zevergem en Eke ten zuiden van de Oude Meersbeek geldt de beperking grasland om te zetten in akker. o Kasteel Scheldevelde met park en De Zeven Dreven In dit gerangschikt landschap worden aan de eigenaars beperkingen gesteld. Behoudens toelating verleend overeenkomstig de bepalingen van het artikel 6 van de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen, is het verboden: nieuwe constructies op te richten, bestaande gebouwen te slopen, te verbouwen en de ordonnantie of het uitzicht ervan te wijzigen, de beplantingen te wijzigen, de bestaande bomen meer dan normaal te snoeien en het struikgewas te kappen of uit te roeien, reclamepanelen of publiciteit aan te brengen, lucht- of grondgeleidingen te plaatsen, vijvers of grachten te dempen, de wegenis te verharden, de natuurlijke configuraties van het terrein te wijzigen door allerlei wijzigingen, activiteiten of ingrepen.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 180 van 263
o
Kastelensite en overgangszone Het toekomstig beheer heeft als doelstelling de waarden van het beschermde landschap te behouden, te beheren en te herstellen of te ontwikkelen waar nodig. Het is niet de bedoeling om het landschap van vandaag te bevriezen. Toekomstige ontwikkelingen blijven mogelijk mits zij geen afbreuk doen aan de waarden die aanleiding gaven tot de bescherming. Beeldbepalend zijn de kasteelparken met hun dreven en zichten. Het open agrarische gebied tussen de kasteelparken wordt gekenmerkt door zijn bulkenkarakter. Het beheer van dit landschap zal er zich dan ook op richten om de waarden van de kasteelparken en het bijhorende bouwkundig erfgoed te behouden, te beheren en te herstellen. Ook de kwaliteiten van het landbouwgebied tussen de parken moeten behouden blijven, dreven moeten beheerd worden, verdwenen bulken kunnen hersteld worden. De oude spoorlijn is een belangrijk lijnvormig landschapselement dat zeker behouden dien te worden. Tussen de verschillende sites is er een sterk visuele relatie. De architectuur van de gebouwen en parken loopt verder in het landschap langs ontworpen dreven en vergezichten. Vanuit bepaalde kasteeldomeinen heeft men zichten op het omliggende landschap. Deze zichten zijn cultuurhistorisch en esthetisch belangrijk. Sommige van deze vista’s zijn dichtgegroeid. De bestaande vista’s dienen behouden te blijven. Vista’s die dichtgegroeid zijn, kunnen hersteld worden. Wanneer een vista ophoudt aan een visueel storend element (bvb. verkaveling, serrecomplex,…) worden deze elementen door een aanplanting ingekleed. Wanneer er in het gebied wandelpaden worden aangelegd moet men van de historische situatie uitgaan en in de eerste plaats oude verdwenen paden herstellen. Voor het aanleggen van paden maakt men gebruik van perceelsgrenzen. Solitaire bomen en bomengroepen moeten behouden en beheerd worden. Alle dreven verdienen de nodige aandacht. Onder de kroonprojectie van de bomen gebeurd een extensief graslandbeheer of hakhoutbeheer. Het aanleggen van paden tussen of langs de dreef gebeurt met het nodige respect voor de bomen. Wanneer het grootste deel van de bomen in slechte conditie verkeert, wordt de dreef heraangeplant. Verdwenen dreven kunnen heraangeplant worden aan de hand van historische kaarten. Bij heraanplant dient de boomsoort historisch verantwoord te zijn. De dreef wordt met één soort van dezelfde leeftijd aangeplant. Nieuwe dreven kunnen enkel als ze geen vista’s of landschappelijke structuren doorsnijden. Ze moeten uit een historisch te verantwoorden boomsoort bestaan van dezelfde leeftijd. Het bulkenkarakter is door de intensievere landbouw vervaagd (verdwijnen van lineair groen, grachten,…). Soms zijn nog enkele houtkanten bewaard. Het bulkengebied kan versterkt worden door het lineair groen uit te breiden onder de vorm van houtkanten gelijkaardig aan deze die nu nog aanwezig zijn. Deze aanplantingen moeten rekening houden met de vista’s en moeten kaderen in het juiste historisch beeld van de bulken (houtkanten, knotbomen en/of sloten op de perceelsgrenzen). Met behulp van de kadasterkaarten uit de 19e eeuw kan men bijzondere perceelsvormen aantreffen. Bepaalde percelen worden als het ware omzoomd door andere smalle percelen. Het binnenste perceel was veelal akker, de rand er rond bestond meestal uit een houtkant van eik, beuk en els. De bijzondere, dubbele perceelstructuur, kan aan de hand van de oude kadasterkaart deels gereconstrueerd worden. In de 19e eeuw bevonden er zich verschillende hooilandjes tussen de Zwijnaardebeek en de Putstraat. Met dit historisch gegeven kan rekening worden gehouden zodat percelen met de juiste potenties een hooilandbeheer krijgen. Ook kleinere natte perceeltjes met een houtige begroeiing dienen behouden te worden. De Scheidbeek (Zwijnaardebeek) en het grachtenpatroon dienen behouden te blijven. Indien gewenst kunnen verdwenen grachten hersteld worden.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 181 van 263
Het bouwkundig erfgoed (kastelen met bijgebouwen kasteelruïnes, hoeven,…) dient behouden en beheerd te worden met het oog op het behoud van de intrinsieke waarden ervan. De kasteelparken moeten behouden, beheerd en hersteld worden met het oog op het behoud van de historische, natuurwetenschappelijk en esthetische waarden van het park. Beschermde stads-en dorpsgezichten: o Omgeving van de Sint-Annakapel en de met knotwilgen afgezoomde smalle landweg die naast de kapel op de Landuytstraat uitkomt o Hoeve met onmiddellijke omgeving Beschermde monumenten: o Sint-Annakapel o Historisch omgrachte site van het Goed te Parijs o Astenedreef o Dubbele vierkante grachtengordel met hun oevers, de wal ertussen, binnengracht omheen het kasteel, centrale woonzone van het neerhof en toegangsweg en omlopende weg van kasteel Rijvissche o Deel van de gracht met haar oevers, vijver, gevels en bedaking van het ‘Predikherenhof’
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 182 van 263
Figuur 7-28: Beschermingen in het plangebied
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 183 van 263
Archeologisch erfgoed In het kader van de opmaak van het ruilverkavelingsplan werd door de VLM een archeologische gebiedsbeschrijving opgesteld. Op basis van de CAI, luchtfoto’s (HAVIK), een 3-tal prospectiethesissen (voor de gemeenten Eke, Zevergem en Nazareth) en de bodemkaart werd de archeologische potentie van de verschillende kadastrale percelen in het plangebied onderzocht. Dit leverde 199 ‘archeologische percelen’ op, in het totaal goed voor 230 ha (164 ha hoge potentie, 56 ha matige potentie en 9 ha lage potentie). Vervolgens werden alle archeologische percelen gewaardeerd. Er werden 3 waarderingen toegekend: ‘vrijwaren, evalueren en monitoren’. ‘Vrijwaren’ wordt toegekend aan percelen waar zowel luchtfotografische indicaties als een vermelding in de CAI voorkwamen. Deze percelen hebben allemaal een hoge archeologische potentie. De waardering ‘evalueren’ wordt gegeven als een site vermeld wordt in de CAI of luchtfotografische indicaties aanwezig zijn en de percelen een hoge archeologische potentie hebben. De waardering ‘monitoren’ wordt gegeven als er een indicatie voorkomt vanuit de CAI of vanuit de luchtfotografie en het perceel een matige of lage archeologische potentie heeft. Het resultaat van deze indeling wordt weergegeven in Figuur 7-29.
Figuur 7-29: ligging van de archeologisch gewaardeerde percelen Bron: Archeologische gebiedsbeschrijving Ruilverkaveling Schelde-Leie (VLM, 2011) De Centrale Archeologische Inventaris (CAI) is een inventaris van alle archeologische sites in Vlaanderen waarvan het bestaan geweten is. Voor het plangebied werd een overlay met de gekende sites uit de CAI (toestand 2009) uitgevoerd t.b.v. de archeologische gebiedsbeschrijving. Dit leverde in totaal 57 gekende archeologische sites op die gelegen zijn binnen de planperimeter. In het kader van dit MER werd deze overlay opnieuw gedaan met de CAI-polygonen van april 2013. Dit leverde 100 gekende archeologische sites op (Figuur 7-30). Een samenvattende tabel met deze sites is
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 184 van 263
opgenomen in Bijlage 11. Er dient opgemerkt te worden dat voor deze bijkomende sites geldt, dat dit een gevolg is van het vervolledigen van de inventaris. De meeste sites betreffen resultaten van de prospectiethesissen. Deze laatste werden ook reeds gebruikt voor de archeologische waardering door de VLM. De bijkomende site ‘Koedreef’ was eveneens reeds opgenomen in de analyse op basis van luchtfotografische en bodemkundige gegevens. O.b.v. de huidige raadpleging van de CAI worden dan ook geen aanpassingen aan de archeologische waardering uitgevoerd in 2011 nodig geacht.
Figuur 7-30: Voorkomen van gekende archeologische sites volgens de CAI (toestand april 2013)
7.4.4.2 Landschapsstructuur De landschappelijke inzichten zijn gebaseerd op de landschapsstudie die werd uitgevoerd door het Laboratorium voor Regionale Geografie en Landschapskunde van de Universiteit van Gent in het kader van het Landinrichtingsproject Schelde-Leie (1995), door terreininventarisaties en interpretaties van de VLM.(2007 -2009-2010) en terreinbezoek i.k.v. dit MER (mei-juni 2013). Er kunnen 2 landschapstypes worden onderscheiden: het zandig interfluvium tussen Leie en Schelde en de Scheldevallei. Het zandig interfluvium tussen Leie en Schelde Het interfluvium is een overwegend vlak en zandig gebied tussen Leie en Schelde stroomopwaarts van Gent, aansluitend op de Scheldevallei. Het gebied kan gekarakteriseerd worden als een akkerland/weilandcomplex waarvan het eertijds gesloten karakter sterk werd geopend. Toch komen er plaatselijk nog restanten voor van het met houtkanten en knotbomenrijen gesloten landschap. Structuurbepalende boscomplexen zijn de Hospicebossen en de kasteelparken van De Pinte en Zevergem. Ook komen er talrijke dreven voor. Weidse gezichten ontbreken door de sterke compartimentering door bebouwing en begroeiing. Het gebied is sterk verstedelijkt met bebouwing, infrastructuren en industrie en is daardoor sterk versnipperd. In een aantal gebiedsdelen vormt de grondgebonden landbouw nog ruimtelijkfunctioneel samenhangende gebieden.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 185 van 263
Het interfluvium omvat naast een kerngebied ook de oudere bulkengebieden ten oosten van de Leie. De onmerkbare overgang van zandig gebied naar de Scheldevallei vormt een waardevolle toposequentie. De ruimtelijke structuur wordt bepaald door volgende elementen:
akker/weilandcomplex De samenhangende landbouwgebieden komen voor tussen De Pinte, Astene, Nazareth en Eke, ten zuiden van de lijn Nazareth-Eke en t.h.v. Zevergem. Tussen De Pinte, Zwijnaarde, Sint-Martens-Latem en de E17 komt een kleiner geïsoleerd agrarisch gebied voor. Dit gebied sluit voor het grootste deel aan bij het stedelijk gebied van Gent-Zwijnaarde. Graslanden komen verspreid voor in het gebied en hebben vaak een tijdelijk karakter. Het gebied t.h.v. de Rosdambeek (Drie Koningen, Sint-Martens-Latem) heeft nog grotendeels zijn kenmerken bewaard. Kenmerkend zijn de strookvormige percelering, het voorkomen van overwegend weiland met kleine percelen bos en perceelsranden.
Lineaire opgaande landschapselementen o
Knotbomen en houtkanten Houtkanten en knotbomenrijen staan meestal op de perceelsscheidingen. Ze komen verspreid in het gebied voor. Ze zijn veelal gefragmenteerd en vormen de resten van het voormalig gesloten landschap. In bepaalde zones vormen ze tot heden een dichter netwerk. Deze zones situeren zich :
o
t.h.v. Hondelee tussen de E17 en de Scheldevallei;
in de ruime omgeving van het Kasteel van Welden;
t.h.v. de Hooglatembeek en de Nazarethbeek (Rosdambeek);
ten zuiden van de agglomeratie van De Pinte (Brede Heet en Moerkensheide);
t.h.v. Zwartegat tussen het industriepark en de E17;
t.h.v. de Hoeve Klein-Biezenhof;
t.h.v. de hoeve Nieuw Goed te Parijs.
Dreven en bomenrijen Bomenrijen worden vaak langsheen de wegen gevonden, waar ze dikwijls langs weerszijden van de weg zijn aangeplant. Verder komen ook bomenrijen langs waterlopen voor. Het drevenpatroon spruit voort uit de 18de eeuwse gebiedsontginning die een rationele exploitatie van de woeste gronden beoogde. De drevenstructuur, die tot heden vrij goed bewaard is gebleven, vormt een belangrijke lineair landschapselement. Een deel van de dreefwegen is niet langer functioneel en enkele zijn inmiddels in het bos opgegaan. Er komen ook veel jonge aanplanten voor.
o
Geschoren hagen In het plangebied komen weinig geschoren hagen voor. Meestal vindt men deze rond hoeves.
o
Solitaire bomen Solitaire bomen werden aangeplant als herkenningspunt, b.v. bij de ingang van een boerderij of aan een kapel (b.v. St.-Annakapel aan de Landuitstraat te Zevergem). Ook komen bomen voor op hoekpunten van de percelen. Solitaire knotwilgen zijn meestal restanten van eerdere rijen.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 186 van 263
Bossen en parken De landschappelijke structuur wordt eveneens bepaald door een aantal gefragmenteerde bosvolumes. De meeste van deze bossen zijn klein van oppervlakte en maken dikwijls deel uit van parken horend bij een kasteeldomein. Ze komen verspreid over het gebied (t.h.v. Nazareth, Eke, Landuit, Astene, en Nazareth, en tussen Zwijnaarde en De Pinte) voor en vormen aparte entiteiten. Naast de kasteelparken komt er een groter bosvolume voor (de Hospicebossen) t.h.v. de E17 ten zuidwesten van De Pinte. Moerasbossen zijn zeldzaam in het gebied en doorgaans slecht ontwikkeld. Enige uitzondering hierop vormt de depressie van de Hooglatembeek. Kleine fragmenten worden enkel in de depressie van de Scheidbeek (Grietgracht) gevonden.
Hoogstamboomgaarden Boomgaarden komen sporadisch voor rondom kastelen of hoeves. Soms worden ze omheind met hagen. Zowel laag-, half- als hoogstammige bomen komen voor, maar steeds betreft het kleine percelen.
Waterlopen Een aantal waterlopen in het plangebied zijn begroeid met houtkanten of knotbomen en hebben een landschapsstructurerende waarde.
Watervlakken In het gebied komen verschillende watervlakken voor. De belangrijkste ervan worden gevormd door een aantal zandwinningsputten t.h.v. de E17 (Indiana, Hageland en Vijver Ter Biezen). Kleine waterpartijen die gebruikt worden als veedrinkpoel zijn ofwel op een natuurlijke manier ontstaan in depressies of zijn uitgegraven. Vele van deze poelen zijn inmiddels verdwenen of dreigen te verdwijnen als gevolg van een gebrekkig onderhoud, het verlagen van de grondwaterstand, het omzetten van grasland naar akkerland,…
Woongebieden, bedrijvigheid en verkeersinfrastructuur De uitbreiding van woongebieden en de aanleg van belangrijke infrastructuren hebben geleid tot een overwegend sterk verstedelijkt en getransformeerd landschap. Het studiegebied is dan ook sterk versnipperd met verschillende open ruimten van verschillende omvang als gevolg. Het aantal doorkijken is beperkt en is begrensd door bebouwing of opgaande begroeiing. Weidse vergezichten ontbreken door de sterke compartimentering door bebouwing en begroeiing. De bebouwing bestaat in belangrijke mate uit verkavelingen die aansluiten bij de oorspronkelijk kleinere bewoningskernen (De Pinte, Sint-Martens-Latem, Sint-DenijsWestrem, Zwijnaarde, Zevergem, Eke, Landuit, Nazareth, Deinze en Astene) of die voorkomen onder de vorm van linten of geïsoleerde entiteiten. Deze verkavelingen drukken een belangrijke stempel op het landschap. Net als de woonlinten versnipperen zij de resterende open ruimte in belangrijke mate. Verspreid in het gebied komt ook nog agrarische bebouwing voor en kasteeldomeinen en andere buitenverblijven uit de 18de en de 19de eeuw. De bedrijvigheid is in belangrijke mate geconcentreerd langs de E17. Ten zuidoosten van het knooppunt N60/E17 op het grondgebied van Nazareth ligt een bedrijventerrein. Het gebied wordt doorsneden met grote verkeersinfrastructuren: van oost naar west door de E17 en van noord naar zuid door de N60. Tevens wordt het gebied doorsneden door twee spoortracés (de spoorlijnen Gent-Rijsel en Gent-Ronse). Deze verkeersinfrastructuren vormen belangrijke barrières.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 187 van 263
De N43 in het noorden evenals de N35 in het westen, vormen een scherpe afbakening. Langs de N43 heeft zich een gemengd lint ontwikkeld met commerciële activiteiten. Langs de N60 zijn aanzetten voor een dergelijk lint terug te vinden ter hoogte van Klosse en ten noorden van de Rijvisschestraat. Het lokale wegenstelsel is vrij dicht in het zandgebied terwijl het kleigebied minder ontsloten is. Ten slotte is ook het oude spoorwegtracé tussen Gent en De Pinte als relict in het landschap bewaard. Het verhoogde gedeelte dat vanaf Reivissche richting Klossestraat loopt, is langs weerszijden beplant met een dubbele rij populieren. Vallei van de Bovenschelde Het plangebied omvat de overgangszone naar de alluviale Scheldevallei. Het alluviaal gebied had oorspronkelijk een open karakter. Pas in de eerste helft van vorige eeuw werd perceelsrandbegroeiing in de vorm van knotwilgen aangebracht. De meersen van Zwijnaarde, Zevergem en Eke hebben vandaar een meer gesloten karakter. Als gevolg van het intensiveren van het landbouwgebruik werden sommige graslanden gescheurd en nadien terug ingezaaid of omgezet tot maïsakker. Deze gebruiksvorm wijzigt het meersenkarakter. In het alluviaal gebied vormt een netwerk van waterlopen de hoofdstructuur. Door de kunstmatige waterpeilen op de Bovenschelde en de kanalisering verdween grotendeels de relatie tussen de rivier en de vallei. Veel waterlopen (Moerbeek-Coupure, Oude Hauwbeek en de Zwarte Kobensbeek) werden omgeleid via een parallelle loop die dan verder stroomafwaarts in de Schelde uitmondt. Grondverzet voor kalibreringswerken en het storten van baggerspecie hebben plaatselijk de oorspronkelijke topografie gewijzigd. De als donk voorkomende rug in het alluvium ligt nog steeds onder akkerland. Landschapskenmerkenkaart Bovenvermelde elementen zijn tevens terug te vinden op de landschapskenmerkenkaart (aanvullende inventaris van de ruimtelijke landschapskenmerken van bovenlokaal en Vlaams belang, Afdeling Monumenten en Landschappen, 2002). Er wordt in de inventaris een onderscheid gemaakt tussen het fysische systeem, het botanisch systeem en nederzettingengeografie. In het studiegebied worden volgende landschapskenmerken teruggevonden:
botanische aard: o
kasteelparken en –domeinen
o
loofbossen
o
dreven
nederzettingsgeografie: o
grootschalige inplantingen
o
nieuwe nederzettingen (nieuwe woonwijken, spoorwegwijken)
o
industriezones
o
verstedelijking
o
autosnelweg E17
o
interstedelijke hoofdwegen
o
spoorwegen
o
typische woonkernen (straatdorpen in de vallei van de Schelde)
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 188 van 263
o
kasteel Grand Noble
o
kasteel van Welden
fysisch systeem: o
verschillende natuurlijke waterlopen
o
afgesneden meanders en oude rivierlopen
o
artificiële plassen
De meersen langs de Schelde vormen tevens een cluster van vlakelementen.
7.4.4.3 Perceptieve kenmerken Door de VLM werden de voorkomende landschappen verder getypeerd o.b.v. de fysische en cultuurhistorische kenmerken. Voor de bespreking van de perceptieve kenmerken wordt vertrokken vanuit deze landschapseenheden (Figuur 7-31). Een fotoreportage is opgenomen in Bijlage 12.
Figuur 7-31: Indeling in landschapseenheden Bron: Landschapsstudie ruilverkaveling Schelde-Leie, VLM Het Kouter-bulkenlandschap van Leie en Kale – het zuidelijk geopend bulkengebied Het kouter-bulkenlandschap is de benaming van het landschap van open zandige ruggen en lager gelegen gebieden met perceelsrandbegroeiing. Ten zuiden van de Kortrijksesteenweg te Astene en t.h.v. de Klapstraat is het landschap geopend doordat de perceelsrandbegroeiing hier minder goed bewaard is gebleven. T.h.v. de Broekstraat te Deurle en Hoog-Latem is het landschap wel nog gesloten. Het landschap van het voormalig Scheldeveld
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 189 van 263
Het noordelijk gebied van kasteelparken en dreven Dit gebied vormt een uitzonderlijk gaaf landschap met een sterke visuele relatie tussen de verschillende sites d.m.v. kasteeldreven. Vanuit de kasteelsites zijn verschillende vergezichten aanwezig. Het sterk getransformeerd kerngebied Het landschap is hier sterk versnipperd en dit toont zich ook in het landschapsbeeld. Dit wordt vaak bepaald door woonwijken, bedrijventerreinen en commerciële activiteiten, weginfrastructuur (met de E17 en de N60 als voornaamste in het plangebied). Het landschap is meestal vrij open. Waterlopen en vaak brede grachten lopen doorheen het gebied en worden begeleid door opgaand lineair groen. Centraal in het gebied, ten noorden van de E17, bepalen de Hospicebossen het landschapsbeeld. Het landschap van de vallei van de Bovenschelde De vallei kenmerkt zich door een vlakke gesloten alluviale vlakte die langs de westzijde wordt begrensd door een niet duidelijke geleidelijk overgang naar wat overblijft van het gesloten landschap van de Vlaamse Zandstreek. De Scheldemeersen Dit betreft een gesloten landschap, voornamelijk gekenmerkt door weilanden met perceelsrandbegroeiing (voornamelijk knotwilgen). Wel wordt steeds meer grasland gescheurd en omgezet naar akkerland, wat dit meersenkarakter wijzigt. De als donk voorkomende rug in het alluvium ligt onder akkerland Het westelijk randgebied Hier is het landschap eerder open. Hier en daar komen nog restanten voor van het door perceelsrandbegroeiing gesloten landschap dat kenmerkend was voor de lager gelegen gronden.
7.4.5
Effectvoorspelling en –beoordeling
7.4.5.1 Erfgoedwaarden De effecten op de erfgoedwaarde zijn tweeërlei: enerzijds kunnen door de ruilverkaveling erfgoedwaarden vernield worden, anderzijds kunnen de maatregelen ook erfgoedwaarden versterken. Landschap Wat betreft de mogelijke impact op de bestaande erfgoedwaarden, worden de maatregelen getoetst aan de nog aanwezige/zichtbare erfgoedwaarden in het studiegebied, m.n. deze zoals vermeld in de landschapsatlas en aangeduid op Figuur 7-27.
