Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75
Richtlijnen voor het plan-MER Ruilverkaveling Schelde-Leie Vlaamse Landmaatschappij Gulden Vlieslaan 72 1060 Brussel
22 april 2013 PL0131-RL
1
Inleiding
De ruilverkaveling Schelde-Leie situeert zich in de provincie Oost-Vlaanderen op het grondgebied van de gemeenten Nazareth, De Pinte, Sint-Martens-Latem en de steden Gent en Deinze. Ze beslaat een oppervlakte van ca. 2700 ha. De eerste doelstelling van het ruilverkavelingproject is een verbetering van de agrarische structuur via het ruilen en herverkavelen van landbouwgronden. Door de uitbouw van het Parkbos Gent en in mindere mate door de realisatie van het stadsbos Deinze en de uitbreiding van de Hospicebossen zal de gronddruk in de regio verhogen. De ruilverkaveling beoogt in deze context een flankerend beleid. Daarnaast kan via ruilverkaveling een snellere, betere en integrale inrichting van de regio gebeuren, waarbij maatregelen kunnen worden uitgevoerd voor natuur- en landschapsontwikkeling, voor onroerend erfgoed, voor integraal waterbeheer, voor de uitbouw van een recreatief netwerk , voor bodemconservering, … Het voorgenomen plan is plan-m.e.r.-plichtig in het kader van het Decreet van 18 december 2002, 1
gewijzigd door het Decreet van 27 april 2007 (hierna plan-m.e.r.-decreet). Het ruilverkavelingsplan kan het kader vormen voor de toekenning van een vergunning voor een projecten zoals bedoeld in de bijlagen van het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 (hierna project-m.e.r.besluit) en kan mogelijk aanzienlijke milieueffecten teweegbrengen. Overeenkomstig de huidige inzichten kunnen de geplande activiteiten onderworpen zijn aan de m.e.r.-plicht volgens rubrieken 1a) en 1f) van bijlage II van het project-m.e.r.-besluit met name:
1 a) Ruilverkavelingsprojecten. Vergunningsplichtige werken ter uitvoering van een nuttig verklaarde ruilverkaveling.
1 d) Eerste bebossing voor zover de oppervlakte 10 ha of meer bedraagt
Het plan-MER wordt opgemaakt volgens het plan-m.e.r.-decreet, en zal aldus verlopen via het generiek spoor. Initiatiefnemer van het Plan-MER is de Vlaamse Landmaatschappij. De kennisgeving (hierna KG) is door de dienst Mer van de afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid volledig verklaard op 20 december 2012. De dienst Mer heeft de volledig verklaarde KG ter inzage gelegd door publicatie ervan op haar webstek (www.mervlaanderen.be) van 18 januari 2013 tot en met 17 februari 2013. De dienst Mer heeft gezorgd voor een aankondiging in Het Nieuwsblad – editie Oost-Vlaanderen” van 17 januari 2013. De KG lag tijdens deze periode ook ter inzage op de stad- of gemeentehuizen van Nazareth, De Pinte, Sint-Martens-Latem, Gent, Deinze, Zingem, Kruishoutem en Gavere. Parallel aan de terinzagelegging werden de adviezen bij relevante administraties en openbare besturen gevraagd (bijlage 1). Al deze overheden en instanties werden uitgenodigd om hun advies en opmerkingen bij de KG te bezorgen aan de dienst Mer. De instanties die reageerden worden opgelijst in bijlage 2. De instanties die niet reageerden worden opgelijst in bijlage 3. De adviezen werden behandeld op de richtlijnenvergadering van 26 februari 2013 en dit in functie van het opstellen van deze richtlijnen. Alle overheden en instanties die op de hoogte gebracht waren van de publicatie, waren uitgenodigd op de richtlijnenvergadering. De relevant geachte adviezen zijn verwerkt in deze richtlijnen. 1
Decreet houdende wijziging van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en van artikel 36ter van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (BS 20 juni 2007).
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL0131
2/14
De dienst Mer ontving een 25-tal verschillende inspraakreacties (waarvan sommige meermaals door verschillende personen/organisaties zijn ingediend) op de terinzagelegging van de KG. Deze inspraakreacties werden ook op de richtlijnenvergadering besproken en met de relevante (informatie verschaft in de) inspraakreacties wordt in deze richtlijnen rekening gehouden. Deze richtlijnen zijn opgesteld door de dienst Mer en hebben betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het plan-MER. Het plan-MER moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer voorgesteld in de KG, aangevuld/aangepast met de vereisten die in deze richtlijnen geformuleerd worden. Rekening houdend met deze richtlijnen zal een ontwerpversie van het plan-MER opgesteld worden en bezorgd worden aan de dienst Mer. Deze ontwerpversie zal door de dienst Mer voor advies enkel overgemaakt worden aan de overheden en instanties vermeld in bijlage 4. De adviezen op de ontwerpversie zullen behandeld worden op een ontwerptekstvergadering. Rekening houdend met die adviezen op de ontwerpversie kunnen eventueel nog bijzondere aanvullende richtlijnen opgesteld worden door de dienst Mer. In voorkomend geval kan het verslag van de ontwerptekstvergadering deze - bijzondere aanvullende richtlijnen bevatten. Na aanpassing van de ontwerpversie - rekening houdend met de bijzondere aanvullende richtlijnen - kan het definitieve plan-MER dan ingediend worden bij de dienst Mer voor een beslissing inzake goed- of afkeuring van dit plan-MER.
