KLUIZENDOK TANKTERMINAL Aanleg van een tankenpark voor P3-producten (gasolie) Definitief MER
COLOFON Opdracht: Kluizendok Tankterminal Aanleg van een tankenpark voor P3-producten (gasolie) MER eindrapport
Opdrachtgever: BVBA Kluizendok Tankterminal Henri Farmanstraat 41 Middendok Noord Kaai 600 B-9000 Gent
Opdrachthouder: Antea Belgium nv Posthofbrug 10 2600 Antwerpen T : +32(0)3 221 55 00 F : +32 (0)3 221 55 01 www.anteagroup.be BTW: BE 414.321.939 RPR Antwerpen 0414.321.939 IBAN: BE81 4062 0904 6124 BIC: KREDBEBB Antea Group is gecertificeerd volgens ISO9001 Identificatienummer: 2223763014\kgo Datum:
status / revisie:
11 oktober 2011
rapport / definitief
Vrijgave: Jan Parys, Business Manager Controle: Gert Pauwels, Account Manager Projectmedewerkers: Gert Pauwels, MER deskundige bodem, coördinator Kristof Goemaere, MER deskundige oppervlaktewater Dirk Dermaux, MER deskundige lucht Roel Colpaert, MER deskundige bodem en grondwater, menstoxicologie. Antea Belgium nv 2011 Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Antea Group mag geen enkel onderdeel of uittreksel uit deze tekst worden weergegeven of in een elektronische databank worden gevoegd, noch gefotokopieerd of op een andere manier vermenigvuldigd.
Initiatiefnemer en begeleiding: Exploitant Dhr. Yves Bienfet
MER-coördinator Gert Pauwels
Deskundigen: Gert Pauwels: Bodem
Kristof Goemaere: Oppervlaktewater
Dirk Dermaux: Lucht
INHOUD 1
Inleiding ............................................................................................................................................5 1.1 Aanleiding voor het MER ..........................................................................................................5 1.2 Toetsing aan de MER-plicht.......................................................................................................5 1.3 Doelstelling MER-rapport en situering in de vergunningsprocedure .........................................6 1.4 Totstandkoming van het rapport.................................................................................................7
2
Projectbeschrijving ..........................................................................................................................9 2.1 Ruimtelijke situering ..................................................................................................................9 2.2 Verantwoording........................................................................................................................13 2.3 Beschrijving van het project.....................................................................................................13
3
Relevante alternatieven..................................................................................................................20 3.1 Beleidsalternatieven/ nulalternatief ..........................................................................................20 3.2 Locatiealternatieven .................................................................................................................20 3.3 Uitvoeringsalternatieven ..........................................................................................................20
4
Juridische, beleidsmatige en administratieve situering ..............................................................21 4.1 Juridische en beleidsmatige situering .......................................................................................21 4.2 Administratieve voorgeschiedenis............................................................................................34
5
Algemene methodologische aspecten ............................................................................................35 5.1 Overzicht van de te onderzoeken milieudisciplines .................................................................35 5.2 Opbouw per milieudiscipline ...................................................................................................35 5.3 Overzicht van mogelijke effecten en grensoverschrijdende effecten .......................................37
6
Methodologie/ Beschrijving van de bestaande situatie, effecten en maatregelen .....................39 6.1 Oppervlaktewater .....................................................................................................................39 6.2 Lucht/geur ................................................................................................................................52 6.3 Bodem en grondwater ..............................................................................................................66 6.4 Overige aspecten ......................................................................................................................70
7
Elementen met betrekking tot de watertoets ...............................................................................87
8
Synthese van de milieueffecten en milderende maatregelen.......................................................89
9
Leemten in de kennis......................................................................................................................93
10
Eindbespreking...........................................................................................................................94
11
Tewerkstellingsrapport en geplande investering.....................................................................96
1
Niet technische samenvatting ........................................................................................................97 1.1 Aanleiding voor het project......................................................................................................97 1.2 Ruimtelijke, adminstratieve, juridische en beleidsmatige situering .........................................97 1.3 Beschrijving van het project.....................................................................................................98 1.4 Beschrijving van de bestaande toestand, effecten en maatregelen ...........................................99 1.5 Eindbespreking.......................................................................................................................106 1.6 Synthese van de milieueffecten en maatregelen.....................................................................108
BIJLAGEN.................................................................................................... 112
TABELLEN Tabel 2-1: Opslagvoorzieningen binnen de Kluizendok Tankterminal .....................................................15 Tabel 5-1: Overzicht ingreep-effect relaties (mogelijke en te onderzoeken effecten) ............................38 Tabel 6-1: Methodologie-effectengroepen discipline ‘oppervlaktewater’ ..............................................40 Tabel 6-2: Gemiddelde analyseresultaten 2010 VMM meetpunt 35000: Avrijevaart .............................41 Tabel 6-3: Gemiddelde analyseresultaten 2009/2010 kanaal Gent-Terneuzen t.h.v. het Kluizendok (meetplaatsnummer 32000) ....................................................................................................................42 Tabel 6-4: Overzicht verharde oppervlaktes tankterminal ......................................................................44 Tabel 6-5: Overzicht infiltratievoorzieningen cfr. regenwaterbesluit ......................................................49 Tabel 6-6: Overzicht methodologie-effectengroepen discipline ‘lucht’...................................................52 Tabel 6-7: Overzicht efficiëntie emissiereducerende technieken............................................................62 Tabel 6-8: Overzicht methodologie-effectengroepen discipline Bodem .................................................66 Tabel 6-9: Overzicht geologische opbouw bodem projectgebied............................................................67 Tabel 6-10: Overzicht methodologie-effectengroepen discipline mens ..................................................74 Tabel 6-11: Verkeersgeneratie constructiefase tankenterminal Kluizendok ...........................................77
FIGUREN Figuur 2-1: Foto’s omgeving projectgebied .............................................................................................10 Figuur 6-1: Principe afwatering inkuipingen ............................................................................................44 Figuur 6-2: Algemeen overzicht mogelijke emissies tankenterminal.......................................................55 Figuur 6-3: Overzichtsfiguur met ontsluiting Kluizendok .........................................................................75
BIJLAGEN Bijlage 1
Kaartenbundel
Bijlage 2
Isorisico contouren OVR
Bijlage 3
Noodplan
VERKLARENDE WOORDENLIJST Abiotisch milieu
De niet-levende materie
Ankerplaatsen
De meest landschappelijk waardevolle gebieden voor Vlaanderen. Ze bestaan uit complexen van gevarieerde erfgoedelementen die een geheel vormen. Ze zijn binnen de relictzone uitzonderlijk inzake gaafheid of representativiteit, of nemen ruimtelijk een plaats in die belangrijker is voor de zorg of het herstel van de landschappelijke omgeving, of ze zijn uniek.
Autonome ontwikkeling
De ontwikkeling die het studiegebied zou doormaken zonder gestuurde beïnvloeding van buitenaf.
Bodemkaart
De bodemkaart geeft de verspreiding van bodemseries, die elk gekenmerkt worden door hun grondsoort, natuurlijke drainageklasse en horizontenopvolging; ze geeft in een begeleidende tekst ook de blijvende landbouwwaarde van de verschillende bodems aan.
dB(A)-waarde
Het A-gewogen geluidsniveau (decibel A). Door deze weging toe te passen worden de lineaire niveaus aangepast aan de gevoeligheid van het menselijk oor.
Debiet
Volume water of lucht dat per tijdseenheid op een bepaald punt voorkomt
Emissie
Uitstoot (in lucht) of lozing (in water of de bodem) van stoffen
Effluent
Gezuiverd afvalwater
Gemengd
rioleringsstelsel
Afval- en regenwater worden in dezelfde leidingen verzameld en naar een RWZI gevoerd
Grondwaterkwetsbaarheid
Aanduiding in welke mate een watervoerende laag beschermd is tegen verontreiniging vanaf het maaiveld
Hinderlijke inrichting
Bedrijf waar milieubelastende activiteiten uitgevoerd worden
Immissie
De bij de ontvanger aanwezige hoeveelheid geluid of stoffen
LAeq,T
het A-gewogen continu equivalent geluidsniveau over periode T. Het discontinue geluidsniveau over de meetperiode T wordt omgerekend naar een continu niveau met dezelfde energetische waarde. Het equivalent geluidsniveau wordt in de meeste normen als maat voor de geluidsbelasting gebruikt.
LAi,T
het A-gewogen geluidsdrukniveau dat gedurende i % van de observatieperiode T wordt overschreden (i = 1, 10, 50, 95, ...).
LA1,T
is een maat voor de veelvuldig optredende pieken in het geluid.
LA10,T
het gemiddeld piekgeluid, vb. bij druk verkeersgeluid.
LA50,T
is representatief voor het gemiddelde niveau.
LA95,T
is representatief voor het achtergrondgeluidsniveau en wordt in VLAREM II bij een evaluatie periode van 1h gebruikt als
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 1
beoordelingsparameter van het omgevingsgeluid. Lsp
het specifiek geluid. Het is een component van het omgevingsgeluid die kan worden toegeschreven aan één of meer welbepaalde geluidsbronnen van een inrichting en die akoestisch gezien, kan geïdentificeerd worden.
LAmax,T
het maximaal geluidsdrukniveau geregistreerd in de periode T.
LW, LWA
het geluidsvermogenniveau (lineair of A-gewogen). Het is een maat voor het uitgestraalde geluidsvermogen. Het is een éénduidig cijfer voor een bepaalde bron. Voor een puntbron geldt in het vrije veld volgende relatie tussen geluidsdrukniveau en geluidsvermogenniveau: LWA = LPA + 11 + 20 log r (r = afstand in m).
Landschapsatlas
Verkorte naam voor ‘Atlas van de relicten van traditionele landschappen’. Deze atlas werd opgemaakt voor de vijf provincies.
Lijnrelicten
Lijnvormige landschapselementen die drager zijn van een cultuurhistorische betekenis. Het kunnen allerhande wegtracés zijn, dijken, militaire verdedigingslinies en ook natuurlijke verschijnselen wanneer die het bindend element zijn tussen erfgoedwaarden of landschappelijk structurerend zijn.
Lozingspunt
Plaats waar terechtkomt
Omgevingsgeluid
Totaal geluid veroorzaakt door alle geluidsbronnen op een gegeven plaats en op een gegeven ogenblik; oorspronkelijk omgevingsgeluid = omgevingsgeluid dat aanwezig is vóór het exploiteren of veranderen van een inrichting
Ontwikkelingsscenario
Beschrijft de evolutie van het studiegebied in de toekomst, rekening houdend met de autonome evolutie van het gebied en met de evolutie o.i.v. plannen en beleidsopties
P3-producten
Brandbare vloeistoffen met een vlampunt hoger dan 55°C en gelijk aan of lager dan 100°C bvb. diesel/stookolie
Quartair
Geologisch tijdvak, vanaf ongeveer 2 miljoen jaar geleden tot nu.
X-bedrijf
Bedrijven die volgens de Europese richtlijn 96/61/EG dienen te werken volgens BBT (Best Beschikbare Technieken).
het
afvalwater
in
het
oppervlaktewater/riolering
Voor deze bedrijven is in VLAREM I in kolom 4 (Bemerkingen) van de lijst van hinderlijke inrichtingen het symbool X aangeduid. Dergelijke bedrijven worden ook aangeduid als GPBV-bedrijven (Geïntegreerde Preventie en Bestrijding van Verontreiniging). Zie ook onder GPBV en IPPC Residueel geluid
Geluid dat bestaat na stopzetting of opheffing van één of meer welbepaalde geluidsbronnen van een inrichting die op significante wijze bijdragen tot het omgevingsgeluid.
Ruimtelijk structuurplan
Een ruimtelijk structuurplan is een beleidsplan waarin de keuzes met betrekking tot de ruimtelijk-structurele ontwikkeling van een bepaald
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 2
gebied aangegeven worden, de ruimtelijke potenties worden belicht en waarin richtlijnen en organisatieprincipes voor grond- en ruimtegebruik worden aangegeven Studiegebied
Het gebied dat bestudeerd wordt in functie van het vaststellen van de milieueffecten en afhankelijk is van de invloedssfeer van de milieueffecten
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 3
LIJST VAN AFKORTINGEN APA
Algemeen Plan van Aanleg
BBI
Belgische Biotische Index; een systeem om via de bepaling van de aanwezigheid van een aantal groepen macro-invertebraten in een waterloop de biologische waterkwaliteit van deze waterloop te beoordelen
BBT
Best Beschikbare Techniek (ook: BAT: Best Available Technologies)
BPA
Gemeentelijk Bijzonder Plan van Aanleg beslaat een gedeelte van het grondgebied van één gemeente. Het is een zeer gedetailleerd plan dat verder gaat dan het aanduiden van een bestemming van de bodem, maar uitgebreide voorschriften inhoudt
BS
Belgisch Staatsblad
B.Vl.R.
Besluit van de Vlaamse Regering
BWK
Biologische Waarderingskaart. De voorkomende vegetatie wordt, aan de hand van een uniforme lijst van karteringseenheden, geïnventariseerd en in kaart gebracht. Aan ieder ecotoop wordt een waarde toegekend
BZV
Biochemische zuurstofvraag
CZV
Chemische zuurstofvraag
GPBV
Geïntegreerde Preventie en Bestrijding van Verontreiniging in het kader van de Europese Richtlijn 96/61/EG inzake GPBV (ook IPPC-richtlijn genoemd)
IPPC
Integrated Pollution Prevention and Control: zie ook GPBV
m.e.r.
Milieueffectrapportage
MER
Milieueffectrapport
n.v.w.b.
Niet visueel waarneembaar
pH
Zuurtegraad
PIO
Prati-index volgens zuurstof: deze index wordt bepaald op basis van het percentage zuurstofverzadiging en geeft een graad van zuiverheid aan het water
VCA
Veiligheid checklist aannemer
VMM
Vlaamse MilieuMaatschappij
VMW
Vlaamse maatschappij voor watervoorziening
WZI
Waterzuiveringsinstallatie
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 4
1
Inleiding
1.1
Aanleiding voor het MER
BVBA Kluizendok Tankterminal, hierna steeds “Kluizendok Tankterminal” genoemd, wenst een nieuwe inrichting voor de opslag van aardolieproducten (met name gasolie) in bovengrondse tanks te bouwen. Deze nieuwe activiteit zal gelokaliseerd worden ter hoogte van het Kluizendok (Gent). BVBA Kluizendok Tankterminal is voor 100% een dochteronderneming van Ghent Transport & Storage NV (hierna GTS NV genoemd). De installatie wordt opgericht langs de noordelijke zijde van het Kluizendok, nabij een actueel reeds operationele gelijkaardige installatie (initiatiefnemer GTS NV) waarvoor in 2010 een MER werd opgemaakt. De site zal bestaan uit twee inkuipingen met opslagtanks. Deze worden verder aangeduid als tankenpark C en D (TP.C – TP.D). Er zullen 11 tanks voorzien worden (10 tanks van 40.500 m³ en 1 tank van 100m³). De nabije installatie van GTS NV is grotendeels voorzien als zogenaamd CSO Depot voor gasolie. CSO staat voor Compulsory Storage Obligation. Dit is dus een opslagplaats in het kader van de (Belgische) strategische voorraadverplichting, bestaande uit twee inkuipingen. TP C (Inkuiping C, TP.C vermeld op de kaarten/plannen) van het nieuwe tankenpark zal eveneens een CSO Depot zijn voor gasolie (6 opslagtanks met een opslagcapaciteit van ca. 243.000 m³). De tanks binnen Tankenpark D (inkuiping D, TP.D) zullen commercieel uitgebaat worden (4 opslagtanks met een totale opslagcapaciteit van ca. 162.000 m³) met name de import van gasolie voor de bevoorrading van de West-Europese markt. Het verschil in beide ligt voornamelijk op de verversingsfrequentie van de opgeslagen aardolieproducten. Bij een commerciële uitbating kan een hogere verversingsfrequentie verwacht worden. In een later stadium zijn nog uitbreidingen mogelijk van de actueel geplande tankterminal, deze zijn actueel nog niet gekend en kunnen als dusdanig nog niet in dit MER geëvalueerd worden. De activiteiten die zullen plaatsvinden op de site zijn bijgevolg de opslag van aardolieproducten in bovengrondse tanks én de overslag van deze producten van en naar schepen. Het is de bedoeling van dit MER om na te gaan of het voorgestelde project voldoet aan de vigerende wetgeving en te onderzoeken of er schadelijke effecten voor het milieu kunnen ontstaan en op welke wijze deze kunnen voorkomen of gemilderd worden.
1.2
Toetsing aan de MER-plicht
De lijst van MER-plichtige activiteiten is opgenomen in het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 (BS 17/02/2005). In dit besluit worden de projecten opgedeeld in Bijlage I-projecten (MER altijd vereist) en Bijlage II-projecten (ontheffing van MER-plicht mogelijk na gemotiveerd verzoek). M.b.t. de opslag van aardolieproducten of afgeleiden bevat bijlage 1 van dit besluit volgende categorie:
°25: Installaties voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een capaciteit van 200.000 ton of meer.
Voorliggend project heeft betrekking op de bouw van een tankenpark met een maximale opslagcapaciteit van ca. 344.760 ton. Op basis van bovenstaande kan besloten worden dat een MER vereist is voor de exploitatie van een dergelijk tankenpark.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 5
M.b.t. de te volgen procedure voor de opmaak van een MER is het decreet van 18/12/2002 (BS 1 13/02/2003) van toepassing. In het MER worden volgende disciplines beschreven door een erkend deskundige:
oppervlaktewater
lucht/geur
bodem en grondwater
De andere te onderzoeken disciplines die in het decreet vermeld zijn (zie ook verder onder 1.4), worden door de coördinator behandeld. Deze disciplines zijn voor dit MER immers minder complex. Bij de projectbeschrijving wordt een onderdeel “Veiligheid” beschreven. Onder ‘Lucht/geur’ wordt aandacht besteed aan “Energie”.
1.3
Doelstelling MER-rapport vergunningsprocedure
en
situering
in
de
De doelstelling van het MER is het onderzoeken van de positieve en negatieve effecten evenals de eventuele voorgestelde milderende maatregelen, dewelke als instrument gebruikt worden bij de vergunningsverlening van het project. Voor de MER-plichtige activiteiten dient bij elke vergunningsaanvraag een MER gevoegd te worden. Dit project is milieuvergunnings- en bouwvergunningsplichtig. Dit rapport behandelt alle aspecten die in het MER dienen opgenomen te worden. Enkele belangrijke stappen in de MER-procedure voor voorliggend project zijn de volgende:
Voor dit dossier werd een gecombineerde kennisgeving-ontwerprapport opgemaakt. Dit betekent dat zowel de projectbeschrijving, voorstelling van de methodologie als een uitwerking van het milieueffecten onderzoek in een eerste fase uitgevoerd werd en ter inzage gelegen heeft.
Volledigheidsverklaring 25/07/2011)
Terinzagelegging van de gecombineerde kennisgeving-ontwerp MER bij het stadsbestuur van Gent: dd. 18/08/2011 t.e.m. 18/09/2011.
Bundeling (door de dienst MER) van eventuele vragen en opmerkingen geformuleerd tijdens het ter inzage leggen;
Bespreking van de gecombineeerde kennisgeving-ontwerprapport en eventueel geformuleerde opmerkingen en adviezen met de administraties, de erkende deskundigen en de initiatiefnemer. Voor dit dossier werd geen overlegvergadering gehouden.
Opstellen van de bijzondere richtlijnen door de dienst MER. Deze hebben betrekking op de verdere inhoudsafbakening van het definitieve MER. De ontvangen inspraakreacties en adviezen worden hierin meegenomen. Bijkomend zal eveneens worden aangegeven waar er nog een verfijning/bijstelling van het reeds gevoerde milieueffectenonderzoek nodig is (dd. 20/09/2011)
van
de
gecombineerde
kennisgeving-ontwerprapport
(dd.
1
Decreet van 18/12/2002 (BS 13/02/2003) tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 6
Opmaken van het definitief MER door de deskundigen, rekening houdend met de opmerkingen geformuleerd tijdens het ter inzage leggen en de eerste overlegvergadering en rekening houdend met de richtlijnen van de dienst MER;
Goedkeuringsonderzoek.
Na de MER-procedure zullen voor het project de nodige vergunningen aangevraagd worden. Dit MER en vooral de synthese van de positieve en negatieve effecten evenals de eventuele voorgestelde milderende maatregelen, zullen als instrument gebruikt worden tijdens de vergunningsprocedure. Een aantal belangrijke stappen in het milieuvergunningsproces zijn de volgende:
Maximaal 14 dagen na het indienen van de milieuvergunningsaanvraag bij de Bestendige Deputatie volgt eventueel de volledig- en ontvankelijkheidsverklaring.
Vervolgens start de gemeente binnen de 10 dagen een openbaar onderzoek op, waarin ook een openbare hoorzitting plaatsvindt (deze is verplicht voor MER-plichtige activiteiten).
Binnen een termijn van 4 maanden (verlengbaar met 2 maanden) na de volledig- en ontvankelijkheidsverklaring, volgt een beslissing m.b.t. de milieuvergunningsaanvraag door de bevoegde overheid.
Rekening houdend met de termijnen van de verschillende procedures die dienen genomen te worden (MER-procedure en procedure vergunningsaanvraag) en rekening houdend met het feit dat een goedgekeurd MER bij de vergunningsaanvraag dient gevoegd te worden, wordt door de initiatiefnemer volgende planning vooropgesteld:
1.4
Goedkeuring van het MER: begin november 2011
Indienen vergunningsaanvraag: begin november 2011
Opstart van de activiteiten: na het bekomen van de milieuvergunning.
Totstandkoming van het rapport
Aan het rapport werken volgende deskundigen mee: Interne deskundigen De interne deskundigen zijn betrokken bij de algemene uitwerking en uitvoering van het hier besproken project en bij de nodige administratieve procedures voor dit project. Specifiek bij dit MER stonden zij in voor de aanlevering van de projectgegevens. Vervolgens werd een controlelezing uitgevoerd van het rapport. De belangrijkste interne deskundigen bij GTS zijn: Yves Bienfet
Bestuurder
Wim Tavernier
Operations Manager
Externe deskundigen De externe deskundigen stonden in voor de opmaak van het MER-rapport Hiervoor werd voor een belangrijk deel gesteund op gegevens aangeleverd door de interne deskundigen. De coördinatie van het MER gebeurde door Gert Pauwels. De uitwerking gebeurde door Gert Pauwels en Kristof
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 7
Goemaere. Zij werden hiervoor bijgestaan door de verschillende deskundigen. De belangrijkste externe deskundigen zijn in onderstaande tabel aangegeven. Deskundige
Disciplines
Gert Pauwels
Coördinatie
Kristof Goemaere
Erkenningsnummer
Geldig tot
Bodem
MB/MER/EDA/650/V-2
11/09/2015
Oppervlaktewater
MB/MER/EDA/736
30/01/2016
MB/MER/EDA/645/V-1
27/09/2015
Fauna & flora Dirk Dermaux
Lucht
De disciplines Geluid en Trillingen, Fauna en Flora, Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie, Mens- ruimtelijke ordening en verkeer en Veiligheid worden in dit MER beschreven door Gert Pauwels en Kristof Goemaere. Zij kunnen hierbij verder beroep doen op de bovenvermelde erkende deskundigen. De discipline mens-toxicologie wordt uitgewerkt door Gert Pauwels en Kristof Goemaere, ondersteund door de deskundige Roel Colpaert. Voor het gedeelte mens werd medewerking verleend door Paul Arts.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 8
2
Projectbeschrijving
2.1
Ruimtelijke situering
In dit hoofdstuk wordt een globale situering gegeven van de geplande tankterminal in haar ruimere omgeving. Hiervoor wordt ook verwezen naar de kaarten 1 t.e.m. 5. Kaart 6 geeft een detailplan weer van de geplande tankterminal. Voor een meer gedetailleerde situering van het projectgebied wordt verwezen naar hoofdstuk 6, meer bepaald onder de hoofdstukken ‘Bestaande toestand’ bij de verschillende disciplines. Adresgegevens Naam van de inrichting : BVBA Kluizendok Tankterminal Ligging van de inrichting Christoffel Columbuslaan Kluizendok Noord Kaai 7220 B-9042 Gent Adres van de maatschappelijke zetel :
Henri Farmanstraat 41 Middendok Noord – Haven 0600-0620 B-9000 Gent Telefoon
+32(0)9 251 64 64
Fax
+32(0)9 251 10 52
Exploitant: Dhr Yves Bienfet , bestuurder Dagelijkse leiding van het bedrijf: Dhr. Wim Tavernier, operations manager Ligging t.o.v. de omgeving Het tankenpark ‘Kluizendok Tankterminal BVBA’, zal opgericht worden op het momenteel braakliggend industrieterrein in de haven van Gent, gelegen langs de Christoffel Columbuslaan en nabij het Kluizendok, gelegen langs het Zeekanaal Gent-Terneuzen. De geplande tankterminal grenst ten noorden aan de Christoffel Columbuslaan. Hieraan grenzend ligt langs de Christoffel Columbuslaan een windturbinepark. Aan beide zijden (oosten en westen) wordt de site actueel begrensd door braakliggend terrein. In het noordelijk deel van de site ligt actueel een werfspoor. Dit zal opgebroken worden. Nieuwe sporen zullen aangelegd worden langs de volledige rand van het Kluizendok, en bijgevolg ook ter hoogte van de nieuwe tankterminal. Onderstaande foto’s geven een overzicht van de omgeving en de voorziene inplanting van de nieuwe tankterminal. Nabij de nieuwe tankterminal is actueel het tankenpark van GTS Kuizendok in aanbouw. Deze tankenparken (TP.A en TP.B genaamd) zijn op onderstaande foto’s eveneens te zien. Deze zijn vergelijkbaar met de geplande tankterminal die in dit dossier behandeld wordt.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 9
Figuur 2-1: Foto’s omgeving projectgebied
Kadastrale ligging Nummers van de kadastrale percelen: Afdeling 14G: percelen 16a en 39a (gedeeltelijk) De situering van de site kan afgeleid worden op de Kaarten 1 t.e.m. 4.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 10
Beschrijving volgens de plannen ruimtelijke ordening De bedrijfsterreinen voor de tankterminal zijn gesitueerd in gebied dat op het gewestplan ingekleurd is als gebied voor zeehaven en watergebonden bedrijven (industriegebied). Dit wordt verduidelijkt op Kaart 4. Zoals blijkt uit Kaart 5 is de inrichting gesitueerd in een deelgebied van het gewestelijk RUP (ruimtelijk uitvoeringsplan) voor de afbakening van Zeehavengebied Gent (inrichting R4-oost en R4west). Dit RUP bepaalt bijgevolg de geldende bodembestemming. Volgens dit plan is het projectgebied gesitueerd in zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven. Dit gebied is uitsluitend bestemd voor zeehaven- en watergebonden industriële bedrijven, logistieke bedrijven en opslag- en overslaginrichtingen. In de stedenbouwkundige voorschriften wordt aandacht besteed aan volgende criteria:
De verbeterde buffering naar het omliggende woongebied Zorgvuldig ruimtegebruik met toepassing van de best beschikbare technieken Kwaliteitsvolle aanleg van het bedrijfsterrein en afwerking van de bedrijfsgebouwen, afgestemd op de functionele invulling Aandacht voor de permanente en tijdelijke ecologische infrastructuur
Het voorliggende project betreft een watergebonden opslag- en overslag inrichting en is dus conform de geldende bestemming. Ten noorden van de Christoffel Columbuslaan, die grenst aan het bedrijfsterrein van de Kluizendok Tankterminal, wordt de bufferzone uit het gewestplan volgens het GRUP omgevormd naar een zone voor bos, een zone voor permanente ecologische infrastructuur en een zone voor bestaande landbouwbedrijven. In deze zone wordt actueel een boszone ontwikkeld grenzend aan de Avrijevaart (permanente ecologische infrastructuur). De boszone voorziet bijgevolg onrechtstreeks in visuele buffering van het industriegebied voor de woonkernen ten noorden van het Kluizendok. Verder wordt in het GRUP vermeld dat er bij de aanleg van een terrein zoveel mogelijk waterbufferend vermogen behouden dient te worden om het overstromingsrisico te beperken. Ligging t.o.v. bijzondere gebieden In de omgeving van het projectgebied zijn geen gebieden met speciale bescherming gelegen. Er zijn dus geen Vogelrichtlijngebieden (SBZ-V), Habitatrichtlijngebieden (SBZ-H), gebieden van het VEN (Vlaams Ecologisch Netwerk), beschermde landschappen e.a. aanwezig in de ruime omgeving (meerdere kilometers). Ruimtebeslag en bodemgebruik De totale oppervlakte van de terreinen bestemd voor de tankterminal Kluizendok, zoals in voorliggend MER beschreven, bedraagt ong. 5,14 ha. De totale site in concessie bij het bedrijf is evenwel groter, zoals op de kaarten te zien. De totale oppervlakte hiervan bedraagt ca 10 ha. Deze percelen werden eveneens in concessie gegeven aan het bedrijf (m.u.v. de reeds verharde zones; kade langs het Kluizendok), doch op dit ogenblik wordt enkel het oostelijk gedeelte ingevuld met activiteiten. Enkel de onderdelen zoals op kaart 6 gesitueerd zullen gebouwd worden. De totale concessie wordt in dit MER meegegeven als zijnde het projectgebied, om volledig in overeenstemming te zijn met het omgevingsveiligheidsrapport (OVR), dat parallel aan dit MER opgemaakt wordt. De rest van het terrein ondergaat actueel geen wijzigingen en blijft een braakliggend perceel. In de toekomst kunnen hier eveneens gelijkaardige activiteiten op ontwikkeld worden, doch dit is actueel nog niet gekend. Verder in dit MER wordt enkel gesproken over het gedeelte waar de ontwikkelingen zullen plaatsvinden. Het braakliggende perceel ondergaat geen wijzigingen.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 11
De oppervlakte ter hoogte van de gebouwen, tankenparken en wegenis zal worden verhard. Resterende oppervlaktes worden niet verhard.
Verharde
Wegenis
Inkuiping TP.C
Inkuiping TP.D
1200 m²
20656 m²
13700 m²
oppervlakte
De totale verharde oppervlakte bedraagt: -
Inkuiping TP.C: 20656m²
-
Inkuiping TP.D: 13700 m²
-
gebouwen buiten de inkuipingen: 120 m² (op de kade van het Kluizendok)
-
wegenis: 1200 m²
Ter hoogte van de kade van het Kluizendok is deze oppervlakte reeds verhard. Langs de kade lopen eveneens twee bestaande treinsporen. Deze zone zal niet behoren tot de concessie van de nieuwe tankterminal. Bedrijven in de omgeving van de geplande Tankterminal In de omgeving van de geplande tankterminal bevinden zich volgende bedrijven: GTS NV – GTS Kluizendok – Fertigent Kluizendok: o op- en overslag van graan, oliezaden en graanderivaten + op- en overslag van vloeibare meststoffen o Gelegen op 500 m ten oosten Tankenpark GTS Kluizendok: o Op- en overslag van aardolieproducten o Gelegen op 375 m ten oosten Zoutman NV – afdeling Gent: o Raffinage van bulkzout o Gelegen om 650 m ten oosten NV Mandelwerk: o Productie van cement o Gelegen op ca 1000 m ten oosten BVBA Aelterman: o Metaalconstructie o Gelegen op ca 1200 m ten oosten Geplande bedrijven:
Transbeton NV o Betoncentrale o Op ca 1400 m ten oosten Heymans Infra NV o Asfaltcentrale o Op ca 1300 m ten oosten Zwavelterminal Kluizendok: Solvadis NV o Opslag vloeibare en vaste zwavel o Opslag zwavelzuur o Op ca 350 m ten oosten
Deze bedrijven worden eveneens weergegeven op Kaart 2.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 12
2.2
Verantwoording
Zoals eerder toegelicht kadert de inplanting van de Kluizendok Tankterminal deels in de CSO verplichting van de Belgische overheid. CSO staat voor Compulsory Storage Obligation waarin geregeld wordt dat België moet voorzien in een opslagcapaciteit voor aardolie/aardolieproducten die de Belgische vraag gedurende een bepaalde periode kunnen dekken. Tankenpark C zal dienen voor strategische opslag en valt bijgevolg onder bovenstaande strategische opslag. Tankenpark D heeft een commerciëler doel, nl. de op- en overslag van aardolieproducten voor de bevoorrading van de West-Europese markt. Hiermee wil BVBA Kluizendok Tankterminal haar activiteiten verruimen. De locatiekeuze is gevolgd vanuit meerdere redenen. Enerzijds is er reeds een tankenpark bestaande uit twee inkuipingen gevestigd nabij het Kluizendok (tankenpark GTS Kluizendok). De bundeling maakt samenwerking met het bestaande tankenpark mogelijk (exploitatie zal gebeuren door werknemers van GTS NV). Verder is de tankterminal voornamelijk logistiek zeer gunstig gelegen door de nabijheid van het Kluizendok en het Zeekanaal Gent-Terneuzen. De locatie langs het Kluizendok is eveneens zeer geschikt ten gevolge van de aanduiding als gebied voor zeehaven en watergebonden bedrijven. De locatie is hieruit volgend geschikt voor grootschalige activiteiten en installaties zoals de geplande tankterminal. Verder is de locatie gunstig door de beschikbaarheid van voldoende industriegrond en de beschikbaarheid van voldoende geschoolde arbeidskrachten.
2.3
Beschrijving van het project
2.3.1 Historiek Het bedrijf Kluizendok Tankterminal BVBA is voor 100% een dochteronderneming van Ghent Transport & Storage NV (GTS NV). Gezien deze relatie en het feit dat GTS NV recentelijk een tankenpark heeft aangelegd nabij het Kluizendok, wordt hier kort de historiek van het bedrijf GTS NV toegelicht. De exploitatie van de nieuwe Kuizendok Tankterminal zal eveneens gebeuren in nauwe relatie met de medewerkers van GTS NV. GTS NV is gespecialiseerd in de behandeling van bulk cargo in de haven van Gent en opereert momenteel vanuit 4 terminals:
GTS Middendok
opslag & overslag van minerale meststoffen en industriële mineralen of biomassa;
GTS Kluizendok
opslag & overslag van graan, oliezaden en graanderivaten;
Fertigent Kluizendok
opslag & overslag van vloeibare meststoffen;
Tankenpark GTS Kluizendok
opslag & overslag van gasolie.
Historiek GTS NV Gesticht in 1984 heeft GTS NV een stevige reputatie uitgebouwd als één van de voornaamste Gentse terminal operatoren. GTS NV is gespecialiseerd in de opslag en overslag van bulk cargo, we geven hier een kort overzicht van de historiek van het bedrijf:
1984
Stichting van Ghent Transport & Storage NV; Concessie voor een eerste terminal aan het Middendok Noord (met een oppervlakte van 35.000m²);
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 13
1985
1988
1995
2004
2005
2006
2007
2010
Bouw van een magazijn met 40.000 MT capaciteit aan de Middendok Terminal; Een eerste zeeschip wordt gelost in de Middendok Terminal; Bouw van een bijkomend magazijn met 40.000 MT capaciteit aan de Middendok Terminal; Bouw van een bijkomend magazijn met 20.000 MT capaciteit aan de Middendok Terminal; In gebruik name van 2 Peiner ‘gantry’ kranen; Concessie voor een tweede terminal aan het Kluizendok (met een opppervlakte van 55.000m²); In gebruik name van een Liebherr mobiele havenkraan LHM 320; Verkoop van de 2 Peiner ‘gantry’ kranen en aankoop van een Sennebogen 850 hydraulische kraan; Bouw van een magazijn met 40.000 MT capaciteit aan de Kluizendok Terminal; In gebruik name van de Liebherr-kraan LHM 320 in de Kluizendok Terminal; Bouw van een bijkomend magazijn met 60.000 MT capaciteit aan de Kluizendok Terminal; Bijkomende concessie aan het Kluizendok met een oppervlakte van 55.000m²; Bouw van een bijkomend magazijn met 75.000 MT capaciteit aan de Kluizendok Terminal. Bouw van een tankenpark aan het Kluizendok voor de opslag van gasolie
2.3.2 Karakteristieken en lay-out: algemeenheden De voornaamste karakteristieken van de tankenterminal worden hier besproken: De Kluizendok Tankterminal zal bestaan uit:
2 tankenparken/inkuipingen met een totale bruto-opslagcapaciteit van 405.600m³ 2
o
Tankenpark C (TP.C) : inkuiping met 7 opslagtanks waarvan 6 met een inhoud van 3 maximaal 40.500 m³ elk en 1 met een inhoud van 100 m³.
o
Tankenpark D (TP.D): inkuiping met 4 opslagtanks met een inhoud van maximaal 40.500 m³ elk
Eén pompenzaal binnen de inkuipingen
Een laad- en losplaats voor schepen langs de kade;
Eén gebouw langs de kade dat dienst doet als kantoor en controlekamer.