Relictzone kasteelparken Zwijnaarde en ankerplaatsen kastelensite Zwijnaarde en Scheldevelde en de zeven dreven: de erfgoedwaarden omvatten hoofdzakelijk de aanwezige kastelensites en enkele restanten van het bulkengebied. Tevens loopt een oud spoorwegtracé door het noordelijk deel van de relictzone (Sint-Denijs-Westrem). De zone t.h.v. Sint-Denijs-Westrem/Zwijnaarde is beschermd als landschap). De erfgoedwaarden van Scheldevelde en de zeven dreven situeren zich voornamelijk in de concentrische structuur van de wegen naar het kasteel. Ook kasteel Scheldevelde met park en De Zeven Dreven is beschermd als landschap. De kastelensites bevinden zich niet binnen de ruilverkaveling en blijven behouden. Verder voorziet de ruilverkaveling in de noordelijke zone (Sint-DenijsWestrem) voornamelijk in het behoud en de aanplant van kleine landschapselementen, wat positief wordt beoordeeld. De meest positieve effecten zijn te verwachten voor het gebied tussen de oude spoorweg en de Putstraat, gezien hier enkel grondenruil en geen
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 190 van 263
herverkaveling zal plaatsvinden. T.h.v. de percelen langs de Heistraat kunnen wel kavelwerken gebeuren, waardoor hier een grootschaliger landschap kan ontstaan. De bestaande lineaire groenelementen blijven hier echter behouden en er worden langs de Heistraat en langs een nieuw wandelpad nieuwe bomenrijen aangeplant waardoor er t.o.v. de huidige situatie toch een beperkt positief effect verwacht wordt. Ook het oude spoorwegtracé wordt d.m.v. nieuwe bomenrijen zichtbaar gemaakt in het landschap wat als sterk positief wordt beoordeeld. T.h.v. kasteel Scheldeveld kunnen wel kavelwerken plaatsvinden maar door het behoud van de bestaande lineaire landschapselementen blijft de globale structuur behouden, waardoor hier eerder een neutraal effect verwacht wordt. Binnen de relictzone t.h.v. het kasteel Van Welde worden de meest westelijke gronden (ten noorden van de Landuitstraat) aangeduid binnen een zone voor behoud- en versterking van landschapswaarden en worden de bestaande bomenrijen behouden en nieuwe bomenrijen aangeplant wat sterk positief wordt beoordeeld. De gronden ten noorden van het kasteel worden aangeduid als zone voor herverkaveling. De meeste bomenrijen blijven behouden, nieuwe bomenrijen beperken zich tot enkel langs de Toutefaisbeek en langs de Grote Steenweg. Hiervan wordt eerder een beperkt positief effect verwacht.
Relictzone Scheldevallei van Gavere tot Gent: de erfgoedwaarden worden hier voornamelijk gevormd door het Meersenlandschap en afgesneden Scheldemeanders. De ruilverkaveling voorziet heeft de percelen het dichtst bij de Schelde (+/- de zone ten zuiden van het tracé de van de 18 eeuwse dijk) aangeduid als zone voor behoud – en versterking van de landschapswaarden, waardoor hier geen kavelwerken zullen plaatsvinden. Vergraving van de de het restant van de 18 eeuwse dijk wordt dan ook niet verwacht. Het restant van de 18 eeuwse dijk t.h.v. Klein-Gavere bevindt zich buiten het plangebied, waardoor hier geen impact verwacht wordt. T.h.v. de overige percelen kunnen wel kavelwerken plaatsvinden en kan het landschap een grootschaliger karakter krijgen. Evenwel worden ook hier de bestaande bomenrijen behouden en worden nieuwe aanplantingen voorzien, wat positief wordt beoordeeld. Bestaande bossen blijven behouden. Historisch gezien hadden de meersen een meer open karakter, maar hier wordt niet naar teruggegrepen. Er wordt globaal dan ook eerder een neutraal effect op de erfgoedwaarde van dit landschap verwacht.
Ankerplaats Scheldemeersen tussen Zevergem en Schelderode: de erfgoedwaarden worden gekenmerkt door het open meersenlandschap met natte weilanden. De Scheldemeersen te Eke en te Zevergem en aansluitend hierop de Scheldemeersen 1 zijn ook beschermd als landschap. Ook hier geldt dat de ruilverkaveling een eerder neutraal effect zal hebben op de erfgoedwaarde, gezien de bestaande bossen worden behouden, een groot deel van de gronden wordt aangeduid als zone voor behoud en versterking van natuur- en landschapswaarden en in de zone voor herverkaveling de bestaande lineaire landschapselementen behouden blijven.
Relictzone Kasteelpark Nazareth: de erfgoedwaarden binnen het ruilverkavelingsgebied betreffen voornamelijk de drevenstructuur en de bomenrijen erlangs. Deze blijven behouden. De percelen er rond worden aangeduid als zone voor behoud en versterking van landschaps- en natuurwaarden, waardoor hier geen kavelwerken zullen plaatsvinden. T.o.v. de referentiesituatie wordt dit neutraal beoordeeld.
Relictzone Hospicebossen: de erfgoedwaarden situeren zich t.h.v. de Hospicebossen in de aanwezigheid van de bos, in het gebied ten noorden van de Hospicebossen betreft het voornamelijk de percelering volgens Ferraris en de aanwezige perceelsranden. De bijkomende bebossing t.h.v. de Hospicebossen bevindt zich deels in en deels buiten de relictzone. Het versterken van de Hospicebossen wordt sterk positief beoordeeld. De zone ten noorden van de Hospicebossen is aangeduid als zone voor herverkaveling waarin kavelwerken kunnen plaatsvinden. Hierdoor zal er een negatieve impact mogelijk zijn op de historische perceelsgrenzen. De aanwezige bomenrijen worden wel behouden, wat de impact van de herverkaveling enigszins beperkt. Het effect wordt daarom globaal als matig negatief beoordeeld.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 191 van 263
Relictzone Drie Koningen: de erfgoedwaarden liggen hier voornamelijk in de percelering, de loop van de Nazarethbeek en het landgebruik. Waar het akker/weiland-complex met perceelsrandbegroeiing nog goed bewaard is, voorziet de ruilverkaveling geen kavelwerken (enkel ruilen van gronden), waardoor hier geen significant effect verwacht wordt. De bestaande kleine landschapselementen blijven behouden, ook in de zones waar kavelwerken kunnen plaatsvinden. Tevens worden nieuwe bomenrijen voorzien langsheen de nieuwe insteekwegen voor de landbouwers, wat positief beoordeeld wordt. Dit positief effect kan nog vergroot worden indien bij herverkaveling rekening wordt gehouden met de historische perceelsgrenzen.
Ankerplaats Kasteeldomein Grand Noble: deze ankerplaats is een gaaf voorbeeld van een middeleeuws bulkengebied. De ruilverkaveling bevindt zich niet binnen deze ankerplaats, waardoor geen effect op haar erfgoedwaarden wordt verwacht.
Lijnrelict Gampelaeredreef (ook beschermd als monument) blijft behouden volgens de huidige situatie na de ruilverkaveling, waardoor geen significant effect wordt verwacht op haar erfgoedwaarde.
Bouwkundig erfgoed De aantasting van beschermd en onbeschermd bouwkundig erfgoed door de ruilverkaveling is tweeërlei. Enerzijds kan er een rechtstreekse impact zijn op bouwkundig erfgoed binnen het ruilverkavelingsgebied, anderzijds kan de ruilverkaveling de contextwaarde van bouwkundig erfgoed ook buiten het ruilverkavelingsgebied wijzigen. Binnen het ruilverkavelingsgebied zijn er mogelijk positieve effecten te verwacht op de hoeves die als erfgoed worden aangeduid, doordat de mogelijkheid voor erfbeplanting wordt geboden. Het betreft een vrijwillige maatregel, waardoor het niet zeker dat dit zal worden uitgevoerd. Of er zich daadwerkelijk positieve effecten zullen voordoen ten gevolge van erfbeplanting en hoe groot die positieve effecten zullen zijn, kan bijgevolg moeilijk op voorhand ingeschat worden. Er bevinden zich o.a. 3 puntrelicten binnen het ruilverkavelingsgebied: hoeves Nieuw en Oud Goed te Parijs en Groot Biezen (Nieuw Goed te Parijs ook beschermd als monument). De dorpskern van Zevergem is beschermd als dorpsgezicht. Binnen de ruilverkaveling worden echter de bestaande landschapselementen behouden, waardoor een neutraal effect verwacht wordt. De kastelensites vallen buiten de ruilverkaveling en ook de kasteelparken blijven behouden, waardoor ook hier geen significante impact van de ruilverkaveling verwacht wordt. Ten slotte zullen een 5-tal bunkers binnen het ruilverkavelingsgebied worden opgenomen in openbaar domein, waarvan 1 wordt ingericht als vleermuizen-woonplaats. Indien nodig worden kleine instandhoudingswerkzaamheden uitgevoerd, waardoor het effect op dit bouwkundig erfgoed als matig positief wordt beoordeeld. Archeologisch erfgoed De uitvoering van de kavelwerken en de werken voor de overige maatregelen brengen vergraving van de bodem met zich mee, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen aangetast worden. Zoals reeds vermeld in paragraaf 7.4.4.1 gebeurde reeds een archeologische waardering van de percelen door de archeologen van de VLM. In het ruilverkavelingsplan zijn dan ook volgende maatregelen opgenomen teneinde het risico op ongedocumenteerde vernietiging van archeologisch erfgoed te vermijden:
percelen opgenomen als ‘vrijwaren’: in principe worden werkzaamheden vermeden die het archeologisch erfgoed aantasten. Indien deze toch noodzakelijk zouden zijn wordt op voorhand een uitgebreid archeologisch vooronderzoek gevoerd. In de mate van het haalbare wordt een proactief beheer voorgesteld dat het behoud van de archeologische waarden favoriseert.
Percelen opgenomen als ‘evalueren’: deze percelen zullen bijkomend geëvalueerd worden in een latere fase. Al naargelang de geplande werkzaamheden, moet ofwel het ruilverkavelingsplan worden bijgestuurd, ofwel archeologisch onderzoek plaatsvinden.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 192 van 263
Percelen opgenomen als ‘monitoren’: archeologische begeleiding van de werkzaamheden.
Overige percelen: geen voorwaarden.
Er kan dus gesteld worden dat het risico op (ongedocumenteerde) vernietiging van archeologische waarden reeds goed beheerst wordt, waardoor het negatief effect zo veel mogelijk beperkt wordt.
7.4.5.2 Landschapsstructuur Bij de herverkaveling kan voor wat betreft de effecten op landschapsstructuur onderscheid gemaakt worden tussen de gele zones voor herverkaveling waar kavelwerken kunnen plaatsvinden en de landschapsstructuur belangrijke wijzigingen kan ondergaan en de groene zones voor behoud en versterking van de landschaps- en natuurwaarden waar in feite enkel kavelruil zal plaatsvinden. In de groene zones zal de ruilverkaveling dan ook een neutraal effect hebben op de landschapsstructuur. In de gele zones kan de herverkaveling ervoor zorgen dat een grootschaliger landschap ontstaat, wat negatief wordt beoordeeld. Gezien het reeds versnipperde landschap en de indeling van de meest waardevolle gebieden binnen de groene zones, wordt het effect als matig negatief beoordeeld. Waardevolle graslanden binnen het plangebied kunnen tevens een microreliëf vertonen. Wanneer hier kavelwerken of werken i.k.v. andere maatregelen worden uitgevoerd, kan eveneens dit microreliëf aangetast worden. De voornaamste effecten worden verwacht t.g.v. de kavelwerken in de gele zones voor herverkaveling en van maatregelen zoals de aanleg van nieuwe wegen en paden en de werken aan waterlopen. T.h.v. de Scheldemeersen zijn de percelen aangeduid als zone voor behoud – en versterking van de landschapswaarden, waardoor hier geen kavelwerken zullen de plaatsvinden. Vergraving van het restant van de 18 eeuwse dijk wordt dan ook niet verwacht. Belangrijk is tevens dat de ruilverkaveling voornamelijk inzet op het behoud en versterken van lineaire landschapselementen zoals bomenrijen en houtkanten. Ongeveer 140 km bestaande lineaire landschapselementen blijven behouden en er worden ca. 80 km nieuwe lineaire landschapselementen aangeplant. Daar staat tegenover dat slechts 13 km lineaire landschapselementen mogelijk zullen verdwijnen. De meesten bevinden zich in de zones voor herverkaveling, een aantal ook binnen de te bebossen percelen van het Stadsbos Deinze. Dit wordt sterk positief beoordeeld. Verder worden ook positieve effecten verwacht van het herprofileren van en aanleggen van bufferstroken langs verschillende waterlopen. Dit werd reeds besproken bij de discipline water. Er wordt maar 1 nieuwe waterloop aangelegd, in feite het verlengde van de waterloop tussen de Spletestraat en de Kijkuitstraat, waardoor hiervan slechts een beperkt negatief effect op de landschapsstructuur wordt verwacht (afhankelijk van waar deze precies komt te liggen). Ook de aanleg van nieuwe (fiets)paden kan een impact hebben op de landschapsstructuur. Deze worden echter grotendeels voorzien langs reeds bestaande weg- en spoorweginfrastructuur. De wandelpaden kunnen het ruilverkavelingsgebied doorsnijden, maar zullen steeds gelegen zijn langs de (toekomstige) perceelsgrenzen, waardoor hun aanleg het effect van de herverkaveling versterkt. Ten slotte voorzien de ruilverkaveling in het versterken van de bosstructuren van het ‘Stadbos Deinze’ (18 ha bebossen) en de ‘Hospicebossen’ (24 ha bebossen) wat sterk positief wordt beoordeeld.
7.4.5.3 Perceptieve kenmerken Door de sterke versnippering van het studiegebied wordt geen significante impact verwacht op het globale landschapsbeeld. Lokaal kunnen de verschillende maatregelen wel een impact hebben op het landschapsbeeld. Binnen het Kouter-Bulkenlandschap van Leie en Kale – het zuidelijk geopend bulkengebied wordt waar nog aanwezig het kleinschalig landschap behouden (b.v. depressies van de Nazarethbeek en de Hooglatem- en Duivebeek) en wordt het gesloten karakter beperkt hersteld door de aanleg van nieuwe perceelsrandbegroeiing na herverkaveling. Er wordt geopteerd voor een grofmazig net met voornamelijke behoud van bestaande lineaire landschapselementen waardoor een eerder beperkt positief effect verwacht kan worden. Ook het aanplanten van lineaire landschapselementen langs de
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 193 van 263
waterlopen versterkt deze als beeldbepalende landschappelijke dragers wat positief wordt beoordeeld. Binnen het noordelijk gebied van kasteelparken en dreven wordt ingezet op het behoud en de visuele versterking van de kasteeldomeinen. De structuur van het omgevende landschap wordt versterkt door het aanplanten van lineaire landschapselementen, waarbij de vista’s tussen de verschillende kasteeldomeinen blijven bestaan. De oude spoorwegbedding wordt weer zichtbaar gemaakt in het landschap door aanleg van een pad met opgaande begroeiing erlangs. In het sterk getransformeerd kerngebied zal de ruilverkaveling voornamelijk positieve effecten hebben op het landschapsbeeld. Hier wordt sterk ingezet op landschapsopbouw met behoud, herstel en uitbouw van een raamwerk van kleine landschapselementen tussen een aantal waardevolle structuren. De kleinschalige landschappen t.h.v. het Nieuw Goed te Parijs, t.h.v. De Pinte aan weerszijden van de E17, t.h.v. de vijver ten westen van de Hospicebossen en ten noorden van de Hospicebossen worden behouden en waar mogelijk hersteld. Ook de uitbreiding van de boskernen van het Stadsbos Deinze en de Hospicebossen zal een belangrijk positief effect hebben op het landschapsbeeld. Verder worden hier nog verschillende bosbuffers voorzien langs de E17, wat eveneens sterk positief wordt beoordeeld. Ook hier worden waterlopen voorzien van beekbegeleidend groen, wat hen lokaal beter zichtbaar maakt in het landschap. T.h.v. de Scheldemeersen wordt zo veel mogelijk gestreefd naar het behoud van de bestaande situatie, met perceelsrandbegroeiing en beboste percelen. Dit wordt als neutraal beoordeeld. In het westelijk randgebied wordt eveneens ingezet op het (beperkt) herstel van het gesloten karakter door het voorzien van een grootschalig net aan lineaire landschapselementen, wat positief wordt beoordeeld. Het kleinschalige landschap t.h.v.het kasteel van Welden wordt ingekleurd als groene zone, waardoor hier een neutraal effect op het landschapsbeeld kan verwacht worden. Ook hier wordt ingezet op buffering van de E17 via bosbuffer, wat eveneens een positief effect op het landschapsbeeld zal hebben. Ten slotte worden de waterlopen versterkt met lineaire groenelementen, waardoor hun beeldbepalende waarde vergroot. Dit wordt eveneens positief beoordeeld.
7.4.6
Alternatieven
7.4.6.1 Zoekzone Hospicebossen Vanuit de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie worden geen specifieke percelen uitgesloten van bebossing. Het is alleszins aangewezen om zo veel mogelijk aaneensluitende percelen te bebossen, teneinde de huidige bosstructuur zo veel mogelijk te versterken.
7.4.6.2 Wandelpad Parijsestraat en Kijkuitstraat Door aanleg van het wandelpad in de bufferstroken langs de waterlopen zal er een beperktere impact zijn op de landschapsstructuur, gezien het wandelpad anders de nieuwe perceelsstructuur zal versterken. Naar landschapsbeeld toe kan gesteld worden dat een onverhard wandelpad zowel tussen de landbouwpercelen als in de bufferstrook naast de waterloop landschappelijk geïntegreerd kan worden. Vanuit erfgoedwaarde in er geen reden om voor 1 van beide alternatieven te kiezen. Alles in beschouwing genomen gaat er dus een lichte voorkeur naar het alternatief in de bufferstroken.
7.4.6.3 Bufferbekken Scheidbeek Het bufferbekken langs de Scheidbeek (Grietgracht) is gelegen t.h.v. percelen waar gestreefd wordt naar behoud en herstel van natuur- en landschapswaarden. Het bufferbekken an sich bevindt zich op 1 perceel, waarrond lineaire groenelementen worden behouden of aangeplant. Het effect op landschapsstructuur zal eerder beperkt negatief zijn, indien de omliggende opgaande vegetatie voldoende rekening houdt met en is afgestemd op de bestaande landschappelijke structuur en kenmerken van het landschap. Het bufferbekken is niet gelegen in een waardevol grasland met
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 194 van 263
microreliëf, waardoor hierop geen impact verwacht wordt. Naar landschapsbeeld zal het effect ook eerder beperkt negatief zijn, gezien de omringende opgaande vegetatie.
7.4.7
Milderende maatregelen en monitoring T.h.v. de zone ten noorden van de Hospicebossen en Drie Koningen waar mogelijk rekening houden met de historische percelering bij herverkaveling. Verder dient bij de vormgeving van de nieuwe perceelsstructuur over het algemeen zo veel mogelijk rekening te worden gehouden met de huidige oriëntatie en vorm van de percelen. Actualisatie van de archeologische waardering o.b.v. de CAI op het moment dat de details van de werken bekend zijn. Uitvoering van archeologisch (voor)onderzoek en begeleiding van de werken conform deze actualisatie. T.h.v. de bestaande graslanden in de groene zones t.h.v. de Scheldemeersen dient een bouw-, ploegen scheurverbod te worden gestimuleerd, alsook het verder bebossen worden verboden, voor zover het instrument ruilverkaveling hierop enige impact kan hebben. Ter hoogte van het bufferbekken langs de Scheidbeek dient de omgevingsaanleg voldoende rekening te houden met de bestaande perceelsstructuur, de natuurlijke vegetatie en met de omliggende landschapskenmerken. Er wordt o.a. aangeraden geen infrastructuur te voorzien (geen aanleg van een wandelpad) en de knijpconstructie onder het maaiveld te plaatsen zodat deze niet zichtbaar is.
7.4.8
Leemten in de kennis Er is een aantal elementen die ervoor zorgen dat sommige effecten in deze fase onvolledig of niet konden begroot en/of beoordeeld worden. In het bijzonder geldt dat van verschillende maatregelen (zoals b.v. kavelwerken) de precieze uitvoering en/of locatie nog niet gekend is. Tevens wordt ruimte gelaten om sommige maatregelen bijkomend of op andere plaatsen uit te voeren dan aangegeven op het ruilverkavelingsplan. De effecten op archeologisch erfgoed werden bepaald o.b.v. de archeologische waardering door de VLM. Gezien momenteel nog niet gekend is waar precies werken zullen plaatsvinden die aantasting van archeologisch erfgoed met zich mee kunnen brengen, is een nieuwe afweging van de effecten in een latere fase noodzakelijk.
7.4.9
Conclusie De effecten van de ruilverkaveling zullen over het algemeen een neutraal of positief effect hebben op de erfgoedwaarden van de verschillende landschappen binnen het studiegebied. De voornaamste positieve effecten worden verwacht van het behoud en het aanplanten van lineaire landschapselementen t.h.v. de zones met kasteelparken en de Scheldevallei. Ook de bebossing van de Hospicebossen wordt naar erfgoedwaarde sterk positief beoordeeld. Een matig negatief effect kan verwacht worden van de herverkaveling van de zone ten noorden van de Hospicebossen waar nog historische perceelsgrenzen aanwezig zijn. Ook op bouwkundig erfgoed kunnen mogelijk positieve effecten verwacht worden door het stimuleren van erfbeplanting. Gezien dit een vrijwillige maatregel betreft, kan de grootte van het effect moeilijk ingeschat worden. Het behoud en het uitvoeren van kleine instandhoudingswerkzaamheden aan 5 bunkers binnen het ruilverkavelingsgebied wordt eveneens als matig positief beoordeeld. Door de reeds uitgevoerde archeologische voorstudie en de voorziene maatregelen n.a.v. deze studie kan gesteld worden dat het risico op ongedocumenteerde vernietiging van archeologische waarden reeds goed beheerst wordt, wat het negatief effect reeds zo veel mogelijk beperkt. Actualisatie van deze studie zal echter nodig zijn op het moment dat de details van de werken bekend zijn, waarbij de werken dan conform deze actualisatie archeologisch moeten onderzocht of begeleid worden. Inzake de impact op landschapsstructuur wordt enkel een matig negatief effect verwacht van de zone voor herverkaveling. In de zones voor behoud en versterking van de landschaps- en natuurwaarden zal het effect neutraal zijn, gezien hier enkel kavels zullen worden geruild. Wat betreft lineaire landschapselementen wordt een sterk positief effect verwacht van de
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 195 van 263
ruilverkaveling, gezien de meeste bestaande elementen worden behouden en er ca. 80 km nieuwe lineaire landschapselementen zijn voorzien. De aanleg van de wandelpaden binnen het ruilverkavelingsgebied zal het effect van de nieuwe structuur versterken. Het versterken van de bosstructuren t.h.v. de Hospicebossen en Stadsbos Deinze wordt eveneens sterk positief beoordeeld. Wat betreft landschapsbeeld worden eerder lokale effecten verwacht. Binnen het KouterBulkenlandschap van Leie en Kale worden beperkt positieve effecten verwacht van het aanplanten van lineaire landschapselementen. In het noordelijk gebied van de kasteelparken wordt voornamelijk een positief effect verwacht van het zichtbaar maken van de oude spoorwegbedding in het landschap. De vista’s tussen de kasteelparken onderling blijven behouden. De voornaamste positieve effecten naar landschapsbeeld worden verwacht in het sterk getransformeerd kerngebied en het westelijk randgebied, gezien hier ingezet wordt op landschapsopbouw en het behoud en versterking van de nog bestaande kleinschalige landschappen. Het voorzien van bosbuffers langs de E17 wordt eveneens als sterk positief beoordeeld. Voor de Scheldemeersen wordt eerder een neutraal effect verwacht, gezien hier gestreefd wordt naar behoud van de huidige situatie. Vanuit de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie worden geen specifieke percelen uitgesloten voor de bebossing aan de Hospicebossen. Het is alleszins aangewezen om zo veel mogelijk aaneensluitende percelen te bebossen, teneinde de huidige bosstructuur zo veel mogelijk te versterken. Voor het wandelpad tussen de Parijsestraat en Kijkuitstraat gaat er een lichte voorkeur naar het alternatief in de bufferstroken. Het effect van het bufferbekken op de Scheidbeek op landschapsstructuur zal beperkt negatief zijn. Het bufferbekken is niet gelegen in een waardevol grasland met microreliëf, waardoor hierop geen impact verwacht wordt. Naar landschapsbeeld zal het effect ook eerder beperkt negatief zijn, gezien de omringende opgaande vegetatie. RUP Stadsbos Deinze Algemeen kan een positief effect verwacht worden van de versterking van het stadsbos Deinze en dit zowel naar landschapsbeeld als naar landschapsstructuur. Naar erfgoedwaarden kan de mogelijkheid tot erfbeplanting t.h.v. de hoeve Nieuw Goed te Parijs een positief effect hebben. Gezien erfbeplanting een vrijwillige maatregel is, kan de grootte van het positieve effect niet op voorhand ingeschat worden. RUP Hospicebossen Van de bijkomende bebossing rond de Hospicebossen kunnen positieve effecten verwacht worden, zowel naar erfgoedwaarde, landschapsstructuur als landschapsbeeld.
