nº
44ste jaargang / 30 september 2011
19 /
2011
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
thema infrastructuur
“ROMEINS AQUADUCT IN NEDERLAND?” SLIBENERGIEFABRIEK IN NOORD-NEDERLAND IMPLEMENTATIE ONDERZOEK NAAR FOSFAATVRIJE ANTISCALANT
Globalisation Zero Incidents Business Drivers Strategic Greenfield Application Production Added Valu
Risk based Maintenance CMMS Maintenance plan Data integrity Staffing Par
Life Cycle Costing Root Cause Analysis Multisite Improvement Techn
Integrated Solutions Asset Performance Management S
Business drivers realiseren?
Maximale grip op uw Asset Performance Management Uw uitdaging DĂdžŝŵĂůĞƉƌŽĚƵĐƟĞ͕ĞĞŶǀĞŝůŝŐĞŝŶƐƚĂůůĂƟĞ͕ŚŽŐĞďĞƐĐŚŝŬďĂĂƌŚĞŝĚ͕ĚĞůĂĂŐƐƚ ŵŽŐĞůŝũŬĞŬŽƐƚĞŶ͕ŽƉƟŵĂůĞďĞƚƌŽƵǁďĂĂƌŚĞŝĚĞŶďŝŶŶĞŶďƵĚŐĞƚ͘
Ons vak, Asset Performance Management >ŽŐŝƐĐŚĞǀĞƌďĂŶĚĞŶƚƵƐƐĞŶƚŽŽůƐ͕ŵĞƚŚŽĚĞŶ͕ƚĞĐŚŶŝĞŬĞŶĞŶŵĞŶƐĞŶ͖ ƌǀŽŽƌnjŽƌŐĞŶĚĂƚĚĞƉƌŽĐĞƐƐĞŶǁŽƌĚĞŶŽŶĚĞƌƐƚĞƵŶĚŵĞƚďĞŚƵůƉǀĂŶ/d͖ WƌĂŬƟƐĐŚĞĞŶĞīĞĐƟĞǀĞŽƉůŽƐƐŝŶŐĞŶ͘sĂŶƐƚƌĂƚĞŐŝƐĐŚƚŽƚŽƉĞƌĂƟŽŶĞĞůŶŝǀĞĂƵ͘ EĞĞŵǀŽŽƌŵĞĞƌŝŶĨŽƌŵĂƟĞĐŽŶƚĂĐƚŽƉŵĞƚŝŶĨŽΛŵĂdžŐƌŝƉ͘ŶůŽĨŬŝũŬŽƉǁǁǁ͘ŵĂdžŐƌŝƉ͘Ŷů
Begroting 2012
D
e rijksbegroting voor 2012 bevat voor de watersector weinig verrassingen. De afspraken uit het Bestuursakkoord Water, waarop het kabinet in het coalitieakkoord al een voorschot had genomen, worden in de Miljoenennota opnieuw bevestigd. De prioriteit ligt bij waterveiligheid.
De meeste watergerelateerde zaken hebben betrekking op de uitvoering van het Bestuursakkoord Water. Volgens de begroting van het ministerie van Infrastructuur en Milieu moet dit leiden tot een doelmatigheidswinst van ongeveer tien procent ten opzichte van de autonoom stijgende jaarlijkse kosten voor het beheer van de watersystemen en de waterketen in de periode 2010-2020.
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Koninklijk Nederlands Waternetwerk - Vewin - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers
De Miljoenennota laat investeringen zien in de topsector water en het buitenlands beleid. De nadruk ligt hierbij op de mogelijkheden voor Nederland in de opkomende economieën en in groeimarkten zoals energie en voedsel. Daar tegenover staan bezuinigingen op de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water en Natura 2000. Wat betekenen die besparingen voor het garanderen van de waterkwaliteit? En zijn de financiële middelen voldoende om de ambities op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening ook op de wat langere termijn te realiseren? De antwoorden mogen duidelijk zijn. Peter Bielars
inhoud nº 19 / 2011 /
*thema
4 / Bestuurlijke vernieuwing bij 40 jaar STOWA 8 / Duurzame drinkwaterproductie op Vlieland 10 / Interview met archeoloog Peter Schut: “Romeins aquaduct in Nederland?”*
Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Jacques Geluk Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 fax (010) 473 99 11 e-mail
[email protected] Bezoekadres: Stationsplein 2, Schiedam Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadviesraad Jos Peters (voorzitter) (DHV) Jan Hofman (KWR Watercycle Research Institute) Daphne de Koeijer (gemeente Rotterdam) Johan van Mourik (SKIW) Joris Schaap (Aequator)
Maarten Gast
12
/ Basisregistratie Ondergrond vanuit waterleidingperspectief*
14
/ No-Dig dag: ‘Ondergrondse infra zonder hinder’*
16
/ Waterrobuust bouwen mogelijk in Rijnenburg Martijn Jongens en Dries Schuwer
18
/ Vitens zoekt balans tussen prestaties, risico’s en kosten*
Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 fax (010) 473 20 00
Ed de Vroedt, Eelco Trietsch en Willem Bootsma
Abonnementenservice (010) 427 41 73 (van 9.00 tot 12.00 uur) e-mail
[email protected] fax (010) 473 20 00 Abonnementsprijs € 106,- per jaar excl. 6% BTW € 140,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres.
/ Wetsus ontwikkelt innovaties op het gebied van waterbehandelingstechnologie
Druk en lay-out DeltaHage grafische dienstverlening, Den Haag Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2011 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl
10
Vera Lagendijk en Harry Boukes
14
20 / Natuurvriendelijke oevers in Purmerend Kees Vermeer, Saskia Zirfuss, Danneke Verhagen en Jopie de Ruijter-ter Steege
22
Johannes Odé
22
29
/ Nieuwe slibeindverwerking in NoordNederland: slibdroging met restwarmte of een ‘slibenergiefabriek’ Berend Reitsma, Ronnie Berg, Frank Brandse en Hans Geerse
32
/ Geofysica vanuit de lucht levert veel informatie op Arjen Kok, Frans Schaars, Michel Groen en Esben Auken
35
/ Ondergrondse ijzer- en arseenverwijdering voor drinkwaterzuivering in Bangladesh Doris van Halem, Jasper Verberk, Gary Amy en Hans van Dijk
39
/ Implementatie van onderzoek naar fosfaatvrije antiscalant Ron Jong, Janneke Duiven, Gea Terhorst en Koos Baas
44 / Handel & Industrie*
Bij de omslagfoto: Eén van de 20 dompelpompen die het Nederlandse bedrijf KSB onlangs aan MexicoStad leverde. Ze voeren per seconde 2.000 liter water op tot een hoogte van bijna 44 meter (zie ook pagina 45).
Bestuurlijke vernieuwing bij 40 jaar STOWA Samen innoveren en daardoor mogelijkheden scheppen, zo luidde globaal de titel van het symposium ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van de STOWA op 15 september in Amersfoort. Maar de rode draad vormde het gebrek aan bestuurlijke innovatie. Zelfs vice-voorzitter van STOWA Wim Wolthuis gaat uit van een nieuw type waterschapsbestuurder: iemand die over de grens van het eigen belang wil kijken en risico’s durft te nemen.
M
einy Prins (de vrouwelijke ondernemer van 2009, directeur van Priva en lid van het Topteam Water) noemde de bestuurlijke innovatie de enige innovatie die de watersector ontbeert. Bestuurders raken verstrikt in de regel- en wetgeving in Nederland. Wat ons land nodig heeft volgens haar zijn nieuwe iconen. “We zakken op de internationale lijst fors. Nederland heeft nog wel een voorsprong op het gebied van efficiënt gebruik van de waterhuishouding.” Prins, die voorstander is van vercommercialisering van kennis, vindt Veolia in Frankrijk hiervan een goed voorbeeld. Ze antwoordde dat op een vraag van Helle van der Roest (DHV). “Maar DHV moet bijvoorbeeld bij een bezoek aan China ook het midden- en kleinbedrijf uit Nederland meenemen. Bij dit soort kleine MKB-bedrijven zit veel kennis over watertechnologie.”
Grenzen Hoe ver willen en kunnen waterschappen gaan met innovaties? Aan de ene kant hebben ze voldoende vrijheid voor samenwerking met bedrijven, mits de waterschappen zich aan hun eigen takenpakket houden. Aan de andere kant mag geld verdiend worden, bijvoorbeeld vanwege de levering van energie bij rwzi’s die als energiefabriek gaan fungeren, maar geen winst gemaakt worden. Aldus hoogleraar Annelies Freriks van de Universiteit Utrecht en tevens advocate. Waterschappen moeten volgens haar uitkijken met werkzaamheden die niet noodzakelijk zijn voor het beheer van de waterkwaliteit en veiligheid. “Natuurprojecten zonder direct effect hierop vormen geen taak van een waterschap. “ Als Meiny Prins
natuurontwikkeling leidt tot minder verontreiniging, is er geen enkele belemmering. Energiewinning op een waterzuiveringsinstallatie is volgens hoogleraar Freriks een nog weinig benutte innovatie voor de waterschappen. Peter Glas (namens de Unie van Waterschappen) noemde het maatschappelijk belang van het werk van de waterschappen het enige wat van belang is, niet de winstmaximalisatie. “Gedwongen door de omstandigheden zoeken de waterschappen hun grenzen momenteel op.” Glas vindt de oproep van minister Verhagen in de zogeheten bedrijvenbrief (een reactie op de adviezen van de negen topsectoren, waaronder die van de Topsector Water) aan STOWA, KWR, Stichting RIONED en Wetsus om samen een programma op te stellen, niet verkeerd. Ook het pleidooi van de minister om de waterschappen en drinkwaterbedrijven samen op te laten trekken om mogelijkheden op de buitenlandse markt te zoeken en te benutten, landde in redelijk vruchtbare aarde. Zelf noemde Glas het idee van zijn waterschap om de water- en energiestromen van de intensieve landbouw in Noord-Brabant te gaan behandelen, als voorbeeld van innovatie in de waterschapswereld. Hans Oosters kwam vervolgens als voorzitter van de STOWA terug op de bestuurlijke vernieuwing. Dat vond ook hij noodzakelijk, maar de rijksoverheid belemmert dat streven momenteel wel, vindt hij. Een ander streven, naar een steeds compactere overheid, werd minder Annelies Freriks
De overhandiging van het jubileumboek door Hans Oosters aan Peter Glas.
enthousiast ontvangen door Glas en Oosters. Met name Peter Glas voelt weinig voor de behandeling van vergunningen door slechts één persoon. Glas ontving daarna van Oosters een eerste exemplaar van het jubileumboek ´Een brug tussen kennis en kunde’, geschreven door Geert Vinke. De samenwerking tussen de waterschappen is tegenwoordig al veel minder vrijblijvend dan vroeger, aldus Douwe Jan Tilkema van Waterschap Veluwe, zeker op het gebied van automatisering. Straks beschikken alle waterschappen over één zuiveringsinformatiesysteem. Tilkema noemde als voorbeelden van innovatie binnen de waterschappen de in aanbouw zijnde Nereda-installatie in Epe, waar veel ruimte bespaard wordt door het zuiveringsslib in korrels om te zetten. Ook het terugwinnen van fosfaat en dit afzetten als kunstmest was volgens hem een goed voorbeeld van een innovatie in de waterschapswereld. Maarten Ouboter van Waternet bedankte STOWA voor de mogelijkheden die de waterschappen krijgen om goed werk af te leveren. Waternet benut die onder andere door melkveehouderijen in het veenweidegebied rond Amsterdam ruimte te bieden voor uitbreiding als zij akkoord gaan met een hoge waterstand elders in dit gebied. Foto’s: Casper Cammeraat
4
H2O / 19 - 2011
verslag Waterdebat: ‘Weg van kennis naar kassa is te lang’ “De kennis waarover de drinkwatersector en de waterschappen beschikken, wordt onvoldoende geëxporteerd en vermarkt, terwijl er in feite geen belemmeringen zijn. De weg van kennis naar kassa is te lang. De overheid moet nu een voorzet geven, dan kan het bedrijfsleven inkoppen”, betoogde Ed Nijpels, voorzitter van brancheorganisatie NLingenieurs, op 13 september tijdens een goed bezocht Waterdebat in Nieuwspoort in Den Haag.
‘N
ederland Kennisland verwatert’. Met die stelling gaf Nijpels aan dat Nederland achterblijft als het gaat om investeringen in innovatie en kennis. “Er ligt een markt van vele miljarden voor de watersector, maar het besef dat water ons economisch veel kan opleveren moet groeien.” Om het tij te keren en ervoor te zorgen dat onze kennis en kunde geld opleveren, moet de overheid - die water heeft aangemerkt als één van de negen topsectoren - volgens Nijpels barrières wegnemen en samenwerking bevorderen tussen (commerciële) ingenieursbureaus en publieke waterschappen en waterleidingbedrijven. Tweede Kamerlid Paulus Jansen (SP) vond dat we voorzichtig moeten zijn met het laten uitvoeren van extra commerciële taken door publieke waterschappen: “We kunnen beter meer buitenlandse studenten hier laten studeren, waarna zij in hun land mooie reclame voor onze waterkennis kunnen maken. Drinkwaterbedrijven zijn publieke instellingen en moeten hun kennis tegen een kostendekkend tarief beschikbaar stellen.” VVD-Kamerlid Johan Houwers was minder bezorgd: “Iedereen heeft voordeel van het exporteren van kennis. De projecten van de drinkwaterbedrijven Vitens en Evides in het buitenland hebben ook geen winstoogmerk.” Nijpels: “De basis van het topsectorenbeleid is dat bedrijven, overheid en wetenschap kennis bundelen, wat kan leiden tot concrete projecten. Het samenvoegen heeft een geweldige meerwaarde voor de economie en in het bijzonder de export. Het is nu zaak koudwatervrees weg te nemen.” ‘Den Haag’ moet, vindt Nijpels, verder internationaal ondernemerschap stimuleren, zorgen voor exportverzekeringen en een garantiestelsel, succesvolle Nederlandse initiatieven wereldwijd in de etalage zetten en goed kijken hoe het onderwijs beter kan aansluiten op de vraag van de arbeidsmarkt. Volgens hem zijn bijvoorbeeld de prestaties van leerlingen van groep 8 op het gebied van techniek en natuurkunde te laag. Ook Nijpels’ partijgenoot Houwers pleitte voor meer aandacht in het onderwijs voor alle aspecten van water en wees tegelijk op een aantal positieve ontwikkelingen. Als voorbeeld noemde hij de innovatieve samenwerking tussen onderwijs, kennisinstellingen en bedrijfsleven rond Wetsus in Leeuwarden. Nijpels: “Op het gebied van water en ontwikkelingssamenwerking gebeurt al veel. Wanneer de financiële instrumenten eenvoudiger worden, kunnen we nog meer fantastische dingen doen met onze kennis en kunde.” Nederlandse overheden investeren jaarlijks zeven tot acht miljard euro in water. Het Topteam Water adviseert overheden,
Ed Nijpels speelde een prominente rol tijdens het waterdebat (foto: Rob Keeris, Schuttelaar & Partners).
drinkwaterbedrijven en waterschappen een deel van dit investeringsbudget voor innovatieve projecten in te zetten, ruimte te bieden voor vernieuwing, het experiment niet te schuwen en daarover onderling afspraken te maken. “De overheid moet het bedrijfsleven stimuleren met oplossingen te komen, maar de sectoren hebben zelf ook een verantwoordelijkheid”, aldus Nijpels.
Watercrisis Vewin-directeur Theo Schmitz stelde dat het gevecht om de millenniumontwikkelingsdoelen is verloren. “Er is een nieuwe crisis op komst, die erger is dan alle crises die we hebben gehad: de watercrisis. De wereldbevolking groeit van zes à zeven miljard mensen naar tien miljard in 2050. Van de steden is 70 procent gebouwd aan het water. Per dag komen er 200.000 stedelingen bij. Kunnen we problemen waar deze delta’s voor staan, oplossen en wat kan Nederland daaraan bijdragen? Het gaat om meer dan waterkennis, denk aan het bouwen van steden, het aanleggen van dijken en het hergebruiken van afvalwater.” Schmitz vroeg zich af of we over 40 jaar kunnen accepteren dat het niet gelukt is. “Ik vrees het ergste, terwijl we alle kennis om dit op te lossen in huis hebben. Zwijgen we of combineren we middelen en zetten we de aanval in?” Volgens de Vewin-directeur kunnen ‘we onszelf over het sombere beeld’ heentillen door elkaar de ruimte te bieden internationaal te opereren. “Er zijn gigantische mogelijkheden en wij zitten hier met z’n allen gewoon te wachten!”
Eigen land Peter Glas, voorzitter van de Unie van Waterschappen, poneerde de stelling ‘Droge
voeten zijn aardig, straks eten we alleen nog zilte piepers’: “We kunnen de tien miljoen mensen die nu in de gevarenzone wonen, nog eeuwen met waterkeringen en regiobeheer beschermen, maar ik ben er niet van overtuigd dat we het oprukkende zout ook zo duurzaam kunnen regelen.” Eén van de bijkomende problemen van het dichterbij komende zoute water is volgens Glas de voortgaande maaivelddaling met ongeveer 0,5 centimeter per jaar, die het gevolg is van drainage en bemalen. Een vertegenwoordiger van Waterschap Rivierenland vroeg serieuze aandacht voor de maaivelddaling van hoger gelegen gebieden, waarover hij zich grote zorgen maakt. Volgens een andere debater moeten we zuinig zijn op het grondwater. “Meer groen poten in stroomgebieden levert meer humus op, waardoor meer water wordt vastgehouden.” Glas: “We moeten water eerst opvangen en sparen en voorkomen dat het naar zee stroomt. Niet alleen moeten we zuinig zijn met grondwater, het is ook belangrijk de waterverdeling van de grote rivieren te optimaliseren”. Na afloop van het waterdebat - dat onder de noemer ‘Deltaprogramma, waardevolle bron of bodemloze put’ was georganiseerd door de Unie van Waterschappen, Vewin, NLingenieurs, MWH, Waterforum en Schuttelaar & Partners - opende staatssecretaris Joop Atsma de fototentoonstelling ‘Water beweegt je’. In totaal 23 geselecteerde foto’s hangen nog tot medio oktober in Nieuwspoort en verhuizen dan tijdelijk naar het Watermuseum in Arnhem.
H2O / 19 - 2011
5
Protest tegen proefboringen schaliegas groeit Het protest tegen mogelijke proefboringen naar schaliegas neemt toe. Nadat eerder dit jaar bedrijven (waaronder Brabant Water), particulieren en politici protesteerden tegen voorgenomen boringen rond Boxtel en Haaren, komen nu partijen in Gelderland in het geweer. Onder andere waterbedrijf Vitens wil dat er eerst meer onderzoek naar de boortechniek en de daarbij gebruikte chemicaliën komt en de mogelijke gevolgen voor de bodem en het grondwater. Ook de Tweede Kamer maakt zich zorgen, blijkens de hoorzitting van de Kamercommissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op 15 september jl.
O
m schaliegas (steenkoolgas) te winnen wordt gebruik gemaakt van ‘fracking’. Hierbij worden water, zand en chemicaliën onder hoge druk in de boorput gepompt. Dit veroorzaakt scheurtjes in het gesteente waardoor het gas een vrije doorgang heeft naar de boorput. De scheurtjes worden opengehouden door de zandkorrels. Eén van de risico’s bij deze techniek is dat de chemicaliën in het grondwater terecht komen. Een ander risico is dat de ondoordringbare lagen die het grondwater beschermen, doorboord worden. Daardoor kan het grondwater verontreinigd worden. Een derde risico is dat immobiele, potentieel vervuilende stoffen, alsnog mobiel worden. Al in 2009 gaf het ministerie van Economische Zaken vergunningen af voor proefboringen op diverse plaatsen in het land. Het Britse bedrijf Cuadrilla is het verst gevorderd. De gemeente Boxtel heeft alle vergunningen voor een proefboring afgegeven. Wel heeft de Rabobank en een aantal bewoners een rechtszaak tegen de gemeente aangespannen om de vergunningen weer te vernietigen. Deze rechtszaak diende 13 september bij de bestuursrechter in Den Bosch. De uitspraak wordt eind oktober verwacht. De insteek voor Rabobank is niet zozeer angst voor verontreiniging maar voor bevingen. Dat gebeurde tot twee maal toe bijvoorbeeld in het Engelse Blackpool tijdens dezelfde soort boringen naar schaliegas. Rabobank bezit een groot datacentrum in Boxtel en vreest dat bij een beving gegevens beschadigen of zelfs verloren gaan. Onderzoek in Engeland moet uitwijzen of de bevingen en de boringen met elkaar te maken hebben. Cuadrilla heeft al aangegeven in ieder geval te wachten met de proefboringen tot volgend jaar.
gebruikt. Ook nu maakt men al gebruik van ‘fracking’ voor het openhouden van sommige gasreservoirs. Een ander punt is dat de regels voor de winning veel strenger zijn dan in de VS. Bovendien, zo benadrukken de experts, gaat het nu alleen om kleinschalige proefboringen. Als daaruit blijkt dat er voldoende gas aanwezig is om grootschalige exploitatie te rechtvaardigen, moet een nieuw vergunningentraject worden afgelegd. Onderdeel van dat traject is een MilieuEffectRapportage (MER).
Bodemonderzoek vanuit de lucht PWN is in navolging van Vitens op 15 september samen met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier een bodemonderzoek begonnen vanuit de lucht langs de kust van het Noordhollands duinreservaat.
E
en helikopter met daaronder een opvallend meetinstrument van 30 bij 40 meter vloog de afgelopen twee weken in totaal vier dagen lang op een hoogte van 80 meter over de duinen en de kust tussen Wijk aan Zee en Schoorl. Vanwege de hoeveelheid wind en zware buien kon het werk niet aaneensluitend plaatsvinden, maar moest het verspreid worden over enkele losse dagen. Met elektromagnetische golven (een soort radar) wordt de opbouw van de ondergrond en het evenwicht tussen het zoute zeewater en het zoete grondwater in kaart gebracht. De metingen worden uitgevoerd door het Deense bedrijf SkyTEM die hulp krijgt van de universiteit van Arhus in Denemarken. Onder de helikopter hangt op 30 meter boven de grond een grote hoepel waarmee de metingen worden verricht. Uiteindelijk wil PWN op deze manier inzicht krijgen in de effecten van klimaatveranderingen op de waterhuishouding in het Noord-Hollands kustgebied. Dit is onder andere van belang voor de toekomstige drinkwatervoorziening in Noord-Holland.
Uit de hoorzitting van de Kamercommissie bleek vooral twijfel over de opbrengsten van de gaswinning. De schattingen over de te winnen hoeveelheid gas liepen uiteen van 100 tot 100.000 miljard kubieke meter. In het laatste geval biedt schaliegas een enorme gasreserve: de gasbel bij Slochteren bevat ongeveer 2.800 miljard kubieke meter aardgas. Ook over de risico’s liepen de meningen sterk uiteen. Tegenstanders van de winning wezen op de grote verontreiniging die met name in de VS bij sommige winningen is ontstaan. Volgens mijnbouwexperts vallen de risico’s enorm mee. Voor de winning in Nederland worden bestaande en vertrouwde methodes
6
H2O / 19 - 2011
Die geruststellende woorden konden niet alle zorgen wegnemen. Het gemeentebestuur van Haaren bijvoorbeeld zoekt naar manieren om de proefboringen tegen te houden. In Gelderland worden door milieufederaties en bezorgde burgers informatiebijeenkomsten gehouden over de schaliegaswinning. Vewin heeft namens de drinkwaterbedrijven gevraagd betrokken te worden bij het onderzoek naar eventuele risico’s.
Vitens gebruikte onlangs dezelfde meetmethode op Terschelling (zie het artikel ‘Geofysica vanuit de lucht levert veel informatie op’ in de rubriek Platform (zie pagina 32 e.v.)). Hierna volgt waterleidingbedrijf Dunea. De helikopter met de opvallende hoepel met daaraan het meetinstrument stijgt op vanaf PWNproductiebedrijf Jan Lagrand in Heemskerk.
Grensoverschrijdend waterbeheer in oost-Nederland De bestuurders van de Nederlandse waterschappen Velt en Vecht, Rijn en IJssel en Regge en Dinkel en de Duitse Kreis Borken en Landkreis Grafschaft Bentheim hebben op 23 september een intentieverklaring over grensoverschrijdend waterbeheer ondertekend. In het beoogde grensoverschrijdende platform voor regionaal waterbeheer wordt samengewerkt op het gebied van waterkwaliteit en -kwantiteit, hoog water, droogte en klimaatverandering. De samenwerking begon tijdens een tweedaags symposium in Enschede, dat eindigde met de ‘opening’ van het grensoverschrijdende project Glanerbeek. Hierin werkt Waterschap Regge en Dinkel met zijn Duitse collega’s samen aan het herstel van deze beek.
actualiteit Toetsen waterbelangen in Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Voor het eerst hebben de waterschappen een nationale structuurvisie op waterbelangen getoetst. In overleg met het Rijk is een watertoets uitgevoerd op de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Dit is conform de afspraken in het Bestuursakkoord Water.
‘R
uimte maken voor groei en beweging’ vormt de leidende gedachte in het ontwerp van deze structuurvisie, die minister Schultz van Haegen op 14 juni presenteerde. Het ministerie van Infrastructuur en Ruimte beschrijft hierin haar ambities, belangen en opgaven tot 2040. Maar zitten de waterbelangen er wel voldoende in verweven? Met de Unie van Waterschappen als regisseur is deze zomer met het ministerie een watertoets uitgevoerd. Het is de eerste keer dat dit voor een nationale structuurvisie gebeurt.
De bestuurders van de vijf betrokken organisaties, samen met de staatssecretaris van Milieu en Klimaat uit Niedersachsen, de Commissaris van de Koningin van de provincie Overijssel en de deltacommissaris, v.l.n.r. de heren Wolthuis, Schwarz, Birkner, Kuijken, mevrouw Bijleveld en de heren Horster, Kuks en Pieper.
