Roos en Beeklaan
Ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van een procedure ex artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
31 maart 2011 Van Riezen & Partners Frederiksplein 1 1017 XK Amsterdam tel: 020 625 70 25 fax: 020 625 63 76 website: www.vanriezenenpartners.nl
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doel 1.2 Ontwikkelingslocatie 1.3 Vigerend bestemmingsplan: Santpoort-Noord (1998)
3 3 4 5
Hoofdstuk 2 Huidige situatie 2.1 Gebruik 2.2 Ontsluiting 2.3 Landschap
8 8 8 9
Hoofdstuk 3 Beleidskader 3.1 Inleiding 3.2 Rijksbeleid 3.3 Provinciaal beleid 3.4 Gemeentelijk beleid
10 10 10 12 15
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden 4.1 Bedrijven en milieuhinder 4.2 Externe Veiligheid 4.3 Luchtkwaliteit 4.4 Geluid 4.5 Bodem 4.6 Ecologie 4.7 Verkeer en vervoer 4.8 Kabels en leidingen 4.9 Archeologie en cultuurhistorie 4.10 Luchthavenindelingsbesluit (LIB) 4.11 Milieu-effectrapportage (MER) 4.12 Duurzaamheid
19 19 19 20 21 22 23 24 25 25 26 27 27
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf 5.1 Waterbeheer 5.2 Oppervlaktewater 5.3 Grondwater en vernatting 5.4 Riolering
29 29 30 30 31
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving
32
Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid
34
Hoofdstuk 8 Conclusie
34
Status: definitief 31 maart 2011 2
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doel De gemeente Velsen werkt in overleg met Smit's Bouwbedrijf aan de ontwikkeling van seniorenwoningen met bij behorende voorzieningen aan de Roos en Beeklaan in SantpoortNoord. Ten behoeve van deze ontwikkeling is een startdocument met randvoorwaarden opgesteld. De voorgestelde ontwikkeling kan niet worden gerealiseerd op basis van het geldende bestemmingsplan. Hiertoe dient een procedure ex artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht doorlopen te worden, waarmee de verlening van een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan mogelijk wordt. Het voorliggende document dient ter onderbouwing van deze afwijking van het geldende bestemmingsplan. Het door de gemeente opgestelde startdocument, vastgesteld door de gemeenteraad op 1 juli 2010, vormt de basis voor deze ruimtelijke onderbouwing.
Status: definitief 31 maart 2011 3
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
1.2 Ontwikkelingslocatie De ontwikkelingslocatie ligt in de gemeente Velsen en maakt deel uit van de kern SantpoortNoord. Binnen Santpoort-Noord is de ontwikkelingslocatie gelegen langs de noordwestelijke rand van de door de Santpoortse Dreef begrensde bebouwde kom. Deze Santpoortse Dreef is verbonden met de Hagelingerweg, welke Santpoort-Noord ontsluit met omliggende stedelijke gebieden als Haarlem Noord, Santpoort-Zuid, IJmuiden en Velserbroek. Ten westen van de ontwikkelingslocatie bevindt zich de spoorlijn Haarlem-Alkmaar die de kern Santpoort-Noord scheidt van het duingebied Nationaal Park Zuid Kennemerland.
Afbeelding: ligging van de ontwikkelingslocatie in de omgeving De grenzen van de ontwikkelingslocatie worden gevormd door de Biallosterskilaan in het oosten, de J.T. Cremerlaan in het zuiden en de Roos en Beeklaan in het westen en noorden.
Status: definitief 31 maart 2011 4
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
Afbeelding: bij benadering zijn de grenzen van de ontwikkelingslocatie met een streep/stippel-lijn weergegeven.
1.3 Vigerend bestemmingsplan: Santpoort-Noord (1998) Op de gronden ter plaatse van de ontwikkelingslocatie aan de Roos en Beeklaan vigeert het bestemmingsplan Santpoort-Noord. Dit bestemmingsplan is op 25 juni 1998 door de gemeenteraad van de gemeente Velsen vastgesteld en op 9 februari 1999 door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland goedgekeurd. Na uitspraak (d.d. 16 oktober 2000) van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij het besluit van Gedeputeerde Staten met betrekking tot in dit kader niet relevante plandelen deels is vernietigd, is het bestemmingsplan grotendeels onherroepelijk geworden. Bij besluit van 30 juni 2008 hebben Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland, conform het bepaalde in artikel 33 WRO, aan de gemeenteraad van de gemeente Velsen tot 1 januari 2018 vrijstelling verleend van de verplichting om het bestemmingsplan Santpoort-Noord binnen tien jaar te herzien. Het plangebied van bestemmingsplan Santpoort-Noord omvat nagenoeg de hele kern Santpoort-Noord, exclusief de meeste delen van de oude dorpskern. Het doel van het bestemmingsplan Santpoort-Noord is om in een planologische regeling te voorzien voor de bestaande situatie, waarbij rekening kan worden gehouden met kleinschalige algemene maatschappelijke veranderingen. Het bestemmingsplan heeft derhalve een overwegend consoliderend karakter, waarin behoud van het dorpskarakter in combinatie met het bieden van kleinschalige expansiemogelijkheden met betrekking tot bedrijven en woonwensen voorop staat. De gronden binnen het vigerende bestemmingsplan Santpoort-Noord zijn voorzien van diverse bestemmingen, waaraan gebruiks- en bouwvoorschriften gekoppeld zijn. In onderstaande tekst worden de bestemmingen toegelicht voor zover zij van belang zijn voor de ontwikkelingslocatie aan de Roos en Beeklaan.
Status: definitief 31 maart 2011 5
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
Afbeelding 2: uitsnede van het vigerende bestemmingsplan Santpoort-Noord ter plaatse van de ontwikkelingslocatie aan de Roos en Beeklaan. Zichtbaar is dat de gronden ten behoeve van de voormalige schoolfunctie van de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden' zijn voorzien. De contouren van de schoolpanden zijn als bouwvlak weergegeven. Maatschappelijke doeleinden (M) (artikel 15) Het gebied dat centraal staat in het bestemmingsplan Roos en Beeklaan is onder de vigerende planologische regeling van bestemmingsplan Santpoort-Noord grotendeels voorzien van de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden'. De gronden met deze bestemming zijn aangewezen voor overheidsvoorzieningen en voorzieningen voor welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, onderwijs en daarmee gelijk te stellen instellingen. Wat betreft bebouwing is voorgeschreven dat hoofdgebouwen en maximaal één dienstwoning per voorziening binnen de op de plankaart aangegeven bebouwingsvlakken zijn toegestaan. Op de plankaart is ook de maximum bouwhoogte weergegeven, welke met betrekking tot de ontwikkelingslocatie uiteenloopt van maximaal 5 tot maximaal 9 meter. Tevens zijn binnen de bebouwingsvlakken aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan. De maximum bouwhoogte van dergelijke bouwwerken is gesteld op 5 meter. Binnen de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden', lid 4 is bepaald dat Burgemeester en Wethouders onder voorwaarden bevoegd zijn om vrijstelling te verlenen van het bepaalde om aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitsluitend binnen bebouwingsvlakken toe te staan. Ook zijn Burgemeester en Wethouders conform het bepaalde in lid 5 bevoegd om toepassing te geven aan een wijzigingsbevoegdheid teneinde de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden' te wijzigen in de bestemming 'Woondoeleinden'. Het dagelijks bestuur is bevoegd om deze wijzigingsbevoegheid te benutten daar waar dit op de plankaart is aangegeven, hetgeen van toepassing is op een deel van de gronden ter plaatse van de ontwikkelingslocatie aan de Roos en Beeklaan. Met betrekking tot de wijzigingsbevoegdheid geldt eveneens dat ook na de wijziging uitsluitend mag worden gebouwd binnen het bebouwingsvlak.
Status: definitief 31 maart 2011 6
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
Verkeersdoeleinden (V) (artikel 20) De gronden ter plaatse van de doorgaande verkeerswegen binnen de ontwikkelingslocatie aan de Roos en Beeklaan, namelijk de Roos en Beeklaan, de J.T. Cremerlaan en de Biallosterskilaan, zijn in het bestaande bestemmingsplan bestemd als 'Verkeersdoeleinden'. Deze gronden mogen worden gebruikt voor wegen, fiets- en voetpaden, parkeerplaatsen, bermen en daarbij behorende beplantingen. In het bestemmingsplan is bepaald dat op deze gronden uitsluitend vergunningsvrije bouwwerken conform de Woningwet mogen worden geplaatst. Conclusie De planvorming binnen de ontwikkelingslocatie (zie hoofdstuk 6) kan op basis van het vigerende bestemmingsplan niet worden gerealiseerd. De voorgestelde situering van gebouwen komt niet overeen met de bouwvlakken zoals zij opgenomen zijn in het bestemmingsplan. Ook wat betreft functies komt het bouwplan niet overeen met de toegestane functies in het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan laat weliswaar ruimte voor een dienstwoning, maar een dergelijke woonfunctie wijkt qua schaalniveau sterk af van het overwegend op wonen toegespitste bouwplan. Eveneens wijken de in het bouwplan voorgestelde bouwhoogten in geringe mate af van de in het bestemmingsplan vermelde maximum bouwhoogten. Tot slot kan het voorgestelde bouwplan ook niet gerealiseerd worden met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegheid, omdat ook met toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid slechts gebouwd mag worden binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. Het bouwplan wijkt sterk af van deze bouwvlakken.