De tankterminal zal in twee fasen gebouwd worden. TP.C met 6 tanks wordt eerst gebouwd. Nadien volgt TP.D als uitbreiding van TP.C. TP.D kan als uitbreiding van C gezien worden, aangezien de installaties van C (pompenzaal, watertank, ...) voorzien worden voor beide inkuipingen. Tevens zal tankenpark D gebouwd worden tegen tankenpark C, waarbij de muur van inkuiping C tevens de begrenzing zal vormen voor inkuiping D. De oorspronkelijke vloeistofkerende functie van deze gemeenschappelijk muur zal na voltooiing van inkuiping D gedeeltelijk vervallen. Na voltooiing zal 2
Gezien er reeds twee tankenparken (TPA en TPB)aanwezig zijn langs het Kluizendok (uitgebaat door GTS NV) loopt de naamgeving van de nieuwe tankenparken verder. 3
Een extra tank van 100 m³ wordt voorzien om bij eventuele reinigings- of onderhoudsactiviteiten de productleidingen te kunnen legen en deze hoeveelheid tijdelijk te stockeren (ook bij volle tanks). Ook bij het wisselen van product zal deze tank ingezet worden.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 14
dan ook een prefabpaneel gedeeltelijk uit de tussenmuur gehaald worden, teneinde de exploitatie te vereenvoudigen. Gezien de geplande fasering, waarbij TP.C. reeds operationeel dient te zijn, vooraleer met de bouw van TP.D gestart wordt is deze muur wel noodzakelijk. Wellicht volgt later nog een uitbreiding, ten westen van TP.C. en TP.D. Dit is evenwel nog niet gekend en als dusdanig dan ook niet in voorliggend MER opgenomen. Er zullen vermoedelijk een aantal jaar zitten tussen de bouw van TP.C en TP.D.(2 à 3 jaar, mogelijk minder). Op de inrichting zullen volgende activiteiten plaatsvinden:
Opslag van P3 producten in bovengrondse tanks
Overslag van P3 producten van en naar schepen (gemiddeld 2x per week 1 schip)
De toegang vanuit de Christoffel Columbuslaan gebeurt via een (privé)weg naar de tankenparken toe, tot aan de voorkaai van het Kluizendok. De toegang voor derden (uitgezonderd externe hulpdiensten) is verboden en wordt verhinderd door een afgesloten poort ter hoogte van de ingang aan de Christoffel Columbuslaan. Onderstaande tabel geeft een samenvattend overzicht van de opslagvoorzieningen van de nieuwe tankterminal: Tabel 2-1: Opslagvoorzieningen binnen de Kluizendok Tankterminal Tank N°
Diameter (m)
Hoogte (m)
Capaciteit (m³)
Type*
Product
T101
45
25
40.500
VC
Gasolie
T102
45
25
40.500
VC
Gasolie
T103
45
25
40.500
VC
Gasolie
T104
45
25
40.500
VC
Gasolie
T105
45
25
40.500
VC
Gasolie
T106
45
25
40.500
VC
Gasolie
T107
45
25
40.500
VC
Gasolie
T108
45
25
40.500
VC
Gasolie
T109
45
25
40.500
VC
Gasolie
T110
45
25
40.500
VC
Gasolie
T100
-
-
100
HC
Gasolie
500
HC
Gasolie
leidingen TOTAAL
405.600
*VC = verticaal cilindrisch HC= horizontaal cilindrisch Uitgaande van:
een gemiddelde dichtheid voor gasolie van 0,85;
de (maximale) opslagcapaciteit zoals vermeld in Tabel 2-1
een maximale vullingsgraad van 98%;
bedraagt de maximale aanwezige hoeveelheid aan gasolie in de opslagtanks 344.760 ton. 22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 15
Atmosferische tanks Alle hierboven vermelde tanks zijn atmosferische tanks. Ze zijn elk voorzien van voldoende (in aantal en in grootte) ademventielen voor ontluchting van de tank (bij laden en lossen). De ademventielen zijn voorzien van een overdrukventiel van 2,5 mbar. Alle tanks, uitgezonderd T100, zijn verticale metalen cilindrische tanks. Ze zijn enkelwandig, hebben een vast dak en zijn voorzien van een koelleiding. T100 is een horizontale cilindrische enkelwandige metalen tank. Alle verticale tanks zijn uitgerust met een toevoer- en een afvoerleiding met een diameter DN250 (10”). Alle toe- en afvoerleidingen zijn uitgerust met een automatisch bediende afsluiter. De maximale vullingsgraad voor de opslagtanks bedraagt 98%.
Inkuipingen De verticale tanks staan opgesteld binnen een vloeistofdichte inkuiping waarvan de wanden worden gevormd door een betonwand (dikte ca 30 cm) en een hoogte van 3,35 m. De inkuiping van de tanks wordt uitgevoerd volgens de Vlarem-voorwaarden. Een inkuiping voor wat betreft P3-producten dient minimaal het volume van de grootste tank te kunnen bevatten. Dit wil zeggen dat de inkuiping met de 6 tanks van 40.500 m³ voldoende groot moet zijn om 1 tank van 40.500 m³ te kunnen bufferen. De tanks worden op 12,5 meter van de buitenrand van de inkuiping geplaatst (= op halve hoogte van de tanks). Ter illustratie wordt hier de benodigde hoogte berekend voor inkuiping TP.C. De oppervlakte van iedere tank is ca 1590 m² . De benodigde hoogte van de keermuur kan als volgt berekend worden:
Totale bruto oppervlakte inkuiping TP.C: ca 20.700 m²
Oppervlakte pompenzaal = 105 m²
Oppervlakte kleine tank 100 m³ = 35 m²
Nuttige oppervlakte => 21.500 – 5 *1.590 m² - 105 – 35 m² = 12.610 m²
Benodigde hoogte => 40.500 m³ / 12610 m² = 3,21 m
Effectieve hoogte van de keermuur: 3,35 m
Dit betekent dat er een reservehoogte is van ca 0,15 m bij aanleg van TP.C. De keermuur van Tankenpark D wordt uitgevoerd volgens dezelfde vereisten als bovenstaande. De hoogte van de keermuur bedraagt eveneens 3,35 m. Bij aanbouw van TP.D zal een opening gemaakt worden in de tussenmuur, waardoor bij breuk van de tanks het product kan doorstromen naar TP.C. Om een zekere compartimentering te behouden wordt deze opening niet voorzien tot op de grond. Het zal gaan om een verlaging van de tussenmuur door middel van het uithalen van een prefabpaneel. Enkel bij grotere spills zal de vloeistof overstromen naar het andere tankenpark. De keermuren dienen bijgevolg niet hoger te zijn dan 3,35 m. Bij breuk van een volledige tank kan de vloeistof zich verspreiden over zowel TP.C als TP.D. De bodem van elke inkuiping is dubbel hellend (vanuit de centrale N-Z as naar buiten toe) uitgevoerd. Vandaar kunnen vloeistoffen (neerslagwater) via een afvoerleiding (drain) verzameld worden in een verzamelput in de inkuiping om vervolgens via een inspectieput met schuifafsluiter, een KWS-afscheider en een laatste controleput buiten de inkuiping afgevoerd te worden naar een buffer- en infiltratiegracht (of –veld). Vanuit deze infiltratiegracht of dit infiltratieveld wordt er uiteindelijk geloosd in de (openbare) gracht langsheen de Christoffel Columbuslaan. De
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 16
schuifafsluiter van de inspectieput is steeds gesloten. Enkel na visuele controle op de afwezigheid van olieproducten in de verzamelput in de inkuiping wordt de schuifafsluiter van de inspectieput geopend om het hemelwater uit de inkuiping af te voeren. Controles Alle verticale tanks zijn uitgerust met een elektronische radar niveaumeting, voorzien van de nodige werkingsalarmen (waarvan het hoogalarm is ingesteld op 97%-vullingsgraad) en van een overvulbeveiliging. De overvulbeveiliging is gekoppeld aan een akoestisch alarm en een zwaailicht geplaatst zowel op de kade, als binnen en buiten het tankenpark. De overvulbeveiliging treedt in werking wanneer de tank voor 98% gevuld is. Bij alarm van de overvulbeveiliging wordt ook automatisch de toevoerleiding afgesloten en de pompen (zowel deze van het schip, als de eigen pompen) gestopt. Pompenstation Het pompenstation is een container-unit, voorzien van 4 centrifugaalpompen met elk een maximaal pompdebiet van 800m³/u. Het pompenstation is opgesteld in inkuiping C. Productleidingen Vanaf het pompstation zijn er 2 enkelwandige productleidingen voorzien naar de laad- en loskade. Ze liggen grotendeels bovengronds boven op betonnen prefabblokken (boven kleimatten). Waar er wegen gekruist worden, liggen ze ondergronds (in een caniveau, afgedekt met betonplaten) om eventuele voertuigbewegingen niet te hinderen. Ter hoogte van de laad- en loskade komen de productleidingen terug bovengronds. Deze productleidingen zitten steeds vol product. Deze productleidingen hebben een diameter van DN300 (12”). Scheepsverlading De producten (enkel P3-producten) worden aan- en afgevoerd per schip, dat aanmeert aan de laad& loskade in het Kluizendok, gelegen aan het zeekanaal Gent-Terneuzen. Gemiddeld gezien (beide inkuipingen; zowel commercieel gedeelte als strategische opslag) zal er 2x per dag een schip geladen of gelost worden op de inrichting met een gemiddelde laad- of losduur van circa 24u. Alle verlading gebeurt van en naar schepen. Er zullen geen vrachtwagens geladen worden, er wordt bijgevolg geen wegverkeer gegenereerd door de nieuwe tankterminal. De verversingsgraad van de tanks bedraagt 1x /3 à 4 jaar voor het gedeelte met strategische opslag (TP.C) en voor het commerciële gedeelte kan de verversingsgraad op 8 à 12 x/jaar begroot worden. Aan de laad- en loskade zijn er 2 vaste laadarmen voorzien, met een diameter van DN200 (8”). Om beschadiging van deze laadarmen te voorkomen zijn deze afgeschermd met een vangrail. Ter hoogte van elke laadarm is een manuele afsluiter voorzien op elke productleiding. Bij elke laad- of losactiviteit wordt er eveneens een (mobiele) bovengrondse lekbak geplaatst ter hoogte van de laadarm. Het lossen van de vloeibare P3-producten gebeurt m.b.v. de pompen van het schip met een werkdebiet van ca 600 à 1000m³/u. Het laden van het schip gebeurt met de pompen uit het pompenstation met een capaciteit van 2500 m³/h maximaal. Er zullen 4 pompen geïnstalleerd worden met een elektrisch vermogen van 55 kW.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 17
2.3.3 Uitvoeringsperiode – tijdsbestek De Kluizendok Tankterminal (TP.C en TP.D) dient operationeel te zijn in het eerste kwartaal van 2013. Er wordt verwacht dat de bouwwerken kunnen starten in april 2012 en zullen lopen tot begin 2013. Het is mogelijk dat tussen de bouw van TP.C en TP.D enige tijd overgaat.
2.3.4 Transport Tijdens de aanleg van de tankterminal zal er transport noodzakelijk zijn van:
Tankonderdelen
Bouwmaterialen voor de funderingen, inkuipingen,..
Materieel
Dit transport zal gebeuren via de weg. De aanvoer zal gespreid gebeuren in de loop van de aanlegfase van het tankenpark (ca 1 jaar per inkuiping). Het transport van de brandstoffen zelf tijdens de exploitatie (gasolie) zal uitsluitend gebeuren via het water (Kluizendok / Kanaal Gent-Terneuzen). Gezien het om een opslagplaats gaat in het kader van de strategische voorraadverplichting (TP C) is het aantal bewegingen ter hoogte van het project aanvankelijk beperkt (gemiddeld 2x per week/ laden lossen van schepen). Pas nadat TP.D operationeel is zal de activiteitsgraad stijgen tot gemiddeld 2 operaties per dag. Er gebeurt geen verlading naar vrachtwagens. Er gebeurt bijgevolg geen wegtransport gelinkt aan de exploitatie van de tankterminal (m.u.v. woon-werkverkeer of voor operationele/onderhoudsvereisten).
2.3.5 Werktijden en periodes De inrichting is niet continu bemand, aangezien het voornamelijk gaat om een opslagplaats in kader van de strategische voorraadverplichting (CSO). Het operationele beheer van het depot wordt uitgevoerd door:
1 Operational Manager;
3 kaaiverantwoordelijken;
3 administratieve medewerkers
Het operationele beheer van het tankenpark zal uitgevoerd worden door het personeel van het tankenpark GTS Kluizendok, dat vlakbij de nieuwe site gelegen is. Zij voeren o.a. volgende activiteiten uit:
Laden of lossen van schepen (gemiddeld 2x per dag);
Dagelijks beheer en/of controle van de installaties;
Onderhoud & herstelling van de installaties.
Op werkdagen kan er personeel aanwezig zijn van 6u15 ’s morgens tot 21u45 ’s avonds. Een kleine ruimte zal als kantoor en atelier ingericht worden. ’s Nachts en tijdens het weekend is er in principe niemand aanwezig in de inrichting, tenzij er een specifieke laad- of losactiviteit gepland is. Dan is er tenminste 1 kaaiverantwoordelijke ter plaatse. Iedere bezoeker wordt geregistreerd aan de receptie.
2.3.6 Milieu- en veiligheidsprocedures Gezien de omvang en het type van de installatie is Kluizendok Tankterminal BVBA gehouden tot de opmaak van een omgevingsveiligheidsrapport (OVR) in kader van de milieuvergunningsprocedure. De VR-plicht is hier het gevolg van de aanwezigheid van meer dan 25.000 ton aardolieproducten.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 18
De hoge Seveso drempelwaarde (= 25.000 ton) wordt overschreden. Hieruit volgt dat de inrichting VR-plichtig is, omwille van de vooropgestelde aanwezigheid van maximaal 337.864 ton aardolieproducten Een volledig intern noodplan zal opgemaakt worden voor de exploitatie van de tankterminal. Een veiligheidsbeheerssysteem zal opgezet worden voor het voorkomen van zware ongevallen. In dit systeem zal de nodige aandacht besteedt worden aan de organisatie, taken en verantwoordelijkheden, opleidingen, audits, werken met derden, identificatie & evaluatie van gevaren van zware ongevallen, operationele controle, toezicht, … Een interne preventieadviseur zal aangesteld worden, waarbij een aanvullende passende opleiding voorzien zal worden. Verder zal een externe milieucoördinator aangesteld worden die de milieuprocedures en voorschriften dient op te volgen.
2.3.7 Milieumaatregelen In het project worden de noodzakelijk wettelijke vereisten opgenomen inzake het beperken van de impact op het milieu: Dit houdt oa in:
Inkuiping van de tanks Voorzien KWS afscheider voor de afvoer van het water Lekbakken bij aansluitingspunten ….
De nodige maatregelen en eventuele extra te nemen voorzorgsmaatregelen worden besproken bij de desbetreffende disciplines.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 19
3
Relevante alternatieven
Er kunnen op verschillende niveaus alternatieven beschouwd worden. Hierbij kan er een onderscheid gemaakt worden tussen beleidsalternatieven, uitvoeringsalternatieven en locatiealternatieven.
3.1
Beleidsalternatieven/ nulalternatief
De Belgische overheid dient te voldoen aan haar verplichtingen inzake de opbouw van een strategische olievoorraad. In die zin wil Kluizendok Tankterminal BVBA inspelen op de huidige behoefte in de markt via tankenpark C. 60% van de Kluizendok Tankterminal zal bijgevolg dienen voor strategische opslag. Door het niet uitvoeren van het project zou er op een andere locatie een tankenpark moeten gebouwd worden die een dergelijk volume kan herbergen wil de Belgische overheid aan haar strategische verplichtingen voldoen. Tankenpark D is een uitbreiding van tankenpark C. Dit gedeelte zal commercieel uitgebaat worden voor de bevoorrading van de WestEuropese markt.
3.2
Locatiealternatieven
Het bedrijf heeft de vestigingsplaats voor de tankterminal aan het Kluizendok te Gent om meerdere redenen gekozen, waarvan de belangrijkste zijn :
de uitstekende logistieke verbinding over het water door de nabijheid van het Kluizendok en het Zeekanaal Gent-Terneuzen;
de beschikbaarheid van de nodige industriegrond;
de beschikbaarheid van voldoende geschoolde arbeidskrachten.
Daarnaast is het nieuwe bedrijf een dochteronderneming van het bedrijf GTS NV, dat reeds een tankenpark uitbaat langs het Kluizendok, waardoor uitwisseling van ervaringen inzake exploitatie eenvoudiger zijn. De exploitatie van de Kluizendok Tankterminal zal gebeuren door personeelsleden van GTS NV. In vergelijking tot de overige beschikbare bedrijfsterreinen in de Haven van Gent is de voorgestelde locatie voor de tankterminal als beste alternatief door de initiatiefnemer gekwalificeerd. Rekening houdend met bovenstaande gegevens, worden geen locatie-alternatieven onderzocht.
3.3
Uitvoeringsalternatieven
Aangezien het nieuwe installaties betreft, zullen deze gebouwd worden in overeenstemming met de actueel geldende normen en regelgeving. In de huidige fase zijn er geen uitvoeringsalternatieven (vb. i.v.m. het proces, i.v.m. het beheer) gekend. Wel kunnen door bepaalde deskundigen specifieke voorstellen worden gemaakt (vb. aanpassingen, de gebruikte bronnen,…) in dit MER. Verder wordt de geplande Tankterminal Kluizendok getoetst aan de beschikbare BBT’s /BREF’s inzake op- en overslag in waarbij eventuele uitvoeringsalternatieven in beschouwing genomen zullen worden. Hierbij wordt vooral gedacht aan de Europese BREF “emissions from storage”. Deze toetsing gebeurt bij de respectievelijke relevante disciplines.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 20
4 4.1
Juridische, beleidsmatige en administratieve situering
Juridische en beleidsmatige situering
In onderstaand overzicht worden de belangrijkste juridische en beleidsmatige randvoorwaarden opgesomd. De onderwerpen die eerder een algemene, administratieve betekenis hebben (vb. vergunningsplicht) worden in dit overzicht volledig beschreven. De onderwerpen die inhoudelijk van belang zijn voor het MER worden hier enkel kort vermeld en worden verder behandeld in de betrokken hoofdstukken. Er wordt in de tabel dan ook verwezen naar deze hoofdstukken, namelijk als volgt: Proj: projectbeschrijving; B en G: Bodem en Grondwater; Opp: oppervlaktewater; Gel: geluid; Lucht: lucht; F en Fl: Fauna en Flora; Landsch.: Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie; Mens SO: mens sociaal-organisatorische aspecten; Mens tox: mens toxicologie; Alg: Algemeen kader; /: niet relevant JURIDISCHE RANDVOORWAARDEN
Juridische randvoorwaarde
Inhoudelijk
Discipline/
Bespreking relevantie
Hoofdstuk MILIEUHYGIENE VLAREM I en Milieuvergunningsdecreet
Vlarem I is een uitvoeringsbesluit milieuvergunningsdecreet.
van
het
Vergunning aan te vragen
Hierin worden de procedures voor de meldingen en milieuvergunningsaanvragen vastgelegd.
Belangrijkste toepasselijke vergunningsplichtige Vlaremrubrieken: rubriek 1.4: Installaties voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een opslagcapaciteit van 100.000 ton of meer rubriek 17: gevaarlijke producten rubriek 17.2: Industriële activiteiten en opslagplaatsen met risico’s van zware ongevallen
De ‘hinderlijke inrichtingen’ worden in Vlarem I ingedeeld in een aantal ‘rubrieken’. VLAREM
II
en
Vlarem II is een uitvoeringsbesluit
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
van het
B en G
De voorwaarden en normen uit Vlarem II die relevant zijn voor het
pagina 21
Juridische randvoorwaarde
Inhoudelijk
Discipline/
Bespreking relevantie
Hoofdstuk milieuvergunningsdecreet
milieuvergunningsdecreet
Opp
Hierin worden de algemene en sectorale voorwaarden beschreven waaraan vergunningsplichtige activiteiten moeten voldoen.
Gel
Daarnaast bevat dit besluit ook de milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater, grondwater, lucht, geluid, bodem. VLAREA en Afvalstoffendecreet
Het uitvoeringsbesluit van het afvalstoffendecreet is gekend als het VLAREA (Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming- en beheer).
project, zullen worden behandeld bij de effectbespreking in dit MER.
Lucht Mens
Ja
Bij de bouwwerken kunnen mogelijk materialen vrijkomen die bij hergebruik onder de VLAREA-reglementering vallen. Alle afvalstoffen worden conform de Vlaamse wetgeving terzake verwijderd.
B en G
Inzake het vermijden van nieuwe verontreinigingen is dit relevant. Dit wordt besproken in de discipline ‘bodem en grondwater’
B en G
In het kader van dit decreet dient door de vergunningverlenende
Het heeft als doelstelling de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen tegen de schadelijke invloed van afvalstoffen en de verspilling van grondstoffen en energie tegen te gaan. VLAREBO en Bodemsaneringsdecreet
Het decreet voorziet o.a. in een regeling voor de identificatie en een register van verontreinigde gronden, een regeling voor nieuwe en historische bodemverontreiniging en een regeling voor de overdracht van gronden. Het VLAREBO (Vlaams Reglement betreffende de bodemsanering) is het uitvoeringsbesluit van het bodemsaneringsdecreet.
WATER Decreet
Integraal
In uitvoering van de Europese Kaderrichtlijn Water werd het Decreet Integraal Waterbeleid
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 22
Juridische randvoorwaarde
Inhoudelijk
Discipline/
Bespreking relevantie
Hoofdstuk Waterbeleid
aangenomen door het Vlaams Parlement. De Vlaamse overheid streeft naar duurzame ontwikkeling van de watersystemen in Vlaanderen.
Opp
overheid een ‘watertoets’ uitgevoerd te worden (art. 8).
F en F
De elementen die nodig zijn voor het invullen van de Watertoets worden aangereikt in dit MER.
Besluit inzake hemelwaterputten, infiltratie-voorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater
Dit besluit gaat uit van het principe dat hemelwater in eerste instantie dient hergebruikt te worden, in tweede instantie in de bodem infiltreert en in laatste instantie vertraagd wordt afgevoerd. Het besluit is o.m. van toepassing op het bouwen of herbouwen van gebouwen vanaf 75 m² dakoppervlakte, uitbreidingen vanaf 50 m² dakoppervlakte en aanleg van verharde grondoppervlaktes vanaf 200 m².
Opp
Het project voorziet een uitbreiding van de verharde oppervlakte. Dit besluit is bijgevolg van toepassing en zal in de overeenkomstige discipline besproken worden. Een buffering van het neervallende regenwater is voorzien binnen de inkuiping van de opslagtanks. Infiltratie is mogelijk in een infiltratiebekken dat buiten de inkuipingen gelegen is.
Wet op de bescherming van de oppervlaktewateren
Regelt de bescherming van oppervlaktewateren van het openbaar hydrografisch net tegen verontreiniging.
ja
In de omgeving van het projectgebied situeren zich volgende waterlopen:
De wet op bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging legt de basis voor o.a. milieukwaliteitsnormen.
Besluit van de Vlaamse regering voor wat betreft
In dit besluit, als wijziging van Vlarem I en II, wordt een wijziging opgenomen van de
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
Ten zuiden aangrenzend: Kluizendok Ten oosten: Kanaal Gent-Terneuzen e Ten zuiden: Molenvaardeken: VHA indeling: 1 categorie e Ten noorden: Avrijevaart: VHA indeling: 1 categorie Langs de overzijde van het Kanaal Gent- Terneuzen ligt het Rodenhuizedok: ca 2 km van het projectgebied: VHA categorie 0
De nieuwe milieukwaliteitsnormen zijn variabel naargelang de indeling van de desbetreffende waterloop (zie stroomgebiedbeheersplan
pagina 23
Juridische randvoorwaarde
Inhoudelijk
Discipline/
Bespreking relevantie
Hoofdstuk de wijziging van de milieukwaliteitsnormen
milieukwaliteitsnormen voor waterbodems en grondwater.
oppervlaktewater,
Schelde). De niet ingedeelde waterlopen milieukwaliteitsnormen cfr. het type ‘kleine beek’.
krijgen
de
Dit besluit werd goedgekeurd d.d. 21/05/10. Besluit betreffende onbevaarbare waterlopen
Onbevaarbare waterlopen worden ingedeeld in 3 categorieën: -categorie 1 (bevoegdheid Afdeling Water)
departement
Opp
In de onmiddellijke omgeving van het projectgebied bevinden zich twee e onbevaarbare waterlopen van 1 categorie.
Opp
In de omgeving van het projectgebied bevindt zich het Kluizendok en het kanaal Gent-Terneuzen.
LNE
-categorie 2 (bevoegdheid provincie) -categorie 3 (bevoegdheid gemeente) De niet geklasseerde waterlopen vallen onder de bevoegdheid van de eigenaars van de percelen. Besluit betreffende bevaarbare waterlopen
Bevaarbare waterlopen vallen onder de bevoegdheid van het Vlaams Gewest (Afdeling Waterwegen en Zeewezen (AWZ)).
Stroomgebiedbeheerplan Schelde
In de stroomgebiedbeheerplannen ligt de focus op grote systemen en deze werken overkoepelend op de bekken- en deelbekkenbeheerplannen.
Opp
De nieuwe milieukwaliteitsnormen zijn gelinkt aan de stroomgebiedbeheerplannen. De goedkeuring en publicatie van de stroomgebiedbeheerplannen resulteert in het in werking treden van de nieuwe normen. Waar relevant wordt hiernaar verwezen in de discipline oppervlaktewater.
Het stroomgebiedbeheerplan voor de Schelde werd definitief vastgesteld op 8/10/10 en gepubliceerd B.S. 10/01/11. Wet wateringen; Wet
betreffende
betreffende
de
Openbare besturen die in hun ambtsgebied instaan voor de waterbeheersing. Ze zijn o.a. verantwoordelijk voor de onderhouds- en e e aanpassingswerken voor de waterlopen van 2 en 3
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
Niet relevant
Niet van toepassing voor het projectgebied
pagina 24
Juridische randvoorwaarde
Inhoudelijk
Discipline/
Bespreking relevantie
Hoofdstuk polders Grondwaterdecreet uitvoeringsbesluiten
categorie (en ingeschreven niet-geklasseerde waterlopen) binnen hun ambtsgebied. en
Het grondwaterdecreet voorziet in de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones.
B en G
De grondwatervergunning is geïntegreerd in de milieuvergunning (opgenomen in Vlarem). Reductieprogramma Gevaarlijke Stoffen 2005
Het projectgebied en nabije omgeving liggen niet in waterwingebied of binnen een beschermingszone. Er is geen grondwaterwinning voorzien.
Dit Reductieprogramma kadert de diverse elementen van het beleid van gevaarlijke afvalstoffen in het oppervlaktewater.
Opp.
In kader van de mogelijke verontreiniging van het regenwater met KWS zullen de voorzorgsmaatregelen in het MER besproken worden.
Deze Europese Kaderichtlijn Lucht’ vormt samen met een aantal dochterrichtlijnen de basis voor het luchtbeleid in Europa (luchtkwaliteit, beoordelingscriteria,…).
Lucht
Dit wordt besproken in de overeenkomstige discipline
Lucht
Dit wordt besproken in de overeenkomstige discipline.
LUCHT: Europese kaderrichtlijn luchtkwaliteit
In de kaderrichtlijn worden o.a. de verontreinigende stoffen omschreven waarvoor in de ‘dochterrichtlijnen’ grenswaarden of richtwaarden moeten worden vastgelegd. Dochterrichtlijnen luchtkwaliteit
Deze Europese Richtlijnen stellen o.a. grenswaarden vast voor SO2, NO2, NOx, PM10 en Pb (eerste dochterrichtlijn), voor CO en benzeen (tweede dochterrichtlijn), stellen een streefwaarde vast voor ozon (derde dochterrichtlijn) en drempelwaarden en monitoringsverplichtingen voor arseen (As), cadmium (Cd), kwik (Hg), nikkel (Ni) en polycyclische
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 25
Juridische randvoorwaarde
Inhoudelijk
Discipline/
Bespreking relevantie
Hoofdstuk aromatische koolwaterstoffen (PAK). Hiermee beoogt de EU concentraties van deze verontreinigende stoffen in de lucht te verkrijgen die schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens en voor het milieu voorkomen, verhinderen of verminderen. Deze richtlijnen Vlaremwetgeving. Solventrichtlijn
werden
in
De Europese richtlijn 99/13/EG (solventrichtlijn) beperkt de solventuitstoot van een twintigtal verschillende groepen van industriële processen. Er worden grenzen gesteld aan de geleide emissies en aan diffuse emissies. Deze richtlijn werd Vlaremwetgeving.
NEC-richtlijn
omgezet
opgenomen
in
de
Deze Europese richtlijn legt nationale emissieplafonds op voor SO2, NOx, VOS en ammoniak. Doel is de verzuring, eutrificiëring ozonverontreiniging aan te pakken.
De tankterminal kan mogelijk een bepaalde hoeveelheid vluchtige organische stoffen uitstoten. Hiervoor kan verwezen worden naar de discipline lucht in dit MER.
Lucht
Eventuele emissies uit de opslagtanks worden besproken in de discipline ‘lucht’
Proj
In het project zijn de wettelijke vereisten energieverbruik op de site zal beperkt zijn.
en
Het Vlaamse NEC-reductieprogramma werd door de Vlaamse Regering goedgekeurd in 2003 REG-decreet
Dit decreet vormt de basis voor het Vlaamse beleid inzake rationeel energiegebruik.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 26
opgenomen.
Het
Juridische randvoorwaarde
Inhoudelijk
Discipline/
Bespreking relevantie
Hoofdstuk Visiedocument ‘de weg naar een duurzaam geurbeleid’ (LNE)
Door LNE werd een beleidsdocument opgemaakt met een voorstel tot geurnormering
Lucht
Er worden geen relevante geuremissies verwacht. Mogelijk diffuse emissie zullen in de discipline ‘lucht’ besproken worden.
Dit decreet vormt de basis van de reglementering m.b.t. ruimtelijke ordening en legt o.a. een lijst van handelingen op waarvoor een stedenbouwkundige vergunning verplicht is (art. 99).
Mens SO
Een stedenbouwkundige vergunning is nodig voor de bouw van het tankenpark.
De bodembestemming wordt vastgelegd via de gewestplannen en/of via de algemene plannen van aanleg (APA’s) of bijzondere plannen van aanleg (BPA’s).
Mens SO
Het projectgebied is op het gewestplan (zie kaart 3) aangeduid als industriegebied.
RUIMTELIJKE ORDENING Decreet m.b.t. organisatie van Ruimtelijke Ordening
de de
Plannen m.b.t. bodembestemming
Het projectgebied maakt tevens deel uit van het Gewestelijk RUP voor de afbakening van het zeehavengebied Gent, waar het gebied aangeduid is als gebied voor zeehaven gebonden industrie.
Ter uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) worden gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s) opgemaakt. Ook op provinciaal en gemeentelijk vlak worden gelijkaardige plannen opgesteld. Besluit betreffende Ruilverkaveling en Landinrichting
Deze instrumenten hebben respectievelijk als doel te komen tot een betere economische uitbating en te komen tot volwaardige ontwikkeling van alle facetten van een gebied
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
Niet relevant
Dit is niet relevant voor het project
pagina 27
Juridische randvoorwaarde
Inhoudelijk
Discipline/
Bespreking relevantie
Hoofdstuk NATUUR Natuurbehoudsdecreet Vogelrichtlijn Habitatrichtlijn Conventie van Ramsar
Dit decreet heeft als doel de bescherming, de ontwikkeling, het beheer en het herstel van het natuurlijk milieu. Het decreet wenst een gebiedsgericht natuurbeleid, zowel inzake het creëren van ruimtelijke netwerken (VEN, IVON) als op het vlak van het creëren van natuurreservaten. In het decreet staan ook een aantal belangrijke principes ingeschreven, zoals standstill, compensatiemaatregelen,…
F en Fl
In de omgeving van het projectgebied (meerdere kilometers) zijn geen VEN-gebieden aangeduid. Het projectgebied is niet gelegen in een straal van 2 km van een Vogelrichtlijngebied (SBZ-V), een Habitatrichtlijngebied (SBZ-H), ramsargebied of weidevogelgebied. Er is geen natuurvergunning vereist.
In dit decreet worden ook de instandhoudingsdoelstellingen en procedures bepaald betreffende de speciale beschermingszones (SBZ) in het kader van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en in het kader van de waterrijke gebieden van internationale betekenis (“Ramsar”). Naast dit gebiedsgericht beleid worden ook specifieke maatregelen en beschermingsprocedures beschreven ter bescherming van vegetaties of kleine landschapselementen. De bescherming van beschermde dieren, vogels en planten wordt verder geregeld in diverse koninklijke besluiten. Ook werden beheersgebieden voor weidevogels afgebakend.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 28
Juridische randvoorwaarde
Inhoudelijk
Discipline/
Bespreking relevantie
Hoofdstuk Bermbesluit
Dit Besluit wil een natuurvriendelijker bermbeheer stimuleren via een aangepast maaibeheer met geschikt materieel en met verbod van biocidengebruik
/
Dit is van toepassing op bermen en taluds langs wegen, waterlopen en spoorwegen, waarvan het (on)kruidbeheer toebehoort aan publiekrechterlijke personen (vb. openbare besturen). Dit besluit is niet van toepassing voor Kluizendok Tankterminal BVBA.
Bosdecreet
Het bosdecreet heeft tot doel het behoud, de bescherming, de aanleg en het beheer van de bossen in Vlaanderen te regelen.
Niet relevant
Er bevindt zich geen bos in of nabij het projectgebied.
Landsch
Toevalsvondsten dienen gemeld te worden. Er dient rekening gehouden te worden met de eventuele adviezen van het Agentschap Ruimtelijke ordening-Onroerend erfgoed. Gezien het sterk vergraven en opgehoogde karakter van het projectgebied zal archeologie niet relevant zijn. Het gebied werd voor de aanleg van het Kluizendok uitgebreid onderzocht door de Universiteit van Gent.;
LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE Decreet betreffende archeologisch patrimonium
Door dit decreet m.b.t. het archeologisch patrimonium en door de conventie van Malta (La Valetta, 16/01/1992) wordt de bescherming, de instand-houding, het behoud, het herstel en het beheer van het archeologisch patrimonium geregeld.
MER’s en de daaruit voortvloeiende beslissingen dienen ten volle rekening te houden met archeologische vindplaatsen en hun context (art. 5.3 van de conventie van Malta). Decreten betreffende monumenten, landschappen, stads- en dorpsgezichten
Deze decreten regelen de bescherming van monumenten en de instandhouding, het herstel en het beheer van de in het Vlaamse Gewest gelegen beschermde landschappen en stadsen dorpsgezichten.
Landsch
In de onmiddellijke omgeving (straal van ca. 1,5 km) van het projectgebied bevinden zich geen beschermde landschappen of beschermde monumenten.
Het doel van het decreet op de erfgoedlandschappen is o.a. om een juridische basis
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 29
Juridische randvoorwaarde
Inhoudelijk
Discipline/
Bespreking relevantie
Hoofdstuk te creëren voor het behoud en de zorg voor landschapskenmerken en landschapswaarden van ankerplaatsen en erfgoedlandschappen. IPPC: IPPC-richtlijn
Deze Europese Richtlijn 96/61/EG van 24/09/1996 inzake Geïntegreerde Preventie en Bestrijding van verontreiniging (GPBV, in het Engels IPPC: (Integrated Pollution Prevention and Control) vraagt dat alle annex-1 bedrijven werken volgens vergunningsvoorwaarden gebaseerd op BBT/BAT.
(GPBV-richtlijn)
Project Lucht
Het bedrijf wordt beschouwd als een IPPC-bedrijf. De IPPC-richtlijn is dus van toepassing.
Deze richtlijn werd geïntegreerd in Vlarem. Voor de toepassing van de richtlijn wordt gebruikt gemaakt van BREF’s (Europees) en BBT-studies (Vlaams) BREF ‘emissions storage’
from
Deze Europese BREF dateert van 2005 en heeft betrekking op mogelijk emissies ten gevolge van de opslag van bulkmateriaal of gevaarlijke stoffen zowel naar lucht, water,…
Project
In Vlarem II zijn de milieuvoorwaarden op gebied van geluid waaraan een inrichting moet voldoen opgenomen. Tevens worden hier de mililieukwaliteitsnormen voor geluid aangegeven.
Gel
Lucht
Technieken uit deze BBT-studie zijn relevant voor het bedrijf en zullen in het MER opgenomen worden bij de discipline ‘lucht’
GELUID Vlarem II
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
De relevante aspecten worden bestudeerd in de discipline geluid.
pagina 30
Juridische randvoorwaarde
Inhoudelijk
Discipline/
Bespreking relevantie
Hoofdstuk ELEKTRICITEIT Elektriciteitsdecreet
Dit vormt de decretale basis voor de vrijmaking van de elektriciteits- en aardgasmarkt
Aardgasdecreet
Deze decreten zijn in het algemeen van toepassing maar niet specifiek relevant voor voorliggend project
Dit decreet vormt de basis voor het Vlaamse beleid inzake rationeel energiegebruik.
Proj
Dit is relevant voor het project
De toewijzing van de Vlaamse emissierechten (voor CO2) voor de periode 2008-2012 gebeurt via dit Vlaams Toewijzingsplan, dat werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 20/07/2006. Het wordt geïntegreerd in het Belgisch Toewijzingsplan CO2emissierechten, dat vervolgens wordt genotificeerd aan de Europese Commissie.
Niet van toepassing
Dit vormt de basis voor de toekenning van CO2-emissierechten en is niet van toepassing voor voorliggend project
De decreten bevat eveneens een aantal aspecten i.v.m. rationeel energiegebruik en hernieuwbare energie-bronnen.
REG-decreet Allocatieplan emissierechten 2012)
Proj
CO2(2008-
Het kadert in de Europese handel voor CO2emissierechten, dat de basis vormt van het Europese klimaatbeleid BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV)
Het Structuurplan geeft de richtlijnen weer voor het toekomstig gebruik van de ruimte in Vlaanderen voor verschillende sectoren.