D
e organisatie van het symposium lag in handen van de genoemde partijen én Rijkswaterstaat Oost-Nederland en de Unie van Waterschappen. Ruim 150 waterbestuurders en vakmensen uit Nederland, België en Duitsland gingen met elkaar in discussie over de rol van water governance bij grensoverschrijdend waterbeheer oftewel de wijze waarop het waterbeheer is georganiseerd als samenspel van politieke, bestuurlijke, sociaal-maatschappelijke, juridische en financiële onderdelen. De grensoverschrijdende samenwerking tussen waterbeheerders in Nederland, Duitsland en België stond vooral in het teken van de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water. Ook de aanpak en bestrijding van hoogwater, zoals die zich in Twente bijvoorbeeld in 2010 nog voordeed bij de Dinkel in Losser, werd besproken. Met name de bestuurlijke praktijk stond centraal, met concrete samenwerkingsprojecten als voorbeeld. Om de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water in 2027 te halen, moet over de landsgrenzen heen gekeken en intensief samengewerkt worden. De hoogwaterproblemen in augustus 2010 onderstrepen voor Regge en Dinkel de noodzaak om de samenwerking met Duitse collega’s te
versterken. Water governance kan werken als een katalysator voor het waterbeheer en de uitvoering een impuls geven.
Meer water Het Duitse stroomgebied van de Glanerbeek omvat zo’n 240 hectare en is nu hersteld. De nieuwe bovenloop slingert voortaan door het aangelegde retentiegebied. Het principe van bergen, vasthouden en geleidelijk afvoeren is hier van toepassing. De Glanerbeek wordt hierdoor gelijkmatiger van water voorzien, waardoor ook in droge periodes water door de beek stroomt. Dankzij deze nieuwe aansluiting wordt het veengebied van het Aamsveen en Hundfelder Moor natter.
De watertoets leidde tot een uitgebreid wateradvies vanuit de Unie van Waterschappen aan de minister van Infrastructuur en Milieu. De Unie mist het in beeld brengen van de gevolgen van lokale en nationale maatregelen op regionale watersystemen, zoals bij het bouwen van elektriciteitscentrales. De waterschappen adviseren voor de toekomstige invulling van de regionale gebiedsagenda’s deze gevolgen wel in beeld te brengen. Omdat de beleidsnota’s op het gebied van ruimte gedateerd zijn door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden, was een actualisering van het ruimtelijke ordeningsbeleid nodig. Ook vraagt de samenvoeging van de ministeries van VROM en Verkeer en Waterstaat tot een ministerie van Infrastructuur en Milieu om een verdere integratie van het ruimtelijke ordeningsbeleid. Daarmee geeft deze structuurvisie een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijke ordeningsbeleid op rijksniveau en is het de ‘kapstok’ voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Natuurcompensatie Het nieuwe retentiegebied is een natuurcompensatieproject voor zoutwinningslocaties van het Duitse Salzgewinnungsgesellschaft Westfalen (SGW) in de nabije omgeving. Dit terrein krijgt de status van stiltegebied en is niet voor publiek toegankelijk. Waterschap Regge en Dinkel werkte intensief samen met de SGW, de Duitse (regionale) overheid en een aantal andere organisaties. Het is het eerste officiële samenwerkingsproject van Waterschap Regge en Dinkel met Duitse partijen.
Ruimtelijke plannen van andere overheden beïnvloeden vaak de doelen die waterschappen willen bereiken. Beleid van waterschappen moet daarom worden vastgelegd in ruimtelijke plannen en kunnen deze plannen meerwaarde geven. De waterschappen willen conform het Nationaal Waterplan de watertoets verbreden naar onderwerpen als waterveiligheid, watertekort en waterkwaliteit en naar ruimtelijke planvormen waarvoor de watertoets nu niet wettelijk verplicht is.
H2O / 19 - 2011
7
Duurzame drinkwaterproductie op Vlieland Vitens’ nieuwe drinkwaterproductiebedrijf op Vlieland - dat 16 september officieel in gebruik is genomen door John Jorritsma, Commissaris der Koningin in de provincie Fryslân - zorgt ervoor dat voortaan overal op het eiland zachter water uit de kraan komt.
H
et grondwater op Vlieland is van nature vrij hard en bevat dus veel kalk. Via een membraaninstallatie verwijdert Vitens de kalk gedeeltelijk uit het water. Het geleidelijk verlagen van de waterhardheid naar een waarde van 7°DH neemt twee à drie weken in beslag. Het op 38 meter hoogte gelegen drinkwaterproductiebedrijf voorziet ruim 1.100 eilanders plus jaarlijks nog eens 200.000 toeristen van water. Omdat de ruim 50 jaar oude installaties aan vernieuwing toe waren, investeerde Vitens in totaal 3,5 miljoen euro in de bouw van een nieuwe productiefaciliteit. “We beschikken daardoor nu niet alleen over een toekomstbestendige en moderne waterzuivering, we zetten tevens een volgende stap in het verduurzamen van het waterbeheer op de waddeneilanden”, aldus Walter van der Meer, directielid van Vitens.
Bij de bouw is gebruik gemaakt van onderhoudsarme bouwmaterialen met een lange levensduur. Vitens koos voor de prefabmethode met een minimum aan afval. Zonnecollectoren op het dak zorgen voor opwekking van elektriciteit. Het hemelwater van het dak infiltreert in de grond. Spoelwater en concentraat gaan pas terug de grond in na verwijdering van ijzer met behulp van een zandfilter. Concentraat en reinigingswater met chemicaliën worden gescheiden bij de nanofiltratie en afzonderlijk afgevoerd naar respectievelijk duinbodem en riool. Op verschillende manieren verminderde Vitens verder het gebruik van chemicaliën. Ten slotte wordt de distributiepomp alleen in noodzakelijke gevallen gebruikt. zie ook pagina 16 en 17
8
H2O / 19 - 2011
actualiteit Vlaamse premier opent grootste waterfabriek van België Induss I, de grootste fabriek voor de productie van gedemineraliseerd water in België, is 22 september - met het bijbehorende distributienetwerk - officieel in werking gesteld door de Vlaamse minister-president Kris Peeters.
D
eze installatie, waarvan de bouw amper een jaar geleden begon, levert grote hoeveelheden gedemineraliseerd water aan (petro-) chemische bedrijven. De bouw van de waterfabriek en de aanleg van het 20 km lange pijpleidingnet dat het water tot bij de klanten brengt, vergden een investering van ongeveer 30 miljoen euro. In de waterfabriek wordt 99 procent van alle mineralen uit het gebruikte oppervlaktewater verwijderd.
komende jaren nog verdrievoudigd kan worden. Bij het ontwerp en de bouw van Induss I is gekozen voor tal van energiebesparende maatregelen en oplossingen (warmterecuperatie, zeer goede isolatie van de fabriekshal en doordachte materiaalkeuzes).
Induss II en Induss III, die in de haven van Gent gevestigd zijn, produceren al enige tijd gedemineraliseerd water en stoom. Induss I wordt beschouwd als ‘het neusje van de zalm van wat momenteel op technologisch vlak mogelijk is’.
V.l.n.r. minister-president Kris Peeters, Robert Voorhamme (voorzitter water-link), Ivan Geilenkotten (voorzitter raad van bestuur Induss) en Ellen Theeuwes (CEO Induss) in de nieuwe waterfabriek.
Het water uit de nabijgelegen Schelde is niet geschikt als grondstof, omdat het te veel zout bevat en eerst ontzilt zou moeten worden. Dit is economisch noch ecologisch verantwoord. Daarom maakt de demineralisatiefabriek gebruik van oppervlaktewater uit het Albertkanaal. De twee demineralisatiestraten van Induss I kunnen per dag circa 19.200 kubieke meter gedemineraliseerd water leveren. Dat is het equivalent van de inhoud van acht olympische zwembaden. De fabriek is zo ontworpen dat de productiecapaciteit de
Werkzaamheden aan de IJssel bij Deventer kunnen aanvangen Waterschap Groot Salland en aannemerscombinatie IJsselfront hebben op 20 september hun handtekening gezet onder het contract voor de uitvoering van de verruiming van de IJssel bij Deventer.
D
it najaar gaat de aannemerscombinatie (bestaande uit Boskalis en Van Hattum en Blankevoort) de voorbereidingen treffen. Daarna beginnen de daadwerkelijke graafwerkzaamheden in de Deventer uiterwaarden. In 2015 moeten de rivierverruimende maatregelen zijn gerealiseerd.
De werkzaamheden bestaan uit het graven van in totaal zes nevengeulen die zorgen voor een lagere hoogwaterstand op de IJssel en een snellere afvoer in tijden van hoog water. Waterschap Groot Salland en Waterschap Veluwe voeren samen het project bij Deventer uit. Groot Salland neemt hierin de leiding.
De betrokken medewerkers van de waterschappen Groot Salland en Veluwe en de aannemers Boskalis en Van Hattum en Blankevoort.
Bij Deventer staan twee maatregelen op het programma: de vergraving van de uiterwaarden Bolwerksplas, Worp en Ossenwaard én de vergraving van de Keizers- en Stobbenwaarden en Olsterwaarden. De eerste uiterwaardvergraving aan de westkant van de IJssel omvat het graven van twee geulen. De tweede uiterwaardenvergraving betreft een aaneengesloten uiterwaardengebied aan de oostkant van de IJssel tussen Olst en Deventer en omvat de aanleg van vier geulen over de gehele lengte van de uiterwaard. Uniek daarin is de vestiging van de Natuurderij door de Stichting IJssellandschap. Deze ecologische boerderij krijgt een rol in het laag houden van de begroeiing in de uiterwaarden, zodat het water ook in de toekomst goed kan doorstromen. Naast een veilige IJssel levert deze maatregel veel extra natuur en recreatiemogelijkheden op. De twee rivierverruimende maatregelen bij Deventer worden als één project uitgevoerd en beslaan zo’n tien kilometer en 500 hectare. Het werk omvat circa 2,9 miljoen kubieke meter grondverzet, aanleg van kades, eilandkribben en inrichtingsmaatregelen.
H2O / 19 - 2011
9
PETER SCHUT, REGIOARCHEOLOOG IN GELDERLAND:
“Romeins aquaduct in Nederland?” Zonder goed functionerende infrastructuur beantwoorden onze nutsvoorzieningen niet aan hun doel. Dat is nu zo, maar dat was in vroegere tijden en bij andere culturen ook zo. In de uitgave ‘Monumenten van Romeins Nederland, beschermingsagenda archeologie 2008’ komt de drinkwatervoorziening van het legerkamp van de Romeinen bij Nijmegen aan de orde. Aanleiding om voor dit themanummer over infrastructuur de blik niet naar voren maar naar achteren te richten en op bezoek te gaan bij Peter Schut, regioarcheoloog bij de Regio de Vallei in Ede, tot 2009 medewerker van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, in het bijzonder geïnteresseerd in de watervoorziening van de Romeinen. En de auteur van de genoemde uitgave.
Hoe kwam dit onderzoek bij Nijmegen aan de orde? “Tot 2007 kende Nederland de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek in Amersfoort, nu de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Als archeologen hadden wij het beeld dat de Romeinen in onze streken hun water haalden uit waterputten. Bij legerkampen en bij badhuizen vonden we vele van zulke putten. Een notitie van de amateurarcheoloog Ben Brus veranderde dat beeld. Hij had zich als wandelaar verbaasd over de aanwezigheid van een aantal dijken en dalen in de bossen bij Groesbeek en Nijmegen. Omdat niemand hem antwoord over de oorsprong ervan kon geven, kwam hij in 1999, na onderzoek, met de suggestie dat dit mogelijk resten van een Romeins aquaduct waren. Een gedachte die in eerste instantie erg fantasierijk leek, maar bij nadere bestudering toch aanleiding was voor een uitvoerig onderzoek, waarvan ik de projectleider ben geweest.”
Hoe verloopt zo’n onderzoek? “In die jaren kwam het Actuele Hoogtebestand Nederland gereed, van waaruit we verder gewerkt hebben. In Nijmegen vestigden de Romeinen na de opstand van de Bataven op de Hunerberg een legerkamp (een castra) met een legioen van zo’n 5.000 manschappen. Deze plek ligt nu in het oosten van de stad. In de bossen daaromheen vonden we bij nauwkeurige bestudering van dit hoogtebestand tweemaal een diep dal, een meertje, stukken dam of dijk, een geul en weer een dijk. Als je deze elementen met elkaar verbindt, krijg je over een lengte van ongeveer vijf kilometer een verloop van 62 meter +NAP naar 52 meter +NAP, met een helling van 0,2 procent. Dat was een veelvoorkomend verval dat de Romeinen bij aanleg van waterleidingen hanteerden. Alle elementen lagen precies op de goede hoogte.” “Nu waren de Romeinen heel selectief bij hun watervoorziening. De schrijver Vitruvius roemt de kwaliteit van regenwater en die van bronnen, maar waarschuwt voor waterputten. Vanaf het eerste begin van de aanleg van een castellum hielden zij
10
H2O / 19 - 2011
rekening met de watervoorziening. Maar leidingen zijn daarvoor in Nederland nooit gevonden. “ “Dat al die aardwerken qua hoogteligging aansloten, was geen bewijs, wel een sterke aanwijzing. Wat altijd voor een natuurlijke situatie was aangezien, bleek een 1000 meter lang en 40 meter breed dal van zo’n twaalf meter diepte te zijn, met aan weerszijden een wal van de uitgeworpen grond van vier meter hoog. Toen we een proefsleuf groeven, zagen we aan de bodemstructuur dat dit dal oorspronkelijk nog vier meter dieper was geweest. Het dal was gegraven.” “Een verkenning van historische bronnen toonde aan dat de aardewerken in ieder geval van een hoge ouderdom waren. Zo vonden we in het meertje de resten van een middeleeuwse versterking, een eilandje met een gracht, waarop waarschijnlijk een woontoren als verdedigingswerk gestaan heeft. Uit de manier waarop dit in de 12e of 13e eeuw gebouwd was, kon je afleiden dat dit meertje er toen al geweest moet zijn. Vóór de 12e eeuw was dit hele gebied eeuwenlang het Reichswald, jachtgebied van de keizer, waar nooit iets gebeurde. De aardwerken en het meertje moeten dus een hoge ouderdom hebben.”
Hoe kan dit systeem gewerkt hebben? “Twee van de gegraven dalen (het Louisedal en het Kerstendal) hadden tot doel om water uit watervoerende lagen te verzamelen en te transporteren naar het meertje. Ook tegenwoordig stroomt nog water in het Kerstendal en een kleiner dalletje. Het water liep van 80 meter +NAP naar het meertje op 60 meter +NAP. Het meertje kon alleen ontstaan door de aanleg van een stuwdam. Het water kon daardoor gereguleerd naar de castra stromen. Het andere kunstmatige dal is een fout in het systeem geweest. Er werden geen watervoerende lagen aangesneden en het heeft daardoor nooit gefunctioneerd. Vanaf het meertje heeft een ingegraven leiding gelopen, vermoedelijk een houten bak van 30 à 40 cm breed, 20 à 30 cm hoog, afgedekt met houten platen. Waar zich een dal in het landschap bevond, ligt op de juiste plek een dijk. Waar een hoogte is, bevindt zich
een drie meter diepe geul. Voor het laatste stuk tot de castra is er een kilometer lange dijk geweest, de Broerdijk, acht meter hoog waarvan de restanten nog op foto’s uit 1920 te zien zijn. Alles precies met een verval van 0,2 procent.” “Voor de aanleg van dit hele systeem moet 200.000 kubieke meter grond zijn verzet. We weten dat één arbeider met de hand per dag één kubieke meter grond kan verzetten en vervoeren. Dat betekent dus 200.000 mandagen. Dat lijkt veel. Maar hier waren 5.000 soldaten gelegerd, die normaliter niets te doen hadden. Als je deze mannen aan dit werk zette, hadden die wat te doen en waren ze ‘s avonds moe en was de kans om onrust veel kleiner. Voor 1.000 man was het dan 200 dagen werk. Nu kon je waarschijnlijk geen 1.000 man tegelijk inzetten, maar de aanleg moet te doen zijn geweest. Voor deze infrastructuur hebben we veel onderdelen teruggevonden, maar van de leiding zelf geen enkel stukje. Dat zou het ultieme bewijs zijn.”
Is in de castra nog iets gevonden? “In 1959 is een waterput opgegraven met ernaast een reservoir. Er is een stuk loden leiding gevonden van 12 cm diameter en verder verscheidene stukken houten waterleiding, gekoppeld met ijzeren ringen van 8 cm doorsnede. Zo’n houten segment was 2 à 2,5 meter lang en werd in één keer doorboord. Dat stuk loden leiding is een unieke vondst. Voor zulke stukken metaal is altijd belangstelling geweest. In de 19e eeuw werden van lood hagelkorrels voor geweren gemaakt, maar ook in de vijftiger jaren werden nog romeinse loden leidingen gerooid om omgesmolten te worden.” “De oudste castra was 42 hectare groot; later is hij verkleind tot 16 hectare. In het centrum bevond zich het hoofdkwartier, van daaruit liep een rechthoekig patroon van wegen, waarlangs zich de werkplaatsen, de verblijven van de manschappen die van de officieren, etc. bevonden. Daaromheen, buiten de muur, lag het kampdorp, waar de ambachtslieden woonden zoals pottenbakkers, ijzersmeden en bronsgieters, waar de eetgelegenheden waren, etc.”
*thema “Ik heb ook nog naar de hoeveelheid water gekeken. Als je uitgaat van een gebruik van 100 liter per persoon per dag, inclusief water voor de paarden en allerlei activiteiten, zou je voor 5.000 man tenminste 500 kubieke meter water per dag nodig hebben. De capaciteit van de bronnen, die er nog zijn, bedraagt ongeveer tien kubieke meter per uur, dus de helft.”
U spreekt van castra en castellum. “Een castra was een groot legerkamp, zoals hier, voor een compleet legioen van circa 5.000 man. Een castellum was een kleine fortificatie voor 400 à 500 man. De Romeinen hebben deze langs hun gehele grens gebouwd, langs de Rijn ongeveer om de 10 tot 20 kilometer. Resten van castella vind je langs de Rijn. Voor hun watervoorziening gebruikten ze vooral waterputten, regenwater en rivierwater om de paarden te drenken. De castra hier lag hoog boven het rivierengebied. Naast een diepe waterput is een waterreservoir van tien bij tien meter gevonden. Hoe diep deze was, weten wij niet, maar de waterput kan onmogelijk voldoende water geleverd hebben om het reservoir mee te vullen. Het grondwater zat tenminste op 13 meter diepte. Nu hadden de Romeinen wel pompen of zij gebruikten een emmerketting, aangedreven vanuit een tredmolen waarin een man zat, maar de hoeveelheid zal altijd onvoldoende geweest zijn om de gehele castra mee te voorzien. Er moet dus een waterleiding gelegen hebben.” Peter Schut
Kunt u nog meer over de watervoorziening van de Romeinen vertellen? “Over tappunten is vanuit Nederland weinig bekend. Alleen bij aquaducten was sprake van een vrije uitstroom, een bron of fontein die de hele dag liep, versierd met de kop van een leeuw of de afbeelding van een riviergod. Dat water werd dan ook gebruikt om de straten te reinigen en de riolen door te spoelen. Er zijn ook kranen gevonden, in het gehele Rijn- en Maasgebied slechts 20 stuks, maar in Pompeï en Herculaneum alleen al zo’n 125. Waarom hier zo weinig, weten wij niet. Bronzen kranen kunnen zijn omgesmolten, kranen van hout of van bot kunnen vergaan zijn.”
interview
hun naam verbonden zou worden. Langs waterleidingen stonden om de zoveel kilometers borden waarop aangegeven was dat je schade onmiddellijk moest melden, welke straf je kreeg als je dat niet deed, wat voor boete je kreeg als je te dicht bij een leiding iets in de grond deed, etc.”
“De Romeinen hadden strenge regels voor hun water”
“In badhuizen waren in ieder geval kranen aanwezig. In Napels is een complete boilerinstallatie gevonden. Een warmwatervat van lood, dubbelwandig, gestookt op hout, met een bad, waarin ook koud water geleid werd. Of dat vat vanwege de isolatie dubbelwandig was of vanwege de sterkte weten wij niet. De Romeinen hadden ook keuzekranen voor warm of koud water. Met een arm die je naar links of naar rechts moest draaien, net als bij ons. In Wijchen zijn twee van zulke kranen gevonden. In een Romeinse villa in Hoogeloon (NB) is zelfs een echte mengkraan gevonden. Die techniek is na de Romeinse tijd verloren gegaan, tot hij zo’n 100 jaar geleden opnieuw ontwikkeld is.”
Regelden de Romeinen waterzaken? “Van Vitruvius is een aantal geschriften bekend. Hij was zelf architect, maar heeft behalve over architectuur en tempels ook geschreven over waterleidingen en over het zoeken van water. Illustratief zijn de volgende voorbeelden. Om water te vinden, moet je ‘s morgens bij zonsopgang op je buik in het gras gaan liggen en kijken waar de grondmist omhoog gaat. Daar graaf je dan een gat. Als je een beeld wilt krijgen van de kwaliteit van het water in een gebied, moet je kijken naar de kleur van het vee en de gezondheid van oude bewoners.” “Frontinus, de hoogste ambtenaar, verantwoordelijk voor waterzaken in Rome, beschrijft de watervoorziening van deze stad. Hij heeft twee grote zorgen: onkunde en bouwfraude. Voorbeelden daarvan vinden we in diverse delen van het Romeinse rijk. In Dorchester (GB) had men tien kilometer leiding aangelegd. Toen die te laag bleek uit te komen, heeft men de gehele leiding nieuw aangelegd. In Bretagne staan de pijlers van een aquaduct, dat nooit gebouwd is. Plinius de jongere werd naar een stad in Klein-Azië gestuurd om uit te zoeken waarom een compleet nieuwe installatie geen druppel water leverde.”
Konden de mensen dat lezen? “We hebben lang gedacht dat de Bataven hier los stonden van de Romeinen. Maar de Romeinse soldaten waren vaak Bataven, die brieven in het Latijn naar huis stuurden. Zulke brieven werden verstuurd op houten schrijfplankjes die met zegeldoosjes werden verzegeld. In Nederland is een aantal van deze schrijfplankjes teruggevonden evenals veel metalen zegeldoosjes. De mensen thuis konden die brieven dus lezen.”
Wilt u iets over uw levensloop vertellen? “Ik ben in 1954 geboren in Bredevoort, tussen Aalten en Winterswijk. In Nijmegen volgde ik de nieuwe lerarenopleiding voor voortgezet onderwijs in aardrijkskunde en geschiedenis. Toen ik na diverse omzwervingen in 1983 mijn diploma haalde, ben ik al snel voor verschillende archeologische instellingen gaan werken. Sinds 1981 werk ik bij de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek. Ik begon als assistent van de provinciaal archeoloog van Gelderland. Daarna ben ik systeembeheerder geweest, hoofd documentatie en tenslotte beleidsmedewerker uitvoering Monumentenwet. In 2004 ben ik in Nijmegen afgestudeerd als provinciaal Romeins archeoloog met een onderzoek naar de Romeinse watervoorziening in Nederland.”
Is daar nog meer over bekend? “We dachten lang dat in Alphen aan de Rijn een scheprad van de Romeinen gestaan moet hebben, aangedreven door de Oude Rijn. Inmiddels geloof ik daar niet meer in. In diezelfde plaats is in 1991 een bronzen waterspuwer gevonden, waarvan het gebruik niet duidelijk is. Bij opgravingen in Barneveld is een houten waterleiding gevonden. Ik ben benieuwd uit welke tijd die dateert. Vitruvius waarschuwde in zijn tijd voor het gebruik van lood vanwege gezondheidsaspecten. De Romeinen kenden zelfs een zoetstof met lood erin. In Valkenburg (ZH) is een grafveld gevonden met veel skeletten van kinderen. Die bleken vergiftigd door lood in de moedermelk. De moeders snoepten teveel. Eigenlijk is op geen enkele gebied iets nieuws onder de zon.” Maarten Gast
“Frontinus ontdekte dat zijn voorgangers de capaciteit van bestaande waterleidingen te laag opgegeven hadden. Dit om nieuwe aquaducten te kunnen bouwen, waaraan
H2O / 19 - 2011
11
*thema
achtergrond
Basisregistratie Ondergrond vanuit waterleidingperspectief De overheid wil op een goede manier met heel veel gegevens omgaan. Dit is dermate belangrijk, dat men er een wettelijk kader voor heeft opgesteld: de Basisregistratie. Ook voor ondergrondgegevens komt er een Basisregistratie. Omdat die Basisregistratie Ondergrond (BRO) alleen wetgeving is voor de overheid zelf, leek het er op dat de waterleidingbedrijven er slechts zijdelings mee te maken zouden krijgen. Bij nadere beschouwing zou ook voor de drinkwatersector de BRO een grote impact kunnen hebben. Daarom zijn gesprekken gaande of de waterleidingsector zich vrijwillig kan/wil aansluiten. De insteek is dat er een goede BRO komt voor iedereen.
O
verheden hebben voor het uitoefenen van hun taken behoefte aan gegevens. Het gaat bijvoorbeeld om gegevens over personen (sofi-nummers), auto’s, kadastrale grenzen, etc. De overheid vindt het omgaan met gegevens zo belangrijk, dat het ondergebracht is onder een wettelijk regime: de Basisregistratie. In 2008 heeft de regering besloten dat er ook voor de gegevens van de ondergrond in Nederland een Basisregistratie moet komen. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft dit project ter hand genomen, en TNO opdracht gegeven om de Basisregistratie Ondergrond op te zetten. Deze moet regelen dat gegevens efficiënt worden verkregen, bewaard en gebruikt. Daarnaast moeten ze, ter verantwoording van de overheid, door burgers te raadplegen zijn.
En de waterleidingsector dan? Waterleidingbedrijven zijn geen overheden en vallen dus niet onder het wettelijk regime van de BRO. Toch zullen waterleidingbedrijven de BRO ook niet helemaal kunnen ontlopen. Gegevens die worden verzameld als voorwaarde bij een door de overheid verleende vergunning, zullen ook in de BRO thuis horen. Het ligt voor de hand dat de betreffende overheid het waterleidingbedrijf zal vragen om de meetgegevens rechtstreeks aan de BRO te leveren, wat betekent dat er ook kwaliteitseisen aan gesteld worden. Dit kan betekenen dat in de huidige werkwijzen binnen drinkwaterbedrijven aanpassingen nodig zijn. Daar staat tegenover dat een hoogwaardige databank gratis beschikbaar komt, en dat de BRO een impuls is om bestaande gegevensbestanden te verbeteren en toegankelijker te maken.