Status: definitief 31 maart 2011 7
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
Hoofdstuk 2 Huidige situatie 2.1 Gebruik Omgeving De ontwikkelingslocatie maakt deel uit van de kern Santpoort-Noord. Het betreft hier een woongebied met bijbehorende voorzieningen dat zich laat omschrijven als een centrumdorps woonmilieu. De voorzieningen staan voornamelijk ten dienste van de inwoners van Santpoort en zijn geconcentreerd langs de Hagelingerweg. De woningvoorraad bestaat voor driekwart uit eengezinswoningen. Aan de noordzijde van de Sanpoort-Noord zijn bij sportpark Groeneveen sportvoorzieningen gelegen. Ruimte voor recreatie wordt in de directe omgeving van het dorp gevonden, onder andere in het westelijk gelegen duingebied. De ontwikkelingslocatie Ter plaatse van de ontwikkelingslocatie aan de Roos en Beeklaan staat momenteel een schoolgebouw. Het schoolgebouw bestaat uit diverse bouwdelen van uiteenlopende bouwhoogten. Rondom het gebouw bevinden zich diverse schoolpleinen en een parkeerplaats. Enige jaren geleden is de IJmond MTS uit het schoolgebouw vertrokken. Sindsdien is en wordt het gebouw verhuurd aan diverse gebruikers. Zo heeft het gebouw enige tijd als noodschoolgebouw gediend ter vervanging van de gedeeltelijk afgebrande Parnassiaschool en wordt het op dit moment deels gebruikt door buurtcentrum Het Terras en deels door het Nova College. Naar verwachting is het gebouw en bijbehorend terrein per 1 april 2011 vrij van huurders.
2.2 Ontsluiting Omgeving Santpoort-Noord heeft zich als kern ontwikkelt langs de oude verbindingsweg tussen Haarlem en Alkmaar. Deze weg, de huidige Hagelingerweg, doorsnijdt Santpoort-Noord en verbindt het dorp met de uitvalswegen, waaronder de provinciale weg N208, richting IJmuiden, Haarlem en Amsterdam. De Hagelingerweg zelf wordt gevoed door de lokale wegenstructuur, waarbij de Santpoortse Dreef als verbindingsweg tussen Santpoort-Zuid, Santpoort-Noord en Velserbroek van belang is. Naast een hoofdroute voor het autoverkeer is de Hagelingerweg ook van belang voor de ontsluiting van het dorp per openbaar vervoer. De weg maakt onderdeel uit van buslijnen die Santpoort-Noord verbinden met Haarlem, IJmuiden en Beverwijk. Santpoort-Noord beschikt eveneens over een eigen spoorwegstation dat aan de westrand van het dorp in de nabijheid van de ontwikkelingslocatie is gelegen. De ontwikkelingslocatie Naast de bestaande bebouwing bevindt zich binnen de ontwikkelingslocatie een parkeerplaats. De in- en uitrit van deze parkeerplaats is gesitueerd aan de Roos en Beeklaan. De straten in de omgeving van de ontwikkelingslocatie zijn ingericht als dertigkilometergebied en bieden tevens ruimte aan geparkeerde auto's. De Roos en Beeklaan, de J.T. Cremerlaan en de Biallosterskilaan ontsluiten het plangebied op de nabijgelegen Santpoortse Dreef en Hagelingerweg. Via de Santpoortse Dreef kan het NSstation Santpoort-Noord worden bereikt.
Status: definitief 31 maart 2011 8
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
2.3 Landschap Omgeving De woonkern Santpoort-Noord bevindt zich op een strandwal en wordt ten westen begrensd door het duingebied en ten oosten door de grotendeels bebouwde Velserbroekpolder. Sanpoort-Noord kenmerkt zich door relatief lage bebouwing, met uitzondering van portieken gallerijflats onder andere rond het Burgemeester Weertplantsoen en het stationsgebied, en een ruime stedenbouwkundige opzet in de wijken rondom de oude dorpskern. De bebouwing in de nabij de ontwikkelingslocatie gelegen straten bestaat uit vrijstaande woningen, 2-onder1-kapwoningen en relatief korte stroken met rijtjeswoningen. De woningen zijn verschillend qua bouwhoogte, architectuur en afstand tot de straat, wat resulteert in een gevarieerd stedenbouwkundig beeld. De kwaliteit van de openbare ruimte wordt vooral bepaald door de hoeveelheid groen in de vorm van diverse kleinschalige plantsoenen, openbare groenstroken, boomrijke straten en lanen en de bij de woningen behorende vooren achtertuinen. De directe omgeving van het plangebied heeft daardoor een groene uitstraling. De ontwikkelingslocatie De ontwikkellocatie wijkt op dit moment in stedenbouwkundig opzicht af van de omgeving. De bestaande bebouwing van de voormalige IJmond-MTS is van een andere, grotere schaal dan de relatief kleinschalige woningbouw in de omliggende straten. De gronden rondom de bestaande bebouwing zijn, behalve enkele groenstroken, grotendeels verhard. Binnen het gebied bevinden zich grote bomen langs de straten.
Status: definitief 31 maart 2011 9
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
Hoofdstuk 3 Beleidskader 3.1 Inleiding Het ruimtelijk beleid van de diverse overheidsorganen geeft richting aan bepaalde keuzen die in deze onderbouwing gemaakt en gemotiveerd worden. In dit hoofdstuk zijn de verschillende beleidskaders geanalyseerd en beschreven om vast te stellen of en welke randvoorwaarden daaruit voor de ruimtelijke onderbouwing voortvloeien. Hiertoe is een onderscheid gemaakt in het rijksbeleid, het provinciale beleid en het beleid van de gemeente Velsen.
3.2 Rijksbeleid 3.2.1 Nota Ruimte (2006) Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte in werking getreden. Door deze nota tracht het kabinet bij te dragen aan een versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, de bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, de borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden, en de borging van de veiligheid. Het nationaal ruimtelijk beleid voor steden en netwerken richt zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water. Om een eenzijdige samenstelling van de bevolking te voorkomen, stimuleert het Rijk meer variatie in het woningaanbod. Om de trek van midden- en hogere inkomens uit de stad te voorkomen zijn volgens de Nota Ruimte meer hoogstedelijke woonmilieus nodig. Tegelijk blijft stedelijke vernieuwing en herstructurering dringend nodig om de leefbaarheid te vergroten. Nieuwe bebouwing ten behoeve van de bundeling van verstedelijking en economische activiteiten dient grotendeels geconcentreerd tot stand te komen in bestaand bebouwd gebied. Het rijk stimuleert revitalisering, herstructurering en transformatie van wijken. De ruimte die in het bestaande stedelijke gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt. Op deze wijze wordt het draagvlak voor voorzieningen ondersteund. Het realiseren van nieuwe (senioren)woningen met bijbehorende voorzieningen en een kleinschalige commerciële ruimte past binnen het rijksbeleid om de leefbaarheid van de stedelijke gebieden te vergroten.
3.2.2 Structuurvisie Randstad 2040 (2008) Op 5 september 2008 heeft het kabinet de structuurvisie Randstad 2040 vastgesteld. Bij de structuurvisie gaat het om een integraal toekomstperspectief dat richting kan geven aan de integrale rijksinzet in de Randstad met oog voor de lange termijn op het gebied van onder meer de wonen, werken, infrastructuur, water, natuur en landschap. De structuurvisie draagt niet alleen bij aan de ambitie een duurzame en concurrerende topregio te ontwikkelen, maar ook aan een 'mooi Nederland'. De lange termijnvisie en de richting die het kabinet (samen met de regio) kiest, focust op fysiek-ruimtelijke onderwerpen, maar beperkt zich niet tot de ruimtelijke ordening alleen. Niet-fysieke onderwerpen die in belangrijke mate bijdragen aan de nagestreefde duurzame en concurrerende Randstad worden geagendeerd in de visie. Het gaat dan bijvoorbeeld om bevordering van de sociale cohesie, vergroting van de arbeidsparticipatie, kennis en innovatie.
Status: definitief 31 maart 2011 10
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
Het bouwplan voor de ontwikkelingslocatie aan de Roos en Beeklaan maakt een herstructurering van bestaand stedelijk gebied mogelijk waarbij seniorenwoningen worden toegevoegd aan de woningvoorraad. Het bouwplan sluit aan bij het bepaalde in de structuurvisie.
3.2.3 Mensen Wensen Wonen (2000) In deze nota heeft het kabinet zijn visie op het wonen in de 21e eeuw verwoord. De nota pleit voor een prominente rol van de burger in het woonbeleid. In de nota zijn kernthema's opgenomen aan de hand waarvan invulling wordt gegeven aan dit nieuwe perspectief, de thema's zijn: meer zeggenschap voor burgers over woning en woonomgeving; kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities; maatwerk in wonen voor mensen die zorg nodig hebben; kwaliteit van wonen in steden vergroten; meer ruimte voor 'groene' woonwensen. De nota beschrijft voorts de omslag die het rijksbeleid voor het wonen doormaakt: van kwantiteit naar kwaliteit, van huisvesten naar wonen, van volkshuisvestings- naar woonbeleid.
3.2.4 Nota Mobiliteit (2006) De Nota Mobiliteit is een uitwerking van de Nota Ruimte en geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Centraal staat dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Het mobiliteitsbeleid heeft ten doel een groeiende verplaatsingsbehoefte te faciliteren door middel van een doelmatig, veilig en duurzaam functionerend verkeers- en vervoerssysteem, dat een essentiële voorwaarde is voor welvaart en welzijn. Vanuit deze doelstelling zijn bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid speerpunten van beleid. Het bouwplan heeft geen grote veranderingen op verkeerstromen en infrastructurele voorzieningen vanaf een regionaal schaalniveau tot gevolg. Binnen het plangebied wordt voldoende parkeercapaciteit (conform het gemeentelijk parkeerbeleid) voor de bewoners uit het plangebied ingeruimd en ook de ontsluiting wordt in het bouwplan geregeld, waardoor de bereikbaar van het plangebied en de directe omgeving niet negatief beïnvloed wordt. Het bouwvoornemen is in lijn met het mobiliteitsbeleid.
3.2.5 Het Nationaal Waterplan (2009) In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen. Bij besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen zullen de wateraspecten een zwaarder belang in de afweging moeten krijgen, dan onder het beleid van de Vierde nota Waterhuishouding het geval was. Dit is noodzakelijk om op de korte of lange termijn te kunnen beschikken over duurzame en klimaatbestendige watersystemen. Het bouwplan is in lijn met het Nationaal Waterplan.