7.5
Mens
7.5.1
Afbakening van het studiegebied De milieueffecten ten gevolge van de uitvoering van het ruilverkavelingsplan op de mens en zijn leefomgeving zullen geanalyseerd worden. Voornamelijk de ruimtelijke aspecten zijn gezien de aard van het plan van belang. Ten aanzien van de discipline Mens zullen de effecten van het plan op de landbouw, de recreatie en het verkeer in het ruilverkavelingsgebied onderzocht worden. Het studiegebied voor de discipline mens omvat het plangebied en de (ruime) omgeving. Inzake ruimtelijke aspecten beperkt het studiegebied zich tot het plangebied en de directe omgeving. Wat betreft hinderaspecten wordt het studiegebied uitgebreid tot de nog relevante zone waar zich effecten voor de mens kunnen voordoen (b.v. door geluidshinder, fijn stof hinder, landschapsbeeld, …). Deze uitbreiding van het studiegebied zal dus het gevolg zijn van de resultaten van de effectbepalingen voor de andere disciplines.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 196 van 263
7.5.2
Juridische en beleidsmatige context Voor de discipline Mens – ruimtelijke en sociale aspecten is als beleidsmatige context vooral het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) van de betrokken gemeenten van belang. Qua juridische bestemmingen zijn het gewestplan, de HAG, de RUP’s en het BPA relevant.
7.5.3
Methodologie
7.5.3.1 Methodiek gedetailleerde beschrijving van de bestaande situatie In de discipline Mens worden m.b.t. de bestaande toestand volgende aspecten beschouwd:
Bestemming: compatibiliteit van de bestaande functies met de geldende juridische bestemmingen en de beleidsvisie(s);
Gebruikswaarde: aanwezige economische functies; het functioneren van de activiteiten in en rond het plangebied; Voor het deelaspect landbouw zal de bestaande landbouwsituatie beschreven worden (bedrijfs- en perceelskenmerken, het huidig grondgebruik, de huidige knelpunten inzake landbouw, …) uitgaande van de ter beschikking gestelde landbouwstudie. Het deelaspect recreatie zal een overzicht en beschrijving geven van de verschillende vormen van recreatie die momenteel voorkomen in het ruilverkavelingsgebied (o.a. streekgebonden en routegebonden recreatie, toeristische bezienswaardigheden, …).
Beeld- en belevingswaarde: perceptieve kenmerken van de omgeving; o.b.v. de beeldkwaliteit uit de discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
Leefbaarheid: bewoning; tewerkstelling en voorzieningen; actuele omgevingskwaliteit (geluid, geur, stof, licht); veiligheidsaspecten
Bereikbaarheid en doorstroming Wat het aspect mobiliteit betreft zal de hoofdwegenstructuur en het plattelandswegennet beschreven worden in functie van de verschillende gebruikers (landbouwverkeer, gewoon autoverkeer, recreatief verkeer, …) en zullen de huidige knelpunten aangegeven worden. De beschrijving zal gebeuren a.h.v. bestaande informatie, er worden geen verkeerstellingen voorzien. Recent werd een studie uitgevoerd omtrent het oneigenlijk gebruik van landelijke wegen (EFRO–project). De ganse ruilverkaveling is gelegen binnen het studiegebied. Deze studie wordt in 2013 afgerond en zal geraadpleegd worden i.k.v. het MER.
Verkeersveiligheid: huidige knelpunten in functie van de verschillende gebruikers (autoverkeer – langzaam verkeer)
7.5.3.2 Methodiek beschrijving van de effecten Beoordelingscriteria met betrekking tot de discipline mens kunnen nooit volledig uit kwantitatieve grootheden bestaan door de complexiteit en het holistisch karakter van het studieobject. De beoordeling in de verschillende effectengroepen zal daarom enerzijds steunen op objectieve criteriawaarden en anderzijds steunen op onderzoek met betrekking tot invloed op omgevingsfactoren, perceptie en gedrag. Gebruikswaarde en functionele aspecten In de eerste plaats zijn er de functionele aspecten die betrekking hebben op de invloed van de gewijzigde infrastructuur op het ruimtelijk functioneren, op de relaties tussen de verschillende functies en de mate waarin ontwikkelingsmogelijkheden gecreëerd of ontnomen worden. Gezien de aard van het plan zal de nadruk hierbij vooral liggen op de invloed van het plan op vlak van herverkaveling, aanpassing van bestaande wegen en nieuwe ontsluitingen, recreatiemogelijkheden (fiets- en wandelroutes). Functiewijzigingen en wijzigingen in bodemgebruik zullen vooral een impact hebben op landbouwers, inwoners en recreanten. Wat betreft landbouw zal vooral rekening
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 197 van 263
gehouden worden met de effecten die de ingrepen zullen hebben op het landbouwareaal en zijn uitbatingsmogelijkheden. Voor het deelaspect recreatie zal een beschrijving worden gegeven van de toe- of afname van de recreatieve medegebruiksmogelijkheden. Beeld- en belevingswaarde Daarnaast bestaat een deel van het onderzoek uit het inschatten van de effecten met betrekking tot beleving van de ruimte zoals visuele impact of hinder, esthetische meerwaarde of oriënterend vermogen. Ook mogelijke hinder van stof, geur, geluid, enz. wordt tot de belevingsaspecten gerekend. Deze hindervormen spelen voornamelijk een rol in de aanlegfase en zijn dus echter van tijdelijke aard. Daarom zijn ze op planniveau niet onderscheidend als afwegingscriterium en komen ze enkel zeer globaal aan bod. Eventuele effecten op landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie in de omgeving beïnvloeden de beleving ervan. In hoofdzaak wordt hier uitgegaan van de perceptuele kenmerken omdat deze objectief kunnen beschreven worden. Belevingskwaliteiten hangen immers nauw samen met een waardering en interpretatie van de situatie en deze kunnen sterk verschillen afhankelijk van de invalshoek van waaruit men een gebied bekijkt. Mobiliteitsaspecten De verkeerssituatie zal wijzigingen ondergaan ten gevolge van de ontsluitingsingrepen. De effecten van het plan op de verkeerssituatie (zowel autoverkeer als traag verkeer) zullen aangegeven worden: enkel permanente gevolgen van de ruilverkaveling op de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid. Indien uit de EFRO-studie omtrent het oneigenlijk gebruik van landelijke wegen bruikbare aanbevelingen komen, zullen deze geïntegreerd worden in het MER.
De beoordelingscriteria voor de discipline mens worden samengevat in Tabel 7-10. .
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 198 van 263
Tabel 7-10: Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline mens Effecten
Criterium
Methodiek
Significantie Compatibel met bestemming (ja/nee) Graad van eventuele zonevreemdheid
Gebruikswaarde en functionele aspecten Bestemming
Compatibiliteit functies met bestemming volgens bestemmingsplan en beleidsvisie(s)
Kwalitatieve aftoetsing Indien relevant kwantitatieve afweging (ruimtebalans)
Gebruikswaarde
Winst / verlies aan economische functies Wijziging landbouwwaardering Functioneren activiteiten rond plangebied (zoals recreatie)
Kwantitatieve afweging (ruimtebalans, milieuaspecten van Toename / afname de landbouwwaardering) waarde/landbouwwaardering Kwalitatieve beschrijving
Beeld- en belevingswaarde
Wijziging van de perceptieve kenmerken door de realisatie van het plan en bijgevolg wijziging van de belevingswaarde
Kwalitatieve beschrijving van de wijzigingen in de omgeving Mate van visuele impact (beeldbepalende elementen, die leiden tot een visuele impact + beschrijving hoe open/geslotenheid van de omgeving, visuele barrières,…), hierdoor de belevingswaarden kunnen wijzigen mate waarin de waarnemings- en waarderingskenmerken worden beïnvloed
Leefbaarheid
Hinderbeleving Veiligheidsaspecten
Kwalitatieve beschrijving
aan
economische
Beeld- en belevingswaarde
Omvang van sociale en economische effecten: impact op woningen, voorzieningen en tewerkstelling Omvang van potentiële hinder (stof, geur, geluid) t.h.v. bewoning, vnl. tijdens de aanlegfase
Mobiliteitsaspecten Bereikbaarheid en doorstroming
Verkeersveiligheid
Wijziging bereikbaarheid voor landbouwers, Kwalitatieve bespreking o.b.v. aantal, ligging en inrichting wegen die aangepast of nieuw aangelegd worden i.k.v. het inwoners en recreanten Wijziging doorstroming wandelaars, fietsers plan en auto’s (incl. sluipverkeer en recreatie) Kwalitatieve beoordeling onveilige situaties, (Opheffing van) conflicten tussen oversteekbaarheid en fiets- en voetgangerscomfort verschillende weggebruikers (in het bijzonder autoverkeer – langzaam verkeer) Barrièrewerking / oversteekbaarheid
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 199 van 263
Mate waarin de doorstroming/bereikbaarheid wijzigt
Ongevalrisico, comfortniveau, oversteekbaarheid (kwalitatief)
7.5.4
Referentiesituatie
7.5.4.1 Gebruikswaarde en functionele aspecten De ruilverkaveling omvat in grote lijnen het grondgebied tussen de Leievallei en de Scheldevallei. Inzake ruimtelijke bestemmingen ligt het gebied bijna volledig in agrarisch en landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Een aantal gebieden hebben als bestemming parkgebied, natuurgebied, bosgebied en/of bosuitbreidingsgebied. Het grondgebruik binnen het ruilverkavelingsplan wordt weergegeven op Kaart 12. Landbouw Voor de beschrijving van de land- en tuinbouwfunctie in het gebied wordt gebruik gemaakt van de landbouwstudie van de VLM. Voor de thematische studie landbouw en het inventariseren van de landbouwers en hun gebruikspercelen, werd gebruik gemaakt van twee gegevensbronnen. Beide 9 gegevensbronnen bevatten gegevens over “de landbouwer” :
verzamelaanvraag 2011 (Agentschap Landbouw en Visserij). De verzamelaanvraag bevat de perceelsgebonden gegevens zoals de ligging van de percelen, de perceelsgrootte, de teelten,…
aangifte 2010 omtrent de productie 2009 (Vlaamse Landmaatschappij). De aangifte bevat de bedrijfsgebonden gegevens zoals het aantal en soort dieren, leeftijd van de bedrijfsleider,…
Landbouwers die minder dan 2 ha in gebruik hebben, zijn niet verplicht om aangifte te doen van hun grondgebruik. Zij maken in principe geen deel uit van de dataset van de Vlaamse Landmaatschappij en/of het Agentschap Landbouw en Visserij. Het betreft meestal zeer kleinschalige landbouwactiviteiten, als hobby of nevenberoep. Bodemgebruik De oppervlakte van het plangebied bedraagt ongeveer 2.690 ha. Hiervan wordt ongeveer 2.496 ha of 93% gebruikt door land- en tuinbouw. Het totaal aandeel van de ruwvoeders (grasland, kuilmaïs of andere voedergewassen) bedraagt ongeveer 76 % van het agrarisch grondgebruik. Korrelmaïs komt op 16 % van de gronden voor. Akkerbouwgewassen (hoofdzakelijk granen en aardappelen) zijn goed voor 11 % van het agrarisch grondgebruik. Tuinbouwteelten komen op de vierde plaats. Het betreft een brede waaier aan tuinbouwactiviteiten: sierteelt, groente- of fruitteelt.
9
De meeste landbouwers moeten zich identificeren bij het Agentschap voor Landbouw en Visserij(ALV) en/of Vlaamse Landmaatschappij (VLM) namelijk landbouwers die: • aangifteplichtige zijn bij de VLM (minstens 2 ha landbouwgrond of 50 are groeimedium in gebruik hebben, of op jaarbasis minstens 300 kg P2O5 uit dierlijke meststoffen produceren); • niet-aangifteplichtige zijn bij de VLM, maar wel mest laten aan- of afvoeren of een inscharingscontract op percelen wensen te sluiten; • toeslagrechten willen activeren; • beschikken over een melkquotum of zoogkoeienquotum; • een tussenkomst willen aanvragen bij het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF); • steun willen aanvragen voor het bedrijfsadviessysteem; • een beheerovereenkomst wensen te sluiten; • een slachtpremie voor kalveren aanvragen; • steun wensen aan te vragen in het kader van de agromilieumaatregelen.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 200 van 263
Tabel 7-11: Agrarisch bodemgebruik binnen het plangebied Bodemgebruik
Opp (ha)
Opp (%)
Akkerbouwgewassen
275
11
Blijvend grasland
757
30
Tijdelijk grasland
306
12
Kuilmais
661
26
18
<1
397
16
55
2
Fruitteelt
4
<1
Sierteelt
3
<1
Andere
20
<1
2496
100
Andere voedergewassen Korrelmais Groenteteelt
Totaal
Bedrijfskenmerken Ligging bedrijfszetel Er zijn 302 landbouwers die minstens één perceel gebruiken in het ruilverkavelingsproject. Van deze landbouwbedrijven hebben één derde een bedrijfsoppervlakte van minder dan 2 ha groot. Met uitzondering van acht (glas)tuinbouwbedrijven, betreft het hoofdzakelijk bedrijven met een te kleine economische productieomvang om ze typeren als “landbouwbedrijf” (zie ook verder). Drie op de vier bedrijven hebben hun bedrijfszetel in één van de vijf gemeenten betrokken bij het ruilverkavelingsproject nl. in Nazareth, Deinze, De Pinte, Gent of Sint-Martens-Latem. Hiervan hebben 120 bedrijven een bedrijfsgebouw binnen de blokgrens van het ruilverkavelingsproject. Hiervan hebben 110 bedrijven ook hun administratieve zetel in het ruilverkavelingsproject. Deze “binnenblokbedrijven” gebruiken samen 1.511 ha in het ruilverkavelingsgebied. Tabel 7-12: Verdeling bedrijven en oppervlaktegebruik per gemeente Gemeente
Aantal bedrijven
Oppervlakte gebruik in plangebied (ha)
Aantal binnenblokbedrijven
Oppervlakte gebruik door binnenblokbedrijven in plangebied (ha)
De Pinte
35
438
25
436
Deinze
45
386
18
251
Gent
28
271
16
199
Nazareth
89
843
42
583
Sint-Martens-Latem
13
56
9
41
Buurgemeenten
33
127
Andere gemeenten
59
374
Totaal
302
2496
110
1511
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 201 van 263
Bedrijfstype Tabel 7-13 geeft weer door welk type van bedrijven de gronden in het ruilverkavelingsgebied gebruikt worden. De typologie van de bedrijven is conform de Verordening (EG) nr. 1242/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende de invoering van een communautaire typologie van 10 de landbouwbedrijven en is gebaseerd op de Standaard Opbrengsten van de landbouwproductie. Een bedrijf wordt getypeerd als gespecialiseerd als de standaard-opbrengst van één productierichting meer dan 2/3 bedraagt van de totale standaard-opbrengst van het bedrijf. Bedrijven met een standaard-opbrengst van minder dan 5000 euro worden getypeerd als “klein bedrijf”. Het belangrijkste bedrijfstype is het melkveetype, al dan niet gemengd met een andere productierichting. De combinatie met vleesvee is hierbij de meest voorkomende combinatie. Tabel 7-13: Aantal bedrijven en oppervlakte binnen het plangebied volgens bedrijfstype Bedrijfstype
aantal bedrijven
Oppervlakte gebruik in plangebied(ha)
Gespecialiseerde akkerbouwbedrijven
8
104
Gemengd akkerbouw-groenteteelt
3
43
Gemengd akkerbouw-rundvee
9
61
Gespecialiseerde melkveebedrijven
26
423
Gemengd melkvee-vleesvee
36
488
Gemengd rundvee-varkens
9
122
Gespecialiseerde vleesveebedrijven
36
328
Gespecialiseerde varkensbedrijven
34
377
Gespecialiseerde pluimveebedrijven
4
6
Gespecialiseerd groentebedrijf
6
27
Gespecialiseerd fruitbedrijf
2
13
Gespecialiseerde sierteeltbedrijven
4
4
Klein bedrijf of zonder productie
112
412
Te weinig gegevens om te typeren
11
67
Vlaamse overheid TOTAAL
21 302
2496
Melkvee (als specialisatie of gemengd met een andere productietak) komt voor als hoofdproductierichting op 62 of ongeveer 20% van de betrokken bedrijven. Deze bedrijven gebruiken ruim een derde (911 ha) van de landbouwoppervlakte. Zesendertig bedrijven kunnen getypeerd worden als gespecialiseerde vleesbedrijven. Ze gebruiken samen 328 ha. Varkenshouderij is de belangrijkste productietak op 11 % van de bedrijven. Deze bedrijven gebruiken 377 ha of 14 % van de gronden. De “kleine” bedrijven met een zeer kleine landbouwproductie of zonder
10
De standaardopbrengst: de geldwaarde van de brutolandbouwproductie per eenheid tegen prijzen af boerderij. BTW, productgebonden belastingen en rechtstreekse betalingen zijn hier niet onder begrepen/worden niet in aanmerking genomen. Wordt uitgedrukt in euro per dier (of per 100 dieren in het geval van pluimvee) of per ha en heeft betrekking op de productie en kosten gedurende 12 maanden.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 202 van 263
landbouwproductie vertegenwoordigen ruim een derde van het aantal bedrijven en gebruiken een niet onbelangrijk deel van de landbouwoppervlakte nl. 15 %. Leeftijd van de bedrijfsleider Van 71 bedrijven (hoofdzakelijk vennootschappen of samenuitbating vader-zoon) is de leeftijd van de bedrijfsleider niet gekend. Zij gebruiken ruim 24 % van de gronden. Van de andere bedrijven is gemiddelde leeftijd van de bedrijfsleiders 46 jaar. Dit is duidelijk lager dan het gemiddeld cijfer voor Vlaanderen nl. 51 jaar. Een derde van de landbouwoppervlakte wordt gebruikt door landbouwers jonger dan 45 jaar, wat een gunstige situatie is. Eveneens een derde van de gronden wordt gebruikt door landbouwers tussen 46 en 65 jaar. Er is dus een evenwichtige verdeling van de bedrijfsleiders binnen de verschillende leeftijdsklassen. Dit wijst op een goede opvolging bij de betrokken bedrijven. De pensioengerechtigde landbouwers gebruiken ongeveer 5 % van de landbouwoppervlakte. De meeste bedrijfsleiders die reeds op pensioengerechtigde leeftijd zijn, hebben een bedrijf met een zeer kleine tot kleine productieomvang. Tabel 7-14: Leeftijd van de bedrijfsleider Leeftijd van de bedrijfsleider
aantal bedrijven
Oppervlakte gebruik in plangebied (ha)
< 35 jaar
12
114
35 - 44 jaar
67
774
45- 54 jaar
79
642
55- 64 jaar
39
218
>64 jaar
34
157
onbekend
71
590
TOTAAL
302
2496
Economische productieomvang De economische productieomvang van de bedrijven werd berekend op basis van het Standaard Opbrengsten. Dat is een maat voor economische omvang. De standaarden (geldig voor heel Vlaanderen) worden jaarlijks gepubliceerd door het Departement Landbouw en Visserij, Afdeling Monitoring en Studie. De Standaard Opbrengsten worden berekend per dier en per ha van een bepaalde teelt. Op basis van het aantal dieren en de oppervlaktes van de teelten kan dan de Totale Standaard Opbrengst bedrijf worden berekend. De cijfers geven echter alleen de economische omvang weer, het is geen maat voor het arbeidsinkomen per bedrijf. Tabel 7-15: Aantal bedrijven en oppervlakte volgens productieomvang Economische productie-omvang
aantal bedrijven
Oppervlakte gebruik in plangebied (ha)
Zeer hoog
99
1248
Hoog
32
366
Matig
48
399
Laag
21
142
Zeer laag
66
245
onbekend
36
95
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 203 van 263
TOTAAL
302
2496
De bedrijven met de grote tot zeer grote productieomvang zijn de gespecialiseerde en gemengde melkvee, vleesvee- en varkensbedrijven. Deze gebruiken ook de meeste oppervlakte binnen de ruilverkaveling nl. 1.614 ha of 64 % van de gronden. Zo’n 400 ha of 16 % van de gronden worden gebruikt door bedrijven met een matige productieomvang. Ongeveer evenveel gronden zijn in gebruik bij bedrijven met een lage tot zeer lage productieomvang. Totale bedrijfsoppervlakte De gemiddelde bedrijfsoppervlakte is 26 ha, dit is ruim boven het Vlaams gemiddelde (15 ha). De hoge gemiddelde bedrijfsoppervlakte is het gevolg van het feit dat ongeveer 50% van de bedrijven groter is dan 20 ha, ongeveer 14% van de bedrijven is zelfs groter dan 50 ha. De meeste bedrijven situeren zich in de oppervlakteklasse 30-50 ha. De grote bedrijven situeren zich vooral binnen de gemengde types met akkerbouw of melkvee als hoofdproductierichting. Perceels- en kavelstructuren Perceelsoppervlakte De gemiddelde perceelsoppervlakte is 1,51 ha. De gemiddelde perceelsoppervlakte volgens teelt wordt weergegeven in Tabel 7-16. Tabel 7-16: gemiddelde perceelsoppervlakte volgens teelt
Teelt
Aantal Gemiddelde percelen perceelsoppervlakte (ha)
Akkerbouwgewassen
176
1,56
Grasland
782
1,36
Maïs
632
1,67
Groenteteelt
32
1,7
Fruitteelt
9
0,4
Sierteelt
4
0,7
Andere
21
1,66
Totaal
1656
1,51
Versnippering Het plangebied wordt gekenmerkt door een grote versnippering van percelen. Bijna een derde of 91 van de betrokken bedrijven gebruiken slechts één perceel in het ruilverkavelingsgebied. Zo’n 108 landbouwers gebruiken 2 tot 5 percelen. Daarnaast gebruiken 14 % of 41 bedrijven 6 tot 10 percelen in het gebied en 61 bedrijven hebben een versnippering van 11 tot 20 percelen. En bij 16 bedrijven is het gebruik versnipperd over meer dan 20 percelen. In totaal bewerken dus 62 bedrijven bewerkt meer dan 10 percelen. Zowel de E17 als N60 lopen dwars door het gebied. Deze moeilijk oversteekbare wegen vormen een knelpunt voor landbouwvoertuigen. Veertig bedrijven gebruiken zowel gronden ten noorden als ten zuiden van de E17. Deze bedrijven gebruiken in totaal 848 ha binnen het ruilverkavelingsgebied, waarvan 317 ha ten noorden van de E17 en 531 ten zuiden van de E17. Dertig bedrijven gebruiken zowel grond ten oosten als ten westen van de N60. Deze bedrijven gebruiken in totaal 581 ha binnen het gebied waarvan 234 ha ten oosten van de N60 en 347 ha ten westen van de N60. Een zestiental
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 204 van 263
bedrijven worden versnipperd door zowel E17 als de N60. Deze gebruiken 68 ha ten noorden van E17 en N60, 135 ha tussen E17 en N60 en 95 ha ten zuiden van E17 en N60. Perceelsvorm Een mogelijke parameter om de perceelsvorm te beschrijven, is het aantal meters perceelsranden per ha. Drie groepen van percelen kunnen hierbij worden onderscheiden. De eerste groep heeft minder dan 200 meter per ha. Het betreft meestal grote percelen waarbij een onregelmatigheid in de vorm minder belangrijk is. Een tweede groep van percelen is de groep met perceelsranden tussen 200 en 400 meter per ha. Het zijn percelen die gemiddeld 2,4 ha groot zijn. Het betreft ook hier grotendeels akkerlandpercelen. De derde groep percelen wordt gekenmerkt door meer dan 400 meter perceelsranden/ha voor een gemiddelde oppervlakte kleiner dan 1 ha. De aanwezigheid van een groot aantal van deze percelen wijst op een knelpunt in het gebied. Voor iets meer dan de helft van de percelen stelt zich dit probleem. Ook de vorm en gemiddelde perceelsoppervlakte van de akkerbouwpercelen kan verder worden geoptimaliseerd door de herverkaveling. Afstand van de percelen tot de bedrijfszetel Binnen het ruilverkavelingsgebied zijn 120 percelen bebouwd. Hiervan kunnen 110 percelen beschouwd worden als de bedrijfszetel van het betreffende bedrijf. Van de overige percelen werd de afstand van het perceel tot aan de bedrijfszetel van de landbouwer berekend. De gemiddelde afstand van de gebruikspercelen tot de bedrijfszetel, gemeten in vogelvlucht bedraagt ongeveer 3.100 meter. Ongeveer 60% van de percelen liggen op minder dan 500 meter van de bedrijfszetel. Dit duidt op een vrij gunstige situatie. Een 12% van de percelen liggen tussen 500 meter en 1 km verwijderd. Ongeveer 20% van de percelen ligt op meer dan 3 km van de bedrijfszetel. Huiskavel Een huiskavel vormt een aaneengesloten stuk grondgebruik rond de bedrijfszetel. De huiskavel van 127 bedrijven is gelegen binnen het projectgebied. Deze bedrijven hebben gezamenlijk ongeveer 640 ha huiskavel in het ruilverkavelingsgebied. De gemiddelde huiskavel van deze bedrijven is 5,33 ha. Vooral voor melkveebedrijven is de grootte van de huiskavel van groot belang. De gemiddelde veebezetting van de huiskavel voor gemengde en gespecialiseerde melkveebedrijven is 9 grootvee-eenheden/ha, met andere woorden, de huiskavel is gemiddeld te klein. Herbevestigd Agrarisch Gebied Het plangebied van de ruilverkaveling valt binnen twee Herbevestigd Agrarische Gebieden: o
Samenhangende landbouwgebieden omgeving E17/N60: ca. 1286 ha.