2
Doelstelling en verantwoording van het plan – reikwijdte, detailleringsniveau en inhoudelijke aanpak van het plan-MER
Het plan-MER moet inzicht geven in de doelstelling en verantwoording van het voorgenomen plan en in de situering ten aanzien van hogere en eerder gevoerde planningsprocessen, namelijk wat is de verhouding/interactie van dit plan met deze planningsprocessen, op welke manier past de doelstelling van plan binnen de uitvoering van hogere en eerder gevoerde planningsprocessen. Het plan-MER moet, rekening houdend met de doelstelling van het plan, aangeven wat de reikwijdte van het plangebied zal zijn en welk detailleringsniveau (zoneringsplan, algemene voorschriften, specifieke voorschriften,…) vooropgesteld wordt. De doelstelling van het plan-MER is het bestuderen en het rapporteren over de milieueffecten van het voorgenomen plan en de mogelijke alternatieven. De reikwijdte van het plan-MER is ruimer dan het plangebied, het is meer bepaald het plangebied uitgebreid met het gebied tot waar de effecten van het voorgenomen plan reiken, het studiegebied dus. Het detailleringsniveau van het plan-MER wordt bepaald door het detailleringsniveau vooropgesteld voor het voorgenomen ruilverkavelingsplan en door de vastgestelde milieueffecten en de milderende maatregelen die vereist zijn t.g.v. de vastgestelde milieueffecten.
3
Procedure en besluitvorming
Het plan-MER zal opgave doen van de voorbije en de verdere besluitvormingsprocedure. Het planMER zal een chronologisch overzicht bevatten van alle procedures die doorlopen moeten worden opdat de invulling van het plan op het terrein gerealiseerd kan worden (o.a. plan-MER-procedure, procedure ruilverkaveling, vergunningen). Hierbij dient aangegeven te worden wat de rol van dit planMER is in die procedures en ook wat de rol van de nog op te starten project-m.e.r., of andere op te
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL0131
3/14
stellen studies kan zijn in de verdere procedures. De beschrijving van de procedure van een ruilverkaveling (zoals opgenomen in de KG op pagina 9- 13) dient opgenomen te worden in het MER. De opstelling van het MER gebeurt op basis van het voorlopig goedgekeurde ruilverkavelingsplan. Dit plan (zie bijlage 1 van de KG) omvat de (voorlopige) blokgrens, m.a.w. alle percelen die gelegen zijn in het ruilverkavelingsgebied, en een beschrijving van alle maatregelen die door de ruilverkaveling gerealiseerd zullen worden. Het goedgekeurde plan-MER moet samen met het ontwerp van plan in openbaar onderzoek gaan. In Volgens de planning aangegeven op pagina 6 van de KG zal medio 2014 de beslissing over het nut van ruilverkaveling en het vastleggen van de blokgrens gebeuren. Vanaf 2015 zou dan het ruilverkavelingsproject starten na nuttig verklaring van het project en het instellen van het ruilverkavelingscomité en commissie van advies.
4
Voorgenomen plan en alternatieven
Het voorgenomen plan wordt beschreven in hoofdstuk 4 van de KG. Een ruilverkavelingplan herschikt landbouwpercelen binnen een vooraf afgebakend gebied (= blokgrens). De (exacte) herverdeling van eigendommen (tussen verschillende landbouwers) gebeurt nog niet in deze fase van de ruilverkaveling en zal dus ook niet aan bod komen in het MER. Het is van belang om de geplande maatregelen voldoende duidelijk te bespreken en dit in overeenstemming met het detailniveau van het plan. Vanuit inspraakreacties waren er bijvoorbeeld vragen omtrent het licht groen inkleuren van bedrijfszetels (gevolgen?), de landinrichting ter hoogte van Westerplas (welke maatregelen, doel, gevolgen voor omgeving, invloed op ontsluiting landbouwgebied, …), de aanleg van bufferstroken langs waterlopen (noodzaak, breedte, langs 1 of 2 zijden, waar komt de specie van ruimingen terecht,…), wat zijn de gevolgen van klassering van de waterlopen, …
Alternatieven voor blokgrens