Status: definitief 31 maart 2011 11
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
3.2.6 Kaderrichtlijn Water Deze EU-regelgeving heeft rechtstreekse werking. De Kaderrichtlijn water heeft betrekking op de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater. De Kaderrichtlijn gaat uit van een stroomgebiedbenadering en neemt ecologische waterkwaliteit als invalshoek. De Kaderrichtlijn water stelt (verplichte) doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. In 2009 zijn de stroomgebiedsbeheerplannen vastgesteld.
3.2.7 Rijksbeleid met betrekking tot ecologie In Europa zijn door de Europese Unie richtlijnen opgesteld voor de bescherming van de natuur, de Habitat- en Vogelrichtlijn. Hierin worden regels gesteld voor de bescherming van zowel natuurgebieden als voor bedreigde planten- en diersoorten. Eén van de doelstellingen is het creëren van een Europees netwerk van natuurgebieden, Natura 2000 genaamd. Een vertaling van dit EU-beleid voor soortbescherming naar Nederlands niveau is de Flora- en faunawet. Hierin worden bedreigde inheemse planten- en diersoorten als beschermd aangewezen. Gebiedsbescherming wordt in Nederland geregeld in de Natuurbeschermingswet. Hierin worden waardevolle natuurgebieden als beschermd aangewezen. Ruimtelijke plannen als bestemmings-, bouw- en sloopplannen moeten aan deze wet- en regelgeving voldoen. In hoofdstuk 4 wordt hier nader op ingegaan.
3.3 Provinciaal beleid Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening met de daarbij behorende Invoeringswet in werking getreden. De nieuwe wet voorziet in een nieuw stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten. Hiertoe stelt de provincie een structuurvisie vast. In de structuurvisie legt de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vast en moet zij tevens aangeven hoe zij deze visie denkt te realiseren. De structuurvisie is uitsluitend zelfbindend. Voor de doorwerking van het in de structuurvisie vastgelegde beleid naar de gemeenten toe staan de provincie diverse juridische instrumenten ter beschikking, zoals een provinciale ruimtelijke verordening. De Provinciale Staten van de provincie Noord Holland hebben op 21 juni 2010 de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie vastgesteld.
3.3.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040 en Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (2010) In de Structuurvisie Noord-Holland 2040 zijn de provinciale belangen verwoord die een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Het gaat daarbij met name om het versterken van de ruimtelijke kwaliteit, het bevorderen van duurzaam ruimtegebruik en de klimaatbestendigheid. Met betrekking tot het voorliggende bestemmingsplan is het met name van belang te constateren dat de provincie het behoud en versterking van het karakter van de Noordhollandse dorpen voorstaat. Daarnaast pleit de provincie ten behoud van het open gebied en ter verbetering van de kwaliteit van het leefklimaat om verdichtings- en ontwikkelingskansen in de nabijheid van OV-knooppunten te benutten.
Status: definitief 31 maart 2011 12
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
Afbeelding: uitsnede van de kaart behorend bij de provinciale structuurvisie. Zichtbaar is dat de provincie een verdichting van het gebied rond het station Santpoort-Noord voorstaat. In de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is de doorwerking van deze provinciale belangen naar de gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld. Het betreft regels omtrent de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Onderwerpen zijn onder meer volumineuze detailhandel op bedrijventerreinen, grootschalige (perifere) detailhandel, locaties voor bedrijventerreinen en kantoorlocaties binnen bestaand bebouwd gebied, het bouwen van woningen of bedrijventerrein in landelijk gebied, “groene ruimten” zoals nationale landschappen en Rijksbufferzones en “blauwe ruimten” zoals waterkeringen en energie (zoals de bouw van windmolens).
Status: definitief 31 maart 2011 13
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
Afbeelding: uitsnede van de kaart behorende bij de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. Ten westen van de ontwikkelingslocatie is het duingebied aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. De ontwikkelingslocatie zelf behoort tot het 'Bestaand Bebouwd Gebied' (BBG), waarbij gestreefd wordt naar intensivering van het ruimtegebruik. Het bouwplan impliceert de realisatie van seniorenwoningen en past derhalve binnen het beleid van de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie.
3.3.2 Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan (2007) In het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan wordt ingezet op een betrouwbare reistijd. In de provinciale aanpak staat centraal dat de bestaande vervoersnetwerken zo goed mogelijk worden benut, zowel afzonderlijk als in hun samenhang. De reiziger moet het gemakkelijk worden gemaakt om de voor hem beste combinatie van vervoersopties te gebruiken. Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen dient duidelijk te worden gemaakt hoe de bereikbaarheid wordt vormgegeven. De bereikbaarheid moet gegarandeerd zijn alvorens tot ontwikkeling kan worden overgegaan.
3.3.3 Provinciaal Waterplan 2010-2015 (2009) Provinciale Staten hebben op 16 november 2009 het provinciaal Waterplan 2010-2015 vastgesteld. Het waterplan is het strategische plan van de provincie op het gebied van water en geeft duidelijkheid over de provinciale waterdoelen tot 2040 en de daaraan gekoppelde acties tot 2015. Het plan is zelfbindend voor de provincie en bevat het beleid voor de periode 2010-2015. De insteek van het plan is om extra aandacht te besteden aan de economische kant van het water. Het water kan de regio ruimtelijk en economisch versterken. Ook wordt in het plan aandacht geschonken aan de bescherming tegen water. De provincie heeft de ruimtelijke opgaven uit het Waterplan integraal afgewogen bij de vaststelling van de structuurvisie.
Status: definitief 31 maart 2011 14
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
Het ontwikkelingsplan voor het gebied aan de Roos en Beeklaan is in lijn met het provinciale Waterplan.
3.4 Gemeentelijk beleid 3.4.1 Structuurvisie (2005) De Structuurvisie Velsen 2015, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 december 2005, heeft als doel een actueel en samenhangend kader te scheppen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente tot aan 2015. Het is een ruimtelijke vertaling en een verdere uitwerking van de toekomstvisie 2010. Het programma dient te leiden tot een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en de leefkwaliteit. De visie spitst zich toe op de vraag waar de verdere verstedelijking van Velsen plaats kan vinden en hoe dit moet gebeuren. Zowel bij de uitleggebieden als bij de herstructurering van bestaande gebieden geldt dat de wezenlijke kwaliteiten en de leefbaarheid niet aangetast mogen worden. Gesteld wordt dat op ruimtelijk vlak veel waarde wordt gehecht aan het behoud van de afzonderlijke kernen en de diversiteit aan identiteiten. Van belang is tevens dat, met het oog op de toenemende individualisering en vergrijzing, de toegankelijkheid van voorzieningen laagdrempelig is en dat voorzieningen zoveel mogelijk geclusterd in elke kern aanwezig zijn. De belangrijkste ruimtevraag voor de gemeente Velsen ligt op het gebied van wonen. Om aan de huidige en toekomstige woningvraag te voldoen moet de samenstelling van de voorraad drastisch worden gewijzigd en dient er tevens een kwantitatieve toevoeging plaats te vinden. De ruimte hiervoor is zeer beperkt. Uitleggebieden zijn er nauwelijks. In de Structuurvisie Velsen 2015 worden per kern de visie en ontwikkelingsmogelijkheden geschetst. Met betrekking tot Santpoort-Noord worden de 'inprikkende' groene wiggen aan de westkant van het dorp als sterke kwaliteit benoemd. Zij versterken de relatie van het dorp met het westelijk gelegen natuurgebied. Als aandachtpunt wordt gewezen op het tekort aan ouderenwoningen en ouderenhuisvesting in de vorm van een woonzorgcentrum binnen de kern. In de structuurvisie is het gebied van het voormalige IJmond-MTS in geval van herstructurering aangewezen als geschikte locatie voor een woonzorgcentrum en voor ouderenwoningen. Met het doorlopen van de planologische afwijkingsprocedure op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt herstructuring van het terrein van de voormalige IJmondMTS mogelijk gemaakt. Op basis van het bouwplan zullen 111 (ouderen)woningen worden gerealiseerd met daarbij behorende kleinschalige voorzieningen.
3.4.2 Woonvisie (2004) Op 16 december 2004 heet de gemeenteraad van de gemeente Velsen de Woonvisie 2015 vastgesteld. In deze visie is aangegeven welke resultaten de gemeente op het gebied van wonen wil bereiken in de periode van 2005 tot 2015. In de Woonvisie 2015 zijn verschillende doelstellingen geformuleerd. Deze doelstellingen hebben hoofdzakelijk betrekking op het streven naar meer differentiatie in de woningvoorraad. Per kern en wijk zal maatwerk moeten worden geleverd welke passend is bij onder meer de omgevingsfactoren en de woningbehoefte.
Status: definitief 31 maart 2011 15
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
Dit streven naar differentiatie van de woningvoorraad is mede ingegeven door de demografische ontwikkeling die de gemeente doormaakt: de gemeente zal in de betreffende periode worden geconfronteerd met een vergrijzing van de bevolking. Op dit moment beschikt de gemeente over onvoldoende geschikte woningen voor ouderen. Een door de gemeente opgestelde berekening wijst uit dat het tekort aan ouderenwoningen tussen de 2.161 en 2.935 woningen zal bedragen. De intentie van de gemeente is om binnen de tijdshorizon van de woonvisie vijftig procent van dit tekort weg te werken. Naast het realiseren van nieuwe woningen dienen bestaande woningen en complexen te worden aangepast teneinde deze doelstelling te halen. Bij het realiseren van een gebalanceerde woningvoorraad dient aandacht te worden geschonken aan de relatie tussen de woningen en de woonomgeving. Alleen op deze wijze kan volgens de gemeente een kwalitatief goed woonklimaat ontstaan. Hierbij is het tevens van belang dat zoveel mogelijk wordt voldaan aan de woonwensen en kwaliteitseisen van de Velsense bevolking. Met het doorlopen van een planologische afwijkingsprocedure ten behoeve van het bouwplan aan de Roos en Beeklaan wordt de realisatie van 111 ouderenwoningen (doelgroep 55+) met bijbehorende kleinschalige voorzieningen mogelijk gemaakt. Van deze woningen zal 15% uit sociale huurwoningen bestaan. Hiermee wordt in potentie tegemoet gekomen aan het streven om meer ouderenwoningen aan de woningvoorraad toe te voegen. Ten behoeve van deze toegestane woningen biedt het bouwplan, conform gemeentelijk beleid, voldoende parkeercapaciteit.