Belangrijke elementen Zolangzamerhand worden de eerste contouren van de Basisregistratie Ondergrond (BRO) duidelijk: t De BRO is er voor en door overheden. Overheden worden verplicht hun gegevens aan te leveren en op te laten slaan; t Overheden worden verplicht de data uit de BRO te gebruiken bij hun activiteiten, om te melden wanneer ze fouten zien en verbeteringen uit te (laten) voeren; t De BRO wil beginnen met gegevens zoals ze nu opgeslagen zijn bij TNO onder Dinoloket en bij Alterra onder BodemInformatieSysteem; t Er is een 20-tal datatypen onderscheiden, onder meer grondwaterstanden en
12
H2O / 19 - 2011
t
t
-kwaliteitsgegevens zullen worden opgeslagen; Via een procedure met werkgroepen wordt uiteindelijk besloten welke data en hoe deze data in de BRO worden opgeslagen; Het BRO-spoor zal parallel lopen met het Europese INSPIRE-kader, wat er onder meer toe leidt dat de formele ingangsdatum op 1 januari 2015 is gesteld. Het is de intentie dat voor die tijd al wel onderdelen uit de BRO operationeel zijn.
Wat betekent dat voor de waterleidingsector? De BRO zou ook in het nadeel kunnen werken van de waterleidingsector. Overheden zullen verplicht zijn om bij hun handelen en besluiten gebruik te maken van BRO-gegevens, maar zijn niet verplicht om gebruik te maken van gegevens die niet in de BRO zijn opgenomen. De neiging om niet verder te kijken dan de BRO zal worden gestimuleerd door het kwaliteitslabel dat aan de BRO-data hangt. Voor gegevens buiten de BRO zal de overheid eerst moeten controleren of die gegevens ook aan dezelfde kwaliteitscriteria voldoen. Overheden zullen daardoor minder snel geneigd zijn om gegevens bij andere partijen op te vragen. Voor de drinkwaterbedrijven houdt dit in dat, als zij willen dat hun data meegenomen wordt in besluitvorming, het verstandig is de data in de BRO op te laten nemen. Binnen BRO wordt dan ook de mogelijkheid geboden dat andere partijen dan overheden hun data kunnen aanleveren. Sinds juni 2010 zijn er daarom gesprekken geweest tussen vertegenwoordigers van de waterleidingsector en de BRO over de manier waarop de sector bij de plannen betrokken kan worden.
Voortgang gesprekken Dit voorjaar hebben de gesprekken een inhoudelijk karakter gekregen. Uitgangspunt van de gesprekken is dat de sector zo veel mogelijk op gelijke voet als de overheden met de BRO wil meedraaien. Bij de start van het overleg bleek voor de twee datatypen die de sector het meest aangaan (grondwaterstanden en grondwaterkwaliteit) de werkgroepen al een eerste concept-aanpak hadden opgesteld. Door het ministerie is ruimte gegeven om over aanpassingen van deze aanpak te spreken. Hier was ook ruimte voor, omdat de vervolgstap in het BRO-proces (bespreking van de concept-
aanpak in een ambtelijke werkgroep) nog even op zich laat wachten. Vervolggesprekken hebben inmiddels een aantal discussiepunten opgeleverd. Waarom alleen overheid?
Om te beginnen is geconstateerd dat de BRO wel heel erg een project voor en door overheden is. De ambtelijke werkgroep mag alleen uit overheden bestaan en hierdoor hebben we twijfels of de gebruikers wel voldoende vertegenwoordigd worden. De BRO zou toch in eerste instantie een bruikbaar instrument moeten zijn? Hoe sla je een grondwaterstand op?
Het huidige voorstel vanuit BRO is om grondwaterstanden ten opzichte van een referentiepunt (bijvoorbeeld de NAP-hoogte van de bovenkant van een buis) op te slaan. Dit referentiepunt blijkt in de praktijk echter nog wel eens aangepast te worden. Regelmatig blijkt dit pas geruime tijd later, waardoor al eerder in de BRO opgeslagen data met terugwerkende kracht gecorrigeerd moeten worden. Om dit te kunnen doen, is het nodig dat ook de brondata opgeslagen worden. Dit is nu niet binnen de BRO geborgd, waardoor het voor aanleverende partijen noodzakelijk lijkt een tweede eigen databank met brondata naast de BRO te onderhouden. Daarnaast lijkt de opslagvorm in peil ten opzichte van refrentiepunt vooral gebaseerd op de ‘oude’ praktijk van handpeilingen. Bezien moet worden of het met de nieuwe praktijk van geautomatiseerde metingen niet een extra rekenslag introduceert en dus een extra bron van fouten. Validatie van grondwaterstanden
Voordat een grondwaterstand in de BRO mag worden opgenomen, moet worden gekeken of de gemeten waarde wel kan kloppen. Het ministerie heeft de intentie om de validatie door de bronhouder te laten uitvoeren (en dus formeel buiten het wettelijk regime van de BRO te houden), maar wil wel eisen stellen aan de manier waarop die validatie wordt uitgevoerd. Er is nog geen voorstel geformuleerd hoe die procedure er uit komt te zien. Vitens en Brabant Water hebben daarom zelf een initiatief genomen om het liefst voor eind van dit jaar te komen tot een validatieprocedure. Dit traject zal zo veel mogelijk met andere waterleidingbedrijven samen worden doorlopen om zo te komen tot een soort waterleidingstandaard. Deze standaard
informatie Rijkswaterstaat viert 25 jaar Oosterscheldekering *thema
Op 4 oktober bestaat de Oosterscheldekering 25 jaar. Om dit te vieren, vinden in de week van 4 tot en met 8 oktober verschillende evenementen plaats. Op de dag zelf, exact 25 jaar na de opening door koningin Beatrix, vinden de officiële feestelijkheden plaats met prominente gasten en een paneldiscussie over de toekomst van het waterbeheer. Alle bijeenkomsten zijn in het Topshuis op voormalig werkeiland Neeltje Jans.
zal worden ingebracht in het BRO-proces, waarbij de uitwerking eventueel zou kunnen zijn dat middels een soort van vinkje aangegeven kan worden dat de meetreeks voldoet aan de waterleidingstandaard. Overigens is niet uit te sluiten dat de BRO deze standaard ook voor andere toeleveranciers van data tot norm zal verheffen. Validatie van grondwaterkwaliteit
Waar het al een klus is om overeenstemming te krijgen over een validatieprocedure voor grondwaterstanden, wordt het voor chemische gegevens nog lastiger omdat daar verschillende meetmethoden, verschillende detectielimieten, etc. de variatiemogelijkheden vergroten. Dit vergt nog een grote inspanning. Interpretatie
Een meting wordt doorgaans in een bepaalde context uitgevoerd en het resultaat moet ook in die context beschouwd worden. Als een grondwaterstand gemeten wordt om de effecten van een bronbemaling te monitoren, mag deze meetreeks niet gebruikt worden om een regionale gemiddelde hoogste grondwaterstand af te leiden. Hetzelfde geldt voor chemische data. Als meetpunten gericht zijn gekozen om een risicovolle activiteit te monitoren, mogen de resultaten niet gebruikt worden alsof het een random steekproef van de grondwaterkwaliteit betreft. De vraag is hoe een bepaalde inhoud gekoppeld kan blijven aan de aanleiding voor de bemonstering en de interpretatie ervan door deskundigen.
Stand van zaken De hierboven geformuleerd vraagpunten zijn slechts een selectie van onderwerpen die we met elkaar bespreken. Komende maanden zullen de eerste keuzes gemaakt moeten worden. De wederzijdse inzet is om samen tot een uitkomst te komen die voor de hele B.V. Nederland het meeste (financieel en inhoudelijk) rendement op zal leveren. Vera Lagendijk (Vitens) Harry Boukes (Brabant Water)
H
et programma van 4 oktober loopt van 14.00 uur tot 18.00 uur. Joop Atsma (staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu), Yttje Feddes (landschapsarchitecte bureau Feddes/Olthof Landschapsarschitecten en Rijksadviseur voor het Landschap) en Bart Kuipers (directeur kenniscentrum Smart Port, EU Rotterdam) geven dan hun visie op een 'nieuwe sprong' in het waterbeheer. Staatssecretaris Atsma zal vervolgens met een symbolische handeling ruim baan geven aan deze nieuwe sprong. Na deze handeling vindt een paneldiscussie plaats onder leiding van Tracy Metz (journalist NRC Handelsblad, auteur en voormalig lid van de tweede Deltacommissie) over de toekomst van het waterbeheer. Met als panelleden Wim Kuijken (Deltacommissaris), Jan Hendrik Dronkers (directeur-generaal Rijkswaterstaat), Ko Prins (directeur Koninklijke Prins & Dingemanse B.V.) en Marcel Stive (afdelingshoofd Hydraulic Engineering van de TU Delft) zijn veiligheid, economie en ecologie de drie hoofdthema’s waarover gesproken gaat worden. Aansluitend vindt de presentatie van het boek ‘De Kering’ plaats. Aan dit boek van de Stichting Oosterscheldeboek is sinds 2008 gewerkt. Het wordt aangeboden aan onder andere staatssecretaris Joop Atsma en Commissaris van de Koningin in Zeeland Karla Peijs. Het internationale symposium op 5 oktober begint om 09.30 uur en eindigt rond 18.00 uur. Dit symposium is bedoeld voor keringbeheerders die verbonden zijn met het internationale netwerk I-STORM (onder andere Venetië, Londen en St. Peterburg). Overdragen van kennis en expertise is het thema van deze dag, die wordt geopend door Jan Hendrik Dronkers. Hierna geeft Soer van Herk (districtshoofd van Waterdistrict Zeeuwse Delta) een introductie over het netwerk I-Storm. Vervolgens komt klimaat-
deskundige Pier Vellinga aan het woord over de balans tussen veiligheid, economie en ecologie én klimaatverandering, gevolgd door Karen Durham Aguilera (director of Contingency Operations, U.S. Army Corps of Engineers) over de uitdagingen van de kering in New Orleans. Daarna staan sessies over aansprekende voorbeelden rond het waterbeheer in Nederland en een rondleiding over de Oosterscheldekering op het programma. Later op de middag zullen Howard Davidson (Director Thames region) en Maria Teresa Brotto (head of engineering department Consorzio Venezia Nuovo) spreken over respectievelijk de Thames Barrier in Londen en de Venice Barrier/Mose project in Venetië. Sybe Schaap (voorzitter Netherlands Water Partnership), besluit de dag met een terugblik en conclusies van de dag. Op 6 oktober laat Rijkswaterstaat een groep studenten van de Hogeschool Zeeland een dag verzorgen voor en door studenten. Voor scholieren die een vervolgopleiding gaan kiezen, moeten enkele werkbijeenkomsten een goed beeld geven hoe een toekomstige carrière in deze sector er voor hen kan uitzien. Ook het werkveld is aanwezig met diverse stands. De dag loopt van 09.15 uur tot 15.15 uur voor scholieren en van 14.30 uur tot 23.00 uur voor studenten. De scholieren komen van Stedelijke Scholengemeenschap Nehalennia uit Middelburg, het Calvijn College en Pontes Scholengroep Het Goese Lyceum, beiden uit Goes. De studenten komen van ROC Zeeland, ROC West-Brabant en Hogeschool Zeeland. Op 8 oktober vindt de laatste bijeenkomst plaats van de oud-bouwers van de Oosterscheldekering (van 15.00 uur tot 21.00 uur). In het Topshuis op Neeltje Jans blikken zij terug op de afgelopen 25 jaar aan innovaties en behaalde successen. H2O / 19 - 2011
13
informatie ‘Ondergrondse infra zonder hinder’ *thema
De Nederlandse vereniging voor Sleufloze Technieken en Toepassingen (NSTT) houdt op 6 en 7 oktober de tweede No-Dig Dag in Vijfhuizen. Onder het motto ‘ondergrondse infra zonder hinder’ komen boor- en leidingrenovatietechnieken aan de orde middels congressen, demonstraties en exposanten. Ook reikt de NSTT de No-Dig Award 2011 uit.
D
e eerste dag staat in het teken van het No-Dig-congres. Om 10.30 uur opent dagvoorzitter Johan Bosch (hoogleraar ‘Ondergrondse Bouw’ TU Delft en specialist ‘Ondergronds bouwen’ bij Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur) het programma. Tijdens de ochtend komen overlast en hinder door graafwerkzaamheden aan bod evenals assetmanagement in riolering. Na de lunch volgen duurzaamheid, het detecteren van kabels en leidingen zonder te graven én leidingrenovatie: 40 jaar koustechniek. Aan het einde van de middag wordt gekeken naar de berekening van boringen in slappe ondergrond en is ruimte voor discussie onder leiding van de dagvoorzitter. Het aantal plaatsen bij het congres is beperkt tot 300. De No-Dig Award is een kunstwerk, dat kan worden uitgereikt in drie categorieën: voor een opgeleverd project waarbij men sleufloze technieken toepaste; voor een nieuwe machine of techniek, nieuw materiaal of gereedschap of een nieuw boorsysteem of -methode en tenslotte voor onderzoek, onderwijs of afstudeerproject. De winnaar wordt extra onder de aandacht gebracht bij belanghebbenden binnen het eigen vakgebied. Daarnaast biedt het winnen van de prijs mogelijkheden voor het verder uitwerken en het op de markt zetten van het prijswinnende project, product, methode of idee.
Tenslotte kunnen de bezoekers de diverse stands van de exposanten bezoeken om nieuwe ontwikkelingen op het gebied van sleufloze technieken te bekijken.
Demonstraties Op 7 oktober kunnen bezoekers diverse technieken en apparatuur zelf bekijken.
Zowel binnen als buiten worden demonstraties gehouden en een aantal bedrijven laat hun producten en diensten zien tijdens een kleinschalige beurs. Ook wordt die dag een boorwedstrijd gehouden, waarbij teams van twee personen binnen 45 minuten een gat met een lengte van 50 tot 100 meter moeten boren. De jury zal hierbij letten op de snelheid, nauwkeurigheid, boorpan, onderlinge communicatie, veiligheid en in hoeverre de boring af is binnen de beschikbare tijd. De openingstijden van de beurs zijn: op donderdag 6 oktober van 10.30 tot 17.00 uur en op vrijdag 7 oktober van 10.00 tot 16.00 uur. Het congres begint donderdag om 10.30 uur. De uitreiking van de prijs vindt plaats tussen 17.00 en 18.30 uur. De kosten bedragen 195 euro voor het congres en 35 euro voor de beurs. De No-Dig dag speelt zich af in de expo Haarlemmermeer, Stelling 1 in Vijfhuizen. Voor meer informatie: www.no-dig-dag.nl. zie ook pagina 44 en 45
14
H2O / 19 - 2011
Part of
T H E I N T ER NAT IONAL WAT E R WE E K C ONFEREN CE
aquaterra World Forum on Delta & Coastal Development
aquainnovation Accelerating Innovation in the water sector
aquaindustry Industrial Water Solutions
Integrating the worlds of water management and technology
aquaterraconference.com Organised by:
Waterrobuust bouwen mogelijk in Rijnenburg? Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is samen met de gemeente Utrecht en de provincie betrokken bij de realisatie van 7.000 woningen in de nieuwe woonwijk Rijnenburg, ten zuiden van de A12. Veel woningen worden gerealiseerd in laaggelegen komgronden. Vooral een overstroming vanuit de Lek zou grote gevolgen hebben. Het versterken van de dijken ligt voor de hand, maar is dat het met het oog op de klimaatverandering ook de meest robuuste en veilige oplossing?
H
et circa 840 hectare grote gebied Xwaar Rijnenburg moet verrijzen, wordt gekenmerkt door een slagenlandschap met langgerekte weilanden die door slootjes van elkaar worden gescheiden. Inpassing van 7.000 woningen in dit groene en waterrijke landschap vormt de centrale ontwerpopgave. In de structuurvisie Rijnenburg, die de gemeente Utrecht in 2010 opstelde, is de ambitie uitgesproken dat toekomstige bewoners kunnen genieten van een duurzame, prettige en veilige leefomgeving. Een omgeving die ook voorbereid is om perioden van extreme neerslag en langdurige droogte, als gevolg van de klimaatverandering, op te vangen.
De eerste laag is het voorkómen van overstromingen met sterke dijken. Rijnenburg wordt beschermd tegen een overstroming uit de rivieren door dijken langs de Lek en langs de Hollandse IJssel. In Rijnenburg zijn twee scenario’s mogelijk als het gaat om wateroverlast door eventuele dijkdoorbraken: namelijk een doorbraak van de Lekdijk of van de dijk langs de Hollandse IJssel. Een doorbraak van de Lekdijk zal de grootste impact hebben op het gebied. De Lek voert bij hoog water grote hoeveelheden water af uit de Rijn. Bij een dijkdoorbraak spoelt dit water over het land achter de dijk. De verwachting is dat aan de noordkant van het gebied binnen 24 uur ongeveer 2,50 meter water komt te staan en op de stroomrug 0,5 meter water.
Meerlaagsveiligheid Het centrale concept voor het geactualiseerde nationale waterveiligheidsbeleid wordt gevormd door ‘meerlaagsveiligheid’: de veiligheid wordt via meerdere lagen gewaarborgd. Dit concept is ook uitgewerkt voor Rijnenburg.
De tweede laag is het realiseren van duurzame ruimtelijke planning. Een zorgvuldige planning (locatiekeuze en inrichtingsvraagstukken) kan slachtoffers en schade bij eventuele overstromingen beperken. Deze laag is nog niet concreet
Afb. 1: Concept Meerlaagsveiligheid (bron: Beleidsnota waterveiligheid).
Afb. 2: Impressie buurtschap met verschillende woonconcepten (illustratie: DeltaSync en Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden).
16
H2O / 19 - 2011
achtergrond gemaakt met maatregelen en instrumenten. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden probeert dit in Rijnenburg handen en voeten te geven. Daarvoor wordt momenteel onderzoek verricht naar de mogelijkheden om waterrobuust te bouwen. Mogelijkheden zijn: amfibisch wonen, drijvende woningen en woningen op palen. De derde laag is rampenbeheersing bij overstromingen. Een vooraf opgesteld evacuatieplan kan slachtoffers bij een overstroming voorkomen.
Waterrobuust bouwen Het hoogheemraadschap ziet waterrobuust bouwen in Rijnenburg op dit moment niet als alternatief voor dijkversterking maar als mogelijkheid om een goede woonkwaliteit te creëren met behoud van het huidige groene en waterrijke landschap. Bovendien ontstaat door het wonen op water meer ruimte om de wateropgave in Rijnenburg in te vullen. Door piek- en seizoensbergingen aan te leggen is het overige woongebied beter bestand tegen zware buien en langdurige droogte.
Deze piek- en seizoensbergingen maken het mogelijk voor de gemeente om waterrobuust te bouwen, waardoor sprake is van multifunctioneel ruimtegebruik. Daarnaast dienen de resultaten van het onderzoek naar waterrobuust bouwen als basis voor het Deltaprogramma. Het hoogheemraadschap participeert in dit programma, onder meer door inbreng van praktijkervaring. Waterrobuust bouwen is dus een oplossing om attractieve woonmilieus te creëren en in te spelen op wateroverlast. De uiteindelijke keuze in relatie tot waterveiligheid: sterkere dijken, overstromingsrobuust inrichten of een mix van beide, maakt deel uit van de deltabeslissing.
amfibische en drijvende woningen zijn nog onbekend. Ook nog onduidelijk is wat voor concrete randvoorwaarden op het gebied van veiligheid gaan gelden voor Rijnenburg. Daarnaast leven er praktische vragen over hoe om te gaan met hoge (grond)waterstanden. Wat zijn bijvoorbeeld de consequenties hiervan voor het beheer en onderhoud voor de inrichting van de openbare ruimte en de tuinen van de bewoners? Dit najaar zal duidelijk worden of ook marktpartijen mogelijkheden zien voor waterrobuust bouwen in Rijnenburg.
Kosten Uit de eerste onderzoeken in Rijnenburg is inmiddels duidelijk geworden dat de kosten voor het bouwrijp maken en onderhoud van een volledige woonwijk - woningen en infrastructuur - op palen circa 6,5 keer duurder is dan traditioneel bouwrijp maken. De vraag is echter wat de kosten zijn van een kleinschalige ontwikkeling van enkele tientallen paalwoningen. Ook de kosten en opbrengsten (uit verkoop waterkavels) van
Martijn Jongens en Dries Schuwer (Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden)
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden stimuleert klimaatadaptieve ontwikkelingen. Op dit moment wordt de Windroos gebouwd: een drijvend gebouw dat zonder zwaar materieel eenvoudig op elke plaats kan worden gemonteerd op water of bijvoorbeeld op veen. De Windroos krijgt een functie als vergader- en expositieruimte (foto: Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden).
H2O / 19 - 2011
17
Vitens zoekt balans tussen prestaties, risico’s en kosten Vitens heeft vorig jaar een methodiek geïmplementeerd om haar investeringen objectief te beoordelen en te prioriteren. Het waterbedrijf zette hiermee een eerste stap op weg naar risicogebaseerd assetmanagement, resulterend in meer inzicht in een optimaal investeringsportfolio. Het drinkwaterbedrijf legt een duidelijke relatie tussen de doelstellingen en de noodzakelijke investeringen om die vastgestelde bedrijfsdoelstellingen te bereiken.
V
itens stelt elk jaar een investeringsplan op, met een horizon van vijf jaar, voor de uitbreiding en vervanging van bedrijfsmiddelen om de leveringszekerheid te borgen voor de lange(re) termijn. Uitbreidingen, zoals aanleg van leidingen en bouw van productielocaties, komen veelal voort uit de groei of verandering van de bevolking, of uit een ander waterverdelingsvraagstuk. Het vervangen of renoveren van leidingen en productiemiddelen is het gevolg van herbebouwing of reconstructies of een merkbare achteruitgang in prestatie. Met name de noodzaak tot het renoveren of vervangen van een bedrijfsmiddel is een relatief subjectieve bepaling: Wanneer is het aantal storingen te groot, is de prestatie te laag of leidt het niet vervangen tot een te groot risico? Om zo objectief en transparant mogelijk investeringsaanvragen te toetsen, heeft Vitens in 2010 een methode geïmplementeerd die leidde tot een risicogebaseerde afweging van investeringsprojecten gekoppeld aan bedrijfswaarden. De introductie van het risicogebaseerde model komt in een periode waarin Vitens transformeert naar een organisatie die de klant meer centraal stelt en waarbinnen de afdeling assetmanagement de regie voert. Dit vraagt eenduidige bedrijfswaarden en transparantie op het vlak van onder meer investeringsplanning richting de operationele afdelingen, maar ook richting aandeelhouders. Voorafgaand aan het opstellen van een investeringsplan brengt Vitens jaarlijks een kadernotitie uit waarin het de visie, de financiële en wettelijke kaders en het bedrijfsbeleid opneemt. Tot vorig jaar diende de kadernotitie als leidraad bij het beoordelen van investeringsaanvragen en het opstellen van het investeringsplan, maar verschafte het geen objectief raamwerk voor het beoordelen van knelpunten. Na het vaststellen van de kadernotitie werd een inventarisatie gemaakt van alle lopende projecten en nieuwe knelpunten. Deze investeringsaanvragen werden vervolgens integraal beoordeeld op noodzaak, urgentie/ planning en kosten. Nadat een integraal investeringsplan was opgesteld, werd deze ter goedkeuring aangeboden aan de directie en uiteindelijk aan de aandeelhouders. Binnen de organisatie bleek echter een grote behoefte te bestaan aan het transparant en objectief beoordelen van investeringsaanvragen.
18
H2O / 19 - 2011
Assetmanagement en PAS 55 In industrieën waarin de prestaties van fysieke bedrijfsmiddelen (assets) bepalend zijn voor het behalen of overtreffen van de bedrijfsdoelstellingen, is het uitblinken in assetmanagement van cruciaal belang. De term wordt binnen de kapitaalintensieve sectoren geassocieerd met het beheer van fysieke bedrijfsmiddelen over hun levenscyclus. Door toenemende druk vanuit onder andere toezichthouders, klanten en andere belanghebbenden, worden ondernemingen bijna gedwongen effectief en op risico gebaseerd assetmanagement toe te passen in het beheer van hun bedrijfsmiddelen. Tot voor kort bestond geen standaard voor het beheren van fysieke bedrijfsmiddelen en infrastructuren. Bij gebrek aan deze uniforme kaders heeft het Institute of Asset Management in samenwerking met diverse organisaties uit de sector een specificatie ontwikkeld: Publicly Available Specification nr. 55, oftewel PAS 55. Momenteel wordt de norm omgevormd tot een ISO-standaard.
Introductie risk based asset management Het goed inrichten van een assetmanagementsysteem binnen organisaties leidt onder meer tot efficiëntie, kwaliteitverbetering en kostenbesparing. Maar het belangrijkste is dat het leidt tot transparantie. Organisaties zijn in staat aan te tonen dat ze op een professionele wijze alle risico’s en knelpunten rondom het beheer van de bedrijfsmiddelen beheersen. Vragen zoals ‘Aan welke bedrijfsdoelstelling levert dit project een bijdrage?’ en ‘Welke activiteiten voeren wij uit om dit risico te mitigeren?’ zijn eenvoudiger te beantwoorden als een assetmanagementsysteem - conform PAS 55 - is geïmplementeerd. Een waterbedrijf loopt dagelijks risico’s die kunnen leiden tot het niet halen van bedrijfsdoelstellingen. Zonder een eenduidige methodiek als risk based asset management (RBAM) is het niet mogelijk relaties te leggen tussen bedrijfsdoelstellingen, de risico’s en de activiteiten die een waterbedrijf uitvoert om haar bedrijfsdoelstellingen te realiseren. Binnen PAS 55 is dit één van de leidende principes. Een eerste stap in RBAM is het vertalen van bedrijfsdoelstellingen in (meetbare/toetsbare) bedrijfswaarden. Binnen Vitens zijn zeven bedrijfswaarden onderkend: wet- en regelgeving, dienstverlening, (water)kwaliteit, financieel, veiligheid, duurzaamheid én het imago. Voor elke bedrijfswaarde geeft een weegfactor het
belang weer. De weegfactoren zijn afhankelijk van de visie, bedrijfsstrategie en -doelstellingen. Voor elke bedrijfswaarde zijn één of meer bedrijfsnormen in de vorm van kritische prestatie-indicatoren gedefinieerd. Een voorbeeld hiervan voor de bedrijfswaarde (water)kwaliteit is het aantal normoverschrijdingen. De bedrijfsnormen vormen de basis van de risicomatrix. Met die matrix wordt (per bedrijfswaarde) de hoogte van het risico bepaald op basis van de ernst van het effect en de waarschijnlijkheid van optreden. Het geheel van bedrijfswaarden, normen en risicomatrices wordt het bedrijfswaardenmodel genoemd. Vitens heeft in haar meest recente kadernotitie de visie en het beleid vertaald naar specifieke en meetbare bedrijfswaarden. Tevens is per bedrijfswaarde een risicomatrix ontwikkeld die wordt gebruikt voor het beoordelen van alle investeringsprojecten.