De blokgrens die in het plan-MER onderzocht wordt, is de voorlopige grens. Het openbaar onderzoek (waarbij het goedgekeurde MER zal toegevoegd worden) dient om de blokgrens definitief vast te stellen. Een landbouwer en/of eigenaar die wenst buiten de blokgrens te liggen, dient hiervoor een bezwaar in te dienen tijdens het openbaar onderzoek, eind 2013. Dit zal verder verduidelijkt worden in MER. Een landbouwer of eigenaar kan niet uit de ruilverkaveling stappen na de nuttigverklaring van het project. De oppervlakte van de kadastrale afdelingen en secties waar het onderzoek van het nut bij ministerieel besluit werd ingesteld bedraagt 8.163 ha. Om tot een werkbaar gebied te komen, is het gebied, op basis van de criteria zoals opgesomd op pagina 30 van de KG, verkleind tot het voorliggende ruilverkavelingsgebied. Eén van deze criteria handelt over zones voor glastuinbouw. Dit criterium handelt enkel over de bestemming glastuinbouw dus over glastuinbouwbedrijven die gelegen zijn in zones van een RUP met specifieke glastuinbouwbestemming (overdruk in GRUP Parkbos en te Nazareth- Noord West E17). Deze zones werden uitgesloten, andere glastuinbouwbedrijven worden wel meegenomen in de blokgrens. Dit zal verduidelijkt worden in het MER. Vanuit de inspraak kwamen diverse vragen tot aanpassing van de blokgrens: Richtlijnen milieueffectrapportage – PL0131
4/14
-
Het landbouwgebied tussen de N43, de Klapstraat, de wijk Hoog-Latem en de spoorweg schrappen (want geen meerwaarde voor de land- en tuinbouw). Westelijk landbouwgebied Deurle (tss spoorweg en N43) schrappen (want reeds gunstige kavelstructuur). 4,3 ha ter hoogte van Westerplas schrappen. Vraag van enkele individuele landbouwbedrijven op om buiten blokgrens te vallen. Toevoegen van de Maaltewijk (driehoek tussen N43, A10 en Ringvaart/R4) (Maakt geen deel uit van het ruilverkavelingplan alhoewel een deel ervan wel deel uit maakt van het Parkbosgebied. In deze wijk liggen langs de Leebeekstraat enkele percelen die nu nog gebruikt worden door landbouwers doch door het GRUP-Parkbos werd ingekleurd als artikel 7 dus woongebied.)
In het MER dient duidelijk gemotiveerd te worden (op basis van duidelijke criteria) op welke wijze men tot de voorgestelde blokgrens is gekomen. Ook de stad Gent vraagt de reden waarom een aantal (een 5-tal) percelen wel of niet tot de ruilverkaveling behoren. De VLM zal de redenen onderzoeken. Indien er geen voldoende motivatie is waarom deze percelen in- of uitgesloten zijn, worden deze mee opgenomen in het MER. Op deze wijze zijn deze percelen opgenomen in het milieuonderzoek. Dit sluit niet uit dat deze percelen in een later fase, bijvoorbeeld naar aanleiding van het openbaar onderzoek, geschrapt kunnen worden.
Alternatieven met betrekking tot de geplande maatregelen
De stad Deinze stelt voor om tussen de Parijsestraat en Kijkuitstraat de trage weg zoveel mogelijk te combineren met de bufferstrook langs de waterloop i.p.v. het pad zoals voorzien op het plan. Deze trage weg zou dan de verbinding moeten vormen tussen het stadsbos Deinze en de Hospicebossen. Dit dient als alternatief meegenomen te worden in het MER. Ander voorstel was om deze trage weg buiten de blokgrens te leggen (o.a. Patersdreef te Nazareth). Gezien dan de huiskavel van een landbouwbedrijf uit de ruilverkaveling Nazareth doorsneden zou worden, is dit alternatief minder wenselijk. Dit alternatief dient niet meegenomen te worden in het MER.
Verhouding van het plan tot de AGNAS-afbakening
Ruimte Vlaanderen deelt mee dat de voorgestelde ruilverkaveling zich bevindt binnen het buitengebied regio Leiestreek. Op 24 oktober 2008 keurde de Vlaamse regering de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen goed voor ca. 82200 ha agrarisch gebied binnen de buitengebiedregio Leiestreek. Een belangrijk deel van het voorgestelde ruilverkavelingsplan is opgenomen binnen dit herbevestigd gebied. Binnen de voorgestelde ruilverkaveling bevinden zijn 3 actiegebieden uit het operationeel uitvoeringsprogramma voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur regio Leiestreek :
Deel van actiegebied 22 : Toeristische Leie, tot Deinze (stadsrandbos Deinze) Actiegebied 48 : Hospicebossen Deel van actiegebied 65 : Scheldevallei tussen Gent en Oudenaarde
De afdeling Duurzame landbouwontwikkeling vestigt in haar advies de aandacht op de aanwezigheid van Herbevestigd Agrarisch Gebied (HAG) binnen het plangebied. Ook zijn grote delen gelegen in (nog niet herbevestigd) agrarisch gebied, nl. binnen de zogenaamde actiegebieden, waarvoor nog een RUP moet opgesteld worden. Voor de HAG-gebieden dient rekening gehouden te worden met de
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL0131
5/14