3.4.3 Archeologie en Monumentenbeleid (2005) Op 3 februari 2005 heeft de gemeenteraad de beleidsnota Monumentenzorg Velsen vastgesteld. De beleidsnota geeft de visie van de gemeente op de monumentenzorg weer. Leidraad hierbij is een zorgvuldig beheer en weloverwogen behoud van het architectonisch en cultuurhistorisch erfgoed, in samenspel met rijk, provincie en particulieren. Het gaat nadrukkelijk om cultuurhistorisch en/of architectuurhistorisch waardevolle objecten, cultuurhistorisch groen en objecten en structuren van historisch-geografische betekenis en bebouwingsstructuren. In verband met het voeren van het integraal gemeentelijk beleid is het van belang dat er een goede afstemming plaatsvindt tussen diverse gemeentelijk disciplines. Cultuurhistorie wordt als vast onderdeel betrokken bij planontwikkelingen en – uitvoering. In paragraaf 4.9 wordt specifiek ingegaan op de cultuurhistorische aspecten van de ontwikkelingslocatie.
3.4.4 Verkeersbeleid (2005) In het Lokaal Verkeer- en Vervoersplan 2004 (LVVP), door de gemeenteraad vastgesteld in mei 2004, zijn de beleidshoofdlijnen op het gebied van verkeer en vervoer voor de gemeente Velsen vastgelegd. Knelpunten en mogelijke oplossingen worden besproken. Doelstelling van het LVVP is het vergroten van de verkeersveiligheid, de leefbaarheid en de bereikbaarheid. Voldoende parkeergelegenheid voegt extra kwaliteit toe aan de woning. Hiertoe heeft de gemeente parkeernormen vastgesteld. Deze parkeernormen vormen een leidraad voor het aantal parkeerplaatsen dat in Velsen gerealiseerd dient te worden bij nieuwbouwprojecten (zie paragraaf 3.4.5).
Status: definitief 31 maart 2011 16
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
In het LVVP is ten aanzien van parkeren als uitgangspunt vermeld dat een bouwplan dient te voorzien in de eigen parkeerbehoefte. Dit houdt in dat de parkeervraag die een project genereert binnen de grenzen van het project moet worden ingelost. In bepaalde situaties zal er restcapaciteit in de openbare ruimte aanwezig zijn die onder voorwaarden ten dienst kan komen van het desbetreffende project. Hierbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat de restcapaciteit in de toekomst ook nodig kan zijn voor de groei van de bestaande parkeerdruk en dat ook andere functies aanspraak kunnen maken op de restcapaciteit.
3.4.5 Parkeernormen Gemeente Velsen (2009) Op 17 december 2009 zijn door de gemeenteraad parkeernormen vastgesteld. De parkeernormen hebben tot doel om de parkeerproblematiek in de gemeente te minimaliseren. Met de parkeernormen wordt bepaald hoeveel parkeerplaatsen bij een ontwikkeling en per functie moeten worden gerealiseerd. Door deze parkeerbehoefte in normen vast te leggen wordt bewerkstelligd dat de gemeente qua parkeren eenduidig omgaat met bouwinitatieven, op een wijze die ook voor derden transparatn is. Bij het bepalen van de parkeernormen maakt de gemeente onderscheid in centrumgebieden en overige gebieden. Doordat in centrumgebieden een groter deel van de verkeersbewegingen met de fiets, het openbaar vervoer of te voet wordt afgelegd, gelden ter plaatse van centrumgebieden lagere parkeernormen. Tevens wordt onderscheid gemaakt naar woningtype: een klein appartement genereert een andere parkeerbehoefte dan een eengezinswoning. De ontwikkelingen die op basis van de planologische afwijkingsprocedure binnen de ontwikkelingslocatie aan de Roos en Beeklaan worden mogelijk gemaakt behelzen voornamelijk de realisatie van seniorenwoningen met daarbij enkele kleinschalige voorzieningen. In de parkeernormen van de gemeente Velsen wordt de seniorenwoning als apart woningtype behandeld. Voor dergelijke woningen geldt een parkeernorm van 1,3 parkeerplaats per seniorenwoning. In het bouwplan voor de Roos en Beeklaan wordt aangesloten bij de parkeernormen zoals deze door de gemeente zijn voorgeschreven. Binnen de ontwikkelingslocatie wordt een parkeercapaciteit toegestaan die toereikend is voor de ter plaatse beoogde functies. Het bouwplan dat centraal staat in deze onderbouwing gaat uit van een gebouwde parkeervoorziening op beganegrondniveau en van parkeren in de openbare ruimte langs bestaande straten.
3.4.6 Milieubeleidsplan 2008-2012 (2007) Op 30 november 2007 is door de gemeenteraad van de gemeente Velsen het Milieubeleidsplan 2008-2012 vastgesteld. In dit beleidsplan, hetgeen is opgesteld in samenwerking met de Milieudienst IJmond, is het gemeentelijk milieubeleid verwoord en vertaald in concrete doelstellingen. Het milieubeleidsplan vormt een koppeling met overige beleids- en werkterreinen en is een spil in de samenwerking op milieugebied met andere IJmond-gemeenten. Tevens vormt het plan het uitvoeringskader van de Milieudient IJmond en maakt het aan externe partijen duidelijk wat van de gemeente Velsen op het gebied van milieubeleid kan worden verwacht. In het milieubeleidsplan wordt de milieudruk in de gemeente Velsen, als gevolg van een toename van het aantal inwoners, woningen, bedrijven en verkeersbewegingen, als groot getypeerd. Vanuit dit perspectief geldt als belangrijk uitgangspunt van het gemeentelijk beleid om de leefomgeving binnen het spanningsveld van wonen en werken op voldoende niveau te houden en waar mogelijk te verbeteren. Het milieubeleid is in het document toegespitst op twee thema's, namelijk het bevorderen van duurzame ontwikkeling (zie paragraaf 4.12) en het versterken van de leefomgevingskwaliteit.
Status: definitief 31 maart 2011 17
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
3.4.7 Groen- en waterbeleid De gemeenteraad van de gemeente Velsen heeft in 2009 het groenbeleidsplan 'Ruimte voor Groen' vastgesteld. Het doel van dit plan is om richting te geven aan de ontwikkeling en het beheer van het openbaar groen in de komende 10 tot 15 jaar. In het plan is verwoord dat de gemeente streeft naar behoud en versterking van bestaande groenstructuren. De intentie is daarbij om de kwaliteit van het groen te verbeteren. De ontwikkelingslocatie aan de Roos en Beeklaan betreft een voormalige schoollocatie; het terrein is hoofdzakelijk verhard. Het doorlopen van een planologische afwijkingsprocedure voor het gebied aan de Roos en Beeklaan maakt herstructurering van deze locatie mogelijk door nieuwe woningen toe te staan. Ook in de nieuwe situatie zal er sprake zijn van een grotendeels verhard terrein, waarbij de gronden aan de rand van en tussen de bouwblokken van een groene inrichting worden voorzien.
3.4.8 Maatschappelijk beleid De gemeente hecht erg aan een sterke sociale infrastructuur in de gehele gemeente, met sociale cohesie, maatschappelijke participatie en integratie voor alle burgers (jong en oud) als kernbegrippen. Een goede paraplu daarvoor is onder meer het WMO-beleid, verwoord in het huidige WMObeleidsplan 2008-2011. Vanuit dat beleid wordt het maatschappelijk middenveld, de in Velsen actieve organisaties voor zorg, welzijn, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening, gefaciliteerd en aangestuurd. Via de wijkgerichte dienstverlening en burgerparticipatie en de prestatie afspraken met de woningbouwcorporaties krijgt dit een nadere invulling. Onze inspanningen zijn er dus op gericht dat de burgers zelfstandig (al dan niet met ondersteuning) veilig in de eigen omgeving kunnen blijven wonen.
Status: definitief 31 maart 2011 18
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden In dit hoofdstuk worden de relevante milieuaspecten aan de orde gesteld. Hierbij dienen aan de orde te komen het wegverkeerslawaai, geluidszones, bedrijvigheid, bodem, vervoer gevaarlijke stoffen, archeologie, de flora en de veiligheid. Ook andere, sectorale, aspecten die mogelijk beperkingen kunnen opleveren voor de uitvoering en toepasbaarheid van de planologische afwijkingsprocedure worden in dit hoofdstuk behandeld.
4.1 Bedrijven en milieuhinder Een goede ruimtelijke ontwikkeling streeft naar het bevorderen van een duurzame ruimtelijke kwaliteit in een dynamische samenleving. Het is helder dat duurzame ruimtelijke kwaliteit mede richting en inhoud geeft aan het criterium ‘een goede ruimtelijke ordening’. Een goede ruimtelijke ordening houdt ook in het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ (editie 2009), een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand bedrijven gesitueerd worden. In de publicatie zijn adviesafstanden die gemotiveerd kunnen worden toegepast bij ruimtelijke ordening. De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. Het is mogelijk om door middel van maatregelen overlast te beperken en daardoor af te wijken van de afstanden. In dit geval zal aangetoond moeten worden welke maatregelen worden genomen om de overlast te beperken. Aan de hand hiervan kan dan gemotiveerd worden afgeweken van de standaard adviesafstanden. Voor de realisatie van nieuwe ontwikkelingen zal getoetst worden aan de richtafstand uit de publicatie Bedrijven en Milieuzonering. Er zijn met betrekking tot de ontwikkelingslocatie geen belemmerende randvoorwaarden met betrekking tot de milieurechten van bedrijven in de omgeving. In de omgeving zijn geen bedrijven gevestigd met een milieuvergunning of waarvoor bijzondere verplichtingen gelden volgens het bepaalde in het activiteitenbesluit.