Verrijken van investeringsportfolio De besluitvorming over investeringen is geobjectiveerd door het initiële investeringsportfolio te ‘verrijken’ met additionele gegevens. Daarnaast zijn de projecten beoordeeld op hun risico. Uitgangspunt voor de RBAM-methode binnen Vitens is een ruwe portfolio aan lopende projecten en nieuwe investeringsaanvragen. Van alle nieuwe investeringsaanvragen is per bedrijfswaarde het risico bepaald als de aanvraag komend jaar niet wordt uitgevoerd. Eerst is bepaald op welke bedrijfswaarde(n) het project impact heeft. Van deze bedrijfswaarde(n) wordt dan aan de hand van de effectbeoordelingsmatrix en de waarschijnlijkheid van optreden het risiconiveau bepaald. Alle investeringsaanvragen zijn vervolgens
PAS 55 is een specificatie die richtlijnen geeft voor optimaal management van bedrijfsmiddelen en infrastructuren. Met name in kapitaalintensieve omgevingen, zoals waternetwerken en waterschappen, is dit hét bedrijfsmodel om de effectiviteit van het managementsysteem te verbeteren. Hoewel niet vereist in andere (niet-gereguleerde) industrieën staat PAS 55 de laatste jaren volop in de belangstelling van toezichthouders en voorlopers in de industrie. Zo heeft bijvoorbeeld de Britse toezichthouder voor de watersector OFWAT de specificatie geadopteerd. Daarnaast onderkent wereldwijd een groeiend aantal bedrijven dat het excelleren in assetmanagement een cruciaal element vormt binnen hun bedrijfsvoering.
*thema
achtergrond
Productielocatie Leidsche Rijn.
gecorrigeerd voor inflatie en andere correctiefactoren. De achterliggende gedachte van de correctiefactoren is het simuleren van praktijkomstandigheden, zoals het minder realiseren van investeringen in een portfolio dan gepland. Het wordt steeds belangrijker om betrouwbaar te zijn in de prognoses, zeker op de financiële markt (voor het aantrekken van benodigd kapitaal).
Regelruimte De verplichte en in realisatie zijnde projecten zijn (per definitie) opgenomen in het investeringsprogramma, waarbij de prognoses ieder jaar worden geactualiseerd volgens de inzichten van het tweede kwartaal. De overige investeringsaanvragen - de ‘regelruimte’ - zijn beoordeeld en geprioriteerd op basis van een risicoprofiel. De methode probeert inzicht te geven in de regelruimte en deze zo goed mogelijk te benutten. De regelruimte is de ruimte die een bedrijf heeft om op basis van risicobeoordeling keuzes te maken. Veel bedrijven hanteren een investeringsplafond. De regelruimte is bij voorkeur zo groot mogelijk om zo te voldoen aan de behoefte van de belanghebbenden. In het huidige investeringsplan was de regelruimte zeer beperkt door het grote aantal verplichte projecten in het kader van wetgeving en door reconstructiewerkzaamheden. Naast de lopende en verplichte projecten is op basis van het gewenste risicoprofiel beoordeeld welke projecten een acceptabel en welke projecten een onacceptabel risico met zich meebrengen. Wat overblijft is de keuzevrijheid die het bedrijf heeft om te bepalen welke projecten de meeste toegevoegde waarde creëren voor het bedrijf en uiteindelijk haar belanghebbenden. De prioritering van de regelruimte geschiedt
door de risicobeoordeling op basis van het bedrijfswaardenmodel. In de presentatie van het investeringsplan is ten slotte per project aangegeven wie de belanghebbenden zijn (combinatie mogelijk): de klant, de medewerker, de overheid of de maatschappij? Op basis van deze categorisering blijkt dat ruim de helft van de investeringen worden gedaan voor de klant: verbetering van de dienstverlening en de waterkwaliteit. De overige omvangrijke investeringen betreffen vooral een meer duurzame bedrijfsvoering en het voorkomen van verdroging (maatschappij) én reconstructies (overheid).
Resultaat Met de RBAM-methode is bij het opstellen van het investeringsplan een begin gemaakt met het risicodenken: wat is de bijdrage van dit project aan de bedrijfsdoelstellingen/waarden van de organisatie? De risk based asset management-methode heeft binnen Vitens bijgedragen tot meer inzicht in de opbouw van de projectenportfolio en tot meer transparantie en begrip voor de keuzes die worden gemaakt. Deze keuzes zijn reproduceerbaar en objectief. De rol van de directie krijgt ook een nieuwe dimensie: door het vergrote inzicht in de risico’s en de opbouw van het portfolio wordt de besluitvorming rondom de investeringsplanning nog meer geobjectiveerd. Op basis van het gewenste risicoprofiel van de onderneming kan de meest optimale mix van investeringsprojecten worden gekozen om de bedrijfsdoelstellingen te bereiken. Belangrijk is de risicobeoordeling objectief te houden, duidelijke spelregels te hanteren en middels praktijkvoorbeelden medewerkers te trainen in het beoordelen van de risico’s. Eén van de aanbevelingen is daarom een (klein) team samen te stellen dat alle
investeringsaanvragen beoordeelt. Om de regelruimte zo groot mogelijk te houden, moeten investeringsaanvragen met een verplicht karakter goed onder de loep worden genomen. In hoeverre is een aanvraag echt verplicht? Of mag een bedrijfsnorm leiden tot de grote investeringskosten die ermee gepaard gaan?
Toekomst Met de RBAM-methode zet Vitens een volgende stap in het risicodenken, waarbij men toe wil naar het beheersen in plaats van het mijden van risico's. Nu investeringsprojecten geprioriteerd worden aan de hand van het bedrijfswaardenmodel, begint de volgende fase binnen de RBAM-methode: het opbouwen van een risicoregister om zodoende niet de projecten te beoordelen maar de risico’s. Voor onacceptabele risico’s worden dan projecten ontwikkeld die worden opgenomen in de investeringsportfolio. Het opbouwen van een risicoregister wordt veelal stapsgewijs gedaan door concrete risico’s uit te werken naar oorzaak en gevolg. Op deze manier vindt een geleidelijke transitie plaats naar een ander bedrijfsmodel. De rol van de assetmanager zal ook gaan veranderen. Hij of zij zal de asseteigenaar veelal het bestuur of directie - meer en meer inzicht geven in de consequenties van het gekozen bedrijfwaardenmodel: welke maatregelen moeten worden genomen om de bedrijfsdoelstellingen te halen en binnen het gewenste risicoprofiel te blijven? De assetmanager zal hiertoe een adviserende rol gaan vervullen en de directie voorzien van inzichten en scenario’s voor de juiste investeringskeuzes. De directie zal uiteindelijk gefundeerd een investeringsportfolio kunnen vaststellen die overeenkomt met de gekozen bedrijfsstrategie. Ed de Vroedt (UMS Group) Eelco Trietsch en Willem Bootsma (Vitens)
H2O / 19 - 2011
19
Natuurvriendelijke oevers in Purmerend De verwachtingen van natuurvriendelijke oevers zijn in Nederland hoog. Tot en met 2015 leggen de waterschappen er bijna 2.500 kilometer van aan. Ze moeten de ecologische kwaliteit van de wateren mee helpen verbeteren. Een groot deel van de oevers ligt in stedelijk gebied. In de praktijk blijkt de aanleg van natuurvriendelijke oevers echter weerbarstig. De uit 2009 daterende Handreiking Natuurvriendelijke Oevers van STOWA wil de waterbeheerder daarom helpen bij het ontwerp en de aanleg van de oevers. De gemeente Purmerend en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier gebruiken de handreiking al enkele jaren. Afgelopen week presenteerde STOWA een aanvulling (zie H2O nr. 17 van 2 september jl., pag. 15 e.v.).
C
onform de handreiking Natuurvriendelijke oevers stelde de gemeente Purmerend in 2008 samen met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier het ‘oeverplan Purmerend’ op, als uitwerking van het waterplan. In dit plan zijn doelen en ambities per watergang vastgelegd en de huidige oevers in beeld gebracht. Ook is de staat van de oever vastgelegd. Vervolgens is per watergang een streefbeeld opgesteld. Daar waar het streefbeeld afwijkt van de huidige situatie, zijn maatregelen voor de periode 2009-2015 opgesteld. In het oeverplan is zoveel mogelijk geprobeerd om een netwerk van natuurvriendelijke watergangen te creëren met zo min mogelijk obstakels (zoals krappe duikers en stuwen).
t
Uitvoering
Ook zijn tijdens de aanleg onvoorziene mogelijkheden benut: t Overige inrichtingswensen van bewoners konden meegenomen worden (zoals de aanleg van vissteigers en bankjes). Bewoners hebben hiervoor actief in de besluitvorming geparticipeerd. Bijkomend voordeel is dat hierdoor begrip en draagvlak gecreëerd wordt voor de natuurvriendelijke oevers;
Sinds 2009 is de aanleg van de natuurvriendelijke oevers in Purmerend in volle gang. Gedurende de uitvoering worden continu keuzes gemaakt. Geplande natuurvriendelijke oevers kunnen soms door onvoorziene omstandigheden niet doorgaan of er ontstaan juist nieuwe mogelijkheden. Zo is in Purmerend in de praktijk tegen het volgende aangelopen:
t
t
t
t
De watergang is in de praktijk onvoldoende breed of diep, omdat de breedte of diepte in de praktijk afwijkt van beschikbare gegevens; De ruimte in de oever is te krap om een flauw talud te creëren (bijvoorbeeld door de aanwezigheid van bomen); De oever wordt dermate overschaduwd dat er weinig oevervegetatie wil groeien; Een obstakel is toch niet op te heffen, omdat deze een te drukke weg kruist; De oevers geven op verschillende locaties andere resultaten. Zo groeien in dezelfde watergang in de ene onderwaterbak (soort innovatieve natuurvriendelijke oever) geen oeverplanten, terwijl dit in de andere onderwaterbak wel het geval is.
t
t
Begroeide floramatten zijn aangelegd, zodat vanaf het begin een gevarieerd en kleurrijk oeverbeeld werd gecreëerd; Drijvende flora-eilanden zijn onderzocht in combinatie met het verlengen van een brug, waardoor een brede ecologische verbindingszone onder de brug door kan lopen. Dit in het oog springende natuurvriendelijke object heeft - naar verwachting - een positief effect op de ecologie en de beleving.
Tijdens de uitvoering bleek het handig te zijn om de STOWA-handreiking te digitaliseren. Dit is inmiddels gebeurd. Voor Purmerend is die versie ook gebruikt. De digitale versie geeft sneller informatie over de doelen, streefbeelden, voortgang van maatregelen en andere relevante gegevens. Dit bleek in de praktijk handig, omdat tijdens de uitvoering snel keuzes gemaakt moesten worden. Purmerend moest soms afwijken van het oorspronkelijke plan uit 2008. Door tijdig alle relevante informatie beschikbaar te hebben, kon een snelle analyse worden uitgevoerd, waardoor de meest optimale maatregel genomen kon worden. Voor de tussentijdse analyses is gebruik gemaakt van diverse gegevens, zoals de locatie van alle bomen die binnen vijf meter
Goed functionerende (links) en minder goed functionerende (rechts) onderwaterbak in dezelfde watergang. Monitoring moet uitwijzen wat de reden hiervoor is.
20
H2O / 19 - 2011
achtergrond van de oever af staan. Per oever is zo de haalbaarheid van een natuurvriendelijke oever te analyseren, rekening houdend met beschaduwing, bladval en ruimte op de kant door wortels van bomen.
Andere relevante informatie t
t
t
t
De belasting van het watersysteem met fosfaat. Hoe lager de belasting, des te meer kans op ontwikkeling van gewenste oeverplanten. Tevens zijn per wijk de belangrijkste bronnen in beeld gebracht. Hierdoor is inzicht ontstaan in de mogelijkheden om de belasting te verminderen; De actuele status van de oeverbeschoeiing. Wanneer natuurvriendelijke oevers aangelegd worden op het moment dat de beschoeiing toch aan vervanging toe is, bespaart dat tijd en geld; Een overzicht van ecologische netwerken. Hoe meer verbindingen tussen de ecologische gebieden gemaakt kunnen worden, des te gunstiger dit is; De meningen en wensen van burgers. De bereidheid van bewoners en belanghebbenden voor natuurvriendelijke oevers in hun wijk is essentieel voor het slagen van de oevers. Afb. 1: Aantal kilometer gerealiseerde natuurvriendelijke oever per wijk in 2010.
Om te volgen wat het effect van de natuurvriendelijke oevers is, is in 2007 een nulmeting uitgevoerd. Afgelopen zomer zijn de eerste echte metingen verricht. Volgend jaar gaan het hoogheemraadschap en de gemeente opnieuw monitoren en analyseren. Het waterschap bekijkt of de oevers zich op de gewenste manier ontwikkelen en goed zijn aangelegd. Indien de monitoringsdata hier aanleiding toe geven, worden maatregelen die nog in de planning staan, aangepast.
Lessen uit de praktijk De ervaringen van de gemeente Purmerend en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier met de handreiking Natuurvriendelijke oevers wijzen uit dat de werkwijze in de praktijk goed bruikbaar is. Maar de praktijk is ook weerbarstig en vaak moeten ad hoc besluiten worden genomen. De kans is daarbij groot dat natuurvriendelijke oevers verkeerd of op de verkeerde plaats aangelegd worden. Digitalisering van de Handreiking Natuurvriendelijke Oevers leidde in Purmerend tot een beter inzicht in de consequenties van knelpunten, maar ook positieve ontwikkelingen. Hierdoor konden keuzes beter afgewogen worden.
Afb. 2: Overzicht van de digitale toepassing van de STOWA-handreiking. De voortgang van de maatregelen en het streefbeeld is in één oogopslag te zien. Afb. 3: Relevante informatie is onder andere de locatie van bomen langs de watergang, in verband met schaduw, bladval en de beschikbare ruimte op de oever.
Kees Vermeer (gemeente Purmerend) Saskia Zierfuss (Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier) Danneke Verhagen en Jopie de Ruijterter Steege (Nelen & Schuurmans) STOWA (2009). Handreiking Natuurvriendelijke oevers. Rapport 2009-37. Voor meer informatie www.demo.lizardsystem.nl.
H2O / 19 - 2011
21
Wetsus ontwikkelt innovaties op het gebied van waterbehandelingstechnologieën In het laboratorium van Wetsus in Leeuwarden werken promovendi van 16 universiteiten samen aan de ontwikkeling van nieuwe watertechnologieën. Ze doen dit in opdracht van bedrijven die daar commerciële relevantie in zien. Programmadirecteur Gert-Jan Euverink van dit nationale technologische topinstituut voor watertechnologie coördineert de promovendi die onderzoek verrichten bij Wetsus. “Wij werken hier aan doorbraakinnovaties op het gebied van waterbehandelingstechnologieën. Wetsus wil uitgroeien tot European centre of excellence op waterbehandelingsgebied.
“B
edrijven doen mee omdat ze willen investeren in onderzoeken die uiteindelijk leiden tot patenten van nieuwe watertechnologische producten. Daarmee kunnen ze geld gaan verdienen en hun concurrentiepositie verbeteren. Per maand voegen zich één of twee bedrijven bij ons programma. Sinds de start van Wetsus in 2003 zijn er al 48 patenten geregistreerd. De helft daarvan is overgedragen aan bedrijven. Zij ontwikkelen de nieuwe technologie verder om die zo te commercialiseren. Behalve natuurlijk van hun eigen faciliteiten kunnen de bedrijven voor de opschaling ook gebruik maken van de verschillende demonstratie-installaties die in een straal van ongeveer 50 km rondom Leeuwarden ontwikkeld zijn. Bij dit laatste zijn bedrijven als Waterlaboratorium Noord, Vitens en Wetterskip Fryslân belangrijke partijen.”
Onderzoeksthema’s “De bedrijven die in het onderzoek van Wetsus participeren, zijn gegroepeerd rondom thema’s. Op dit moment zijn dat er 22. Op het gebied van ‘blauwe energie’ is veel vernieuwend onderzoek verricht. Maar ook op het gebied van het scheiden aan de bron en de ontwikkeling van prototypes van sensoren ter voorkoming van kalkaanslag in
22
H2O / 19 - 2011
industriële installaties maken we doorbraken. En op het gebied van microbiële brandstofcellen zijn we zeer succesvol en ook wereldleidend.”
Promovendi “Wetsus verricht onderzoek op laboratoriumschaal. Promovendi voeren het uit in vierjarige projecten. Dat onderzoek vindt deels plaats hier in het laboratorium en deels op de universiteiten als daar andere faciliteiten zijn die op dat moment nodig zijn voor het onderzoek. Meer dan de helft van de promovendi komt uit het buitenland. Veel uit Europa, maar enkelen uit landen als Brazilië, China, Thailand, Mexico en Indonesië. Welk onderzoek wij doen wordt bepaald door de vraag vanuit het bedrijfsleven. Zij co-financieren de onderzoeken die door Wetsus worden uitgevoerd. De wetenschappelijke staf van Wetsus en de universiteiten verlenen begeleiding aan de onderzoekende promovendi.”
In de volgende uitgave van H2O wordt aandacht besteed aan verschillende demonstratieprojecten waar resultaten van onderzoek verder ontwikkeld en uitgetest worden door bedrijven. Hierin verschijnt ook een verslag van het Wetsuscongres op 3 en 4 oktober.
hoogleraar totdat er uiteindelijk een projectvoorstel uitkomt. Dat wordt dan goedgekeurd door Wetsus als het voldoet aan de wetenschappelijke maatstaven en aan de doelstellingen van het ondernemingsplan. Wij plaatsen een advertentie voor promovendi en zoeken ook in ons netwerk of we daar geschikte kandidaten kunnen vinden. Daarnaast organiseren we éénmaal per jaar een Water Challenge week waarvoor Master studenten uit heel Europa zich kunnen aanmelden. Uit hun midden halen we de beste studenten voor nieuwe projecten.”
Vraag en aanbod van onderzoekers “Als het bedrijfsleven met een onderzoeksvraag bij ons aankomt, nodigen wij een hoogleraar uit om een onderzoeksvoorstel te schrijven. Er vindt dan uitwisseling plaats tussen de betreffende bedrijven en de
Tekst en foto’s: Johannes Odé
achtergrond Onderzoek naar verwijderen en terugwinnen fosfaathoudende antiscalants *thema
In het laboratorium van Wetsus werkt onder andere Luciaan Boels, 4e jaars promovendus. Hij houdt zich bezig met onderzoek naar het adsorberen van fosfaathoudende antiscalants die drinkwaterbedrijven gebruiken.
“V
oor de productie van drinkwater pompt men in de hogergelegen delen van Nederland grondwater op dat door membranen heen wordt gedrukt. Dan houd je 80 procent drinkwater over en 20 procent water waarin de meeste opgeloste zouten zitten. Als je geen antiscalants zou toevoegen, zouden de zouten uitkristalliseren op het membraanoppervlak (scaling). Om dit te voorkomen, voegen drinkwaterbedrijven antiscalants toe; dat zijn meestal fosfaathoudende stoffen. Die antiscalants loost men op het oppervlaktewater. Dat veroorzaakt - vanwege de fosfaten - soms extra algengroei. Omdat de lozingseisen steeds strenger worden, zoeken de drinkwatermaatschappijen naar alternatieven voor de huidige fosfaathoudende antiscalants of naar een manier om de fosfaathoudende antiscalants er uit te halen en eventueel terug te winnen. In zijn laboratoriumopstelling werkt Boels met ijzerhoudende korrels. “Ik werk met een afvalproduct van de drinkwatermaatschappij. Als je grondwater oppompt, zitten er veel opgeloste metalen in, bijvoorbeeld ijzer en mangaan. Die worden eruit gehaald door ze neer te slaan op zandkorreltjes. Normaal gesproken wordt dit als afvalproduct afgevoerd. Maar de fosfaathoudende antiscalants hebben een hele goede affiniteit voor dit
terechtgekomen. De vraagstelling van het probleem van de aanpak van fosfaathoudende antiscalants sprak mij aan en het sluit ook goed aan bij mijn opleiding. Ik krijg begeleiding vanuit de TU Delft van onder andere professor Geert-Jan Witkamp, die veel ervaring heeft met dit onderwerp.”
Luciaan Boels
ijzerhoudende materiaal. Dus nu gebruiken we dit afvalmateriaal om de fosfaathoudende antiscalants eruit te halen; we bereiken een percentage van 95 procent. Dat is meer dan voldoende volgens de normen. Het mooie van het ijzerhoudende materiaal is dat het antiscalants kan binden. Je kunt de geadsorbeerde antiscalants er weer afhalen en op die manier zou je ze kunnen hergebruiken.” Boels maakt voor zijn onderzoek onder andere gebruik van een adsorptiekolom gevuld met deze ijzerhoudende korrels. “Ik wilde altijd wat doen met onderzoek na mijn studie scheikundige technologie in Groningen. Dan ga je rondkijken wat voor mogelijkheden er zijn en zo ben ik bij Wetsus
“Na mijn promotieonderzoek wil ik verder gaan met onderzoek. Dankzij het netwerk van Wetsus, waarin zoveel bedrijven en onderzoeksinstellingen en universiteiten samenwerken, zal het niet zo moeilijk zijn om een nieuwe onderzoeksplaats te vinden. In dit project zijn vijf bedrijven betrokken. Ze zijn heel positief over mijn onderzoeksresultaten. Het mooie is dat het onderzoeksresultaat al is gepatenteerd door Wetsus op verzoek van Vitens. Het drinkwaterbedrijf is er erg blij mee. Vitens kampt met het probleem van fosfaathoudende antiscalants en heeft genoeg van dit ijzerhoudende afvalmateriaal liggen. Dus voor het bedrijf is dit een zeer nuttig onderzoeksresultaat. Het verkeert nu nog in de testfase. Vitens is nog niet begonnen deze technologie toe te passen. Omdat je bij Wetsus zo dicht bij de bedrijven staat, kun je heel praktisch toegepast onderzoek doen. Problemen in de praktijk ben je hier aan het oplossen.” zie ook pagina 39
Waterstofproductie met microbiële elektrolyse Adriaan Jeremiasse (27), ook in het 4e jaar van zijn promotie-onderzoek, hield zich bezig met microbiële elektrolyse: een nieuwe duurzame technologie voor de behandeling van afvalwater waarbij tegelijkertijd waterstof wordt geproduceerd. Hij promoveerde eind deze maand.
J
eremiasse studeerde in Wageningen milieutechnologie. “Voor mijn afstuderen wist ik al dat ik bij Wetsus onderzoek wilde gaan verrichten. Zo kwam ik voor mijn afstudeervak terecht bij een promovendus die al met dit onderzoek bezig was. Daarna kreeg ik de mogelijkheid om bij Wetsus zelf als promovendus vervolgonderzoek te doen aan de verdere ontwikkeling van de microbiële elektrolysecel. Voor deelnemende bedrijven aan dit onderzoek moet dit een renderende technologie worden. Onder hen bevinden zich enkele waterzuiveringsbedrijven.” Jeremiasse houdt zich in het bijzonder met waterstofproductie bezig: “We werken met een microbiële elektrolysecel die bestaat uit een anode van grafietvilt waarop microorganismen organische stoffen omzetten in stroom en een kathode waar de stroom wordt omgezet in waterstof. Het voordeel
van een microbiële elektrolysecel ten opzichte van conventionele waterelektrolyse is dat je ten eerste afval omzet uit de afvalstroom en ten tweede - omdat de organische stof in de afvalstroom al een bepaalde hoeveelheid energie bezit - je met veel minder toegevoegde energie waterstof kunt maken. We zoeken uit hoe we er aan de ene kant voor kunnen zorgen dat de micro-organismen meer stroom maken en aan de ander kant hoe we een hogere waterstofproductie kunnen bereiken tegen betaalbare kosten. De afgelopen zes jaar is hier al door verschillende onderzoekers aan gewerkt.” Adriaan Jeremiasse
In de conventionele elektrolyse wordt gebruik gemaakt van platina als kathodekatalysator. Maar dat werkt niet goed bij microbiële elektrolyse. “We experimenteren met andere en effectievere materialen. In mijn onderzoek ben ik gebruik gaan maken
van goedkoop materiaal voor de kathode van de cel. We werken met grafietvilt, maar ook met metaallegeringen waarmee we een hoger rendement verkrijgen,” aldus Adriaan Jeremiasse.