Mens SO
In het RSV behoort het plangebied tot het zeehavengebied en een economisch netwerk.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan:
Het Gewestelijke Ruimtelijk Uitvoeringsplan voor de afbakening van het zeehavengebied Gent- Inrichting
Mens SO
De belangrijkste bestemmingen die vastgelegd werden voor het deelgebied van het Kluizendok zijn:
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 31
Juridische randvoorwaarde
Inhoudelijk
Discipline/
Bespreking relevantie
Hoofdstuk R4 Oost – en R4 West
Zone voor zeehaven en watergebonden bedrijven Zone voor waterwegeninfrastructuur Zone voor infrastructuurbundel Zone voor spoorinfrastructuur Zone voor bos Zone voor bos met kasteelbebouwing Zone voor bos met zeehaven gebonden kantoren en dienstverlenende bedrijven Zone voor waterzuiveringsinfrastructuur Zone voor waterloop Zone voor permanenten ecologische infrastructuur Zone voor bestaande landbouwbedrijven Het havengebied van Gent wordt zoals in het RSV bevestigd als concentratiegebied voor economische activiteit.
Provinciaal Structuurplan Vlaanderen
Ruimtelijk Oost-
Het ontwerp van het provinciaal ruimtelijk structuurplan (PRS) werd op 10 december 2003 door de provincieraad definitief vastgesteld. Op 18 februari 2004 keurde de Vlaamse regering het goed. Op 24 maart 2004 is het PRS in werking getreden.
Mens SO
Gemeentelijk Structuurplan
Ruimtelijk
Het gemeentelijk ruimtelijk goedgekeurd op 9 april 2003
Mens SO
De voorschriften voor het plangebied zijn gelijk aan de hogere beleidsplannen.
structuurplan
is
Milieubeleidsplan 20032007-2010 (MINA-plan 3)
Het gewestelijk milieubeleidsplan wordt opgesteld met het oog op de bescherming en het beheer van het milieu.
Proj
In het MINA 3-plan worden een aantal relevante ‘ projecten’ vermeld die potentieel relevant zijn voor dit MER zoals de aspecten met betrekking tot bestrijding van verontreiniging van oppervlaktewater of geurhinder
Milieubeleidsplan provincie Oost-Vlaanderen
Het milieubeleidsplan 2005-2009 werd goedgekeurd begin 2005.
Proj
In het provinciaal milieubeleidsplan staan algemene maatregelen inzake het beperken van verontreinigingen (bodem, lucht, water,…) en de hinder
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 32
Juridische randvoorwaarde
Inhoudelijk
Discipline/
Bespreking relevantie
Hoofdstuk die dit kan veroorzaken. Milieubeleidsplan Stad Gent
Het milieubeleidsplan van goedgekeurd op 12/05/2005.
de
stad
Gent
is
Mens
In het gemeentelijk milieubeleidsplan werden geen relevante acties vermeld die specifiek met de geplande Tankterminal of op de locaties van de Tankterminal verband kunnen houden. Het stedelijke milieubeleidsplan omvat wel elementen inzake de algemene beperking van milieuhinder.
Algemeen bouwreglement van de stad Gent
Het “Algemeen Bouwreglement” is een stedenbouwkundige verordening die opgemaakt is in uitvoering van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening. Het bevat diverse voorschriften van stedenbouwkundige aard die van toepassing zijn op het hele grondgebied van onze stad.
Project
In het algemeen bouwreglement van de stad Gent staan specifieke bouwvoorschriften voor bouwwerkzaamheden op grondgebied van de stad Gent. Zo heeft de Stad Gent specifieke bepalingen vastgelegd inzake de grootte van een hemelwaterput bij bouw/verbouw werkzaamheden.
Regionale Landschappen
Een regionaal landschap is een duurzaam samenwerkingsverband ter bevordering van o.a. streekeigen karakter, natuur, beheer kleine landschapselementen.
Niet relevant
Het projectgebied is niet gelegen in een regionaal landschap.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 33
4.2
Administratieve voorgeschiedenis
Gezien het gaat om een volkomen nieuw project gaat en het betrekking heeft op de oprichting van een nieuw bedrijf kent het project geen administratieve voorgeschiedenis. De geschiedenis van het moederbedrijf GTS NV werd reeds eerder in dit MER toegelicht. GTS NV heeft reeds verschillende percelen in exploitatie langs het Kluizendok. De nieuwe tankterminal zal evenwel een aparte eenheid worden en bijgevolg ook op (milieu)vergunningsbasis een andere eenheid zijn.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 34
5
Algemene methodologische aspecten
5.1
Overzicht van de te onderzoeken milieudisciplines
Hieronder worden de verschillende delen die in de effectenstudie (in hoofdstuk 6) aan bod zullen komen, gedefinieerd. Volgende aspecten zullen in het MER door de respectievelijke erkende MER-deskundigen beschreven worden:
Water Lucht Bodem
Het onderdeel Mens (ruimtelijke ordening, verkeer, toxicologie/hinder) wordt op een meer summiere wijze besproken worden. Dit gezien de, met de huidig gekende gegevens, geringe complexiteit en impact. Ook het aspect “Geluid en trillingen” zal op een meer summiere wijze besproken worden, gezien de locatie van de tankterminal en de beperkte geluidsproductie die verwacht wordt. De aspecten “fauna en flora” en “landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie” worden eveneens kort besproken. Verder worden de aspecten “klimatologische factoren”, “atmosfeer” en “energie- en grondstoffenvoorraden”, “licht” en “veiligheid” niet afzonderlijk besproken in dit MER aangezien er geen significante effecten verwacht worden. Wel is er onder de projectbeschrijving kort ingegaan op het aspect veiligheid en onder “lucht” op het aspect energie. Het omgevingsveiligheidsrapport, dat in opmaak is, werd hier tevens reeds kort toegelicht.
5.2
Opbouw per milieudiscipline
5.2.1 Afbakening van het studiegebied Kaart 7 geeft een algemeen overzicht van het studiegebied. Hieruit blijkt dat het studiegebied zich bevindt op grondgebied van de gemeente Evergem en de stad Gent. Onder de verschillende disciplines is een specifieke beschrijving gegeven.
5.2.2 Beschrijving van de toestand in de omgeving Dit is een beschrijving van het projectgebied en omgeving. De bestaande toestand (2011) wordt als referentie genomen worden voor de toetsing van de effecten. De bestaande toestand betreft een braakliggend perceel op opgespoten grond langsheen het Kluizendok te Gent. Bij autonome ontwikkeling zou hier spontane verbossing optreden. Indien geen recente gegevens beschikbaar zijn voor bepaalde aspecten, zal de deskundige uitgaan van de beschikbare gegevens (met aanduiding van referentiedatum) en/of zal hij de beschikbare gegevens actualiseren (door bijkomende metingen, door veldwerk of door extrapolatie) indien hij dit nodig acht omwille van mogelijke significante wijzigingen in de tijd. De bestaande toestand vormt samen met de ontwikkelingsscenario’s (zie hieronder) in principe het nulalternatief t.o.v. waarvan de verdere aanwezigheid van het project vergeleken wordt. In de eindsynthese van dit MER worden de voor- en nadelen van het project t.o.v. dit nulalternatief besproken onder de vorm van een beschrijving en een cijfermatige beoordeling.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 35
5.2.3 Geplande situatie – invloed van Tankterminal Kluizendok op de omgeving De geplande situatie is de toestand van het studiegebied met de in de toekomst te verwachten invloed van de Tankterminal Kluizendok en dit zonder rekening te houden met eventuele milderende maatregelen die in dit MER voorgesteld zullen worden. Deze beschrijving omvat dus eigenlijk de beschrijving en de evaluatie van de positieve en negatieve effecten van de tankterminal. De beoordeling van de effecten gebeurt o.b.v. expert judgement en is –waar dit mogelijk isgebaseerd op cijfermatige gegevens. Onder “Geplande toestand-Methodologie”- is voor elke discipline aangegeven op basis van welke criteria en op welke wijze de beoordeling van de effecten gebeurt. Om een overzicht te verkrijgen van het belang van de verschillende effecten wordt voor elk effect volgende indelingswijze gehanteerd: sterk negatief (-3)
sterk positief (+3)
matig negatief (-2)
matig positief (+2)
licht negatief (-1)
licht positief (+1)
geen significant effect (0) Op basis van de grootte van de cijfergegevens kan vervolgens snel afgeleid worden in hoeverre de deskundigen een effect als belangrijk beoordeeld hebben en kan tevens afgeleid worden in hoeverre een maatregel vereist is en welke de impact is van de maatregel (resterend effect).
5.2.4 Ontwikkelingsscenario’s Hieronder worden te verwachten (autonome of gestuurde) wijzigingen in de omgeving van het studiegebied beschreven. In deze fase van de studie zijn reeds volgende mogelijke ontwikkelingen in de omgeving gekend:
Bouw van een asfaltcentrale op terreinen grenzend 500 m ten oosten van de Tankterminal Bouw van een betoncentrale op ca 1 km van de Tankterminal Bouw van een zwavelterminal op ca. 350 m van de Tankterminal Verder ontwikkeling en invulling van de industrieterreinen langs het Kluizendok
Er zijn geen andere ontwikkelingen gekend in de omgeving van het studiegebied. Waar dit nuttig is, zal bij de effectbespreking rekening gehouden worden met de verschillende ontwikkelingsscenario’s.
5.2.5 Maatregelen Na de bespreking en evaluatie van de effecten worden in dit MER – waar dit nuttig en mogelijk is – maatregelen voorgesteld ter eliminatie, beperking of compensatie van de effecten. Aan de hand van de grootte van de cijfergegevens zoals onder het hoofdstuk ‘Geplande toestand’ bepaald wordt, zal kunnen afgeleid worden in hoeverre de deskundigen een effect belangrijk vinden, in hoeverre een maatregel vereist is en welke de impact is van de maatregel (resterend effect). Het resterend effect wordt op gelijkaardige wijze zoals hierboven aangehaald werd, beoordeeld.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 36
5.3
Overzicht van mogelijke effecten en grensoverschrijdende effecten
Grensoverschrijdende effecten De effecten van de aanleg en exploitatie lijken bij normale exploitatie niet in die aard te zullen evolueren dat grensoverschrijdende effecten zich zullen voordien. Het bedrijf is gelegen op ca 5 km van de Nederlandse grens. De inkuipingen van het tankenpark zijn vloeistofdicht uitgevoerd en de pompen staan opgesteld in de vloeistofdichte inkuipingen. Ook de overslaginstallatie voor schepen wordt uitgerust met vloeistofdichte lekbakken. Er bestaat een risico op verontreiniging van het oppervlaktewater bij overlading (vorming van een drijflaag op het oppervlaktewater). Deze zal evenwel geen aanleiding geven tot grensoverschrijdende effecten. Met betrekking tot de veiligheidseffecten van het project is grensoverschrijdende informatie noodzakelijk. Overzicht algemeen te verwachten effecten Gebaseerd op de algemene locatiekarakteristieken en de projectbeschrijving worden hieronder de voornaamste mogelijke effecten die t.g.v. het project redelijkerwijze kunnen verwacht worden in een overzicht weergegeven (zie Tabel 5-1.). (T = tijdelijk ; P = permanent)
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 37
Tabel 5-1: Overzicht ingreep-effect relaties (mogelijke en te onderzoeken effecten) Ingreep
Direct effect
Discipline
Gewijzigd landschapsbeeld
Monumenten
Indirect effect
Discipline
Exploitatie Tankterminal Aanwezigheid Tankterminal
Invloed op de afwatering van de site
en
Gewijzigde
beleving
van
de
Mens (P)
Landschappen (P)
omgeving
Water (P)
Invloed op waterlopen (wijziging
Water (P)
piekdebieten en kwaliteit) Exploitatie
Lozen van (afval)water met invloed op
Water (P)
Invloed op aquatisch ecosysteem
Fauna en flora (P)
Lucht (P)
Invloed op
Mens (P)
waterkwaliteit (en waterkwantiteit) Invloed op luchtkwaliteit
gezondheid/hinderaspecten van de omwonenden
Fauna en flora (P)
Invloed op vegetatie Risico op bodem- en
Bodem
grondwaterverontreiniging
grondwater (P)
en
Mens (P) Invloed op
Fauna en flora (P)
gezondheid/hinderaspecten van Geluidsemissies
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
Geluid (P)
pagina 38
de omwonenden
Mens (P)
Invloed op vegetatie en fauna
Fauna en flora (P)
6
Methodologie/ Beschrijving van de bestaande situatie, effecten en maatregelen
Onderstaande beschrijving geeft per discipline een afbakening van het studiegebied (op basis van de reeds beschikbare data) , een bijkomende toelichting omtrent de juridische en beleidsmatige context (waar relevant) , een beschrijving van de methodologie die gevolgd werd bij de opmaak van het MER (alsook de effectengroepen), een beschrijving van de bestaande situatie, de toekomstige toestand, een beschrijving van de effecten die verwacht worden en een overzicht van de maatregelen die (waar nodig) genomen dienen te worden.
6.1
Oppervlaktewater
6.1.1 Afbakening van het studiegebied In dit deel worden -voor zover relevant- de effecten op oppervlaktewater, neerslagwater, afvalwater en leidingwater besproken evenals de processen die hiermee in verband staan. Het studiegebied omvat de waterlopen die kunnen beïnvloed worden door de aanleg en de exploitatie van de geplande Tankterminal Kluizendok. Voor oppervlaktewater behelst dit de zone rondom het bedrijf en de waterlopen die hierin lopen namelijk de gracht tussen het tankenpark en de Christoffel Columbuslaan, de Avrijevaart, het Kluizendok evenals het Kanaal Gent-Terneuzen.
6.1.2 Juridische en beleidsmatige context
Binnen Vlaanderen worden in uitvoering van het Decreet Integraal Waterbeleid 11 rivierbekkens onderscheiden. Voor elk bekken wordt een bekkenbeheerplan opgesteld dat omvat: situatieanalyse, een beschrijving van de knelpunten en de mogelijkheden, een visievorming, acties en maatregelen, functiebestemming (overstromingszones, oeverzones, waterzuiveringszones). De waterlopen in de omgeving van het projectgebied behoren tot het Bekken van de Gentse Kanalen en tot het deelbekken van de Burggravenstroom. De betrokken besturen bij het deelbekken van de Burggravenstroom zijn de gemeentes Assenede, Evergem, Kaprijke, Knesselare, Lovendegem, Maldegem, Waarschoot en Zomergem, de steden Gent en Eeklo en de wateringen Burggraevenstroom/ Wagemakerstroom/ Zomergem-Lovendegem en het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen. Dit deelbekkenbeheerplan werd definitief vastgesteld door de Vlaamse regering op 30 januari 2009. Met betrekking tot voorliggend project zijn geen specifieke zaken opgenomen in het deelbekkenbeheerplan. Er wordt de nadruk gelegd op het vasthouden van regenwater, voornamelijk gezien de in de toekomst wellicht sterk toenemende verharde oppervlakte t.h.v. het Kluizendok. Gezien de relatief zandige bodem is infiltratie mogelijk. Verder wordt er aandacht besteed aan het beperken van diffuse lozingen in het oppervlaktewater. Met betrekking tot de omgeving van het Kluizendok worden er in het bekkenbeheerplan voornamelijk elementen aangehaald in verband met de diepgang van het dok en het kanaal Gent-Terneuzen om grotere zeeschepen in de Gentse Zeehaven te kunnen ontvangen. Eén van de belangrijke elementen uit het Decreet Integraal Waterbeleid (18/07/03) is het uitvoeren van de ‘watertoets’. Het uitvoeringsbesluit is principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering (dd. 20/07/2006 B.S. 31/10/2006). De watertoets houdt in dat voor elk plan, programma of vergunningsplichtig project dient te worden nagegaan of dit schadelijke effecten heeft op het watersysteem (waarbij het watersysteem beschouwd wordt als zijnde een samenhangend en functioneel geheel van oppervlaktewater, grondwater, waterbodems en oevers, met inbegrip van de daarin voorkomende levensgemeenschappen en alle bijhorende fysische, chemische en biologische processen en de daarbij behorende technische infrastructuren). Indien dit het geval is, dient te worden gezocht naar milderende of compenserende maatregelen. Eventueel kan op basis van een negatieve watertoets een plan, programma of project worden geweigerd. De elementen die nodig zijn voor het invullen van de
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 39
watertoets worden aangereikt in dit MER onder de betrokken disciplines (‘Oppervlaktewater’ en eventueel onder ‘Bodem en grondwater’ en ‘Fauna en flora’). De besluiten worden achteraan dit MER nog eens herhaald. Het besluit van de Vlaamse Regering dd. 21/05/2010 betreffende de milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater, waterbodems en grondwater. In dit besluit worden In uitvoering van het decreet Integraal Waterbeleid heeft de Vlaamse Regering nieuwe milieukwaliteitsnormen vastgelegd. Voor oppervlaktewater zijn er voortaan twee groepen milieukwaliteitsnomren: 1. Typespecifieke normen voor biologische en algemeen fysisch-chemische parameters, opgesplitst per categorie en per type oppervlaktewater 2. Niet- typespecifieke normen voor gevaarlijke stoffen Deze richtwaarden zijn bepalend voor de goede ecologische en goede chemische toestand van het water en moeten uiterlijk op 22 december 2015 behaald worden. De in werking treding van dit besluit is gekoppeld aan de stroomgebiedbeheerplannen. Het stroomgebiedbeheerplan voor de Schelde werd definitief vastgesteld op 8/10/10 en gepubliceerd in het Belgisch staatsblad op 10/01/11. De installaties gerelateerd aan de tankterminal lozen in principe geen verontreinigd water. De elementen die mogelijk er toe leiden dat er verontreinigingen in het oppervlaktewater terechtkomen worden verder in deze discipline behandeld.
6.1.3 Methodologie-effectengroepen In deze discipline wordt nagegaan wat de impact van het geplande tankenpark zal zijn op de omliggende oppervlaktewaters. Wegens de laad- en losactiviteiten van schepen ter hoogte van het Kluizendok zal de nodige aandacht besteed worden aan mogelijke lozingen in het water. Daarnaast zal nagegaan worden in hoeverre de lozing van het afstromende regenwater (in principe zuiver regenwater dat uit voorzorg en vanuit wetgevende eisen een KWS-afscheider doorloopt) een invloed heeft op de ontvangende waterlopen en dit zowel naar kwaliteit als naar kwantiteit (piekdebieten). Onderstaande tabel vat de te onderzoeken aspecten samen. Tabel 6-1: Methodologie-effectengroepen discipline ‘oppervlaktewater’ Effectgroep Waterkwaliteit
Criterium Bestemming en kwaliteit geloosd (afval)water
Methodologie
Beoordeling significantie op basis van
Algemene milieutechnische en juridische evaluatie van de lozing/verwerking van het geloosde (regen)water.
Al of niet voldoen aan wettelijke voorwaarden en al of niet risico op beïnvloeding oppervlaktewaterkwaliteit.
Evaluatie van mogelijke risico’s tot lozing van KWSfracties in oppervlakte water Waterkwantiteit
Bijkomende piekdebieten bij lozing hemelwater (m³/s)
Berekening op basis van verwachte lozingsdebieten
Relatie piekdebieten met capaciteit van ontvangende waterlopen en risico op overstroming
Er wordt nagegaan of er maatregelen mogelijk zijn om eventuele effecten te vermijden of te beperken.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 40
6.1.4 Beschrijving van bestaande toestand De referentiesituatie is de situatie zoals deze actueel op het terrein waargenomen kan worden, namelijk een braakliggend terrein langs het Kluizendok.
6.1.4.1 Afwatering van de omgeving De site bevindt zich volledig in het bekken van de Gentse Kanalen, meer bepaald in het deelbekken van de Moervaart. Kaart 8 situeert de waterlopen in de omgeving van de geplande Tankterminal. De meest nabijgelegen waterlichamen zijn het Kluizendok, het Kanaal Gent-Terneuzen, de Avrijevaart en het Molenvaardeke. Daarnaast is er een recent uitgegraven gracht aanwezig tussen het bedrijfsterrein en de Christoffel Columbuslaan. Deze watert af naar de Avrijevaart, die ca 1,5 km verder uitkomt in het Kanaal Gent-Terneuzen. Momenteel zijn de terreinen volledig onverhard en bestaan deze uit zandig opgespoten materiaal. Het terrein ligt niet in recent overstroomd gebied of in een overstromingsgebied en kent geen waterafvoerproblemen. De omgeving van het projectgebied wordt niet als overstrominggevoelig geklasseerd. Enkele akkers tussen de Avrijevaart en Rieme worden als mogelijk overstromingsgevoelig geklasseerd. Er gebeuren geen debietsmetingen op de Avrijevaart in de omgeving van het studiegebied. In de omgeving zijn er bijgevolg geen debietsgegevens gekend omtrent de afwatering op de verschillende waterlopen. Het kanaal Gent-Terneuzen en de dokken worden voornamelijk geregeld op waterpeil ter hoogte van de sluizen te Terneuzen. Tevens wordt getracht via een stuw op de Gentse ringvaart voldoende waterdoorvoer te voorzien via het kanaal Gent-Terneuzen, teneinde zoutindringing te Terneuzen te beperken. Hiervoor zijn minimale afvoerdebieten afgesproken met Nederland. De aanvoer van het water, vanuit de Schelde via de Gentse Ringvaart, dient hiervoor te zorgen.
6.1.4.2 Oppervlaktewaterkwaliteit in de omgeving De waterkwaliteit van het deelbekken Burggravenstroom wordt over het algemeen als vrij behoorlijk beschouwd, voornamelijk ten gevolge van de extra inspanningen die geleverd zijn ten gevolge van het gebruik van het water in dit deelbekkengebied voor de productie van drinkwater in het waterspaarbekken te Kluizen. In de omgeving van het projectgebied worden de klassieke polluenten bemonsterd door de VMM. Het meest relevante meetpunt is gesitueerd ter hoogte van Wondelgem (Tragelstraat), net voor de mondig van de Avrijevaart in het Kanaal Gent-Terneuzen. De kwaliteitsdoelstelling voor de Avrijevaart en omgeving is drinkwaterkwaliteit. Het kanaal Gent-Terneuzen heeft de basiskwaliteitsnorm als doelstelling. Tabel 6-2: Gemiddelde analyseresultaten 2010 VMM meetpunt 35000: Avrijevaart Parameter
2009
2010
Eenheid
BOD
2,7
2,97
mg O2/l
Cl-
348,77
269,98
mg/l
COD
38,36
42,47
mg O2/l
Geleidbaarheid
1994,9
1373,5
μS/cm
KjN (Kjeldahlstikstof)
2,59
2,53
mg N/l
NH4+
1,2
0,93
mg N/l
0,12
0,10
mg N/l
-
NO2
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 41
Parameter
2009
2010
Eenheid
NO3
3,31
2,73
mg N/l
ortho PO4
0,50
1,24
mg P/l
Totaal Fosfor
0,64
1,5
mg P/l
Zwevende stoffen
7,47
13,73
mg/l
De kwaliteit van het kanaal Gent-Terneuzen wordt op verschillende plaatsen gemeten. Nabij het Kluizendok is meetplaats 32000 het meest representatief voor de kwaliteit ter hoogte van het projectgebied. Tabel 6-3: Gemiddelde analyseresultaten 2009/2010 kanaal Gent-Terneuzen t.h.v. het Kluizendok (meetplaatsnummer 32000) Parameter
2009
2010
Eenheid
BOD
1,47
1,95
mg O2/l
Cl
-
952
863,67
mg/l
COD
23,20
24,17
mg O2/l
Geleidbaarheid
3455,08
3160,5
μS/cm
KjN (Kjeldahlstikstof)
1,74
1,65
mg N/l
NH4+
0,89
0,81
mg N/l
NO2
-
0,20
0,14
mg N/l
NO3
5,88
5,64
mg N/l
ortho PO4
0,47
0,40
mg P/l
Totaal Fosfor
0,61
0,58
mg P/l
Zwevende stoffen
7,41
8,70
mg/l
Deze parameters zijn evenwel niet relevant voor de geplande Tankterminal, gezien er in principe enkel niet-verontreinigd hemelwater geloosd wordt. Koolwaterstoffen worden niet gemeten in dit meetprogramma. Wanneer zich een drijflaag zou vormen ten gevolge van een (accidentele) lozing, wordt dit meestal snel opgemerkt en kan dit lokaal ingeperkt worden.
6.1.4.3 Waterbodemkwaliteit in de omgeving Op de Avrijevaart is er een meetplaats van het waterbodemmeetnet (VMM) (meetplaats 35000 op grondgebied van Evergem). Het meetprogramma voor onderwaterbodems bestaat uit een fysisch-chemisch, ecotoxicologisch en biologische beoordeling. Deze drie beoordelingen leiden samen tot een triade beoordeling in 4 klassen, nl.: Klasse 1: niet verontreinigde onderwaterbodem Klasse 2: licht verontreinigde onderwaterbodem Klasse 3: verontreinigde onderwaterbodem
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 42
Klasse 4: sterk verontreinigde onderwaterbodem In de omgeving van het projectgebied is het meetpunt 35000 gesitueerd. Hieruit bleek dat de waterbodem als verontreinigd kan beschouwd worden (klasse 3), meer bepaald werd het volgende vastgesteld:
De fysico-chemische kwaliteit van de onderwaterbodem voor het meetpunt is licht afwijkend t.o.v. de referentie (2) Ecotoxicologische testen wijzen uit dat de kwaliteit van de onderwaterbodem een acute impact heeft op aquatische biota (3) De biologische kwaliteit van de onderwaterbodem kan als slecht omschreven worden (3)
Stroomopwaarts is er nog een meetpunt voor de waterbodemkwaliteit, nl. op het Molenvaardeken. Hier werd de waterbodem als sterk verontreinigd beschouwd (klasse 4).
6.1.4.4 Site (toekomstige) tankterminal Het terrein waarop de tankenparken ingeplant zullen worden, is actueel volledig onverhard en bestaat uit zandig opgespoten terrein. De terreinen liggen niet in recent overstroomd gebied of in een overstromingsgebied en kennen actueel eveneens geen waterafvoerproblemen. Momenteel infiltreert het regenwater er grotendeels in de bodem, gezien de zandige bodem. Eventueel overtollig regenwater vanop de site wordt afgevoerd via een gracht langs de Christoffel Columbuslaan of gaat richting Kluizendok. Er zijn actueel geen verhardingen op de terreinen. Langs de kade van het Kluizendok is wel een verharding aanwezig, doch deze zone valt niet onder de concessie van de geplande tankterminal. Op kaart 8 wordt het projectgebied gesitueerd op de VHA-atlas. Op kaart 9 wordt het projectgebied gesitueerd op de watertoetskaarten (infiltratiegevoeligheid en overstromingsgevoeligheid). Met betrekking tot deze kaarten dient vermeldt te worden dat deze opgemaakt werden voor de aanleg van het Kluizendok. De huidige bodemgesteldheid van de bovenste lagen is sterk gewijzigd ten gevolge van de opspuitingen en de aanleg van het bedrijventerrein. Bijgevolg zijn deze kaarten eerder richtinggevend en is de infiltratiegevoeligheid niet volledig gekend. De zandige opspuitingen laten vermoeden dat de bovenste lagen duidelijk infiltratiegevoelig zijn. Enkele sonderingen bij de aanleg van het tankenpark GTS Kluizendok, op korte afstand van het huidige tankenpark gelegen, geven aan dat de ondergrond heterogeen is, met o.a. 4 ook kleiige fracties . Hier wordt verder op ingegaan in de Discipline ‘Bodem en grondwater’.
6.1.5 Beschrijving van de toekomstige toestand 6.1.5.1 Afwatering sites en omgeving De projectconfiguratie bestaat uit twee aan elkaar grenzende inkuipingen (die een gemeenschappelijke keermuur hebben). Hierbinnen worden respectievelijk 6 en 4 tanks met een inhoud van 40500 m³ gebouwd. Tevens wordt er in de grote inkuiping van 6 tanks een kleine tank van 100 m³ voorzien. Deze extra tank wordt enkel gebruikt bij onderhoudswerkzaamheden, om product te stockeren dat in de leidingen zit. De leidingen blijven bij normale operatie namelijk continu vol met product zitten. De leidingen dienen zo niet telkens leeggepompt te worden na een laad/losoperatie.
4
SGS dd. 12/02/09 Rapport 41591 Sonderingsonderzoek ter hoogte van de Christoffel Columbuslaan te Gent
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 43
Het project zal resulteren in een bijkomende oppervlakte die als verhard beschouwd kan worden (aanbrengen van vloeistof-ondoorlatende kleimatten + grindbedekking). Daarnaast ontstaat er een verharde oppervlakte door het aanleggen van een privé-weg die vanaf de Christoffel Columbuslaan langs de inkuipingen naar de kaai van het Kluizendok loopt. Tabel 6-4: Overzicht verharde oppervlaktes tankterminal
Verharde
Wegenis
Inkuiping TP.C
Inkuiping TP.D
1200 m²
20656 m²
13700 m²
oppervlakte
De totale brutto verharde oppervlakte bedraagt bijgevolg 35556 m² (ca 3,5 ha). Het kleine gebouw met controlekamer en vergaderzaal komt op de kaai te staan. Deze is reeds verhard. Voor dit gebouw dient een regenput voorzien worden volgens het bouwreglement van Stad Gent en de gewestelijke stedenbouwkundige verordening Hemelwater. De afwatering van het dak zal bijgevolg naar deze regenwaterput gebeuren. Het water zal gebruikt worden voor toiletspoeling, reiniging,.. De overloop van deze regenwaterput zal gebeuren richting Kluizendok. Dit gebouw zal een oppervlakte hebben van 100 à 150 m². Waterafvoer Het regenwater dat neervalt ter hoogte van de vloeistofdichte inkuipingen zal vanuit de centrale as van de inkuiping afwateren naar de randen (zie kaart 9). Langs de oostelijke en westelijke rand van de inkuiping wordt nabij de keermuur een drainageleiding voorzien, die het water zal verzamelen. Deze watert af naar een verzamelput binnen de inkuiping. Hierna is een afsluiter geplaatst die in normale situaties dicht is. Na controle ter hoogte van de controleput kan de afsluiter geopend worden en vloeit het water via een bezinkput en KWS-afscheider, doorheen een tweede controleput naar een infiltratieveld (met een overloop naar de gracht langs de Christoffel Columbuslaan). Het regenwater doorloopt bijgevolg volgend traject:
Afvloei van het water vanuit de centrale delen van de inkuiping naar de drainageleiding langs de randen Verzameling van water in afvoerleiding/drainageleiding binnen inkuiping Verzamelput binnen inkuiping (A) Inspectieput met handmatige schuifafsluiter die standaard gesloten is (B) KWS-afscheider met geïntegreerde slibvang (C) Controleput (D) Open infiltratieveld op eigen terrein Overloopmogelijkheid naar de gracht langs de Christoffel Columbuslaan
Dit principe wordt op onderstaande figuur weergegeven: Figuur 6-1: Principe afwatering inkuipingen
Opgeslagen producten
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 44
Aardolieproducten kunnen gekenschetst worden als in water slecht oplosbare organische stoffen welke ten dele langdurig vervuiling kunnen veroorzaken. Gezien de activiteit van het laden of lossen van schepen kan er mogelijke vervuiling van het oppervlaktewater van het Kluizendok of het Kanaal Gent-Terneuzen ontstaan. Gegeven de aard van de aanwezige stoffen (onoplosbaar in water) zal er bij incidenteel lozen in het oppervlaktewater, voornamelijk een oppervlakkige vervuiling optreden (oevercontaminatie). Diesel/gasolie is niet water oplosbaar en veroorzaakt zo in principe geen volumecontaminatie. Dit kan gebeuren bij overslagactiviteiten waarbij schepen betrokken zijn, bij storingen aan de KWSafscheiding bij hemelwaterafvoer en bij de afvoer van bluswater in geval van brand op het bedrijfsterrein. Wanneer er lekkage zou optreden vanuit de tanks of leidingen, in de inkuiping zal het gelekte product opgevangen worden en zal het gelekte product afgevoerd worden naar een erkend verwerker.
6.1.5.2 Watergebruik De aanleg van de nieuwe Kluizendok Tankterminal zal niet resulteren in een relevant waterverbruik. Er zullen geen activiteiten gebeuren die waterverbruik met zich mee kunnen brengen. Er zal geen grondwater gebruikt worden. In het gebouw met de controlekamer wordt een toilet voorzien. Verder zijn er geen installaties die water verbruiken. Relevant waterverbruik valt hier dus eveneens niet te verwachten. Er zijn verder geen voorzieningen aanwezig die kunnen resulteren in het lozen van huishoudelijk afvalwater. Het geproduceerde afvalwater zal extern afgevoerd worden. Op de tanks wordt een koelleiding voorzien. Dit is een voorziening die enkel gebruikt zal worden tijdens brand of brandgevaar om faling van de tanks te vermijden. Het water hiervoor zal extern aangevoerd moeten worden ofwel door de brandweer ofwel via pompen uit het Kluizendok. Verder wordt er, in kader van brandpreventie, rond elke inkuiping een ondergrondse (natte) ringleiding voorzien. Deze wordt op druk gehouden door de waterleiding, met blus/schuimkanonnen bij elke toegang/noodtrap in de inkuiping en een collector (voor schuim/water). In normaal bedrijf wordt hier geen water verbruikt. Tevens is er als preventieve maatregel een bluswatertank voorzien, grenzend aan de inkuiping. Deze heeft een inhoud van 800 m³. Om de tanks te testen op sterkte en volledige dichtheid zullen ze voor het in bedrijf nemen met water gevuld worden. Het is de bedoeling om dit water te halen uit het Kluizendok, de testen uit te voeren via het rondpompen van het water naar de verschillende tanks en het nadien terug in het Kluizendok te lozen.
6.1.6 Effectbespreking 6.1.6.1 Algemeen Het van het tankenpark afkomstig potentieel verontreinigd regenwater kan uitgesplitst worden in twee gedeeltes/stromen. Enerzijds is er regenwater dat neervalt ter hoogte van de inkuipingen. Anderzijds is er regenwater dat neervalt ter hoogte van de vloeistofdichte lekbakken ter hoogte van de laad- en losarmen. In principe zijn beide waterstromen potentieel verontreinigd, doch kan gesteld worden dat er binnen de inkuipingen zeer weinig kans op verontreiniging bestaat, gezien hier geen verhandelingen of vuloperaties zullen gebeuren. Enkel bij calamiteiten nl. het lekken of het falen van een tank/leiding kunnen aardolieproducten verwacht worden binnen de inkuipingen. In de volgende effectbespreking worden hier verder op in gegaan.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 45
6.1.6.2 Effect op oppervlaktewaterkwaliteit Algemeen Aardolieproducten kunnen gekenschetst worden als in water slecht oplosbare organische stoffen welke ten dele langdurig vervuiling kunnen veroorzaken. Gezien de activiteit van het laden of lossen van schepen kan er potentieel vervuiling van het oppervlaktewater van het Kluizendok of het Kanaal Gent-Terneuzen ontstaan. Het regenwater dat neervalt t.h.v. de inkuiping van de tankterminal kan als potentieel verontreinigd beschouwd worden. Dit gezien de mogelijke aanwezigheid van koolwaterstoffen binnen de inkuiping. De kans op verontreinigingen is evenwel door preventieve maatregelen sterk beperkt, gezien er geen verhandelingen gebeuren binnen de inkuiping. Enkel ten gevolge van lekken in de installatie kunnen er koolwaterstoffen vrijkomen en zo met het regenwater afgevoerd worden. Op de regenwaterafvoer is er evenwel een afsluiter voorzien, die standaard dicht staat en hierna is tevens een KWS-afscheider met coalescentiefilter geplaatst. Gegeven de aard van de aanwezige stoffen (onoplosbaar in water) zal er bij incidenteel lozen in het oppervlaktewater, voornamelijk een oppervlakkige vervuiling optreden (oevercontaminatie). Gasolie is niet wateroplosbaar en veroorzaakt zo in principe geen volumecontaminatie. Dit kan gebeuren bij overslagactiviteiten waarbij schepen betrokken zijn, bij lekken en storingen aan de KWS-afscheiding bij hemelwaterafvoer en bij de afvoer van bluswater in geval van brand op het bedrijfsterrein. Om te vermijden dat de opgeslagen stoffen in het oppervlaktewater terechtkomen zijn er, zoals in de projectbeschrijving reeds aangegeven, naast de wettelijke eisen, verschillende voorzieningen om het vrijkomen van de P3-producten (gasolie/diesel) te vermijden:
De verbindingen in het leidingssysteem zullen zoveel mogelijk gelast worden. Verlading zal plaatsvinden aan de hand van een vaste procedure Voor de aanvang van de verpomping zal er controle plaatsvinden van de laadarmen, het leidingsysteem, pompen en appendages Tijdens het verpompen worden deze onderdelen regelmatig gecontroleerd Er gebeuren op regelmatige basis preventieve controles en inspectierondes Aanwezigheid van 1 persoon op het dek van het schip bij de niveaumeters en afsluiters en continue bewaking vanaf de walinstallatie, met communicatieverbinding tussen schip en wal Overvulbeveiliging van de tanks Een noodplan wordt uitgewerkt (zie bijlage 3)
Wanneer er lekkage zou optreden in de inkuiping zal dit opgemerkt worden, gezien de afvoer van de inkuiping standaard gesloten blijft. Bij geopende afvoer (om het regenwater in de inkuipingen af te laten) stroomt de waterstroom door een KWS-afscheider met coalescentiefilter. Op deze KWSafscheider is KWS-detectie voorzien, gekoppeld aan een alarm met GSM-melding. Zo kan onmiddellijk actie ondernomen worden, nl.
Het afsluiten van de schuifafsluiter (manueel) Nagaan of er KWS aanwezig zijn in inkuiping of afscheider Eventueel actie ondernemen en afvoeren van gelekte producten.