4.2 Externe Veiligheid Inrichtingen met gevaarlijke stoffen Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (27 oktober 2004) legt veiligheidsnormen op aan inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd of opgeslagen (waaronder LPGtankstations) en die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. In het besluit is onderscheid gemaakt in een plaatsgebonden risico en een groepsgebonden risico. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden vastgesteld waarvan niet mag worden afgeweken. Dit houdt in dat voor bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd en/of opgeslagen moet worden berekend waar de risicocontouren lopen. Voor het plaatsgebonden risico is de contour 10-6 (kans van 1 op 1 miljoen) per jaar vastgesteld als grenswaarde. Nieuwe gevoelige functies, zoals woningen, mogen uitsluitend buiten deze risicocontour worden gebouwd. Ten behoeve van de risico’s aangaande externe veiligheid is een onderzoek (d.d. 30 november 2010) uitgevoerd.
Status: definitief 31 maart 2011 19
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
Uit het onderzoek blijkt dat de ontwikkelingslocatie niet ligt in de nabijheid van een inrichting of binnen een risicocontour van een inrichting waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd of opgeslagen. De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico en de oriënterende waarde voor het groepsrisico worden binnen het projectgebied niet overschreden. Transport Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het water en het spoor is de Circulaire Risiconormering Vervoer gevaarlijke stoffen (1984) kader. In de circulaire is voor het plaatsgebonden risico de grenswaarde bepaald op 10-6. Voor groepsrisico is bepaald dat binnen een zone van 200 meter rond de route beperkingen ten aanzien van functies kunnen optreden. De ontwikkelingslocatie valt niet binnen een zone van een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Nader onderzoek naar externe veiligheid met betrekking tot transport van gevaarlijke stoffen is daarom niet nodig.
4.3 Luchtkwaliteit Wet luchtkwaliteit Voor luchtkwaliteit is titel 5.2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), beter bekend als de Wet luchtkwaliteit kader. In de Wet milieubeheer is indirect een koppeling gelegd met ruimtelijke plannen. Deze koppeling houdt in dat bij het voorbereiden van ruimtelijke plannen moet worden onderzocht of het plan ertoe leidt dat grenswaarden voor de luchtkwaliteit worden overschreden of, wanneer deze al worden overschreden, het plan leidt tot een verdere overschrijding. Het effect van het plan op de luchtkwaliteit hangt direct samen met de potentiële verkeersaantrekkende werking van het plan ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Het bouwplan maakt ontwikkelingen mogelijk die een toename van het aantal verkeersbewegingen zal veroorzaken. Ten behoeve van het bepalen van de invloed op de luchtkwaliteit is een onderzoek uitgevoerd (d.d. 30 november 2010). Op de omliggende wegen van het plangebied wordt momenteel ruimschoots voldaan aan de toepasselijke grenswaarden van de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit zal de komende jaren door het treffen van diverse maatregelen (actieplan luchtkwaliteit) verder verbeteren. In het onderzoek wordt vermeld dat een nieuwbouwprogramma van 1.500 woningen op één ontsluitingsweg op grond van de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate’ (Besluit NIBM) niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging en niet hoeft te worden getoetst aan de grenswaarden. Het programma dat op basis van het bouwplan wordt gerealiseerd is aanmerkelijk kleinschaliger dan de realisatie van 1.500 woningen. Het bouwplan voor de ontwikkelingslocatie aan de Roos en Beeklaan behelst de realisatie van 111 woningen met bijbehorende voorzieningen. De ontwikkelingen die op basis van de planologische afwijkingsprocedure worden toegestaan zijn daarom te kwalificeren als ‘niet in betekenende mate’. Het voorgaande in ogenschouw nemende en gezien het toegestane programma binnen de ontwikkelingslocatie is het aannemelijk dat het plan niet leidt tot overschrijding van de wettelijke grenswaarden. Daarom kan gesteld worden dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het betreffende bouwplan.
Status: definitief 31 maart 2011 20
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
Besluit gevoelige bestemmingen Sinds 15 januari 2009 is de AMvB gevoelige bestemmingen van kracht. Op grond van dit besluit is het niet toegestaan om kwetsbare functies, bijvoorbeeld scholen, te realiseren op minder dan 100 meter van een rijksweg en op minder dan 50 meter van een provinciale weg, als ter plaatse de grenswaarden voor stikstofoxide en fijnstof worden overschreden. Binnen het onderhavige ontwikkelingslocatie worden geen nieuwe gevoelige bestemmingen gerealiseerd die binnen de invloedssfeer van snelwegen en/of provinciale wegen liggen. Het besluit is derhalve niet van toepassing op. Het bouwplan is in lijn met het Besluit gevoelige bestemmingen.
4.4 Geluid Met toepassing van de planologische afwijkingsprocedure wordt binnen de ontwikkelingslocatie aan de Roos en Beeklaan de realisatie van nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Dit zijn geluidgevoelige functies in de zin van de Wet geluidhinder. In de Wet geluidhinder is bepaald dat voorzover deze nieuwe geluidsgevoelige functies zijn geprojecteerd binnen bij deze wet vastgestelde geluidzones, behorend bij industrieterreinen en rij- en spoorwegen, akoestisch onderzoek moet worden verricht. Met een dergelijk onderzoek wordt vastgesteld wat de geluidbelasting op de gevel van deze geluidgevoelige functies is als gevolg van de genoemde geluidbronnen. Het plangebied is gelegen in de nabijheid van verschillende verkeerswegen en spoorwegtrajecten, welke conform de Wet geluidhinder van een geluidzone voorzien zijn. In onderstaande tekst worden de geluidbronnen en hun invloed op de in het bouwplan voor de Roos en Beeklaan opgenomen ontwikkelingen toegelicht. Wegverkeer Op grond van de Wet geluidhinder geldt voor wegen met een maximum snelheid van 50 km/u of meer en die bestaan uit 2 rijstroken, een geluidzone van 200 meter wanneer deze weg zich in stedelijk gebied bevindt. Binnen deze geluidzones gelden normen ten aanzien van het wegverkeerslawaai en is akoestisch onderzoek verplicht. De ontwikkelingslocatie ligt binnen de geluidzone van de Santpoortse Dreef. Uit akoestisch onderzoek (d.d. 29 oktober 2010) blijkt dat de vastgestelde voorkeursgrenswaarde conform de Wet geluidhinder van 48 dB op de gevel van woningen niet wordt overschreden. In het onderzoek is tevens de geluidwaarde op de grenzen van de ontwikkelingslocatie bepaald en ook hier blijkt de hoogste geluidwaarde met 41,9 dB ruimschoots onder de voorkeursgrenswaarde te liggen. Het bouwplan kan vanuit het kader van de Wet geluidhinder worden uitgevoerd. Railverkeer Op grond van hoofdstuk VII 'Zones langs spoorwegen' van de Wet geluidhinder en hoofdstuk 4 van het Besluit Geluidhinder is een zonering met betrekking tot geluidhinder langs spoorwegen ingesteld, waarbij eveneens het daarbij behorende normenstelstel is geregeld. Bij railverkeer is de breedte van de zone onder andere afhankelijk van het aantal sporen en de verkeersintensiteit. In de Regeling Zonekaart Spoorwegen is per spoortraject de zonebreedte vastgesteld. Deze zone varieert van 100 meter tot maximaal 1.300 meter. De voorkeursgrenswaarde met betrekking tot de geluidbelasting door railverkeer bedraagt voor woningen 55 dB. De maximale grenswaarde die voor spoorweglawaai verleend kan worden is 68 dB.
Status: definitief 31 maart 2011 21
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
Het plangebied van bestemmingsplan Roos en Beeklaan ligt in de nabijheid van drie spoortrajecten, namelijk de trajectnummers 420, 422 en 440. De eerste twee trajecten maken deel uit van de spoorverbinding tussen Haarlem en Uitgeest, waarvoor in de Regeling Zonekaart Spoorwegen een geluidzone wordt aangehouden van 300 meter gerekend vanaf de buitenste spoorstaaf. Het plangebied van het bestemmingsplan valt binnen deze zone, waardoor akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Het spoortraject 440 betreft de oude spoorlijn tussen Haarlem en IJmuiden, de zogenaamde 'Vislijn'. Dit traject is sinds december 1999 officieel buiten gebruik gesteld; de wissel die dit traject met de spoorlijn Haarlem-Uitgeest verbindt is verwijderd. Er geldt voor dit traject geen geluidzone meer.
Afbeelding: weergegeven is een uitsnede van de kaart behorend bij de Regeling Zonekaart Spoorwegen in de omgeving van het plangebied. Het plangebied bevindt zich op de splitsing van de spoortrajecten 420, 422 en 440. Reeds in het kader van de startnotitie is vastgesteld dat, in verband met de afstand, tussenliggende bebouwing en het gebruik van de spoorwegen uitgegaan moet worden van een geluidbelasting van 50 dB(A). Dit is lager dan de voorkeursgrenswaarde, zodat het vaststellen van hogere waarden niet nodig is.
4.5 Bodem Daar waar nieuwe (bouw-)werkzaamheden worden toegestaan is het noodzakelijk om na te gaan of de bodemkwaliteit toereikend is voor de ter plaatse voorziene functie. Door middel van een verkennend bodemonderzoek dient aangetoond te worden of eventuele verontreinigingen in de grond op de locatie niet tot gebruiksbeperkingen leiden en of er verhoogde concentraties verontreinigende stoffen aanwezig zijn in het grondwater. Met de planologische afwijkingsprocedure ten behoeve van het bouwplan aan de Roos en Beeklaan wordt de ontwikkeling van een woonzorgcomplex bestaande uit zelfstandige woningen en enkele aanvullende voorzieningen toegestaan. In dit kader is door milieutechnisch onderzoeksbureau De Vries en Van der Wiel B.V. zowel een verkennend als een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd.