omzendbrief RO/2010/01, met onder andere voorstellen tot planologische ruil ter compensatie van HAG. Op p. 81 van de KG worden de ruimtelijke bestemmingen opgesomd; hierbij dient expliciet aangegeven te worden welke gebieden in HAG gelegen zijn. Voor het stadsrandbos Deinze zal een RUP opgemaakt worden door de stad Deinze (gedelegeerd door Vlaams gewest). Voor de Hospicebossen zal ook een RUP moeten opgemaakt worden. De VLM en de betrokken overheden (Vlaams, Provincie en gemeente) gaan dit verder bespreken en of dit RUP gedelegeerd kan worden vanuit het Vlaams Gewest naar de provincie. Op p. 22 van de KG wordt aangegeven dat beide RUP’s gelijktijdig worden opgemaakt met de uitvoering van de ruilverkaveling en dit met het oog op planologische ruil om de effecten op de landbouw zoveel als mogelijk te remediëren. In het MER zal duidelijk aangegeven worden hoe het ruilverkavelingsplan zich verhoudt tot beide RUP’s en aandacht hebben voor eventuele cumulatieve effecten in beeld brengen. Door de wisselwerking tussen deze RUP’s en de ruilverkaveling dient ook verduidelijkt te worden of de timing van beide RUP’s (of het eventueel uitblijven ervan) een invloed kan hebben op bepaalde bouwstenen uit het ruilverkavelingsplan. Volgende relevante punten inzake het plan dienen bijkomend te worden aangepast, opgevolgd of aangevuld:
Hoogspanningsleidingen en hoofdtransportleidingen (Fluxys) in het plangebied dienen in beeld gebracht te worden. Bij het aanplanten van hagen en bomen dient rekening gehouden te worden met de wettelijke bepalingen terzake.
De gemeente Nazareth meldt de aanwezigheid van een gevaarlijke oversteek van de spoorweg ter hoogte van het spoorwegfietspad; wordt er rekening gehouden met een eventueel dichtmaken van deze oversteek en de eventuele gevolgen? Tevens vraagt de gemeente een verduidelijking omtrent de parking ter hoogte van de Hospicebossen (Klapstraat/Kortrijkseheerweg) met veilige wandelverbinding naar de Langedreef en naar de wandelverbinding Deinze met de Hospicebossen.
Vanuit de inspraak wordt gevraagd naar een landschapsbuffer rond twee industrieterreinen (in Eke en Asper). Gezien dit niet behoort tot de doelstellingen van de ruilverkaveling (landbouwgrond gebruiken in functie van buffer voor industrie) maar voor de desbetreffende bedrijven, zal dit niet opgenomen worden in het plan.
De weg (verbinding Zonnehoeve N60) die ingetekend is op het ruilverkavelingsplan wordt niet uitgevoerd door de ruilverkaveling, maar door derden (letter D bij weg). Er is momenteel een RUP Zonnehoeve in opmaak voor de uitbreiding van de site. De ontsluiting (N60) wordt ook meegenomen in dit RUP. Dit RUP is nog niet definitief vastgesteld. Indien de weg er niet komt, is er geen uitbreiding mogelijk van het bedrijventerrein. Er is een plan-MER-screening opgemaakt voor dit RUP waarvan de conclusie zal opgenomen worden in het MER van de ruilverkaveling. Stand van zaken van het RUP dient opgevolgd te worden in overeenstemming met het MER. Het bedrijventerrein Legen Heirweg vraagt een mogelijke ontsluiting via de Pontweg te Eke maar op de richtlijnenvergadering bleek dat dit geen valabele piste is volgens inzichten ruilverkaveling en de inzichten van de gemeente Nazareth en de lopende EFRO studie. De ruilverkaveling kan dus geen oplossing bieden voor het bedrijventerrein Legen Heirweg.
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL0131
6/14
5
Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden
In de KG werden de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden die relevant zijn voor dit plan reeds opgenomen. Het plan-MER zal zorgvuldig nagaan waar de relevantie zich situeert en met name ook aangeven of de voorwaarde onderzoeksturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of een combinatie van beide. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het plan-MER de stand van zaken hiervan op te volgen. Aanvullend op de KG dienen in het plan-MER volgende elementen aangegeven/aangepast te worden:
De relevante Ruimtelijke Uitvoeringsplannen dienen vermeld te worden (o.a. RUP Noord-West
De zone wetenschapspark Rijvissche uit het GRUP Grootstedelijk gebied Gent - deelproject
E17). Groenpool Parkbos werd door de Raad van State geschrapt.
6
Het groenstructuurplan voor de stad Gent werd goedgekeurd in februari 2012.