H2O / 19 - 2011
23
waternetwerken WATERCOLUMN
Kanalen voor water
V
erwondering is een prima emotie voor een adviseur of onderzoeker. Je verbaast je ergens over en probeert het te snappen. Het houdt je bezig, niet alleen tussen 9 en 5. Verbijstering is net een graadje erger: een ideale aanjager voor een column. Ik was deze zomer op een prettig Grieks eiland en werd gebeld door Bert Roebert: “Jos, eind september is er in Groningen een conferentie over kanalen, maar alles lijkt te gaan over kanalen voor scheepvaart, voor transport van goederen en mensen. Kanalen zijn er toch óók voor transport van water, daar moeten we toch wat mee?” Ik kon dat slechts beamen en dacht onmiddellijk aan het netwerk van meer dan 2.000 kilometer Levada’s op het Portugese Madeira. Kleine kanalen, sommige meer dan 400 jaar geleden aangelegd, om water van het regenrijke noorden naar de droge zuidkant te brengen. Bert noemde een voorbeeld korter bij huis: het Waterleidingkanaal. Het toenmalige Gemeentewaterleidingen Amsterdam legde het aan in de jaren ‘50 om kwelwater uit de Bethunepolder naar de Loenderveense plas te leiden, waar het een uitstekende bron is voor het drinkwater in Amsterdam. Samen kwamen we op veel meer voorbeelden. Bert, want veel bereisd, is daar goed in. Wat te denken van het Canal de Provence, het Mahmudiya kanaal in Egypte, het California Water Plan en het West Tarumkanaal op Java? De hele aardbol is dooraderd met door de mens aangelegde kanalen, watergangen, weteringen, sloten en greppels. En vele daarvan enkel voor aan- en afvoer van water. Sommige strekken tot voorbeeld, andere verdienen geen navolging want grijpen onbedoeld dramatisch in. En doen bijvoorbeeld het Aralmeer droogvallen. Tijdens de conferentie bepleiten Bert en ik dat we leren van de voorbeelden en als watermensen verantwoordelijkheid nemen voor ontwerp en aanleg die recht doen aan watersysteem, erfgoed, ruimte en landschap. Jos Peters
Veelzijdige participatie tijdens International Water Week De afgelopen tijd is hard gewerkt aan de organisatie van de International Water Week (IWW). De laatste drukke voorbereidingen van dit veelomvattende evenement vinden nu plaats. De IWW vindt dit jaar voor het eerst plaats in Amsterdam, van 29 oktober tot en met 4 november, met tal van bijeenkomsten, waaronder de beurs Aquatech en de conferentie Aquaterra. Vier vertegenwoordigers van collega-organisaties geven een vooruitblik op de evenementen die enkele tienduizenden vakmensen uit de watersector uit alle hoeken van de wereld naar Nederland zal lokken. Florrie de Pater van het onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat is nauw betrokken bij de Young Scientists-workshop. In deze vijfdaagse intensieve werkbijeenkomst worden jonge vakmensen uit de waterwereld uitgedaagd om een visie te ontwikkelen voor het watersysteem in de stad van de toekomst, waarbij vooral gelet moet worden op de gevolgen van de klimaatverandering. “Samen met UNESCO-IHE en IVM organiseren wij deze workshop. Ons doel is jonge wetenschappers te trainen in het waterbeheer in een veranderende stedelijke omgeving bij een warmer en grilliger klimaat met meer kans op zware regenval maar ook langere perioden van extreme droogte. Het is de bedoeling dat zij gezamenlijk werken aan een visie over hoe in het watersysteem en de waterketen slimme oplossingen bereikt kunnen worden die toekomstbestendig zijn.” Na een eerdere oproep voor bijdragen zijn 160 inzendingen opgestuurd. Na selectie bleven 34 jonge wetenschappers en vakmensen uit de watersector over die gevraagd zijn een wetenschappelijke bijdrage te schrijven. Gedurende de workshop werkt men in kleine groepjes aan een visie die op de slotdag gepresenteerd zal worden. “Ook komt er een boek uit met alle bijdragen. De beste hiervan willen we gepubliceerd krijgen in wetenschappelijke tijdschriften.”
Werkgever Dijkgraaf Johan de Bondt van waterschap Amstel, Gooi en Vecht legt uit waarom ‘zijn’ waterschap meedoet. “Door actief aan de organisatie deel te nemen, krijgen wij beter de kans om de internationale bezoekers te laten zien wat een waterschap is en doet. Ook internationale partijen waarmee we samenwerken, willen we laten zien welke praktische oplossingen op het platteland voor hen geschikt zouden kunnen zijn. Daarnaast willen we jonge afgestudeerden in de praktijkcasus Watergraafsmeer aan het werk zetten voor het verkrijgen van innovatieve oplossingen, gelet op klimaatverandering in stedelijk gebied. Tot slot hopen we via onze deelname bij jonge mensen in Nederland op het netvlies te komen als een zeer interessante werkgever.” PVWN-directeur Martien den Blanken is als voorzitter van de Stichting Internationale Congressen van KNW betrokken bij de organisatie van diverse congressen tijdens de International Water Week. “In Nederland is wel heel veel kennis over water, maar we kunnen die positie versterken door dit op een internationaal aansprekend podium nog eens te laten zien. En niet alleen door diverse congressen te organiseren, maar ook via excursies naar bedrijven en installaties. Ook het bedrijfsleven kan daarvan internationaal profiteren. PWN ondersteunt het programma voor de Young Water Professionals, omdat we jongeren willen interesseren voor de waterwereld als een aantrekkelijk werkdomein.”
Kennisnetwerk Bedrijfsdirecteur Henk Ardesch van Oasen geeft aan dat de bijdrage van Oasen voortkomt uit de strategie om kennisgerelateerde doelen onder andere te realiseren via netwerken. “We willen kennis brengen maar ook kennis halen en zien de International Water Week als een uitstekende gelegenheid hiervoor. Dit netwerken draagt bij aan het oplossen van onze specifieke bedrijfsproblematiek. Een voorbeeld betreft het vervangingsvraagstuk van ons leidingnet in de komende decennia, een vraagstuk waarover nog veel vragen zijn te beantwoorden. We hopen op de IWW-specialisten te ontmoeten die ons op dit punt kunnen helpen. Ik hoop verder dat onze lezingen zullen voorzien in de informatiebehoefte van anderen.”
24
H2O / 19 - 2011
waternetwerken Veel presentaties over zuivering industrieel afvalwater WATERCOLUMN met als doel een prominentere rol voorkop voor zuiveringstechnieken, maar die Op 6 oktober vindt bij Tata Steel in IJmuiden ver.nieuws_column een themadag plaats met de titel ‘Praktijkcases van behandeling van industrieel afvalwater’. De organisatie ligt in handen van Andreas Giesen en Antoine van Hoorn van de Stichting Kennisuitwisseling Industriële Watertechnologie (SKIW) en Berend Reitsma en David Vroon van het Koninklijk Nederlands Waternetwerk (KNW). De themadag is vooral gericht op de problemen die zich kunnen voordoen in de dagelijkse procesvoering van industriële afvalwaterzuiveringsinstallaties. Veel sprekers presenteren praktijkcasussen. In de industrie is altijd veel belangstelling
belangstelling is veelal gericht op nieuwe technieken en innovatie. Terwijl zich in de dagelijkse procesvoering van afvalwaterzuiveringsinstallaties verschillende problemen voordoen met overschrijding van lozingseisen. De themagroep Afvalwaterbehandeling van KNW vond dat hier eens goed naar gekeken moest worden en nam contact op met de SKIW met het voorstel hierover één of twee themadagen te organiseren. SKIW herkende de problemen en de doelgroep en zei dan ook meteen ‘ja’. De gezamenlijke organisatie van de themadag onderstreept de samenwerking tussen beide organisaties
kennisuitwisseling over industriële waterbehandeling. er.nieuws_column plat initiaal
V
“In de huidige procesvoering van industriële zuiveringsinstallaties komen regelmatig bedrijfsvoeringsproblemen ver.nieuws_column plat voor, terwijl daarover geen symposia worden georganiseerd”, aldus David Vroon, lid van de ver.nieuws_column auteur themagroep Afvalwaterbehandeling en werkzaam bij Rijkswaterstaat. “Het gaat bijvoorbeeld om problemen met de kwaliteit van actief slib (uitspoeling), stikstofverwijdering of precipitatie van ongewenst materiaal in de installatie (kalk). Gemeenschappelijk kenmerk van die problemen is dat diverse parameters in botsing dreigen te komen met de lozingseisen in de vergunning. Ook nemen de bedrijfsvoeringskosten toe. Vaak is bij dergelijke problemen het stellen van de juiste diagnose geen gemakkelijke zaak.”
Tweede themadag Verspreid over het land wordt in industriële zuiveringsinstallaties natuurlijk wel kennis en ervaring opgedaan om die problemen te verhelpen, maar die kennis wordt niet gedeeld. De themadag gaat hierin voorzien. “We hebben aan een brede groep een oproep voor bijdragen gedaan en daar is in grote getale op gereageerd. Vandaar dat we van plan zijn om volgend voorjaar een tweede themadag te organiseren. De eerste dag sluiten we af met een rondleiding op de warmbandwalserij van Tata Steel en de biologische waterzuivering van Cokesfabriek 2. Het zal een leerzame dag worden.”
Innovaties op het gebied van anaerobe processen Op dinsdag 11 oktober vindt in Wageningen het symposium ‘Innovative developments in anaerobic processes’ plaats. Tijdens dit symposium, dat de Technische Commissie Anaerobie (TCA) van KWN verzorgt, komen de laatste ontwikkelingen op het gebied van anaerobie en afvalwater aan bod. Een gesprek met mede-organisator Carl Schultz (Paques). “De TCA stelt zich ten doel om de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van anaeroob waterzuiveren onder de aandacht te brengen. Dit doen we middels een aantal bijeenkomsten per jaar. Op het jaarlijkse symposium, op 11 oktober, staan innovatieve ontwikkelingen in anaerobe processen centraal. Dit onderwerp staat, zeker de laatste jaren, weer extra in de belangstelling, omdat deze processen veel biogas produceren. In het kader van ‘groene’ energie en de opwarming van de aarde bestaat hiervoor momenteel veel aandacht.” “We proberen het onderwerp zo breed mogelijk te belichten. In de ochtend zet dagvoorzitter Jules van Lier (TU Delft) het algemene kader neer, samen met Cees
Metaanreactoren van de Suikerunie in Dinteloord (foto: Paques).
Buisman (Wageningen Universiteit en Wetsus) en Aleid Diepeveen (NWP). Daarna volgen lezingen over de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen (Bert Hamelers van de Wageningen Universiteit en Robbert Kleerebezem van de TU Delft). Ook zal dan aandacht geschonken worden aan praktijkvoorbeelden (Wilbert Menkveld van Witteveen+Bos, Jan Pereboom van Veolia en Jans Kruit van Paques). ” “Als afsluiting, en dat maakt deze dag speciaal, verzorgt professor Willy Verstraete (Universiteit van Gent) een lezing. Hij is één van de belangrijkste wetenschappers op het gebied van anaerobie van de afgelopen decennia. Verstraete ging eerder dit jaar met emeritaat. Wij hebben hem bereid gevonden toch nog een lezing te verzorgen voor het symposium, waarin hij een overzicht geeft van de ontwikkeling van anaerobie door de jaren heen en waarin hij zijn visie geeft voor de toekomst. Iedereen die belangstelling heeft voor de wereld van anaerobie mag dit symposium dan ook absoluut niet missen.”
H2O / 19 - 2011
25
waternetwerken Waterpeil
WATERCOLUMN
In elke editie van H O bekijktkop ver.nieuws_column Waternetwerk de waterbranche vanuit 2
een eigen invalshoek. Ininitiaal deze column er.nieuws_column plat meten we afwisselend het waterpeil aan de hand van inzichten van jongeren, vrouwen en internationale waterdeskundigen. ver.nieuws_column plat
V
ver.nieuws_column auteur
Cultuurverschillen
V
itens-Evides International is de joint venture tussen de twee grootste waterbedrijven in Nederland: Vitens en Evides. Deskundigen van beide bedrijven zetten hun kennis en ervaring in bij lokale drinkwaterbedrijven in ontwikkelingslanden. De projecten van Vitens-Evides International hebben als doel de bedrijfsprocessen van de lokale waterbedrijven structureel te verbeteren. Maar hoe bereik je dit als Nederlandse techneut? Nou, dat is heel éénvoudig. Je maakt een projectplan en vertelt je lokale collega gewoon hoe het moet, misschien nog een tweede of derde keer, en dan loopt het op rolletjes.
Nee dus! Eigenlijk gaat het bij kennisuitwisseling om hele andere dingen. Ben je bijvoorbeeld in staat om onderling vertrouwen op te bouwen en respect te tonen ten aanzien van culturele verschillen? Met name deze culturele verschillen zorgen ervoor dat de communicatie of aanpak om een andere werkwijze tot stand te brengen anders verloopt dan in Nederland. Aspecten zoals hiërarchie en senioriteit kunnen hierbij erg belangrijk zijn. Maar natuurlijk is het heel goed om te laten zien hoe het anders kan. Ook een bezoek aan Nederland kan ervoor zorgen dat de ogen geopend worden van je lokale collega. Maar de best werkende oplossingen worden uiteindelijk lokaal gevonden en zijn dus sterk afhankelijk van de context. Peter van den Horn (Vitens-Evides International)
26
H2O / 19 - 2011
Duurzaamheid praktisch bekeken Op donderdag 13 oktober houdt de themagroep Stedelijk Water een Onderweg naar huisbijeenkomst over duurzaamheid en water. Aan de orde komen duurzaamheid in de stad, op het bedrijventerrein en in de woning. Dit gebeurt aan de hand van twee casussen. Zo vertellen William Peters van de gemeente Heusden en Eugène Heeremans van Waterschap Aa en Maas waar zij tegen aan liepen toen ze niet project- maar gebiedsgericht de wateroverlast in Vlijmen aanpakten. Hun samenwerking leidde tot lagere kosten bij het oplossen van de wateroverlast (in Geerpark, ‘de duurzaamste woonwijk van Nederland’). “We zijn allemaal wel een beetje vertrouwd met het begrip duurzaam, maar we moeten nog leren om problemen in de watersector holistischer te bekijken”, zegt Frank van der Heijden, hoofd Adviesgroep Stedelijk Water bij Arcadis en secretaris van de organiserende themagroep. “De grootste fout die je kunt maken - en dat is helaas wel de manier waarop het tot nu toe ging - is alles separaat en strikt tot de plangrens te bekijken. Nu willen we over grenzen kijken en dat is nog wennen, want van oudsher is alles in bestemmingsplannen afgebakend en mócht je niet over de schutting kijken. Nu doet de gemeente dat, in samenwerking met het waterschap, wél. En dat is betrekkelijk nieuw.” Hiltrud Pötz van bureau opMaat vertelt daarna over de mogelijkheden van duurzaam omgaan met water in en om het huis. Welke taal spreekt de architect en wat kunnen de waterwereld en de bouwwereld van elkaar leren wanneer het gaat over het duurzaam omgaan met water rondom woningen en gebouwen? “Pötz kan bogen op een jarenlange ervaring op het gebied van het zelfs al nadenken over duurzaamheid in woning. Zij kan ons wijzen op zaken waar men niet zo snel aan denkt”, volgens Van der Heijden. Over duurzaamheid wordt veel gesproken, maar - aldus Van der Heijden - “het is nog een vaag begrip. Zo zijn er bijeenkomsten over duurzaamheid, maar deze Onderweg naar huisbijeenkomst onderscheidt zich doordat we het onderwerp concreet maken. We hopen dat duurzaamheid gaat leven en dat het onderwerp aan belangstelling wint.” Van der Heijden wijst erop dat zowel de mensen ‘met de laarzen in de klei’ als de bestuurders inzicht moeten krijgen in praktijkmogelijkheden van duurzaam werken, zodat het onderwerp ook daadwerkelijk op de agenda gezet wordt. “Op dit moment is de opkomst van bestuurders nog vrij laag. Ik denk dat het een kwestie is van ‘frapper toujours’: erop blijven hameren, zodat je mensen de ogen op den duur kunt openen.” De bijeenkomst begint om 14.00 uur en vindt plaats in gebouw B van De Gruyter Fabriek, Veemarktkade 8 in Den Bosch. De locatie van de toekomstige wijk Geerpark in Vlijmen (foto: gemeente Heusden).
waternetwerken “Een goed watersysteem voor de stad” Passies, ambities, ontwikkelingen - wat drijft een waterprofessional? Koninklijk Nederlands Waternetwerk portretteert in iedere editie één van zijn leden. Deze keer: Daphne de Koeijer (47), manager Watermanagement bij Gemeentewerken Rotterdam.
Daphne de Koeijer
“Ik werk sinds 1992 in de watersector, maar ben nog niet zo lang lid van de vereniging. Hiervoor werkte ik ook bij Gemeentewerken maar dan in andere sectoren. Sinds kort maak ik deel uit van de redactieadviesraad van H2O. Deze adviesraad geeft de redactie van H2O feedback over artikelen. Het is daarbij uiteraard van belang dat wij weten wat in de sector speelt en waaraan behoefte bestaat. Dat was voor mij dan ook aanleiding om me aan te sluiten bij de vereniging. Op die manier kom ik collega’s uit alle sectoren tegen en wordt het makkelijker signalen op te vangen indien nodig.”
“Ook in mijn werk is het belangrijk om te netwerken. Bij Gemeentewerken hebben we uiteraard veel te maken met verschillende sectoren, zoals stadsontwikkeling en ruimtelijke ordening. In Rotterdam hebben we daarnaast ook nog eens drie waterschappen. Het is dus van belang om met al deze partijen in contact te blijven en te zorgen voor een soepele samenwerking.” “Ik richt me in mijn werk op het watermanagement in Rotterdam. Daarbij ben ik medeverantwoordelijk voor het rioleringssysteem en het water in de stad. Mijn drijfveer is om te zorgen voor een zo goed mogelijk water- en rioleringssysteem. Water is erg complex, zeker in stedelijke gebieden. Het is vaak nodig om creatieve oplossingen te vinden en buiten de normale kaders te denken. Water raakt iedereen; het is belangrijk de waterhuishouding goed te regelen. Daarbij heeft Rotterdam uiteraard ook te maken met de verandering in het klimaat en de economische crisis.” “De bezuinigingen zorgen voor een toenemende roep om duurzaamheid en betere samenwerking. We moeten meer doen met minder geld. In Rotterdam loopt een aantal innovatieve projecten, zoals groene daken en waterpleinen voor de opvang van hemelwater. Het is voor mij een uitdaging om met al deze aspecten bezig te zijn en ervoor te zorgen dat we tot een zo goed mogelijk systeem komen voor de stad en de inwoners. Daar doen we het uiteindelijk allemaal voor.”
Agenda WATERCOLUMN Op ver.nieuws_column 6 oktober verzorgt themagroep kop Assetmanagement een Onderweg naar huis-bijeenkomst over ervaringen met er.nieuws_column plat initiaal assetmanagement op het gebied van water, gas en electriciteit. Deze drie sectoren zullen kennis en ervaringen uitwisselen. Locatie: Kiwa Gas Technology, Wilmersdorf 50 in ver.nieuws_column plat Apeldoorn. Aanvang: 16.30 uur. Einde rond 20.00 uur. ver.nieuws_column auteur
V
Op 6 oktober is er een inspiratiedag over zelfvoorzienendheid in zoet water. Zelfvoorzienendheid staat hoog op de agenda bij het Deltaprogramma, is een speerpunt van het STOWA-kennisprogramma Deltaproof én een belangrijk thema binnen ‘Kennis voor Klimaat’. Het is voor waterschappen én drinkwaterbedrijven wellicht van belang. In een aantal parallelle sessies passeren diverse praktijkvoorbeelden de revue. Op 24 november vindt het KNW-najaarscongres plaats in Burgers’ Zoo in Arnhem. Het congres met de titel ‘Water wordt digitaal!’ gaat over IT-trends in de watersector. De belangrijkste spreker is Edwin Adriaansen van TomTom. Aan de orde komen trends in verzamelen, modelleren, sturen en integreren van data. In workshops wordt verder gewerkt aan de betekenis van IT voor de ambities van de waterorganisaties. Voorafgaand aan het congres is de algemene ledenvergadering. Op 29 november verzorgt themagroep Assetmanagement het symposium ‘Assetmanagement riolering en drinkwaternetten: leren van elkaar, verschillen en overeenkomsten’. Doel van de bijeenkomst is het delen van kennis over de toepassing van assetmanagement in beide sectoren, het duiden van verschillen en overeenkomsten en het formuleren van aanbevelingen over samenwerking.
Cursussen vanaf oktober Rioleringstechniek aanvang: 5 oktober bijeenkomsten: 15 avonden en twee zaterdagochtenden in de periode oktober tot en met maart 2012 locatie: Eindhoven (dinsdagavond), Utrecht (woensdagavond), Voorburg (donderdagavond), Zwolle (maandagavond) prijs: 1.625 euro Monsternemer Legionella aanvang: 4 oktober bijeenkomsten: één dag locatie: Utrecht prijs: 495 euro Vloeistofmechanica aanvang: 5 oktober bijeenkomsten: 15 avonden en twee zaterdagochtenden in de periode oktober tot en met - maart 2012 locatie: Utrecht prijs: 2.325 euro
Leidingen in waterstaatswerken aanvang: 5 oktober bijeenkomsten: vijf dagen in oktober en november locatie: Utrecht prijs:1.550 euro Leertraject Operators van rwzi’s aanvang: 5 oktober bijeenkomsten: 15 avonden en twee zaterdagochtenden in de periode oktober tot en met maart 2012 locatie: afhankelijk van de herkomst van de cursisten prijs: 950 euro Voldoen aan lozingseisen aanvang: 5 oktober bijeenkomsten: vier dagdelen in oktober en november locatie: Utrecht prijs: 950 euro
Colofon Waternetwerken Redactie Monique Bekkenutte Anne de Boer Martine Bruynooge Antal Giesbers Jaap van Peperstraten Contact Koninklijk Nederlands Waternetwerk Binckhorstlaan 36 (M417) 2516 BE Den Haag (070) 322 27 65 06 31 67 86 68 e-mail:
[email protected] H2O / 19 - 2011
27
Maatwerk met visie -inventarisatie en onderzoek -visie- en planvorming -inrichtings- en beheerplannen -monitoring en evaluatie -toetsing aan natuurwetgeving
gecertificeerd ISO 9001, lid NL ingenieurs, lid Netwerk Groene Bureaus
JURQGZDWHUVWDQGHQ RYHUVWRUWJHJHYHQV JURQGZDWHUVWDQGHQHQRYHUVWRUWJHJHYHQVSHUHPDLOWRWXZEHVFKLNNLQJ WRWVHQVRUHQSHUPRGHP OXFKWGUXNJHFRPSHQVHHUGGXVJHHQH[WUDEDURVHQVRUHQQRGLJ EDWWHULMOHYHQVGXXUMDDU#PHWLQJXXUHQHPDLOGDJ RSDIVWDQGKHUSURJUDPPHHUEDDU GDWDRSVODJLQXZHLJHQEHKHHURSEDVLVYDQ64/GDWDEDVH FRQYHUVLHQDDUVWLMJKRRJWH1$3 YRODXWRPDWLVFKHRIKDQGPDWLJHH[SRUWQDDU'HOIW)(:6+\GUDV&69HWF
.(//(5 *60PRGHPORJJHUOLIHFDQEHVRVLPSOH .(//(50HHWWHFKQLHN%9 3RVWEXV $%5((8:,-.
:::.(//(5+2//$1'1/
7HO )D[ (VDOHV#NHOOHUKROODQGQO
platform
Berend Reitsma, Tauw Ronnie Berg, Tauw Frank Brandse, Waterschap Reest en Wieden Hans Geerse, Waterschap Reest en Wieden
Nieuwe slibeindverwerking in Noord-Nederland: slibdroging met restwarmte of een ‘slibenergiefabriek’ Wetterskip Fryslân en de waterschappen Noorderzijlvest, Hunze en Aa’s, Reest en Wieden en Velt en Vecht moeten op korte termijn (2015-2018) nieuwe contracten voor de slibeindverwerking afsluiten. Uit de slibketenstudie II1) blijkt dat door droging met restwarmte slib goedkoper en duurzamer verwerkt kan worden. Zowel voor deze waterschappen samen als per provincie is het effect van slibdroging met restwarmte en het toepassen van een ‘slibenergiefabriek’ inclusief droging met restwarmte op de verwerkingsprijs per ton koek berekend. Het eindproduct is slibgranulaat dat als secundaire brandstof kan dienen. Bij slibdroging kan met voordelige restwarmte goedkoper worden gewerkt dan nu. Bij voldoende schaalgrootte kan zelfs bijna 40 euro per ton koek worden bespaard en daalt de verwerkingprijs tot circa 60 euro per ton slibkoek (inclusief BTW en transport). Bij een slibenergiefabriek wordt slib gedroogd maar ontstaat tevens ‘groen’ gas en worden de nutriënten stikstof en fosfaat teruggewonnen. Dit kan kostentechnisch alleen op grote schaal (de drie noordelijke provincies samen), maar de besparingen zijn aanzienlijk minder dan bij alleen droging. Duurzaamheid kost geld. Door de (nog) lage opbrengsten van teruggewonnen nutriënten anno 2011 kan hiermee op dit moment ten
opzichte van het huidige tarief maximaal 10 tot 15 euro per ton slibkoek worden bespaard.
Stand van zaken slibeindverwerking In de huidige situatie worden de slibben van Wetterskip Fryslân ontwaterd op de rwzi Heerenveen en gedroogd door Swiss Combi (met aardgas). De slibben van de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa’s worden ontwaterd op de rwzi Garmerwolde en aldaar ook gedroogd door Swiss Combi (met aardgas). De slibben van de waterschappen Velt en Vecht en Reest en Wieden worden ontwaterd op de rwzi’s Emmen respectievelijk Echten en worden
vervolgens gecomposteerd bij GMB Tiel en Zutphen. In de tabel staan de huidige slibhoeveelheden en verwerkingskosten weergegeven. Voor Noord-Nederland bedraagt het ‘mixtarief’ voor slibeindverwerking 98 euro per ton koek (inclusief BTW en transport). De vraag is hoeveel we kunnen besparen op dit verwerkingstarief door toepassen van droging met restwarmte en toepassen van een slibenergiefabriek, uitgaande van verschillende schaalgrootten. Om restwarmte te kunnen benutten, komt in Noord-Nederland een viertal geschikte locaties voor een droging of
Vergiste slibhoeveelheden met berekende slibverwerkingskosten (inclusief BTW).
waterschap Wetterskip Fryslân
ton ds/jaar
% ds
slibkoek ton/jaar
kosten slibkoek (euro/ton)
totale kosten (euro/jaar)
13.000
25,0
52.000
100
5.200.000
Waterschap Noorderzijlvest
4.065
25,0
16.258
100
1.626.000
Waterschap Hunze en Aa’s
5.599
25,0
22.395
100
2.239.000
Waterschap Velt en Vecht
5.299
22,0*
24.084
93
2.240.000
4.789
27,5*
17.413
93
1.619.000
32.752
24,7
132.150
98**
12.924.000
Waterschap Reest en Wieden totaal
* na aanpassingen aan de huidige slibverwerking ** mixtarief
H2O / 19 - 2011
29
een slibenergiefabriek (inclusief droging) in beeld (zie afbeelding 1): centraal voor de drie provincies op het Energie Transitie Park bij Attero Wijster, decentraal voor de provincie Fryslân bij de OMRIN in Harlingen, decentraal voor de provincie Groningen bij de EON in Delfzijl en decentraal voor (alleen) de provincie Drenthe bij Attero in Wijster (EVI Coevorden is een mogelijk alternatief ). Bij de selectie is gekeken naar de beschikbaarheid van restwarmte. Op sommige locaties was meestoken van het granulaat bij de verbrandingsprocessen in theorie mogelijk, maar dat is in deze verkenning nog niet meegenomen. Er is nu uitgegaan van transport naar de ENCI, rekening houdend met verwerkingskosten van 30 euro per ton ds en de transportkosten naar Maastricht. In de toekomst zijn alternatieven wellicht haalbaar, zoals de wervelbed biomassacentrales met rookgasreiniging (bijvoorbeeld de biomassacentrale in Alkmaar) of meestoken in een kolencentrale. Afb. 1: Mogelijke locaties voor benutting restwarmte voor droging van slib.