o
Landbouwgebied Zevergem: ca. 176 ha.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 205 van 263
Figuur 7-32: ligging van het ruilverkavelingsgebied ten opzichte van HAG Recreatie De Leie- en de Scheldevallei zijn de grootste toeristisch-recreatieve trekpleisters op provinciaal niveau. Hun grootste troeven zijn de mogelijkheden voor water- en fietstoerisme. De Scheldevallei, het Parkbos en de Hospicebossen vormen de belangrijkste recreatieve zones binnen het plangebied samen met enkele kleinere zones zoals de zandwinputten en het stadsbos Deinze. Het Parkbos werd dan ook niet verwonderlijk geselecteerd binnen het structuurplan Gent als Groenpool voor de stad en de Schelde als Groenas. De Scheldevallei kent een goede recreatieve structuur, voor het Parkbos wordt deze structuur momenteel uitgewerkt. Het zuidelijke deel dat de open landbouwgebieden omvat is recreatief minder uitgebouwd. Verder heeft ook de kastelensite tussen Gent en De Pinte een groot recreatief-toeristisch potentieel. Het overige deel van het ruilverkavelingsgebied is op recreatief en toeristisch vlak vooral van lokaal belang. De recreatieve routes worden verder besproken onder het deel mobiliteit. Er zijn 2 maneges bekend. Er is geen enkele ruiter- en menroute. In de plannen voor het Parkbos wordt een ruiter- en menroute voorzien. De meeste gemeenten zijn wel vragende partij voor de ontwikkeling van routes. Er zijn geen openbare hengelwaters in het ruilverkavelingsgebied. Net buiten de perimeter, in de valleien van Schelde en Leie zijn de openbare hengelwaters echter talrijk. Verspreid in het gebied liggen wel tal van andere waters waar gehengeld wordt, al dan niet in private eigendom. Er is een wildbeheereenheid actief binnen het projectgebied nl. de WBE tussen Schelde en Leie. De vijvers met hun omgeving “Ter Biezen”, “Robert Orlent” en “Turkijenhoek” in Nazareth en Indiana en de “Hagelandplas” in De Pinte hebben een recreatieve functie (watergebonden recreatie, voetbal,…). Deze zones liggen steeds net buiten de perimeter van het ruilverkavelingsproject of zijn uitgesloten.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 206 van 263
Tevens zijn er twee plaatsen voor jeugd- en groepsaccommodatie nl. “De Ceder” in Astene en “Moerkensheide” in de Pinte. Ook deze zijn net buiten de perimeter van het ruilverkavelingsgebied gelegen. Gastenkamers en vakantiewoningen komen in zeer beperkte mate voor en zijn zoals de hotels gelegen in of vlak naast de valleien. Het ruilverkavelingsgebied zelf kent geen kleinschalige verblijfsaccomodatie. Er zijn geen landbouwbedrijven bekend die als nevenactiviteit aan hoevetoerisme doen. Er zijn geen kampeerboerderijen. Kamperen bij een kasteel is er niet gekend. Er is een ‘natuurleerpad’ Scheldevelde in De Pinte. Er is een algemeen gebrek aan speelterreinen. Wonen De woonfunctie binnen het plangebied is eerder beperkt. Binnen het ruilverkavelingsplan zijn geen woongebieden gelegen volgens het gewestplan.
7.5.4.2 Beeld- en belevingswaarde Vanuit de landschappelijke beleving kunnen een aantal verschillende landschappelijke zones onderscheiden worden: ten zuiden van Nazareth en tussen Nazareth, Deinze en de Pinte treffen we de belangrijkste aaneengesloten landbouwgebieden aan, met name het landbouwgebied Nazareth Zuid (omgeving N60) en het landbouwgebied Nazareth noord (aan de E17). Karakteristiek voor deze grote aaneengesloten samenhangende landbouwgebieden zijn de open kouters, met relatief grote vergezichten. Omwalde ontginningshoeves met bomenrijen vormen visuele bakens in dit open landschap. Het landbouwgebied ten zuiden van Nazareth kent al een grotere versnippering van het open karakter door bebouwing en kleine landschapselementen. De bosgebieden kunnen als aparte landschappelijke eenheden gezien worden. De boszones worden gekenmerkt door een eerder gesloten karakter visueel begrensd door hoge groenmassieven. In de meeste gevallen betreft het bossen die toebehoren aan een kasteelpark (vroegere ontginningshoeve). In de Leievallei treffen we ter hoogte van Sint-Martens-Latem en Rijvissche enkele restanten aan van bulken. Deze gebieden worden gekenmerkt door kleinere weilanden omzoomd met grachten en bomenrijen (knotbomen). Deze dragen bij tot het half gesloten karakter van deze zones met beperkte verzichten. De Scheldevallei vormt een aparte eenheid. Deze wordt gekenmerkt door de natuurlijk overstroombare meersengebieden met talrijke grachten, steilranden en plaatselijk aanwezige kleine landschapselementen afgewisseld met bos-, grasland- en kleine moerasrelicten. Door de versnipperde relicten ontstaan sterk gerichte, smalle vergezichten met grote afwisseling. Algemeen kan gesteld worden dat de belevingswaarde van het landschap binnen het plangebied zelf vrij hoog is. Het plangebied is echter heel versnipperd waarbij de verschillende deelplannen een relatief beperkte oppervlakte hebben en veelal begrensd worden door woonkernen.
7.5.4.3 Leefbaarheid Het ruilverkavelingsgebied kan omschreven worden als een landelijk gebied die enerzijds aansluit met de woonkernen van Deinze, De Pinte, Sint-Martens-Latem, Sint-Denijs-Westrem en Nazareth, maar anderzijds ook met meer open gebied waaronder de Scheldemeersen, het domein van het kasteel van Ooidonk en andere kastelen,… De gewestwegen (E17, N60, N437, N43 en N35) vormen momenteel een belangrijke bron van geluidshinder in het plangebied. Het geluidsniveau geproduceerd door het wegverkeer fluctueert met de tijd. Er bevinden zich geen industriezones binnen het plangebied, in de nabije omgeving zijn volgens het gewestplan twee grotere industriegebieden gelegen, met name ter hoogte van Prijkels in Deinze en ter hoogte van Klein Gavere in Gavere.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 207 van 263
In de nabije omgeving van het plangebied bevinden zich twee laagdrempelige Seveso-bedrijven, met name DSM Nutritional Products te Deinze (op ca. 210 m) en Comfort Energie te Nazareth (op ca. 170 m). Binnen het plangebied zijn geen hoogspanningsleidingen aanwezig, het plangebied wordt echter wel doorkruist door een aantal pijpleidingen (zie Kaart 12b). Er zijn geen gegevens bekend over geur-, stof- of lichthinder binnen het plangebied. Langs de Duivebeek, ter hoogte van de Keistraat zijn momenteel problemen van wateroverlast. Voor de beschrijving van de luchtkwaliteit werd het geoloket van de VMM geraadpleegd (zie onderstaande figuren). Hieruit blijkt dat het noordoosten van het plangebied gelegen is in een zone waarbij het daggemiddelde van 50µg/m³ concentratie PM10 meer dan 35 keer per jaar werd overschreden, wat een normoverschrijding betekent. In de overige delen van het plangebied wordt deze norm niet overschreden.
Figuur 7-33: aantal overschrijdingen norm PM10 daggemiddelde (2009 tot 2011, bron VMM) Op onderstaande kaart is de jaargemiddelde concentratie van PM10 weergegeven. Vanaf een jaargemiddelde concentratie van 40 µg/m² is de norm overschreden. Deze normoverschrijding vindt nergens plaats binnen het plangebied.
Figuur 7-34: PM10 jaargemiddelde (2009-2011, bron VMM) Onderstaande kaart visualiseert de jaargemiddelde concentratie van NO2. Vanaf een jaargemiddelde concentratie van 40 µg/m³ is de norm overschreden. Deze normoverschrijding komt niet voor binnen het plangebied.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 208 van 263
Figuur 7-35: NO2 jaargemiddelde (2009, 2011, bron VMM) Onderstaande kaart toont de hoogste index per roostercel van de bovenste 3 lagen. Hieruit blijkt dat de luchtkwaliteit in het noordoosten van het plangebied als ‘slecht’ aangeduid wordt. De rest van het plangebied wordt als ‘vrij goed’ tot ‘middelmatig’ aangeduid.
Figuur 7-36: Totale index (gemiddelde 2009-2011, bron VMM)
7.5.4.4 Mobiliteitsaspecten Algemeen Het gebied wordt doorsneden door twee belangrijke gewestwegen meer bepaald de E17 en de N60. De gewestweg N437 (Klapstraat/ s’Gravenstraat) doorsnijdt eveneens het gebied in Noord/Zuid richting. De overige gewestwegen liggen op de blokgrens. Zo wordt de zuidwestelijke blokgrens begrensd door de N35 (verbindingsweg van Deinze naar Gavere). De N43 (Kortrijksesteenweg) is een deel van de noordelijke begrenzing van het gebied. De E17 is de hoofdverkeersas (primaire weg I) en is volledig bestemd voor doorgaand verkeer. Voor zowel de N60 (Oudenaardsesteenweg) als de N35 bestaat er een streefbeeldstudie. Volgens deze streefbeeldstudies zal het vak van de N60 ten zuiden van de op- en afrit “Den Beer” tot het kruispunt Vogelzang (kruispunt met de N35) opgewaardeerd worden tot een primaire weg I. De N35 en N43 zijn secundaire gewestwegen. De N437 is een gewestweg van lokaal belang. Alle gewestwegen zijn in goede staat.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 209 van 263
Alle overige wegen in het gebied zijn gemeentewegen en private landelijke wegen met zowel lokaal als bovenlokaal verkeer m.u.v. de ontsluitingswegen naar veelal landbouwpercelen. Dit wegennet is dicht en in vrij goede staat met uitzondering van een aantal van de lokale wegen (ontsluiting landbouwpercelen), die in slechte staat verkeren en veelal een privaat karakter hebben. De overige gemeentewegen zijn behoudens enkele gelokaliseerde gebreken in goede staat. De bovenlokale wegen zijn belangrijk voor de ontsluiting van de dorps/stads- en de woonkernen van Deinze (Astene), De Pinte, Zevergem, Gavere (deelgemeente Asper), Sint-Martens-Latem (deelgemeente Deurle), Gent (deelgemeenten Zwijnaarde en Sint-Denijs-Westrem.) De grote meerderheid van de gemeentelijke wegen is verhard of semi-verhard. Een deel (ongeveer 26 km) is onverhard. Deze onverharde wegen zijn bijna steeds ontsluitingswegen voor landbouwpercelen. Het overgrote deel van de verharde wegen (108 km) is uitgevoerd in asfalt of beton; de semi-verharde wegen (21 km) bestaan voornamelijk uit steenslag en puin. Binnen het plangebied hebben sommige landelijke wegen te kampen met sluipverkeer en oneigenlijk gebruik, waarbij de veiligheid van de landbouwers en recreanten in het gedrang kan komen. Voor de regio Schelde-Leie werd een functietoekenningsplan voor de landelijke wegen opgemaakt. De opmaak van een functietoekenningsplan heeft als uitgangspunt om binnen het te onderzoeken gebied het doorgaande gemotoriseerd verkeer maximaal te weren (sluipverkeer) zodat: o
het gebied -of delen ervan- verkeersarm en mits maatregelen zelfs verkeersvrij kan gemaakt worden;
o
de toegankelijkheid van de landbouwbedrijven en -percelen toeneemt;
o
de bereikbaarheid van eventueel aanwezige economische dragers toeneemt;
o
het utilitaire en recreatief fietsnetwerk verder kan uitgebouwd worden.
Hierbij is het de bedoeling na te gaan welke rol de bestaande landelijke wegen binnen het ruimtelijk, verkeerskundig en recreatief netwerk vandaag en in de toekomst (moeten) vervullen en op basis van deze kenmerken een aantal functietoekenningsplannen op te maken. Binnen het functietoekenningsplan werden een aantal bestaande aandachtspunten opgesomd. Degene die gelegen zijn binnen het ruilverkavelingsgebied worden hieronder opgesomd: Locatie
Omschrijving
N60/Gebuurtestraat
Te veel gemotoriseerd verkeer wil gebruik maken van N60, moeilijke oversteekbaarheid
Rijvisschestraat, Putstraat, Pieter van Reysschootlaan
Sluiproute N43-N60, veel schoolgaand fietsverkeer naar Don Bosco, wandelen en recreatie, uitbreiden bedrijventerreinen
Heistraat
In toekomst veel recreatie en dan conflict met veel autoverkeer zeker in spits
Kruispunt Oudespoorweg/ Klossestraat/ Oude Gentweg
Belangrijke oversteek voor fietsers over drukke as
Mijlgrachtstraat, Boeregemstraat
Uitbereiding sportinfrastructuur met toename verkeer in conflict met recreatie
Putstraat
Sluipverkeer in combinatie met smalle rijbaan en veel fietsers
Nederstraat
Nieuw aangelegde rijweg ter ontsluiting van woonst en landbouwpercelen met recreatief fiets- en wandelverkeer
Pontweg
Potentiële sluiproute naar bedrijventerrein bij aanleg van nieuwe weg, weg in slechte toestand voor landbouwverkeer en recreatie, tweesporenpad aanleggen
Snepstraat
Sluipverkeer van voornamelijk lokale bekenden, soms bijna te smal voor
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 210 van 263
landbouwverkeer om te passeren Keistraat
Alternatief voor file op de Kortrijkse Steenweg
Parijsestraat
Sluiproute E17-Astene met veel landbouwverkeer en in toekomst recreatie en ruiters
Steenweg Astene, Nazarethsesteenweg
Sluipverkeer als alternatief voor Gaversesteenweg, veel schoolgaand fietsverkeer met hoge snelheid autoverkeer door rechte baan, veel landbouwverkeer in seizoen
Klapstraat, Kortrijkseheerweg, ‘s Gravenstraat
Veel autoverkeer, drukke weg
Klapstraat
Soms smal voor landbouwverkeer
Leegzakstraat
Sluipverkeer van voornamelijk lokale bekenden
Kortrijkseheerweg, Oude Heirweg, Karrewegstraat
Sluipverkeer van Nazereth naar de Prijkels en gevaar voor fietsverkeer
Gaversepontweg
Sluipverkeer dat wachtrij naar kruispunt N35-N60 omzeild, 2x1 zonder fietspaden, te snel rijden
Rosdamstraat
Sluipverkeer dat wachtrij op de Baron de Gieylaan vermijdt
Landuitstraat
Sluipverkeer dat N60 vermijdt om richting Zevergem/Zwijnaarde te rijden
Schraaienstraat
Plaatselijk als smal ervaren door kruisend landbouwverkeer + sluiproute vanuit Gavere
Ten Edestraat
Sluiproute vanuit Gavere
Krekelstraat
Te veel gemotoriseerd verkeer in een straat zonder voet- en fietspaden
Gebuurtestraat
Te snel rijden
Grote Steenweg N60c
Gevaarlijk wegvak
Er zijn geen hoofdwaterwegen gelegen binnen het plangebied. Langzaam verkeer Het plangebied wordt doorkruist door een aantal functionele fietsroutes (zie Kaart 12a). Het betreft een functioneel routenetwerk omdat het betrekking heeft op de zgn. "functionele" verplaatsingen (werken, onderwijs volgen, winkelen...) en niet op het fietsen als ontspanning. Er zijn verschillende bewegwijzerde en recreatieve routes in het studiegebied. Er zijn vier types bewegwijzerde en recreatieve fietsroutes binnen het studiegebied: o
Lange afstandsfietsroute voor meerdaagse tochten die internationaal regio’s, geheel Vlaanderen of delen ervan verbinden (landelijke fietsroutes): de Schelde-Deltaroute (Lf30) langsheen het jaagpad van de Schelde en de Vlaanderen Fietsroute (Lf5) langsheen de Ringvaart in Gent. Beide Lf-routes liggen net buiten het ruilverkavelingsgebied.
o
Bovenlokale fietsverbindingen in een netwerkvorm waarbij de fietser zelf het traject bepaalt op het netwerk: het welbekende fietsnetwerk met knooppunten doorkruist het ganse ruilverkavelingsgebied.
o
Lusvormige bovenlokale fietsroutes, die een gebied eerder thematisch verkennen, provinciale routes: er zijn er 4 binnen het ruilverkavelingsgebied: de Leiestreekroute, de milieuroute en de Scheldevalleiroute 1
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 211 van 263
o
Lusvormige gemeentelijke fietsroutes: de Bruggenroute leidt de fietser verschillende keren over de talrijke bruggen over de E17.
Verder zijn er ook nog enkele niet bewegwijzerde fietsroutes die (bijna) volledig in één gemeente liggen en meestal thematisch zijn. Ze hebben een uiteenlopende kwaliteit en vele zijn intussen verouderd. Ze zijn bekend via een brochure en vaak uitgebracht naar aanleiding van een evenement. In de toekomst worden ook recreatieve fiets- en wandelroutes aangelegd binnen het Parkbos. In het ruilverkavelingsgebied liggen er 2 met elkaar verbonden bewegwijzerde Blosomountainbikeroutes (Pelgrimroute Eke en Pelgrimroute Nazareth), die deel uitmaken van het 11 netwerk Leiestreek. Deze routes werden recent herwerkt door de provinciale sportdienst . Dit netwerk heeft een aantal korte en middellange inrijroutes vanuit Deinze, De Pinte, Sint-MartensLatem en Zwijnaarde. Er zijn twee types bewegwijzerde wandelroutes: o
Lange afstandswandelroutes, zoals de grote routepaden: GR128 loopt doorheen de Leievallei maar net buiten het plangebied
o
Lange lusvormige routes (+ 5km): er zijn er twee die gedeeltelijk binnen het ruilverkavelingsgebied liggen, nl. de Doornhammekeroute en de Erfgoewandeling Eke Dorp. Er zijn wel talrijke routes net buiten het gebied zowel in de Leie- als in de Scheldevallei
Er zijn nog een aantal niet-bewegwijzerde lokale wandelroutes en wandeltochten van zeer uiteenlopende kwaliteit. Ze zijn vaak gebaseerd op een thema en bekend via een brochure die bezienswaardigheden beschrijft. Sommige zijn intussen verouderd en niet meer bekend of de paden zijn gedegradeerd. Sinds 23 september 2012 heeft Nazareth een plattelandsleerpad, waarbij twee wandelroutes en twee fietsroutes worden weergegeven. De gemeente plaatste informatieborden langs de weg, die de voorbijganger attent maken op land- en tuinbouwbedrijven, imkers, specifieke landschappen, ecologische leertuinen enzovoort. Op de borden staat uitleg over de activiteiten die op het bedrijf plaatsvinden, de typische kenmerken van het landschap en de plaatselijke geschiedenis. De gekende bewegwijzerde routes zijn weergegeven op Kaart 12a. Openbaar vervoer Binnen het ruilverkavelingsgebied zijn 38 haltes van de Lijn gelegen, er zijn bijgevolg ook reisroutes van de Lijn binnen het plangebied gesitueerd (zie Kaart 12b). Volgende straten in en in de omgeving van het plangebied worden aangedaan door regelmatige busdiensten:
11
o
Centrum Deinze
o
Krekelstraat – Winkelstraat – Nazarethsesteenweg – Steenweg Astene –Deinzestraat – Dorp – Drapstraat – Roombaardstraat – Grenadierslaan
o
Kortrijkseheerweg – ’s Gravenstraat
o
N60 Nieuwe Steenweg – Grenadierslaan – Steenweg N60 – Veldstraat – Dorp – Pont-Noord – Heerweg-Zuid – Heerweg-Noord
o
N469 Adolphe Della Faillelaan – N469 Tramstraat – N60 Grotesteenweg-Zuid
o
Centrum Zwijnaarde
o
Zandvoordestraat – Krekelstraat – Klossestraat – Klossebos
o
Begoniastraat – Tulpenstraat – Rozenstraat – Weefstraat – Nieuwstraat – centrum De Pinte – Poldedreef – Den Beer – N60c – N60
o
Centrum De Pinte – Baron de Gieylaan
o
Langevelddreef – Moeistraat
De herwerkte routes zijn gevisualiseerd op kaart 12a.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 212 van 263
o N43 Voor het overige is er een grote oppervlakte belbusgebied. Het gebied wordt ook doorsneden door twee spoorwegen, meer bepaald de spoorlijn Gent-Kortrijk en de spoorlijn Gent-Ronse. De stations langs deze lijnen, nl. De Pinte, Deinze, Eke-Nazareth en Asper-Gavere, bevinden zich buiten het plangebied.
7.5.5
Effectvoorspelling en –beoordeling
7.5.5.1 Bestemming Ongeveer 93% van het plangebied is volgens het gewestplan gelegen binnen agrarisch of landschappelijk waardevol gebied en bijna 3% is gelegen binnen parkgebied. De geplande maatregelen zijn compatibel met deze bestemmingen volgens het gewestplan. Verder zijn een aantal RUP’s gelegen binnen het plangebied die relevant kunnen zijn: o
RUP Functionele Cluster / Moerkensheide (De Pinte): dit RUP is voor wat betreft het projectgebied grotendeels gerealiseerd op het terrein. In de zone voor ecologisch verantwoorde constructies voor landbouwdoeleinden kunnen ecologisch verantwoorde constructies (zoals serres) opgericht worden voor zover deze kleinschalig en landschappelijke geïntegreerd zijn. De ruilverkaveling hypothekeert dit RUP niet, noch andersom. Wel wordt opgemerkt dat t.h.v. de bosbuffer nu slechts een bomenrij aanwezig is, dewelke als behouden wordt ingetekend in de ruilverkaveling. De ruilverkaveling geeft dus geen invulling aan dit artikel in het RUP. Bij herverkaveling en ruilen dient rekening gehouden te worden met de realisatie van de bosbuffer in dit RUP. Het realiseren van deze bosbuffer betekent ook bijkomend oppervlakteverlies landbouwgrond.
o
RUP Noord-west E17: voornamelijk de aanduiding ‘bouwvrij gebied (in overdruk)’ is relevant. Hierdoor blijft de agrarische functie behouden, maar geldt een expliciet verbod op serres (zowel in glas als in plastiek). De zones specifiek aangeduid voor glastuinbouw uit dit RUP zijn buiten het ruilverkavelingsgebied gehouden. Voor het overige worden binnen dit RUP ook de bestaande gebouwen binnen het ruilverkavelingsgebied, zoals eensgezinswoningen, landbouwbedrijfszetels en cultuurhistorische sites aangeduid, maar dit komt in feite overeen met de bestaande situatie op het terrein. Opname van de agrarische gronden en overige functies binnen het plangebied van de ruilverkaveling hypothekeert dit RUP niet. Er wordt aangeraden het verbod op serre’s mee te nemen in de waardering van de gronden voor ruilen.
o
GRUP Parkbos: dit RUP overlapt met het plangebied. De maatregelen voorzien in het ruilverkavelingsplan zijn evenwel afgestemd op dit RUP, waardoor de maatregelen voorzien in de ruilverkaveling in feite ook de voorgenomen activiteit vormt van het RUP. De ruilverkaveling geeft dus mee invulling aan dit RUP.