Status: definitief 31 maart 2011 22
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
Het verkennend bodemonderzoeksrapport (d.d. 10 april 2003) is opgesteld naar aanleiding van het voornemen om een sloop- en nieuwbouwproject te realiseren ter plaatse van het huidige plangebied van bestemmingsplan Roos en Beeklaan. Uit het onderzoek blijkt dat de ondergrond en het grondwater niet verontreinigd zijn en dat zich geen asbestverdachte materialen in de bodem bevinden. De bovengrond is plaatselijk licht puinhoudend en is licht verontreinigd met minerale olie en PAK. Op het westelijk deel van de onderzoekslocatie is in de bodemlaag tot 0,3 meter onder maaiveldniveau een sterke verontreiniging van PAK aangetroffen, hetgeen aanleiding is geweest om een aanvullend bodemonderzoek uit te voeren. In dit aanvullende bodemonderzoek, gebaseerd op de Grondwaterkaart van Nederland van de Dienst Grondwaterverkenning TNO, is aangetoond dat er geen sprake is van een 'geval van ernstige bodemverontreiniging' conform de Wet bodembescherming en dat er geen saneringsverplichting geldt. De omvang van de sterke verontreiniging met PAK betreft circa 18 m3 met een oppervlakte van 60 m2. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat zich geen humane en/of ecologische risico's voordoen of dat er een risico op verspreiding bestaat. Op grond van aanvullend historisch bodemonderzoek d.d. 8 september 2010 is geconcludeerd dat de bodem weliswaar verontreinigd is en dat deze verontreiniging dient te worden verwijderd, maar dat dit geen belemmering is voor de herontwikkeling. In de exploitatieopzet is rekening gehouden met de kosten die samenhangen met de verwijdering van de bodemverontreiniging. Conclusie Op basis van de uitgevoerde onderzoeken kan worden geconcludeerd dat de aangetroffen bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de in het bouwplan Roos en Beeklaan opgenomen ontwikkelingen.
4.6 Ecologie Op grond van de Flora en Faunawet (2002) is het verboden beschermde planten te vernielen of te beschadigen, beschermde dieren te verstoren, verwonden of te doden. Daarnaast is het verboden rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten te beschadigen, weg te nemen of te vernielen. De ontwikkelingslocatie is grotendeels verhard terrein. Om deze reden wordt geen beschermde flora en fauna verwacht. Nader flora- en faunaonderzoek is daarom, zoals eveneens is bepaald in het op 1 juli 2010 vastgestelde startdocument, niet noodzakelijk. In verband met de aanwezigheid van eventuele verblijfplaatsen van vleermuizen in de te slopen school is een onderzoek (d.d. 7 december 2010) naar de aanwezigheid van vleermuizen uitgevoerd. In hetzelfde onderzoek is ook onderzocht wat de effecten van de herontwikkeling op eventueel aanwezige vleermuizen zullen zijn en of in dezen een ontheffing van de Flora- en faunawet noodzakelijk is. In het onderzoek, dat is uitgevoerd conform het Vleermuisprotocol, wordt geconstateerd dat er binnen de ontwikkelingslocatie geen verblijfplaatsen van vleermuizen voorkomen. Wel zijn enkele fouragerende vleermuizen waargenomen. Het effect van het bouwplan op de vliegroutes en de populatie van vleermuizen wordt nihil geacht gezien de aanwezigheid van andere geschikte fourageergebieden in de omgeving van het ontwikkelingsgebied. In een bomeninventarisatie van 26 november 2010 is aangegeven dat de aanwezige bomen geen holten bevatten die geschikt zijn voor winter-, paar- of kraamverblijfplaatsen van vleermuizen. In de bomen zijn ook geen andere beschermde flora en fauna te verwachten. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat een ontheffing van de Floraen faunawet is daarom niet nodig. Om niet in strijd te handelen met de Flora- en faunawet dient het eventueel verwijderen van vegetatie (bomen/struikgewas) buiten de vogelbroedtijd (15 maart – 15 juli) plaats te vinden. Status: definitief 31 maart 2011 23
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
4.7 Verkeer en vervoer Infrastructuur De herontwikkeling van het gebied kan gevolgen hebben voor de verkeersstromen van en naar de ontwikkelingslocatie. Met de planologische afwijkingsprocedure ten behoeve van het bouwplan wordt herstructurering van het gebied in de vorm van de realisatie van 111 woningen mogelijk. De gebruikers en bewoners van deze woningen met bijbehorende voorzieningen zullen een bepaalde verkeersvraag genereren, welke afwijkt van de verkeersvraag van de momenteel toegestane functies. Daarbij wordt de bestaande infrastructuur conserverend in het bestemmingsplan opgenomen. De in- en uitrit van de in het bouwplan opgenomen stallingsgarage is voorzien aan de Biallosterskilaan. De ontwikkellocatie bevindt zich in een rustige woonomgeving met een naoorlogse wegenstructuur die van oorsprong is ingericht en gedimensioneerd als 50-kilometerwegen. Overeenkomstig de landelijke ontwikkeling is voor de wegen een 30-kilometer regime ingesteld, maar de inrichting en dimensionering van de wegen is gelijk gebleven. Het bouwplan leidt weliswaar tot 111 nieuwe woningen, maar daarvoor verdwijnt een schoolgebouw met bovenlokale betekenis, zodat de (eventuele) verkeerstoename vanwege het plan geringer is. Gezien de lage verkeersintensiteiten in de omgeving en de bestaande weginrichting/dimensionering is er geen aanleiding te verwachten dat de goede afwikkeling van het verkeer daarop in het gedrang zal komen. Parkeren Binnen de ontwikkelingslocatie zijn ten behoeve van de bewoners en gebruikers van het terrein parkeervoorzieningen voorzien. Deze parkeervoorzieningen worden grotendeels ondergebracht in een stallingsgarage op begane grond niveau. Dit is in overeenstemming met het beleid van de gemeente om de parkeervraag als gevolg van nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk binnen het projectgebied op te lossen (zie LVVP). Aanvullend worden er langs de bestaande straten parkeerplaatsen aangelegd. De opgenomen parkeercapaciteit is afgestemd op de gemeentelijke parkeernormen zoals zij zijn vastgesteld in het beleidsdocument Parkeernormen Gemeente Velsen 2009 (zie paragraaf 3.4.5). Daaruit volgt dat per woning gemiddeld 1,3 parkeerplaats wordt gerealiseerd.
Status: definitief 31 maart 2011 24
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
4.8 Kabels en leidingen Ten noorden van de ontwikkelingslocatie aan de Roos en Beeklaan bevindt zich volgens de Risicokaart van de provincie Noord-Holland een gasleiding. Het betreft hier een gasleiding met een maximale werkdruk van 66,2 bar en een uitwendige diameter van 36 inch.
Afbeelding: uitsnede van de Risicokaart van de provincie Noord-Holland. Weergegeven is de gasleiding ten noorden van de ontwikkelingslocatie. Voor de gasleiding is de circulaire 'Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen 1984' van toepassing. Volgens deze circulaire moet, gezien de diameter en de druk van de betreffende leiding, rekening worden gehouden met een zogenaamde toetsingsafstand van 115 meter. Dit is de afstand tot de leiding waarbinnen de aard van de omgeving moet worden nagegaan. De ontwikkelingslocatie aan de Roos en Beeklaan ligt ruim buiten deze toetsingsafstand. Door de voorgenomen ontwikkeling zullen ’s nachts meer mensen aanwezig zijn binnen het projectgebied, waardoor een toename van het groepsrisico te verwachten valt. De ruime afstand (350m) van het projectgebied tot de leiding benadert de echter de 1% letaliteitsgrens (430m), waardoor de toename op het groepsrisico in dezen marginaal zal zijn. De ligging van kabels en leidingen in de omgeving van het projectgebied vormt juridisch planologisch gezien geen belemmering voor de uitvoering van het bouwplan.
4.9 Archeologie en cultuurhistorie Met de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is het verplicht voor alle (op)nieuw vast te stellen ruimtelijke plannen om het archeologisch belang een volwaardige plaats toe te kennen. De wet vraagt de gemeenten om in de voorbereidingsfase van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling inventariserend archeologisch onderzoek te laten uitvoeren. Met toepassing van de planologische afwijkingsprocedure worden ontwikkelingen mogelijk gemaakt die grondroerende werkzaamheden tot gevolg hebben. Onderzoek naar archeologische waarden is derhalve nodig.
Status: definitief 31 maart 2011 25
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
De provincie Noord-Holland heeft in het kader van de Provinciale Cultuurnota Noord-Holland 2001-2004 de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Holland ontwikkeld. Naast bescherming van objecten richt de provincie zich op de bescherming en ontwikkeling van structuren en ensembles op grotere schaal, zoals bijzondere landschapstypen, waterstaatswerken, defensielinies, etc. De Cultuurhistorische waardenkaart geeft een overzicht van de (inter)nationale, regionale en lokale cultuurhistorische waarden. De kaart dient als basis bij de toetsing van gemeentelijke plannen op het gebied van cultuurhistorie. De ontwikkelingslocatie is aan de hand van de Cultuurhistorische Waardenkaart getoetst op de aanwezigheid van rijksmonumenten, bouwkundig waardevolle elementen, historisch geografisch en archeologisch waardevolle elementen. Het projectgebied wordt, evenals het overgrote deel van Santpoort-Noord, op de kaart aangeduid als archeologisch vlak van waarde. Tevens is een archeologisch onderzoek (d.d 23 september 2010) uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Dit onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek. Uit het onderzoek blijkt dat onder het grootste deel van het plangebied onder het recente antropogene pakket een akkerlaag is waargenomen tussen circa 0,7-1,0 m beneden maaiveld. Dit betreft vermoedelijk een of meerdere akkerlagen uit de late ijzertijd. Ter plaatse van de huidige bebouwing zal dit niveau grotendeels verloren zijn gegaan, aangezien de funderingsdiepte van de huidige bebouwing circa 1,0 m beneden maaiveld reikt. Onder het recente antropogene pakket van 40-70 cm is een intacte stratigrafie aangetroffen. Wanneer de geplande graafwerkzaamheden dieper reiken dan 30 cm beneden maaiveld, kunnen eventueel aanwezige archeologische resten verloren gaan. De huidige bebouwing is niet onderkelderd. Wel is een kruipruimte aanwezig van circa 1,0 m beneden maaiveld. De mogelijke akkerlaag bevindt zich rond de 1,0 m beneden maaiveld. Oudere archeologische niveaus en diepere grondsporen kunnen onder de bebouwing nog intact aanwezig zijn. De conclusie van het onderzoek betreft dat de zeer lage verwachting voor bewoningssporen uit het laat-paleolithicum – neolithicum uit het bureauonderzoek gehandhaafd blijft. Tevens blijft de middelhoge archeologische verwachting voor nederzettingssporen uit de bronstijd gehandhaafd. Ook de hoge verwachting voor nederzettingssporen en sporen van agrarische activiteit voor de ijzertijd blijft gehandhaafd evenals de lage verwachting voor de Romeinse tijd tot en met de nieuwe tijd. In het onderzoek is aangegeven dat de gemeente als bevoegd gezag naar aanleiding van de resultaten kan besluiten tot het uitvoeren van een vervolgonderzoek. Door de gemeente is aangegeven dat zij het besluit tot het eventueel uitvoeren van een vervolgonderzoek door de aanvrager van de benodigde omgevingsvergunning zal nemen tijdens de behandeling van de omgevingsvergunningaanvraag.