Droging met restwarmte of toepassen slibenergiefabriek
Afb. 2: Twee mogelijke processen voor de slibeindverwerking Noord-Nederland (boven slibdroging met restwarmte, onder de mogelijke opzet van een slibenergiefabriek, inclusief droging met restwarmte).
Zowel de droging met restwarmte als (een mogelijke opzet van) een slibenergiefabriek inclusief droging met restwarmte (zie afbeelding 2) zijn doorgerekend.2), 3), 4), 5) Voor de aanvoer van slibben is uitgegaan van uitgegist ontwaterd slib. Bij slibdroging worden in een ontvangbuffer de ontwaterde slibben opgevangen. Uitgegaan is van een middentemperatuur banddroger (circa 100°C). Het vrijkomende condensaat bevat ammonium, wat is terug te winnen als (NH4)2SO4 in een ammoniakstripper. Het kan ook worden omgezet via de Anammoxroute of eventueel worden gebruikt voor de rookgasreiniging (DeNOxinstallatie: NH3 reageert met NOx tot N2). Het restant wordt op het riool geloosd. Het gedroogde slib kan worden afgezet als biobrandstof. Bij de slibenergiefabriek worden de slibben ook opgevangen in een buffer en daarin geresuspendeerd (ds-gehalte verlagen voor de volgende stap). Met behulp van een thermische drukhydrolyse worden deze slibben verder afgebroken en vermindert de viscositeit sterk. Voor de relatief hoge temperaturen van de thermische drukhydrolyse is hoogwaardige reststoom nodig (deze is doorgaans op de beoogde locaties ook beschikbaar, maar wel duurder dan de middentemperatuurstoom). Na de thermische drukhydrolyse wordt het slib mesofiel vergist en een hoeveelheid biogas vrijgemaakt, die men als ‘groen’ gas kan benutten. Om de ontwaterbaarheid van het slib nog verder te vergroten en fosfaat (en stikstof ) als nutriënten terug te winnen, wordt in een AirPrex-reactor struviet teruggewonnen. Hierna ontwatert en droogt men het slib zoals bij de hierboven beschreven droging. Het gedroogde slib kan worden afgezet als biobrandstof. Het vrijkomende slibwater bevat relatief hoge concentraties stikstof. Hieruit kan bijvoorbeeld (NH4)2SO4 worden teruggewonnen of ammoniak ten
30
H2O / 19 - 2011
platform
Afb. 3: De berekende verwerkingstarieven van slibkoek via droging en een slibenergiefabriek (SEF) als functie van de capaciteit (in ton ds/jaar) met de stoomprijs als invloedsfactor.
behoeve van een DeNOx-installatie. Het restant van de stikstof wordt omgezet via de Anammoxroute. Een deel van het slibrejectiewater wordt gerecirculeerd naar de resuspensiebuffer. Het resterende slibrejectiewater loost men op de riolering.
ton stoom). Indien stoom gebruikt wordt die overeenkomt met of in de buurt ligt van de gasprijs, wordt het kostenvoordeel snel minder. Het zoeken van een locatie met een gunstige gasprijs, zoals bij Attero, of goed onderhandelen over de stoomprijs is dus van groot belang voor de haalbaarheid.
Kosten en baten In deze verkenning is voor de kostenberekening gebruik gemaakt van leveranciersinformatie en beschikbare kostenoverzichten uit andere projecten. Deze kosten zijn dus indicatief. De slibdroging of een slibenergiefabriek zal waarschijnlijk als BV worden bedreven. De kosten zijn dan dus exclusief BTW. De overige kosten zijn inclusief BTW. Voor de ‘referentie marktprijs’ voor de toekomst is uitgegaan van 80 euro per ton koek (inclusief BTW en transport). Hieruit blijkt dat bij een capaciteit van circa 12.000 ton ds/jaar (ongeveer een provincie) de kosten overeenkomen met de marktprijs. Dus verwerken per provincie komt ongeveer daar op uit. Echt voordeel wordt gehaald op grotere schaal. Bij twee, drie of meer provincies komen we uit onder de verwachte marktprijs (respectievelijk 70, 60 en 55 euro per ton koek). Voor de droging met reststoom van Attero Wijster en de schaalgrootte van heel NoordNederland is dus een besparing mogelijk van circa 37 euro per ton koek. Het nieuwe verwerkingstarief komt dan op circa 60 euro per ton koek. Voor de slibenergiefabriek is voor deze schaalgrootte een besparing mogelijk van circa tien euro per ton koek. De onderste lijn in afbeelding 3 is de lijn voor de stoomprijs van Attero en de bovenste lijn gaat uit van de huidige gasprijs (dus 25 euro/
Milieuvoetafdruk De hoeveelheid kooldioxide die jaarlijks vrijkomt bij drogen door Swiss Combi en composteren bij GMB bedraagt circa 23.400 ton. Bij droging met reststoom en de slibenergiefabrieken worden geen primaire brandstoffen verbruikt, maar restproducten. Hiermee is de extra uitstoot van kooldioxide op extra transportbewegingen na nihil. De hoeveelheid vermeden kooldioxide bedraagt dus ongeveer 23.400 ton per jaar.
Conclusies Op basis van de uitgevoerde verkenning zijn slibdroging met reststoom vanaf een capaciteit van één provincie en een slibenergiefabriek vanaf drie provincies goedkoper dan in de huidige situatie. Toepassen van goedkope reststoom is daarbij cruciaal. Ook de schaalgrootte is belangrijk. Droging met reststoom voor drie provincies samen leidt tot een fors goedkoper verwerkingstarief (tot 37 euro lager dan het huidige tarief in Noord-Nederland): tot circa 60 euro per ton koek (inclusief BTW en transport). Dit is lager dan de voor de toekomst verwachte marktprijs van 80 euro per ton koek (inclusief BTW en transport) en daarmee dus een haalbare zaak. Het toepassen van een slibenergiefabriek levert een besparing op van circa tien euro per ton koek, maar blijft daarmee boven de
marktprijs. Met de inzichten van dit moment lijkt dit dus (nog) niet haalbaar. Hierbij speelt ook de vraag mee hoeveel duurzaamheid mag kosten. Een in de tijd gefaseerde combinatie van droging met restwarmte en een slibenergiefabriek is ook mogelijk. Bij de slibenergiefabriek is de hoeveelheid te drogen slib qua droge stof en volume fors minder (door toepassen van thermische druk hydrolyse en Airprex), zodat - als bijvoorbeeld in 2015 de slibben van Drenthe en Friesland worden gedroogd - in 2018 de slibben van Groningen met een voorgeschakelde slibenergiefabriek met dezelfde droger kunnen worden behandeld. Omdat op dat moment waarschijnlijk meer inzicht bestaat in de haalbaarheid van de slibenergiefabriek, is deze gefaseerde optie aantrekkelijk. Mocht het in 2015 nog steeds qua kosten niet haalbaar zijn, dan kan ook droogcapaciteit worden bijgeplaatst. LITERATUUR 1) STOWA (2010). Slibketenstudie II. Rapport 2010-33. 2) Ewert W. (2010). Schlammvorbehandlung durch thermische Druckhydrolyse. WaWi - Kurse N/4, Kassel. 3) STOWA (2010). Betuwse kunstmest. Rapport 2010-30. 4) Kiesewetter J., S. Spoelstra en P. Alderliesten (2002). Analyse slibdroger Beverwijk. 5) STOWA (1995). Behandeling van stikstofrijke retourstromen op rwzi’s. Rapport 1995-14.
H2O / 19 - 2011
31
Arjen Kok, Vitens Frans Schaars, Artesia Michel Groen, Vrije Universiteit Amsterdam Esben Auken, Universiteit Århus
Geofysica vanuit de lucht levert veel informatie op Bij geohydrologisch onderzoek is het toepassen van geofysische meetmethoden niet nieuw. Om meer te weten over de bodemopbouw of waterkwaliteit werd geofysica in het verleden veelvuldig toegepast. Nieuw is dat geofysische metingen nu ook vanuit de lucht kunnen plaatsvinden, met verbeterde meettechnieken. In een korte tijd kan het aardoppervlak met een hoog detailniveau tot op grote diepte worden ‘afgetast’. Het uiteindelijke resultaat is een driedimensionaal overzicht van de ruimtelijke verbreiding van zoet en zout grondwater maar ook zand- en kleilagen.
I
n het INTERREG-project CLIWAT is Terschelling één van de pilotgebieden naast de kustzone van België, Nederland, Duitsland en Denemarken. Doel van CLIWAT is te kijken naar de effecten van klimaatverandering en zeespiegelrijzing op het evenwicht tussen zoet en zout grondwater. Vitens is direct betrokken bij dit onderzoek, omdat de projectresultaten ook goed toepasbaar zijn in een studie naar de mogelijkheid van een duurzame onafhankelijke (grond)waterwinning op Terschelling. Eén van de belangrijkste onderdelen van het CLIWAT-onderzoek is de kartering vanuit de lucht om een driedimensionaal beeld te krijgen van het zoet/zoutgrensvlak en de verbreiding van klei- en zandlagen in de ondergrond. Het gebruik van de geo-elektrische weerstand is niet nieuw, de recent verder ontwikkelde meetmethode (airborne TDEM, SkyTEM) is dit wel. Deze relatief goedkope techniek blijkt goed toepasbaar voor het op grote schaal karteren van de ondergrond op verschillende dieptes en met verschillende resoluties.
De meettechniek In het verleden werd de parameter geo-elektrische weerstand al veelvuldig gebruikt om veranderingen van de waterkwaliteit en lithologieën (zand/grind/klei/ veen) te karteren. Dit werd dan gemeten met simpele, vaak ééndimensionale methoden met een beperkte resolutie en toepasbaarheid. Een goed voorbeeld hiervan is VES (Vertical Electrical Sounding) waar de weerstandsverandering met behulp van vier steeds verder uit elkaar te plaatsen
32
H2O / 19 - 2011
elektroden in diepte kon worden gemeten. Dit was een arbeidsintensieve methode met zeer beperkende randvoorwaarden. De komst van microcomputers en de schaalverkleining in de elektronica maakte het mogelijk de weerstanden met een grotere resolutie, nauwkeurigheid en dieptebereik te meten. Door de introductie van nieuwe elektromagnetische technieken werd het zelfs mogelijk weerstanden te meten zonder het gebruik van elektroden. Deze technieken maken gebruik van wisselspanning met een specifieke frequentie (elektromagnetisch signaal), die door een zender via een zendspoel of antenne
wordt opgewekt en waarop de ondergrond reageert met inductie. De mate waarin dit inductieve signaal verschilt van het primair opgewekte signaal, is afhankelijk van de weerstandsopbouw in de bodem. Het resultaat is een weerstandsprofiel (uitgedrukt in Ohm per meter) van de ondergrond. Doordat voor het meten van weerstanden met elektromagnetische methoden geen elektroden nodig zijn, bestaat de mogelijkheid vanuit de lucht gegevens te verzamelen, met als groot voordeel dat dit veel sneller gaat en veel meer data oplevert. De resolutie (lateraal) verbetert hierdoor sterk. Voor dit type onderzoek zijn Time
Afb. 1: Overzicht van het onderzoeksgebied op Terschelling.
platform Domain EM (TDEM) en Frequency Domain EM (FDEM) de belangrijkste. Met TDEM wordt een pulserend elektromagnetisch veld gebruikt en de afname van het inductieve veld in de tijd van elke puls gemeten. TDEM geeft een min of meer vergelijkbaar weerstandsprofiel als VES, maar met een veel grotere penetratiediepte en een zeer hoge meetsnelheid. FDEM gebruikt een continu uitgezonden elektromagnetisch signaal, dat wordt vergeleken met het inductieve signaal dat terugkomt van de ondergrond in een ontvanger. Het verschil tussen deze twee signalen is weer een maat voor de weerstandsopbouw. FDEM heeft een wat geringere doordringingsdiepte en is vooral geschikt om laterale veranderingen te karteren. Binnen het kader van CLIWAT is op Terschelling het SkyTEM-systeem gebruikt. Bij dit in Denemarken ontwikkelde TDEMsysteem worden de zender en ontvanger onder een helikopter gehangen. Er kan worden gewerkt met verschillende zender/ ontvangerafmetingen en sterktes van elektromagnetische pulsen, waardoor op verschillende dieptes met verschillende resoluties kan worden gemeten. De helikopter vliegt met de zender/ontvangerspoel circa 40 meter boven het maaiveld met een snelheid van ongeveer 80 km per uur (zie ook pagina 6). Doordat een enkele TDEM-meting slechts enkele microseconden duurt, is de gegevensdichtheid zeer groot, waardoor een lateraal zeer dicht net aan metingen ontstaat. Vluchtlijnen kunnen deels overlappend of met tussenruimte gevlogen worden, afhankelijk van de gevraagde resolutie.
Interpretatie van de data De ruwe data zullen eerst moeten worden geschoond van ‘ruis’. Die wordt vooral veroorzaakt door kabels en leidingen. Indien de ligging ervan bekend is, kan hier ook in het vluchtplan mee rekening worden gehouden. Daarom is het toepassen van (airborne) geofysica in stedelijk gebied minder zinvol. Daarna moeten de ruwe veldcurves worden ‘geïnverteerd’. Hierbij wordt de veldcurve omgezet in een lagenmodel van verschillende weerstanden met verschillende diktes. Van groot belang hierbij is dat, ondanks de grote hoeveelheden datapunten, de oplossing van de dataset naar een lagenmodel met verschillende weerstanden nog steeds niet (helemaal) uniek is. Dit wordt het equivalentieprobleem genoemd. Bovendien moet er ook voldoende weerstandscontrast zijn om een laag te kunnen detecteren (dunne kleilagen zijn op een bepaalde diepte niet meer te ‘zien’). Hoe meer ‘vaste gegevens’ er beschikbaar zijn door middel van boringen of andere geofysische technieken, des te beter de inversie is en des te beter het lagenmodel overeenkomt met de werkelijkheid. In de software, die speciaal hiervoor ontwikkeld is in Denemarken, kunnen deze randvoorwaarden worden meegegeven. Uiteindelijke levert dit een driedimensionaal beeld van de weerstandsopbouw van de ondergrond op.
Afb. 2: Meetprincipe van geofysische SkyTEM-metingen vanuit de lucht.
De volgende stap is de vertaling van de weerstand naar lithologie en waterkwaliteit. Dit is in feite ook een equivalentieprobleem, maar onafhankelijk van de gebruikte methode, omdat TDEM alleen weerstanden meet. Bepaalde grondsoorten kunnen dezelfde weerstand hebben afhankelijk van de waterkwaliteit. Dit is echter ook weer goed op te lossen met extra informatie uit boorgaten, geleidbaarheidsonderingen en boorgatmetingen. Het uiteindelijke resultaat is een driedimensionaal beeld van de ondergrond ingedeeld naar lithologie en waterkwaliteit.
mogelijk nieuw wingebied voor de drinkwaterwinning. Om de risico’s van het aantrekken van zout grondwater goed in te kunnen schatten, is het verkrijgen van een gedetailleerd inzicht in de ruimtelijke verdeling tussen zoet en zout grondwater en de verspreiding van kleilagen van essentieel belang. In de vorm van boringen, boorgatmetingen, geleidbaarheidssonderingen en hoge resolutie geofysische veldmetingen was al een redelijk beeld beschikbaar, maar nog sterk fragmentarisch, doordat het was gebaseerd op puntinformatie. Daaruit viel in ieder geval uit af te leiden dat op sommige plekken het verloop heel grillig kan zijn.
Resultaten Terschelling De polder op Terschelling is één van de gebieden die in aanmerking komen als
De SkyTEM-metingen vonden in september 2009 plaats. In twee dagdelen is Terschelling
H2O / 19 - 2011
33
Afb. 3: Meetresultaat op Terschelling op een diepte van 25 tot 30 meter. Rode, oranje, gele en groene kleuren: zoet grondwater. Blauwe kleuren: zout en brak grondwater.
min of meer eilanddekkend ‘bevlogen’. Voordat de data bij de universiteit van Århus zijn bewerkt en geïnterpreteerd naar een driedimensionaal weerstandsmodel, vond een vergelijking plaats tussen de bestaande en de ruwe SkyTEM-gegevens om te controleren in hoeverre extra randvoorwaarden noodzakelijk waren voor het verkrijgen van een betrouwbaar model. Dit bleek een belangrijke stap. Het uiteindelijke resultaat is een waardevol, betrouwbaar en relatief gedetailleerd model van de ondergrond. Zo was het met SkyTEM mogelijk de complete zoetwaterbel onder het eiland, tot 100 meter diep, nauwkeurig in kaart te brengen (uiteraard mede dankzij het hoge weerstandscontrast). Ook werd zichtbaar (metingen op het strand toonden dit in 2007 al aan) dat de zoetwaterbel een verbreiding buiten de laagwaterlijn onder het zeewater kent. Met behulp van de SkyTEM-gegevens zijn de contouren van die zoetwaterbel in kaart gebracht. In de polder bleken de al eerder aangetoonde grote verschillen in de verbreiding van zoet en zout grondwater, op korte afstand van elkaar, gedetailleerd en continu in kaart te kunnen worden gebracht. Ook binnen de zoetwaterbel waren nog tal van andere weerstandsverschillen te zien, die waarschijnlijk overeenkomen met het voorkomen van Holocene kleilagen.
Wat kunnen we met deze resultaten? De SkyTEM EM-gegevens geven een
gedetailleerd beeld van het voorkomen van zoet en zout grondwater maar ook van de opbouw van de bodem, een soort MRI-scan van de ondergrond. Met deze informatie snappen we beter hoe het hydrologische systeem van Terschelling functioneert. Met de uitkomsten van dit onderzoek zijn we in staat onze geohydrologische modellen te verfijnen en aan te passen, vooral aan de randen waar veelal informatie ontbreekt. Effectberekeningen van bijvoorbeeld de verplaatsing van de waterwinning of klimaatverandering zullen hiermee nog nauwkeuriger worden. De SkyTEM-gegevens kunnen ook helpen bij de selectie van een locatie voor een nieuwe winning en bij het bepalen van locaties voor gedetailleerde hoge resolutie geofysische metingen om het nieuwe wingebied zelf beter in kaart te brengen.
Heeft airborne EM toekomst? Aan informatie over de diepere ondergrond bestaat continu behoefte. Niet elke plek is echter gemakkelijk toegankelijk en om de locaties voor kostbare diepere boringen te selecteren en te optimaliseren is (regionale) informatie van de diepere ondergrond zeer essentieel. Airborne EM-meettechniek is voor dit soort ontoegankelijke gebieden een praktisch meetalternatief. Kan airborne EM de veldmetingen vervangen? Nee, om de elektromagnetische metingen uit de lucht te kunnen verifiëren blijven oude of nieuwe veldmetingen noodzakelijk. Maar het is wel
Afb. 4: Dwarsdoorsnede Terschelling ter hoogte van Midsland.
34
H2O / 19 - 2011
zo dat de intensiteit waarmee deze moeten worden toegepast, in vergelijking met een onderzoek zonder airborne EM, fors naar beneden kan. Qua kosten-batenverhouding is deze wijze van onderzoek zeer kostenefficiënt. Het mes snijdt aan twee kanten: vliegen lijkt kostbaar, maar voor hetzelfde onderzoeksgeld of minder krijg je gebiedsdekkend gedetailleerde informatie die kan worden geoptimaliseerd met oude en nieuwe veldmetingen. LITERATUUR 1) Kok A., E. Auken, M. Groen, J. Ribeiro en F. Schaars (2010). Using ground based geophysics and airborne transient electromagnetic measurements (SkyTEM) to map salinity distribution and calibrate a groundwater model for the island of Terschelling - The Netherlands. Program and proceedings book SWIM 2010. Azores pag. 121-124. 2) Kok A., M. Groen, K-J. van der Made en V. Post (2008). The use of mapping the salinity distribution using geophysics on the island of Terschelling for groundwater model calibration. Program and proceedings book SWIM 2008. Naples Florida pag. 124-127. 3) Auken E., A. Christiansen, J. Westergaard, C. Kirkegaard, N. Foged en A. Viezzoli (2009). An integrated processing scheme for high-resolution airborne electromagnetic surveys, the SkyTEM system. Exploration Geophysics 40, pag. 184-192. 4) Viezzoli A., A. Christiansen, E. Auken en K. Sørensen (2008). Quasi-3D modeling of airborne TEM data by Spatially Constrained Inversion. Geophysics 73, pag. F105-F113.
platform
Doris van Halem, TU Delft Jasper Verberk, TU Delft Gary Amy, King Abdullah University of Science and Technology Hans van Dijk, TU Delft
Ondergrondse ijzer- en arseenverwijdering voor drinkwaterzuivering in Bangladesh Een groot gezondheidsprobleem in Bangladesh vormt de aanwezigheid van arseen in ondiep grondwater. Dit probleem raakt vooral de armen op het platteland onevenredig, omdat zij het meest afhankelijk zijn van deze bron van drinkwater. Oplossingen voor het arseenprobleem, waaronder arseenverwijdering op huishoudschaal, bieden zelden een duurzaam alternatief voor veilig drinkwater op het platteland. Naar een nieuwe technologie voor de behandeling en opslag van huishoudelijk water, gebaseerd op ondergrondse verwijdering van ijzer en arseen, is onderzoek verricht in een promotieproject aan de TU Delft. Op 3 oktober vindt de openbare verdediging plaats.
H
et principe van ondergrondse ijzerverwijdering (zie afbeelding 1) is dat belucht water periodiek wordt geïnjecteerd in een zuurstofloze of anaerobe watervoerende laag, waarna onttrekking van grondwater plaatsvindt1). Door de injectie van zuurstofhoudend water wordt het Fe2+ bevattende grondwater gedeeltelijk verplaatst. Het zuurstofrijke geïnjecteerde water oxideert het geadsorbeerde Fe2+ tot Fe3+ in de ondergrond rondom de put. Tijdens de grondwateronttrekking keert de stroming van het water om, waardoor opgelost Fe2+ (en arseen) kan adsorberen aan het geoxideerde Fe3+-oppervlak. Hierdoor wordt vervolgens grondwater met verlaagde ijzer- en arseenconcentraties onttrokken. Kleinschalige toepassing van ondergrondse arseenverwijdering komt reeds voor in India,
Bangladesh en Duitsland2),3),4). Ondergrondse ijzer- en arseenverwijdering is een in situtechnologie, waarbij de verontreiniging bij de bron wordt aangepakt. Deze aanpak heeft een aantal veelbelovende voordelen ten opzichte van huidige decentrale zuiveringstechnieken: t Geen kostbaar filtermateriaal en onderhoud nodig; t De grondwaterput heeft de voorkeur als drinkwaterbron op het plattenland in Bangladesh5) en is beschikbaar op huishoudschaal bij de allerarmsten; t Er is weinig materieel nodig behalve de al bestaande handpomp en is bovendien lokaal te vervaardigen en te repareren; t De verwijdering van ijzer (kleur, smaak) kan helpen bij de sociale acceptatie van deze technologie;
t
t
IJzer kan een zichtbare indicator zijn voor de aanwezigheid van arseen (waterkwaliteitscontrole na constructie); De technologie is ook bruikbaar voor irrigatiewater, om zo accumulatie van arseen in groenten te beperken.
Voordat ondergrondse ijzer- en arseenverwijdering te beschouwen is als haalbaar alternatief ter bestrijding van het arseenprobleem, is echter beter inzicht nodig in de (ondergrondse) processen die de duurzame werking van dit proces onder verschillende geochemische condities bepalen. De gevolgde onderzoeksmethode in het promotieproject bestond uit een analyse van de gegevens van bestaande ondergrondse ijzerverwijdering in Nederland, het monitoren van een proefopstelling in
Afb. 1: Het principe van ondergrondse ijzer- en arseenverwijdering, met injectie (links) en onttrekking (rechts).
H2O / 19 - 2011
35
Bangladesh, zandkolomstudies in het veld en in het laboratorium én sedimentkarakterisering nabij ondergrondse ijzerverwijderingsputten.
Ondergrondse ijzerverwijdering Ervaringen in Nederland bij Vitens en Oasen toonden aan dat ondergrondse ijzerverwijdering een effectieve, robuuste en duurzame technologie is met een groot potentieel voor wereldwijde toepassing. De zuurgraad bleek de meest dominante waterkwaliteitsparameter te zijn voor het bepalen van de effectiviteit van ondergrondse ijzerverwijdering. De operationele V/Vi-verhouding verdubbelde ruimschoots tussen pH 7,0 en 7,4 op pompstation Corle (Vitens). Naast ijzer werden ook mangaan, fosfaat en arseen vastgelegd in het watervoerende pakket. Opeenvolgende cycli resulteerden in een verbeterde verwijderingsefficiëntie, wat het potentieel van deze technologie voor een duurzaam gebruik illustreert. Voor handpompen in huishoudens in Bangladesh is veldonderzoek verricht in Manikganj. Het toonde aan dat ondergrondse ijzerverwijdering met succes toepasbaar is op kleine schaal. De efficiëntie van het proces werd beter met opeenvolgende injectie-onttrekkingscycli en bij injectie met hogere zuurstofconcentraties. Het optreden van adsorptieve-katalytische oxidatie tijdens de injectie-onttrekkingscycli (zie kader) is gesimuleerd in laboratoriumkolomexperimenten, waarbij de waargenomen (stoichiometrische) 1:4-verhouding voor het zuurstofverbruik en Fe2+-verwijdering het optreden van dit mechanisme bevestigde. Het zuurstofverbruik en de daaropvolgende Fe2+-verwijdering werden verhoogd in de kolommen door aanwezigheid van geaccumuleerde Fe3+-oxiden. Toch is het adsorptieve-katalytische oxidatiemechanisme niet verantwoordelijk voor de verbeterde Aanleg en monitoring van proefopstelling in Manikganj.