Milieueffectenbespreking
6.1 Algemene methodologische aspecten Zoals voorgesteld in de KG worden volgende disciplines in het plan-MER opgesteld door een erkend MER-deskundige: (1) bodem, (2) water, (3) fauna en flora en (4) landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie, (5) mens (ruimtelijke aspecten en mobiliteit). De optiedisciplines mens-hinder, lucht en geluid/trillingen zullen door de coördinator van het MER opgesteld worden. De afbakening van het studiegebied zal voldoende gemotiveerd worden per discipline, rekening houdend met het feit dat het studiegebied zowel het plangebied als het gebied met effecten dient te omvatten. De ruimtelijke afbakening dient voor elke discipline duidelijk tekstueel omschreven te worden en indien mogelijk, voorgesteld te worden op kaart. De referentiesituatie is de huidige toestand van het studiegebied. Ontwikkelingsscenario’s worden beschreven ter aanvulling van de referentiesituatie indien er redenen zijn om aan te nemen dat de toestand in de toekomst - met enige zekerheid en op middellange of lange termijn - kan veranderen (door autonome ontwikkeling of door de mens gestuurde ontwikkelingen). De toetsing van de milieueffecten moet in het plan-MER dan niet enkel gebeuren tegenover de referentiesituatie, maar ook t.o.v. dit (deze) ontwikkelingsscenario(‘s). Wanneer er tijdens het opstellen van het plan-MER nieuwe ontwikkelingsscenario’s naar voor zouden komen dan deze die momenteel gekend zijn, dienen deze toegevoegd te worden aan het afwegingskader. Het departement Mobiliteit en Openbare Werken meldt dat er momenteel een streefbeeldstudie loopt van de N43-N35 op het grondgebied van de stad Deinze. Het MER zal de stand van zaken hiervan opvolgen. Indien tijdens de duur van het MER-onderzoek voldoende concrete gegevens beschikbaar worden, zal hiermee rekening gehouden worden. De methodologie voor de effectvoorspelling zal in het plan-MER duidelijk en transparant omschreven worden. Algemeen kan gesteld worden dat effecten niet behoren tot het planniveau als het gaat om tijdelijke effecten tijdens de aanlegfase (en dus geen permanente gevolgen hebben). Ook zal per Richtlijnen milieueffectrapportage – PL0131
7/14
discipline aangegeven worden op basis van welke criteria een effect als significant of als niet significant beoordeeld wordt.
6.2 Specifieke opmerkingen per discipline Het plan-MER zal de milieueffecten per discipline onderzoeken en beoordelen. In functie van het gevoerde effectenonderzoek dienen milderende maatregelen voorgesteld en uitgewerkt te worden. Wat de milderende maatregelen betreft, zal het plan-MER in de mate van het mogelijke aangeven waar deze kunnen doorwerken bijvoorbeeld in de stedenbouwkundige voorschriften van RUP, op het niveau van de stedenbouwkundige vergunning of via een flankerend beleid. Naar aanleiding van de terinzagelegging werden per discipline volgende opmerkingen gemaakt die in het plan-MER aangepakt zullen worden: Discipline bodem
Voor de beschrijving van de referentiesituatie zal gebruik gemaakt worden van de inventaris van de waardevolle erfgoedbodems in Vlaanderen. Deze inventaris werd opgesteld in het kader van het onderzoeksproject ‘Nadere uitwerking van de bescherming van waardevolle bodems’, uitgevoerd door UGent, KULeuven en de Bodemkundige Dienst van België. Ten zuiden van Nazareth, nabij Vogelzang, wordt ‘een zwakke depressie van de Leebeek’ als waardevol ingeschat en in de depressie van de Rosdambeek worden de natte alluviale gronden met veeninclusies als waardevol ingeschat.
Via de Databank Ondergrond Vlaanderen (DOV) kan eveneens de inventariskaart met de gevoeligheid voor grondverschuivingen geraadpleegd worden. Deze informatie kan ook vermeld worden bij de beschrijving van de bestaande situatie. Ten ZO van de Scheldevallei wordt deze gevoeligheid voor grondverschuivingen, matig tot hoog ingeschat (Studie KULeuven uitgevoerd in opdracht van ALBON – oktober 2011).
Hoewel het ruilverkavelingsgebied niet in erosiegevoelig gebied ligt en terecht aandacht zal besteed worden aan oevererosie, kan de potentiële en actuele erosiegevoeligheid per perceel (eveneens raadpleegbaar op DOV), vermeld worden bij de beschrijving van de bestaande situatie (§7.1.3.1 van de KG).
Vanuit
het
aspect
natuurlijke
rijkdommen
zijn
er
geen
opmerkingen
daar
geen
ontginningsgebieden gelegen zijn binnen de blokgrens van de ruilverkaveling Schelde-Leie. Toch wordt in het algemeen aandacht gevraagd voor de opportuniteiten om via uitgegraven bodem bij te dragen tot de inzet van alternatieven voor primaire oppervlaktedelfstoffen. Het grondverzet kan opportuniteiten opleveren, mits een oordeelkundige afgraving die rekening houdt met de verschillende aanwezige geologische lagen.
Discipline water
Vanuit de inspraak wordt gemeld dat er wateroverlast is of gevreesd wordt omwille van de bouw van flats aan het Rusthuis Wielkine (Zwanestraat) en ter hoogte van het woonuitbreidingsgebied achter de Drapstraat en Sterrenbos. Beide locaties zijn gelegen in het centrum van Nazareth. Gezien de afstand tot de ruilverkaveling valt dit buiten de scope van het MER. Deze informatie werd doorgegeven aan de gemeente.