7.5.5.2 Gebruikswaarde Landbouw Landbouwsituatie Eén van de voornaamste doelstellingen van een ruilverkaveling is de verbetering van de landbouweconomische situatie. Specifiek voor de ruilverkaveling Schelde-Leie geldt dat de leefbaarheid van de land- en tuinbouw in de regio onder druk staat door een aantal overheidsprojecten, oa. Parkbos Gent, Stadsbos Deinze, Hospicebossen, verstedelijking,…. Door een verbetering van de landbouwstructuren via de herverkaveling zal de variabele kost per ha dalen en de competitiviteit van de bedrijven verhogen. Een viertal belangrijke productierichtingen zijn aanwezig binnen het gebied. In volgende van belangrijkheid: rundvee (melkvee en overig rundvee), varkens, akkerbouw en tuinbouw. De herverkaveling heeft prioriteit aan betere kavelstructuren voor deze groep van dynamische
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 213 van 263
beroepslandbouwers, wat positief beoordeeld wordt. Er wordt vooral gelet op het creëren van voldoende huiskavels voor melkvee. Voor wat betreft melkvee is de grootte van de huiskavel belangrijk. De totale oppervlakte huiskavel maakt ongeveer een vierde uit van het ruilverkavelingsgebied. Het behoud van de oppervlakte huiskavel voor ieder bedrijf is het uitgangspunt. Voor heel wat bedrijven is de huiskavel te klein voor de huidige veebezetting. Extra aandacht gaat uit naar die bedrijven om tot een meer optimale huiskavel te komen, wat positief beoordeeld wordt. Voor wat betreft akkerbouw speelt uiteraard de grootte en de vorm van percelen een belangrijke rol. Een optimale perceelsgrootte wordt nagestreefd van 5 ha. Wanneer deze grootte niet kan worden gerealiseerd, zal voldoende aandacht besteed worden aan de verbetering van de perceelsvormen, wat positief beoordeeld wordt. Het herverkavelen (ruilen) en verbeteren van de kavelvormen zal ervoor zorgen dat de velden van eenzelfde landbouwer dichter bij elkaar gelegen zijn, dichter bij de bedrijfszetel liggen en gemakkelijker te bewerken zijn. De aanleg en het verbeteren van sommige wegen / paden zal leiden tot een betere bereikbaarheid van de percelen. Elk perceel zal goed bereikbaar zijn, geen enkel perceel zal (nog) een toegang hebben via of over een ander perceel, wat positief beoordeeld wordt. De herverkaveling streeft naar het groeperen van zo veel mogelijk percelen van een gebruiker langs één kant van de grotere verkeersinfrastructuren (E17 en N60). Gezien het momenteel nog niet duidelijk is hoe de nieuwe kavelstructuur er zal uitzien, kunnen de effecten nog niet éénduidig vastgesteld worden. Voor 40 bedrijven die zowel percelen ten noorden als ten zuiden van de E17 gebruiken en voor 30 bedrijven die zowel percelen ten oosten als ten westen van de N60 gebruiken, wordt een positief effect verwacht wanneer ze door de herverkaveling de E17 en N60 minder moeten kruisen om hun percelen te bereiken. Bij de uitvoering van het ruilverkavelingsproject zullen de externe productieomstandigheden (vb. aanplantingen, ontsluiting) ook afgestemd worden op de toekomstplannen van landbouwers die hun landbouwactiviteiten wensen te verdiepen of te verbreden. De herverkaveling zal ook rekening houden met eventuele specifieke inrichtingsbehoeften om stadslandbouw (commerciële en nietcommerciële landbouwvormen die zich richten op de stedeling en plaatsvinden in de stedelijke ruimte) te stimuleren in de regio. Gemeenschappelijk landbouwbeleid Bij het uitvoeren van het ruilverkavelingsplan is het eveneens belangrijk om een antwoord te bieden op maatschappelijke vragen zoals de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Het toekomstig Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2014-2020 wenst in te spelen op de uitdagingen van de toekomst inzake voedsel, natuurlijke hulpbronnen en territoriale evenwichten. De economische uitdagingen zijn het verhogen van de voedselzekerheid, het opvangen van de prijsschommelingen en het hoofd bieden aan economische crisissen. De milieu-uitdagingen zijn het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen, het tegengaan van de uitputting van de bodem, de water- en luchtkwaliteit verbeteren en de habitats en de biodiversiteit beschermen. De territoriale uitdagingen zijn het verhogen van de vitaliteit van het platteland en het benutten van het potentieel van het platteland. Een vitale landbouwsector, met verbeterde externe productie-omstandigheden herverkaveling, is cruciaal om de economische uitdagingen in de toekomst aan te gaan.
via
de
De milieu-uitdagingen zullen vorm krijgen via de vergroeningseisen van het landbouwbeleid 20142020. Het ruilverkavelingsplan voorziet mogelijkheden om invulling te geven aan de vergroeningseisen via collectieve en gebiedsgerichte vergroening van de land- en tuinbouw in de regio door vb. het beheer van de bufferstroken langs waterlopen of het onderhoud van kleine landschapselementen (op privédomein of via maatregelen van landinrichting). De uitbouw van recreatieve verbindingen en de landschappelijke opwaardering, in harmonie met gunstige kavelstructuren, geeft invulling aan de territoriale uitdagingen van dit sterk verstedelijkt platteland.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 214 van 263
Bodemgebruik en landbouwopbrengst De ruilverkaveling zal tevens resulteren in een wijziging van het bodemgebruik binnen het ruilverkavelingsgebied. Er zullen grondinnames moeten gebeuren voor de uitvoering van de verschillende maatregelen en door herverkaveling kunnen percelen een andere teelt(rotatie) krijgen. Gezien het bodemgebruik na herverkaveling momenteel niet gekend is, kunnen hierover geen uitspraken worden gedaan. Voor wat betreft de weilanden in het gebied wordt in de ecotopenbalans wel aangegeven hoe groot de oppervlakte is die in te herverkavelen gebied is gelegen. Door de herverkaveling kan dit weiland omgezet worden tot akker of naar andere plaatsen verschoven worden als weiland. Er wordt opgemerkt dat landbouwers dit alleen zullen doen wanneer dit voor hen voordelig is. Omwille van het huidige premiestelsel is de kans hiertoe veel kleiner daar de landbouwer de totale oppervlakte grasland minstens dient te behouden. Indien er dus grasland verdwijnt op één plaats zal deze vervangen worden op een andere plaats, vanuit landbouwoogpunt eerder aansluitend bij de huiskavel van de nieuwe gebruiker. Het is dus niet zeker dat deze weilanden effectief zullen verdwijnen. Het voorzien van nieuwe (fiets)paden, wegen, bufferstroken en andere groene lijn- of puntvormige elementen brengt echter oppervlakteverlies voor de landbouwers met zich mee, waardoor er minder productie kan verwacht worden en er minder areaal beschikbaar blijft voor mestafzet. In totaal is een grondinname van 53,6 ha voorzien voor natuurdoelstellingen via het instrument ruilverkaveling. Het aanleggen van bufferstroken en andere punt- en lijnvormige groenelementen kadert echter in het vergroeningsbeleid van het toekomstige Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (zie eerder). Daarnaast zal nog 45,80 ha ingenomen worden door bebossing door derden (o.a. Stadsbos Deinze en Hospicebossen). Ten slotte zal er ook grond ingenomen worden t.g.v. uitbreiding van het openbaar domein. Dit is projectafhankelijk en kan maar berekend worden op het moment dat alle uitvoeringsdossiers van de wegen zijn opgemaakt. Dit wordt momenteel begroot op 2 % van de totale oppervlakte (ca. 54 ha), maar er wordt gestreefd naar een lager percentage. In het totaal wordt het verlies van landbouwgrond geraamd op 153,4 ha, wat negatief wordt beoordeeld Echter, de ruilverkaveling dient eveneens als milderende maatregel voor de grondinname door de bebossingsprojecten in het studiegebied. Er dient eveneens opgemerkt te worden dat in het ruilverkavelingsplan voldoende maatregelen voorzien zijn die de bewerkbaarheid en de bereikbaarheid van de percelen verbeteren, wat positief beoordeeld wordt.. Bij het ruimen van het slib uit de waterlopen kan dit slib gedeponeerd worden op de bufferstroken, waardoor op deze locaties de aanvaardingsplicht voor de landbouwers op de effectieve landbouwpercelen vervalt. Door het aanleggen van bijkomende opgaande lijnvormige groenelementen is het mogelijk dat er op de aanpalende landbouwpercelen een opbrengstverlies optreedt ter hoogte van de strook die hierdoor het meest beschaduwd wordt. De grootste beschaduwing kan verwacht worden aan de noordkant van de opgaande lijnvormige elementen met een oost-west oriëntatie. Tussen de spoorlijn Kortrijk – Gent en de E17 worden een aantal lijnvormige groenelementen voorzien die min of meer (zuid)west – (noord)oost gericht zijn. Ook ten oosten van de N60 worden bomenrijen met een dergelijke oriëntatie voorzien. Ter hoogte van de akkers gelegen aan de noordzijde van deze opgaande elementen kan een opbrengstverlies optreden op de stook die aansluit met de opgaande begroeiing. Dit wordt beperkt negatief beoordeeld. In sommige gevallen wordt parallel aan deze stroken een nieuw aan te leggen (fiets)pad voorzien. Om de strook met mogelijk opbrengstverlies te beperken, wordt aangeraden deze nieuw aan te leggen paden aan de noordkant van de opgaande begroeiing te voorzien (of omgekeerd, de opgaande begroeiing aan de zuidkant van reeds bestaande paden / wegen aan te leggen). Ter hoogte van nieuwe (lijnvormige) groenelementen kunnen bijkomend negatieve effecten ten gevolge van wateropname door bomen/houtkanten optreden. Doordat boomwortels water onttrekken, kan er competitie optreden, wat nefast is voor zomergewassen dichtbij de bomen. Indien mogelijk worden dus in aansluiting met de bomen gewassen geteeld die laat op het seizoen groeien, zoals wintertarwe. De grond diep bewerken helpt om de concurentie van de bomen/houtkanten met het gewas om water en nutriënten te beperken, gezien de bomen/houtkanten dan verplicht zijn om diep te wortelen. Anderzijds verhogen bomen de
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 215 van 263
waterbeschikbaarheid doordat meer infiltratie mogelijk is en omdat ze water oppompen uit diepere lagen (de zogenaamde ‘hydraulic lifting’). Ze zorgen ook voor een bufferende werking in extreem 12 droge of extreem natte omstandigheden .
Herbevestigd Agrarisch Gebied Een deel van het plangebied valt binnen Herbevestigd Agrarisch Gebied (HAG). Ook binnen het HAG worden maatregelen (aanleg van bufferstroken, KLE’s, (fiets)paden,…) voorzien. Deze maatregelen gaan gepaard met een (beperkt) oppervlakteverlies, echter deze hebben geen invloed op de ruimtelijk-funcitonele samenhang van de agrarische structuur. Er treedt evenmin een bestemmingswijziging op ter hoogte van deze geplande maatregelen. Er worden bijgevolg geen significant negatieve effecten verwacht op het HAG. Compensatie van HAG door uitvoering van de ruilverkaveling is bijgevolg niet noodzakelijk. Wonen M.b.t. wonen worden in de exploitatiefase effecten verwachten t.g.v. de nieuwe ontsluitingen van het gebied. Door de aanleg van nieuwe wegen en het verbeteren van wegen zullen voornamelijk de boerderijen beter ontsloten worden. Dit wordt uiteraard positief beoordeeld. De aanleg van bijkomende groenelementen maakt het gebied aantrekkelijker voor de bewoners. De woonomgeving zelf wordt met andere woorden aantrekkelijker. Studies tonen aan dat het verhogen van de kwaliteit van de woonomgeving één van de belangrijke factoren is om de leefbaarheid van een dorp of gebied te vergroten. Deze maatregel wordt dan ook positief beoordeeld. Recreatie De ruilverkaveling zal ervoor zorgen dat de recreatieve ontsluiting van het gebied sterk verbeterd wordt voor het zachte verkeer (fietsers en wandelaars). In het totaal zal de ruilverkaveling zorgen voor ca. 20,7 km aan te leggen paden en ca. 18 km nieuwe fietspaden. Recreanten zullen veel veiliger fietsen tussen de dorpen onderling. Ook voor ruiters zullen de recreatieve mogelijkheden toenemen, in het bijzonder voor wat betreft de link tussen het stadsbos Deinze, de Hospicebossen en het parkbos Gent. De aanleg van bijkomende groenelementen maakt het gebied aantrekkelijker voor toeristen en lokale recreanten. De ruilverkaveling zal bijgevolg een positief effect hebben op de recreatie in het ruilverkavelingsgebied en de onmiddellijke omgeving.
7.5.5.3 Beeld- en belevingswaarde Voor de wijziging van het landschapsbeeld wordt verwezen naar de discipline Landschap. Belevingskwaliteiten hangen echter nauw samen met een waardering en interpretatie van de situatie en deze kunnen sterk verschillen afhankelijk van de invalshoek van waaruit men een gebied bekijkt. De huidige aaneengesloten landbouwgebieden hebben over het algemeen een vrij open karakter met relatief grote vergezichten. Na uitvoering van de ruilverkaveling zullen een groot aantal bomenrijen en houtkanten gerealiseerd zijn. Deze zullen de openheid van de landbouwgebieden verminderen, waardoor ook de vergezichten enigszins beperkt zullen worden. De nieuw aan te leggen opgaande KLE’s zijn echter hoofdzakelijk gesitueerd ter hoogte van bestaande lijnvormige elementen (hoofdzakelijk wegen en spoorwegen) of in het verlengde van reeds bestaande KLE’s. Nieuwe opgaande groenelementen in het midden van een kouter zijn beperkt. De te bebossen percelen sluiten aan bij huidige boscomplexen zodat deze slechts een beperkt effect op het landschapsbeeld zullen hebben. Het effect op de bestaande vergezichten vanaf bestaande woningen en voor recreanten blijft bijgevolg enigszins beperkt. 12
Bron: http://lv.vlaanderen.be/nlapps/data/docattachments/praktijkgids-natuur-rundgrasvoedagroforestry.pdf
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 216 van 263
De herverkaveling zelf, de aan te leggen (fiets)paden met bijhorende bermen, bufferstroken, natuurtechnische aanleg van waterlopen en dergelijke hebben nauwelijks een invloed op het landschapsbeeld op grotere schaal. Op kleinere schaal zal het landschap door deze maatregelen een meer natuurlijk karakter krijgen wat meestal positief ervaren wordt door inwoners en recreanten. Ook het aanleggen van bijkomende en / of verbeterde (fiets)paden wordt vanuit de belevingswaarde van recreanten positief beoordeeld. Nieuwe (fiets)paden in de nabije omgeving van bestaande bewoning kan echter ook een verminderde privacy voor deze woningen betekenen, wat voor sommige bewoners als negatief ervaren wordt. Om dit effect te beperken kan een (dichte) houtkant aangelegd worden tussen het pad en de bestaande woningen.
7.5.5.4 Leefbaarheid De maatregelen voorzien in het ruilverkavelingsplan vormen geen kader voor het oprichten van geluidsproducerende inrichtingen of activiteiten. Er worden bijgevolg geen significante geluidseffecten verwacht door uitvoering van het plan. Wellicht zijn er zelfs positieve effecten, gezien er minder (en minder ver) zal gereden moeten worden naar afgelegen of versnipperd liggende percelen. Tijdens de werken is er wel tijdelijke geluidsoverlast mogelijk. Door uitvoering van het ruilverkavelingsplan zullen geen conflicten ontstaan met de reeds bestaande Seveso-bedrijven in de nabijheid van het plangebied. Het ruilverkavelingsplan vormt verder geen kader voor het aanleggen van nieuwe Seveso-bedrijven of woongebieden in de nabijheid van bestaande Seveso-bedrijven. Ter hoogte van de bestaande pijpleidingen binnen het ruilverkavelingsgebied dient rekening gehouden te worden met de wettelijk bepalingen ter hoogte van de voorbehouden zones. Hierdoor kan het mogelijk zijn dat er geen diepwortelende bomen mogen aangeplant worden ter hoogte van de bestaande leidingen en mag het maaiveld niet gewijzigd worden binnen de voorbehouden zones. Er dient met alle bestaande bepalingen rekening gehouden te worden oa. daar waar nieuwe bomenrijen voorzien worden ter hoogte van bestaande pijpleidingen. Dit zal echter verder uitgewerkt worden op project-niveau. De ingrepen die voorzien worden in het ruilverkavelingsplan zullen, na uitvoering, geen significant effect veroorzaken op de huidige luchtkwaliteit. Tijdens de aanlegfase is stofhinder evenwel niet uit te sluiten. De ruilverkaveling heeft als doelstelling een optimale buffering langs de Duivebeek te realiseren in de zone voor waterberging. Hierdoor wordt een positief effect verwacht op de huidige wateroverlastproblemen ter hoogte van de Keistraat. Er zijn echter (nog) geen berekeningen beschikbaar inzake het bergingsvolume dat hier kan gerealiseerd worden. Er kan bijgevolg geen uitspraak gedaan worden over de significantie van het positieve effect. Door het aanleggen van bijkomende (fiets)paden en wegen is het mogelijk dat, mede door het (toenemend) recreatief medegebruik, deze wegen in de toekomst te maken zullen hebben met het voorkomen van sluikstorten en zwerfvuil. Dit kan de leefbaarheid van het gebied aantasten, wat beperkt negatief wordt beoordeeld.
7.5.5.5 Bereikbaarheid en doorstroming Binnen het ruilverkavelingsplan worden verspreid over het plangebied een aantal nieuw aan te leggen wegen en paden voorzien en zullen een aantal wegen en paden verbeterd worden (door de ruilverkaveling of door derden): o
Ca. 18 km nieuw aan te leggen fietspaden (verhard of semi-verhard);
o
Ca. 20,7 km nieuw aan te leggen paden (semi-verhard of onverhard);
o
Ca. 2,5 km ruimte voor aan te leggen ventwegen langs de N60;
o
Ca. 2 km nieuw aan te leggen wegen;
o
Ca. 1,9 km te verbeteren fietspad (semi-verhard);
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 217 van 263
o
Ca. 7,4 km te verbeteren paden (onverhard of semi-verhard);
o
Ca. 16 km te verbeteren wegen (meestal semi-verhard).
Er worden geen werken voorzien ter hoogte van de grotere ontsluitings- en / of verbindingswegen. Op deze wegen worden na de ruilverkaveling dan ook geen significante effecten verwacht inzake bereikbaarheid en doorstroming. Enige uitzondering hierop is het voorzien van stroken voor het aanleggen van ventwegen langs de N60 naar aanleiding van de opwaardering van de N60. De aanleg van deze ventwegen gebeurt echter niet binnen het ruilverkavelingsplan, maar binnen een afzonderlijk project van AWV. De lokale wegen binnen het plangebied hebben als functie om woningen, (landbouw)bedrijven, landbouwpercelen te ontsluiten. Eveneens hebben ze een functie om de recreatieve verbindingen te verzorgen. Al deze functies komen al dan niet samen voor op een landelijke weg. Bijgevolg is het mogelijk dat een weg voor een specifieke functie kan uitgerust worden of moet uitgerust worden om meerdere functies toe te laten. Het is daarom belangrijk om na te gaan of de aan te leggen en / of te verbeteren wegen en paden zoals voorzien in het ruilverkavelingsplan oneigenlijk gebruik van de landelijke wegen in de hand werken en of de geplande werken stroken met de gewenste functie van de landelijke wegen. Deze afweging gebeurt op basis van het eindrapport “Functietoekenningsplan voor de landelijke wegen Regio Schelde – Leie). Oneigenlijk gebruik door gemotoriseerd verkeer zou kunnen ontstaan daar waar nieuwe wegen worden aangelegd of waar bestaande wegen worden verbeterd. De te verbeteren wegen of aan te leggen wegen zullen hoofdzakelijk bestaan uit steenslag en worden meestal aangelegd in functie van een verbeterde ontsluiting van bestaande (afgelegen) woningen en / of percelen. Meestal lopen ze over in een onverharde weg of zijn het doodlopende wegen. Er worden bijgevolg geen significante effecten verwacht ten gevolge van sluipverkeer op de te verbeteren en aan te leggen wegen. Door het aanlegen en verbeteren van wegen worden bijgevolg enkel positieve effecten verwacht op de bereikbaarheid van landbouwpercelen en (meer afgelegen) woningen. Ook door het aanleggen van extra (fiets)paden worden bijkomende goed toegankelijke doorsteken onder de vorm van trage wegen gerealiseerd (o.a. langs de spoorweg), waardoor ook de bereikbaarheid tussen verschillende zones voor de zwakke weggebruikers zal verbeteren. Ook dit wordt positief beoordeeld. In het functietoekenningsplan van de landelijke wegen wordt aangegeven dat er een studie werd uitgevoerd over de trage wegen binnen het plattelandsproject Schelde – Leie, waarbij een aantal structurerende hoofdassen voor functionele trage verbindingen werden aangeduid. Op deze assen zijn er een aantal delen nog niet gerealiseerd, nl. t.h.v. de Parijsestraat (Deinze), de Kasteelstraat , de Snepstraat, Koedreef en Langedreef (Nazareth) en t.h.v. de Boeregemestraat (De Pinte). In de omgeving van alle bovenstaande missing links binnen het ruilverkavelingsplan, worden nieuw aan te leggen of te verbeteren (fiets)paden voorzien. Er kan dus verondersteld worden dat op die manier een antwoord wordt gegeven op deze ontbrekende schakels op de hoofdassen van het nietgemotoriseerde verkeer. Dit wordt positief beoordeeld. Door het voorzien in de ontbrekende schakels kan de zachte mobiliteit door bewoners toenemen (afname van korte verplaatsingen met de auto). Dit effect wordt beperkt positief beoordeeld Tijdens de inspraakreacties op de kennisgeving werd aangegeven dat er bijkomend ontbrekende schakels zijn in de lange-afstands-fietsverbinding langs de spoorweg Kortrijk-Gent en in een fietspad langs de Klapstraat. In het ruilverkavelingsplan wordt op beide locaties de aanleg van een fietspad voorzien, wat ook hier positief wordt beoordeeld. In het plangebied zijn 38 haltes van de Lijn gelegen, waarvan ongeveer de helft belbushaltes zijn. Ter hoogte van de vaste routes van de Lijn binnen het plangebied worden over het algemeen geen werken uitgevoerd aan de wegen, enkel ter hoogte van de Nazarethsesteenweg en de Krekelstraat wordt een fietspad aangelegd. Langs de N60 wordt ruimte voorzien voor het aanleggen van ventwegen. De concrete invulling hiervan dient te gebeuren via een project van AWV. Er worden
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 218 van 263
binnen de ruilverkaveling geen wegen afgeschaft. De uitvoering van de werken zoals voorzien binnen de ruilverkaveling zal bijgevolg geen significant effect hebben op de bereikbaarheid en doorstroming van het openbaar vervoer van De Lijn. Binnen het ruilverkavelingsplan worden een groot aantal bijkomende lijnvormige groenelementen voorzien. Er wordt opgemerkt dat bij de aanleg van deze elementen dient rekening gehouden te worden met de bereikbaarheid van de landbouwpercelen. Lijnvormige groenelementen dienen bijgevolg op een voldoende afstand van de perceelstoegang aangelegd te worden om de bereikbaarheid met (grote) machines te verzekeren.
7.5.5.6 Verkeersveiligheid Binnen het functietoekenningsplan zijn de wegen aangegeven die belangrijk zijn voor het fietsverkeer. Langs volgende wegen die worden aangeduid, wordt in het ruilverkavelingsplan de aanleg of een verbetering van een fietspad gepland: Karrewegstraat, Kortrijkse Heerweg, Klapstraat, Langedreef, Rijvisschestraat, Parijsestraat en Krekelstraat. Dit wordt als zeer positief beoordeeld, zeker voor wat betreft de wegen die een belangrijke ontsluitende functie hebben voor zowel landbouwverkeer en een belangrijke verbindende functie voor fietsverkeer (zonder uitgesproken hoofdfunctie). Door de aanleg van fietspaden worden namelijk conflictsituaties tussen het landbouwverkeer en het fietsverkeer vermeden. Bijna alle nieuw aan te leggen wegen of te verbeteren wegen zullen bestaan uit steenslag. Er wordt bijgevolg niet verwacht dat deze wegen zullen gebruikt worden voor doorgaand gemotoriseerd lokaal verkeer. De belangrijkste gebruikers van deze wegen zijn landbouwverkeer, bewoners of recreatieve weggebruikers. Door het verbeteren van een aantal van deze wegen (met aanleg in steenslag) wordt niet verwacht dat er conflictsituaties zullen ontstaan tussen de mogelijke gebruikers. Er worden bijgevolg geen significante effecten verwacht op de verkeersveiligheid. Sommige wegen binnen het ruilverkavelingsplan behoren tot het functioneel fietsroutenetwerk. In de ruilverkaveling wordt ter hoogte van een aantal van deze wegen een aan te leggen fietspad voorzien, met name ter hoogte van de Kortrijkseheerweg, de ’s Gravenstraat, de Klapstraat, de Keistraat, de Oudespoorweg, de Rijvisschestraat en de Krekelstraat. Gezien het routes betreft die belangrijk zijn voor het functioneel verkeer, welke bijgevolg dagelijks gebruikt worden door fietsers, kan het aanleggen van nieuwe fietspaden langs deze wegen enkel positief beoordeeld worden.