Bij eventuele noodgevallen waarbij bluswerkzaamheden noodzakelijk zijn, zal het bluswater binnen de inkuipingen blijven en zal dit noodzakelijkerwijze afgevoerd worden voor externe verwerking. Naast de afvoer vanuit de tankenparken/inkuipingen zijn er ter hoogte van de laad- en losarmen vloeistofdichte pistes voorzien die eventuele lekken opvangen alsook het regenwater dat afstroomt van deze zone. Bij het laden en lossen zijn minimale verliezen mogelijk ten gevolge van het koppelen van de laadarmen. Hier ontstaan bijgevolg grotere risico’s op verontreiniging dan bij de inkuipingen van de opslagtanks.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 46
Om spills bij overslagactiviteiten te vermijden (door bvb. falen of lekkage van leidingen) worden een aantal maatregelen genomen om deze verontreiniging tegen te gaan en de gevolgen te beperken:
Controle door kaaiverantwoordelijke; Beladingsplannen worden door wal- en scheepspersoneel doorgenomen en de checklijsten worden afgetekend; Verlading geschiedt met vaste laadarmen; Bij calamiteit en lozing in het Kluizendok wordt beroep gedaan op externe diensten om de verspreiding via het water te beperken.
De zone waar de overslagactiviteiten plaatsvinden en waar de vloeistofdichte pistes aanwezig zijn heeft een beperkte oppervlakte, gezien dit enkel het geval dient te zijn ter hoogte van de twee laadarmen. Het regenwater dat hier neervalt wordt geïsoleerd van andere locaties en zal via een KWS-afscheider met coalescentiefilter geloosd worden. Dit water kan als afvalwater beschouwd worden gezien de potentiële verontreinigskans beduidend hoger is. De KWS-afscheider met coalescentiefilter kan hier als een extra beveiliging gezien worden om verontreiniging te vermijden. Op jaarbasis zal de hoeveelheid ‘afvalwater’ beperkt zijn tot het regenwater dat op deze zone neervalt. De exacte dimensionering is nog niet bekend, doch het af te voeren water zal beperkt zijn tot enkele tientallen m³. Dit water wordt na het doorlopen van de KWS-afscheider afgevoerd naar het Kluizendok. Gezien de preventieve maatregelen en de extra beveiliging door een KWS-afscheider met coalescentiefilter is het zeer weinig waarschijnlijk dat er ten gevolge van deze activiteit een relevante hoeveelheid koolwaterstoffen terecht komt in het Kluizendok. Afvalwater Vanuit het dienstgebouw zal een kleine afvalwaterstroom gegenereerd worden. Dit is afvalwater van huishoudelijke aard (toilet) en dit zal via een individuele zuiveringsinstallatie behandeld worden en nadien in het Kluizendok geloosd worden. De individuele zuiveringsinstallatie is gedimensioneerd voor 1 – 6 inwoner equivalenten. Dit is voldoende gezien het hier enkel gaat om een afwatering van een aantal toiletten en kleine keuken/refter. Deze bestaat uit een voorbezinkkamer (inhoud 1582 liter), een beluchtingskamer (1590 liter) en een nabezinkkamer (inhoud 1544 liter). KWS-afscheiding Om te vermijden dat er KWS in het oppervlaktewater terecht komen passeert alle afstromend water uit de inkuipingen een KWS-detectie met manuele afsluiter en een koolwaterstof afscheider. Dit kan als een veiligheidsmaatregel voorzien worden. Om de werking van de KWS-afscheider na te gaan wordt 4 x /jaar een visuele controle voorzien. Naast deze controles staan de automatische melders in voor de controle van de goede werking. Daarnaast worden ook dagelijkse inspectierondes voorzien doorheen het tankenpark, voor een algemene visuele inspectie van de goede werking. Hierbij dient vermeld te worden dat de inkomende stromen in de KWS-afscheider in principe geen KWS zouden mogen bevatten. Dit gezien er binnen de inkuipingen geen handelingen of werkzaamheden gebeuren waar KWS vrij kunnen komen. Er kunnen enkel KWS vrijkomen bij lekken in de installaties. Tijdens controlerondes kan dit opgemerkt worden en hier kan gericht actie rond ondernomen worden. Eventueel koolwaterstofhoudend water komt in de KWS-afscheider terecht via een straalbreker. Gezien KWS een lagere dichtheid hebben dan water, zullen deze zich gaan afscheiden en verzamelen aan het oppervlak. Een coalescentiefilter zorgt voor een hoog rendement inzake KWS-afscheiding. Deze voorzieningen zorgen ervoor dat het zeer onwaarschijnlijk is dat er koolwaterstoffen vrijkomen buiten de inkuipingen, bij normale werking. Ook calamiteiten zijn ten gevolge van de vloeistofdichte inkuiping in voldoende mate gedekt.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 47
Effectbeoordeling Gezien er grote hoeveelheden KWS opgeslagen zullen worden op de site en deze regelmatig verpompt zullen worden van en naar aanmerende schepen is er steeds een risico op het vrijkomen van deze stoffen. Het risico wordt evenwel sterk beperkt door de noodzakelijke veiligheidsvoorzieningen. Het vrijkomen van gevaarlijke stoffen kan gebeuren ten gevolge van verschillende oorzaken:
Overvullen van de tanks Slechte voorbereiding verlading, klaarmaken leidingen/tanks Slechte communicatie schip/wal Falen of lekkage van de laadarm tussen wal/schip Faling van de tanks Lekken van de pompen
Bij het vrijkomen veroorzaken koolwaterstoffen geen volumecontaminatie. De stoffen blijven drijven en veroorzaken oppervlaktecontaminatie alsook potentieel (ernstige) oeververvuiling. De oevers van het Kluizendok bestaan allemaal uit kaaimuren, waardoor een oeververvuiling weinig waarschijnlijk is. Bij een accidentele lozing op het Kluizendok kan beroep gedaan worden op externen (brandweer) om dit snel in te perken. Het noodplan voorziet in snelle actie bij calamiteiten. De tanks zullen getest worden en op druk gebracht worden teneinde een goede controle van de dichtheid van de tanks uit te voeren. Het testen van de tanks zal gebeuren met oppervlaktewater vanuit het Kluizendok. Dit water wordt na gebruik terug geloosd in het Kluizendok. Gezien de testen zullen gebeuren op de nieuwe, zuivere tanks, is hier geen risico tot het lozen van vervuild water in het Kluizendok. Hier treedt dan ook geen negatief effect op. Gezien de nodige voorzieningen genomen zijn m.b.t. het vermijden van KWS-spills kan het water dat afstroomt vanuit het tankenpark als regenwater beschouwd worden. In gelijkaardige installaties werd dit eerder ook zo door de vergunningsverlenende overheid beoordeeld. Gezien de nodige voorzieningen genomen zijn m.b.t. de veiligheid van de installatie maar er toch steeds een (geringe) kans bestaat op calamiteiten wordt het effect van de installatie als niet significant tot beperkt negatief beschouwd ten aanzien van de omliggende oppervlaktewaters. Het plaatsen van een IBA voor de behandeling van het afvalwater vanuit het toilet en het controlegebouw zorgt voor een afdoende zuivering. Deze hoeveelheid afvalwater zal zeer beperkt zijn en wordt na zuivering geloosd in het Kluizendok. Een significante effect op de waterkwaliteit van het Kluizendok en het kanaal Gent-Terneuzen is hierdoor in geen geval te verwachten.
6.1.6.3
Effect op oppervlaktewaterkwantiteit Afvoer regenwater De afvoer van het regenwater binnen de inkuipingen gebeurt periodiek. Dit gebeurt manueel op basis van visuele controle. Indien er zich water binnen de inkuipingen verzameld heeft, wordt de schuifafsluiter geopend en kan er geloosd worden. De hoeveelheden op jaarbasis worden weergegeven in onderstaande tabel voor wat betreft de verschillende eenheden. (rekening houdende met een afstroomfactor van 0,9 en jaarlijkse hoeveelheid van 0,8 m³/m².)(= worst case, de grindbedekking op de bodem van de inkuiping zal snelle afstroming reeds verhinderen, waardoor grotere verdamping te verwachten valt)
Waterafvoer
Inkuiping TP.C
Inkuiping TP.D
Wegenis
14.872 m³
9.864 m³
864 m³
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 48
Tevens is een zekere oppervlakte wegenis voorzien. Ook hier kan een afstroomfactor van 0,9 gehanteerd worden. In totaal kan bijgevolg verwacht worden dat ca 25.600 m³ regenwater afgevoerd zal moeten worden. Deze lozing zal niet continu gebeuren en gebeurt met een maximaal lozingsdebiet gekoppeld aan de capaciteit van de KWS-afscheider. Deze bedraagt maximaal 15 l/s. Het maximale lozingsdebiet ten gevolge van beide inkuipingen bedraagt bijgevolg 54 m³/u. Een korte piek in de afvoer is bijgevolg mogelijk, maar gezien er ‘slechts’ ca 24736 m³ per jaar geloosd zal worden vanuit de inkuipingen, is de waterafvoer veel meer gespreid in de tijd. Na het doorstromen van de KWS-afscheider en controleput komt het water terecht in een infiltratieveld waar het water grotendeels zal infiltreren. Overloop kan gebeuren richting de gracht langs de Christoffel Columbuslaan. Deze open gracht, die langs de volledige lengte van de Christoffel Columbuslaan loopt, biedt eveneens een verdere infiltratiemogelijkheid. Bij langdurige natte periodes is een verdere overloop mogelijk naar de Avrijevaart. In een worst case zou kunnen verondersteld worden dat alle water rechtstreeks afwatert naar de Avrijevaart. Het debiet van de Avrijevaart is niet evenwel gekend, waardoor het aandeel van de lozing t.o.v. de Avrijevaart niet berekend kan worden. Wel kan gesteld worden dat er geen gekende waterproblemen zijn op het gedeelte van de Avrijevaart waarop geloosd zal worden. De Avrijevaart mondt na ca 1,5 km uit in het kanaal Gent-Terneuzen waar eveneens geen waterafvoerproblemen gekend zijn. In de praktijk zal alles sowieso niet onmiddellijk afwateren naar de Avrijevaart, gezien er voor beide inkuipingen eerst geloosd wordt op een open infiltratiegracht (op eigen terrein) en vervolgens op de langsgracht langs de Christoffel Columbuslaan. Deze zorgen voor een verdere vertraging in de afvoer en maken infiltratie mogelijk, waardoor slechts een beperkt deel zal afstromen naar de Avrijevaart. Verharde oppervlakte, infiltratie en buffering Gezien het water dat afstroomt als regenwater beschouwd kan worden, dient rekening gehouden te worden met de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater. De nodige buffering en infiltratiemogelijkheid dient bijgevolg voorzien te worden. Het algemene uitgangsprincipe hierbij is dat hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte worden geïnfiltreerd of gebufferd, in laatste instantie mag slechts met een beperkt debiet vertraagd afgevoerd worden naar het omliggende oppervlaktewater. In volgende paragrafen wordt getoetst of aan de voorwaarden van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening voldaan wordt. In voorliggend project wordt geen hemelwater hergebruikt, gezien er geen waterverbruik zal zijn op de site. Hergebruik is zo geen optie. Wanneer de tweede optie gevolgd wordt nl. infiltratie, moet er een infiltratievoorziening voorzien worden die voldoende groot is voor de infiltratie van TP.C en TP.D. Enkel wanneer infiltratie niet mogelijk is, kan afgezien worden van de infiltratiemogelijkheid en kan buffering met vertraagde afvoer volstaan. Hier zal infiltratie wel mogelijk zijn, gezien er geen permanent hoge grondwaterstanden zijn in het projectgebied en de doorlatendheid van de grond -5 niet kleiner zal zijn dan 1. 10 . In het project is momenteel voldoende ruimte voorzien om een infiltratiebekken te voorzien. Deze infiltratievoorziening wordt gesplitst tussen het gedeelte afkomstig van de tankenparken en het water afkomstig van de wegenis. Voor het gedeelte van de wegenis wordt hiervoor een ondergrondse infiltratievoorziening aangelegd. Tabel 6-5: Overzicht infiltratievoorzieningen cfr. regenwaterbesluit TP.C
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
TP.D
Wegenis
pagina 49
Oppervlakte afwatering
20656 m²
13700 m²
1200 m²
Minimale inhoud noodzakelijke infiltratievoorziening
309 m³
205,5 m³
18 m³
Minimaal vereiste oppervlakte infiltratievoorziening
412 m²
274 m²
24 m²
De noodzakelijke oppervlakte en inhoud van een infiltratievoorziening cfr. de bepaling van het regenwaterbesluit is voorzien op het onvertraagd afvoeren van hemelwater van de desbetreffende verharde oppervlakte naar deze infiltratievoorziening. Hiervan kan afgeweken worden indien een alternatieve oplossing een afdoende buffer- en infiltratiecapaciteit biedt. Voorliggend project biedt hiervoor een alternatieve oplossing, waardoor een kleinere infiltratievoorziening hetzelfde resultaat zal bieden. Wanneer de ondergrond niet infiltratiegevoelig zou geweest zijn, zou buffering en vertraagde afvoer voor de inkuipingen reeds kunnen zonder bijkomende voorziening. Dit gezien er zeer ruime buffermogelijkheid aanwezig is binnen de inkuipingen. Alle water dat neervalt binnen de inkuipingen wordt tegengehouden door de standaard gesloten afsluiter aan de uitgang. Rekening houdende met deze geconditioneerde afvoer (nl. het maximaal debiet van de KWS van 15 l/s) komt dit overeen met de onvertraagde afvoer van een veel beperktere verharde oppervlakte. Volgend voorbeeld nl. een worst case situatie bij een piekbui met een duur van 60 minuten en een neerslagintensiteit van 61l/s.ha geeft aan dat er 452 m³ water terecht zou komen in TP.C. Verdeeld over de vrije bodemoppervlakte betekent dit een waterpeil van 2 cm verdeeld over de inkuiping. Dit is natuurlijk zeer beperkt en vormt geen enkel technisch probleem. Dit water kan nadien afgevoerd worden via de KWS-afscheider. De KWS-afscheider zorgt hier voor een geconditioneerd maximale afvoer en beperkt dus het maximale debiet. Bij voorgaand piekdebiet zou op een uur 754 m³ afgevoerd worden naar de infiltratievoorziening. De gesloten afsluiter houdt dit piekdebiet evenwel tegen, zelfs bij geopende afsluiter zal maximaal 54 m³/u naar de infiltratievoorziening vloeien. De dimensionering van de infiltratievoorziening kan bijgevolg beduidend lager zijn. Alle buffervolume is voorzien binnen de inkuipingen. De infiltratievoorziening wordt voldoende groot gedimensioneerd rekening houdende met deze aannames. Er ontstaat geen overstromingsrisico, mede gezien de Avrijevaart op zeer korte afstand na het lozingspunt uitmondt in het Kanaal Gent-Terneuzen dat grotere capaciteit heeft. De waterafvoer in het stroomgebied van de Avrijevaart en Burggravenstroom wordt sterk kunstmatig geregeld vnl. in functie van wateraanvoer naar het drinkwaterproductiecentrum en spaarbekken te Kluizen. De afvoer van zoet water naar het kanaal Gent-Terneuzen wordt als relatief belangrijk beschouwd in diverse beleidsdocumenten. Dit gezien verzilting van het kanaal door schutbewegingen te Terneuzen een stijgend probleem is. Een grote zoetwaterafvoer doorheen het kanaal verhindert de zoutindringing. Piekbelastingen dienen hier evenwel hoe dan ook vermeden te worden, gezien de waterafvoer van het kanaal niet zeer hoog is en in perioden van sterke neerslag reeds gebruikt wordt om acute wateroverlast in het Leie en Bovenscheldebekken te neutraliseren. Het kwantitatieve effect van de aanleg van de Kluizendok Tankterminal op het watersysteem is hieruitvolgend als niet significant te beschouwen.
6.1.7 BBT/BREF In de BREF ‘Emissions from storage’ wordt met betrekking tot de mogelijke emissies op het oppervlaktewater de mogelijkheden aangehaald die reeds wettelijk vereist zijn. Het gaat voornamelijk om preventieve maatregelen, veiligheidsprocedures en noodplannen. Deze worden verder beschreven onder het gedeelte BBT/BREF bij de discipline ‘Lucht’.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 50
De vergelijking wordt gemaakt tussen het plaatsen van dubbelwandige tanks en het plaatsen van een inkuiping rond de tanks. In voorliggend project worden enkelwandige tanks voorzien in combinatie met een inkuiping. Er wordt in de BREF geen specifieke voorkeur gegeven voor één van beide, dit dient geval per geval beoordeeld te worden afhankelijk van het type product dat opgeslagen wordt. In voorliggend project werd gekozen om gebruik te maken van enkelwandige tanks met inkuiping. De inkuiping voldoet aan de noodzakelijk voorwaarden om, bij tankbreuk, de inhoud van één tank op te vangen. Dit is de situatie die in vergelijkbare installaties standaard toegepast wordt voor aardolieproducten en als BBT voor deze beschouwd kan worden. Dit is als dusdanig ook in de Vlarem-wetgeving opgenomen. In specifieke gevallen, bij opslag van gevaarlijk tot zeer gevaarlijke stoffen, zijn dubbelwandige tanks aangewezen. In BBT studies wordt eveneens vermeld dat de kosten redelijk dienen te zijn t.o.v. het resultaat en haalbaar voor bedrijven in de betrokken bedrijfstak. Bij dubbelwandige tanks zou dit t.o.v. de betrokken bedrijfstak en het type opslag resulteren in overmatige kosten.
6.1.8 Besluit De aanleg en exploitatie van de tankenterminal kan effecten veroorzaken op het watersysteem. Door de preventieve maatregelen die Tankterminal Kluizendok BVBA zal uitvoeren en voorzien, kan verondersteld worden dat de risico’s voor oppervlaktewater, die ontstaan uit de activiteiten van de inrichting, gekend zijn en voldoende beheerst worden. Bij calamiteiten blijven (belangrijke) negatieve effecten mogelijk. Besluitend wordt het effect ten aanzien van het omliggende oppervlaktewater (kwalitatief) als niet significant tot licht negatief beoordeeld (0/-1). Ten aanzien van de mogelijke kwantitatieve effecten kan besloten worden dat er geen problemen verwacht worden ten gevolge van de geplande configuratie van de Tankterminal Kluizendok. Er is voldoende buffering voorzien gecombineerd met infiltratiemogelijkheid.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 51
6.2
Lucht/geur
6.2.1 Afbakening van het studiegebied Voor de invloedszone van het project wordt de focus gelegd op een gebied van ca 1,5 km rond het terrein waar de tankterminal gepland is (zie kaart 7). Deze zone wordt afgebakend gezien geen belangrijke emissies naar lucht verwacht worden. Dit studiegebied bevindt zich op het grondgebied van de stad Gent en de gemeente Evergem.
6.2.2 Juridische en beleidsmatige context Voor de emissies naar de lucht zijn volgende Vlarem artikelen relevant :
Vlarem II art 4.4.3.1: algemene luchtemissiegrenswaarden (+ milieukwaliteitsnormen bijlage 4.4.2/ 4.4.3) Vlarem II hfdst 5.17 : opslag van gevaarlijke producten
6.2.3 Methodologie-effectengroepen De beschrijving van mogelijke emissies die gerelateerd kunnen worden aan de exploitatie van een tankterminal gebeurt op basis van de bestaande BBT/Bref’s voor de opslag van vloeistoffen en op basis van emissiefactoren, afhankelijk van de aard van de producten en de karakteristieken en locatie van de opslagtanks. Hierbij wordt verder gebruik gemaakt van het handboek 5 emissiefactoren . Op basis van de bekomen emissies onder verschillende omstandigheden zal de bijdrage t.o.v. de luchtkwaliteit (immissies) berekend worden. Gezien de emissies betrekking kunnen hebben op een complex VOS mengsel, zullen de immissieberekeningen enkel globaal worden uitgevoerd. De componenten die specifiek besproken zullen worden zijn diegene die in grote concentratie kunnen 6 voorkomen en/of waarvoor een normeringskader bestaat. Een wetenschappelijke advieswaarde zal hierbij gehanteerd worden. Tevens wordt hier, naast het richtlijnenboek ‘Lucht’ gebruik gemaakt van de basisrichtlijnen voor de sector ‘Chemie’, alsook met eerdere richtlijnen van de dienst MER voor gelijkaardige dossiers. De immissies zullen berekend worden met het IFDM-luchtkwaliteitsmodel, zodat de mogelijke concentraties van de verschillende stoffen in de omgeving en ter hoogte van de meest nabije bewoning in beeld gebracht kunnen worden. Daarnaast zullen ook de mogelijke problemen bij storingen van de installaties beschreven en beoordeeld worden. Tabel 6-6: Overzicht methodologie-effectengroepen discipline ‘lucht’ Effectgroep
Criterium
Methodologie
Niet-geleide emissie
Toetsing aan normen
Vergelijking verwachte emissies met normen Vlarem II (indien ter beschikking)
Niet-geleide emissie
Bijdrage tot actuele luchtkwaliteit
Modellering model
met
IFDM-
Beoordeling significantie op basis van Al of niet overschrijding en – indien van toepassing - graad van overschrijding Afstemming op vergunningsvoorwaarden Vergelijking immissie-situatie met achtergrondwaarden en
5
Diffuse emissies en emissies bij op- en overslag , Handboek emissiefactoren, RIVM
6
Zie Richtlijnenboek ‘Lucht’
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 52
Geur
Geurhinder
Beoordeling maatregelen
mogelijke
toetsing aan normen o.a. WHO -
Indien relevant zullen maatregelen worden voorgesteld. Voor de beoordeling van de effecten geldt volgend referentiekader volgens de richtlijnen van de dienst MER (Richtlijnenboek lucht van Dienst MER). (X is de procentuele bijdrage t.o.v. de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde van de polluent) X < 1% van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde = verwaarloosbare bijdrage X> 1% van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde = beperkte bijdrage X > 3% van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde = relevante bijdrage X> 5 % van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde = belangrijke bijdrage De resultaten van deze toetsing worden gekoppeld aan milderende maatregelen: Voor een beperkte bijdrage:
onderzoek naar milderende maatregelen is minder dwingend.
Voor een relevante bijdrage:
er dient noodzakelijkerwijs gezocht te worden naar milderende maatregelen, eventueel te koppelen aan (lange, langere) termijn. Bij het ontbreken ervan dient dit gemotiveerd te worden
Voor een belangrijke bijdrage er dient noodzakelijkerwijs gezocht te worden naar milderende maatregelen. Bij het ontbreken ervan dient dit gemotiveerd te worden.
6.2.4 Beschrijving van de bestaande luchtkwaliteit De bestaande luchtkwaliteit in de omgeving van het projectgebied kan worden gekwantificeerd op basis van meetresultaten in meetstations van VMM die gelegen zijn in de buurt van het terrein van de geplande tankterminal voor zover er relevante meetresultaten ter beschikking zijn. De uitgestoten componenten hebben immers betrekking op een complex mengsel van VOS, waarvoor er amper meetresultaten beschikbaar zijn. De beschrijving van de bestaande luchtkwaliteit houdt tevens een verwijzing in naar gekende luchtkwaliteitsnormen (WHO, EPA, ARAB) voor de meest relevante VOS componenten. Er zijn geen meetstations in de omgeving van het projectgebied die een indicatie geven van mogelijke vluchtige componenten in de omgevingslucht. In Vlaanderen geldt het VOS-meetnet van de VMM als basis voor de kwantificering van de VOS concentraties. In de ruime omgeving van het projectgebied ligt één meetpunt te Zelzate. Gezien voorliggend project betrekking heeft op het weinig vluchtige diesel en gasolie zijn er evenwel weinig tot geen vluchtige componenten te verwachten. Doch, gezien benzeen één van de weinige componenten is uit brandstoffen zoals diesel, benzines en dergelijke waar momenteel normen en achtergrondconcentraties van gekend zijn, wordt deze component hier verder beschouwd. Hierbij dient wel benadrukt te worden dat de potentiële emissies van voorliggende tankterminal, gezien het gaat om diesel/gasolie, slechts in heel beperkte mate benzeen zullen bevatten. Benzeen is wel in relevante mate aanwezig bij benzines, maar deze zullen in voorliggend tankenpark niet opgeslagen worden. Deze aanname is bijgevolg een worstcase benadering en geeft de mogelijke emissies een vergelijkingskader. De recentste ter beschikking zijnde meetgegevens dateren van 2009. In 2009 werd de Europese grenswaarde voor benzeen in Vlaanderen gerespecteerd. De hoogste jaargemiddelde benzeenconcentratie in Vlaanderen werd in 2009 gemeten in Zelzate en bedraagt 2,12 μg/m³. In de
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 53
andere stations lagen de jaargemiddelde benzeenconcentraties tussen 0,4 en 1,75 μg/m³. Hoe landelijker de ligging van de meetpost, hoe lager de benzeenconcentratie. Verder kunnen voor benzeen nog volgende referentiewaarden vermeld worden:
Gemiddelde achtergrondconcentratie benzeen Vlaanderen: 0,97 µg/m³. Gemiddelde achtergrondconcentratie benzeen Nederland: 0,6 µg/m³ 3 De Europese grenswaarde is 5 µg/m voor het jaargemiddelde. EPA: geen advieswaarde voor blootstelling aan de lucht WHO referentiewaarde: een levenslange blootstelling aan 1,7 µg/m³ benzeen betekent een extra kankerrisico van 1 op 100000.
6.2.5 Beschrijving van de te verwachten emissies - effectbeoordeling Het voorziene project genereert enkel niet-geleide emissies ; er zijn geen geleide emissies. Met betrekking tot deze diffuse emissies zijn er 2 belangrijke onderdelen:
Opslagtanks (Commerciële exploitatie – Strategische opslag) Emissies uit scheepsruim en emissies tijdens overslag-activiteiten
De emissies van de tankterminal zullen bestaan uit dampen die vrij kunnen komen uit de opslagtanks en tijdens overslag van de producten. De tankterminal zal bestaan uit tanks met een vast dak met ademventielen voor ontluchting. In het gedeelte waar de strategische opslag gebeurt zal het product 1 x/ 3à 4 jaar volledig ververst worden. De verversing zal geleidelijk gebeuren in de loop van het jaar door middel van schepen (verwachtte grootte van de schepen: 1000 tot 60.000 ton, meestal lichters van 2000 ton ). Voor het commerciële gedeelte kan een kortere wisseltijd verwacht worden, een verversingsfrequentie van 8 à 12 x/jaar is hier voorzien. Per dag kunnen ca 2 schepen verwacht worden voor de overslagactiviteiten. De verversingsfrequentie van dit commerciële gedeelte is hierdoor hoger dan dat van het nabijgelegen tankenpark GTS Kluizendok. De emissies die ontstaan uit deze overslagactiviteiten worden verder in deze discipline begroot. Als worst case wordt rekening gehouden met de maximaal mogelijke verversingsfrequentie nl. 1x / 3 jaar voor het gedeelte met strategische opslag en 12X / jaar voor het commerciële gedeelte.
6.2.5.1 Algemeen De emissies van een tankenpark kunnen bestaan uit het diffuus vrijkomen van dampen uit de opslagtanks, eventuele lekken alsook emissies tijdens de overslag van de producten. De geplande tankterminal zal bestaan uit tanks met een vast dak met ademventielen voor ontluchting (drukventielen +/- 2,5 mbar). Het voorziene project genereert dus enkel niet-geleide emissies; er zijn geen geleide emissies. Zoals eerder aangegeven zal er enkel gasolie/diesel opgeslagen worden in het tankenpark. Dit zijn stoffen die behoren tot de minder vluchtige aardoliefracties. Ze stellen dan ook weinig dampen vrij. Volgende algemene chemische kenmerken voor gasolie/diesel kunnen gegeven worden.
Kookpunt °C: 180-370 Smeltpunt ° C: < 0 / -10 Vlampunt °C : > 55 Dampspanning in mbar (= hPa)
Bij 20° C : < 1 hPa (gasolie) (= 0,1 kPa)
Wanneer dit vergeleken wordt met de dampspanning van benzine (60-90 kPa bij 20°C) is het duidelijk dat de opgeslagen stoffen weinig vluchtig zijn.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 54
6.2.5.2 Emissiebeschrijving In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de activiteiten in de geplande tankterminal en de mogelijk daarbij horende emissies. Een emissie kan ontstaan wanneer de in de tank aanwezige damp naar buiten wordt gedreven tijdens het vullen (vulemissie). In bepaalde gevallen van vulling bestaat er kans op evolutie-emissie, d.i. een hoeveelheid verdampende vloeistof in het ontvangende vat. Deze wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door het neervallen van de instromende vloeistof in de tank (“splashen”). Dit soort emissie kan eenvoudig verholpen worden door de tankinlaat bovenaan te verlengen tot beneden in de tank of door de tank onderaan te vullen. In voorliggend project gebeurt het vullen van de tanks steeds onderaan. Turbulentie en ‘splashen’ van de vloeistof wordt bijgevolg tot een minimum beperkt. Onderstaande figuur geeft een overzicht van de mogelijke emissies en emissiepunten ten gevolge van de activiteiten van de geplande tankterminal. Figuur 6-2: Algemeen overzicht mogelijke emissies tankenterminal 1
1
3
1 2 3 4
2 Pomp
2
3
4
Vul- en laademissie Adememissie Verzadigingsemissie Lekemissie
De verschillende soorten emissies worden hier verder verduidelijkt. Bij het leegmaken van tanks wordt de damp die in het ontvangende vloeistofreservoir aanwezig is, naar buiten gedreven (“vul- en laademissie”). Indien wordt aangenomen dat de dampruimte van de ontvangende tank verzadigd is aan de inkomende vloeistof, is deze emissie gelijkaardig aan de vulemissie. Dit kan wijzigen als er bvb. afvulling gebeurt van zuivere tanks, nog niet eerder gebruikte vaten, …. In dit geval is de uitgedreven damp zuivere lucht. Overpompen van vloeistoffen van de ene naar de andere tank kan eveneens emissies veroorzaken. Dit overpompen gebeurt om bvb. zo economisch mogelijk gebruik te maken van een tankenpark. Inzake emissies komt dit overeen met de vulemissie.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 55
Een tank, waarin (vloei)stoffen zijn opgeslagen, “ademt”. De dampdruk boven de vloeistof verandert onder invloed van temperatuurwisselingen en derhalve wordt er lucht aangezogen of wordt er damp naar buiten geduwd (‘adememissie’). Naast voorgenoemde activiteiten zijn er nog twee soorten emissies die niet met een specifieke activiteit te verbinden zijn:
Over de hele installatie kunnen er lekverliezen optreden naar de atmosfeer doorheen flenzen en afsluiters (“lekemissie) Bij het leegmaken van een tank wordt buitenlucht in de tank gezogen. Na afloop van deze handeling streeft de nog achtergebleven hoeveelheid vloeistof in de tank naar verzadiging van de dampfase. Tegelijk met het verdampen van de vloeistof ontstaat een emissie van lucht/gas met een stijgende concentratie van het gas (“verzadigingsemissie”)
Van voorgenoemde emissiesoorten zijn er 2 soorten die in voorliggend project een relevante bijdrage kunnen leveren nl. vul- en laademissie en de adememissie. Gezien het type vloeistof dat in de tanks opgeslagen zal worden, nl. diesel en gasolie, wordt niet verwacht dat de lekemissie en de verzadigingsemissies een bijdrage zullen leveren. Het overpompen van de vloeistoffen van de ene naar de andere tank zal hier, niet/slechts zeer sporadisch gebeuren. Extra emissies ten gevolg van het overpompen zal hier bijgevolg niet relevant zijn. Tevens is er in voorliggende project een scheiding tussen het strategische opslaggedeelte en het commerciële gedeelte, en wordt er globaal slechts 1 type brandstof opgeslagen, waardoor het overpompen van vloeistoffen hier eveneens niet / slechts zeer sporadisch verwacht wordt. Het schoonmaken van tanks, om bijvoorbeeld over te gaan naar een andere vloeistof, kan eveneens een zekere emissie veroorzaken. De in de tank aanwezige damp van de daarvoor aanwezige vloeistof wordt naar buiten gedreven. Gezien voorliggend project betrekking heeft op tanks waar een specifiek product toegewezen is aan iedere tank, is het voorkomen van schoonmaakemissies verwaarloosbaar. Het onderhoud dat binnenin een tank dient te gebeuren is hoogst uitzonderlijk, waardoor de schoonmaakemissie praktisch nul is en bijgevolg zeker verwaarloosbaar wordt. Hier wordt verder geen rekening meer mee gehouden.
6.2.5.3 Berekening van de emissiehoeveelheden Voor de berekening van de emissies wordt een inschatting gemaakt van de situatie op het terrein, waar voornamelijk de overslagactiviteiten in de tankterminal bepalend zijn voor de jaarlijkse emissiehoeveelheid. Hierbij wordt uitgegaan van volgende worst case situatie:
7
Voorliggend project nl. 10 tanks van 40.500 m³ Drukventiel 2,5 mbar Strategische opslag: 243.000 m³ met 1x /3 jaar verversingsfrequentie (81.000 m³/jaar verpompt) Commerciële opslag: 162.000 m³ met 12x /jaar verversingsfrequentie (1.944.000 m³/jaar verpompt)
Zoals eerder vermeld zal de verversing geleidelijk gebeuren in de loop van het jaar, waarbij er ca. 2x/dag een schip gelost/gevuld wordt (verwachtte grootte van de schepen: 1000 tot 60.000 ton, meestal lichters van 2000 ton). De overslagactiviteiten zullen gemiddeld 24 uur duren. Hieronder wordt de berekeningwijze en berekening van de ademverliezen en vul-en laademissies 8 weergegeven. Dit wordt uitgevoerd rekening houdende met een emissie op jaarbasis. Deze berekening dient als indicatief en worst case gezien te worden. Dit aangezien: 7
De tanks hebben een designinhoud van 40.000 m³, in werkelijkheid zijn de tanks echter iets groter waardoor als worstcase 40.500 m³ gebruikt wordt.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 56
Detaillering van de samenstelling van diesel/gasolie inzake de aanwezige chemische/vluchtige verbindingen ontbreekt. (mengsel van 100den verschillende koolwaterstoffen) het momenteel nog onduidelijk is wat de effectieve gemiddelde vullingsgraad van de tanks zal zijn, deze zal wellicht hoger zijn dan de aannames (zie verder bij Ademverliezen) de gebruikte dampspanning geldt voor 20°C terwijl de jaargemiddelde temperatuur in België ca 10-11° C bedraagt. Dit betekent dat de werkelijke emissie op jaarbasis lager zal uitvallen.
Ademverliezen De ademverliezen kunnen als volgt berekend worden:
P L y 0,1 ( ) 0, 68 D1, 73 H 0,51 T 0,5 F p C M 101,3 P Waarbij
Ly
=
ademverlies (kg/jaar)
P
=
dampspanning (kPa)
D
=
tankdiameter (m)
H
=
gemiddelde vrije damphoogte (m)
T
=
dagelijks temperatuurverschil (°c)
Fp
=
isolatie- en verffactor
C
=
correctiefactor voor tanks met D < 9m
M
=
molecuulgewicht van de damp (g/mol)
9
De tankvorm bij voorliggend project betreft een koepelvormige tank. Voor tanks met een koepelvormig dak is de vrije damphoogte (H) gelijk aan de vrije hoogte van het cilindrisch gedeelte (Hc) plus een equivalente hoogte HRO. Deze kan bepaald worden d.m.v. onderstaande formule.
H RO 0,137 RS Waarbij HRO RS
=
dakhoogte equivalent aan het volume onder het dak (m)
=
straal van de tank (m)
Volgende aannames worden gedaan: o o o o o 8
9
Voor het gedeelte van de strategische opslag wordt gebruik gemaakt van een gemiddelde vullingsgraad van ca 90 %. Voor het commercieel gedeelte wordt gebruik gemaakt van een gemiddelde vullingsgraad van 70 %. Gemiddelde dampspanning = 1 hPa Gemiddeld molecuulgewicht: 190 g/mol (= worstcase nl. gasolie, lager voor diesel) Temperatuursvariatie: gemiddeld 7°C
Diffuse emissies en emissies bij op- en overslag , Handboek emissiefactoren, RIVM 2004 De isolatie/verffactor alsook de correctiefactor kunnen hier als = 1 beschouwd worden.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 57
Strategische opslag TP.C:
0,1 L y 0,1 ( ) 0, 68 45m1, 73 5,16m 0,51 7 0,5 1 1 190 760 kg/jaar 101,3 0,1 Dit betekent ca 4565 kg/jaar (ca 4,6 ton) voor TP.C Commerciële opslag TP.D:
0,1 L y 0,1 ( ) 0, 68 45m1, 73 10,25m 0,51 7 0,5 1 1 190 1080 kg/jaar 101,3 0,1 Dit betekent ca 4320 kg/ jaar (ca 4,3 ton) voor TP.D Om de emissies te berekenen voor dit tankenpark met drukventielen, moet een correctiefactor toegepast worden. Deze is afhankelijk van de instellingen van de drukventielen en van de 10 dampspanning van het opgeslagen product bij respectievelijk 32°C en 38°C . Deze zijn niet exact gekend waardoor met deze drukventielen geen rekening gehouden wordt. Drukventielen kunnen de emissies met een belangrijk percentage terugdringen (zie verder hoofdstuk BBT). De totale adememissies van de tankterminal, zonder rekening te houden met de drukventielen, kan bijgevolg begroot worden op ca. 8,9 ton VOS op jaarbasis.
Vul- en laademissies Bij het vullen van de tanks wordt de damp boven de vloeistof uitgedreven. Algemeen geldt hier:
Lw K t . Waarbij
PM .V .S 8,31 T Lw
= uitdrijvingsverlies (kg/jaar)
Kt
= doorzettingscoëfficient , voor voorliggend project = 1
P
= dampspanning (kPa) = 0,1
M
= molecuulgewicht (aanname = 190)
T
= opslagtemperatuur (K) (aanname : gemiddeld 11°= 284 K)
V
= volume verpompte vloeistof (m³/jaar)
S
= verzadigingsfactor (afhankelijk van reiniging van de tanks; hier = 1)
Voor de strategische opslag geldt:
Lw 1.