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL0131
8/14
Vanuit een inspraakreactie wordt de vrees geuit dat er wateroverlast zal optreden ter hoogte van de afwatering van de Scheidbeek naar de Ringvaart. Het plan voorziet dat de beek natuurtechnisch ingericht wordt, waardoor waterberging in de beek verhoogt. In het MER zal nagegaan worden wat de effecten zijn. Op de richtlijnenvergadering werd verder meegedeeld dat er een vraag is van de TMVW om eventueel hun nodige bufferzone net binnen of net buiten de ruilverkaveling te realiseren. Er wordt namelijk in de wijk Soenenspark een gescheiden rioleringstelsel aangelegd. Een deel van het RWA-debiet watert af naar de Scheidbeek; de provincie eist vertraagde afvoer vandaar de noodzaak van eigen buffering. Het MER zal de stand van zaken van dit gegeven opvolgen en de eventuele gevolgen/effecten beschrijven.
Vanuit de inspraak wordt gewezen op mogelijke wateroverlast ter hoogte van Westerplas. De voorschriften van de nieuwe woongebieden te Sint-Martens-Latem verplichten het voorzien van extra waterbuffering. De Westerplas is een private ontwikkeling in deze context. Als de woonzones verder ontwikkeld worden, dan moeten de ontwikkelaars extra buffering voorzien op hun eigen terreinen. Er wordt dus geen buffering voorzien binnen de ruilverkaveling. Buffering is een eis in stedenbouwkundige voorschriften bij ontwikkeling woongebied in Hooglatem (GRUP afbakening grootstedelijk gebied Gent – deelgebied 2 Hooglatem).
Indien vernatting (van landbouwgronden) optreedt ten gevolge van de landinrichtingsmaatregelen ter hoogte van Westerplas dienen deze beschreven te worden. Indien knelpunten worden vastgesteld dient nagegaan te worden of een aanpassing/optimalisatie van de waterlopen in de omgeving wenselijk kan zijn.
Vanuit de inspraak wordt de vraag gesteld wat het nut is van de gracht die de Kortrijkseheerweg verbindt met de Kijkuitstraat. In de huidige situatie is hier volgens de inspreker geen nood aan (afwatering percelen is goed/geen wateroverlast). Als het plan nieuwe grachten voorziet, dient verduidelijkt te worden wat het nut/doel is van deze grachten en welke effecten dit met zich meebrengt.
Niet enkel effecten op waterlopen maar ook op veedrinkpoelen, vijvers en grachten dienen beschreven te worden.
Discipline fauna en flora
Er is een studie uitgevoerd door Natuurpunt i.v.m. geschikte bunkers voor vleermuizen. De geschikte bunkers liggen evenwel buiten het ruilverkavelingsgebied.
Op p. 22 van de KG staat vermeld dat landschapselementen die op het ruilverkavelingsplan staan aangeduid zonder kleur of overdruk eventueel kunnen verdwijnen als gevolg van herverkaveling. De ecologische waarde van oude KLE’s dient in beeld gebracht te worden.
De ecologische verbindingen en stapstenen tussen de verschillende groengebieden dienen in beeld gebracht te worden.
Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
In de ingreep-effectmatrix (tabel 6-3 van de KG) dient ook het verlies van erfgoedwaarde geduid te worden.
Bij de effectbeoordeling is het wenselijk de effecten van de gebieden waar er louter een gebruiksruil plaatsvindt en de overige gebieden waar het volledig instrumentarium van ruilverkaveling van toepassing is afzonderlijk te beoordelen.
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL0131
9/14
Vanuit de inspraak werd informatie (historisch en architecturaal) aangereikt omtrent het kasteel Rijvissche. Gezien het domein buiten de blokgrens van het plan vallen, valt dit buiten de scope van dit MER.
Kasteel Klosse kan toegevoegd worden aan de lijst met beschermde monumenten. Het kasteel en de gracht aan de Grotesteenweg-Zuid is sedert 1 november 1995 een beschermd monument. Wat het Predikherenhof betreft: niet alleen de gracht en de vijver doch ook de gevels en bedaking zijn beschermd sedert 1/11/1995.
e
De 18 eeuwse winterdijk van de Schelde dient in rekening gebracht te worden bij de effectgroep ‘wijzigingen in microrelief’.
Discipline mens Landbouw
In de adviezen/inspraak wordt meermaals gewezen op het mogelijke opbrengstverlies voor de landbouwers ten gevolge van de aanplant van bomen en houtkanten (meer beschaduwing) en oppervlakteverlies (minder productie en verminderd areaal voor mestafzet) door de aanleg van nieuwe
wegen.
Deze
elementen
dienen
besproken
te
worden
in
het
MER.
Bij
beschaduwingsaspecten is het van belang rekening te houden met de oriëntatie van deze aanplantingen (en dus meer of minder kans op beschaduwing). Financieel-economische aspecten maken geen deel uit van een MER.