Binnen het functietoekenningsplan werden een aantal bestaande aandachtspunten inzake mobiliteit opgesomd. Binnen het ruilverkavelingsplan zijn maatregelen voorzien om een aantal van deze 13 aandachtspunten op te lossen, eventueel door derden . Dit wordt weergegeven in onderstaand overzicht. Hieruit blijkt dat de aandachtszones die te maken hebben met verkeersveiligheid (conflict tussen zwakke weggebruikers en gemotoriseerd verkeer) opgelost worden door het aanleggen van fietspaden, verkeersveilige oversteken en ongelijkgrondse tunnels. Dit wordt uiteraard positief beoordeeld. Ten opzichte van het sluipverkeer worden in het ruilverkavelingsplan geen maatregelen genomen, maar dit behoort ook niet tot de doelstellingen/bevoegdheden van een ruilverkaveling. Zoals hierboven reeds besproken, wordt niet verwacht dat de ruilverkaveling zelf bijkomend sluipverkeer zal genereren.
Locatie
Omschrijving
Maatregel binnen RVK
N60/Gebuurtestraat
Te veel gemotoriseerd verkeer wil Aanleg tunnel - ongelijkgrondse gebruik maken van N60, moeilijke kruising oversteekbaarheid
13
Er wordt opgemerkt dat er voor de maatregelen die uit te voeren zijn door derden nog onzekerheid bestaat met betrekking tot de uitvoerbaarheid.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 219 van 263
Rijvisschestraat, Sluiproute N43-N60, veel schoolgaand Putstraat, Pieter van fietsverkeer naar Don Bosco, wandelen Reysschootlaan en recreatie, uitbreiden bedrijventerreinen Heistraat
Aanleg fietspad langs de Rijvisschestraat, andere 2 straten behoren niet tot het plangebied of liggen op de grens ervan
In toekomst veel recreatie en dan Ten noorden en ten zuiden worden conflict met veel autoverkeer zeker in een aantal paden aangelegd in spits steenslag en er komt een fietspad langs de Oude spoorweg
Kruispunt Belangrijke oversteek voor fietsers over Verkeersveilige oversteek Oudespoorweg/ drukke as Klossestraat/ Oude Gentweg Mijlgrachtstraat, Boeregemstraat
Uitbereiding sportinfrastructuur met Ter hoogte van E17 aanleg van een toename verkeer in conflict met tunnel - ongelijkgrondse kruising recreatie
Putstraat
Sluipverkeer in combinatie met smalle Op de grens van plangebied, twee rijbaan en veel fietsers aan te leggen of te verbeteren paden die doorsteek maken naar nieuw aan te leggen fietspad parallel aan Putstraat
Nederstraat
Nieuw aangelegde rijweg ter ontsluiting / van woonst en landbouwpercelen met recreatief fiets- en wandelverkeer
Pontweg
Potentiële sluiproute naar bedrijventerrein bij aanleg van nieuwe weg, weg in slechte toestand voor landbouwverkeer en recreatie, tweesporenpad aanleggen
Snepstraat
Sluipverkeer van voornamelijk lokale / bekenden, soms bijna te smal voor landbouwverkeer om te passeren
Keistraat
Alternatief voor file op de Kortrijkse Aanleg van een fietspad Steenweg
Parijsestraat
Sluiproute E17-Astene met veel Aanleg van een onverhard pad landbouwverkeer en in toekomst langs zuidelijk deel recreatie en ruiters
Het gaat hier om een nieuw aan te leggen weg t.h.v. Zonnehoeve in Nazareth die wordt aangeduid op het ruilverkavelingsplan als uit te voeren door derden. De effecten hiervan werden reeds onderzocht in de plan-MER-screening voor het RUP zonevreemde activiteiten fase III ‘Zonnehoeve’. De conclusies van deze plan-MER-screening worden hieronder vermeld.
Steenweg Astene, Sluipverkeer als alternatief voor Aanleg van een fietspad voor de Nazarethsesteenweg Gaversesteenweg, veel schoolgaand wegen die binnen de fietsverkeer met hoge snelheid ruilverkaveling vallen autoverkeer door rechte baan, veel landbouwverkeer in seizoen Klapstraat, Veel autoverkeer, drukke weg Kortrijkseheerweg, ‘s Gravenstraat
Aanleg van een fietspad
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 220 van 263
Klapstraat
Soms smal voor landbouwverkeer
Aanleg van een fietspad
Leegzakstraat
Sluipverkeer van voornamelijk lokale / bekenden
Kortrijkseheerweg, Sluipverkeer van Nazereth naar de Aanleg van een fietspad Oude Heirweg, Prijkels en gevaar voor fietsverkeer Karrewegstraat Gaversepontweg
Sluipverkeer dat wachtrij naar kruispunt / N35-N60 omzeild, 2x1 zonder fietspaden, te snel rijden
Rosdamstraat
Sluipverkeer dat wachtrij op de Baron Aanleg van een verkeersveilige de Gieylaan vermijdt oversteek
Landuitstraat
Sluipverkeer dat N60 vermijdt om / richting Zevergem/Zwijnaarde te rijden
Schraaienstraat
Plaatselijk als smal ervaren door / kruisend landbouwverkeer + sluiproute vanuit Gavere
Ten Edestraat
Sluiproute vanuit Gavere
Krekelstraat
Te veel gemotoriseerd verkeer in een Aanleg van een fietspad straat zonder voet- en fietspaden
Gebuurtestraat
Te snel rijden
Grote N60c
Steenweg Gevaarlijk wegvak
/
/ AWV voorziet om straat niet meer aan te sluiten op N60
Plan-MER-screening RUP zonevreemde activiteiten fase III ‘Zonnehoeve’ Zonnehoeve betreft een vzw die o.m. een beschutte werkplaats omvat (de site van Zonnehoeve zelf bevindt zich buiten het ruilverkavelingsgebied). In het RUP werd een onderzoek naar een alternatieve toegangsweg gevoerd, gezien de huidige ontsluiting van de site via de Bernstraat en de Zonnestraat voor heel wat hinder voor de bewoners zorgt. Het is deze toegangsweg die is ingetekend als uit te voeren door derden op het ruilverkavelingsplan. De contour van dit RUP zoals opgenomen in de plan-MER-screening wordt voorgesteld in Figuur 7-37.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 221 van 263
Figuur 7-37: contour RUP zonevreemde activiteiten fase III ‘Zonnehoeve’ Het gevoerde onderzoek omvatte een aantal alternatieven, waarover het volgende wordt vermeld in de plan-MER-screening. Voor de ontsluitingsweg werden volgende alternatieven onderzocht: 1) Leebeek + verbinding langs spoorweg: door het tracé aan de achterzijde van het woonlint van de Zonnestraat en de spoorweg te laten volgen moeten twee scherpe bochten genomen worden wat, rekening houdend met de draaicirkels van vrachtwagens en met de lengte van het tracé, een grote ruimte-inname zal betekenen; 2) Een rechte weg richting Spoorwegstraat: dit wordt als het beste alternatief beschouwd omdat de ruimte-inname minimaal is, het financieel meest haalbare is, het pas aangelegde fietspad langs de spoorweg niet gewijzigd moet worden en de bewoning het minst gestoord wordt. Het tracé wordt landschappelijk ingekleed met een dubbele bomenrij. 3) Ontsluiting via Pontweg / Scheldestraat: dit tracé kent een openbaar karakter met een gemengd gebruik (autoverkeer, fietsers en landbouwverkeer). Gezien het kronkelend en smalle tracé van deze weg is een ontsluiting voor vrachtverkeer aldaar niet wenselijk. Er wordt geopteerd om een rechte weg aan te leggen die vertrekt ongeveer t.h.v. de huidige ingang van Zonnehoeve en die eindigt t.h.v. de Spoorwegstraat t.h.v. de brug van de N60 over de spoorweg (alternatief 2 uit het onderzoek). De Spoorwegstraat is een weg die voldoende breed is om het bijkomend verkeer op te vangen. Het verkeer komende uit Gent richting Zonnehoeve en komende van Zonnehoeve richting Oudenaarde kunnen vanaf de Spoorwegstraat (ten NW van de N60) de N60 oprijden (rechts in / rechts uit). Ook het verkeer komende van Zonnehoeve richting Gent en komende
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 222 van 263
van Oudenaarde richting Zonnehoeve kan via de Spoorwegstraat ten ZO van de N60 de N60 oprijden (rechts in / rechts uit). De aanpassing van de ontsluiting leidt tot een verschuiving maar geen vermeerdering van het verkeer. Hierbij wordt auto- en vrachtverkeer geweerd uit de Zonnestraat en Bernstraat. De ontsluiting Spoorwegstraat/N60 is veiliger doordat hier in tegenstelling tot het kruispunt Bernstraat/N60 geen kruisende bewegingen moeten gemaakt worden. (…) De toegangsweg krijgt een privaat karakter. Hiermee blijft het verkeer beperkt tot dat die gegenereerd wordt door Zonnehoeve. Bovendien wordt sluipverkeer vermeden van de N60 richting Zonnestraat, Bernstraat en de zuidelijker gelegen woonwijken. De weg moet wel door fietsers en voetgangers gebruikt kunnen worden om het pad langs de Leebeek te kunnen bereiken. Door de aanleg van de toegangsweg ontstaat een afgesloten landbouwgebied. Door de opstart van het ruilverkavelingsproces waarvan dit gebied deel uitmaakt kunnen de landbouwpercelen gegroepeerd worden waardoor een groot perceel ontstaat dat rendabel is voor agrarisch gebruik. De screening concludeert dan ook dat er geen significant negatieve effecten zijn voor wat betreft mobiliteit. Door het voorzien van de nieuwe toegangsweg zullen er geen vrachtwagenbewegingen meer door de Zonnestraat (woonstraat) verlopen. We vermelden wel dat in de inspraakreacties op deze plan-MER-screening werd aangehaald dat de nieuwe toegangsweg een aangesloten akkerbouwgebied doorsnijdt wat tot versnippering van de agrarische structuur leidt. In de reactie hierop wordt gemeld dat hiervoor een aantal milderende maatregelen worden opgenomen, nl. het zo smal mogelijk aanleggen van de lijninfrastructuur, het toegankelijk houden van de landbouwpercelen vanaf de nieuwe ontsluitingsweg en het streven naar een landbouwgebruik door 1 landbouwer voor het restperceel van 3,3 ha via de opgestarte ruilverkaveling.
7.5.6
Alternatieven
7.5.6.1 Zoekzone Hospicebossen Ten oosten van en in aansluiting met de Hospicebossen wordt een eerste zoekzone voor bebossing aangeduid, een tweede kleinere zone bevindt zich ten westen van de Hospicebossen waarin er maximaal 3 ha bijkomend bos zal gerealiseerd worden. Vanuit de discipline Mens-landbouw worden de minste effecten verwacht indien de westelijke zoekzone en het noordelijk deel van de oostelijke zoekzone bebost worden. Deze zones zijn immers het minste geschikt voor akkerbouw volgens de bodemgeschiktheidskaarten (bron: gisvlaanderen.be). Ter hoogte van de beide zoekzones wordt de bodem aangeduid als geschikt tot matig geschikt voor grasland. Beide zoekzones zijn gelegen in aansluiting met het bestaande bos, waardoor vanuit landschapsbeleving geen voorkeur bestaat voor een bepaalde zoekzone.
7.5.6.2 Wandelpad Parijsestraat en Kijkuitstraat Tussen de Parijsestraat en de Kijkuitstraat wordt voorzien om een pad (deels onverhard, deels bestaande uit steenslag) tussen de landbouwpercelen aan te leggen. Een alternatieve locatie voor dit pad werd voorgesteld in combinatie met een bufferstrook langs de Twezebeekloop. Indien het pad gecombineerd wordt met de bufferstrook, betekent dit dat er minder oppervlakte landbouwpercelen dient ingenomen te worden, wat vanuit de deeldiscipline landbouw positief beoordeeld wordt. De huidig geplande verbinding tussen de Parijsestraat en de Kijkuitstraat verloopt in de nabije omgeving van een aantal woningen en landbouwbedrijven. Echter dit is ook het geval mocht het pad samenvallen met de bufferstrook langs de Twezebeekloop. Om de privacy van bestaande woningen te behouden kan een groenscherm aangeplant worden tussen het pad en de woningen. Het doel van het pad tussen de Parijsestraat en de Kijkuitstraat is het realiseren van een trage verbinding tussen het stadsbos Deinze en de Hospicebossen. Het alternatieve tracé langs de
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 223 van 263
Twezebeekloop heeft een aanzienlijke meerlengte ten opzichte van het huidige tracé, waardoor het alternatieve tracé inzake mobiliteit en recreatie negatiever wordt beoordeeld dan het huidige tracé.
7.5.6.3 Bufferbekken Scheidbeek Het aanleggen van een bufferbekken langs de Scheidbeek betekent een bijkomende oppervlakteinname van landbouwpercelen, wat vanuit de deeldiscipline negatief wordt beoordeeld. Door het aanleggen van het bufferbekken zal een lokaal probleem van wateroverlast opgelost worden. Volgens het huidige beschikbare ontwerp is dit bufferbekken ruim voldoende gedimensioneerd voor stormen die eens op 20 jaar voorkomen (T20). Gezien het risico op overstromingen beperkt wordt door het aanleggen van het bufferbekken, wordt dit vanuit de deeldiscipline Veiligheid positief beoordeeld.
7.5.7
Milderende maatregelen Bij herverkaveling en ruilen dient rekening gehouden te worden met de realisatie van de bosbuffer in het RUP Functionele Cluster / Moerkensheide (De Pinte) en met de bosuitbreiding ter hoogte van Hondelee zoals aangeduid in het groenstructuurplan van de stad Gent. Ter hoogte van de zones ‘bouwvrij gebied’ binnen het RUP Noord-west E17 wordt aangeraden het verbod op serres mee te nemen in de waardering van de gronden voor ruilen. Bij de aanleg van groenelementen als houtkanten, hagen en bomenrijen dient de bereikbaarheid van de landbouwpercelen in de exploitatiefase met grote machines verzekerd te worden. Tijdens de aanlegfase zelf dient er aandacht te zijn voor de bereikbaarheid en bewerkbaarheid van de landbouwpercelen. Ter hoogte van de bestaande pijpleidingen dient nagegaan te worden wat de geldende voorwaarden zijn ter hoogte van de voorbehouden zone. Mogelijks mogen hier geen diepwortelende bomen boven gepland worden. Om de privacy ter hoogte van bestaande woningen te behouden in de buurt van nieuw aan te leggen of te verbeteren wegen en / of (fiets)paden, kan tussen de weg en de woningen een dicht groenscherm aangeplant worden. Om de strook met mogelijk opbrengstverlies te beperken, wordt aangeraden de nieuw aan te leggen paden aan de noordkant van de opgaande begroeiing te voorzien (of omgekeerd, de opgaande begroeiing aan de zuidkant van reeds bestaande paden / wegen aan te leggen).
7.5.8
Conclusie Landbouw De herverkaveling, aanpassing van de weginfrastructuur en wijziging van de waterlopen hebben een positief effect op de landbouw gezien hierdoor de bewerking van de velden efficiënter zal worden (zoals minder randeffecten) en arbeidsduur en brandstofkosten worden uitgespaard. Voor 40 bedrijven die zowel percelen ten noorden als ten zuiden van de E17 gebruiken en voor 30 bedrijven die zowel percelen ten oosten als ten westen van de N60 gebruiken, wordt een positief effect verwacht wanneer ze door de herverkaveling de E17 en N60 minder moeten kruisen om hun percelen te bereiken. Indien voor bepaalde landbouwers de kruisingen met de N60 en/of E17 zouden vermeerderen door de ruilverkaveling, wordt dit uiteraard negatief beoordeeld. Door de aanleg van de verschillende groenelementen, kan ten gevolge van de opgaande beplanting een beperkt negatief effect verwacht worden met betrekking tot de beschaduwing van de velden. De grondinname ten gevolge van de ruilverkaveling wordt beperkt negatief ingeschat. Wonen en recreatie Tijdens de exploitatiefase kan een positief effect verwacht worden ten gevolge van de betere ontsluiting (vnl. voor de boerderijen). Aanleg van (fiets)paden heeft een sterk positief effect op de recreatie en de lokale fietser in het gebied en de omgeving. Hetzelfde geldt voor het aanplanten van groen en restauratie van het erfgoed.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 224 van 263
De ruilverkaveling leidt tot een sterke opwaardering van de woonomgeving en maakt het gebied aantrekkelijker voor recreatie door de inwoners of de toeristen. Verkeer De ruilverkaveling plant geen werken aan de grotere ontsluitings- en verbindingswegen, waardoor geen significante effecten op de bereikbaarheid en doorstroming van het plangebied op grotere schaal verwacht wordt. Nieuw aan te leggen of te verbeteren wegen beperken zich tot lokale (insteek)wegen die uitgevoerd worden in steenslag en die veelal overgaan in een onverharde weg of doodlopen. Hierdoor wordt geen bijkomend sluipverkeer of oneigenlijk gebruik van deze wegen verwacht. Deze nieuw aan te leggen of te verbeteren wegen zorgen voor een betere toegankelijkheid van percelen en woningen wat positief beoordeeld wordt. Door het aanleggen van nieuwe (fiets)paden wordt een oplossing geboden voor een aantal missing links in het netwerk van trage wegen. Door het aanleggen van fietspaden ter hoogte van bestaande wegen zal de verkeersveiligheid voor de zwakke weggebruiker verbeteren. Dit geldt ook voor de punten waar een verkeersveilige oversteek of een ongelijkgrondse kruising wordt voorzien. Globaal genomen zijn de maatregelen positief voor het verkeer in het gebied, vooral voor fietsen, wandelen en landbouwverkeer. RUP stadsbos Deinze Binnen de contouren van het RUP Stadsbos Deinze wordt hoofdzakelijk het behoud van de bestaande bospercelen en waardevolle graslanden nagestreefd. Er worden twee zones voorzien voor nieuw aan te leggen bos. Er zullen eveneens een beperkt aantal (fiets)paden en / of wegen worden aangelegd of verbeterd. Dit wordt positief beoordeeld vanuit de deeldiscipline recreatie. Het verlies aan landbouwgrond voor bebossing wordt negatief beoordeeld vanuit de deeldiscipline Landbouw. De zone voor sportaccomodatie en volkstuinen betekent een bijkomend verlies aan landbouwareaal. Het aanleggen van een verkeersveilige oversteek in het noordoosten van het RUP heeft positieve effecten op de verkeersveiligheid. RUP Hospicebossen Binnen de contouren van het RUP Hospicebossen is zowel een zone voor herverkaveling gelegen als een zone voor behoud en versterking van landschaps- en natuurwaarden. In aansluiting met de Hospicebossen en de E17 worden een aantal percelen aangeduid als te bebossen. Daarnaast wordt een zoekzone aangeduid waarbinnen nog eens 3ha bebost dient te worden. Het bebossen van landbouwpercelen wordt vanuit de deeldiscipline Landbouw negatief beoordeeld. Langs de Kortrijkseheerweg en de Klapstraat worden fietspaden aangelegd, wat positief beoordeeld wordt vanuit de discipline Mobiliteit.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie – definitief-MER
pagina 225 van 263
8
Leemten in de kennis
8.1
Algemeen De leemten in de kennis kunnen zich manifesteren op drie verschillende niveaus:
8.2
leemten in de informatie leemten in de voorspellingsmethode leemten in het inzicht
Leemten in de informatie Bij de beschrijving van de effecten is er van uitgegaan dat de maatregelen worden uitgevoerd zoals ze werden beschreven. Van verschillende maatregelen (zoals b.v. kavelwerken) is de precieze uitvoering en/of locatie nog niet gekend, gezien de locatie van sommige maatregelen afhangt van onder meer de toestand van het terrein, van het gebruik en eigendom op het moment van de uitvoeringsfase van de werken, of van knelpunten die op dat moment pas gekend zijn of nieuw ontstaan. Tevens wordt ruimte gelaten – om dezelfde redenen - om sommige maatregelen bijkomend of op andere plaatsen uit te voeren dan aangegeven op het ruilverkavelingsplan. Wanneer de ontwerpen definitief worden uitgewerkt, zal hierover meer informatie beschikbaar zijn. Wanneer de kavelinrichtingswerken en eventueel nog bijkomende maatregelen gekend zijn, dienen de effecten hiervan aangegeven te worden in het ‘verzoek tot ontheffing van de project-MER-plicht’ of (indien nodig geacht) het project-MER van deze ruilverkaveling. Deze maatregelen a posteriori dienen in de mate van het mogelijke een milieuvriendelijk karakter te hebben.
8.3
Leemten in de voorspellings- en beoordelingsmethode De beoordeling van de effecten is vaak de minst objectieve stap in het hele effectbeoordelingsproces. Vele van de gebruikte methodes beschikken niet over objectieve waardeschalen. De afweging van het belang binnen een discipline en tussen de verschillende disciplines, is evenzeer subjectief en vaak belanggebonden.