36
H2O / 19 - 2011
Adsorptieve-katalytische oxidatie Het mechanisme van adsorptieve-katalytische oxidatie is gebaseerd op het gegeven dat geadsorbeerd Fe2+ oxideert tot ijzeroxiden (Fe3+), die voorzien in nieuwe adsorptieplaatsen. Tijdens injectie van zuurstofrijk water in een zuurstofloos watervoerend pakket zorgt de overvloedige aanwezigheid van ijzeroxiden ervoor dat een snelle heterogene ijzeroxidatiereactie optreedt van geadsorbeerd Fe2+: S-OFe(II)++0,25O2+1,5H2->-OFe(II) (OH)2+H+ Het zuurstofverbruik in deze reactie heeft tot gevolg dat het fysieke zuurstoffront vertraagd wordt ten opzichte van het geïnjecteerde water. Als de heterogene ijzeroxidatiereactie compleet is, zijn de gevormde Fe3+-oxiden beschikbaar voor adsorptie van Fe2+ en anionen, zoals As(III), tijdens onttrekking: S-OH+Fe2+->S-OFe(II)++H+ S-OH+H3AsO3->S-H2AsO3+H2O Als het ijzeroxide oppervlak gevuld is, kan geen Fe2+ of As(III) meer geadsorbeerd worden en zal ijzer/arseen waargenomen worden in het onttrokken water. Met andere woorden, tijdens onttrekking is het ijzer/arseenfront vertraagd en kan meer water geproduceerd (V) worden met verlaagde ijzer/arseenconcentraties, dan was geïnjecteerd (Vi). De operationele V/Vi-verhouding geeft de efficiëntie van het systeem weer. De retardatie (vertraging) van ijzer/arseen is te beschrijven met de dimensieloze retardatiefactor (R), die de vertraging weergeeft van een stof ten opzichte van een tracer. In het geval van ondergrondse ijzerverwijdering wordt de retardatie berekend ten opzichte van het geïnjecteerde watervolume.
efficiëntie na meerdere cycli. Het zuurstofverbruik van andere geochemische processen tijdens de eerste injectiecycli (bijvoorbeeld pyrietoxidatie), kan wel een verklaring zijn, maar het is waarschijnlijker dat de volume vergroting van de ondergrondse oxidatiezone de Fe2+-verwijdering per cyclus verhoogt6). Naast adsorptieve-katalytische oxidatie speelt ook kationenuitwisseling een rol tijdens de injectie-ontrekkingscycli. In kolomexperimenten met synthetisch en natuurlijk grondwater bleek dat kationenuitwisseling (Na+-Fe2+) optreedt tijdens ondergrondse ontijzering. Bij hogere Na+-concentraties in
het geïnjecteerde water was de Fe2+-uitwisseling hoger, maar deze daalde in de aanwezigheid van andere kationen in het grondwater7). Praktijkresultaten met het injecteren van water met hoge zuurstofconcentraties (0,55 mmol/l) op pompstation Corle toonde een betere verwijdering van ijzer aan dan bij de normale concentratie verzadigingszuurstof van 0,28 mmol/l. Dit geeft aan dat niet de uitwisselbare Fe2+ op het bodemmateriaal de beperkende factor is tijdens injectie, maar de aanvoer van zuurstof naar de beschikbare Fe2+. Uit de kolomproeven blijkt dat ondergrondse ijzerverwijdering niet significant Zandkolomopstelling in het laboratorium van de TU Delft.
platform beperkt of versterkt wordt door de aanwezigheid van andere anorganische grondwaterbestanddelen. Wel is de ijzerverwijdering minder bij de aanwezigheid van 1,2 mmol/l calcium of 0,06 mmol/l mangaan. Een aandachtspunt voor de duurzame toepassing van ondergrondse ijzerverwijdering is het risico van verstopping van het watervoerend pakket door langdurig gebruik van de injectie-onttrekkingsputten. Sedimenten rondom twaalf jaar oude ondergrondse ijzerverwijderingsputten zijn daarom geanalyseerd op hun chemische samenstelling. Op de onderzochte locatie (pompstation De Put van Oasen) is ijzer op specifieke dieptes in de buurt van de ondergrondse ontijzeringsputten geaccumuleerd. De meerderheid van het geaccumuleerde ijzer is gekarakteriseerd als kristallijn8). Dit suggereert dat neergeslagen amorfe ijzeroxiden zijn getransformeerd naar ijzeroxiden van hogere kristalliniteit. Deze kristallijne en compacte ijzeroxiden hebben de onderzochte put en/of het watervoerend pakket niet merkbaar verstopt. De ondergrondse ontijzeringsputten zijn zelfs minder vaak gereinigd dan gewone onttrekkingsputten.
Ondergrondse arseenverwijdering Uit het onderzoek bleek dat ondergrondse arseenverwijdering minder effectief is voor de verwijdering van arseen dan voor ijzer. De verwijdering van arseen was beperkt en de doorbraak van 10 μg/l (voorlopige richtlijn van de VN-wereldgezondheidsorganisatie WHO) werd waargenomen bij een geringe ontrekkingshoeveelheid van V/Vi <1 (zie afbeelding 3). In tegenstelling tot de verwijdering van ijzer nam de effectiviteit van ondergrondse arseenverwijdering niet toe na meerdere cycli9). Dit illustreert dat het proces dat verantwoordelijk is voor de effectieve verwijdering van ijzer geen evenredige efficiëntie garandeert voor arseen. In deze studie is geen relatie waargenomen tussen de hoeveelheid verwijderde arseen en de Fe2+:As(III)-verhouding van het grondwater. Bovendien is ijzer niet te gebruiken als zichtbare indicator voor de aanwezigheid van arseen, aangezien arseen waargenomen wordt in het grondwater voordat opgelost ijzer bij de put arriveert.
Afb. 2: Retardatie van ijzer ten opzichte van injectiewater in kolommen na injectie van water met en zonder zuurstof en natrium, in proeven met synthetisch en natuurlijk grondwater.
Tijdens de injectie-onttrekkingscycli in de kolomexperimenten met een synthetisch Fe2+-As(III)-O2-systeem was het mogelijk een betere arseenverwijdering te bereiken dan bij het veldonderzoek in Bangladesh en de kolommen met natuurlijk grondwater (pompstation Lekkerkerk van Oasen en pompstation Loosdrecht van Vitens). Dit is te verklaren door de competitie met andere anionen in het natuurlijke grondwater. Bij 0,01 mmol/l fosfaat, 0,2 mmol/l silicaat of 1 mmol/l nitraat was de arseenverwijdering erg beperkt. Dit toont de kwetsbaarheid van ondergrondse arseenverwijdering in verschillende geochemische condities aan (zie afbeelding 4). De competitie met andere anionen geldt echter niet alleen voor ondergrondse arseenverwijdering maar ook voor de meeste andere (arseen-) oplossingen voor de behandeling en opslag van huishoudelijk
Afb. 3: Doorbraak van ijzer en arseen tijdens een injectieonttrekkingscyclus in Bangladesh.
water. Geen enkel systeem is ontworpen om aan alle mogelijke voorwaarden te voldoen. Er is dus een dringende noodzaak om de (technische) randvoorwaarden waarin zo’n oplossing kan slagen, te onderzoeken. Met een gunstige grondwatersamenstelling (lage concentraties van concurrerende anionen en een hoge pH) kan ondergrondse arseenverwijdering nog steeds haalbaar zijn. Het decentrale karakter van de behandeling en opslag is echter niet bevorderlijk voor de aanwezigheid van voldoende kennis van de grondwatersamenstelling ter plaatse, waardoor zuivering op buurt- of gemeentelijke schaal aantrekkelijker is. IJzerverontreiniging van het drinkwater vormt geen gevaar voor de gezondheid, maar de gebruikers hebben wel profijt van ijzerverwijdering. Niet alleen voor esthetische verbetering van de drinkwaterkwaliteit, maar voor alle waterverbruikende
Afb. 4: Invloed van fosfaat, silicaat, nitraat, calcium en mangaan op de retardatie van ijzer en arseen in de kolomproeven.
H2O / 19 - 2011
37
activiteiten (koken, wassen, etc.). Verwijdering van arseen is alleen nodig voor drinken kookwater, maar de huidige (huishoud-) arseenfilters worden beperkt in hun efficiëntie door de aanwezigheid van ijzer en fosfaat in het grondwater (verstopping en adsorptieve competitie). De combinatie van ondergrondse ijzerverwijdering gevolgd door een HWTS-arseenfilter kan deze beperking wegnemen, aangezien tijdens ondergrondse ijzerverwijdering zowel ijzerals fosfaatconcentraties verlaagd worden. Een nieuw waterkwaliteitsaandachtspunt in Bangladesh is de verontreiniging van grondwater met verhoogde mangaanconcentraties. Chronische blootstelling aan mangaan via drinkwater kan neurologische effecten hebben bij een concentratie boven de richtlijn van 0,4 mg/l (WHO). De (kleinschalige) toepassing van ondergrondse mangaanverwijdering zou daarom een interessante onderzoeksrichting zijn.
Conclusie De resultaten van dit onderzoek tonen aan dat ondergrondse ijzerverwijdering technisch haalbaar is onder een breed scala van (geochemische) condities en daarom veel potentie heeft voor de toepassing op
handpompschaal. Ondergrondse arseenverwijdering is minder geschikt bevonden voor handpompen en is kwetsbaar in diverse geochemische condities. Toch liggen er voor deze technologie mogelijkheden in regio’s met gunstige grondwatersamenstellingen en/of in combinatie met andere (huishoud) zuiveringsstappen. LITERATUUR 1) Van Beek C. (1983). Ondergrondse ontijzering, een evaluatie van uitgevoerd onderzoek. Kiwa mededeling 78. 2) Sen Gupta B., S. Chatterjee, U. Rott, H. Kauffman, A. Bandopadhyay, W. de Groot, N. Nag, A. BorbonellBarrachina en S. Mukherjee (2009). A simple chemical free arsenic removal method for community. Environmental Pollution 157, pag. 3351-3353. 3) Sarkar A. en O. Rahman (2001). In-situ removal of arsenic - experiences of DPHE-Danida pilot project. In Technologies for arsenic removal from drinking water. Bangladesh University of Engineering and Technology and The United Nations University. 4) Rott U., C. Meyer en M. Friedle (2002). Residue-free removal of arsenic, iron, manganese and ammonia from groundwater. Water Sci. Technol.: Water Supply nr. 1, pag. 17-24. 5) WSP/Wereldbank (2003). Fighting arsenic: listening to rural communities. Willingness to pay for arsenicfree safe drinking water in Bangladesh.
6) Appelo C., B. Drijver, R. Hekkenberg en M. de Jonge (1999). Modeling in situ iron removal from ground water. Ground Water nr. 6, pag. 811-817. 7) Van Halem D., D. Moed, J. Verberk, G. Amy en H. van Dijk (2011). Cation exchange during subsurface iron removal. Water Research. Ter beoordeling. 8) Van Halem D., W. de Vet, J. Verberk, G. Amy en H. van Dijk (2011). Characterization of accumulated precipitates during subsurface iron removal. Applied Geochemistry nr. 26, pag. 116-124. 9) Van Halem D., S. Olivero, W. de Vet, J. Verbek, G. Amy en H. van Dijk (2010). Subsurface iron and arsenic removal for shallow tube well drinking water supply in rural Bangladesh. Water Research nr. 44, pag. 5761-5769.
advertentie
Pompen - Afsluiters - Systemen
Bezoek ons op
Aquate:c01h.212.
Standnummer
KSB INTRODUCEERT HOOG-EFFICIËNTE AFVALWATERPOMPEN tot 150kW KSB introduceert afvalwaterpompen van het type Amarex/KRT met energiezuinige motoren. Deze motoren voldoen aan de toekomstige Europese rendementseisen IE3 (Premium Efficiency) voor standaardmotoren. De nieuwe pompsets, zijn toepasbaar als dompelpomp en als overstroombare droogopgestelde kort gekoppelde blokpomp en kunnen zowel met als zonder Ex-beveiliging worden geleverd. De uitvoering in natte en droge opstelling funtioneren zonder koelmantel en zonder mediumkoeling. Bij zowel nominale belasting als bij deelbelasting worden hogere rendementen gehaald dan bij standaard dompelmotoren, maar ze zijn even robuust.
110329
KSB is een van ’s werelds meest vooraanstaande producenten van pompen, afsluiters en bijbehorende systemen voor industrie en gebouwentechniek, water- en afvalwaterbeheer alsmede energietechniek en mijnbouw.
38
H2O / 19 - 2011
KSB Nederland B.V. - www.ksb.nl -
[email protected]
platform
Ron Jong, Vitens Janneke Duiven, Vitens Gea Terhorst, TU Delft, thans Logisticon Water Treatment Koos Baas, Aquacare Europe
Implementatie onderzoek naar fosfaatvrije antiscalant Aan het voedingwater van een NF/RO-membraanfiltratie wordt antiscalant gedoseerd om een hogere recovery te bereiken. Deze antiscalant wordt samen met de geconcentreerde afvalstroom van het proces geloosd op oppervlaktewater. Een fosfaatvrij antiscalant kan een fosfaatverwijderingsstap uitsparen. Na een intensief testprogramma nam Vitens het fosfaatvrije antiscalant 4Aqua OSM BD25 op locatie Dinxperlo in gebruik.
B
ij de zuivering van grondwater tot drinkwater past Vitens op elf van haar productielocaties nanofiltratie en omgekeerde osmose toe. Meestal wordt antiscalant aan het voedingswater van de membranen gedoseerd om een hogere recovery te bereiken. Op negen van deze locaties wordt anaerobe membraanfiltratie toegepast met anaeroob grondwater als voeding. Om het bij membraanfiltratie geproduceerde concentraat aan de lozingseisen te laten voldoen, wordt dit in een snelfiltratie behandeld om fosfaten (hoofdzakelijk afkomstig van de antiscalant) en ijzer te verwijderen. Op de twee locaties waar anaerobe membraanfiltratie niet mogelijk is, wordt aerobe membraanfiltratie toegepast, waarbij het voedingswater in een snelfiltratie ontdaan wordt van ijzer, mangaan en ammonium. Het ijzervrije concentraat dat nu wordt geproduceerd, voldoet alleen op het gebied van fosfaat niet aan de lozingsnorm van 1 mg/l P. Het gebruik van een fosfaatvrije antiscalant kan in dit geval uitkomst bieden en een fosfaatverwijderingsstap bij het lozingspunt van het concentraat uitsparen1). Bij de opstart van de eerste aerobe membraanfiltratie van Vitens te Dinxperlo in 2006 was echter nog geen volledig doorontwikkelde fosfaatvrije antiscalant beschikbaar. Om de investering uit te stellen en tijd te winnen, besloot Vitens indertijd de RO-installatie in Dinxperlo op te starten met de beste fosfaatvrije antiscalant van dat moment, die uit een proefinstallatie-onderzoek was voortgekomen2). De bedrijfsvoering van de RO-installatie was stabiel, met een reinigingsfrequentie van de membranen van vier maal per jaar. Hierbij werd met name biofouling verwijderd, die veroorzaakt werd door
AOC die onder andere aanwezig was in de antiscalant3). De ontwikkelingen stonden niet stil; in 2008 waren nieuwe fosfaatvrije antiscalants beschikbaar. Tijdens een uitgebreid onderzoek naar de biofoulingspotentie van deze antiscalants door Vitens te Zwolle viel 4Aqua OSM BD25 op (zie kader) door de lage biofoulingpotentie4). Reden voor Vitens om het middel op praktische toepasbaarheid te testen met het hier omschreven testprogramma, waarbij de hoofddoelen een reductie van de reinigingsfrequentie en een reductie in totale kosten waren.
Onderzoeksvragen Al in 2005 was een premature versie van BD25 met overeenkomstige actieve stoffen getest tijdens het vooronderzoek voor de bouw van Dinxperlo. Bij een recovery van 80 procent was vastgesteld dat de antiscalingeigenschappen voldoende waren, maar de biofoulingpotentie was op dat moment nog te hoog. Alvorens het middel in de praktijk ingezet kon worden, moesten de volgende onderzoeksvragen beantwoord worden: t Veroorzaakt BD25 in Dinxperlo minder biofouling? t Zijn de antiscalingeigenschappen voldoende? t Welke minimale dosis is vereist in Dinxperlo? t Is een membraan waaraan BD25 is gedoseerd, te reinigen? t Mag concentraat met BD25 geloosd worden op oppervlaktewater? Deze vragen moesten beantwoord worden met de membraan fouling simulator (MFS) (eerste vraag), de ScaleGuard (tweede
en derde vraag), een beoordeling van de bedrijfsvoering van de praktijkinstallatie (eerste, tweede en vierde vraag) en overleg met Waterschap Rijn en IJssel (de laatste vraag). De meetresultaten van BD25 worden in dit artikel vergeleken met het tot 2009 toegepaste antiscalant te Dinxperlo, hier ‘referentie’ genaamd.
Het MFS-onderzoek De MFS is een door KWR en Vitens ontwikkelde rechthoekige cel, waarin een strook membraan met voedingspacer wordt geklemd (zie foto op de vorige pagina). Het voedingswater stroomt met een vaste volumestroom langs het membraan en door de voedingspacer. In het water aanwezige zwevende deeltjes zullen afvangen worden door de spacer. Ook kan groei van afzettingen, bijvoorbeeld biofouling, plaatsvinden. Indien de spacer of het membraan vervuilt, zal de drukval over de cel stijgen5). De drukval over een MFS wordt continu gelogd. Deze druktoename is een maat voor de vervuilingpotentie van het water met betreffende antiscalant. Gedurende het onderzoek kan de vervuiling van het membraan en spacer natuurlijk ook met het oog worden gevolgd. Naast de drukval over de cel geeft de visuele beoordeling informatie over vervuilingpotentie en groei van bijvoorbeeld bacteriën. De eerste onderzoeksvraag is beantwoord door een MFS zonder antiscalant te vergelijken met de resultaten van een MFS met het antiscalant BD25 en één met de referentie-antiscalant. Het voedingswater was RO-voedingswater van na de kaarsfilters.
H2O / 19 - 2011
39
Van dag 0 tot dag 35 bedroeg de antiscalantdosis 2,5 mg/l, daarna is de dosis verhoogd naar 10 mg/l. Resultaten
Na een inlooptijd blijft de drukval in de MFS zonder antiscalant en in de MFS met BD25 gedurende 50 dagen op een constante waarde. De drukval in de MFS met referentiedosering begint na 41 dagen significant te stijgen. Laboratoriumanalyses en visuele beoordeling wezen uit dat biofouling de oorzaak van de stijging van de drukval was.
De ScaleGuard Een ScaleGuard is een meetinstrument waarmee vastgesteld kan worden of water gevoelig is voor scaling6). Het is in principe een nauwkeurig metende en regelende kleine membraaninstallatie die het concentraat van een full-scale installatie als voeding heeft (zie afbeelding 1). De recovery in de ScaleGuard is laag (rond de zes procent), maar doordat de ScaleGuard gevoed wordt met concentraat, zal de scalingpotentie in de ScaleGuard net iets hoger zijn dan in de praktijkinstallatie. Het oververzadigde concentraat zal dus eerder scaling geven in de ScaleGuard, waardoor de praktijkinstallatie vrij van afzettingen blijft. Het eerste deel van het ScaleGuardonderzoek vond plaats in 2009. Hieruit volgde dat geen scaling optrad bij de door Aqua Care Europe geadviseerde dosis van 2,5 mg/l BD25. Bij het vervolgonderzoek in 2010 is de dosis aan één stack in stapjes verlaagd tot uiteindelijk 0,1 mg/l. Een lagere dosis is niet onderzocht, omdat in de praktijk al vast was komen te staan dat scaling optrad bij afwezigheid van een antiscalantdosering. Resultaten
Afbeelding 2 geeft de BD25-dosis weer van stack 3 en de genormaliseerde flux van de massa transport coëfficiënt (MTC) in de ScaleGuard tijdens het onderzoek. De dosis BD25 is gereduceerd van 2,5 naar 0,1 mg/l. Afb. 1: Meetprincipe van de ScaleGuard te Dinxperlo.
40
H2O / 19 - 2011
Een membraan fouling simulator (foto: Global Membrains).
De MTC daalt indien zich afzettingen op een membraan vormen. Uit de stabiele MTC blijkt dat geen scaling optrad. Uit onderzoek bij Wetsus bleek dat de inductietijd van 4Aqua BD25 afneemt bij een lagere concentratie7). In verband met de lange verblijftijd van het concentraat te Dinxperlo in de concentraatleiding van vijf kilometer, is gekozen voor een praktische dosis van 1,25 mg/l BD25.
De praktijkinstallatie De membraanstacks van de praktijkinstallatie zijn voorzien van meetapparatuur waarmee de massa transport coëfficiënt en de genormaliseerde drukval (NPD) berekend kunnen worden. De MTC en NPD van de BD25-stack kunnen nu vergeleken worden met de waarden van de referentiestack. Met de MTC en NPD voor en na een reiniging kan het effect van een chemische reiniging van een stack worden beoordeeld.
Resultaten
Biofouling vindt in Dinxperlo met name plaats in de eerste trap van de stacks. Dit uit zich in een stijging van de drukval. Uit afbeelding 3 blijkt dat de genormaliseerde drukval van de eerste trap van de referentiestack sneller stijgt dan die van de BD25-stack. Dit duidt op minder biofouling in de BD25-stack. Het effect van een reiniging was naar wens; de drukval in trap 1 van de BD25-stack is gedaald tot het uitgangsniveau.
Is lozing toegestaan? Het in een brief vastgelegde oordeel van Waterschap Rijn en IJssel met betrekking tot BD25 is positief: “De waterbezwaarlijkheid van BD25 is conform de algemene beoordelingsmethodiek ingedeeld als 11B (‘weinig schadelijk voor in het water levende organismen’) en is gelijkwaardig aan het referentie-antiscalant. Deze verandering
platform
Afb. 2: Dosis BD25 aan stack 3 en de gemeten MTC in ScaleGuard.
zal derhalve niet leiden tot andere of in omvang significant nadeligere gevolgen voor het milieu dan nu is vergund in de Wvo-vergunning.”
Conclusies De biofoulingpotentie van BD25 blijkt ook in de praktijk laag te zijn. De antiscalende eigenschappen zijn naar wens. Na reinigen van de stack komen de genormaliseerde drukval en de massa transport coëfficiënt terug op uitgangsniveau. Het waterschap ziet geen bezwaren in het toepassen van BD25. Ook is een ATA verleend. Alle onderzoeksvragen zijn met goed resultaat beantwoord. In oktober 2009 doseerde Vitens 2,5 mg BD25 per liter aan alle stacks van de RO-installatie in Dinxperlo. Een jaar later is deze dosis
Afb. 3: Genormaliseerde drukval in trap 1 van de stack met BD 25 en in de referentiestack.
verlaagd tot 1,25 mg/l. De reinigingsinterval blijkt langer dan een jaar te zijn. Ondanks de hogere prijs van BD25 ten opzichte van de referentie-antiscalant bespaart de overgang naar BD25 Vitens jaarlijks 40.000 euro (aan inzet van personeel, energie- en chemicaliënkosten en stilstand van de stacks bij reiniging)8). LITERATUUR 1) Jong R. en M. Nederlof (2006). Ervaringen bij Vitens met lozing van membraanconcentraat. H2O nr. 20, pag. 14-16. 2) Jong R., J. Bil, I. Steemers-Rijkse en M. Nederlof (2006). Nieuw type antiscalant voor membraanfiltratie Dinxperlo. H2O nr. 20 pag. 33-36. 3) Vrouwenvelder J., S. Manolarakis, H. Veenendaal en D. van der Kooij (2000). Biofouling potential
Aquacare Europe begon in mei 2005 samen met Cosun aan de ontwikkeling van een volkomen nieuwe antiscalant op basis van carboxy-methyl-inuline (CMI). Cosun beschikte over de kennis van productie van inuline, die uit cichorei gewonnen wordt, en had ervaring met syntheses van deze grondstof naar CMI. Deze kennis werd gekoppeld aan de kennis van Aquacare Europe op het terrein van toepassing van membraantechnologie. De eigenschappen van CMI als threshold inhibitor Carboxy-methyl-inuline. voor CaCO3, CaSO4, BaSO4 en SrSO4 zijn al lang bekend9). In dit artikel uit 1996 werd onderzoek gepubliceerd naar de effecten van de substitutiegraad van het CMI. Afhankelijk van een hogere substitutiegraad (1,05) en 4 mg/l actieve stof bleek in dit onderzoek de inductietijd op te lopen tot minimaal 270 seconden. De inductietijd is de tijd die aangeeft hoelang de door het antiscalant behandelde ge-supersatureerde oplossing stabiel blijft. De nu ontwikkelde CMI heeft een substitutiegraad van 2,5. Daarmee mocht een langere inductietijd worden verwacht en een betere calcium-inhibitie. Andere kwaliteiten van CMI zijn een zeer hoge tolerantie voor calcium, de zeer goede oplosbaarheid in water en de lage viscositeit. Eigenschappen die een goed startpunt waren voor toepassing als antiscalant 4Aqua OSM BD25 in membraaninstallaties. De bepaling van AOC in BD25 leverde hoopvolle resultaten op en bood voldoende houvast om het product verder te testen in de inmiddels doorontwikkelde membraan fouling simulator bij Wetsus. Na een representatieve test, met de standaarddosering van 25 mg/l, bleek de 4Aqua OSM BD25 na 19 dagen nog steeds vergelijkbaar met de blanco. Uitgebreid toxisch onderzoek van BD25 leverde een beter milieuprofiel op dan gangbare op organo-fosfonaat gebaseerde producten. Voor toepassing van 4 Aqua OSM BD25 in drinkwaterinstallaties is begin 2009 een Kiwa ATA toegekend.
4)
5)
6)
7)
8) 9)
of chemicals used for scale control in RO and NF membranes. Desalination nr. 132, pag. 1-10. Duiven J. (2008). Concentreren een vuil spelletje, Fouling membranen pb. Engelse Werk. Afstudeerrapport Milieukunde, Van Hall Groningen. Vrouwenvelder J., S. Bakker, M. Cauchard, R. le Grand, M. Apacandié, M. Idrissi, S. Lagrave, L. Wessels, J. van Paassen, J. Kruithof en M. van Loosdrecht (2007). The membrane fouling simulator: a suitable tool for prediction and characterisation of membrane fouling. Water Science & Technology nr. 8-9, pag. 197-205. Van de Lisdonk C., J. van Paassen en J. Schippers (2000). Monitoring scaling in nanofiltration and reverse osmosis membrane systems. Desalination nr. 1-3, pag. 101-108. Boels L. en G. Witkamp (2011). Carboxymethyl inuline biopolymers: A green alternative for phosphonate based antiscalants. American Chemical Society. Terhorst G. (2010). Optimalisatie antiscalant dosering Dinxperlo. Stageverslag TU Delft. Verraest D., J. Peters, H. van Bekkum en G. van Rosmalen (1996). Carboxymethyl inulin: a new inhibitor for calcium carbonate Precipitation. Journal of the American Oil Chemical Society, pag. 55.
De ScaleGuard in Dinxperlo (foto: Ron de Jong).