4.10 Luchthavenindelingsbesluit (LIB) Vanaf 2003 is de Wet Luchtvaart van kracht. Deze wet heeft betrekking op milieu- en veiligheidsregels voor Schiphol. Deze regels zijn vastgelegd in twee uitvoeringsbesluiten, behorend bij de in 2001 goedgekeurde Schipholwet: het luchthavenindelingsbesluit en luchthavenverkeersbesluit. Het luchthavenverkeersbesluit is gericht op de beheersing van de milieubelasting door het luchthavenluchtverkeer rondom Schiphol. Het luchthavenindelingsbesluit bevat (ruimtelijke) regels voor de omgeving ten behoeve van het functioneren van Schiphol. Voor bepaalde gebieden rondom Schiphol is een “beperkingengebied” aangewezen. Binnen dat gebied gelden beperkingen ten aanzien van: a. maximale bouwhoogten; b. vogelaantrekkende functies; Status: definitief 31 maart 2011 26
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
c. toegestane functies (zoals woningen). Het plangebied van bestemmingsplan Roos en Beeklaan ligt buiten de invloedssfeer van het Luchthavenindelingsbesluit.
4.11 Milieu-effectrapportage (MER) Voor grootschalige ontwikkelingen op het gebied van woningen, bedrijvigheid en infrastructuur geldt het Besluit milieu-effectrapportage 1994. Daarin is aangegeven dat in bepaalde gevallen een milieu-effectrapportage moet worden opgesteld, waarin wordt aangegeven wat de gevolgen zijn van de ontwikkelingen voor het milieu. Het bouwplan aan de Roos en Beeklaan betreft geen ontwikkeling die valt onder het Besluit MER. Een MER.-beoordeling, danwel een MER is daarmee niet aan de orde.
4.12 Duurzaamheid De gemeente Velsen en de Milieudienst IJmond hebben ter ondersteuning en invulling van beleidsdoelstellingen op het gebied van duurzaamheid een lokaal beleid geformuleerd in “Kwaliteit en duurzaam bouwen” en in het Milieubeleidsplan 2008-2012. De gemeente Velsen streeft hierbij naar de volgende doelstellingen: o
bij ieder bouwplan van 30 woningen of meer, stelt de ontwikkelende partij, in overleg met de milieudienst, een energievisie op stedenbouwkundig niveau op
o
de gemeente werkt alleen met architecten en projectontwikkelaars die aantoonbare ervaring hebben met duurzaam bouwen of de ambitie hebben.
o
voor alle nieuwbouwplannen zijn ambities opgesteld op basis van de tool GPR gebouw.
o
De ambitie van de Milieudienst IJmond is een 7.0 te scoren voor energie en gemiddeld een 7.0 voor de overige thema’s. De gemeente Velsen geeft hiermee invulling aan de onderschreven doelstelling uit het convenant met de VNG en het Rijk (Klimaatakkoord).
o
Bij de duurzaamheidsambities van de gemeente ligt de nadruk op energiebesparing en gezondheid. Dit streven sluit aan bij de actualiteit in de samenleving en Europees en landelijk beleid. Vanuit de Europese gemeenschap heeft de rijksoverheid op grond van de Europese richtlijn Energy Performance of Building Directive (EPBD) beleid en weten regelgeving opgesteld voor het verminderen van de energievraag van gebouwen. In navolging hebben het ministerie van VROM en de provincie Noord-Holland energiebesparing in de gebouwde omgeving als speerpunt in hun beleidsdoelstellingen opgenomen.
o
Bij kansrijke projecten worden projectgebonden ambities geïntroduceerd.
GPR gebouw Om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stimuleren de Milieudienst IJmond en de gemeente het gebruik van GPR Gebouw versie 4.0. GPR Gebouw 4.0 is een relatief eenvoudig instrument waarmee prestaties gemeten kunnen worden, compleet met rapportcijfers van 1 tot 10. Een score van 6.0 is representatief voor het wettelijke niveau van het Bouwbesluit. Dit instrument kijkt naast energie ook naar de thema’s milieu (lucht, geluid), gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. De kosten van het gebruik van GPR Gebouw 4.0 worden gedragen door de Milieudienst IJmond. De GPR-lijst kan online ingevuld worden. Overeenkomstig het beleid van de gemeente is de ambitie van de gemeente een 7.0 te scoren op het thema energie en gemiddeld een 7.0 voor de overige thema’s. Het is van belang om duurzaamheid in een zo vroeg mogelijk stadium van het ontwerpproces mee te nemen.
Status: definitief 31 maart 2011 27
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
Beoordeling bouwplan Roos en Beeklaan De gemeente Velsen heeft een vastgesteld Milieubeleidsplan (zie paragraaf 3.4.6) en een vastgesteld Klimaatbeleid. Het bouwplan moet voldoen aan dit beleid. Omdat met toepassing van de planologische afwijkingsprocedure een ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt waarbij meer dan 30 woningen worden gerealiseerd, moet, zoals bepaald in het Milieubeleidsplan, een energievisie worden opgesteld. Gelet op het voortschrijdende inzicht van de rijksoverheid en van marktpartijen - vastgelegd in het Klimaat- en Lente akkoorddient een ambitieniveau gerealiseerd te worden van minimaal gemiddeld 7.0 op basis van GPR Gebouw 4.0. Achtergrondinformatie Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007-2011 Het Rijk en de gemeenten hebben een klimaatakkoord ondertekend. Hierin staan afspraken over energiebesparing en de overgang naar duurzame energie. De gemeenten onderschrijven de ambities van het kabinet: een reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 30 % in 2020 ten opzichte van 1990, een energiebesparingspercentage van 2% energiebesparing per jaar en een aandeel van 20% duurzame energie in 2020. De ambitie is dat in 2020 de nieuwbouw energieneutraal is en dat het energieverbruik van woningen en gebouwen in 2020 met meer dan 50 % is verlaagd. Om resultaten te boeken en om innovatie te stimuleren wordt de energieprestatie coëfficiënt voor nieuwe woningen in 2011 aangescherpt naar 0,6 en in 2015 naar 0,4. Nu er afspraken zijn gemaakt over energiebesparing en de overgang naar duurzame energie, zal er ook naar toe gewerkt moeten worden. Lente akkoord Energiebesparing in Nieuwbouw Vele marktpartijen uit de bouwsector hebben zich recentelijk aangesloten bij de doelstellingen van het Rijk in het Klimaatakkoord, om gebouwen te realiseren die in de gebruiksfase aanzienlijk minder energie nodig hebben. Op 22 april 2008 is het Lenteakkoord ondertekend door de koepels van projectontwikkelaars en bouwbedrijven (NEPROM, NVB, Bouwend Nederland) en ministerie van VROM. De essentie van het akkoord is dat in 2011 alle nieuwbouw, woningen en utiliteit, 25% energiezuiniger in gebruik is ten opzichte van de bouwregelgeving in 2007. In 2015 zal alle nieuwbouw 50% energiezuiniger zijn. Vanaf 2020 moeten alle nieuwe gebouwen energieneutraal zijn. Nu er afspraken zijn gemaakt over deze vrijwillige aanscherping in bouwkwaliteit, zal er ook naar toe gewerkt moeten worden.
Status: definitief 31 maart 2011 28
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf Op grond van wetgeving dient in een ruimtelijke onderbouwing afzonderlijk te worden aangegeven welke gevolgen het ruimtelijk plan heeft voor de waterhuishouding. In het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is geconcludeerd dat Nederland zijn waterhuishouding niet op orde heeft. Water dient in de toekomst een mede-ordend principe te worden. In ruimtelijke plannen dient daarom aandacht besteed te worden aan water. Recent is er een Nationaal waterakkoord gesloten tussen het Rijk, gemeenten, waterschappen en provincies, waarin opgenomen is hoe de partijen met water wensen om te gaan. De opgave is te zorgen voor veiligheid en te beschikken over voldoende mogelijkheden voor waterberging ter voorkoming van waterlast, watertekort en het verslechteren van de waterkwaliteit. De watertoets is ingevoerd om te kijken in hoeverre hier aan voldaan wordt. De ontwikkelingslocatie valt binnen het beheersgebied van het hoogheemraadschap van Rijnland. De watertoets is van toepassing als functies van een gebied veranderen en een planologische procedure aan de orde is. Het hoogheemraadschap past het kostenveroorzakingsbeginsel toe in situaties waarbij (nieuwe) functies worden ontwikkeld. Dit is conform het beleid in het Provinciaal Waterplan en strookt met de aanbevelingen van de Deltacommissie (Samen Werken aan Water, 2008). Dit betekent dat de initiatiefnemer van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen verantwoordelijk is voor de financiering van compenserende maatregelen.