0,1 190 .81000m³ / jaar.1 652 kg/jaar 8,31 284
Voor het commerciële gedeelte geldt: 10
Cfr Handboek emissiefactoren RIVM 2004
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 58
Lw 1.
0,1 190 .1944000m³ / jaar.1 15650 kg/jaar 8,31 284
De totale vul- en laademissie zou bijgevolg max ca 16,3 ton/jaar bedragen. Wanneer rekening gehouden wordt met de emissies t.h.v. de schepen dient dit verdubbeld te worden (vulemissies van de schepen). De totale verpompte hoeveelheden op jaarbasis kunnen ingeschat worden op 1.721.250 ton (81.000 m³ + 1.944.000 m³ x 0,85 ton/m³). Wanneer de adem en vul/laademissies samengenomen worden kunnen de emissies van de tankterminal, zonder rekening te houden met de reductie door de ademventielen, op jaarbasis 11 begroot worden op ca 41,5 ton VOS emissies (in een ruime worstcase situatie) . Deze emissies kunnen vergeleken worden met de NEC-doelstellingen. Deze volgen uit de NECrichtlijn die voor elke lidstaat van de EU vast legt wat de te bereiken emissie-plafonds zijn voor SO2, NOx, VOS en NH3. Enkel VOS is hier relevant. De doelstelling voor Vlaanderen bedraagt 70,9 kton (voor stationaire bronnen). De bijdrage (worst case) van het tankenpark bedraagt 0,0415 kton. Wanneer deze emissies 12 vergeleken worden met de NEC-doelstellingen voor VOS in Vlaanderen, nl. 70,9 kton (voor stationaire bronnen) kan besloten worden dat de bijdrage van de geplande tankterminal(in ruime worst case situatie) zeer beperkt is (<< 0,5%).
6.2.5.4 Evaluatie van de bijdrage van de emissie tot de luchtkwaliteit in de omgeving Zoals eerder aangehaald bestaan stoffen als gasolie en diesel uit een zeer complex mengsel waaronder paraffines, olefines en aromatische KWS-stoffen. Het gehalte aan de diverse stoffen varieert sterk naar gelang oorsprong en raffinage. De mogelijke stoffen die hieruit kunnen ontsnappen zullen dan ook een complex mengsel bestaan, relateerd aan de vluchtigheid ervan. De immissies in de omgeving kunnen dan ook niet als één stof aanzien worden. Om een indicatie van de immissies te kunnen geven werd op basis van voorgaande berekeningen een verspreidingsmodellering uitgevoerd met het IFDM-model. De resultaten van deze verspreidingsmodellering worden weergegeven op kaart 10. Het punt van maximale impact, met de potentieel hoogste concentraties situeert zich nog op de tankterminal zelf. De concentraties die binnen de nabije omgeving van de tankenterminal bekomen zijn dienen als indicatief beschouwd te worden. Beide inkuipingen nemen een relatief grote oppervlakte in en ten gevolge van o.a. mogelijke windeffecten ter hoogte van de omvangrijke tanks, kunnen deze concentraties enkel als richtinggevend aanzien worden. De mogelijke emissies situeren zich tevens op een hoogte van 25 meter, waardoor diffusie reeds relatief hoog zal zijn. Hieruit volgend wordt de tankterminal emissiegewijs als één geheel aanzien en wordt een punt buiten het tankenpark als referentiepunt genomen voor de impactbepaling. Bijgevolg werd het punt 100 meter ten noorden van het tankenpark (in de richting van de meest nabije bewoning) als referentiepunt genomen voor de impactbepaling.
11
Ter vergelijking: de emissies van het bestaande tankenpark van GTS NV werden begroot op 24 ton. De hogere emissies zijn te verklaren doordat het commercieel gedeelte, met hogere turnover, bij de nieuwe tankterminal groter is. Actueel werd gerekend met een maximale turnover, wellicht is dit lager. 12
Richtlijn 2001/81/EG van 23/10/2001 inzake nationale emissie-plafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 59
De maximale concentratie in dit punt (op jaarbasis) bedraagt 16,24 µg/m³ VOS. Ter hoogte van de dichtste bewoning, 380 m ten noordnoordwesten van de grens van de tankterminal bedraagt de maximaal gemodelleerde concentratie 1,38 à 4,93 µg/m³. (zie eerder, ruime worst case benadering). De werkelijke immissies van gevaarlijke stoffen zoals benzeen zullen slechts een kleine fractie bedragen van voorgaande cijfers. Benzines die momenteel op de markt zijn bevatten 1 à 2 procent benzeen. Diesel en gasolie worden in het kader van de benzeen-problematiek nooit vermeld. Er konden in kader van dit MER geen cijfer gegevens bekomen worden omtrent het benzeengehalte van diesel/gasolie. Maar er kan aangenomen worden dat de fractie nog heel wat lager zal liggen dan bij benzines. Wanneer aangenomen wordt dat 0,5 % van de opgeslagen stoffen uit benzeen bestaat (wellicht nog veel lager) en deze ook in de damp zal vrijkomen, bedraagt de benzeen immissieconcentratie op jaarbasis maximaal 0,08 µg/m³ ter hoogte van het tankenpark (op 100 m afstand in de richting van de bewoning). Ter hoogte van de bewoning zijn de cijfers verwaarloosbaar (ca 0,007 – 0,008 µg/m³). Wanneer deze vergeleken worden met enkele referentiewaarden nl. de achtergrondconcentratie in Nederland (0,6 µg/m³) en Vlaanderen (0,97 µg/m³) en de Europese grenswaarde (5µg/m³) is de potentiële bijdrage van de geplande tankterminal zeer beperkt (< 1% van Vlaamse achtergrondwaaarden) (zelfs in deze worstcase benadering). De mogelijke gezondheids/toxicologische effecten worden beschreven in de discipline ‘mens’. De eventuele cumulatieve effecten, nl. in relatie tot het bestaande tankenpark GTS Kluizendok, worden in hoofdstuk 6.2.6 geëvalueerd.
6.2.5.5 Verkeer Zoals blijkt uit de discipline mens-verkeer zal er tijdens de bouw van het tankenpark tijdelijk een fase zijn met een verkeersgeneratie gelinkt aan o.a. de betonwerkzaamheden ter plaatse. Evenwel zullen deze transporten beperkt tot een tiental per dag. Het aandeel t.o.v. van het verkeer lang de R4 blijft zeer beperkt waardoor dit slechts een minimale bijdrage zal leveren aan de bestaande luchtkwaliteit, wat geenszins een significante bijdrage zal veroorzaken. De verkeersemissies ten gevolge van de exploitatie van de tankterminal zijn eveneens zeer beperkt. Er gebeurt geen wegtransport. Alle aan/afvoer gebeurt via het Kluizendok en kanaal GentTerneuzen. Dagelijks zijn er ca 2 schepen die komen laden/lossen ter hoogte van de tankterminal.
6.2.6 Cumulatieve effecten Zoals eerder aangehaald is het gezien de locatie van de tankterminal, het reeds bestaande tankenpark van GTS NV en de link tussen GTS NV en de nieuwe Kluizendok Tankterminal BVBA noodzakelijk om na te gaan of er ten gevolge van beide installaties/tankenparken geen cumulatieve effecten kunnen optreden. Voor deze discipline lucht gaat dit met name om de mogelijke emissies naar lucht toe ten gevolge van de op- en overslagactiviteiten. Uit het MER Tankenpark GTS Kluizendok (goedkeuring dd. 9 april 2010 , PRMER-0457-GK) bleek dat de maximaal gemodelleerde concentratie VOS ter hoogte van bewoning (woonwijk te Rieme) net boven 1µg/m³ ligt. Wanneer de bijdrages van zowel de bestaande als nieuwe tankinstallaties opgeteld worden blijkt op jaarbasis een maximale concentratie van 2,38-5,93 µg/m³ vluchtige organische stoffen te kunnen voorkomen ter hoogte van de woonwijk. Het aandeel aan gevaarlijke stoffen zoals benzeen zal hier slechts een zeer kleine fractie van bedragen. Wanneer opnieuw, als worstcase aangenomen wordt dat 0,5 % van de opgeslagen stoffen uit benzeen bestaat en deze ook in de damp zal vrijkomen, bedraagt de benzeen immissieconcentratie op jaarbasis maximaal 0,0119 – 0,0296 µg/m³. Ten opzicht van de referentie- en grenswaarden nl. de achtergrondwaarden: 0,6-0,97 µg/m³ en 5µg/m³ als Europese grenswaarde is de potentiële bijdrage van beide installaties (tankenpark GTS Kluizendok + Kluizendok Tankterminal BVBA) in ieder geval nog zeer beperkt.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 60
In dit geval kan ca 2-3 % van de concentraties in de omgeving gelinkt worden aan de op- en overslag van diesel/gasolie langs het Kluizendok. Let wel: de berekende concentraties zijn de maximaal op jaarbasis te verwachten concentraties, de jaargemiddelde bijdrage ligt nog ruim lager. Hieruit kan besloten worden dat de cumulatieve effecten als niet significant tot beperkt negatief beoordeeld kunnen worden (0/-1).
6.2.7
Toetsing van de installatie aan BBT/BREF studies In dit hoofdstuk wordt de installatie getoetst aan de gekende BBT/BREF studies Er werd vnl. gebruik gemaakt van volgende studies:
6.2.7.1
BREF ‘Emissions from storage of bulk or dangerous materials’ BBT ‘Tankstations’(minder relevant; voornamelijk toegespitst op benzine-overslag)
Algemeen Om emissies te vermijden worden in de Europese BREF een aantal algemene principes aangehaald:
Tankontwerp: enkelwandige of dubbelwandige tank Tanklocatie en layout Inspectie en onderhoud Tank kleur: het is BBT om een tankkleur te gebruiken met een reflectie van thermische/licht straling van minstens 70 % Emissie minimalisatieprincipe: steeds rekening houden te worden met het beperken van de emissies Monitoring van VOS emissies: Op site waar significante emissies kunnen verwacht worden, is het BBT om deze VOS-emissies regelmatig te monitoren/berekenen. De noodzaak en frequentie van het monitoren van deze emissies dient geval per geval beslist te worden. Dit is voornamelijk bij vluchtige stoffen van belang Specifieke systemen en emissiereducerende technieken
De tanks voor de geplande tankterminal zijn van het type ‘vast dak’. In de BREF wordt dit type kort beschreven. Tanks met een vast dak worden gebruikt voor de opslag van ontvlambare of andere vloeistoffen, zoals oliederivaten en chemische stoffen met een verschillende toxiciteit. Bij de opslag van vluchtige substanties die toxisch (T), zeer toxisch (T+), mutageen (CMR) zijn is het BBT om een dampretourinstallatie te gebruiken. Hierbij wordt wel opgemerkt dat het moeilijk is om de definitie van vluchtigheid te bepalen en dat er mogelijk andere (en betere) technieken zijn om emissies te controleren dan een dampretourinstallatie. Bovenstaand gebruik van een dampretour staat bijgevolg ter discussie in bepaalde omstandigheden. Hierbij wordt verder melding gemaakt dat dampbehandeling of dampretour dient te gebeuren wanneer er significante emissies zijn. De significantie wordt hierbij niet vermeld en dient geval per geval bepaald te worden, en is voornamelijk afhankelijk van het type stof. De mogelijke emissiereducerende technieken worden hieronder verder besproken.
6.2.8
Emissies naar lucht: mogelijke emissiereducerende technieken Voor de bestrijding van de emissie naar de lucht zijn diverse technieken mogelijk. Deze mogelijkheden worden hier theoretisch besproken. Dit overzicht geldt algemeen voor de opslag van vloeibare producten in opslagtanks. Uitrustingen op de tanks
Installatie overdrukventielen op de tank: door de installatie van een overdrukventiel wordt vrije ademing naar de buitenlucht beperkt. Dit wordt meestal gecombineerd met een vacuümventiel
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 61
die buitenlucht aanzuigt wanneer bijvoorbeeld de tank wordt leeggepompt. Hoe hoger de afblaasdruk van het drukventiel staat ingesteld, hoe kleiner de ademverliezen. In sommige gevallen kunnen de adememissies volledig vermeden worden, afhankelijk van de instellingen van de tank. Isolatie op de tank gaat de temperatuurschommelingen van de dampfase in de opslagtank tegen, waardoor de ademverliezen worden beperkt. Bij tanks met een ‘uitwendig’ drijvend dak, rust het dak op de vloeistofspiegel. Hierbij is het wel belangrijk de kwaliteit van de afdichting tussen het dak en de buitenwand na te gaan. Een tank met een inwendig drijvend dak is ook mogelijk. Hierbij wordt in een atmosferische tank met een vast dak een drijvend dak gemonteerd. Plaatsen van tank onder stikstofatmosfeer met expansievat
Dampbalansleidingen Door het aanbrengen van een dampbalans of dampretourleiding worden de vul- en laademissies sterk beperkt, tot in principe bijna nul.
Dampverwerkingsssysteem De emissies in een tankenpark kunnen worden beperkt door middel van dampverwerkingssysteem. Dit is veelal ook de duurste oplossing voor een emissieprobleem Dit systeem is enkel wenselijk bij vluchtige stoffen/gevaarlijke stoffen en emissiehoeveelheden.
een
relevante
Efficiëntie van de mogelijke technieken Volgende tabel geeft een overzicht van de mogelijke efficiëntie van diverse emissiereducerende technieken bij de voornaamste activiteiten op een tankenpark. Dit in vergelijking met een vaste opslagtank zonder emissiereducerende technieken. Tabel 6-7: Overzicht efficiëntie emissiereducerende technieken Emissiereductie ten gevolge van :
Adem
Vulemissie/overslagemissie
drukventiel laag
30-50 %
-
drukventiel hoog
65-85 %
-
isolatie
80 %
-
Inwendig drijvend dak
80-97 %
97 %
Dampbalans Dampbehandelingssysteem
45-95 % 99 %
99 %
Besluit Bovenstaand overzicht schetst de mogelijke emissiereducerende technieken bij tankenparken. In voorliggende project zijn de ademventielen met onder/overdruk van 2,5 mbar een emissiereducerende techniek. Dit is een beperkte drukinstelling die de adememissies in beperkte mate zal reduceren. Er zijn geen andere emissiereductiemaatregelen in het project voorzien.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 62
Het gebruik van andere emissiereducerende technieken zoals dampbehandelingstechnieken of dampretour lijken in voorliggend project niet noodzakelijk gezien volgende aspecten: o
o o o
Er gebeurt enkel opslag van diesel/gasolie. Dit zijn stoffen die omwille van hun moleculaire samenstelling en hoger kookpunt als weinig vluchtig kunnen beschouwd worden (lage tot zeer lage dampspanning). De lage ‘turnover’ van het grootste deel van de inhoud van de tanks, gezien het doel als strategische opslag, zorgt ervoor dat de emissie reeds zeer beperkt zullen zijn. De gebruikte drukventielen reduceren de potentiële adememissies (beperkt) Het vullen van de tanks gebeurt steeds onderaan waardoor er weinig tot geen turbulentie in de vloeistof gecreëerd wordt, alsook er geen vallende vloeistof is met intensief lucht/vloeistof contact. De luchtfase in de tank is bijgevolg minder sterk beladen met damp dan in een situatie waarbij er wel een vallende vloeistof is.
In de BBT/BREF studies zijn geen kengetallen opgegeven omtrent de te verwachten emissie van tankenparken. Dit is logischerwijze het gevolg van de sterke variatie inzake opgeslagen product, locatie en omvang van de tanks, design,… waardoor het niet mogelijk is om eenduidige kengetallen te geven. In een aangehaald voorbeeld in de BREF wordt dampretour niet beschouwd indien het gaat om strategische opslag. De lage turnover van de tankinhoud zorgt ervoor dat er relatief weinig emissies zijn waardoor die als niet relevant beschouwd wordt. Verder wordt er in de BBT tankstations melding vermeld dat de verdringingsemissies (= verdrijvingsverliezen) te verwaarlozen zijn bij het tanken en verpompen van diesel. Gezien het voor voorliggend project eveneens gaat om de weinig vluchtige fracties diesel/gasolie worden de hier eerder gemaakte aannames door de BBT/BREF’s bevestigd.
6.2.8.1
Preventie van calamiteiten Inzake de preventie van ongevallen worden een aantal elementen aangehaald, die ook bij andere gedeeltes van de BBT terugkomen en ook in de Vlarem-wetgeving vermeld staan zoals:
6.2.8.2
Veiligheids- en risicomanagement inzake preventie van incidenten en ongevallen Exploitatieprocedures en opleiding Aandacht voor ontvlambare gebieden en ontstekingsbronnen Brandveiligheid en brandbestrijdingsmiddelen Opzetten goede organisatiestructuur en voorzien opleidingen voor personeel Corrosiebescherming: corrosie wordt als de belangrijkste redenen gezien voor het falen van tankinstallaties en aanverwanten o Juist constructiemateriaal gebruiken dat bestand is tegen het product dat getransporteerd moet worden o Preventie van het indringen van regenwater en grondwater o Gebruik van corrosieremmers en/of gebruik maken van een kathodische bescherming o Corrosiebeschermende coating Instrumentatie en automatische detectie van lekken Hoogniveau instrumentatie of alarm met een automatische afsluiting Correcte procedures en instructies om overvulling van de tank te vermijden. Brandpreventie: de noodzaak tot het uitvoeren van brandpreventie maatregelen dient geval per geval beslist te worden en kunnen bestaan uit: o Brandwerende coatings o Waterkoeling o Eigen uitrusting om brand te bestrijden
Transport van vloeistoffen Ook in dit gedeelte wordt de nadruk gelegd op preventiemaatregelen:
Inspectie en onderhoud van de leidingen: het is BBT om een proactief onderhoud uit te voeren
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 63
gekoppeld aan een risicogebaseerd inspectieplan. Lekdetectie en herstelprogramma: de nadruk dient hier te liggen op de situaties en onderdelen die het meeste kans hebben om emissies te veroorzaken. Verdere BBT aspecten i.v.m. piping o Constructiemateriaal gebruiken dat zeker bestand is tegen het product dat vertransporteert wordt o Juiste constructiemethodes gebruiken o Alle piping bovengronds uitvoeren o BBT om het aantal flenzen te beperken en bij alle uitvoeringen zo veel mogelijk gebruik te maken van gelaste verbindingen. o Wanneer mogelijk toe te passen: interne coating toepassen of corrosieremmers toevoegen aan het product
6.2.8.3
Besluit Wanneer de voorvermelde BBT-aspecten vergeleken worden met de geplande tankterminal kan gesteld worden dat voorliggen project voldoet aan deze vereisten via:
6.2.9
De tanks worden wit geschilderd om een hoge reflectiegraad te verkrijgen De nodige veiligheidsaspecten worden uitgewerkt in een noodplan Onderhoud en inspectie gebeurt op regelmatige basis Alle piping is bovengronds uitgevoerd en bestaat uit gelaste verbindingen. De piping is voorzien van de nodige afsluiters om bij calamiteiten verder lekken te beperken. Het gebruikte materiaal is bestand tegen de opgeslagen vloeistof Er is geen dampretour voorzien, dit wordt gezien de weinig vluchtige en niet “gevaarlijke” stoffen als niet noodzakelijk aanzien.
Geur
6.2.9.1
Geurgevoelige elementen in de omgeving In een straal van 1km rond de geplande tankterminal is er slechts één woonkern (deelgemeente Rieme) aanwezig. Deze woonkern bestaat uit twee deelgebieden die op een afstand van ca 380-570 m. gelegen zijn van het tankenpark. Er zijn geen ziekenhuizen of RVT’s binnen een straal van 1 km rond het bedrijfsterrein van de geplande tankterminal. De dichtst gelegen school ligt te Evergem, op ca 800 m ten NO van het project.
6.2.9.2
Geuremissies Geuremissies ten gevolge van stookolieproducten zijn vooral mogelijk wanneer het gaat om de meer vluchtige fracties. Diesel/gasolie is een relatief weinig vluchtige aardolie fractie, die vooral bij contact of in een afgesloten ruimte voor geurhinder kan zorgen. Bij contact met de lucht worden geen belangrijke geurcomponenten vrijgesteld. De activiteiten in de tankterminal voorzien enkel in een beperkte verhandeling en manipulatie van de aardolieproducten waardoor de mogelijkheden tot vrijkomen van geurcomponenten beperkt is. De opgeslagen stoffen (diesel/gasolie) zijn weinig vluchtig en hebben een weinig geurbeladen 13 karakter. De geurdrempel van diesel is begroot op 0,06 mg/m³
13
Bron: http://www.hpa.org.uk/web/HPAwebFile/HPAweb_C/1256639817998
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 64
De stoffen die kunnen vervluchtigen vanuit de opslag zullen betrekking hebben op een complex mengsel van koolwaterstoffen, dewelke de geurwaarneming van diesel kunnen benaderen. Om een begroting te maken van de mogelijke geurimpact van de emissies van het tankenpark wordt hier als worst case rekening gehouden met de eerder in de discipline lucht beschouwde maximale immissiesituatie voor VOS immissies. Met behulp van de geurdrempel voor diesel kan een inschatting gemaakt worden van de potentiële geurwaarneming in de omgeving. Op kaart 11 zien we hierbij dat de maximale gemodelleerde concentraties op jaarbasis enkel op en rond het terrein van Kluizendok Tankterminal BVBA hoger kunnen uitvallen dan 10 µg/m³. De geurdrempel voor diesel bedraagt 0,06 mg/m³ ofwel 60 µg/m³. Op 100 meter van de tankterminal bedraagt de maximaal gemodelleerde concentratie VOS op jaarbasis iets meer dan 16 µg/m³, wat nog beduidend lager is dan de geurdrempel voor diesel. Slechts in een zeer beperkte zone zou er bijgevolg (in deze maximale situatie) geurwaarneming mogelijk zijn. Zelfs op de site zelf lijkt geurwaarneming weinig waarschijnlijk. Verder zullen de jaargemiddelde concentraties nog beduidend lager zijn dan voorvermelde maximale concentraties. Geurwaarneming van diesel zal dan ook zo goed als niet voorkomen, geurhinder valt bijgevolg eveneens niet te verwachten. Verder is het tankenpark gelegen op geruime afstand van de bewoning (380 m t.o.v. dichtste huis). Ter hoogte van bewoning wordt dan ook geen geurwaarneming ten gevolge van de tankterminal verwacht. Het blijft evenwel belangrijk de nadruk te leggen op het handhaven van strikte procedures en controles zodat ook accidentele (geur)emissies door bvb. lekken tot een minimum worden beperkt.
6.2.10 Energetische aspecten Het energieverbruik van de toekomstige tankterminal zal relatief beperkt zijn. Het energieverbruik situeert zich zo goed als uitsluitend ter hoogte van de pompenunit. Deze bestaat uit 4 pompen met een vermogen van 55 kW. Het maximale pompdebiet per pomp bedraagt 800 m³/u. Het maximale te gebruiken werkdebiet van het pompstation zal 2500 m³/u zijn. De pompen zullen hierop gestuurd worden (ca 78% van vollastwerking volledig pompstation). Om de tanks van de strategische opslag (243.000 m³) 1x/ 3à4 jaar te verversen moeten de pompen jaarlijks 1/3 à ¼ van het volume verpompen. Dit gezien het vullen van de tanks gebeurt door middel van pompen op de schepen zelf. Ervan uitgaande dat dit 1/3 van het volume is per jaar, en met een capaciteit van 2500 m³/u kan mer er vanuit gaan dat dit ca. 33 uur duurt. Voor het commercieel gedeelte (162.000 m³) wordt een verversingsfrequentie van 8 à 12 keer per jaar voorzien. Ervan uitgaande dat dit 12 maal is, dienen de pompen 1.944.000 m³ te verpompen. Met een maximale capaciteit van 2500 m³/u duurt dit ca 778 uur. Het totale elektrisch verbruik van de pompen op jaarbasis kan bijgevolg begroot worden op ca 178 MWu.
6.2.11 Besluit Er kan voor wat betreft de discipline ‘lucht’ besloten worden dat de immissies van het geplande tankenpark een (zeer) beperkte bijdrage kunnen leveren aan de bestaande luchtkwaliteit (eindbeoordeling 0/-1). Mogelijke geuremissies ten gevolge van de geplande tankterminal zullen ter hoogte van de bewoning verwaarloosbaar zijn. Ook in de nabije omgeving van de tankterminal is geurwaarneming slechts weinig waarschijnlijk. Cumulatieve effecten in combinatie met het reeds bestaande tankenpark ‘GTS Kluizendok’ zijn tevens verwaarloosbaar, gezien het ook hier gaat om de op-en overslag van de zeer weinig vluchtige aardoliefracties diesel/gasolie waaruit slechts zeer beperkte emissies verwacht worden.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 65
6.3
Bodem en grondwater
6.3.1 Beschrijving van het studiegebied Het studiegebied omvat de site van de geplande tankterminal tot zover zich effecten kunnen voordoen. Het heeft dus betrekking op de omliggende ondergrond en de aanwezige grondwaterlagen die ten gevolge van de tankterminal effecten kunnen ondervinden.
6.3.2 Methdologie-effectengroepen Tabel 6-8: Overzicht methodologie-effectengroepen discipline Bodem Effectgroep
Criterium
Methodologie
Beoordeling significantie op basis van
Bodemen grondwaterverontreiniging
Risico op verspreiding van verontreiniging door exploitatie
Milieutechnische evaluatie van de site (kans op lekken tankterminal, lekken in leidingen,…) op basis van gebruikte producten en de aanwezige maatregelen om verspreiding van verontreiniging te voorkomen
Aantal risicolocaties binnen de site voor contact van verontreinigde stoffen met bodem en grondwater
Wijziging grondwaterstroming
Grondwaterpeil -wijziging tijdens de werken
Inschatting invloedsstraal grondwaterverlaging eenvoudige formules
Indirecte effecten op stabiliteit, fauna & flora,…
van o.b.v.
Naast de mogelijke verontreiniging van de bodem door lekken worden geen belangrijke effecten verwacht. De bouwwerken die uitgevoerd zullen worden, gebeuren op terrein dat recent in belangrijke mate vergraven geweest is. De tanks zullen op palen gefundeerd worden. Effecten zoals vernietiging van bodemstructuur zijn hier bijgevolg niet van toepassing en worden niet verder geëvalueerd. Tevens wordt er geen grondverzet verwacht buiten de percelen van het projectgebied. Alle grond kan hergebruikt worden. Op basis van de te verwachten effecten zullen –waar dit nuttig is- maatregelen geformuleerd worden ter beperking of voorkoming van de effecten.
6.3.3 Bestaande toestand Het gebied ter hoogte van de geplande tankterminal bestaat volledig uit recent opgespoten en vergraven terrein. De bodemstructuur is bijgevolg sterk verstoord en wordt nu tot de kunstmatige gronden gerekend. Volgens de bodemkaart was de oorspronkelijke bodem bestaande uit natte tot zeer natte zand – zandleembodem. Door middel van opspuiting is een pakket van verschillende meters bodemmateriaal aangevoerd. Volgens een sondering die uitgevoerd werd naar aanleiding van de bouw van het nabijgelegen tankenpark GTS Kluizendok bestaat de bodem uit een aanvullingslaag/geroerde zone met hieronder quartair heterogene sedimenten bestaand uit slappe mogelijk licht veenhoudende klei en kleirijk los- tot zeer dichtgepakt mogelijk grindhoudend zand van oude fluviatiele oorsprong.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 66
De ondergrond is van oorsprong infiltratiegevoelig waardoor regenwater vlugger kan infiltreren. 14 Vanuit sonderingsverslagen bleek dat het vroegere maaiveld zich in deze omgeving bevond op ca. 6,1 m TAW. De grondwaterstand varieert van 4,23 m TAW tot 5,7 m TAW en lag dus tussen de 0,4 en 1,94 m diepte. Ten gevolge van de opspuitingen is de oorspronkelijke bodem sterk verstoord. De aangevulde grond bestaat uit zowel kleiig als zandig materiaal. De infiltratiecapaciteit is in dit opzicht eerder onduidelijk. Op het terrein blijkt evenwel dat het bodemmateriaal grotendeels zandig is en water er gemakkelijk kan infiltreren. De huidige grondwaterstand wordt ingeschat op minimaal 1,5 m-2 m diepte (mogelijk iets dieper gezien de waterstand in het Kluizendok op ca. 3 meter onder de kaaihoogte en het maaiveld ligt). Op basis van de geologische kaart van België behoort de ondergrond tot de Formatie van Maldegem en bestaat uit volgende opbouw Tabel 6-9: Overzicht geologische opbouw bodem projectgebied 1
Dieptes
Lagen
0-18
Quartaire afzettingen
18-20
Lid van Buisputten
20-29
Lid van Zomergem
29-32
Lid van Onderdale
32- …
Lid van Ursel
1
De dieptes dienen als indicatief gezien te worden, gezien de opspuitingen van de laatste jaren
6.3.4 Toekomstige toestand, effecten en maatregelen Bij opslag van aardolieproducten kunnen er, bij lekken, verontreinigingen van de bodem optreden. De gevolgen van een verontreiniging worden vergroot als de stoffen doordringen tot het grondwater.
6.3.4.1 Effecten op grondwater : kwantitief Bemaling van grondwater voor het uitvoeren van het project zal niet noodzakelijk zijn. Voor het aanbrengen van de keermuur elementen is het noodzakelijk dat er een sleuf gegraven wordt. De werkdiepte hiervoor is beperkt, tot 1,3 m onder het maaiveld niveau. Het grondwaterpeil is, zoals in eerder aangegeven, niet exact gekend. Er zijn geen recente grondwateropmetingen gebeurd. Bij het uitvoeren van de sonderingen werden verschillende dieptes aangegeven. De waarnemingen op het terrein geven aan dat de grondwatertafel wellicht op ca 1,5-2 m diepte ligt (mogelijk iets dieper). Er zijn evenwel plaatsen waar water tijdelijk blijft staan na regenbuien, wellicht zijn er hier kleiige fracties aanwezig in de bodem, zoals ook vermoed tijdens de uitgevoerde sonderingen. Om droog te kunnen werken is een periodieke droogpomping van de werksleuf evenwel noodzakelijk. De werksleuf wordt met behulp van een dompelpomp periodiek leeggepompt indien bvb. na een regenbui te veel water in de sleuf komt te staan. Om eventuele effecten te bepalen wordt als worst case uitgegaan van een bemaling met een grondwaterpeilverlaging tot gevolg, hoewel dit wellicht niet noodzakelijk zal zijn. In een dergelijke situatie kan gerekend worden met een grondwaterpeilverlaging van ca 1 m. De breedte van de sleuf is ca 3 meter. De werklengte is variabel en niet gekend.
14
Bron Databank ondergrond Vlaanderen: http://dov.vlaanderen.be
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 67
Om de invloedsstraal van een bemaling rond een pompput te schatten, wordt algemeen gebruik gemaakt van empirische formules, zoals de formule van Sichardt:
R 3000 D k met: D = gewenste grondwaterstandsverlaging (in m) k = doorlaatbaarheidscoëfficiënt (in m/s) R = invloedsstraal van de bemaling (in m) Om de formule te kunnen toepassen, moeten dus de gewenste daling D en de doorlaatbaarheid k gekend zijn. Gewenste grondwaterstanddaling: 0,5 -1 m Doorlaatbaarheid k: de werkelijke doorlaatbaarheid van de bodem is niet gekend. Ten gevolge van de ophoging en menging van de grond is deze niet eenvoudig te bepalen. Hier wordt gebruik gemaakt van Het is sowieso belangrijk er rekening mee te houden dat een k-waarde zeer lokale verschillen, vooral afhankelijk van de gelaagdheid, kan kennen. Gezien deze niet exact gekend is, -4 wordt gerekend met de k-waarde van fijn zand/grof zand nl. 1x 10 m/s. Een verlaging van 0,5 meter resulteert in een invloedssfeer van 15 meter. Indien 1 meter verlaging noodzakelijk zou zijn, resulteert dit in een invloedsstraal van 30 meter. De droogpomping van de bouwput/werksleuf zal zoals vermeld in werkelijkheid slechts tijdelijk gebeuren. Grondwaterbemaling wordt niet verwacht. Eventueel uitgepompt water zal worden afgevoerd via de gracht langs de Christoffel Columbuslaan naar de Avrijevaart. Voor het aanbrengen van de paalfunderingen is er geen noodzaak tot bemaling. De funderingspalen worden in de grond geschroefd. Uit bovenstaande kan besloten worden dat het effect van de droogpomping van de werksleuf slechts zal reiken tot de zeer nabije omgeving van de werksleuf, gezien dit niet als grondwaterbemaling aanzien dient te worden. Rekening houdend met de potentieel beperkte invloedsstraal van deze werksleuf wordt het effect van een mogelijke grondwaterdaling dan ook beoordeeld als niet significant.
6.3.4.2 Risico op bodem- en grondwaterverontreiniging Om bodemverontreiniging te voorkomen zijn reeds volgende aspecten in het project voorzien:
De inkuiping van het tankenpark is voorzien van een vloeistofdichte bodem. Hiervoor zijn volgende maatregelen genomen: o Inkuiping met betonnen wanden o Kleimatten op bodem inkuiping die waterdicht zijn De bodem van de inkuiping werd in helling gelegd (afvoer van het gemorste product naar het laagste punt van de inkuiping); Er is KWS-detectie voorzien aan de uitgang van de inkuiping met een automatische GSMmelding hieraan gekoppeld. De pompenskids staan opgesteld binnen de inkuiping; Gemorst product ten gevolge van breuk of lekkage in een inkuiping wordt weggepompt; Bij uitstroming van stoffen met een soortelijke massa kleiner dan 1 (in de inkuiping ) kan water in de inkuiping worden gepompt (het product vormt een drijflaag op het water); De tanks worden periodiek geïnspecteerd. Alle productleidingen zijn gelast Dagelijkse inspectie op lekken van tanks, leidingen en pompen Bovengrondse productleidingen naar de kade liggen boven een kuipvormige betonnen plaat
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 68
Bovengrondse leidingen op de kade liggen boven een betonnen plaat en zijn afgeschermd tegen impact van voertuigen door vangrails Bij kruisingen met de spoorlijn op de voorkade liggen de productleidingen ondergronds in een betonnen caniveau Een noodplan wordt uitgewerkt om calamiteiten te beheersen (zie bijlage 3)
Net zoals in de andere disciplines werd gebruik gemaakt van de BREF ‘emissions from storage’. Hier volgend worden de voornaamste BBT-principes in deze BREF aangehaald m.b.t bodemaspecten van tankenparken:
o
Corrosiebescherming om lekken te vermijden: Instrumentatie en automatisatie om lekken te detecteren Risicogebaseerde aanpak m.b.t. emissies naar de bodem onder de tanks: bodembescherming uitvoeren zodanig dat het risico tot bodemvervuiling verwaarloosbaar is. Het is BBT om een ‘verwaarloosbaar risico niveau’ te bereiken. Evenwel kan het in bepaalde gevallen voldoende zijn om een ‘aanvaardbaar risico niveau’ te halen. Dit met betrekking tot de aansluiting van de tank op de bodemplaat en het risico tot lekken t.h.v. deze aansluitingen. Bodembescherming rondom tanks: o Plaatsen van tankinkuipingen rond enkelwandige tanks o Dubbelwandige tanks o Plaatsen van volledige ondoordringbare barrière op de bodem van de inkuiping zoals: Flexibel membraan bvb. HDPE folie Kleimat Asfalt laag Betonnen oppervlak Insluiting/isolatie van eventueel vervuild brandblusmiddel (bluswater)
6.3.5 Besluit Bovenstaande technieken zijn reeds grotendeels voorzien in de Vlarem wetgeving en worden dan ook toegepast in voorliggend project Detectie van lekken is niet voorzien, doch dit lijkt niet noodzakelijk gezien de volledig vloeistofdichte inkuiping met KWS-detectie ter hoogte van de regenwaterafvoer/KWS-afscheider. De dagelijkse inspectierondes kunnen hier voldoen om lekken tijdig op te sporen. Uit bovenstaande lijst met preventiemaatregelen kan besloten worden dat de voorziene maatregelen voldoende garantie bieden op het vermijden van bodem- en grondwaterverontreiniging. De effecten ten opzichte van de bodem wordt bijgevolg als niet significant tot beperkt negatief beoordeeld (0/-1). Gezien er geen belangrijk negatieve effecten verwacht worden zijn geen maatregelen noodzakelijk. Wel gelden volgende algemene maatregelen:
Indien er calamiteiten optreden die een impact kunnen hebben op de bodem, dienen zo snel mogelijk de nodige acties te worden ondernomen om de verontreiniging weg te nemen. De nodige controlestalen dienen genomen te worden. Indien de calamiteit valt onder het toepassingsgebied van een schadegeval, dienen deze specifieke bepalingen nageleefd te worden (artikel 74 e.v. van het Bodemdecreet) Wanneer grondverzet toch noodzakelijk zou blijken dienen de bepalingen van het bodemdecreet te worden gevolgd.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 69
6.4
Overige aspecten
6.4.1 Geluid en trillingen In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed worden aan de mogelijke geluidseffecten ten gevolge van de aanleg en exploitatie van de tankterminal.
6.4.2 Juridische en beleidsmatige context Het wettelijk toetsingskader met betrekking tot geluid wordt geregeld in titel II van het Vlarem. Voor bestaande inrichtingen gelden de richtwaarden, voor nieuwe inrichtingen worden grenswaarden afgeleid op basis van de ligging van de immissiepunten volgens het gewestplan en het huidige omgevingsgeluid. Volgens de voorschriften van Vlarem II ‘Bijlage 2.2.1. milieukwaliteitsnormen voor geluid in openlucht’ gelden volgende richtwaarden (RW) voor het LA95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid.
