Van alles het beste
Rona Jaffe Van alles het beste Vertaald door Petra C. van der Eerden
Uitgeverij De Arbeiderspers Amsterdam · Antwerpen
Copyright © 1958 Rona Jaffe Copyright Nederlandse vertaling © 2011 Petra C. van der Eerden / bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam Oorspronkelijke titel: The Best of Everything Uitgave: Penguin Group, New York Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Herengracht 370-372, 1016 ch Amsterdam. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, with out written permission from bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Herengracht 370-372, 1016 ch Amsterdam. Omslagontwerp: Mijke Wondergem Omslagfoto: © Norman Parkinson Limited / © Norman Parkinson Archive isbn 978 90 295 7840 0 / nur 302 www.arbeiderspers.nl
jij verdient van alles het beste De beste baan, de beste werkomgeving, het beste salaris, de beste contacten. Uit een advertentie in the new york times
Voorwoord
Hoe dit allemaal gebeurd is, lijkt op zichzelf al een roman. Ik werkte in de jaren vijftig in New York als beginnend schrijfster die haar vak al beoefende sinds ze tweeënhalf jaar oud was. Ik stuurde verhalen naar The New Yorker toen ik negen was en kreeg die per kerende post terug. De redactie dacht dat ik een volwassene was die niet kon schrijven. Nadat ik op mijn negentiende afstudeerde aan Radcliffe werkte ik bijna vier jaar bij Fawcett Publications, een uitgeverij, waar ik opklom van archiefassistente tot redactrice. In die periode lukte het me eindelijk om een paar verhalen gepubliceerd te krijgen in landelijke tijdschriften. Uiteindelijk gaf ik mijn baan op om fulltime te gaan schrijven, in de hoop te zijner tijd een complete roman af te leveren. Ik had geen geld en woonde nog steeds bij mijn ouders. Op een dag was ik op het kantoor van Simon & Schuster, op bezoek bij mijn studievriendin Phyllis Levy die destijds secretaresse was van Jack Goodman, de hoofdredacteur. Toevallig was daar die dag de beroemde Hollywood-producer Jerry Wald, voor een gesprek met Goodman. Hij zei tegen Wald: ‘Rona gaat ooit een geweldig boek schrijven.’ ‘En dan geven wij het uit,’ voegde Phyllis eraan toe. Wald, die in de stad was op zoek naar boeken om een optie op te nemen, zei: ‘Ik zoek een hedendaagse Kitty Foyle. Een boek over werkende meisjes in New York.’ Uit pure nieuwsgierigheid ging ik naar de bibliotheek en las het boek van Christopher Morley waar in 1940 een film van was gemaakt met Ginger Rogers in de hoofdrol. Ik vond er niets aan. Ik zei tegen mezelf: hij weet niets van vrouwen. Ik wel. En ik werk op een kantoor. Maar ik liet de zaak rusten tot ik met Phyllis op vakantie was in Hollywood en Jerry 7
ons uitnodigde voor de lunch. Ik wilde iets interessants tegen hem zeggen, dus ik merkte nonchalant op: ‘Ik ga dat boek over werkende meisjes schrijven.’ Hij antwoordde dat hij er een film van zou maken. In de trein terug vanuit Californië zag ik bij aankomst in New York het openingsbeeld van het boek voor me, de ‘vele honderden meisjes’ die naar hun werk lopen. Nog diezelfde ochtend bedacht ik ook de titel, een citaat dat ik me herinnerde uit een personeelsadvertentie in de New York Times die begon met: ‘Jij verdient van alles het beste’. Ik wist niet of de lotgevallen van mijn vriendinnen en mij ongebruikelijk waren, dus ik besloot vijftig vrouwen te interviewen om te kijken of zij dezelfde ervaringen hadden met mannen en werk en alle dingen waar je het niet over had in beschaafd gezelschap. In die tijd zei je niet zomaar dat je geen maagd meer was. Je had het niet over uitgaan met getrouwde mannen. Er werd niet gesproken over abortus. Er werd niet gesproken over ongewenste intimiteiten, waar destijds niet eens een naam voor was. Maar uit mijn gesprekken met die vrouwen bleek dat al die dingen ook in hun leven speelden. Als ik maar één jonge vrouw kon helpen die er in haar kleine appartementje over zat te tobben dat ze eenzaam was en niet deugde, dan vond ik het boek al de moeite waard. Ik had geen idee dat het bij miljoenen lezers de juiste snaar zou raken. Jack Goodman overleed plotseling aan een hartaanval. Hij werd opgevolgd door Robert Gottlieb, de nieuwe jonge ster bij Simon & Schuster. Hij adviseerde me om ‘vol afgrijzen terug te kijken en te gaan schrijven’, dus dat deed ik. We belden elkaar vaak en ik vertelde hem elke dag waar ik aan werkte. Intussen was Jerry Wald bezig met een enorme publiciteitscampagne voor een boek dat ik nog niet eens had geschreven en hij nog niet gelezen, dus het was een onwerkelijke en nogal zenuwslopende periode. Ik werkte obsessief vijf maanden en vijf dagen lang elke dag op een typemachine aan het boek tot het 775 pagina’s tellende manuscript klaar was en bij de twee vingers waarmee ik destijds typte het bloed onder de nagels stond. Ik was trots toen mijn uitgever geen wijzigingen aanbracht, behalve op het gebied van grammatica en spelling. En omdat ik geen doorslag had gemaakt en er in 8