8.4
Leemten in het inzicht Algemeen kan vastgesteld worden dat nog onduidelijkheid bestaat over de toekomstige ontwikkelingen op langere termijn. Bovendien heerst er nog onzekerheid betreffende de concrete realisatie van verschillende beleidsplannen en/of beleidsinitiatieven, waaronder ook de ruilverkaveling zelf.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 226 van 263
9
Samenvatting van effecten t.g.v. wijziging van het watersysteem als bijdrage van het oordeelkundig uitvoeren van de watertoets Dit MER levert de informatie aan die het de overheid mogelijk maakt om de watertoets uit te voeren. Het decreet betreffende het Integraal Waterbeleid (IWB) voorziet via de “watertoets” dat waterbelangen inhoudelijk en procedureel een expliciete plaats wordt gegeven in de totstandkoming van plannen, programma’s en vergunningsbesluiten. Via de watertoets wordt aldus uitvoering gegeven aan het principe van de integratie van integraal waterbeleid bij de planvorming en vergunningverlening die plaats vindt in het kader van andere beleidsdomeinen. Het decreet IWB voorziet dat alle genoodzaakte elementen en informatie ten behoeve van het uitvoeren van de watertoets in geval van MER-plichtige plannen/projecten in het MER dienen gesynthetiseerd te zijn. Dit MER moet met andere woorden alle gegevens vermelden die de watertoets mogelijk maken. De watertoets op zich is een beoordeling die gebeurt door de vergunningverlenende overheid en niet door de MER-deskundige water of in het kader van de m.e.r.-procedure. Hierna zullen de “elementen ter beoordeling van effecten op het watersysteem ten behoeve van de watertoets” worden geïntegreerd en volgt er een synthese van de belangrijkste effecten die in het kader van het onderzoek op het watersysteem naar voren komen. Ondertussen is een uitvoeringsbesluit watertoets goedgekeurd (B.S. 14/11/2011). Dit besluit geeft de lokale, provinciale en gewestelijke overheden, die een vergunning moeten afleveren, richtlijnen voor de toepassing van de watertoets. De bijlagen bij het besluit bevatten inhoudelijke richtlijnen voor vergunningverleners en bijhorende 'watertoetskaarten'. De effecten waarnaar wordt gerefereerd in het kader van de watertoets hebben betrekking op:
Grondwater (waterhuishouding, stroming, kwaliteit)
Oppervlaktewater (huishouding, kwaliteit, structuur, waterberging- en buffering)
Vegetatie en fauna – waterhuishouding
De VLM heeft i.k.v. het ruilverkavelingsplan reeds een watertoets opgesteld. Dit document is opgenomen in Bijlage 13. Hieronder volgt een samenvatting van de effecten op het watersysteem zoals beschreven in het MER. Wat betreft grondwaterkwantiteit wordt de aandacht gevestigd op de aanwezigheid van veen en kwelgevoelige vegetatie dewelke mogelijk een negatieve impact kunnen ondervinden van tijdelijke en permanente bemalingen/grondwaterwinningen. Ook kunnen eventuele nieuwe grondwaterwinningen een impact hebben op reeds bestaande grondwaterwinningen. Er zijn geen aanwijzingen dat bijkomende grondwaterwinningen in de freatische lagen problematisch zouden zijn, bijkomende grondwaterwinningen in het Landeniaan aquifersysteem kunnen echter bijdragen aan de (reeds bestaande) dalende trend van het waterpeil in dit systeem. Bijkomende winningen in het Landeniaan aquifersysteem zijn dan ook te vermijden. Verder dient er bij het uitwerken van de detailafwatering voor de herverkaveling aandacht besteed te worden aan infiltratiemogelijkheden. Wat de aanleg van bijkomende verharde paden/wegen betreft, kunnen voornamelijk negatieve effecten verwacht worden van bijkomend verhard fietspad en nieuwe ventwegen langs de N60. Langs deze infrastructuren dienen dan ook voldoende infiltratiemogelijkheden voor afstromend hemelwater te worden voorzien. Ten slotte worden nog positieve effecten verwacht van de aanleg van natuurtechnische profielen en buffers langs de waterlopen, bebossing en de aanleg van nieuwe houtkanten en bomenrijen op de grondwaterkwantiteit. Inzake grondwaterkwaliteit wordt de aandacht gevestigd op de mogelijke aanwezigheid van grondwaterverontreinigingen t.h.v. de percelen waarop reeds een bodemonderzoek gebeurde. Over
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 227 van 263
de impact van het gewijzigde bodemgebruik op de grondwaterkwaliteit kan nog geen éénduidige uitspraak gedaan worden. In ieder geval dient de van toepassing zijnde regelgeving gevolgd te worden, net zoals in de huidige toestand. Verschillende ingrepen zullen een impact hebben op de oppervlaktewaterkwantiteit t.g.v. een wijziging van de afvoer van hemelwater. De herverkaveling kan leiden tot een versnelde afvoer t.g.v. het verbeteren van de kavels, maar anderzijds zal ook het aantal afwateringsgrachten verminderen, waardoor de afvoer zal vertragen, voor zover de gedempte grachten niet vervangen worden door een drainagesysteem dat het regenwater naar de resterende grachten afvoert. Van de bijkomende verharde paden/wegen wordt voornamelijke een negatieve impact verwacht van de bijkomende verharde fietspaden en de ventwegen langs de N60, waarvoor hierboven reeds een maatregel werd voorgesteld. De werken aan waterlopen zullen voor een versnelde (ruimen, aanleg nieuwe waterloop) of vertraagde (natuurtechnische inrichting, bufferstroken) afvoer zorgen. De inrichting van de zones voor waterberging (Duivenbeek, bufferbekken Scheidbeek) en het ruimen van de Beerhofbeek zullen een positief effect hebben op de lokale wateroverlastproblematiek. Ook de bebossing en de aanleg van nieuwe houtkanten en bomenrijen wordt positief beoordeeld voor wat betreft oppervlaktewaterkwantiteit. Inzake oppervlaktewaterkwaliteit worden voornamelijk positieve effecten van de ruilverkaveling verwacht, m.n. door de aanleg van bufferstroken langs de waterlopen, het ruimen van waterlopen en de mogelijke aanleg van IBA’s. De aanwezigheid van recreatieve paden op de bufferstroken kan een beperkt negatieve impact hebben op de waterkwaliteit t.g.v. eventueel zwerfvuil dat in de waterlopen terechtkomt. Ook op de structuurkwaliteit van de waterlopen kunnen voornamelijk positieve effecten verwacht worden van de ruilverkaveling en dit t.g.v. de aanleg van natuurtechnische profielen en bufferstroken. Deze maatregelen hebben tevens een positieve impact op oevervegetatie en fauna. Beperkt negatieve impacten op structuurkwaliteit kunnen verwacht worden t.h.v. de nietgeklasseerde waterloop tussen de Spletestraat en de Kijkuitstraat t.g.v. de aantakking van een nieuwe waterloop en op de Twezenbeekloop t.g.v. het beperkt verleggen van deze waterloop. De impact op de structuurkwaliteit van de aanwezige grachten in het ruilverkavelingsgebied kan op planniveau nog niet beoordeeld worden, gezien nog niet duidelijk is welke grachten zullen worden gedempt en waar eventueel nieuwe grachten zullen worden gegraven. Poelen worden behouden of opgewaardeerd in functie van een netwerk van leefruimten voor voornamelijk amfibieën, wat positief wordt beoordeeld.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 228 van 263
10
Synthese, conclusie en aanbevelingen De Vlaamse Minister bevoegd voor ruilverkaveling is initiatiefnemer van de ruilverkaveling ScheldeLeie. De ruilverkaveling Schelde-Leie situeert zich in de provincie Oost-Vlaanderen op het grondgebied van de gemeenten Nazareth, De Pinte, Sint-Martens-Latem en de steden Gent en Deinze. Ze beslaat een oppervlakte van ca. 2700 ha. De eerste doelstelling van het ruilverkavelingproject is een verbetering van de agrarische structuur via het ruilen en herverkavelen van landbouwgronden. Door de uitbouw van het Parkbos Gent en in mindere mate door de realisatie van het stadsbos Deinze en de uitbreiding van de Hospicebossen zal de gronddruk in de regio verhogen. De ruilverkaveling beoogt in deze context een flankerend beleid. Daarnaast kan via ruilverkaveling een snellere, betere en integrale inrichting van de regio gebeuren, waarbij maatregelen kunnen worden uitgevoerd voor natuur- en landschapsontwikkeling, voor onroerend erfgoed, voor integraal waterbeheer, voor de uitbouw van een recreatief netwerk , voor bodemconservering, … Tijdens het onderzoek naar het nut werden / zullen deze mogelijke maatregelen nader worden afgewogen en geconcretiseerd. Voor deze ruilverkaveling dient er een plan-milieueffectenrapport (MER) te worden opgemaakt, omwille van het feit dat het plan uitvoering kan geven aan een ruilverkavelingsproject en aan meer dan 10 ha bebossing. In het MER worden de disciplines bodem, water, fauna en flora, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie en mens behandeld door een erkend MER-deskundige. Bij het opstellen van het ruilverkavelingsplan voor de ruilverkaveling Schelde-Leie werden geen verschillende globale planalternatieven tegenover elkaar afgewogen, maar de verschillende maatregelen werden tijdens het planvormingsproces of tijdens de adviesprocedure ervan in beschouwing genomen en eventueel gewijzigd. In het kader van het plan-MER worden nog 3 lokale alternatieven weerhouden om te onderzoeken buiten het voorgenomen plan. Voor de bebossing t.h.v. de Hospicebossen werd een zoekzone afgebakend waarbinnen maximaal 3 ha bos moet gerealiseerd worden. Voor het wandelpad tussen de Parijsestraat en de Kijkuitstraat werd tijdens de richtlijnenvergadering voorgesteld om het wandelpad zo veel mogelijk te combineren met de bufferstroken langs de waterlopen. Ook dit alternatief wordt onderzocht. Ten slotte zal TMVW mogelijk een bufferbekken aanleggen langs de Scheidbeek (Grietgracht) binnen de contour van het ruilverkavelingsplan. Ook dit wordt als alternatief meegenomen. Voor de discipline bodem zijn de voornaamste negatieve effecten te verwachten van de mogelijke vergraving van waardevolle bodemprofielen, gezien de meeste bodems in het ruilverkavelingsgebied matig tot sterk kwetsbaar zijn voor profielvernietiging en ook een aantal waardevolle bodems met moeraskalk voorkomen. Het is aangewezen de vergraving van waardevolle bodems en waardevolle bodemprofielen zo veel mogelijk te vermijden, voor zover deze vergraving groter is dan de huidige bewerking van de percelen. Inzake bodemverdichting zijn er voor het merendeel van de kavelwerken en andere maatregelen geen significante effecten te verwachten. In de verdichtingsgevoelige bodems in de Scheldevallei en ten zuiden van de Grietgracht zullen de effecten m.b.t. bodemverdichting eerder neutraal zijn gezien verdichting ook vanuit landbouwkundig oogpunt niet gewenst is. Er worden beperkt negatieve effecten verwacht van de aanleg en het verbeteren van paden en wegen t.h.v. de verdichtingsgevoelige bodems. Matig tot sterk negatieve effecten kunnen ontstaan door de werken inzake waterbeheer. Er zijn tevens indicaties voor de aanwezigheid van veen tussen de N60 en de Pontweg en ten oosten van de Moeistraat in Sint-Martens-Latem. Verdichting dient tijdens de werken zo veel mogelijk vermeden te worden of na de werken ongedaan gemaakt te worden. Inzake bodemkwaliteit wordt erop gewezen dat de landbouwers zich steeds aan de geldende bemestingsnormen moeten houden en dat reeds verschillende percelen in het studiegebied zijn opgenomen in een bodemonderzoek en er dus mogelijk verontreiniging werd vastgesteld. De impact van zwerfvuil langs nieuwe wegen en paden wordt beperkt negatief beoordeeld. Kavelwerken kunnen verder een significante impact hebben op microreliëf. De aanleg van bufferstroken zal een positief effect hebben op erosie. Voor de discipline water kunnen negatieve effecten verwacht naar grond- en oppervlaktewaterkwantiteit t.g.v. de aanleg van bijkomende verharde paden en wegen
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 229 van 263
(voornamelijk bijkomend verhard fietspad en nieuwe ventwegen langs de N60). Langs deze infrastructuren dienen dan ook voldoende infiltratiemogelijkheden voor afstromend hemelwater voorzien te worden. De aanleg van natuurtechnische profielen, bebossing en de aanleg van nieuwe houtkanten en bomenrijen zal daarentegen een positief effect hebben op de grond- en oppervlaktewaterkwantiteit. De herverkaveling kan leiden tot een versnelde afvoer van hemelwater t.g.v. het verbeteren van de kavels, maar anderzijds zal ook het aantal afwateringsgrachten verminderen, waardoor de afvoer zal vertragen, voor zover de gedempte grachten niet vervangen worden door een drainagesysteem dat het regenwater naar de resterende grachten afvoert. De inrichting van de zones voor waterberging (Duivebeek, bufferbekken Scheidbeek) en het ruimen van de Beerhofbeek zullen een positief effect hebben op de lokale wateroverlastproblematiek. Bijkomende grondwaterwinningen en bemalingen kunnen permanent negatieve effecten hebben waar veen ontwaterd wordt en kwelgevoelige vegetatie aangetast wordt. Tevens is er mogelijk een negatieve impact op bestaande winningen. Er zijn geen aanwijzingen dat bijkomende winningen in de freatische lagen problematisch zouden zijn, maar bijkomende winningen in het Landeniaan aquifersysteem dienen te worden vermeden, gezien de reeds dalende trend van het waterpeil in dit systeem. Inzake waterkwaliteit wordt erop gewezen dat de van toepassing zijnde regelgeving dient te worden gevolgd en wordt verwezen naar de discipline bodem voor wat betreft de percelen waarop reeds bodemonderzoek werd uitgevoerd, waarbij mogelijke grondwaterverontreinigingen aan het licht komen. Positieve effecten op de oppervlaktewaterkwaliteit zijn te verwachten van de aanleg van bufferstroken langs de waterlopen, het ruimen van waterlopen en de mogelijke aanleg van IBA’s. Zwerfvuil langs paden langs waterlopen kan een beperkt negatieve impact hebben op de oppervlaktewaterkwaliteit. Op de structuurkwaliteit van de waterlopen in het plangebied worden voornamelijk positieve effecten verwacht t.g.v. de aanleg van natuurtechnische profielen en bufferstroken. Beperkt negatieve effecten worden verwacht van de aanleg van de nieuwe waterloop tussen de Spletestraat en de Kijkuitstraat en van het verleggen van een deel van de Twezebeekloop. Voor de discipline Fauna en Flora worden zowel positieve als negatieve effecten verwacht ten gevolge van de geplande ingrepen. Door herverkaveling en kavelinrichting zijn biologische verliezen mogelijk door het mogelijks verdwijnen van (biologisch waardevolle) bospercelen, kleine landschapselementen en graslanden. Door het verbeteren van wegen of door het aanleggen van nieuwe wegen kunnen effecten van barrièrewerking, rustverstoring en biotoopverlies optreden. Biologische opwaardering is te verwachten door het aanplanten van bospercelen, het aanleggen van kleine landschapselementen, natuurtechnische milieubouw langs waterlopen, verbrede bermen langs wegen en paden, aan openbare besturen over te dragen bos, water, zones voor natuurinrichting, buffer- en groenstroken. De heraanleg van het bufferbekken kan positief zijn indien het op een voldoende natuurtechnische manier gebeurt. De ruilverkaveling creëert lokaal een meer gevarieerd landschap waarbij verschillende waardevolle zones met elkaar verbonden worden. Op die manier hebben de populaties van akker- en weidevogels, amfibieën, vleermuizen, … meer kans om te overleven. Wat betreft de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie zal de ruilverkaveling over het algemeen een neutraal of positief effect hebben op de erfgoedwaarden van de verschillende landschappen binnen het studiegebied. De voornaamste positieve effecten worden verwacht t.h.v. zones met kasteelparken, de Scheldevallei en de Hospicebossen. Ook op bouwkundig erfgoed kunnen mogelijk positieve effecten verwacht worden door het stimuleren van erfbeplanting. Gezien dit een vrijwillige maatregel is, kan de grootte van het positieve effect moeilijk op voorhand ingeschat worden. Het behoud en het uitvoeren van kleine instandhoudingswerkzaamheden aan 5 bunkers binnen het ruilverkavelingsgebied wordt eveneens als matig positief beoordeeld. Een matig negatief effect kan verwacht worden van de herverkaveling van de zone ten noorden van de Hospicebossen waar nog historische perceelsgrenzen aanwezig zijn. Door de reeds uitgevoerde archeologische voorstudie en de voorziene maatregelen n.a.v. deze studie kan gesteld worden dat het risico op ongedocumenteerde vernietiging van archeologische waarden reeds goed beheerst wordt, wat het negatief effect reeds zo veel mogelijk beperkt. Actualisatie van deze studie zal echter nodig zijn op het moment dat de details van de werken bekend zijn, waarbij de werken dan conform deze actualisatie archeologisch moeten onderzocht of begeleid worden. Inzake de impact op landschapsstructuur wordt enkel een matig negatief effect verwacht van de zone voor herverkaveling. De aanleg van de wandelpaden binnen het ruilverkavelingsgebied zal het effect van
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 230 van 263
de nieuwe structuur versterken. In de zones voor behoud en versterking van de landschaps- en natuurwaarden zal het effect neutraal zijn, gezien hier enkel kavels zullen worden geruild. Wat betreft lineaire landschapselementen wordt een sterk positief effect verwacht van de ruilverkaveling. Het versterken van de bosstructuren t.h.v. de Hospicebossen en Stadsbos Deinze wordt eveneens sterk positief beoordeeld inzake landschapsstructuur. Wat betreft landschapsbeeld worden eerder lokale effecten verwacht. Binnen het Kouter-Bulkenlandschap van Leie en Kale worden beperkt positieve effecten verwacht van het aanplanten van lineaire landschapselementen. In het noordelijk gebied van de kasteelparken wordt voornamelijk een positief effect verwacht van het zichtbaar maken van de oude spoorwegbedding in het landschap. De voornaamste positieve effecten naar landschapsbeeld worden verwacht in het sterk getransformeerd kerngebied en het westelijk randgebied, gezien hier ingezet wordt op landschapsopbouw en het behoud en versterking van de nog bestaande kleinschalige landschappen. Het voorzien van bosbuffers langs de E17 wordt eveneens als sterk positief beoordeeld. Voor de Scheldemeersen wordt eerder een neutraal effect verwacht, gezien hier gestreefd wordt naar behoud van de huidige situatie. Wat betreft de discipline mens is er voornamelijk een positief effect op landbouw te verwachten t.g.v. de herverkaveling, de aanpassing van de weginfrastructuur en de wijziging van de waterlopen Voor 40 bedrijven die zowel percelen ten noorden als ten zuiden van de E17 gebruiken en voor 30 bedrijven die zowel percelen ten oosten als ten westen van de N60 gebruiken, wordt een positief effect verwacht wanneer ze door de herverkaveling de E17 en N60 minder moeten kruisen om hun percelen te bereiken. Indien voor bepaalde landbouwers de kruisingen met de N60 en/of E17 zouden vermeerderen door de ruilverkaveling, wordt dit uiteraard negatief beoordeeld. Bij herverkaveling dient rekening gehouden te worden met de realisatie van de bosbuffer in het RUP Functionele Cluster/Moerkensheide (De Pinte) en het verbod op serres t.h.v. de zones ‘bouwvrij gebied’ binnen het RUP Noord-west E17. Door de aanleg van de verschillende groenelementen, kan een beperkt negatief effect verwacht worden met betrekking tot de beschaduwing van de velden. Om dit effect te beperken, wordt aangeraden de nieuw aan te leggen paden aan de noordkant van de begroeiing te voorzien. De grondinname ten gevolge van de ruilverkaveling wordt beperkt negatief ingeschat. Naar wonen en recreatie worden sterk positieve effecten verwacht van de ruilverkaveling t.g.v. de betere ontsluiting, het aanplanten van groenelementen en de restauratie van erfgoed. Globaal gezien zijn de voorziene maatregelen positief voor verkeer in het ruilverkavelingsgebied, voornamelijk dan voor fietsen, wandelen en landbouwverkeer. Er wordt geen bijkomend sluipverkeer of oneigenlijk gebruik van de nieuw aan te leggen of te verbeteren wegen verwacht. Voor de effectenbeoordeling van de alternatieven kan het volgende besloten worden.
Zoekzone Hospicebossen: er is geen voorkeur voor of uitsluiting van bepaalde percelen vanuit de disciplines bodem, water en landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie. Voor landschap is het wel wenselijk om zo veel mogelijk een aansluitend geheel te bebossen. Vanuit de discipline fauna en flora gaat er een voorkeur naar het bebossen van de akkerpercelen. Vanuit de discipline mens gaat de voorkeur naar de percelen die het minst geschikt zijn voor akkerbouw.
Wandelpad tussen de Parijsestraat en Kijkuitstraat: er gaat geen voorkeur naar 1 van beide alternatieven vanuit de disciplines bodem en water. Vanuit fauna en flora en mens – mobiliteit en recreatie gaat er een voorkeur naar het wandelpad zoals ingetekend in het huidige plan (doorheen het landbouwgebied). Vanuit landschap en mens – landbouw gaat een voorkeur naar het alternatief via de bufferstroken.
Bufferbekken Scheidbeek: er zijn geen significante effecten wat betreft bodem te verwachten. Vanuit discipline water en mens – veiligheid is een positief effect te verwachten wat betreft de wateroverlastproblematiek. Indien het bufferbekken wordt aangelegd volgens de ecologische basisprincipes kan dit voor fauna en flora een meerwaarde betekenen t.o.v. het huidige plan. De effecten op landschapsstructuur en – beeld worden hoogstens beperkt negatief beoordeeld.
Binnen het ruilverkavelingsplan bevinden zich ook de RUP’s in opmaak ‘Stadbos Deinze’ en ‘Hospicebossen’. Deze brengen volgende effecten met zich mee.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 231 van 263
RUP Stadsbos Deinze: Inzake bodem worden sterk negatieve effecten op de aanwezige bodemprofielen verwacht t.g.v. vergraving voor de aanleg van 2 parkings. Verder dient aandacht te worden besteed aan percelen waarop reeds bodemonderzoek plaatsvond i.k.v. mogelijke bodemverontreiniging. De aanleg van de semi-verharde parkings kan een beperkt negatief effect op de infiltratiecapaciteit hebben. De bebossing en aanleg van nieuwe bomenrijen en houtkanten heeft een sterk positief effect op grond- en oppervlaktewaterkwantiteit. De aanleg van een wandelpad langs de Petegemsebeek kan een beperkt negatief effect hebben op waterkwaliteit (mogelijk zwerfvuil) en structuurkwaliteit (aantasting oever door wandelaars). Inzake fauna en flora worden positieve effecten verwacht van het behoud van de huidige natuurwaarden en de aanleg van nieuw bos en kleine landschapselementen. Algemeen kan een positief effect verwacht worden wat betreft landschapsbeeld en landschapsstructuur. De mogelijkheid tot erfbeplanting kan een positief effect hebben voor de hoeve Nieuw Goed te Parijs, afhankelijk van de bereidheid van de landbouwers tot het toepassen van deze maatregel. Het verlies aan landbouwgrond ten voordele van bos, sportaccomodatie en volkstuinen wordt negatief beoordeeld voor discipline mens. Voor recreanten kan wel een positief effect verwacht worden. Het aanleggen van een verkeersveilige oversteek heeft positieve effecten op de verkeersveiligheid.
RUP Hospicebossen: Inzake bodem worden respectievelijk sterk en matig negatieve effecten op de aanwezige bodemprofielen verwacht t.g.v. vergraving voor de aanleg van de parkings en de bebossing. Verder dient aandacht te worden besteed aan percelen waarop reeds bodemonderzoek plaatsvond i.k.v. mogelijke bodemverontreiniging. Ook de semi-verharde parking t.h.v. de Hospicebossen kan een beperkt negatief effect hebben op de infiltratiecapaciteit, terwijl van de bebossing een sterk positieve impact op grond- en oppervlaktewaterkwantiteit kan worden verwacht. Voor de discipline fauna en flora worden enkel positieve effecten verwacht van dit RUP op de natuurwaarden. Ook wat betreft erfgoedwaarde, landschapsstructuur en landschapsbeeld worden positieve effecten verwacht van de bebossing. Het verlies aan landbouwgronden ten voordele van bos wordt negatief beoordeeld voor discipline mens. De aanleg van fietspaden langs de Kortrijkseheerweg en de Klapstraat wordt positief beoordeeld voor mobiliteit.