Milieukwaliteitsnormen voor geluid in open lucht Richtwaarde in dB(A) Categorie
overdag
’s avonds
’s nachts
1. Landelijke gebieden en gebieden voor verblijfsrecreatie
40
35
30
2. Gebieden of delen van gebieden op minder dan 500 m van industriegebieden niet vermeld in punt 3 of van gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen
50
45
45
3. Gebieden of delen van gebieden op minder dan 500 m van gebieden voor ambachtelijke bedrijven en middelgrote ondernemingen, van dienstverleningsgebieden of van ontginningsgebieden tijdens de ontginning
50
45
40
4. Woongebieden
45
40
35
60
55
55
6. Recreatiegebieden uitgezonderd gebieden voor verblijfsrecreatie
50
45
40
7. Alle andere gebieden, uitgezonderd : bufferzones, militaire domeinen en deze waarvoor in bijzondere besluiten richtwaarden worden vastgesteld
45
40
35
8. Bufferzones
55
50
50
9. Gebieden of delen van gebieden op minder dan 500 m gelegen van voor grindwinning bestemde ontginningsgebieden tijdens ontginning
55
50
45
5. Industriegebieden, dienstverleningsgebieden, gebieden gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen ontginningsvoorzieningen tijdens ontginning
voor en
Opmerking: Als een gebied valt onder twee of meer punten van de tabel dan is in dat gebied de hoogste richtwaarde van toepassing. Dag:
van 07.00 tot 19.00 uur
Avond:
van 19.00 tot 22.00 uur
Nacht:
van 22.00 tot 07.00 uur
Het specifieke geluid van een nieuwe inrichting dient aan volgende voorwaarden te voldoen: “Indien het LA95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid gelijk aan of hoger dan de milieukwaliteitsnorm van bijlage 2.2.1. bij VLAREM II is, moet de continue component van het specifiek geluid, voortgebracht door de nieuwe inrichting beperkt worden tot het LA95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid verminderd met 5 dB(A) enerzijds alsmede tot de in bijlage 4.5.4. bij VLAREM II vermelde richtwaarde anderzijds.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 70
Indien het LA95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid lager is dan de richtwaarde in de gebieden onder 2°, 3°, 5°, 8° of 9° van bijlage 2.2.1. bij VLAREM II, moet de continue component van het specifiek geluid voortgebracht door de nieuwe inrichting voor deze gebieden beperkt worden tot de in bijlage 4.5.4. bij het VLAREM II bepaalde richtwaarde verminderd met 5 dB(A)”. Als het geluid in openlucht van de inrichting een incidenteel, fluctuerend, intermitterend of impulsachtig karakter vertoont, dan worden de in bijlage 4.5.5. bij VLAREM II aangegeven richtwaarden toegepast. De toepasselijke waarde is in dit geval de in bijlage 4.5.4. bij VLAREM II aangegeven richtwaarde voor de verschillende gebieden verminderd met 5.
Onderstaande tabel geeft de richtwaarden voor fluctuerend, incidenteel, impulsachtig en intermitterend geluid in open lucht weer van als hinderlijk ingedeelde inrichtingen : Aard van het geluid
Richtwaarden uitgedrukt als LAeq,1s in dB(A) Overdag
’s Avonds
’s Nachts
fluctuerend
Toepasselijke waarde
Toepasselijke waarde
Toepasselijke waarde
incidenteel
+ 15
+ 10
+ 10
Toepasselijke waarde
Toepasselijke waarde
Toepasselijke waarde
+ 20
+ 15
+ 15
impulsachtig intermitterend
Toepasselijke waarde:
voor nieuwe inrichtingen: richtwaarde in bijlage 4.5.4. bij VLAREM II verminderd met 5
Deze richtwaarden zijn niet van toepassing op het in- en uitgaande weg- en luchtverkeer. Als het geluid in openlucht van de inrichting een tonaal karakter vertoont, dient een correctiefactor van 5 dB toegevoegd te worden teneinde het specifieke geluid te evalueren. Dit MER kadert in de aanleg van een nieuwe installatie.
6.4.3 Methodologie-effectengroepen Effectgroep Geluid
Criterium
Methodologie
Beoordeling significantie op basis van
Geluidsniveaus ten gevolge van werfverkeer en bouwwerkzaamheden
Kwalitatieve geluidsimpact werkzaamheden.
inschatting aanleg-
Zone waarin tijdelijke geluidshinder kan verwacht worden.
Geluidsniveaus ten gevolge van verkeer en tankenpark zelf (permanent)
Bepaling oorspronkelijk omgevingsgeluid (meting).
Stijging of daling emissieniveau
Bepaling van de te verwachten geluidsimmissies in omgeving.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 71
Trillingen worden in kader van dit project niet verwacht. De funderingspalen zullen in de bodem geschroefd worden. Ter beoordeling van de te verwachten effecten op akoestisch gebied wordt onderstaand significantiekader gehanteerd.
Invloed op omgeving
Eindscore Voldoet aan het Vlarem ?
Lna-Lvoor*
tussenscore
ΔLAX,T
Nieuw of verandering
Bestaand
Lsp≤GW
Lsp>GW
Lsp≤RW
RW
Lsp>RW+10
ΔLAX,T>+6
-3
-1
-3
-1
-2
-3
+3<ΔLAX,T≤+6
-2
-1
-3
-1
-2
-3
+1<ΔLAX,T≤+3
-1
-1
-3
-1
-1
-3
-1≤ΔLAX,T≤+1
0
0
-1/-2**
0
-1
-3
-3≤ΔLAX,T<-1
+1
+1
-
+1
+1
-
-6≤ΔLAX,T<-3
+2
+2
-
+2
+2
-
ΔLAX,T<-6
+3
+3
-
+3
+3
-
*bij hervergunning dient Lvoor gebruikt te worden alsof het bestaande bedrijf er niet was. ** de keuze -1 ofwel -2 is afhankelijk van de grootte van de overschrijding van de GW (al dan niet binnen het betrouwbaarheidsinterval van de berekende specifieke immissie
Er wordt met andere woorden een dubbele beoordeling doorgevoerd:
een “relatieve” beoordeling op basis van de wijziging in het omgevingsgeluid tengevolge het project een “absolute” beoordeling op basis van de ligging van het specifieke geluidsniveau van de nieuwe inrichting t.o.v. de wettelijke grenswaarden uit Vlarem
Merk op dat volgens dit schema het voldoen aan de wettelijke grenswaarden primeert op de aard van de wijziging in het omgevingsgeluid: zelfs indien het omgevingsgeluid duidelijk toeneemt, is de meest negatieve score “-1” voor zover aan de VLAREM-waarden voldaan blijft (groene scores). Een score van “-1” betekent dat er geen dwingende verplichting zal zijn om milderende maatregelen te treffen. Voldoen aan de grenswaarden blijft dus prioritair in dit schema. Het daarnaast behouden van een relatieve beoordeling werd echter toch behouden om twee redenen:
omdat ze toelaat om een verschil te maken tussen een inrichting die in een al lawaaierige omgeving een bepaald specifiek geluid produceert en één die in een verder nog rustige omgeving eenzelfde niveau van geluid produceert en waar dat geluid dus sterker zal worden opgemerkt, omdat ze toelaat om ook rekening te houden met ‘secundaire’, mogelijk positieve effecten van projecten op het omgevingsgeluid, die niet worden weerspiegeld in de toetsing van het specifiek geluid van een inrichting (bv. indien de bouw van een fabriekshal de omliggende bewoning
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 72
afschermt van een drukke autoweg en hierdoor het omgevingsgeluid afneemt, kan dit leiden tot een meer positieve beoordeling).
6.4.3.1 Bestaande toestand Het projectgebied is zone voor havengebonden bedrijven en is momenteel deels braakliggend, deels reeds ingevuld met industriële activteiten. Het is gelegen op grote afstand van bewoning, het geluidsklimaat wordt bepaald door de omliggende bedrijven, doch momenteel zijn hier weinig sterk geluidsproducerende bedrijven in de omgeving. Op hetzelfde industrieterrein zijn een asfaltcentrale en een betoncentrale in aanbouw. Deze installaties kunnen het geluidsklimaat in de omgeving beïnvloeden. Het recent aangelegde tankenpark GTS Kluizendok, dat op korte afstand van de nieuwe tankterminal ligt heeft geen relevante geluidsbronnen. Gezien de nieuwe tankterminal zeer gelijkaardig zal zijn als de bestaande installaties, is het redelijkerwijze te verwachten dat ook deze nieuwe installatie geen relevante geluidsemissies zal veroorzaken.
6.4.3.2 Geplande toestand – effectbeoordeling Geluidsemissies tijdens de aanlegfase De aanlegfase bestaat uit het schroeven van palen in de bodem net zoals dit bij de aangrenzende tanks en loodsen gebeurd is en ook gebeurd voor de nieuwe bedrijven in de omgeving. Verder wordt beton gestort voor de bodemplaat van de tanks en om de wanden van de vloeistofdichte inkuiping te plaatsen. Tijdens de constructie van de metalen tanks kunnen tijdelijk geluidspieken optreden bij bvb. het vastmaken van de verschillende onderdelen van de tanks (bvb. klopgeluiden, doorslijpen van onderdelen). Dit zijn evenwel zeer kortstondige geluiden die slechts in een korte fase van de constructiewerkzaamheden zullen voorkomen. De constructie van de tanks voor het nabij gelegen tankenpark van GTS Kluizendok heeft niet voor relevante hinder gezorgd. Met betrekking tot hinder tijdens de aanlegfase kan bijgevolg vermeld worden dat gezien de bewoning op relatief grote afstand gelegen is, er geen effecten verwacht worden. Er wordt gebruik gemaakt van een installatie die palen in de grond schroeft wat ervoor zorgt dat de installatie zo goed als trillingsvrij is en eveneens zeer geluidsarm. Het geluidsklimaat in de omgeving van de bewoning wordt bijgevolg niet beïnvloed door deze werkzaamheden. Eveneens gezien deze grote afstand tot enige bewoning kan verwacht worden dat het verkeer tijdens de aanlegfase eveneens geen effect veroorzaakt. Geluidsemissies tijdens de exploitatiefase Tijdens de exploitatie zullen geluidsemissies op het terrein zich beperken tot het ca. 2 keer per week overpompen van de brandstoffen van en naar schepen. De pompen die de fuel zullen overpompen naar de schepen zijn de enige mogelijk belangrijke geluidsbronnen op de site. De pompen zullen opgesteld worden in 1 afgesloten pompenzaal, binnen TP.C. In deze pompenunit zullen 4 pompen geplaatst worden. Deze ‘pompenzaal’ wordt opgebouwd uit geïsoleerde platen. Gezien deze in afgesloten containers zullen staan, wordt verwacht dat de geluidsemissies naar buiten toe zeer beperkt zullen zijn. De geluidsdruk van de pompinstallatie bedraagt 74 dBA (op 1 m afstand) voor het opgegeven nominaal werkingspunt. Op 30 meter bedraagt het geluidsniveau nog ca 44 dBA. Op 60 meter is dit nog ca 38 dBA. Op de grens van het terrein bedraagt het specifiek geluidsniveau nog ca 32 dBA. Afscherming, demping en reflectie worden hierbij niet meegenomen. Rekeninig houdende met de afgesloten pompenzaal zal dit nog lager zijn.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 73
Er kan bijgevolg reeds besloten worden dat de geluidsemissies van de pompen zeer beperkt zullen zijn en in geen geval overschrijdingen van de geluidsnormen zal veroorzaken. Verder zullen de pompen slechts een beperkte werkingsduur hebben (enkele dagen/ week). Rekening houdend met de aard van de activiteit, de ligging in een industriegebied en de relatief grote afstand tot de bewoning zullen de geluidsniveaus veroorzaakt door de activiteiten t.h.v. de tankterminal niet significant zijn.
6.4.3.3 Besluit Wanneer bovenstaande getoetst wordt aan het significnatiekader kan besloten worden dat het omgevingsgeluid ten gevolge van de aanlegfase tijdelijk kan verhogen maar geen overschrijdingen van de normen zal veroorzaken. Er kan besloten worden dat het effect van de aanleg en exploitatie van de nieuwe tankterminal langs het Kluizendok geen significant negatief effect zal veroorzaken m.b.t. de discipline geluid. Maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.
6.4.4 Mens In dit hoofdstuk wordt aandacht besteedt aan: verkeerstechnische aspecten, milieubeleving (hinder via geluid, geur of verkeer) en de mogelijk afgeleide effecten ten gevolge van de aanleg en exploitatie van de nieuwe tankterminal Kluizendok.
6.4.4.1 Bestaande toestand In een straal van 1km rond de geplande tankterminal Kluizendok is er slechts één woonkern (deelgemeente Rieme) aanwezig. Deze woonkern bestaat uit twee deelgebieden die op een afstand van 380-500 meter gelegen zijn van de nieuwe tankterminal. Er zijn geen ziekenhuizen of RVT’s binnen een straal van 1 km rond het bedrijfsterrein van het Tankenpark GTS. De dichtst gelegen school ligt te Evergem, op ca 800 m ten NO van het project. De woongebieden worden gesitueerd op kaart 12.
6.4.4.2 Methodologie-effectengroepen Tabel 6-10: Overzicht methodologie-effectengroepen discipline mens Effectgroep
Criterium
Methodologie
Beoordeling significantie basis van
op
Mens-verkeer
verkeersimpact
Algemene beschrijving van de verkeersgeneratie
Bijdrage van bedrijf intensiteit (werkexploitatiefase)
tot en
Mens- ruimtelijke aspecten
Compatibiliteit functies met bestemming volgens bestemmingsplan
Toetsing aan de gekende plannen
Compatibel met bestemming (ja/nee)
Mens-toxicologie
Kans op inname van toxische stoffen
Bepaling van de verschillende blootstellingswegen van de omwonenden aan stoffen en relatieve
Benadering van overschrijding van de maximaal toelaatbare waarden (WHO-richtwaarden/ Europese
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 74
Effectgroep
Menspsychosomatische effecten + hinder
Criterium
Effecten door geluidsoverlast, geurhinder incl. algemene hinder
Methodologie
Beoordeling significantie basis van
bijdrage van de nieuwe tankterminal (basisdata vooral vanuit ‘lucht’)
grens/richtwaarden/TLV)
Beschrijving hinder en relatie met mogelijke gezondheidseffecten via emissies (volgende uit vnl. discipline ‘lucht’ en ‘geluid’)
Aantal mensen/woningen en omvang van de hinder en mogelijk te verwachten psychosomatische effecten.
In geval van overschrijding : aantal woningen in zone boven de grenswaarde
Aanwezigheid en mogelijke impact van communicatie
Er wordt nagegaan of er maatregelen nuttig/noodzakelijk zijn om eventuele effecten te vermijden of te beperken.
6.4.4.3 Mens-verkeer De verkeersgenererende aspecten gerelateerd aan de aanleg en exploitatie van de nieuwe tankterminal zijn voor wat betreft het wegverkeer zo goed als uitsluitend gelinkt aan de constructiefase. De tankterminal voorziet namelijk geen afvulling naar vrachtwagens toe. Alle op- en overslag van de opgeslagen brandstoffen gebeurt van en naar schepen. Verkeersafwikkeling Het wegverkeer van en naar het noordelijk gedeelte van het industrieterrein langs het Kluizendok gebeurt via de Christoffel Columbuslaan, de ovaal van Wippelgem en de R4. De verkeersconfiguratie is voorzien op een volledige invulling van het industrieterrein Kluizendok met bedrijven. Actueel is slechts een kleine gedeelte van het gebied ingevuld. De verkeersafwikkeling van en naar de R4 kan bijgevolg vlot gebeuren. Op onderstaande figuur wordt deze verkeersafhandeling gesitueerd. (rode bol = locatie geplande tankterminal). Figuur 6-3: Overzichtsfiguur met ontsluiting Kluizendok
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
op
pagina 75
Naast het wegverkeer kan het scheepverkeer in kaart gebracht worden. Dit gebeurt via het zeekanaal Gent-Terneuzen. Dagelijks zullen gemiddeld ca. 2 schepen voor de aan- en afvoer van brandstoffen zorgen. Op het kanaal Gent-Terneuzen passeert ongeveer volgend aantal schepen (gegevens Terneuzen): Binnenvaart 15.500 (die in de haven activiteiten uitvoeren en bijgevolg 2x passeren) Binnenvaart 35.000 (doorvaart) Zeevaart 3463 (waarvan ca 600 voor ArcelorMittal Gent) Totaal = ca 71.726 scheepsbewegingen t.h.v. Kluizendok (= ca 1380 schepen/week) Ten opzichte van het drukke scheepsverkeer langs het zeekanaal Gent-Terneuzen is het aandeel van het project bijgevolg verwaarloosbaar. Aanlegfase Tijdens de aanlegfase zullen er tijdelijk een belangrijk aantal vrachtwagens het terrein oprijden. De verschillende bouwmaterialen die nodig zijn voor de nieuwe tankterminal kunnen uitgesplitst worden in volgende fracties:
Aanvoer machines (kranen, dumpers, bulldozer, trilwals, strooier en frees voor grondstabilisatie,..)
Aanvoer cement voor grondstabilisatie
Aanvoer mengpuin voor werfwegen
Aanvoer kleine materialen (drainage, geotextieldoek, rioleringsputten, rioleringsbuizen)
Aanvoer steenslag voor afwerking binnen tankenpark
Aanvoer beton en staal voor constructie inkuipingen
Aanvoer onderdelen opslagtanks, leidingen en pompen
De voornaamste verkeersgenererende activiteit zal gerelateerd zijn aan de constructie van de betonnen wanden voor de inkuipingen. Deze betonnen wanden dienen ter plaatse geconstrueerd te worden. Dit zal per inkuiping resulteren in meerdere honderden vrachtwagens (zie tabel 6-11) voor het beton alsook belangrijke hoeveelheden staal voor de bewapening van deze betonnen wanden.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 76
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de hoeveelheid bouwmaterialen die noodzakelijk zijn per tankenpark. Gezien de constructie van TP.C en TP.D niet tegelijk zal gebeuren, zullen de benodigde machines twee maal aangevoerd moeten worden. Deze cijfers zijn gebaseerd op de werkelijk getransporteerde hoeveelheden voor het nabijgelegen tankenpark GTS Kluizendok en zullen dan ook een goede benadering geven van de werkelijke verkeersgeneratie van de nieuwe tankterminal. Tabel 6-11: Verkeersgeneratie constructiefase tankenterminal Kluizendok TP.C
TP.D
Aanvoer machines
40
40
Aanvoer cement
15
10
Aanvoer mengpuin
100
60
Aanvoer kleine materialen
15
10
100
60
Aanvoer beton en staal
1000
650
Aanvoer opslagtanks, pompen
600
400
Aanvoer steenslag afwerking tankenpark
voor
onderdelen leidingen en TOTAAL
3100
De twee inkuipingen zullen gespreid in de tijd aangelegd worden waardoor ook het verkeer sterk gespreid zal verlopen. Tankenpark TP.C zal aangelegd worden vanaf 2012 en dient operationeel te zijn in het tweede kwartaal van 2013. Tussen de aanleg van TP.C en TP.D zal wellicht een periode van 2-3 jaar liggen. In de eerste fase zullen bijgevolg ca 1870 vrachtwagens nodig zijn, dit zal verspreid gebeuren over een periode van ca 16 maanden, waarbij er periodes zullen zijn met intensievere werken en periodes waar weinig tot geen aanvoer noodzakelijk is. De ontsluiting van het gebied gebeurt via de Christoffel Columbuslaan en de ovaal van Wippelgem naar de R4 toe. De bedrijfsterreinen zullen direct toegankelijk zijn via de Christoffel Columbuslaan. De site beschikt over 2 ingangen, waarbij er 1 rechtstreekse toegang is tot het tankenpark. De ontsluiting van het gebied is gericht op de volledige invulling van het bedrijventerrein langs het Kluizendok. Momenteel is het gebied slechts beperkt ingevuld waardoor er ten aanzien van verkeer geen problemen verwacht worden. Exploitatiefase Tijdens de exploitatie van het park zal er geen vrachtverkeer gegenereerd worden door de tankenterminal. Alle aan- en afvoer van de brandstoffen zal via het water gebeuren. Het verkeer op de tankenterminal zal beperkt blijven tot de werknemers of ten gevolge van onderhoudswerkzaamheden. De operationele exploitatie van de nieuwe tankenterminal zal gebeuren door de werknemers van het tankenpark GTS Kluizendok. Tijdens de exploitatie zal er bijgevolg weinig tot geen bijkomend verkeer gegenereerd worden ten gevolge van de nieuwe installaties. Samen met de verspreide verkeersgeneratie tijdens de aanlegfase wordt het effect van de nieuwe tankenterminal t.a.v. de discipline mens-verkeer als niet significant beschouwd. Er zijn geen milderende maatregelen noodzakelijk.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 77
6.4.4.4 Mens- ruimtelijke aspecten De voornaamste ruimtelijke structuren in de omgeving zijn de R4 Gent-Zelzate, de andere omliggende wegeninfrastructuur, het Kluizendok, het kanaal Gent-Terneuzen en de woonkern van Rieme. De bedrijfsterreinen voor de geplande tankenterminal zijn gesitueerd in gebied dat op het gewestplan ingekleurd is als gebied voor zeehaven en watergebonden bedrijven (industriegebied). Zoals blijkt uit Kaart 4 is de inrichting gesitueerd in een deelgebied van het gewestelijk RUP (ruimtelijk uitvoeringsplan) voor de afbakening van Zeehavengebied Gent (inrichting R4-oost en R4west). Dit RUP bepaalt bijgevolg de geldende bodembestemming. Volgens dit plan is het projectgebied gesitueerd in zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven. Dit gebied is uitsluitend bestemd voor zeehaven- en watergebonden industriële bedrijven, logistieke bedrijven en opslag- en overslaginrichtingen. De geplande tankenterminal voldoet bijgevolg aan deze bepalingen.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 78
6.4.4.5 Mens: toxicologische, hinder en veiligheidsaspecten Woonkernen- gevoelige zones In een straal van 1km rond de geplande tankenterminal is er slechts één woonkern (deel-gemeente Rieme) aanwezig. Deze woonkern, opgesplitst in 2 woonwijken, staat in onderstaande tabel beschreven en staan gesitueerd op Kaart 12. Gebied
Bestemming
Richting
Afstand
Rieme- Hoge Avrije
Woongebied
NW
380
Rieme (incl. Spiedam)
Woongebied
NN0
550
Hinder en toxicologische effecten Uit de discipline ‘geluid’ blijkt dat er geen geluidsimpact zal zijn ter hoogte van de bewoning. Vanuit het aspect mens zullen bijgevolg ten gevolge van het tankenpark geen gezondheidsrisico’s en/of hinder effecten ontstaan. De enige mogelijkheid waarbij de omwonenden in principe kunnen blootgesteld worden aan emissies vanuit het geplande tankenpark is via de luchtemissie van VOS. Zoals ook onder lucht aangegeven zullen de emissies van mogelijke schadelijke stoffen beperkt zijn. Benzeen werd hierbij beschouwd gezien benzeen een referentiekader heeft. De immissies van gevaarlijke stoffen zoals benzeen zullen slechts een kleine fractie bedragen van de berekende emissies/immissies. Wanneer aangenomen wordt dat 0,5 % van immissies uit benzeen bestaat, bedraagt de bijdrage van het tankenpark ter hoogte van de bewoning 0,008 µg/m³. Wanneer deze vergeleken worden met enkele referentiewaarden nl. de Vlaamse achtergrondwaarden en de Europese grenswaarde (5µg/m³) is de potentiële bijdrage van het tankenpark zeer beperkt (zelfs in deze worstcase benadering). De WHO heeft een gezondheidsgebaseerde richtwaarde afgebakend voor een levenslange blootstelling. Dit heeft betrekking op een berekend extra kankerrisico voor verschillende concentraties. Zo komt een levenslange blootstelling van 1,7 µg/m³ benzeen overeen met een extra kankerrisico van 1 op 100.000. De extra bijdrage van het tankenpark ter hoogte van bewoning bedraagt 0,008 µg/m³ Het extra kankerrisico ter hoogte van bewoning (ten gevolge van de bijdrage van het tankenpark) zou bijgevolg zeer laag zijn (1/21.000.000). De reeds aanwezige achtergrondwaarden (0,97 µg/m³) veroorzaken volgens dezelfde referentiewaardes een extra kankerrisico van 1 op 175.000 mensen bij levenslange blootstelling. Op basis van deze gegevens kan besloten worden dat de bijdrage van het geplande tankenpark geen significant toxisch effect op de omwonenden zal veroorzaken, dit voor zowel korte als lange termijn. Ook indien rekening gehouden wordt met de mogelijke cumulatieve effecten ten gevolge van de combinatie van zowel tankenpark GTS Kluizendok als voorliggend project worden geen effecten verwacht. Geuremissies met hieraan gekoppelde hindereffecten zijn niet te verwachten bij normale exploitatie van het tankenpark. Bij calamiteiten kunnen eventuele emissies voorkomen die kunnen aanleiding geven tot (geur)hinder, doch de nodige preventieve maatregelen om deze te vermijden zijn genomen. Er wordt hierbij gewezen op het belang van een goede en regelmatige communicatie van de te verwachten effecten naar de burger toe. Het beschikken over goede en betrouwbare informatie heeft immers in bepaalde gevallen een belangrijke invloed in het voorkomen van klachten. Er wordt hierbij dan ook voorgesteld om een gestructureerde communicatie met de omwonenden uit te
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 79
bouwen. Er kan hierbij gedacht worden aan een contactpersoon die bij geval van vragen/onduidelijkheden/klachten gecontacteerd kan worden. Verder kunnen andere informatiemiddelen zoals bvb. nieuwsbrief, website, ... ingezet worden. Momenteel is nog geen risico-communicatie uitgewerkt. Dit zal gebeuren bij opstart van de installaties.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 80
Veiligheidsaspecten Gezien de grote opslag van aardolieproducten valt de tankenterminal onder de VR-plicht (veiligheidsrapportage). De opmaak van een veiligheidsrapport is voor aardolieproducten verplicht vanaf 25.000 ton. Daarnaast werd getoetst aan de drempelwaarden van het Samenwerkingsakkoord voor wat betreft de Seveso-categorie waartoe het bedrijf behoort. De hogedrempelwaarde voor de categorie aardolieproducten (250.000 ton) wordt overschreden. Hieruit volgde dat een OVR opgemaakt dient te worden. De voornaamste conclusies van dit OVR worden hier weergegeven:
Het plaatsgebonden mensrisico en het groepsrisico van Kluizendok Tankterminal voldoen aan de geldende criteria en zijn dus aanvaardbaar.
De milieurisico’s kunnen als beheerst beschouwd worden voor wat betreft effecten aan fauna en flora, via verspreiding langs de bodem, het oppervlaktewater en de lucht.
Er worden geen grensoverschrijdende effecten verwacht voor de mens, de fauna en de flora, de bodem, het water, de lucht en het landschap.
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 81
6.4.5 Fauna en flora 6.4.5.1 Bestaande – toekomstige toestand De belangrijkste gegevens omtrent de bestaande toestand uit het projectgebied zijn afkomstig uit het project ‘opmaak van een inventaris van de ecologische infrastructuur’, daterend van 2003. De studie die hieruit volgde ontstond vanuit de noodzaak om, in kader van ruimtelijke planningsprocessen in de Gentse kanaalzone, de mogelijkheden tot afbakening van een ecologische infrastructuur in het Gentse Havengebied in kaart te brengen. De terreinen rond het Kluizendok waren tijdelijk van groot belang voor tal van (relatief) zeldzame vogelsoorten. Met name geoorde fuut, bruine kiekendief en Kluut waren vogelsoorten die de recent opgespoten terreinen nabij het Kluizendok gebruikten. Tot 2002-2003 was het gebied rond het Kluizendok zeer geschikt. Grote oppervlaktes rustig en kwalitatief goed biotoop waren aanwezig waardoor tal van broedgevallen niet uitbleven. Een groot deel van het Kluizendok en omgeving vormde bijgevolg tot 2003 een biologisch zeer waardevol gebied. Ongeveer 70% van het gebied bestond uit soortenrijke ruigten en allerlei pioniersvegetaties op opgehoogd terrein. Hiertussen lagen enkele kleinere permanente plassen. De rest van het Kluizendok (m.u.v. het dok zelf) bestond intussen vooral uit zandig onbegroeid opgehoogd terrein. Grote delen van het terrein bestaan momenteel nog uit spaarzaam begroeid terrein of terrein met spontane pioniersvegetaties. Deze terreinen worden intussen aan snel tempo ingenomen door industriële activiteiten. De meeste soorten die aanwezig waren in het studiegebied vertoonden een duidelijke piek in aantallen in de periode 2001-2003. De biotopen die ontstonden waren tijdelijk ideaal maar waren het gevolg van de voorbereidende werkzaamheden bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein rond het Kluizendok. De aantallen zijn sindsdien in dalende lijn en heel wat broedvogels hebben het gebied intussen verlaten. Gezien de verdere evolutie en toekomstige planning wordt dit gebied verder steeds minder geschikt voor vogels. De Gentse Kanaalzone is van groot belang voor overwinterende watervogels. Het gebied werd aangeduid als Important Bird Area (IBA) met vermelding dat het gebied internationaal belangrijk is voor overwinterende eenden, in het bijzonder duikeenden (Kuif- en Tafeleend). Het gebied werd ook voorgedragen als potentieel Ramsargebied. Bij de aanmelding als IBA werden als belangrijke habitats ‘wetlands’ en artificiële gebieden (dokken, kanalen,…) opgegeven. 15
In het rapport ‘Inventaris van de natuurwaarden in de Gentse Kanaalzone’ werd voor de periode 1990-2002 alle data van gecoördineerde watervogeltellingen opgesomd. In deze periode waren er 7 soorten die de zogenaamde 1% -norm haalden: Bergeend, Krakeend, Kuifeend, Tafeleend, Slobeend, Pijlstaart en Lepelaar. Waterrijke gebieden waar geregeld minstens 1% van de totale biogeografische populatie van een soort voorkomt, worden van Internationaal belang geacht voor die soort. Op basis van dit criterium zouden die gebieden moeten aangeduid worden als Europees Vogelrichtlijngebied en/of Ramsargebied. Dit is niet gebeurd voor de Gentse Kanaalzone. Een lijst van de in stand te houden populaties van overwinterende watervogels in het gebied werd opgesteld. In stand te houden
Range
Bergeend
1144
1003-1180
Krakeend
258
208-277
15
Adriaens et al., 2004
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 82
Kuifeend
1986
1192-2697
Tafeleend
169
150-485
Slobeend
242
142-430
De biotopen voor deze soorten hebben betrekking op grote wateroppervlakten, grote en kleine plassen, moerassen natte grasland alsook weiland en opgespoten terreinen. Een oppervlaktedoelstelling voor de overwinterende watervogels is niet gesteld. In deze studie wordt ook een lijst van habitats en oppervlaktes voorgesteld om de instandhoudingsdoelstellingen te bepalen voor de belangrijke broedvogels van het gebied. Deze lijst werd opgenomen in het strategisch plan voor de Gentse Kanaalzone. Deze doelstellingen werden vertaald in een noodzakelijke oppervlakte per biotooptype. Het verlies van bepaalde biotopen tijdens o.a. de ontwikkeling en inrichting van de omgeving van het Kluizendok werd in deze lijst opgenomen. Deze compensaties worden momenteel verder uitgewerkt en zullen waarschijnlijk uitgevoerd worden in de Moervaart en/of Kale vallei.
6.4.6 Effecten en maatregelen De installaties zullen een bijkomende verharde oppervlakte met zich meebrengen. Ca 3,5 ha kaal terrein zal ingenomen worden door de geplande tankterminal. Deze inname zal niet resulteren in een belangrijk biotoopverlies, gezien het zeer recente, sterk vergraven en industriële karakter van de omgeving. Verder ligt het tankenpark van GTS Kluizendok op korte afstand van de nieuwe inrichting en wordt er in de omgeving veel bijgebouwd. De verstoring van mogelijk pleisterende/broedende vogels op het terrein zelf gebeurt bijgevolg al enkele jaren. In het broedseizoen kunnen op de braakliggende percelen ruigteminnende vogelsoorten tot broeden komen. De ontwikkeling van de terreinen is voorzien om te beginnen begin 2012. Dit is buiten het broedseizoen, waardoor eventueel aanwezige vogels hierdoor geen belangrijke hinder zullen van ondervinden. Het vrijmaken van de terreinen van nog aanwezige spontane opslag dient in ieder geval te gebeuren buiten het broedseizoen (september-februari). Uit bovenstaande beschrijving blijkt dat de dokken in de Gentse Kanaalzone van internationaal belang zijn voor overwinterende watervogels. De aanleg van de nieuwe tankterminal zal hier geen impact op hebben, gezien enerzijds de beperkte trafiek (schepen) die het zal genereren en anderzijds zullen deze betrekking hebben op routinematige activiteiten waardoor er verondersteld kan worden dat dit geen verstoring met zich meebrengt voor de aanwezige vogels. Gezien in het planningsproces van de Gentse zeehaven compensatie van de ecologische infrastructuur (van o.a. omgeving Kluizendok) voorzien is, en dit momenteel uitgewerkt wordt (voor het volledige Havengebied) kan besloten worden dat het voorgenomen project niet interfereert met de natuurwaarden en doelstellingen van het Gentse Havengebied. Indien aardolieproducten in grotere hoeveelheden in het oppervlaktewater terechtkomen ontstaat een drijflaag waaruit het mogelijk is dat vluchtige componenten verdampen en zwaardere componenten bezinken (vooral bij zwaardere aardoliefracties). Dit bezinksel wordt in de loop der tijd door micro-organismen afgebroken. De drijflaag kan schade toebrengen aan de macro-fauna, met name vogels en aan oevers. Diesel/gasolie zijn evenwel zo goed als onoplosbaar in water waardoor zich uitsluitend een drijflaag zal vormen; Voor de opgeslagen koolwaterstoffen (diesel) werd volgende toxiciteit vastgesteld:
Acute toxiciteit: LL50 96uur Vis: 31 mg/l Acute toxiciteit: TLm 48uur Crustacea: 1,6 mg/l
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 83
Acute toxiciteit: ILm 72uur Algen: 20 mg/l
Deze stoffen zijn bijgevolg zeer giftig voor in het water levende organismen en kunnen in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijk effecten veroorzaken. Deze stoffen zijn biologisch niet gemakkelijk afbreekbaar. Lozing in oppervlaktewater dient bijgevolg ten allen tijde vermeden worden. De enige mogelijk relevante invloed op fauna en flora van deze KWS voor het geplande tankenpark kan gebeuren via lozing van met KWS vervuild regenwater / via calamiteiten op de site of tijdens op/overslag. Uit de discipline oppervlaktewater blijkt dat de nodige voorzorgsmaatregelen genomen zijn om deze calamiteiten te vermijden. Alle preventieve maatregelen dienen uitgevoerd te worden en onderhoud/inspectie dient periodiek te gebeuren teneinde lozingen te vermijden. Een goede opleiding van het personeel die eveneens periodiek herhaald wordt is noodzakelijk. Deze aspecten zijn reeds in het project opgenomen cfr. oa. de Vlarem voorwaarden. Een correct noodplan en contacten met de brandweer kunnen eventuele spills bij calamiteiten verder beperkt houden. Dit is zo voorzien in de exploitatie van de nieuwe tankterminal. Wanneer alle noodzakelijke en eerder vermelde voorzorgsmaatregelen genomen worden kan besloten worden dat het effect van de exploitatie van het tankenpark niet significant zal zijn. Gezien er nooit 100% garantie kan zijn dat er geen accidentele lozing gebeurt wordt het volledig effect van het geplande tankenpark beoordeeld als zijnde niet significant/beperkt negatief (0/-1). Verdere maatregelen zijn niet noodzakelijk.
6.4.7 Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie De geplande nieuwe tankterminal wordt aangelegd in een recent vergraven en sterk opgehoogde omgeving. De landschappelijke kenmerken in de omgeving worden gedomineerd door het Kluizendok zelf alsook door het kanaal Gent-Terneuzen, dat het belangrijkste lijnelement is in de omgeving. Bedrijven zoals Sidmar Gent zijn door hun omvang eveneens sterk zichtbaar en bepalen het visuele karakter van deze industriële omgeving. De nieuwe bedrijven langs het Kluizendok, gekenmerkt door grote loodsen en kranen zijn bepalend voor de onmiddellijke omgeving van het Kluizendok. De tanks van het nabijgelegen tankenpark GTS Kluizendok zijn door hun omvang bepalend voor het visuele karakter van de omgeving. Daarnaast ligt een windturbinepark vlak bij, langs de Christoffel Columbuslaan. Er zijn geen relicten van waardevol landschap of beschermd landschap aanwezig. Er kan hier ook nog op gewezen worden dat er geen beschermde erfgoedelementen liggen binnen de straal van 1 km rondom de site van het geplande tankenpark. De inrichting en exploitatie zal bijgevolg geen rechtstreekse invloed hebben op deze erfgoedwaarden. Langs de noordelijke zijde van de nieuwe tankterminal is het industrieterrein afgeboord door een groene bufferzone langs de Avrijevaart. Langs deze vaart zijn verschillende bomenrijen aanwezig, die de landschappelijke afscherming van het gebied enigszins mogelijk maken. De aanleg van het Kluizendok en de opspuiting/vergraving van de omliggende terreinen veroorzaakte reeds een sterke verstoring van de bodem. In de omgeving van de site werd in kader van de aanleg van het Kluizendok reeds archeologisch onderzoek uitgevoerd door de Universiteit van Gent. De nieuwe tankterminal zal, gezien de dimensies van de verschillende tanks een belangrijke ruimtelijke impact hebben op de omgeving. Zoals eerder aangegeven komen er 10 tanks met een hoogte van 25 meter. De landschappelijke impact van de nieuwe tanks zal gelijkaardig zijn als deze van het bestaande tankenpark, Op onderstaande foto’s wordt het bestaande tankenpark gesitueerd. Het nieuwe tankenpark komt iets meer op de voorgrond te staan, op het braakliggende terrein dat 22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 84
op de foto’s te zien is, rechts van de weg. Het heeft zo goed als volledig dezelfde dimensies. De hoogte van de tanks en daarmee één van de voornaamste landschapskenmerken is gelijk. De tanks worden net zoals het bestaande tankenpark wit geschilderd. Het bestaande tankenpark toont daarmee duidelijk de te verwachten landschappelijk impact; Op de achtergrond zijn de installaties van ArcelorMittal Gent te zien.