5.1 Waterbeheer Waterbeheerplan 2010-2015 Voor de planperiode 2010-2015 is het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. In en nabij de ontwikkelingslocatie komen geen waterkeringen of andere waterhuishoudkundige werken voor. Toetsing op dit aspect is derhalve niet van toepassing op het bouwplan aan de Roos en Beeklaan. Keur en Beleidsregels 2009 De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden), watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken) en andere waterstaatswerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen). Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De “Keur en Status: definitief 31 maart 2011 29
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
Beleidsregels” maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt.
5.2 Oppervlaktewater Kwantiteit Binnen en in de directe omgeving van de ontwikkelingslocatie komt geen oppervlaktewater voor. Het bouwplan heeft geen invloed op de hoeveelheid oppervlaktewater. De totale verharding neemt niet toe. Compensatie van oppervlaktewater of een toename van verharding is derhalve niet aan de orde. Kwaliteit Het gebruik van uitlogende materialen beïnvloedt de kwaliteit van regen- en oppervlaktewater negatief en dient zoveel mogelijk voorkomen te worden. Indien dergelijke materialen toch toegepast worden, wordt indien dat mogelijk is uitgegaan van coating of andere technische maatregelen waardoor uitlogen en andere ongewenste effecten zoveel mogelijk worden voorkomen. Het voorgaande is aan de orde bij de uiteindelijke realisatie van de toegestane ruimtelijke ontwikkeling. Het materiaalgebruik valt buiten de strekking van het planologische ruimtelijk kader. Voorts maakt het bouwplan geen ontwikkelingen mogelijk dient de waterkwaliteit in negatieve zin kunnen beïnvloeden.
5.3 Grondwater en vernatting Grondwateroverlast dient te worden voorkomen. Bij nieuwe ontwikkelingen dient (middels een grondwaterstandberekening) te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de grondwaternorm en dat in omliggende, bestaande wijken de grondwaterstand niet verslechtert. De grondwaternorm voor nieuw te realiseren bouwlocaties is vastgesteld en luidt: “Daar waar zonder kruipruimte gebouwd wordt mag de grondwaterstand niet vaker dan gemiddeld eens per twee jaar, niet langer dan 5 dagen achtereen minder dan 0,5 meter onder het maaiveld staan”. Waar met kruipruimtes wordt gebouwd geldt een norm van 0,9 meter. Kelders en parkeergarages Kelders en parkeergarages moeten waterdicht worden uitgevoerd. Ondergrondse werken mogen een vrije afstroming van grondwater naar het oppervlaktewater niet belemmeren. Het bouwplan bevat geen ondergrondse parkeergarage of een kelder en heeft derhalve geen invloed op de afstroming van het grondwater.
Status: definitief 31 maart 2011 30
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
5.4 Riolering In het kader van de planontwikkeling zal een met betrekking tot de in het bouwplan opgenomen functies toereikend rioleringsstelsel worden aangebracht. Het afvalwater zal via het stelsel op de drukleiding buiten het projectgebied worden aangesloten en afgevoerd worden naar de waterzuivering. Voor de riolering zullen geen materialen worden gebruikt die de kwaliteit van het regen- en oppervlaktewater negatief beïnvloeden, zoals uitloogbare bouwmaterialen als koper, zink en lood. Met betrekking tot de afvoer van hemelwater wordt voorzien in een afkoppeling van de riolering.
Status: definitief 31 maart 2011 31
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving Op 1 juli 2010 is door de gemeenteraad van de gemeente Velsen een startdocument vastgesteld ten behoeve van de herstructurering van het gebied ter plaatse van de voormalige IJmond-MTS. In combinatie met de in opdracht van Smit's Bouwbedrijf B.V. opgestelde ontwerpversie van de bouwtekeningen vormt dit startdocument de basis voor het voorliggende bestemmingsplan. Deze ruimtelijke onderbouwing vormt de planologische afweging en het kader voor de herontwikkeling van het gebied. Woonzorgcomplex In de planvorming wordt uitgegaan van de sloop van het voormalige schoolgebouw. Op het vrijkomende terrein zijn 111 ouderenwoningen, bedoeld voor de leeftijdsgroep vanaf 55 jaar, met bijbehorende kleinschalige voorzieningen voorzien. Van deze woningen zal 15% worden uitgegeven binnen de sociale huursector. De intentie is om een complex van zelfstandige woningen, inclusief een bescheiden gezamenlijke ontmoetings- danwel recreatieruimte, te realiseren dat gericht is op beschut wonen. Hierbij kan een complexgewijs overeengekomen zorg- en servicearrangement worden geboden in de vorm van thuiszorg. Afhankelijk van de zorgbehoefte van de bewoners van de zelfstandige woningen kan gepaste zorg worden geboden. In aanvulling op dit complexgerichte (thuis)zorgaanbod wordt in de planvorming uitgegaan van de realisatie van een kleinschalige maatschappelijke, zorggerelateerde commerciële voorziening van circa 160 m2 bvo, bijvoorbeeld voor een huisartsenpraktijk of een praktijk voor (fysio)therapeutische zorg.
Afbeelding: impressie van de te realiseren nieuwbouw op het terrein van de voormalige IJmond-MTS.
Status: definitief 31 maart 2011 32
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
Het plan behelst de realisatie van diverse optisch te onderscheiden bouwblokken. Hiermee wordt aangesloten op de karakteristiek van de wanden langs de Roos en Beeklaan, de J.T. Cremerlaan en de Biallosterskilaan. Aan de Roos en Beeklaan wordt ingespeeld op het losse karakter van de vrijstaande woningen en op de korte gevarieerde maat van de bebouwing. Aan de zijde van de Biallosterskilaan wordt aangesloten op de stroken van de Roos en Beeklaan/Huis te Wissenlaan en op het feit dat deze kopgevels georiënteerd zijn op de Biallosterskilaan. De bebouwing aan de J.T. Cremerlaan bestaat uit stroken, waarbij het bosplantsoen aan deze zijde een belangrijk aandachtspunt is. De nieuwe invulling van de locatie benut de mogelijkheid om het plantsoen een visueel vervolg te geven door de beoogde openheid in de bebouwingswand en de groene invulling. Met betrekking tot de bouwblokken langs de Roos en Beeklaan wordt een verspringende rooilijn toegepast. De insteek hiervan is om aansluiting te vinden bij de wisselende positie en losse opzet van de vrijstaande woningen in deze straat. Op een incidentele uitzondering na, is deze verspringende rooilijn gemiddeld vijf meter, doch minimaal drie meter, vanuit de rand van het trottoir gelegen. Aan de zijde van de Biallosterskilaan wordt de uiterste rooilijn bepaald door de rooilijn van de woningen in het aansluitend zuidelijk deel van de straat. Langs de J.T. Cremerlaan ligt de rooilijn, vergelijkbaar met de diepte van de voortuinen van de tegenoverliggende bebouwing, minimaal een vijftal meters terug ten opzichte van het trottoir. De vormgeving van de bebouwing zelf varieert in bouwhoogte en dakoplossing. De bebouwing grenzend aan de straatzijden bestaat uit drie bouwlagen met een plat dak, danwel uit twee bouwlagen met een kapconstructie. De maximale bouwhoogten voor deze bouwvormen bedraagt respectievelijk 9,5 meter en 10,8 meter. Daar waar sprake is van een kapconstructie is de helling van de kap op maximaal 45 graden gesteld. Op het middengebied van de herstructureringslocatie is incidenteel bebouwing in vier bouwlagen toegestaan. Eventueel verbindende bebouwing tussen de diverse bouwblokken is ondergeschikt aan de hoofdopzet van het plan, opdat de stedenbouwkundige structuur herkenbaar blijft. Aansluitend op de kwaliteit van de omgeving, welke in belangrijke mate wordt bepaald door de groene voor- en zijtuinen van de omliggende woningen, wordt de voorruimte van de nieuwe naar de straat gerichte bebouwing groen ingericht. De maat van deze voorruimte is circa vijf meter tussen de rooilijn en de rand van het trottoir. Ook op de binnenterreinen van de bouwblokken zijn groenvoorzieningen bedacht. Ten aanzien van de parkeervraag van de bewoners en gebruikers van het gebied zijn in het plan gebouwde parkeervoorzieningen voorzien. Deze parkeervoorzieningen zijn gesitueerd in de noordoostelijke hoek van het plangebied en worden gerealiseerd op de begane grond. De in- en uitrit van de stallingsgarage komt uit op de Biallosterskilaan. Conform het bouwplan worden op de stallingsgarage woningen en een binnenplaats gebouwd.
Status: definitief 31 maart 2011 33
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid Tussen de projectontwikkelaar en de gemeente wordt een anterieure overeenkomst gesloten waarin het verhaal van gemeentelijke kosten is verzekerd. Er is daarom geen aanleiding om een exploitatieplan zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro vast te stellen.
Hoofdstuk 8 Conclusie Het bouwplan zoals dat in deze onderbouwing is beschreven maakt de herontwikkeling van een voormalige schoollocatie mogelijk en voorziet daarbij in de bouw van (ouderen)woningen en kleinschalige bijbehorende voorzieningen. Het bouwplan past binnen het stedenbouwkundige beeld dat de gemeente voor ogen heeft en vormt in die zin een kwaliteitsverbetering ten opzichte van de huidige situatie. Het bouwplan is in lijn met het geldende beleid van de diverse overheden. Ook de milieutechnische randvoorwaarden vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bouwplan. Tot slot is aangetoond dat het bouwplan economische uitvoerbaar is. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het bouwplan op basis van de procedure ex artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen juridisch planologisch mogelijk gemaakt kan worden.
Status: definitief 31 maart 2011 34
Ruimtelijke onderbouwing ‘Roos en Beeklaan’
Van Riezen & Partners Frederiksplein 1 1017 XK Amsterdam tel: 020 625 70 25 fax: 020 625 63 76 website: www.vanriezenenpartners.nl
Status: definitief 31 maart 2011 35