H2O / 19 - 2011
41
WIJ KUNNEN HET GEHELE AFVALWATERPROCES FACILITEREN
Binnen het segment Water Utility onderscheidt Grundfos vijf ‘eilanden’. Voor elk van deze eilanden biedt Grundfos een compleet gamma aan pompoplossingen. Het leveringsprogramma voor drinkwatertoepassingen wordt gevormd door de productgroepen bronpompen, reinwater transportpompen, drukverhoging en doseerinstallaties. Op het gebied van afvalwater bieden wij een assortiment kanaalwaaierpompen, versnijdende pompen en Supervortex pompen, met een vermogen van 0,5 kW tot en met 650 kW, alsmede een breed gamma aan schachtpompen, mixers, voortstuwers, beluchters, doseerpompen en doseerinstallaties. Daarnaast leveren wij ook pompputten en totale besturing- en monitoringsystemen. Hiermee is Grundfos de enige producent die nagenoeg het gehele afvalwaterproces kan faciliteren. Meer informatie kunt u vinden op grundfos.nl.
agenda 1 oktober, Zoetermeer Geuzentocht 40e editie van deze jaarlijkse tocht van de Vereniging voor Waterstaat en Landinrichting, met nu aandacht voor de werkzaamheden van Hoogheemraadschap Rijnland. Informatie: www.waterenland.nl.
3-4 oktober, Leeuwarden Co-operation in innovation, a global requirement? jaarlijks tweedaags congres van Wetsus met dit jaar aandacht voor de noodzaak om samen te werken bij innovatie op watertechnologisch gebied (eerste dag) en de internationale wetenschappelijke ontwikkelingen op het gebied van waterbehandelingstechnologie (tweede dag). Informatie: www.wetsus.nl.
4 oktober, Meppel Nieuwe sanitatie 8e platformbijeenkomst over onder andere de ervaringen met de inzameling en het transport van afvalwater van verschillende samenstelling én de ontwikkeling van mogelijke nieuwe concepten met betrekking tot ‘nieuwe sanitatie’. Organisatie: Koepelgroep Ontwikkeling Nieuwe Sanitatie. Informatie: (033) 460 32 00.
4 oktober, Neeltje Jans 25 jaar Oosterscheldekering festiviteiten naar aanleiding van 25 jaar Oosterscheldekering, met onder andere een paneldiscussie en de presentatie van het boek ‘De Kering’ van de Stichting Oosterscheldeboek. Organisatie: Rijkswaterstaat. Informatie: www.rijkswaterstaat.nl.
4 oktober, Rotterdam Innovatie-estafette tweejaarlijkse bijeenkomst ter stimulering van innovaties in infrastructuur en milieu in de delta. Eén van de hoofdthema’s van deze editie is water en klimaat. Organisatie: De Club van Maarssen. Informatie: www.clubvanmaarssen.org.
4-5 oktober, Rotterdam Pumps & Valves vakbeurs die helemaal in het teken staat van pompen, kleppen en afsluiters. Organisatie: easyFairs. Informatie: www.easyfairs.com.
4-6 oktober, ‘s-Hertogenbosch Milieu tweede editie van deze beurs, met als thema’s onder meer (afval)waterbehandeling, bodemonderzoek en duurzaam inkopen. Organisatie: 2XPO B.V. Informatie: www.milieuvakbeurs.nl.
5 oktober, Neeltje Jans I-STORM internationale bijeenkomst van keringbeheerders die verbonden zijn via het internationale netwerk I-STORM (onder andere Venetië, Londen en St. Peterburg). Overdragen van kennis en expertise is het thema van deze dag, die gehouden wordt in het kader van het 25-jarig bestaan van de Oosterscheldekering. Organisatie: Rijkswaterstaat. Informatie: www.rijkswaterstaat.nl.
6 oktober, IJmuiden Behandeling industrieel afvalwater themadag over het verbreden van kennis omtrent het optimaliseren van industriële (biologische) afvalwaterzuiveringen. Organisatie: Koninklijk Nederlands Waternetwerk en de Stichting Kennisuitwisseling Industriële Watertechnologie. Informatie: www.waternetwerk.nl.
6-7 oktober, Vijfhuizen No-Dig jaarlijks evenement rond sleufloze technieken waarbij aanleg, onderhoud, renovatie en vervangen van ondergrondse leidingen kan plaatsvinden zonder dat wegen opgebroken hoeven te worden. Met een beurs en een congres (op 6 oktober). Organisatie: Nederlandse Vereniging voor Sleufloze Technieken en Toepassingen. Informatie: (079) 325 22 60.
12 oktober, Bunschoten Doelgericht verkavelen symposium over de toepassingsmogelijkheden van (her)verkavelingsinstrumenten bij gebiedsontwikkeling in landelijk gebied. Organisatie: Dienst Landelijk Gebied en het Kadaster. Informatie: www.doelgerichtverkavelen.nl.
12 oktober, Petten Het belang van de NoordHollandse kust binnen het zandig systeem van Calais tot Denemarken symposium over de zwakke plekken aan de Noord-Hollandse kust en de noodzakelijke versterking daarvan. De kustmorfologie en het Noord-Hollandse kustsysteem worden onder de loep genomen, maar ook onder andere de ruimtelijke kwaliteit. Organisatie: Vereniging voor Waterstaat en Landinrichting. Informatie: www.waterenland.nl.
13 oktober, Breda Waterbouwdag jaarlijkse bijeenkomst met aandacht voor de gevolgen van de bezuinigingen op een aantal grote (water)bouwprojecten. Gekeken wordt naar uitvoerbare en concrete plannen om bestaande waterproblemen op te lossen en tegelijkertijd de economische crisis te lijf te gaan. Organisatie: CURNET. Informatie: www.waterbouwdag.nl.
13 oktober, Doetinchem Peilgestuurde drainage middagsymposium over de ontwatering van landbouwpercelen door peilgestuurde drainage. Naast voordelen voor de agrariër helpt het systeem naar verwachting bij het tegengaan van gebiedsverdroging en vermindert het de uitspoeling van nutriënten. Organisatie: STOWA. Informatie: www.stowa.nl.
13 oktober, Rotterdam Water, wonen en ruimte congres over gebiedsontwikkeling en het combineren van de verschillende functies van water, zoals waterberging met wonen en natuurontwikkeling en recreatie. Dit vraagt om creatieve, innovatieve oplossingen op het gebied van ontwerp, techniek, organisatie en financiën én samenwerking. Organisatie: Elba Media. Informatie: www.waterwonenenruimtecongres.nl.
13 oktober, Utrecht Water en sanitatie bijeenkomst over particuliere initiatieven op het gebied van (drink)water en sanitatie in ontwikkelingslanden, met aandacht voor alternatieven voor een waterpomp en duurzaamheid van waterprojecten. Organisatie: Impulsis, Akvo en Aqua for All. Informatie: (030) 692 79 82.
13-14 oktober, Maarssen Bodemenergie eerste nationaal congres over bodemenergie, met aandacht voor alle vormen van energiebenutting in en uit de ondergrond en de invloed daarvan (bijvoorbeeld warmte/ koude-opslag) op de grondwaterkwaliteit. Organisatie: Universiteit van Utrecht, Vrije Universiteit Amsterdam en Wageningen Universiteit. Informatie: www.congresbodemenergie.nl.
29 oktober - 4 november, Amsterdam Internationale waterweek een week met daarin Aquatech, Aquaterra, enkele internationale congressen en de nieuwe beurs Integrated Aqua Solutions met een aantal prestigieuze waterprojecten. Organisatie: Amsterdam RAI. Informatie: www.aquatechtrade.com.
10 november, Utrecht Waterverdeling en verzilting: effecten op gebruikers bijeenkomst over de gevolgen van verzilting op de gebruikers van de betreffende wateren. Organisatie: Platform Zoet-Zout. Informatie: (0320) 29 88 85.
15 november, Driebergen Monitoring stroomgebieden slotsymposium van het project Monitoring Stroomgebieden, met aandacht voor de stand van zaken rond de nutriënten in het oppervlaktewater en het mestbeleid. Organisatie: Alterra en Deltares. Informatie: www.monitoringstroomgebieden.nl.
H2O / 19 - 2011
43
handel & industrie *thema Leidingrenovatie met de kousmethode Aarsleff Pipetechnologies is de Deense partner van BAM/Nelis Infra, die internationaal toonaangevend is op het gebied van de kousmethode voor leidingrenovatie. Het bedrijf brengt, naast de polyester naaldfilt-liners die worden uitgehard door water of stoom, twee nieuwe producten op de markt. De nieuwe glasvezelversterkte PAA-G-liner wordt in de nieuwe productielijn van de Deense fabriek vervaardigd. De liner is geschikt voor leidingen met een diameter van 200 tot 1200 mm. De kous wordt in de leiding getrokken en vervolgens door UV-licht uitgehard. De PAA-G-liner heeft een speciale structuur, die ook geschikt is voor de renovatie van niet-ronde profielen.
De PAA-F-liner is geheel in eigen beheer ontwikkeld en maakt gebruik van een revolutionaire uithardingstechniek: LED, een energiezuinige, snelle en daardoor voordelige methode. Bovendien neemt de uitrusting minder ruimte in beslag, waardoor leidingen zijn te renoveren die normaliter moeilijk toegankelijk zijn (huisaansluitingen en proceslei-
VSH agent van Isiflo- en Isiflexkoppelingen Raufoss Isiflo- en Isiflex-koppelingen zijn al jaren toonaangevend in de Europese markt als het gaat om waterdistributie. Voortaan is VSH uit Amersfoort verantwoordelijk voor de marketing, verkoop en distributie (via de groothandel) van deze producten in de Benelux. Isiflo messing-koppelingen zijn bestemd voor PE-en PVC-leidingen van 16 t/m 63 mm. De koppelingen zijn geschikt voor drinkwater tot 40°C. Ze worden gemaakt van ontzinkingsbestending messing. De Isiflofittingen zijn veilig en betrouwbaar, trekvast, gemakkelijk in gebruik en beschikbaar in vele varianten. Isiflex-koppelingen zijn staalverzinkte klemkoppelingen en reparatiezadels voor dikwandige buizen. Het assortiment bestaat onder andere uit klemkoppelingen voor
44
H2O / 19 - 2011
water. Met deze fittingen is doorkoppeling mogelijk op dikwandige stalen leidingen, maar er is ook eenvoudig een overgang te maken van een traditioneel dikwandig naar een dunwandig systeem. De koppelingen zijn goed te gebruiken bij renovatiewerkzaamheden, waarbij de reparatie- en aanboorzadels een goede oplossing bieden bij lekkages of aanpassingen in het leidingsysteem. Voor meer informatie: (033) 450 38 80.
dingen). Dit nieuwe product, dat vooralsnog alleen nog geschikt is voor de kleinere diameters (100-200 mm), wordt aangebracht via de inversietechniek (omkeerproces).
Pumps & Valves Technotrans, het instituut voor technologieoverdracht, verzorgt 5 en 6 oktober enkele informatieve bijdragen tijdens de eerste editie van Pumps & Valves in Ahoy Rotterdam. De mini-seminars behandelen de laatste ontwikkelingen in de markt. Het kennisinstituut heeft diverse sprekers bereid gevonden dieper in te gaan op onderwerpen uit de branche, zoals integrale en duurzame oplossingen voor corrosieproblemen en toepassing van duurzame materialen. Technotrans gaat ook in op de duurzame bescherming van onder andere pomphuizen, kleppen, warmtewisselaars en leidingen met behulp van thermische deposities. Vakgenoten kunnen gratis aanschuiven. Voor meer informatie: www.easyFairs.com/PUMPS-NL.
*thema
Persboren rioleringsbuizen
handel & industrie Gigantische dompelpompen voor Mexico
Voor het persboren van rioleringsbuizen met een doorsnede van 1.800 mm draait LBN Betonproducten uit Drachten zijn hand niet om. Recent was het bedrijf toeleverancier van persbuizen in een 1.800 meter lang boorproject in Zevenaar. Op acht meter diepte werd een compleet nieuwe riolering aangelegd zonder dat iemand er last van had.
Pomp- en afsluiterproducent KSB heeft 20 pompaggregaten geleverd voor één van de grootste afvalwaterinfrastructuurprojecten van Mexico. De dompelpompaggregaten, de grootste die KSB ooit maakte, hebben een elektrisch vermogen van 1.150 kW en een totaalgewicht van 15 ton. Elke pomp voert per seconde 2.000 liter water op tot een hoogte van bijna 44 meter. Met behulp van computergestuurde stromingsanalyses en modeltesten is een constructie ontwikkeld die een kostenbesparende uitvoering combineert met een optimale hydrauliek.
Het bedrijf leverde vorig jaar al een grote boorleiding in Enschede. Het betrof een traject van twee kilometer lengte en een doorsnede van 2.000 mm. In Hoensbroek gebruikte LBN onlangs de half-open boortechniek om een rioleringsstelsel te renoveren. Doel van deze techniek was de omwonenden zo min mogelijk overlast te bezorgen. Bij de half open boortechniek wordt een stalen half open buis onder de grond geperst. Achter de buis is een kraan actief die de residuen van de boring afvoert. Daarachter worden de gewenste rioleringsbuizen geplaatst. Het voordeel van deze half open boortechniek is dat het ‘litteken’ van de aanleg veel kleiner is dan bij een volledige openlegging, terwijl het bouwtempo vrijwel net zo hoog is als bij een volledig open bouwsleuf. LBN Betonproducten levert boorbuizen in verschillende betonkwaliteiten met een verhoogde weerstand tegen sulfaten en zuren tot een doorsnede van 4.000 mm. Ook kunnen deze boorbuizen voorzien worden van een kunststof liner bestand tegen extreem agressief afvalwater.
In Mexico-Stad wordt in 2012 op een hoogte van 2.200 meter een gecombineerd afvalwater- en regenwaterpompstation gebouwd. Door het overmatig gebruik van grondwater is de bodem in de 20 miljoen inwoners tellende metropool aanzienlijk gedaald. Hierdoor ontbreekt bij veel rioolwaterkanalen het benodigde verval. Door de gebrekkige drainage en de sterke regenval ontstaat tussen mei en september regelmatig hoogwater. Het gemeentebestuur van Mexico-Stad investeert daarom sinds enkele jaren in nieuwe kanalen en pompstations. Van doorslaggevend belang bij de keuze voor KSB waren de korte levertijd van zes en tien maanden én de goede referenties bij het eerdere project La Caldera, waarvoor KSB 24 afvalwaterpompen leverde. Voor meer informatie: (020) 407 98 00. Een pomp van de serie Amarex KRT K 700-900 zoals KSB die aan Mexico-Stad levert.
Voor meer informatie: (0512) 53 81 70 of www.lbn.nu.
InfraCampus De tweede editie van InfraCampus, voor vakmensen en ‘jongeren met potentie’ (technische studenten hbo aan technische universiteiten en starters) uit de infrastructuur, vindt plaats op donderdag 26 januari 2012 in Ahoy in Rotterdam. Het thema van deze branchebijeenkomst, die om het jaar afwisselt met de vakbeurs InfraTech, is deze keer ‘Samen infra-ambities waarmaken op Olympisch niveau’. Het middagprogramma omvat werkbijeenkomsten over actuele thema’s binnen de infrastructuur. CURNET verzorgt de bijeenkomst ‘Civiele techniek, het vak van de toekomst?’. Is deze techniek een blijvertje of zal ze langzaam verdwijnen? In debat met jonge vakgenoten worden ervaringen uitgewisseld, die moeten leiden tot een beter en aantrekkelijker studieprogramma. De andere bijeenkomsten richten zich op innovatie. Jonge mensen ‘met potentie’ worden uitgedaagd tijdens de tweejaarlijkse innovatie-estafette van het ministerie van Infrastructuur en Milieu op 4 oktober aanstaande in de Van Nelle-fabriek in Rotterdam een innovatie te adopteren en te ontwikkelen. Het resultaat hiervan kan men presenteren op de InfraCampus. Het publiek bepaalt in januari de winnaar van deze innovatiestrijd. Ten slotte kunnen opdrachtgevers en -nemers uit de wereld van de infrastructuur elkaar dan ook tijdens een InfraMarkt ontmoeten. Voor meer informatie: www.infracampus.nl.
H2O / 19 - 2011
45
Watervenster Flowserve B.V.
Flowserve B.V. Flow Solutions Group Postbus 55, 7550 AB Hengelo T 074 - 240 40 00 F 074 - 242 56 96 E info-hengelo@flowserve.com I www.flowserve.com
Flowserve is wereldwijd toonaangevend op het gebied van vloeistof- en gasbeheersing. Ook service, reparatie en de upgrading van bestaande installaties dragen bij aan de gedegen reputatie van Flowserve. Flowserve heeft productiebedrijven in Etten-Leur, Hengelo en Roosendaal. Vier servicecentra, Etten-Leur en Hengelo in Nederland, en Antwerpen en Verrebroek in België, zorgen voor service en reparatie in de Benelux.
Flowserve Hengelo is marktleider in het upgraden van boezemgemalen in Nederland. Recente projecten zijn de gemalen Hoogland, Katwijk en Gouda. Daarnaast is Flowserve Hengelo gespecialiseerd in pompen voor de meest uiteenlopende watertoepassingen. Het programma omvat ook het repareren, opwaarderen en modificeren van pompen conform klantwensen.
Krohne Nederland B.V.
KROHNE Nederland B.V. Kerkeplaat 14 3313 LC Dordrecht Postbus 110 3300 AC Dordrecht T + 31 (0)78 – 63 06 200 F + 31 (0)78 – 63 06 405 E
[email protected] I www. Krohne.com
KROHNE is leverancier van flow- en niveau meetinstrumentatie met eigen fabrieken en verkoopkantoren in meer dan 60 landen. De Nederlandse verkoop- en serviceorganisatie is gevestigd in Dordrecht, op dezelfde locatie als ’s werelds grootste fabriek voor magnetisch inductieve en ultrasone flowmeters: KROHNE Altometer. Hier bevindt zich ook KROHNE’S eigen ijkcircuit. Per jaar worden er ± 60.000 instrumenten geproduceerd en gekalibreerd, variërend in diameter van 2.5 mm t/m 3 meter.
Dankzij jarenlange ervaring is KROHNE thuis in de meest uiteenlopende toepassingen. Hierdoor kunnen onze specialisten u uitstekend adviseren welke oplossing voor uw toepassing geschikt is. KROHNE is dan ook graag uw partner in flow- en niveau meetinstrumentatie.
KSB Nederland BV
KSB Nederland BV Postbus 211 1150 AE Zwanenburg T. 020-4079800 F. 020-4079801 E. www.ksb.nl I.
[email protected]
KSB Nederland BV is een totaalaanbieder voor componenten, engineering en service voor inname, transport en behandeling van (drink) water en huishoudelijk, stedelijk en industrieel afvalwater. Ons specialisme: renovatie, ombouw, uitbreiding en nieuwbouw van pompgemalen en -systemen. Tevens engineeren en leveren wij componenten voor afvalwater- en biogasinstallaties. Met ruim 140 jaar ervaring en een compleet programma aan pompen, mixers, afsluiters, aandrijvingen, systemen en automatiseringsoplossingen
is KSB als geen ander in staat “maatwerk” te leveren. Onze uitdaging is de meest energieefficiënte oplossingen met gelijktijdig de laagste TCO (total costs of ownership) aan te bieden. Duurzaam ondernemen is een van de maatstaven waarmee KSB haar klanten van dienst wil zijn. Dankzij continue innovaties en een kwaliteitsbewustzijn is KSB de ideale partner voor al uw pomp- en mixervraagstukken. Een betrouwbare, betrokken en deskundige partner die ondersteunt van engineering tot nazorg, service en onderhoud.
Melspring International BV
Melspring International BV Arhemsestraatweg 8 6881 NG Velp Postbus 268 6880 AG Velp T 0031 26 384 2042 F 0031 26 3842041 E
[email protected] I www.watermelspring.com
Melspring International BV, Uw bron voor een compleet programma chemicaliën voor o.a. rioolwaterzuivering, drinkwaterbereiding, industriële (afval) waterbehandeling en slibverwerking. t1PMZFMFDUSPMJFUFOWPPSTMJCJOEJLLJOHFOo ontwatering t.FUBBM[PVUFO JK[FSDIMPSJEFTJK[FSDIMPSJ desulfaten/(poly)aluminiumchlorides & blends/natriumaluminaten (alkalische Alu-oplossing) t,PPMTUPGCSPOOFO NFUIBOPMFUIBOPM
azijnzuur/suikerwaters/alkalische glycerines/organische zuren/blends t7FSLPPQWFSIVVS JOTUBMMBUJFTWPPSBBONBBL opslag en dosering van chemicaliën, zowel permanent als tijdelijk) t "GWBM XBUFSCFIBOEFMJOHPQNBBU NFU kennis en ervaring gericht op optimaal rendement en tevreden partners. Meer weten: Bezoek onze website: www.watermelspring.com
Watervenster Omegam Laboratoria B.V. t t t t t t
"GWBMXBUFSPOEFS[PFL %SJOLXBUFSPOEFS[PFL PBMFHJPOFMMB ;XFNXBUFSPOEFS[PFL .FEJDJKOSFTUFO #FTUSJKEJOHTNJEEFMFO #JPDJEFO
Omegam Laboratoria meet zeer lage concentraties van een groot aantal verbindingen in water. Gaat het nu om oppervlakte-, zwem-, afval- of grondwateronderzoek, wij leveren
snel betrouwbare analyseresultaten. Wij maken gebruik van moderne technieken en analysemethoden conform (inter-) nationale normen. Naast chemische analyses voeren wij bacteriologisch en hydrobiologisch onderzoek uit. Denkt u maar aan e-coli, legionella en blauwalg. Voor meer informatie kunt u altijd contact met ons opnemen of onze website bezoeken.
Omegam Laboratoria B.V. HJE Wenckebachweg 120 1096 AR Amsterdam T +31 (0)20 5976 769 E
[email protected] I www.omegam.nl
Waterstromen BV Waterstromen BV exploiteert industriële afvalwaterzuiveringen en vergisters in geheel Nederland. Industrieën die deze activiteiten wensen uit te besteden zijn bij ons aan het juiste adres.
singen of nieuwe installaties. Waar mogelijk maken we graag gebruik van innovatieve en duurzame processen en creëren we waarde uit afval. De betrouwbaarheid zal echter altijd worden geborgd.
De aanleiding is veelal een benodigde uitbreiding, nieuw- of verbouw van uw installatie, of de wens om U te concentreren op uw kernactiviteiten. Waterstromen is bereid bestaande installaties over te nemen en te investeren in uitbreidingen, aanpas-
Samenwerken met Waterstromen resulteert steeds in synergie. Waterstromen kan uw waterzuivering compleet ontzorgen. Samen met u vinden wij de beste oplossing
Waterstromen BV Postbus 8 7240 AA Lochem T (0573) 298 551 F (0573) 298 562 E
[email protected] I www.waterstromen.nl
Watts Industries Netherlands B.V. Watts Industries Netherlands B.V. maakt deel uit van het internationale Watts Industries concern en is leverancier van een zeer breed programma Watts producten voor verwarmings-, sanitaire en industriële toepassingen. Behalve de verantwoordelijkheid voor de verkoop van alle Watts Industries producten op de Nederlandse markt, ontwikkelt en vervaardigt Watts Industries Netherlands een volledige range waterappendages, welke wereldwijd worden afgezet.
Om wat voor product het ook gaat, er is altijd een volledige range in maten, aansluitingen en uitvoeringen leverbaar. Het complete leveringsprogramma van Watts Industries voorkomt compromissen en stelt het kwaliteitsniveau zeker tot in het detail. Het leveringsprogramma is vooral gebaseerd op gebruikersvriendelijke oplossingen voor de installatietechniek, waarbij gestreeft wordt naar het introduceren en/of ontwikkelen van innovatieve producten.
Watts Industries Netherlands B.V. Kollergang 14, 6961 LZ Eerbeek Postbus 98, 6960 AB Eerbeek T 0313-673 700 F 0313-652 073 E
[email protected] I www.wattsindustries.com I www.waterbeveiliging.nl
Van Wijk & Boerma Pompen B.V. Pompen vormen belangrijke en soms onmisbare schakels in bedrijfsprocessen. Daarom is de pompapplicatie, het specifieke proces en de individuele klantwens bij Van Wijk & Boerma Pompen B.V. de basis van ons denken en handelen. Wij voeren een breed en diep assortiment pompen voor uiteenlopende marktsegmenten, zoals de (petro)chemie & procesindustrie, de milieuen watersector, de voedingsmiddelen- en drankenindustrie, de farmaceutische industrie
en de Original Equipment Manufacturers. Daarnaast verzorgt Van Wijk & Boerma ook het onderhoud aan de pompen en kunnen skids worden ontworpen en worden gebouwd. Voor advies omtrent het te verpompen medium kunt u altijd contact opnemen. Van Wijk & Boerma is opgericht in 1907 en maakt onderdeel uit van de Verder Groep.
Van Wijk & Boerma Pompen B.V. Leningradweg 5, 9723 TP Groningen Postbus 95, 9700 AB Groningen T + 31 (0)50 549 59 00 F + 31 (0)50 549 59 01 E
[email protected] I www.wijkboerma.nl
Wij breken de tent niet af!
.JOJNBMFPWFSMBTUWPPSEFPNHFWJOH
&GGFDUJFGFOLPTUFOCFTQBSFOE
"BO[JFOMJKLFSFEVDUJFWBO$02VJUTUPPU
%VVS[BBNQSPEVDU
,PSUFVJUWPFSJOHTUJKE
"BOUPPOCBSFMFWFOTEVVSNFFSEBOKBBS
Het nieuwe rioleren De Kaderrichtlijn Water is opgesteld om ons water te beschermen. Het bestaande leidingenstelsel heeft te kampen met aantastingen, lekkages, scheuren of breuken. Rioolrenovatie zonder graven (No-dig) is mogelijk met de Nelis Infra / Aarsleff CIPP Lining (kousmethode). Dit is de oplossing voor het optimaliseren van rioolleidingen, van gevel tot rioolwaterzuiveringsinstallatie. Het samenwerkingsverband Nelis Infra / Aarsleff CIPP Lining beschikt over circa 30 jaar internationale ervaring op het gebied van kousrelining door Aarsleff. Nelis Infra is de specialist op het gebied van relining (Allround in relining).
Haarlemmerstraatweg 79, 1165 MK Halfweg Postbus 14, 1160 AA Zwanenburg Telefoon (020) 407 22 22 Fax (020) 407 22 23 E-mail
[email protected] www.nelisinfra.nl
11007
5LSPZ0UMYH(HYZSLMM1=