De zone links van de weg, achter/tussen de windturbines wordt verder ontwikkeld tot bos. De windturbines in deze zone zullen evenwel steeds een bepalend element blijven in deze omgeving. 22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 85
Er zijn geen relicten van waardevol landschap of beschermd landschap aanwezig. Het landschap in de omgeving van het Kluizendok was vroeger een waardevolle relictzone “Pachtgoederen, geuzenhoek, Doornzele”. Het grootste deel van deze zone is momenteel ingenomen door het Kluizendok en de industrieterreinen er rond. Ten zuiden van dit gebied ligt Doornzele, waarbij Doornzeledries nog een grote esthetische waarde heeft. De inrichting en exploitatie van de nieuwe tankterminal zal geen rechtstreekse invloed hebben op de erfgoedwaarden in de omgeving. De ruimtelijke inpassing van de nieuwe tanks in de omgeving is zeer moeilijk. Gezien de grootte van de tanks en de veiligheidsaspecten is het niet mogelijk om op het terrein van GTS een ruimtelijke buffering te voorzien zoals bvb. een groenscherm/buffer. Een bomenrij kan gezien de veiligheidsrisico’s niet aangeplant worden. In relatie met archeologie kan aangegeven worden dat er geen risico bestaat op aantasting van archeologisch erfgoed. De aanleg van het Kluizendok en de opspuiting/vergraving van de omliggende terreinen veroorzaakte reeds een sterke verstoring van de bodem. Een licht negatief effect op het landschapsbeeld is mogelijk, gezien de omvang van de installaties. Gezien de veiligheidsvereisten is het niet mogelijk om op eigen terrein een betere integratie in het landschap te voorzien d.m.v. bvb. een bomenrij. Ten aanzien van de bewoning ten noorden van het projectgebied fungeert een bestaande bomenrij langs de Avrijevaart als gedeeltelijke buffer. Daarnaast wordt actueel in de zone ten noorden van het projectgebied een zone voor permanente ecologische infrastructuur en bosgebied voorzien in het GRUP voor de Gentse Kanaalzone. Deze zone heeft tevens de functie als bufferzone ten opzichte van de meer noordelijk gelegen bewoning. De ontwikkeling van deze zone als bos zal ervoor zorgen dat de bestaande bomenrijen verder tot een boszone omgevormd worden en de tankenparken verder gebufferd zullen worden. Ondanks de hoogte van de tankenparken kan op termijn verwacht worden dat de volledige industriezone door de boszone verder gebufferd zal worden ten aanzien van de bewoning. Als eindbeoordeling geldt dan ook een licht negatief effect (-1).
22223763014/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 86
7
Elementen met betrekking tot de watertoets
Voor de invulling van de watertoets wordt verwezen naar de beschrijving van de verschillende deeleffecten onder de disciplines ‘Bodem en grondwater’ en ‘Oppervlaktewater’. Deze worden in dit samenvattend hoofdstuk nog eens opgesomd in overeenstemming met de beoordelingsschema’s van het Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets (20 juli 2006). Er wordt hier wel nog eens benadrukt dat in het MER en in dit hoofdstuk de elementen worden aangereikt voor de invulling van de Watertoets. De Watertoets zelf gebeurt echter door de vergunningverlenende overheid.
1.
Project behelst het verkavelen van een stuk grond, het oprichten van een constructie, al dan niet gedeeltelijk of volledig ondergronds, of het aanleggen van een verharding.
Het tankenpark heeft betrekking op de aanleg van 2 inkuipingen met verharde bodemoppervlakte van respectievelijke 20656 en 13700 m². Daarnaast word ook een gedeelte nieuwe wegenis van 1200 m² aangelegd. De nieuwe bruto verharde oppervlakte bedraagt bijgevolg ca 3,5 ha.
2.
Project behelst de opslag van, het storten van bodemvreemd materiaal of de wijziging van vegetatie.
Het project heeft betrekking op het verharden van een kaal terrein met opslag van lage vegetatie en wilgen.
3.
Project behelst een reliëfwijziging.
Niet van toepassing voor dit project
4.
Project behelst het aanleggen van een buffer- of infiltratievoorziening voor de opvang van oppervlakte- of hemelwater.
Er wordt voor het project buffering voorzien binnen de inkuipingen van het tankenpark en er wordt een gezamenlijk infiltratiebekken voorzien. De afvoer van het water gebeurt per tankenpark geconditioneerd via een KWS-afscheider met slibvang en coalescentiefilter (max debiet 15 l/s), waarna het naar het infiltratiebekken gestuurd wordt.
5.
Project behelst een lozing op het rioleringsstelsel, het oppervlaktewater of het grondwater.
Er wordt geloosd op oppervlaktewater/grondwater. Het gaat hier om potentieel verontreinigd hemelwater dat door een KWS-afscheider met coalescentiefilter gestroomd heeft. Gezien de voorzorgsmaatregelen kan het water vanuit de inkuipingen als zuiver regenwater beschouwd worden. Daarnaast is er een beperkte productie van huishoudelijk afvalwater te verwachten ten gevolge van sanitaire installaties. Dit afvalwater zal behandeld worden d.m.v. een IBA vooraleer het geloosd wordt.
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 87
6.
Project behelst een grondwaterwinning.
Niet van toepassing op dit project.
7.
Project behelst een wijziging van de bedding en de structuurkwaliteit van de waterloop
Niet van toepassing op dit project.
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 88
8
Synthese van de milieueffecten en milderende maatregelen
Hieronder worden de verschillende effecten en voorgestelde maatregelen tabelmatig samengevat. Zoals reeds eerder aangehaald werd, gebeurt de beoordeling van de effecten en van de resterende effecten voor elk van de aspecten a.d.h.v. volgende indeling: -3 : sterk negatief
+3 :
sterk positief
-2 : matig negatief
+2 :
matig positief
-1 : licht negatief
+1 :
licht positief
0 : geen significant effect
Discipline
Oppervlaktewater
Effect
Beoordeling effect
Maatregelen en suggesties
Beoordeling resterend effect
Verdrogingseffecten worden niet verwacht, infiltratie blijft mogelijk via een de infiltratiegrachten voorzien voor beide inkuipingen, gelegen langs het tankenpark, evenals via de gracht langs de Christoffel Columbuslaan.
0
/
0
De afwatering van het tankenpark gebeurt via de voldoende infiltratie en buffering. Er wordt niet verwacht dat de regenwaterafvoer problemen inzake overstroming zal veroorzaken in de omgeving.
0
Er wordt een alternatieve methode gebruikt voor buffering en infiltratie. Eerst wordt alles gebufferd en dan pas in een apart infiltratiebekken kan infiltratie plaats vinden
0
Door de preventieve maatregelen die men zal uitvoeren en voorzien, kan verondersteld worden dat de risico’s voor oppervlaktewater die ontstaan uit de activiteiten van de inrichting gekend zijn en voldoende beheerst worden. Bij calamiteiten blijven negatieve effecten mogelijk, een noodplan voorziet in het beperken van deze
0/-1
/
0/-1
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 89
Discipline
Effect
Beoordeling effect
Maatregelen en suggesties
Beoordeling resterend effect
effecten. Lucht
Bodem en grondwater
Er werd een worst case benadering gebruikt voor het begroten van de emissies en immissies. Hieruit blijkt dat de maximale immissie concentratie van VOScomponenten ter hoogte van het tankenpark 16,24 µg/m³ bedraagt. Wanneer mogelijke schadelijke/gevaarlijke stoffen zoals benzeen geëvalueerd worden kan besloten worden dat de mogelijke immissiewaarden ter hoogte van bewoning verwaarloosbaar zullen zijn. Ook in combinatie met het bestaande tankenpark GTS Kluizendok worden geen significante effecten verwacht.
0/-1
De maximale concentratie in dit punt (op jaarbasis) bedraagt 16,24 µg/m³ VOS. Ter hoogte van de dichtste bewoning, 380 m ten noordnoordwesten van het tankenpark bedraagt de maximaal gemodelleerde concentratie 1,38 à 4,93 µg/m³. (zie eerder, ruime worst case benadering).
0/-1
De mogelijke geuremissies van de nieuwe tankterminal zullen zeer beperkt zijn. De geplande activiteiten voorzien enkel in een beperkte verhandeling waardoor de mogelijkheden tot het vrijkomen van de producten en de hieruit volgende geurcomponenten beperkt zijn.
0
/
0
Uit de reeds genomen preventiemaatregelen kan besloten worden dat deze maatregelen voldoende garantie bieden op het vermijden van bodem- en grondwaterverontreiniging.
0/-1
De nodige preventiemaatregelen zijn reeds voorzien in het project.
0/-1
Ten aanzien van het grondwater worden geen effecten verwacht. Er is geen bemaling noodzakelijk, enkel het leegpompen van de bouwput dient periodiek te gebeuren.
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 90
Discipline
Effect
Andere -Mens
Andere: flora
Fauna
en
Landschap, Bouwkundig erfgoed
Beoordeling effect
Maatregelen en suggesties
Beoordeling resterend effect
Verkeersimpact: de verkeersimpact van het project blijft beperkt tot de aanlegfase. Gezien de aanleg sterk gespreid zal lopen en de ontsluiting van de wegenins rond het Kluizendok gericht is op een volledige invulling van het industrieterrein worden hier geen problemen verwacht. Tijdens exploitatie zal zo goed als geen verkeer veroorzaakt worden door de nieuwe tankterminal. Ten aanzien van de scheepvaart is er eveneens geen significant effect.
0
/
0
Ruimtelijke aspecten: de geplande inrichting voldoet aan de geldende bodembestemming.
0
/
0
Hinder/toxicologie/veiligheid
0
/
0
0
Preventieve maatregel: verwijderen van opslag van struweel tijdens winterperiode om verstoring van broedvogels te vermijden
0
Effecten ten gevolge van (accidentele)lozingen in het oppervlaktewater
0/-1
/
0/-1
De aanleg van de tankterminal zal zorgen voor een gewijzigd landschapsbeeld. Dit gezien de belangrijke
-1
Maatregelen ter integratie in de omgeving zijn gezien de veiligheidsaspecten niet
-1
Hinder en toxicologische effecten worden niet verwacht De veiligheidsrisico’s van de tankterminal voldoen aan de geldende criteria. In het omgevingsveiligheidsrapport werd besloten dat de milieurisico’s voldoende beheerst zijn Geen inname van biotoop, geen interferentie met natuurcompensatieregeling in de Gentse Kanaalzone
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 91
Discipline
en Archeologie
Effect
Beoordeling effect
dimensies van de tanks. De hoogte (ca 25 meter) van bepaalde tanks zullen ervoor zorgen dat deze op grote afstand te zien zullen zijn.
mogelijk.
Gezien de industriële omgeving, de aanwezigheid van andere beeldbepalende elementen zoals Sidmar Gent, de windturbines en nabijgelegen bedrijven (met o.a reeds bestaande opslagtanks) wordt het effect als beperkt negatief beoordeeld;
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
Maatregelen en suggesties
pagina 92
Beoordeling resterend effect
9
Leemten in de kennis
Hieronder worden volgende aspecten bespreven: welke projectaspecten eventueel nog niet éénduidig bepaald zijn; voor welke aspecten geen volledig inzicht beschikbaar is van de bestaande milieu-toestand; waar onzekerheden gesitueerd zijn m.b.t. de effectinschatting; voorstellen ter opvolging van bepaalde aspecten tijdens werken of tijdens de exploitatie
Leemtes m.bt. het project /
Leemtes m.bt. de methodologie /
Leemte m.b.t de inventarisaties/inzichten – monitoring Lucht Gezien de klassieke VMM metingen slechts een beperkte selectie van VOS omvatten, en er geen verdere specifieke studies ter beschikking zijn met betrekking tot de VOS samenstelling van de mogelijke emissies van de nieuwe tankenterminal is het niet mogelijk om de VOS-emissies exact te kwantificeren.. Dit kan als een leemte in de kennis beschouwd worden. De exacte chemische samenstelling van de te verwachten producten (gasolie/diesel) is niet gekend. Dit wijzigt ten gevolge de herkomst (chemische achtergrond van de ruwe aardolie) Water Het debiet op het Kanaal Gent-Terneuzen en de Avrijevaart is onvoldoende gekend. Dit wijzigt sterk naargelang doorzet vanuit het hinterland en wordt zo hoog mogelijk gehouden om verzilting van de kanaalzone tegen te gaan; De beschikbare gegevens voor meetpunten van de VMM zijn beperkt, in die zin dat niet voor alle via het afvalwater/regenwater geëmitteerde stoffen achtergrondgegevens gekend zijn. Mogelijke olieën/KWS componenten worden niet gemeten t.h.v. het projectgebied;
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 93
10
Eindbespreking
BVBA Kluizendok Tankterminal wenst een nieuwe inrichting voor de opslag van aardolieproducten (met name gasolie) in bovengrondse tanks te bouwen. Deze nieuwe activiteit zal gelokaliseerd worden ter hoogte van het Kluizendok (Gent). BVBA Kluizendok Tankterminal is voor 100% een dochteronderneming van Ghent Transport & Storage NV (hierna GTS NV genoemd). De installatie wordt opgericht langs de noordelijke zijde van het Kluizendok, nabij een actueel reeds operationele gelijkaardige installatie (initiatiefnemer GTS NV) waarvoor in 2010 een MER werd opgemaakt. De site zal bestaan uit twee inkuipingen met opslagtanks. Deze worden verder aangeduid als tankenpark C en D (TP.C – TP.D). Er zullen 11 tanks voorzien worden (10 tanks van 40.500 m³ en 1 tank van 100m³). De nabije installatie van GTS NV is grotendeels voorzien als zogenaamd CSO Depot voor gasolie. CSO staat voor Compulsory Storage Obligation. Dit is dus een opslagplaats in het kader van de (Belgische) strategische voorraadverplichting, bestaande uit twee inkuipingen. TP C (Inkuiping C, TP.C ) van het nieuwe tankenpark zal eveneens een CSO Depot zijn voor gasolie (6 opslagtanks met een opslagcapaciteit van ca. 243.000 m³). De tanks binnen Tankenpark D (inkuiping D, TP.D) zullen commercieel uitgebaat worden (4 opslagtanks met een totale opslagcapaciteit van ca. 162.000 m³) met name de import van gasolie voor de bevoorrading van de West-Europese markt. Het verschil in beide ligt voornamelijk op de verversingsfrequentie van de opgeslagen aardolieproducten. Bij een commerciële uitbating kan een hogere verversingsfrequentie verwacht worden. In een later stadium zijn nog uitbreidingen mogelijk van de actueel geplande tankterminal, deze zijn actueel nog niet gekend en kunnen als dusdanig nog niet in dit MER geëvalueerd worden. De activiteiten die zullen plaatsvinden op de site zijn bijgevolg de opslag van aardolieproducten in bovengrondse tanks én de overslag van deze producten van en naar schepen. Bij de aanleg en exploitatie van de nieuwe tankterminal worden in het algemeen geen belangrijke negatieve effecten verwacht. De exploitatie kan effecten veroorzaken op het watersysteem. Ten aanzien van het grondwater worden geen significante effecten verwacht, daar er geen bemaling noodzakelijk zal zijn, enkel het leegpompen van de bouwput kan periodiek noodzakelijk zijn. Het risico op verdroging van de omgeving wordt eveneens als niet significant beoordeeld, infiltratie van regenwater blijft mogelijk en zal gebeuren door middel van een infiltratiebekken. Door de preventieve maatregelen die Kluizendok Tankterminal BVBA zal uitvoeren en voorzien, kan verondersteld worden dat de risico’s voor oppervlaktewater, die ontstaan uit de activiteiten van de inrichting, gekend zijn en voldoende beheerst worden. Bij calamiteiten blijven negatieve effecten mogelijk. Bijgevolg wordt het effect ten aanzien van het omliggende (oppervlakte)watersysteem (kwalitatief) als niet significant tot licht negatief beoordeeld (0/-1). Ten aanzien van de mogelijke kwantitatieve effecten kan besloten worden dat er voldoende buffering aanwezig is op het terrein. Na buffering is infiltratie mogelijk via een infiltratiebekken. In de discipline lucht werd een worst case benadering gevolgd. Er kunnen vluchtige organische stoffen vrijkomen door exploitatie van de nieuwe tankterminal, doch de opslag heeft betrekking op de weinig vluchtige koolwaterstoffen diesel en gasolie. De maximale waarden van mogelijke schadelijke stoffen liggen ver beneden de referentie- en grenswaarden bij deze worst case benadering. Er kan verwacht worden dat de emissies/immissies in de werkelijke situatie beduidend lager zullen liggen. Geuremissies met hieraan gekoppelde hindereffecten zijn niet te verwachten bij normale exploitatie van de tankterminal. Bij calamiteiten kunnen eventuele emissies voorkomen die kunnen aanleiding geven tot (geur)hinder, doch de nodige preventieve maatregelen om deze te vermijden zijn genomen.
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 94
Ten aanzien van bodem kunnen lekken ervoor zorgen dat de opgeslagen stoffen in de bodem doordringen en zo de bodem verontreinigen. Om bodemverontreiniging te voorkomen zijn een belangrijk aantal maatregelen voorzien zoals inkuiping met vloeistofdichte bodem, periodieke inspecties, KWS detectie, KWS-afscheider, afsluiters. Deze technieken zijn reeds grotendeels voorzien in de Vlarem-wetgeving en worden dan ook toegepast in voorliggend project. Uit dit overzicht met preventiemaatregelen kan beslot - en grondwaterverontreiniging. De effecten ten opzichte van de bodem worden bijgevolg als niet significant tot beperkt negatief beoordeeld (0/-1). Ten aanzien van de discipline mens worden geen significante effecten verwacht. De verkeersimpact van de exploitatie is beperkt tot de aanlegfase. Tijdens de exploitatiefase is de verkeersgeneratie verwaarloosbaar. Ten opzichte van het drukke scheepsverkeer langs het Zeekanaal Gent-Terneuzen is het aandeel schepen ten gevolge van het project verwaarloosbaar. De inplanting van de geplande tankterminal Kluizendok BVBA voldoet aan de bestemmingsplannen inzake de ruimtelijke ordening. Toxicologische/hindereffecten werden, vanuit een worst case benadering ingeschat. Hieruit worden geen effecten verwacht. Op basis van het uitgevoerde omgevingsveiligheidsrapport kon besloten worden dat de risico’s van de geplande tankterminal voldoende bekend en beheerst zijn, waardoor de impact op de omgeving beperkt zal zijn. Vanuit de discipline fauna & flora worden geen significante effecten verwacht. De risico’s volgend uit de discipline oppervlaktewater worden als voldoende beheerst beschouwd. Ten aanzien van landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie blijkt dat de nieuwe tanks een impact zullen hebben op het landschapsbeeld. Dit wordt als beperkt negatief beoordeeld.
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 95
11
Tewerkstellingsrapport en geplande investering
De installatie is in principe onbemand. Het operationeel beheer van het depot zal uitgevoerd worden door een 7-tal personen aangevuld met bijkomend personeel wanneer noodzakelijk voor de overslagactiviteiten. Dit zal gebeuren door de medewerkers van GTS NV die het nabij gelegen tankenpark GTS Kluizendok exploiteren. Naast de directe tewerkstelling is er nog indirecte tewerkstelling in de transportsector (scheepvaart). De investeringskost is op dit ogenblik nog niet bekend.
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 96
1 1.1
Niet technische samenvatting Aanleiding voor het project BVBA Kluizendok Tankterminal, hierna steeds “Kluizendok Tankterminal” genoemd, wenst een nieuwe inrichting voor de opslag van aardolieproducten (met name gasolie) in bovengrondse tanks te bouwen. Deze nieuwe activiteit zal gelokaliseerd worden ter hoogte van het Kluizendok (Gent). BVBA Kluizendok Tankterminal is voor 100% een dochteronderneming van Ghent Transport & Storage NV (hierna GTS NV genoemd). De installatie wordt opgericht langs de noordelijke zijde van het Kluizendok, nabij een actueel reeds operationele gelijkaardige installatie (initiatiefnemer GTS NV) waarvoor in 2010 een MER werd opgemaakt. De site zal bestaan uit twee inkuipingen met opslagtanks. Deze worden verder aangeduid als tankenpark C en D (TP.C – TP.D). Er zullen 11 tanks voorzien worden (10 tanks van 40.500 m³ en 1 tank van 100m³). De nabije installatie van GTS NV is grotendeels voorzien als zogenaamd CSO Depot voor gasolie. CSO staat voor Compulsory Storage Obligation. Dit is dus een opslagplaats in het kader van de (Belgische) strategische voorraadverplichting, bestaande uit twee inkuipingen. TP C (Inkuiping C, TP.C vermeld op de kaarten/plannen) van het nieuwe tankenpark zal eveneens een CSO Depot zijn voor gasolie (6 opslagtanks met een opslagcapaciteit van ca. 243.000 m³). De tanks binnen Tankenpark D (inkuiping D, TP.D) zullen commercieel uitgebaat worden (4 opslagtanks met een totale opslagcapaciteit van ca. 162.000 m³) met name de import van gasolie voor de bevoorrading van de West-Europese markt. Het verschil in beide ligt voornamelijk op de verversingsfrequentie van de opgeslagen aardolieproducten. Bij een commerciële uitbating kan een hogere verversingsfrequentie verwacht worden. In een later stadium zijn nog uitbreidingen mogelijk van de actueel geplande tankterminal, deze zijn actueel nog niet gekend en kunnen als dusdanig nog niet in dit MER geëvalueerd worden. De activiteiten die zullen plaatsvinden op de site zijn bijgevolg de opslag van aardolieproducten in bovengrondse tanks én de overslag van deze producten van en naar schepen. Het is de bedoeling van dit MER om na te gaan of het voorgestelde project voldoet aan de vigerende wetgeving en te onderzoeken of er schadelijke effecten voor het milieu kunnen ontstaan en op welke wijze deze kunnen voorkomen of gemilderd worden.
1.2
Ruimtelijke, adminstratieve, juridische en beleidsmatige situering In dit hoofdstuk wordt een globale situering gegeven van de geplande tankterminal in haar ruimere omgeving. Hiervoor wordt ook verwezen naar de kaarten 1 t.e.m. 5. Kaart 6 geeft een detailplan weer van de geplande tankterminal. Het tankenpark ‘Kluizendok Tankterminal BVBA’, zal opgericht worden op het momenteel braakliggend industrieterrein in de haven van Gent, gelegen langs de Christoffel Columbuslaan en nabij het Kluizendok, gelegen langs het Zeekanaal Gent-Terneuzen. De geplande tankterminal grenst ten noorden aan de Christoffel Columbuslaan. Hieraan grenzend ligt langs de Christoffel Columbuslaan een windturbinepark. Aan beide zijden (oosten en westen) wordt de site actueel begrensd door braakliggend terrein. In het noordelijk deel van de site ligt actueel een werfspoor. Dit zal opgebroken worden. Nieuwe sporen zullen aangelegd worden langs de volledige rand van het Kluizendok, en bijgevolg ook ter hoogte van de nieuwe tankterminal. Nabij de nieuwe tankterminal is actueel het tankenpark van GTS Kuizendok in aanbouw.
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 97
De bedrijfsterreinen voor de tankterminal zijn gesitueerd in gebied dat op het gewestplan ingekleurd is als gebied voor zeehaven en watergebonden bedrijven (industriegebied). Dit wordt verduidelijkt op Kaart 4. Zoals blijkt uit Kaart 5 is de inrichting gesitueerd in een deelgebied van het gewestelijk RUP (ruimtelijk uitvoeringsplan) voor de afbakening van Zeehavengebied Gent (inrichting R4-oost en R4west). Dit RUP bepaalt bijgevolg de geldende bodembestemming. Volgens dit plan is het projectgebied gesitueerd in zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven. Dit gebied is uitsluitend bestemd voor zeehaven- en watergebonden industriële bedrijven, logistieke bedrijven en opslag- en overslaginrichtingen. In de stedenbouwkundige voorschriften wordt aandacht besteed aan volgende criteria:
De verbeterde buffering naar het omliggende woongebied Zorgvuldig ruimtegebruik met toepassing van de best beschikbare technieken Kwaliteitsvolle aanleg van het bedrijfsterrein en afwerking van de bedrijfsgebouwen, afgestemd op de functionele invulling Aandacht voor de permanente en tijdelijke ecologische infrastructuur
Het voorliggende project betreft een watergebonden opslag- en overslag inrichting en is dus conform de geldende bestemming. In de omgeving van het projectgebied zijn geen gebieden met speciale bescherming gelegen. Er zijn dus geen Vogelrichtlijngebieden (SBZ-V), Habitatrichtlijngebieden (SBZ-H), gebieden van het VEN (Vlaams Ecologisch Netwerk), beschermde landschappen e.a. aanwezig in de ruime omgeving (meerdere kilometers). De totale oppervlakte van de terreinen bestemd voor de tankterminal Kluizendok bedraagt ong. 5,14 ha.
1.3
Beschrijving van het project De Kluizendok Tankterminal zal bestaan uit:
2 tankenparken/inkuipingen met een totale bruto-opslagcapaciteit van 405.600m³ 16
o
Tankenpark C (TP.C) : inkuiping met 7 opslagtanks waarvan 6 met een inhoud van 17 maximaal 40.500 m³ elk en 1 met een inhoud van 100 m³.
o
Tankenpark D (TP.D): inkuiping met 4 opslagtanks met een inhoud van maximaal 40.500 m³ elk
Eén pompenzaal binnen de inkuipingen
Een laad- en losplaats voor schepen langs de kade;
Eén gebouw langs de kade dat dienst doet als kantoor en controlekamer.
De tankterminal zal in twee fasen gebouwd worden. TP.C met 6 tanks wordt eerst gebouwd. Nadien volgt TP.D als uitbreiding van TP.C. TP.D kan als uitbreiding van C gezien worden, aangezien de installaties van C (pompenzaal, watertank, ...) voorzien worden voor beide inkuipingen. Tevens zal tankenpark D gebouwd worden tegen tankenpark C, waarbij de muur van inkuiping C tevens de 16
Gezien er reeds twee tankenparken (TPA en TPB)aanwezig zijn langs het Kluizendok (uitgebaat door GTS NV) loopt de naamgeving van de nieuwe tankenparken verder. 17
Een extra tank van 100 m³ wordt voorzien om bij eventuele reinigings- of onderhoudsactiviteiten de productleidingen te kunnen legen en deze hoeveelheid tijdelijk te stockeren (ook bij volle tanks). Ook bij het wisselen van product zal deze tank ingezet worden.
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 98
begrenzing zal vormen voor inkuiping D. De oorspronkelijke vloeistofkerende functie van deze gemeenschappelijk muur zal na voltooiing van inkuiping D gedeeltelijk vervallen. Na voltooiing zal dan ook een prefabpaneel gedeeltelijk uit de tussenmuur gehaald worden, teneinde de exploitatie te vereenvoudigen. Gezien de geplande fasering, waarbij TP.C. reeds operationeel dient te zijn, vooraleer met de bouw van TP.D gestart wordt is deze muur wel noodzakelijk. Wellicht volgt later nog een uitbreiding, ten westen van TP.C. en TP.D. Dit is evenwel nog niet gekend en als dusdanig dan ook niet in voorliggend MER opgenomen. Er zal vermoedelijk 2-3 jaar zitten tussen de bouw van TP.C en TP.D. De toegang vanuit de Christoffel Columbuslaan gebeurt via een (privé)weg naar de tankenparken toe, tot aan de voorkaai van het Kluizendok. De toegang voor derden (uitgezonderd externe hulpdiensten) is verboden en wordt verhinderd door een afgesloten poort ter hoogte van de ingang aan de Christoffel Columbuslaan. De tanks staan opgesteld binnen een vloeistofdichte inkuiping waarvan de wanden worden gevormd door een betonwand (dikte ca 30 cm) en een hoogte van 3,35 m. De inkuiping van de tanks wordt uitgevoerd volgens de Vlarem-voorwaarden. De bodem van elke inkuiping is dubbel hellend (vanuit de centrale N-Z as naar buiten toe) uitgevoerd. Vandaar kunnen vloeistoffen (neerslagwater) via een afvoerleiding (drain) verzameld worden in een verzamelput in de inkuiping om vervolgens via een inspectieput met schuifafsluiter, een KWS-afscheider en een laatste controleput buiten de inkuiping afgevoerd te worden naar een buffer- en infiltratiegracht (of –veld). Vanuit deze infiltratiegracht of dit infiltratieveld wordt er uiteindelijk geloosd in de (openbare) gracht langsheen de Christoffel Columbuslaan. De schuifafsluiter van de inspectieput is steeds gesloten. Enkel na visuele controle op de afwezigheid van olieproducten in de verzamelput in de inkuiping wordt de schuifafsluiter van de inspectieput geopend om het hemelwater uit de inkuiping af te voeren. Alle verticale tanks zijn uitgerust met een elektronische radar niveaumeting, voorzien van de nodige werkingsalarmen (waarvan het hoogalarm is ingesteld op 97%-vullingsgraad) en van een overvulbeveiliging. Het pompenstation is een container-unit, voorzien van 4 centrifugaalpompen met elk een maximaal pompdebiet van 800m³/u. Het pompenstation is opgesteld in inkuiping C. Vanaf het pompstation zijn er 2 enkelwandige productleidingen voorzien naar de laad- en loskade. Waar er wegen gekruist worden, liggen ze ondergronds om eventuele voertuigbewegingen niet te hinderen. Ter hoogte van de laad- en loskade komen de productleidingen terug bovengronds. De producten worden aan- en afgevoerd per schip, dat aanmeert aan de laad- & loskade in het Kluizendok, gelegen aan het zeekanaal Gent-Terneuzen. Gemiddeld gezien (beide inkuipingen; zowel commercieel gedeelte als strategische opslag) zal er 2x per dag een schip geladen of gelost worden op de inrichting met een gemiddelde laad- of losduur van circa 24u. Alle verlading gebeurt van en naar schepen. Er zullen geen vrachtwagens geladen worden, er wordt bijgevolg geen wegverkeer gegenereerd door de nieuwe tankterminal. Aan de laad- en loskade zijn er 2 vaste laadarmen voorzien. Om beschadiging van deze laadarmen te voorkomen zijn deze afgeschermd met een vangrail. Ter hoogte van elke laadarm is een manuele afsluiter voorzien op elke productleiding. Er wordt verwacht dat de bouwwerken kunnen starten in april 2012 en zullen lopen tot begin 2013. Het is mogelijk dat tussen de bouw van TP.C en TP.D enige tijd overgaat.
1.4
Beschrijving van de bestaande toestand, effecten en maatregelen
1.4.1
Oppervlaktewater Bestaande toestand
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 99
Het terrein van de toekomstige tankterminal is volledig onverhard en bestaat uit zandig opgespoten terrein. Het terrein ligt niet in recent overstroomd gebied of in een overstromingsgebied en kent momenteel geen waterafvoerproblemen. Momenteel infiltreert het regenwater er grotendeels in de bodem, een deel blijft lokaal tijdelijk staan op het terrein. Eventueel overtollig regenwater wordt afgevoerd via de nieuw aangelegde gracht langs de Christoffel Columbuslaan. De afwatering ter hoogte van de verharding langs de bestaande kade gebeurt rechtstreeks naar het Kluizendok zelf. Effecten en maatregelen Door de preventieve maatregelen die Tankterminal Kluizendok BVBA zal uitvoeren en voorzien, kan verondersteld worden dat de risico’s voor oppervlaktewater die ontstaan uit de activiteiten van de inrichting gekend zijn en voldoende beheerst worden. Bij calamiteiten blijven negatieve effecten mogelijk. Hieruit kan besloten worden dat het effect ten aanzien van het omliggende oppervlaktewater (kwalitatief) als niet significant tot licht negatief beoordeeld kan worden. Er is voldoende buffermogelijkheid aanwezig binnen de nieuwe inkuipingen. Dit gezien de afsluiter die het water kan weglaten uit de inkuipingen standaard gesloten zal blijven. Pas na controle kan de afsluiter geopend worden en kan het water dat zich binnen de inkuipingen verzameld heeft, gecontroleerd afvloeien. Het afvoerdebiet is beperkt door de KWS-afscheider. Na het doorlopen van deze KWS-afscheider kan het regenwater infiltreren in een voorziene infiltratiegracht. Om kwalitatieve effecten te vermijden blijft het belangrijk van iedere lekkage, zo snel mogelijk in te perken, te verwijderen en gecontroleerd af te voeren. Bij lekken in het Kluizendok dient zo snel mogelijk beroep gedaan worden op externen om de drijflaag die zich kan vormen te isoleren en dit op te ruimen.
1.4.2
Lucht Bestaande toestand Er zijn geen meetstations in de omgeving van het projectgebied die een indicatie geven van mogelijke vluchtige componenten in de omgevingslucht. In Vlaanderen geldt het VOS-meetnet van de VMM als basis voor de kwantificering van de VOS concentraties. In de ruime omgeving van het projectgebied ligt één meetpunt te Zelzate. Gezien voorliggend project betrekking heeft op het weinig vluchtige diesel en gasolie zijn er evenwel weinig tot geen vluchtige componenten te verwachten. Doch, gezien benzeen één van de weinige componenten is uit brandstoffen zoals diesel, benzines en dergelijke waar momenteel normen en achtergrondconcentraties van gekend zijn, wordt deze component hier verder beschouwd. Hierbij dient wel benadrukt te worden dat de potentiële emissies van voorliggende tankterminal, gezien het gaat om diesel/gasolie, slechts in heel beperkte mate benzeen zullen bevatten. Benzeen is wel in relevante mate aanwezig bij benzines, maar deze zullen in voorliggend tankenpark niet opgeslagen worden. Deze aanname is bijgevolg een worstcase benadering en geeft de mogelijke emissies een vergelijkingskader. De recentste ter beschikking zijnde meetgegevens dateren van 2009. In 2009 werd de Europese grenswaarde voor benzeen in Vlaanderen gerespecteerd. De hoogste jaargemiddelde benzeenconcentratie in Vlaanderen werd in 2009 gemeten in Zelzate en bedraagt 2,12 μg/m³. In de andere stations lagen de jaargemiddelde benzeenconcentraties tussen 0,4 en 1,75 μg/m³. Hoe landelijker de ligging van de meetpost, hoe lager de benzeenconcentratie. Verder kunnen voor benzeen nog volgende referentiewaarden vermeld worden:
Gemiddelde achtergrondconcentratie benzeen Vlaanderen: 0,97 µg/m³. Gemiddelde achtergrondconcentratie benzeen Nederland: 0,6 µg/m³ 3 De Europese grenswaarde is 5 µg/m voor het jaargemiddelde. EPA: geen advieswaarde voor blootstelling aan de lucht
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 100
WHO referentiewaarde: een levenslange blootstelling aan 1,7 µg/m³ benzeen betekent een extra kankerrrisico van 1 op 100.000.
Toekomstige toestand, effecten en maatregelen De emissies van een tankenpark kunnen bestaan uit het diffuus vrijkomen van dampen uit de opslagtanks, lekken alsook emissies tijdens de overslag van de producten. De geplande tankterminal zal bestaan uit tanks met een vast dak met ademventielen voor ontluchting. Het voorziene project genereert dus enkel niet-geleide emissies ; er zijn geen geleide emissies. De emissies kunnen in verschillende soorten ingedeeld worden. Bij het leegmaken van tanks wordt de damp die in het ontvangende vloeistofreservoir aanwezig is, naar buiten gedreven (“vul- en laademissie”). Indien wordt aangenomen dat de dampruimte van de ontvangende tank verzadigd is aan de inkomende vloeistof, is deze emissie gelijkaardig aan de vulemissie. Dit kan wijzigen als er bvb. afvulling gebeurt van zuivere tanks, nog niet eerder gebruikte vaten,… In dit geval is de uitgedreven damp zuivere lucht. Een tank, waarin (vloei)stoffen zijn opgeslagen, “ademt”. De dampdruk boven de vloeistof verandert onder invloed van temperatuurwisselingen en derhalve wordt er lucht aangezogen of wordt er damp naar buiten geduwd (‘adememissie’). Deze emissies kunnen beperkt worden door gebruikt te maken van ademventielen. In voorliggend project zullen enkel voorgenoemde emissies relevant zijn en in beschouwing genomen worden. Gezien het type vloeistof dat in de tanks opgeslagen zal worden, nl. diesel en gasolie wordt niet verwacht dat de lekemissie en de verzadigingsemissies een bijdrage zullen leveren. Voor de berekening van de emissies wordt een inschatting gemaakt van de situatie op het terrein, waar voornamelijk de overslagactiviteiten in het tankenpark bepalend zijn voor de jaarlijkse emissiehoeveelheid. Hiervoor zijn een aantal aannames gedaan op basis van een worst-case situatie. Deze berekeningen werden gedaan voor zowel de vul/laademissies als de adememissies; Wanneer deze emissies samengenomen worden kunnen de emissies van het tankenpark, zonder rekening te houden met de reductie door de ademventielen, op jaarbasis begroot worden op ca 41,5 ton VOS emissies, in een ruime worstcase situatie. Stoffen als gasolie en diesel bestaan uit een zeer complex mengsel waaronder paraffines, olefines en aromatische KWS-stoffen . Het gehalte aan de diverse stoffen varieert sterk naar gelang oorsprong en raffinage. Wanneer de immissies berekend worden bestaan deze dan ook uit dit complexe mengsel en kan dit niet als één stof aanzien worden. Om een indicatie van de immissies te kunnen geven werd op basis van voorgaande berekeningen een verspreidingsmodellering uitgevoerd met het IFDM-model. Het punt van maximale impact, met de potentieel hoogste concentraties situeert zich nog op de geplande tankterminal zelf. Ter hoogte van bewoning bedraagt de maximaal gemodelleerde concentratie 1,38 à 4,93 µg/m³. (ruime worst case benadering). De werkelijke immissies van gevaarlijke stoffen zoals benzeen zullen slechts een kleine fractie bedragen van voorgaande cijfers. Diesel en gasolie worden rond de benzeen problematiek nooit vermeld. Er kan aangenomen worden dat de fractie benzeen in diesel/gasolie heel wat lager zal liggen dan deze in benzines. Wanneer aangenomen wordt dat 0,5 % van de opgeslagen stoffen uit benzeen bestaat en deze ook in de damp zal vrijkomen, bedraagt de benzeen immissieconcentratie op jaarbasis maximaal 0,08 µg/m³ ter hoogte van het tankenpark (op 100 m afstand). Ter hoogte van de bewoning zijn de cijfers verwaarloosbaar (0,007 -0.008 µg/m³). Wanneer deze vergeleken worden met enkele referentiewaarden nl. de achtergrondconcentratie in Nederland (0,6 µg/m³) en Vlaanderen (0,97 µg/m³) en de Europese grenswaarde (5µg/m³) is de potentiële bijdrage van het tankenpark zeer beperkt (zelfs in deze worstcase benadering). Er kan voor wat betreft de discipline ‘lucht’ besloten worden dat de immissies van het geplande tankenpark een (zeer) beperkte bijdrage kunnen leveren aan de bestaande luchtkwaliteit (eindbeoordeling 0/-1).