Algemeen kan gesteld worden dat de ruilverkaveling en de voorgestelde alternatieven haalbaar zijn vanuit milieuoogpunt. In het MER worden nog een aantal maatregelen (maa), suggesties (sug) en aandachtspunten (apu) geformuleerd, waarmee rekening kan worden gehouden om de negatieve effecten te milderen of de positieve effecten te vergroten. Deze zijn opgenomen in Tabel 10-1. Tevens worden de maatregelen met betrekking tot monitoring en verder onderzoek (mon) hierin opgenomen. Maatregelen en monitoring worden noodzakelijk geacht teneinde de milieueffecten te milderen of teniet te doen. Suggesties kunnen indien mogelijk worden uitgevoerd. Aandachtspunten zijn geformuleerd om de initiatiefnemer op mogelijke knelpunten of opportuniteiten te wijzen.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 232 van 263
Tabel 10-1: Samenvatting milderende maatregelen en monitoring Aspect (discipline aspect/effectgroep)
en
Aard van de effecten
Beoordeling
Milderende maatregelen en monitoring (maa = te nemen maatregel, sug = suggestie, apu = aandachtspunt, mon = monitoring)
Resterend effect
Niveau doorwerking
Verantwoordelijke doorwerking
Bodem - profielwijziging
Vergraving goed ontwikkelde bodemprofielen (g en m) voorkomend t.h.v. 80 % van het plangebied
-3 tot -1
Vergraving van waardevolle bodems en waardevolle profielen (g en m) dient zo veel mogelijk vermeden te worden, voor zover deze vergraving groter is dan de huidige bewerking van de percelen. (maa)
-2 tot 0
Stedenbouwkundige vergunningen
ruilverkavelingscomité, derden
Bodem – structuurwijziging
Natuurtechnische inrichting + bufferstroken langs waterlopen in Scheldemeersen en ten oosten van Zonnehoeve, aanleg bufferstroken Scheidbeek en waterberging Duivebeek
-2/-3
Verdichting van de zeer en matige verdichtingsgevoelige bodems dient tijdens de werken zo veel mogelijk vermeden te worden of (waar relevant voor het toekomstige bodemgebruik) na de werken ongedaan gemaakt te worden. Dit kan door zo veel mogelijk te werken vanaf bestaande wegen en paden, achteruitschrijdend te werken, rijplaten of alternatieve technieken te gebruiken of diep te ploegen na de werken. (maa)
0
Stedenbouwkundige vergunningen, uitvoeringdossier / bestek
ruilverkavelingscomité derden
Effectenbeoordeling o.b.v. huidige beschikbare bodemkaart
/
Tijdens de projectvoorbereiding zal gebruik worden gemaakt van de bodemkaart opgemaakt door het Centrum voor Bodemkartering. Deze bestaande bodemkaart wordt geactualiseerd op het terrein en verfijnd in functie van de ruilverkaveling. Uiteindelijk zullen de genomen uitvoeringsmaatregelen getoetst worden aan deze geactualiseerde bodemkaart. Van de geactualiseerde bodemkaart wordt een bodemclassificatiekaart opgemaakt die de landbouwgeschiktheid weergeeft. (mon)
/
Bepaling inbreng
ruilverkavelingscomité
Fauna en flora
Bodem – leemten in de kennis
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 233 van 263
van
de
Aspect (discipline aspect/effectgroep)
en
Aard van de effecten
Beoordeling
Milderende maatregelen en monitoring (maa = te nemen maatregel, sug = suggestie, apu = aandachtspunt, mon = monitoring)
Bodem – grondverzet
Grondverzet i.k.v. ruilverkavelingswerken
de
Bodem - stabiliteit
Aanwezigheid van veen
Water – grondwaterkwantiteit
Aanwezigheid van kwelgevoelige vegetatie
Fauna en flora - verdroging
Aanwezigheid grondwaterwinningen
Water – grondwaterkwantiteit
Resterend effect
Niveau doorwerking
Verantwoordelijke doorwerking
/
Via uitgegraven bodem bijdragen tot de inzet van alternatieven voor primaire oppervlaktedelfstoffen. Dit is mogelijk, mits een oordeelkundige afgraving die rekening houdt met de verschillende aanwezige geologische lagen. (apu)
/
Uitvoeringsdossier / bestek
ruilverkavelingscomité derden
Mogelijk -3
Aandacht besteden aan de aanwezigheid van veen, kwelgevoelige vegetatie en grondwaterwinningen bij tijdelijke bemaling tijdens de werken en permanente grondwaterwinning. (apu)
0
Stedenbouwkundige vergunningen, uitvoeringsdossier / bestek
ruilverkavelingscomité
Versterken dalende trend grondwaterpeilen bij bijkomende winningen in Landeniaan Aquifersysteem
-3
Bijkomende grondwaterwinningen in het Landeniaan Aquifersysteem niet toestaan. (maa)
0
Milieuvergunningen
vergunningverlener
Water – grond- en oppervlaktewaterkwantiteit
Versnellen hemelwater herverkaveling
afvoer door
Mogelijk -3
Aandacht besteden aan de mogelijkheden voor infiltratie van afstromend hemelwater naar het grondwater bij uitwerking van de detailafwatering voor de herverkaveling. (maa)
0
Stedenbouwkundige vergunning, uitvoeringsdossier / bestek
ruilverkavelingscomité
Water – grond- en oppervlaktewaterkwantiteit
Versnellen afvoer hemelwater door bijkomende verharding
Mogelijk -3
Voorzien van voldoende infiltratiemogelijkheden voor afstromend hemelwater aan de nieuwe ventwegen langs de N60 en t.h.v. de nieuwe verharde fietspaden. (maa)
0
Stedenbouwkundige vergunningen
ruilverkavelingscomité, derden
van
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 234 van 263
Aspect (discipline aspect/effectgroep)
en
Aard van de effecten
Beoordeling
Milderende maatregelen en monitoring (maa = te nemen maatregel, sug = suggestie, apu = aandachtspunt, mon = monitoring)
Resterend effect
Niveau doorwerking
Verantwoordelijke doorwerking
Fauna en flora – biotoopverlies/-winst
Realisatie van bermen langsheen aan te leggen of te verbeteren wegen en paden, aanleg van bufferstroken langs waterlopen, aanleg van zone voor waterberging
0 tot +1
Het aanlegen en / of verbeteren van wegen en (fiets)paden brengt een relatief grote oppervlakte naastliggende bermen met zich mee. Deze bermen dienen op een natuurtechnische manier beheerd te worden. Dit geldt eveneens voor de voorzien bufferstroken langs waterlopen en de aan te leggen zone voor waterberging. Er dient met andere woorden een specifiek maaibeheer toegepast te worden, zodat de natuurwaarden zich voldoende kunnen ontwikkelen en behouden blijven. (sug)
+2
Stedenbouwkundige vergunningen, beheerplan
ruilverkavelingscomité, derden, VLM
Fauna en flora – biotoopverlies/-winst
Natuurtechnische van waterlopen
+1 tot +3
Inzake de natuurtechnische inrichting van waterlopen en de zone voor waterlopen zijn duidelijke voorschriften voor de inrichting belangrijk (bv. zachthellende oevers, lokale inplant van riet-wortelstokken, beperken van betreding, zones vanwaar verstoring of strakke winden mogelijk zijn afschermen door een brede houtkant, zones verondiepen, …). (apu)
+1 tot +3
Stedenbouwkundige vergunningen
ruilverkavelingscomité, derden
Fauna en flora – versnippering en barrièreeffecten
Mogelijke impact herverkaveling op bestaande grachten en waterlopen
Mogelijk -1
Grachten hebben een potentieel belangrijke verbindingsfunctie. Daarom worden baan- en afwateringsgrachten en waterlopen zo veel als mogelijk niet gedempt of ingebuisd. Hiermee dient rekening gehouden te worden bij herverkaveling. Bij voorkeur worden ook mogelijkheden onderzocht om zo veel mogelijk ingebuisde grachten en waterlopen terug open te maken tijdens de herverkaveling. (sug)
0
herverkaveling
ruilverkavelingscomité
inrichting
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 235 van 263
Aspect (discipline aspect/effectgroep)
Fauna en flora – diverse effectgroepen
en
Aard van de effecten
Beoordeling
Milderende maatregelen en monitoring (maa = te nemen maatregel, sug = suggestie, apu = aandachtspunt, mon = monitoring)
Aanleg groenelementen
+1 tot +3
Enkele relevante aspecten bij de aanleg van groenelementen zijn de volgende:
een haag dient voldoende gesloten te zijn
een minimum van 1 snoeibeurt om de drie jaar worden gegeven
de bomen in haag of houtkant worden geknot of laat men uitgroeien (zangposten)
dode bomen kan men laten staan om ‘reducenten’ een kans te geven
voldoende kruidachtige planten moeten aanwezig zijn onder en rond hagen of houtkanten (o.a. i.f.v. broedgelegenheid voor vogels van kleinschalig landschap); hagen en houtkanten worden door amfibieën gebruikt als migratieweg, beschutting, voedselbron of overwinterzone; vleermuizen oriënteren zich via bomen en houtkanten, …
ruigtebeheer van de strook langs de haag of houtkant.
geen aanplant op bestaande soortenrijke bermgedeelten
bestaande hagen of houtkanten worden niet gerooid, maar worden aangevuld
een aantal types struiken moet zeker aanwezig zijn. Vruchtdragende struiken
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 236 van 263
Resterend effect
Niveau doorwerking
Verantwoordelijke doorwerking
+1 tot +3
Stedenbouwkundige vergunningen, uitvoeringsdossier / bestek, beheerplan
ruilverkavelingscomité, derden
Aspect (discipline aspect/effectgroep)
en
Aard van de effecten
Beoordeling
Milderende maatregelen en monitoring (maa = te nemen maatregel, sug = suggestie, apu = aandachtspunt, mon = monitoring)
Resterend effect
Niveau doorwerking
Verantwoordelijke doorwerking
verschaffen voedsel. Struiken met een gesloten structuur zorgen voor beschutting en voor dekking tegen predatoren.
er wordt gebruik gemaakt van streekeigen soorten en indien mogelijk van streekeigen plantgoed.
Indien inzaaien dient te gebeuren, is inheems en streekeigen materiaal belangrijk. Het inzaaien van zones is enkel zinvol wanneer deze echt steil zijn of kans maken te gaan verglijden of eroderen. Door het verstoren van de streekeigen zaadvoorraad met een gebiedsvreemd zaadmengsel blijft er van het ontwikkelen van een spontane en natuurlijke diversiteit niets over. Als men inzaait kan men bv. Italiaans raaigras gebruiken. In ieder geval is een soort aangewezen die de bodem snel vastlegt en vrij snel terug verdwijnt wanneer de natuurlijke soorten het ‘overnemen’. (apu) Fauna en flora – biotoopverlies/-winst
Mogelijke impact op bestaande natuurwaarden ten gevolge van de werken
Mogelijk -3
De aanvoer van materiaal gebeurt bij voorkeur langs één welbepaalde, vastgelegde route, zodat de overige zones niet worden beschadigd. (apu)
0
Stedenbouwkundige vergunningen, uitvoeringsdossier / bestek
ruilverkavelingscomité, derden
Fauna en flora – biotoopverlies/-winst
Mogelijk herstel natuurwaarden na uitvoering werken
+1 tot +3
Het sparen van de omliggende vegetatie is belangrijk omdat deze – zeker in deze vrij soortenarme omgeving - een permanente zadenbron is (en geen eenmalige) voor de afgewerkte zones. (apu)
+1 tot +3
Stedenbouwkundige vergunningen, uitvoeringsdossier / bestek
ruilverkavelingscomité, derden
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 237 van 263
Aspect (discipline aspect/effectgroep)
en
Aard van de effecten
Beoordeling
Milderende maatregelen en monitoring (maa = te nemen maatregel, sug = suggestie, apu = aandachtspunt, mon = monitoring)
Resterend effect
Niveau doorwerking
Verantwoordelijke doorwerking
Fauna en flora rustverstoring
Mogelijk oneigenlijk gebruik wandelpaden langs de waterlopen in de Scheldemeersen
-2
Het aanleggen van wandelpaden op bufferstroken langs waterlopen kan in bepaalde gevallen zorgen voor rustverstoring van de aanwezig (avi)fauna. Voornamelijk in de zones langs de Scheldemeersen is het aangewezen om preventief de toegankelijkheid te beperken. Er wordt aanbevolen om uitsluitend voetgangers toe te laten. Via duidelijke signalisatie dient het oneigenlijke gebruik van deze paden vermeden te worden. Op projectniveau dient het plaatsen van voetgangerssluizen overwogen te worden. (maa)
0/-1
Stedenbouwkundige vergunningen, uitvoeringsdossier / bestek
ruilverkavelingscomité
Fauna en flora – leemten in de kennis
Effectiviteit van maatregelen i.f.v. natuur
/
Door de VLM wordt een gericht monitoringprogramma opgemaakt. Het monitoringprogramma heeft als doel de effectiviteit van de maatregelen voor natuur die in de ruilverkaveling uitgevoerd worden, na te gaan. Het voorstel van monitoringprogramma (VLM, april 2013) is opgenomen in Bijlage 10.
/
Monitoringsplan: start voor uitvoering ruilverkaveling, vervolgens na uitvoering van de maatregelen
VLM
de
Het monitoringprogramma start net voor de aanvang van de werken en gaat zolang door als nodig om te kunnen oordelen of de natuurdoelstellingen van de ruilverkaveling al dan niet werkelijk gehaald werden. Het is belangrijk dat dit monitoringprogramma strikt wordt nageleefd en dat ingegrepen wordt (vb. door aanpassen beheer), indien mogelijk. (mon)
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 238 van 263
Aspect (discipline aspect/effectgroep)
en
Aard van de effecten
Beoordeling
Milderende maatregelen en monitoring (maa = te nemen maatregel, sug = suggestie, apu = aandachtspunt, mon = monitoring)
Resterend effect
Niveau doorwerking
Verantwoordelijke doorwerking
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie – erfgoedwaarden
Mogelijk verdwijnen historische perceelsgrenzen ten noorden van de Hospicebossen
Mogelijk -2
T.h.v. de zone ten noorden van de Hospicebossen en Drie Koningen waar mogelijk rekening houden met de historische percelering bij herverkaveling.(maa)
-1 tot 0
herverkaveling
ruilverkavelingscomité
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie – landschapsstructuur
Impact herverkaveling (gele zones) op landschapsstructuur
-2
Verder dient bij de vormgeving van de nieuwe perceelsstructuur over het algemeen zo veel mogelijk rekening te worden gehouden met de huidige oriëntatie en vorm van de percelen. (maa)
-2 tot -1
herverkaveling
ruilverkavelingscomité
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie – erfgoedwaarden
Impact werken archeologisch erfgoed
Mogelijk -3
Actualisatie van de archeologische waardering o.b.v. de CAI op het moment dat de details van de werken bekend zijn. Uitvoering van archeologisch (voor)onderzoek en begeleiding van de werken conform deze actualisatie. (mon)
-1
Stedenbouwkundige vergunningen, uitvoeringsdossier/be stek
ruilverkavelingscomité, derden
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie – erfgoedwaarden
Bestaande historisch Scheldemeersen behouden
0
T.h.v. de bestaande graslanden in de groene zones t.h.v. de Scheldemeersen dient een bouw, ploeg- en scheurverbod te worden gestimuleerd, alsook het verder bebossen worden verboden, voor zover het instrument ruilverkaveling hierop enige impact kan hebben. (sug)
0
Stedenbouwkundige vergunning
derden
Mens – bestemming (gebruikswaarde)
Bijkomend oppervlakteverlies voor landbouw t.g.v. realisatie bosbuffer uit RUP Functionele Cluster / Moerkensheide
-2
Bij herverkaveling en ruilen dient rekening gehouden te worden met de realisatie van de bosbuffer (maa)
0
Herverkaveling
ruilverkavelingscomité
op
aantasting landschap blijft
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 239 van 263
Aspect (discipline aspect/effectgroep)
en
Aard van de effecten
Beoordeling
Milderende maatregelen en monitoring (maa = te nemen maatregel, sug = suggestie, apu = aandachtspunt, mon = monitoring)
Resterend effect
Niveau doorwerking
Verantwoordelijke doorwerking
Mens – bestemming (gebruikswaarde)
Verbod op serres voor de aanduiding ‘bouwvrij gebied (in overdruk)’ in het RUP Noord-west E17
0
Ter hoogte van de zones ‘bouwvrij gebied’ binnen het RUP Noord-west E17 wordt aangeraden het verbod op serres mee te nemen in de waardering van de gronden voor ruilen. (maa)
0
Herverkaveling
ruilverkavelingscomité
Mens – bereikbaarheid en doorstroming (mobiliteit)
Aanplanting groenelementen langs landbouwontsluitingswegen
Mogelijk -3
Bij de aanleg van groenelementen als houtkanten, hagen en bomenrijen dient de bereikbaarheid van de landbouwpercelen met grote machines verzekerd te worden. (maa)
0
Stedenbouwkundige vergunningen, uitvoeringsdossier / bestek
Ruilverkavelingscomité, derden
Mens – leefbaarheid (beeld- en belevingswaarde)
Aanwezigheid pijpleidingen in het plangebied
0
Ter hoogte van de bestaande pijpleidingen dient nagegaan te worden wat de geldende voorwaarden zijn ter hoogte van de voorbehouden zone. Mogelijks mogen hier geen diepwortelende bomen boven gepland worden. (apu)
0
Stedenbouwkundige vergunningen
ruilverkavelingscomité, derden
Mens – leefbaarheid (beeld- en belevingswaarde)
Verminderde privacy ten gevolge van de aanleg of verbetering (fiets)paden ter hoogte van bestaande woningen
-1
Om de privacy ter hoogte van bestaande woningen te behouden in de buurt van nieuw aan te leggen of te verbeteren wegen en / of (fiets)paden, kan tussen de weg en de woningen een dicht groenscherm aangeplant worden. (sug)
0
Stedenbouwkundige vergunningen
ruilverkavelingscomité, derden
Mens – gebruikswaarde
Opbrengstverlies landbouwgrond ten gevolge van beschaduwing door een deel van de nieuwe opgaande begroeiing langs perceelsgren-zen tussen de spoorlijn Kortrijk – Gent en de E17 en ten oosten van de N60
-1
Om de strook met mogelijk opbrengstverlies te beperken, wordt aangeraden de nieuw aan te leggen paden aan de noordkant van de opgaande begroeiing te voorzien (of omgekeerd, de opgaande begroeiing aan de zuidkant van reeds bestaande paden / wegen aan te leggen) (sug)
0
Aanpassing ruilverkavelingsplan
VLM in opdracht van coördinatiecommissie/ bevoegde minister
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 240 van 263
11
Niet technische samenvatting De niet technische samenvatting is opgenomen in Bijlage 14.
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 241 van 263
12
Verklarende woordenlijst ANB
Agentschap Natuur en Bos
Antropogeen
Van menselijke oorsprong.
Avifauna
Vogelwereld.
AWV
Agentschap Wegen en Verkeer
Bemaling
Kunstmatig verlagen van de grondwatertafel.
BPA
Gemeentelijk Bijzonder Plan van Aanleg beslaat een gedeelte van het grondgebied van één gemeente. Het is zeer gedetailleerd plan dat verder gaat dan het aanduiden van een bestemming van de bodem, maar uitgebreide voorschriften inhoudt.
BWK
Biologische Waarderingskaart. De voorkomende vegetatie wordt, a.h.v. een uniforme lijst van karteringseenheden, geïnventariseerd en in kaart gebracht. Aan ieder ecotoop wordt een waarde toegekend.
Coördinatiecommissie
Een adviesorgaan specifiek voor de ruilverkaveling, waar overleg tussen verschillende belanghebbenden plaatsvindt in de onderzoeksfase.
Fauna
De gezamelijke diersoorten die in een bepaald land of een bepaald geologisch tijdperk voorkomen.
Flora
De gezamenlijke plantensoorten die de vegetatie van een bepaalde streek of periode vormen.
GEN
Grote Eenheden Natuur (VEN-gebieden)
Gewestplan
Getekend bestemmingsplan dat voor het hele Belgische grondgebied aangeeft welk gebruik men van een perceel of grond mag maken (mits de nodige vergunningen). Dit impliceert dan ook de waarde van de grond.
IVON
Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk. Een geheel van gebieden waarin de administratieve overheid zorg draagt voor het behoud van de aanwezige natuurwaarden en maatregelen neemt ter versterking van die natuurwaarden en de biologische diversiteit.
Klein Landschapselement (KLE) Individueel klein (kleiner dan 5 ha) element in het landschap met een natuurwetenschappelijke, visuele en/of cultuurhistorische waarde. Knotwilgen en poelen zijn voorbeelden van Kleine landschapselementen. Samen vormen ze een aanzienlijk oppervlak met belangrijke landschappelijke en biologische functies. Kwel
Het uittreden van grondwater.
Landinrichting (LI)
Het bevorderen, voorbereiden, integreren en begeleiden van maatregelen, handelingen en werken die uitgaan van de bevoegde overheden en gericht zijn op het vrijwaren, herwaarderen en het meer geschikt maken van landelijke gebieden, recreatiegebieden, woongebieden met landelijk karakter en ontginningsgebieden conform het gewestplan.
MLI
Maatregelen tot landinrichting
Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) Getekend plan dat de bestemming van gronden en eigendommen vastlegt en/of dat de inplanting van de constructies in de verschillende kavels vaststelt (ordeningsplan). Op termijn komen dergelijke plannen i.p.v. de gewestplannen, algemene en bijzondere plannen van aanleg. Er komen 20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 242 van 263
ruimtelijke uitvoeringsplannen op gewestelijk (VLARUP), provinciaal (PRORUP) en gemeentelijk (GEMRUP) niveau. Ruilverkavelingswet
Wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet, zoals aangevuld door de wet van 11 augustus 1978, houdende bijzondere bepalingen eigen aan het Vlaamse Gewest
RWZI
Rioolwaterzuiveringsinstallatie.
SBZ
Speciale Beschermingszones of Natura (Habitatrichtlijngebieden en Vogelrichtlijngebieden)
VEN
Vlaams Ecologisch netwerk. Een samenhangend en georganiseerd geheel van gebieden van de open ruimte waarin een specifiek beleid inzake het natuurbehoud, gebaseerd op de kenmerken en de elementen van het natuurlijk milieu, de onderlinge samenhang tussen de gebieden van de open ruimte en de aanwezige en potentiële natuurwaarden wordt gevoerd.
VLM
Vlaamse Landmaatschappij
VMM
Vlaamse Milieumaatschappij
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
2000
gebieden
pagina 243 van 263
13
Literatuur Adoplan, 2012. Screening milieueffecten van het RUP zonevreemde activiteiten fase III ‘Zonnehoeve’ - Gemeente Nazareth. AMINAL, basisrichtlijnen per activiteitengroep Arcadis in opdracht van de Provincie Oost-Vlaanderen, Dienst Integraal Waterbeleid, 2012. Oppervlaktewaterkwantiteitsmodellering 2002 – Stroomgebied van Leebeek tot Ringvaart – scenarioanalyse. AROHM, Afdeling Monumenten en Landschappen, Vlaamse Landschapsatlas. De Pue E., Lavrysen L. & Stryckers P., 2003. – Milieuzakboekje. Kluwer Rechtwetenschappen België. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2001. Atlas van de relicten van de traditionele landscahppen in Vlaanderen, CD ROM OC GIS Vlaanderen. Nationaal Geografisch Instituut, topografische kaarten 21-4, 21-8, 22-1 en 22-5. Omgeving & Mint in opdracht van de Vlaamse Landmaatschappij, 2013. Functietoekenningsplan voor de landelijke wegen. Regio Schelde-Leie. Richtlijnenboeken diverse disciplines. Verheyen R.F., 1197 – Richtlijnenboek voor het opstellen en beoordelen van milieueffectrapporten. Aminal, Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, Brussel. VLM, 2012. Ruilverkaveling Schelde-Leie. VLM. Ruilverkaveling Schelde-Leie: deelstudie bodem. VLM. Ruilverkaveling in onderzoek Schelde-Leie: thematische studie ecologie. VLM. Ruilverkaveling Schelde-Leie: beschrijving archeologie. VLM. Ruilverkaveling Schelde-Leie: landschapsstudie. VLM, 2008. Ruilverkaveling Schelde-Leie: thematische studie landbouw VLM. Ruilverkaveling Schelde-Leie. Thematische studie hydrologie. VLM, 2013. Watertoets Ruilverkavelingsplan – Ruilverkavelingsproject Schelde-Leie. VMM (2008). Grondwater in Milieumaatschappij. Aalst. 111 p.
Vlaanderen:
het
Centraal
Vlaams
Systeem.
Vlaamse
VMM (2008). Grondwater in Vlaanderen: het Sokkelsysteem. Vlaamse Milieumaatschappij. Aalst. 123 p. Internet www.vmm.be
Vlaamse Milieumaatschappij
dov.vlaanderen.be
Databank Ondergrond Vlaanderen
www.gisvlaanderen.be/geo-vlaanderen/nl/loketten.asp
geografische beleidsinformatie
www.oost-vlaanderen.be
Provincie Oost-Vlaanderen
www.gent.be
Stad Gent
www.sint-martens-latem.be
gemeente Sint-Martens-Latem
www.depinte.be
gemeente De Pinte
www.nazareth.be
gemeente Nazareth
www.deinze.be
stad Deinze
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 244 van 263
www.vlm.be
Vlaamse Landmaatschappij
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 245 van 263
BIJLAGEN Bijlage 1: Ruilverkavelingsplan Bijlage 2: Synthese van de milieueffecten en milderende maatregelen van het MER Scheldekant Bijlage 3: AGNAS Leiestreek Bijlage 4: BPA Oostkouter Deinze Bijlage 5: RUP Parkbos Gent Bijlage 6: RUP Functionele cluster Moerkensheide De Pinte Bijlage 7: RUP Noord-west E17 Bijlage 8: Grondwaterstand meetpunten Databank Ondergrond Vlaanderen Bijlage 9: Analyseresultaten grondwater Databank Ondergrond Vlaanderen Bijlage 10: Voortel van monitoring Bijlage 11: Sites Centraal Archeologische Inventaris in het plangebied Bijlage 12: Fotoreportage Bijlage 13: Watertoets Bijlage 14: Niet technische samenvatting
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 246 van 263
Bijlage 1
Ruilverkavelingsplan
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 247 van 263
Bijlage 2 Synthese van de milieueffecten en milderende maatregelen van het MER Scheldekant
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 248 van 263
Bijlage 3
AGNAS Leiestreek
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 249 van 263
Bijlage 4
BPA Oostkouter Deinze
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 250 van 263
Bijlage 5
RUP Parkbos Gent
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 251 van 263
Bijlage 6
RUP Functionele cluster Moerkensheide De Pinte
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 252 van 263
Bijlage 7
Gemeentelijk RUP Noord-west E17 Nazareth
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 253 van 263
Bijlage 8 Grondwaterstand Ondergrond Vlaanderen
meetpunten
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
Databank
pagina 254 van 263
Bijlage 9 Analyseresultaten Ondergrond Vlaanderen
grondwater
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
Databank
pagina 255 van 263
Bijlage 10
Voorstel van monitoring
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 256 van 263
Bijlage 11 Sites Centraal Archeologische Inventaris in het plangebied
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 257 van 263
Bijlage 12
Fotoreportage
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 258 van 263
Bijlage 13
Watertoets
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 259 van 263
Bijlage 14
Niet technische samenvatting
20130922_rvkschelde-leie-def plan MER/ivm - Ruilverkaveling Schelde-Leie - ontwerp-MER
pagina 260 van 263