Op p. 80 van de KG wordt vermeld dat voor het deelaspect landbouw de bestaande landbouwsituatie beschreven zal worden uitgaande van de ter beschikking gestelde landbouwstudie. Deze landbouwstudie werd opgesteld in 2008. Bovendien werd de grens van het plangebied aangepast. De afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling vraagt om hier maximaal rekening mee te houden en zoveel mogelijk uit te gaan van de meest recente gegevens voor het volledige plangebied.
Bij het aanplanten van bomen en hagen zal rekening gehouden worden met de bereikbaarheid van percelen met (grote) machines.
In de ingreep-effectmatrix zal voor de ingrepen zoals het aanpassen van waterlopen of aanleg bufferbekkens
rekening
gehouden
worden
met
de
grondinname
en
wijzigingen
in
waterbeschikbaarheid.
Mobiliteit
Het plan voorziet wijzigingen met betrekking tot trage wegen/recreatieve paden-netwerk. Deze wegen moeten enerzijds voldoende breed zijn maar anderzijds heeft dit een verlies aan landbouwgrond tot gevolg. De keuzes (naar ligging, breedte, materialen en onderhoud) die hiervoor gemaakt worden, zullen onderbouwd worden en de effecten beschreven. Hierbij moet ook rekening gehouden worden dat het afschaffen van overbodige wegen een ruimtewinst kan opleveren.
In het MER zal een kaart toegevoegd worden met de verkeerskundige situatie met alle wegen (gemeentewegen/buurtwegen en gewestwegen), fietsinfrastructuur (BFF, LAF) haltes en reisroutes van de Lijn en de spoorwegen. In het MER zal nagegaan worden welke optimalisaties mogelijk zijn (o.a. vanuit de inspraak wordt gevraagd naar de invulling van de ontbrekende
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL0131
10/14
schakels in de lange-afstands-fietsverbinding langs de spoorweg Kortrijk-Gent of naar een fietspad langs de Klapstraat (want een nieuw fietspad door landbouwgebied kan weg tussen Deinze en De Pinte niet inkorten)).
In het MER zal rekening gehouden worden met de resultaten van de studie “opmaak functietoekenningsplannen voor landelijke wegen, regio Schelde-Leie”.
Bij de beoordelingscriteria voor deze discipline dient ook rekening gehouden te worden met eventuele wijzigingen in bereikbaarheid en doorstroming van het openbaar vervoer. Blijven alle belbushaltes in zone 125 en 145 goed bereikbaar?
In de ingreep-effectmatrix kan het effect van het tijdelijk afsluiten van wegen tijdens de aanlegfase vermeld worden. Dit kan een invloed hebben op het landbouwverkeer en op de bereikbaarheid van landbouwpercelen. Gezien de tijdelijkheid van dit effect behoort het eerder tot het projectniveau en is het niet noodzakelijk om op planniveau (dus in het plan-MER) uit te werken (zie ook § 6.1 van deze richtlijnen).
Hinderaspecten
Mogelijke hinderaspecten zoals zwerfvuil/sluikstorten, veiligheidsaspecten naar omwonenden, rustverstoring van wild, …door het recreatief medegebruik van (nieuwe) wegen in het plangebied kunnen op een kwalitatieve wijze besproken worden. Bij deze afweging dient rekening gehouden te worden met het maatschappelijke versus individueel belang.
7
Leemten in de kennis
Het plan-MER dient opgave te doen van de leemten in de kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen leemten met betrekking tot het plan, met betrekking tot de methode en het inzicht. Het plan-MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten omgegaan is en hoe zij kunnen doorspelen naar de besluitvorming.
8
Monitoring en evaluatie
In het plan-MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn. Verder zal opgave worden gedaan van een monitoringprogramma voor die elementen waarvoor dit - vanuit de leemten in de kennis - noodzakelijk wordt geacht.
9
Integratie en samenvatting
In een afzonderlijk deel zal het rapport een discipline-overschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De milderende maatregelen die voorgesteld zijn vanuit verschillende disciplines zullen discipline-overschrijdend t.a.v. elkaar afgewogen worden. Deze samenvatting zal een duidelijk conclusie bevatten m.b.t. het voorgenomen plan in relatie tot de te verwachten milieueffecten.
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL0131
11/14
10
Niet-technische samenvatting
De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor de gemiddelde lezer. Figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting opgenomen te worden. Bij het schrijven van de niet-technische samenvatting zal gebruik gemaakt worden van de handleiding ‘niet-technische samenvatting’ zoals gepubliceerd op 2 december 2012 op www.mervlaanderen.be Deze niet-technische samenvatting wordt in het plan-MER opgenomen en tevens in digitale vorm aangeleverd.