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 101
Mogelijke geuremissies ten gevolge van de nieuwe tankterminal zullen ter hoogte van de bewoning verwaarloosbaar zijn.
1.4.3
Bodem Bestaande toestand Het gebied ter hoogte van de geplande tankterminal bestaat volledig uit recent opgespoten en vergraven terrein. De bodemstructuur is bijgevolg sterk verstoord en wordt nu tot de kunstmatige gronden gerekend. Volgens de bodemkaart was de oorspronkelijke bodem bestaande uit natte tot zeer natte zand – zandleembodem. Hier is d.m.v. opspuiting een pakket van verschillende meters zandig materiaal op aangebracht. Effecten en maatregelen Bij opslag kunnen lekken ervoor zorgen dat de opgeslagen stoffen in de bodem doordringen en de bodem verontreinigen. De gevolgen van een verontreiniging worden vergroot als de stoffen doordringen tot het grondwater. Om bodemverontreiniging te voorkomen zijn reeds volgende aspecten in het project voorzien:
De inkuiping van het tankenpark is voorzien van een vloeistofdichte bodem. Hiervoor zijn volgende maatregelen genomen: Inkuiping met betonnen wanden Kleimatten op bodem inkuiping die waterdicht zijn De bodem van de inkuiping werd in helling gelegd (afvoer van het gemorste product naar het laagste punt van de inkuiping); Er is KWS-detectie voorzien aan de uitgang van de inkuiping met een automatische GSMmelding hieraan gekoppeld. Gemorst product ten gevolge van breuk of lekkage in een inkuiping wordt weggepompt; Bij uitstroming van stoffen met een soortelijke massa kleiner dan 1 (in de inkuiping ) kan water in de inkuiping worden gepompt (het product vormt een drijflaag op het water); De pompenskids staan opgesteld binnen de inkuiping; De tanks worden periodiek geïnspecteerd. Dagelijkse inspectie op lekken van tanks, leidingen en pompen Alle productleidingen zijn gelast Productleidingen bevatten enkel product tijdens laad- en losoperaties Bovengrondse productleidingen naar de kade liggen boven een kuipvormige betonnen plaat Bovengrondse leidingen op de kade liggen boven een betonnen plaat en zijn afgeschermd tegen impact van voertuigen door vangrails Bij kruisingen van wegen (rond het tankenpark en op de voorkaai) liggen de productleidingen ondergronds in een betonnen caniveau Een noodplan wordt uitgewerkt om calamiteiten te beheersen
Bovenstaande technieken zijn reeds grotendeels voorzien in de Vlarem wetgeving en worden dan ook toegepast in voorliggend project Detectie van lekken is niet voorzien, doch dit lijkt niet noodzakelijk gezien de volledig vloeistofdichte inkuiping met KWS-detectie ter hoogte van de regenwaterafvoer/KWS-afscheider. De dagelijkse inspectierondes kunnen hier voldoen om lekken tijdig op te sporen. Uit bovenstaande lijst met preventiemaatregelen kan besloten worden dat de voorziene maatregelen voldoende garantie bieden op het vermijden van bodem- en grondwaterverontreiniging.
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 102
De effecten ten opzichte van de bodem wordt bijgevolg als niet significant tot beperkt negatief beoordeeld (0/-1). Gezien er geen belangrijk negatieve effecten verwacht worden zijn geen maatregelen noodzakelijk. Wel gelden volgende algemene maatregelen:
1.4.4 1.4.4.1
Indien er calamiteiten optreden die een impact kunnen hebben op de bodem, dienen zo snel mogelijk de nodige acties te worden ondernomen om de verontreiniging weg te nemen. De nodige controlestalen dienen genomen te worden. Wanneer grondverzet toch noodzakelijk zou blijken dienen de bepalingen van het bodemdecreet te worden gevolgd.
Overige aspecten Geluid Geluidsemissies tijdens de aanlegfase De aanlegfase bestaat uit het schroeven van palen in de bodem net zoals dit bij de aangrenzende tanks en loodsen gebeurd is en ook gebeurd voor de nieuwe bedrijven in de omgeving. Verder wordt beton gestort voor de bodemplaat van de tanks en om de wanden van de vloeistofdichte inkuiping te plaatsen. Tijdens de constructie van de metalen tanks kunnen tijdelijk geluidspieken optreden bij bvb. het vastmaken van de verschillende onderdelen van de tanks (bvb. klopgeluiden, doorslijpen van onderdelen). Dit zijn evenwel zeer kortstondige geluiden die slechts in een korte fase van de constructiewerkzaamheden zullen voorkomen. Met betrekking tot hinder tijdens de aanlegfase kan bijgevolg vermeld worden dat gezien de bewoning op relatief grote afstand gelegen is, er geen effecten verwacht worden. Er wordt gebruik gemaakt van een installatie die palen in de grond schroeft wat ervoor zorgt dat de installatie zo goed als trillingsvrij is en eveneens zeer geluidsarm. Het geluidsklimaat in de omgeving van de bewoning wordt bijgevolg niet beïnvloed door deze werkzaamheden. Eveneens gezien deze grote afstand tot enige bewoning kan verwacht worden dat het verkeer tijdens de aanlegfase eveneens geen effect veroorzaakt. Geluidsemissies tijdens de exploitatiefase Tijdens de exploitatie zullen geluidsemissies op het terrein zich beperken tot het overpompen van de brandstoffen van en naar schepen. De pompen die de fuel zullen overpompen naar de schepen zijn de enige mogelijk belangrijke geluidsbronnen op de site. De pompen zullen opgesteld worden in 1 afgesloten pompenzaal. In deze pompenunit zullen 4 pompen geplaatst worden. Deze ‘pompenzaal’ wordt opgebouwd uit geïsoleerde platen. Gezien deze in afgesloten containers zullen staan, wordt verwacht dat de geluidsemissies naar buiten toe zeer beperkt zullen zijn. Er kan bijgevolg reeds besloten worden dat de geluidsemissies van de pompen zeer beperkt zullen zijn en in geen geval overschrijdingen van de geluidsnormen zal veroorzaken. Verder zullen de pompen slechts een beperkte werkingsduur hebben (enkele dagen/ week). Rekening houdend met de aard van de activiteit, de ligging in een industriegebied en de relatief grote afstand tot de bewoning zullen de geluidsniveaus veroorzaakt door de activiteiten t.h.v. de tankterminal niet significant zijn.
1.4.4.2
Mens Bestaande toestand
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 103
In een straal van 1km rond de geplande tankterminal Kluizendok is er slechts één woonkern (deelgemeente Rieme) aanwezig. Deze woonkern bestaat uit twee deelgebieden die op een afstand van 380-500 meter gelegen zijn van de nieuwe tankterminal. Er zijn geen ziekenhuizen of RVT’s binnen een straal van 1 km rond het bedrijfsterrein van het Tankenpark GTS. De dichtst gelegen school ligt te Evergem, op ca 800 m ten NO van het project. Mens-verkeer Tijdens de aanlegfase zullen er tijdelijk een belangrijk aantal vrachtwagens het terrein oprijden. De verschillende bouwmaterialen die nodig zijn voor de nieuwe tankterminal zullen via vrachtwagens aangevoerd worden. De voornaamste verkeersgenererende activiteit zal gerelateerd zijn aan de constructie van de betonnen wanden voor de inkuipingen. Deze betonnen wanden dienen ter plaatse geconstrueerd te worden. Dit zal per inkuiping resulteren in meerdere honderden vrachtwagens voor het beton alsook belangrijke hoeveelheden staal voor de bewapening van deze betonnen wanden. De twee inkuipingen zullen gespreid in de tijd aangelegd worden waardoor ook het verkeer sterk gespreid zal verlopen. Tankenpark TP.C zal aangelegd worden vanaf 2012 en dient operationeel te zijn in het tweede kwartaal van 2013. Tussen de aanleg van TP.C en TP.D zal wellicht een periode van 2-3 jaar liggen. In de eerste fase zullen bijgevolg ca 1870 vrachtwagens nodig zijn, dit zal verspreid gebeuren over een periode van ca 16 maanden, waarbij er periodes zullen zijn met intensievere werken en periodes waar weinig tot geen aanvoer noodzakelijk is. Gezien het verspreide transport worden geen significante effecten verwacht. De verkeersafwikkeling rond het kluizendok is voorzien op de volledige invulling van het gebied met industriële activiteiten, wat actueel nog niet het geval is. Tijdens de exploitatie van het park zal er geen vrachtverkeer gegenereerd worden door de tankenterminal. Samen met de verspreide verkeersgeneratie tijdens de aanlegfase wordt het effect van de nieuwe tankenterminal t.a.v. de discipline mens-verkeer als niet significant beschouwd. Er zijn geen milderende maatregelen noodzakelijk. Mens-ruimtelijk aspecten De bedrijfsterreinen voor de geplande tankenterminal zijn gesitueerd in gebied dat op het gewestplan ingekleurd is als gebied voor zeehaven en watergebonden bedrijven (industriegebied). Zoals blijkt uit Kaart 4 is de inrichting gesitueerd in een deelgebied van het gewestelijk RUP (ruimtelijk uitvoeringsplan) voor de afbakening van Zeehavengebied Gent (inrichting R4-oost en R4west). Volgens dit plan is het projectgebied gesitueerd in zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven. Dit gebied is uitsluitend bestemd voor zeehaven- en watergebonden industriële bedrijven, logistieke bedrijven en opslag- en overslaginrichtingen. De geplande tankenterminal voldoet bijgevolg aan deze bepalingen Mens-toxicologische, hinder en veiligheidsaspecten Uit de discipline ‘geluid’ blijkt dat er geen geluidsimpact zal zijn ter hoogte van de bewoning. Vanuit het aspect mens zullen er bijgevolg ten gevolge van de nieuwe tankterminal geen gezondheidsrisico’s en/of hinder effecten ontstaan. De enige mogelijke invloed ten aanzien van de omwonenden zal bestaan uit mogelijke blootstelling aan luchtemissies van VOS vanuit de geplande tankterminal. Zoals in de discipline lucht aangegeven zullen de emissies van mogelijke schadelijke stoffen beperkt zijn. Benzeen wordt hier als referentiestof beschouwd, gezien er voor benzeen een referentiekader bestaat. De immissies van gevaarlijke stoffen zoals benzeen zullen slechts een kleine fractie bedragen van de berekende emissies/immissies. Wanneer deze vergeleken worden met enkele referentiewaarden nl. de Vlaamse/Nederlandse achtergrondwaarden en de Europese grenswaarde (5 µg/m³) is de potentiële bijdrage van de tankterminal zeer beperkt te noemen (zelfs met de beschouwde ruime worst case benadering). Rekening houdende met de WHO referentiewaarde voor levenslange blootstelling, is het extra risico op kanker ten gevolge van de installaties verwaarloosbaar.
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 104
Op basis van deze gegevens kan besloten worden dat de bijdrage van de geplande tankterminal geen significant toxisch effect zal veroorzaken op de omwonenden. Geuremissies met hieraan gekoppelde hindereffecten zijn niet te verwachten bij normale exploitatie van het tankenpark. Bij calamiteiten kunnen eventuele emissies voorkomen die aanleiding geven tot (geur)hinder, doch de nodige preventieve maatregelen om deze te vermijden zijn genomen. Gezien de grote opslag van aardolieproducten valt het tankenpark onder de VR-plicht (veiligheidsrapportage). Op basis van de uitgevoerde analyse werd besloten dat eventuele zware ongevallen ter hoogte van de tankterminal geen aanleiding zullen geven tot grensoverschrijdende effecten voor het milieu ter hoogte van de meest nabij gelegen land- of gewestgrens. De milieurisico’s kunnen als beheerst beschouwd worden voor wat betreft effecten aan fauna en flora, via verspreiding langs de bodem, het oppervlaktewater en de lucht. Er kan bijgevolg besloten worden dat de risico’s van het geplande tankenpark GTS Kluizendok voldoen aan de geldende criteria. In het OVR werd verder besloten dat de milieurisico’s voldoende beheerst zijn.
1.4.4.3
Fauna & flora De terreinen rond het Kluizendok waren tijdelijk van groot belang voor tal van (relatief) zeldzame vogelsoorten. Met name geoorde fuut, bruine kiekendief en Kluut waren vogelsoorten die de recent opgespoten terreinen nabij het Kluizendok gebruikten. Tot 2002-2003 was het gebied rond het Kluizendok zeer geschikt. Grote oppervlaktes rustig en kwalitatief goed biotoop waren aanwezig waardoor tal van broedgevallen niet uitbleven. Een groot deel van het Kluizendok vormde bijgevolg tot 2003 een biologisch zeer waardevol gebied. Ongeveer 70% van het gebied bestond uit soortenrijke ruigten en allerlei pioniersvegetaties op verhoogd terrein. Hiertussen lagen enkele kleinere permanente plassen. De rest van het Kluizendok (m.u.v. het dok zelf) bestond intussen vooral uit zandig onbegroeid terrein. De installaties zullen een bijkomende verharde oppervlakte met zich meebrengen. Ca 3,5 ha kaal terrein zal ingenomen worden door de geplande tankterminal. Deze inname zal niet resulteren in een belangrijk biotoopverlies, gezien het zeer recente, sterk vergraven en industriële karakter van de omgeving. Verder ligt het tankenpark van GTS Kluizendok op korte afstand van de nieuwe inrichting en wordt er in de omgeving veel bijgebouwd. De verstoring van mogelijk pleisterende/broedende vogels op het terrein zelf gebeurt bijgevolg al enkele jaren. In het broedseizoen kunnen op de braakliggende percelen ruigteminnende vogelsoorten tot broeden komen. De ontwikkeling van de terreinen is voorzien om te beginnen begin 2012. Dit is buiten het broedseizoen, waardoor eventueel aanwezige vogels hierdoor geen belangrijke hinder zullen van ondervinden. Het vrijmaken van de terreinen van nog aanwezige spontane opslag dient in ieder geval te gebeuren buiten het broedseizoen (september-februari). Wanneer alle noodzakelijke en eerder vermelde voorzorgsmaatregelen genomen worden kan besloten worden dat het effect van de exploitatie van het tankenpark niet significant zal zijn. Gezien er nooit 100% garantie kan zijn dat er geen accidentele lozing gebeurt wordt het volledig effect van het geplande tankenpark beoordeeld als zijnde niet significant/beperkt negatief (0/-1). Verdere maatregelen zijn niet noodzakelijk.
1.4.4.4
Landschap, Bouwkundig Erfgoed & Archeologie De geplande nieuwe tankterminal wordt aangelegd in een recent vergraven en sterk opgehoogde omgeving. De landschappelijke kenmerken in de omgeving worden gedomineerd door het Kluizendok zelf alsook door het kanaal Gent-Terneuzen, dat het belangrijkste lijnelement is in de omgeving. Bedrijven zoals Sidmar Gent zijn door hun omvang eveneens sterk zichtbaar en bepalen het visuele karakter van deze industriële omgeving.
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 105
De nieuwe bedrijven langs het Kluizendok, gekenmerkt door grote loodsen en kranen zijn bepalend voor de onmiddellijke omgeving van het Kluizendok. De tanks van het nabijgelegen tankenpark GTS Kluizendok zijn door hun omvang bepalend voor het visuele karakter van de omgeving. De nieuwe tankterminal zal, gezien de dimensies van de verschillende tanks een belangrijke ruimtelijke impact hebben op de omgeving. Zoals eerder aangegeven komen er 10 tanks met een hoogte van 25 meter. Er zijn geen relicten van waardevol landschap of beschermd landschap aanwezig. Het landschap in de omgeving van het Kluizendok was vroeger een waardevolle relictzone “Pachtgoederen, geuzenhoek, Doornzele”. Het grootste deel van deze zone is momenteel ingenomen door het Kluizendok en de industrieterreinen er rond. Ten zuiden van dit gebied ligt Doornzele, waarbij Doornzeledries nog een grote esthetische waarde heeft. De inrichting en exploitatie van de nieuwe tankterminal geen rechtstreekse invloed hebben op de erfgoedwaarden in de omgeving. De ruimtelijke inpassing van de nieuwe tanks in de omgeving is zeer moeilijk. Gezien de grootte van de tanks en de veiligheidsaspecten is het niet mogelijk om op het terrein van GTS een ruimtelijke buffering te voorzien zoals bvb. een groenscherm/buffer. Een bomenrij kan gezien de veiligheidsrisico’s niet aangeplant worden. In relatie met archeologie kan aangegeven worden dat er geen risico bestaat op aantasting van archeologisch erfgoed. De aanleg van het Kluizendok en de opspuiting/vergraving van de omliggende terreinen veroorzaakte reeds een sterke verstoring van de bodem. Een licht negatief effect op het landschapsbeeld is mogelijk, gezien de omvang van de installaties. Gezien de veiligheidsvereisten is het niet mogelijk om op eigen terrein een betere integratie in het landschap te voorzien d.m.v. bvb. een bomenrij. Ten aanzien van de bewoning ten noorden van het projectgebied fungeert een bestaande bomenrij langs de Avrijevaart als gedeeltelijke buffer. Als eindbeoordeling geldt dan ook een licht negatief effect (-1).
1.5
Eindbespreking BVBA Kluizendok Tankterminal wenst een nieuwe inrichting voor de opslag van aardolieproducten (met name gasolie) in bovengrondse tanks te bouwen. Deze nieuwe activiteit zal gelokaliseerd worden ter hoogte van het Kluizendok (Gent). BVBA Kluizendok Tankterminal is voor 100% een dochteronderneming van Ghent Transport & Storage NV (hierna GTS NV genoemd). De installatie wordt opgericht langs de noordelijke zijde van het Kluizendok, nabij een actueel reeds operationele gelijkaardige installatie (initiatiefnemer GTS NV) waarvoor in 2010 een MER werd opgemaakt. De site zal bestaan uit twee inkuipingen met opslagtanks. Deze worden verder aangeduid als tankenpark C en D (TP.C – TP.D). Er zullen 11 tanks voorzien worden (10 tanks van 40.500 m³ en 1 tank van 100m³). De nabije installatie van GTS NV is grotendeels voorzien als zogenaamd CSO Depot voor gasolie. CSO staat voor Compulsory Storage Obligation. Dit is dus een opslagplaats in het kader van de (Belgische) strategische voorraadverplichting, bestaande uit twee inkuipingen. TP C (Inkuiping C, TP.C ) van het nieuwe tankenpark zal eveneens een CSO Depot zijn voor gasolie (6 opslagtanks met een opslagcapaciteit van ca. 243.000 m³). De tanks binnen Tankenpark D (inkuiping D, TP.D) zullen commercieel uitgebaat worden (4 opslagtanks met een totale opslagcapaciteit van ca. 162.000 m³) met name de import van gasolie voor de bevoorrading van de West-Europese markt. Het verschil in beide ligt voornamelijk op de verversingsfrequentie van de opgeslagen aardolieproducten. Bij een commerciële uitbating kan een hogere verversingsfrequentie verwacht worden. In een later stadium zijn nog uitbreidingen mogelijk van de actueel geplande tankterminal, deze zijn actueel nog niet gekend en kunnen als dusdanig nog niet in dit MER geëvalueerd worden. De activiteiten die zullen plaatsvinden op de site zijn bijgevolg de opslag van aardolieproducten in bovengrondse tanks én de overslag van deze producten van en naar schepen.
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 106
Bij de aanleg en exploitatie van de nieuwe tankterminal worden in het algemeen geen belangrijke negatieve effecten verwacht. De exploitatie kan effecten veroorzaken op het watersysteem. Ten aanzien van het grondwater worden geen significante effecten verwacht, daar er geen bemaling noodzakelijk zal zijn, enkel het leegpompen van de bouwput kan periodiek noodzakelijk zijn. Het risico op verdroging van de omgeving wordt eveneens als niet significant beoordeeld, infiltratie van regenwater blijft mogelijk en zal gebeuren door middel van een infiltratiebekken. Door de preventieve maatregelen die Kluizendok Tankterminal BVBA zal uitvoeren en voorzien, kan verondersteld worden dat de risico’s voor oppervlaktewater, die ontstaan uit de activiteiten van de inrichting, gekend zijn en voldoende beheerst worden. Bij calamiteiten blijven negatieve effecten mogelijk. Bijgevolg wordt het effect ten aanzien van het omliggende (oppervlakte)watersysteem (kwalitatief) als niet significant tot licht negatief beoordeeld (0/-1). Ten aanzien van de mogelijke kwantitatieve effecten kan besloten worden dat er voldoende buffering aanwezig is op het terrein. Na buffering is infiltratie mogelijk via een infiltratiebekken. In de discipline lucht werd een worst case benadering gevolgd. Er kunnen vluchtige organische stoffen vrijkomen door exploitatie van de nieuwe tankterminal, doch de opslag heeft betrekking op de weinig vluchtige koolwaterstoffen diesel en gasolie. De maximale waarden van mogelijke schadelijke stoffen liggen ver beneden de referentie- en grenswaarden bij deze worst case benadering. Er kan verwacht worden dat de emissies/immissies in de werkelijke situatie beduidend lager zullen liggen. Geuremissies met hieraan gekoppelde hindereffecten zijn niet te verwachten bij normale exploitatie van de tankterminal. Bij calamiteiten kunnen eventuele emissies voorkomen die kunnen aanleiding geven tot (geur)hinder, doch de nodige preventieve maatregelen om deze te vermijden zijn genomen. Ten aanzien van bodem kunnen lekken ervoor zorgen dat de opgeslagen stoffen in de bodem doordringen en zo de bodem verontreinigen. Om bodemverontreiniging te voorkomen zijn een belangrijk aantal maatregelen voorzien zoals inkuiping met vloeistofdichte bodem, periodieke inspecties, KWS detectie, KWS-afscheider, afsluiters. Deze technieken zijn reeds grotendeels voorzien in de Vlarem-wetgeving en worden dan ook toegepast in voorliggend project. Uit dit overzicht met preventiemaatregelen kan beslot - en grondwaterverontreiniging. De effecten ten opzichte van de bodem worden bijgevolg als niet significant tot beperkt negatief beoordeeld (0/-1). Ten aanzien van de discipline mens worden geen significante effecten verwacht. De verkeersimpact van de exploitatie is beperkt tot de aanlegfase. Tijdens de exploitatiefase is de verkeersgeneratie verwaarloosbaar. Ten opzichte van het drukke scheepsverkeer langs het Zeekanaal Gent-Terneuzen is het aandeel schepen ten gevolge van het project verwaarloosbaar. De inplanting van de geplande tankterminal Kluizendok BVBA voldoet aan de bestemmingsplannen inzake de ruimtelijke ordening. Toxicologische/hindereffecten werden, vanuit een worst case benadering ingeschat. Hieruit worden geen effecten verwacht. Op basis van het uitgevoerde omgevingsveiligheidsrapport kon besloten worden dat de risico’s van de geplande tankterminal voldoende bekend en beheerst zijn, waardoor de impact op de omgeving beperkt zal zijn. Vanuit de discipline fauna & flora worden geen significante effecten verwacht. De risico’s volgend uit de discipline oppervlaktewater worden als voldoende beheerst beschouwd. Ten aanzien van landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie blijkt dat de nieuwe tanks een impact zullen hebben op het landschapsbeeld. Dit wordt als beperkt negatief beoordeeld.
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 107
1.6
Synthese van de milieueffecten en maatregelen Hieronder worden de verschillende effecten en voorgestelde maatregelen tabelmatig samengevat. Zoals reeds eerder aangehaald werd, gebeurt de beoordeling van de effecten en van de resterende effecten voor elk van de aspecten a.d.h.v. volgende indeling: -3 : sterk negatief
+3 :
sterk positief
-2 : matig negatief
+2 :
matig positief
-1 : licht negatief
+1 :
licht positief
0 : geen significant effect
Discipline
Oppervlaktewater
Effect
Beoordeling effect
Maatregelen en suggesties
Beoordeling resterend effect
Verdrogingseffecten worden niet verwacht, infiltratie blijft mogelijk via een de infiltratiegrachten voorzien voor beide inkuipingen, gelegen langs het tankenpark, evenals via de gracht langs de Christoffel Columbuslaan.
0
/
0
De afwatering van het tankenpark gebeurt via de voldoende infiltratie en buffering. Er wordt niet verwacht dat de regenwaterafvoer problemen inzake overstroming zal veroorzaken in de omgeving.
0
Er wordt een alternatieve methode gebruikt voor buffering en infiltratie. Eerst wordt alles gebufferd en dan pas in een apart infiltratiebekken kan infiltratie plaats vinden
0
Door de preventieve maatregelen die men zal uitvoeren en voorzien, kan verondersteld worden dat de risico’s voor oppervlaktewater die ontstaan uit de activiteiten van de inrichting gekend zijn en voldoende beheerst worden. Bij calamiteiten blijven negatieve effecten
0/-1
/
0/-1
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 108
Discipline
Effect
Beoordeling effect
Maatregelen en suggesties
Beoordeling resterend effect
mogelijk, een noodplan voorziet in het beperken van deze effecten. Lucht
Bodem en grondwater
Er werd een worst case benadering gebruikt voor het begroten van de emissies en immissies. Hieruit blijkt dat de maximale immissie concentratie van VOScomponenten ter hoogte van het tankenpark 16,24 µg/m³ bedraagt. Wanneer mogelijke schadelijke/gevaarlijke stoffen zoals benzeen geëvalueerd worden kan besloten worden dat de mogelijke immissiewaarden ter hoogte van bewoning verwaarloosbaar zullen zijn. Ook in combinatie met het bestaande tankenpark GTS Kluizendok worden geen significante effecten verwacht.
0/-1
De maximale concentratie in dit punt (op jaarbasis) bedraagt 16,24 µg/m³ VOS. Ter hoogte van de dichtste bewoning, 380 m ten noordnoordwesten van het tankenpark bedraagt de maximaal gemodelleerde concentratie 1,38 à 4,93 µg/m³. (zie eerder, ruime worst case benadering).
0/-1
De mogelijke geuremissies van de nieuwe tankterminal zullen zeer beperkt zijn. De geplande activiteiten voorzien enkel in een beperkte verhandeling waardoor de mogelijkheden tot het vrijkomen van de producten en de hieruit volgende geurcomponenten beperkt zijn.
0
/
0
Uit de reeds genomen preventiemaatregelen kan besloten worden dat deze maatregelen voldoende garantie bieden op het vermijden van bodem- en grondwaterverontreiniging.
0/-1
De nodige preventiemaatregelen zijn reeds voorzien in het project.
0/-1
Ten aanzien van het grondwater worden geen effecten verwacht. Er is geen bemaling noodzakelijk, enkel het leegpompen van de bouwput dient periodiek te gebeuren.
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 109
Discipline
Effect
Andere -Mens
Andere: flora
Fauna
en
Beoordeling effect
Maatregelen en suggesties
Beoordeling resterend effect
Verkeersimpact: de verkeersimpact van het project blijft beperkt tot de aanlegfase. Gezien de aanleg sterk gespreid zal lopen en de ontsluiting van de wegenins rond het Kluizendok gericht is op een volledige invulling van het industrieterrein worden hier geen problemen verwacht. Tijdens exploitatie zal zo goed als geen verkeer veroorzaakt worden door de nieuwe tankterminal. Ten aanzien van de scheepvaart is er eveneens geen significant effect.
0
/
0
Ruimtelijke aspecten: de geplande inrichting voldoet aan de geldende bodembestemming.
0
/
0
Hinder/toxicologie/veiligheid
0
/
0
0
Preventieve maatregel: verwijderen van opslag van struweel tijdens winterperiode om verstoring van broedvogels te vermijden
0
0/-1
/
0/-1
Hinder en toxicologische effecten worden niet verwacht De veiligheidsrisico’s van de tankterminal voldoen aan de geldende criteria. In het omgevingsveiligheidsrapport werd besloten dat de milieurisico’s voldoende beheerst zijn Geen inname van biotoop, geen interferentie met natuurcompensatieregeling in de Gentse Kanaalzone Effecten ten gevolge van (accidentele)lozingen in het oppervlaktewater
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 110
Discipline
Effect
Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie
De aanleg van de tankterminal zal zorgen voor een gewijzigd landschapsbeeld. Dit gezien de belangrijke dimensies van de tanks. De hoogte (ca 25 meter) van bepaalde tanks zullen ervoor zorgen dat deze op grote afstand te zien zullen zijn.
Beoordeling effect
-1
Maatregelen ter integratie in de omgeving zijn gezien de veiligheidsaspecten niet mogelijk.
Gezien de industriële omgeving, de aanwezigheid van andere beeldbepalende elementen zoals Sidmar Gent, de windturbines en nabijgelegen bedrijven (met o.a reeds bestaande opslagtanks) wordt het effect als beperkt negatief beoordeeld;
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
Maatregelen en suggesties
pagina 111
Beoordeling resterend effect -1
BIJLAGEN Bijlage 1
Kaartenbundel
Bijlage 2
Isorisico contouren OVR
Bijlage 3
Noodplan
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 112
Bijlage 1
Kaartenbundel
Kaart 1: Situering van het projectgebied op de wegenkaart (uittreksel uit de topografische kaart) Kaart 2: Aanduiding van het geplande tankenpark op de topografische kaart + situering bedrijven in omgeving Kaart 3: Luchtfoto van de site (aanduiding tankenpark op orthofoto ) Kaart 4a: Situering van het projectgebied op het gewestplan Kaart 4b: Legende gewestplan Kaart 5a: Situering van het projectgebied op de ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 5b: Legende RUP Kaart 6: Overzichtsplan gepland tankenpark Kaart 7: Afbakening van het studiegebied (schaal 1/25000) Kaart 8: Situering van het projectgebied op de VHA-atlas Kaart 9: Situering van het project op de watertoetskaarten Kaart 10: Afwatering tankenpark Kaart 11: Immissiesituatie VOS (max. concentratie worstcase situatie) Kaart 12: Situering woonkernen in omgeving projectgebied
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 113
Bijlage 2
Isorisico contouren OVR
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 114
Bijlage 3
Noodplan
Algemeen Op dit moment is er nog geen intern noodplan voor , zoals gesteld in art.15 en Bijlage III van het SWA. De opbouw van dit noodplan volgt in de loop van het project. Met het noodplan beoogt de inrichting een standaardprocedure vast te leggen om snel en gepast te reageren op incidenten die gebeuren op deze site teneinde de schade aan mens en milieu zoveel mogelijk te beperken en het imago te vrijwaren. De scope van het noodplan behelst incidenten :
In het tankenpark; Met betrekking tot de productleidingen van en naar het tankenpark; Ter hoogte van de laad- en loskade; Tijdens verlaadoperaties met schepen.
De voornaamste risico’s op deze site zijn :
Lekken in installatie-onderdelen; Criminele feiten (inbraak, vandalisme, diefstal, …); Brand / explosie (eerder geringe kans).
In het noodplan zijn een eenvoudige reeks van richtlijnen opgenomen, die, in geval zich een incident voordoet in het tankenpark, :
een snelle verwittiging waarborgen; elke verantwoordelijke persoon in staat moet stellen om op een snelle en gepaste wijze te kunnen reageren.
Organisatie van het alarm en de interventie Activering van het intern noodplan Elke werknemer die een ongecontroleerde situatie vaststelt kan dit melden via GSM aan de Operations Manager. De Operations Manager activeert het intern noodplan en verwittigt zo nodig ook de externe hulpdiensten. Bij afwezigheid van de Operations Manager worden de externe hulpdiensten (zie noodnummers) onmiddellijk verwittigd. Verantwoordelijken en actiechecklijsten Voor het interveniëren bij incidenten op de tankterminal zijn 4 personeelsleden aangewezen, die in de opgegeven volgorde, opgeroepen zullen worden. Voor deze verantwoordelijken wordt een algemene checklijst voorzien, die gebruikt kan worden voor elke vorm van incident. De checklijst beschrijft in algemene zin de noodzakelijke acties die door de verantwoordelijke ter plaatse moeten genomen worden.
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 115
Inhoudelijke oefeningen De organisatie van inhoudelijke oefeningen, klein- en grootschalig, ligt in handen van de Operations Manager. De frequentie van deze oefeningen wordt vastgelegd op minimum 1 keer per jaar. Het testen van het goede verloop van de verwittigingsprocedure, zowel binnen als buiten de kantooruren, is essentieel. Deze oefeningen worden minimaal 1 keer per jaar georganiseerd door de Operations Manager.
Taken en verantwoordelijkheden van de verantwoordelijke bij een incident De verantwoordelijke die bij een incident ter plaatse gaat, is verantwoordelijk voor :
het beheersen van de noodsituatie;
het verzekeren dat juiste personen op de hoogte zijn;
het verzekeren dat de juiste procedures gevolgd worden.
De taken van de verantwoordelijke, die ter plaatse gaat, kunnen uitbreiden naargelang de omvang van het incident, maar zijn algemeen te beschrijven :
nemen van de leiding;
inschalen van het incident;
beheren van de noodsituatie i.s.m. de hulpdiensten en aannemers;
informeren van line management;
bijhouden logboek;
onderhouden van contact met andere diensten ter plaatse;
samenroepen noodzakelijk personeel en materiaal;
Nadat het incident beëindigd/bestreden is zal de verantwoordelijke :
debriefen met andere diensten;
de site veilig achterlaten;
het incident rapporteren (binnen 24 u).
Naargelang de aard en de inschaling van het incident krijgt de verantwoordelijke nog bijkomende ondersteuning van :
de preventieadviseur; de Operations Manager; de Gedelegeerd Bestuurder.
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 116
Inzetbare interne en externe middelen Interne middelen Uitrusting bestrijding olielekken
Land spills Alle tanks staan in een vloeistofdichte inkuiping, waarvan het laagste punt uitmondt in een drain. Voorts geschiedt de afwatering naar een afvoerput buiten de inkuiping. Deze afvoerput is voorzien van een handbediende afsluiter. De afvoerput is voorzien van koolwaterstoffendetectie (KWS-detectie) die bij detectie van KWS de afvoer afsluit en een alarm (op GSM) genereert. Vanuit de afvoerput van de inkuiping vloeien de opgevangen vloeistoffen naar de KWS-afscheider. Deze KWS-afscheider is eveneens voorzien van detectie van KWS en genereert een alarm (op GSM). Voorts zijn er geen bijkomende middelen op de Tankterminal aanwezig. Zo nodig wordt beroep gedaan op externe diensten.
Water spills Op de depot is geen materiaal beschikbaar voor het bestrijden van oil spills op het water. Zo nodig wordt beroep gedaan op externe diensten.
Brandbestrijdingsmateriaal Op de nieuwe tankterminal worden de volgende brandbestrijdingsmiddelen voorzien: Voldoende draagbare en verplaatsbare blustoestellen om een beginnende brand snel te kunnen blussen. Deze blustoestellen worden op strategische plaatsen (in het tankenpark, nabij de pompen, aan de laad- & loskade) opgehangen. Ze worden ook jaarlijks gecontroleerd. Vlamdetectie Beide inkuipingen worden voorzien van vlamdetectie, gekoppeld aan een alarm op GSM. Koelsysteem (droge koelleidingen) op de verticale atmosferische tanks Alle tanks zijn voorzien van een koelleiding bestaande uit een ringleiding op het vaste dak en een verdeelpunt op het midden van het dak. Elke koelleiding is aangesloten op een collector, geplaatst buiten de inkuiping. De brandweer kan op deze collector aansluiten om op die manier een opslagtank te koelen met water. Rondom elke inkuiping is een ondergrondse (natte) ringleiding voorzien (op druk gehouden door de waterleiding) met blus/schuimkanonnen bij elke toegang en noodtrap in de inkuiping. Deze ringleiding is voorzien van een collector waar de brandweer desgewenst schuim- en waterbevoorrading kan voorzien. Ander materieel Op diverse plaatsen in de inrichting zijn camera’s geïnstalleerd, zodat een permanente bewaking van de inrichting mogelijk is vanuit de controlekamer van de inrichting.
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 117
Externe middelen De externe interventie door de brandweer wordt verzorgd vanuit het korps van Gent. Van de middelen die zij ter beschikking hebben, werden geen gegevens ontvangen.
22223763001/d09508 - MER Kluizendok Tankterminal BVBA
pagina 118