11
Vorm en presentatie
Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de dienst Mer:
In het plan-MER voldoende kaartmateriaal te gebruiken; recent kaartmateriaal te gebruiken voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding en legende; het kaartmateriaal zodanig te presenteren dat het van goede kwaliteit is, m.n. overzichtelijk, duidelijk, bruikbaar (voldoende detailniveau), hanteerbaar en gemakkelijk begrijpbaar, ook voor een niet-deskundige; aandacht te besteden aan de overeenstemming tussen tekst, figuren en legende; een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst, lijst van figuren, lijst van tabellen en literatuurlijst bij het rapport op te nemen; alle relevante straatnamen, waterlopen (oa de ‘Leebeek’, ligging bedding ‘Nazarethbeek’), bosgebieden, natuurgebieden, industrieterreinen, woongebieden, recreatiegebieden, e.d. duidelijk op kaart te situeren; achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; eventuele medewerkers aan het plan-MER te vermelden; dat de initiatiefnemer en alle deskundigen de eindversie van het MER ondertekenen.
Het definitieve plan-MER moet ingediend worden in 2 afgedrukte exemplaren waarvan één losbladig; daarnaast moet ook een digitale versie van de niet-technische samenvatting en een digitale versie van het volledige rapport ingediend worden.
22 april 2013,
Paul Van Snick Algemeen directeur Afdelingshoofd AMNEB
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL0131
12/14
Bijlage 1 Lijst van overheden en instanties die door de dienst Mer op de hoogte gebracht zijn van de publicatie van de volledig verklaarde kennisgeving. Provinciebestuur OostVlaanderen BLOSO ANB – Oost-Vlaanderen Ruimtelijke Ordening OostVlaanderen Onroerend Erfgoed OostVlaanderen Departement RWO Agentschap Wegen en Verkeer Departement MOW Departement Landbouw en Visserij Departement LNE
3e Directie
Dienst 33 Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw
Afdeling Infrastructuur en Logistiek
Afdeling Ruimtelijke Planning Buitendienst Oost-Vlaanderen Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling
Oost-Vlaanderen
Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen
Dienst Land en Bodembescherming
Waterwegen en Zeekanaal nv VMM Afdeling Operationeel Waterbeheer Fluxys Infoworks Infrabel Gemeente Nazareth Gemeente De Pinte Gemeente Sint-Martens-Latem Gemeente Gavere Gemeente Zingem Gemeente Kruishoutem Stad Gent Stad Deinze Bijlage 2 Lijst van overheden en instanties die reageerden (al dan niet met inhoudelijke opmerkingen of die aanwezig waren op de vergadering) en waarmee rekening werd gehouden in deze richtlijnen. Provinciebestuur OostVlaanderen BLOSO ANB – Oost-Vlaanderen Ruimtelijke Ordening OostVlaanderen Onroerend Erfgoed OostVlaanderen Departement RWO Agentschap Wegen en Verkeer Departement MOW Departement Landbouw en Visserij Departement LNE Waterwegen en Zeekanaal nv VMM Fluxys Infrabel
3e Directie
Dienst 33 Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw
Afdeling Infrastructuur en Logistiek
Afdeling Ruimtelijke Planning Buitendienst Oost-Vlaanderen Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling
Oost-Vlaanderen
Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen
Dienst Land en Bodembescherming
Afdeling Operationeel Waterbeheer Infoworks
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL0131
13/14
Gemeente Nazareth Gemeente De Pinte Gemeente Zingem2 Stad Gent Stad Deinze Bijlage 3 Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die werden uitgenodigd om reactie te geven maar die niet reageerden en waarmee dus ook geen rekening kon gehouden worden in deze richtlijnen. Gemeente Sint-Martens-Latem Gemeente Gavere Gemeente Kruishoutem Bijlage 4 3
Lijst van de administraties, overheidsinstellingen, instanties en openbare besturen die een ontwerptekst zullen ontvangen. Provinciebestuur OostVlaanderen BLOSO ANB – Oost-Vlaanderen Ruimtelijke Ordening OostVlaanderen Onroerend Erfgoed OostVlaanderen Departement RWO Agentschap Wegen en Verkeer Departement MOW Departement Landbouw en Visserij Departement LNE
3e Directie
Dienst 33 Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw
Afdeling Infrastructuur en Logistiek
Afdeling Ruimtelijke Planning Buitendienst Oost-Vlaanderen Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling
Oost-Vlaanderen
Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen
Dienst Land en Bodembescherming
Waterwegen en Zeekanaal nv VMM Afdeling Operationeel Waterbeheer Fluxys Infoworks Infrabel Gemeente Nazareth Gemeente De Pinte Gemeente Sint-Martens-Latem Gemeente Gavere Gemeente Kruishoutem Stad Gent Stad Deinze Er moeten twee afgedrukte exemplaren van de ontwerptekst en 22 cd-roms met de ontwerptekst van het plan-MER bij de dienst Mer bezorgd worden.
2
De gemeente Zingem heeft laten weten buiten het plangebied te liggen en zal niet verder betrokken worden in de procedure. Het is een gebruikelijke administratieve praktijk van de dienst Mer om enkel aan die adviesinstanties die gereageerd hebben op de KG een versie van de ontwerptekst te bezorgen, uitgezonderd de betrokken gemeenten. 3
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL0131
14/14