Rome, een Griekse stad Een verhandeling over de Griekse invloed op Romeinse tempelbouw ten behoeve van de promotie van macht ten tijde van Augustus.
Masterscriptie Oude Geschiedenis Diana Hense 5652464 Scriptie begeleider: L.A. Dirven September 2011
0
Inhoud Inleiding .............................................................................................................. 2 1: Historiografie ................................................................................................ 8 2: Romeinse religie en Augustus ................................................................ 18 3. De Griekse invloed op Rome ................................................................... 24 3.1: Griekse invloed op Romeinse architectuur.............................................. 28 3.2: Griekse invloed op Augustus .................................................................... 33 3.3: Griekse invloed en Vitruvius ..................................................................... 35 4. Propaganda in het Romeinse Rijk........................................................... 39 4.1: Propaganda in de Romeinse Republiek .................................................. 43 4.2: Propaganda van de eerste keizer ............................................................ 50 Conclusie ......................................................................................................... 56 Appendix A……………………………………………………………………..57 Appendix B…………………………………………………………………..…66 Appendix C……………………………………………………………………..67 Geraadpleegd materiaal ................................................................................ 68
1
Inleiding Een zomer in Amsterdam brengt voor de inwoners ieder jaar opnieuw een groot ongemak met zich mee. Een dagtaak hebben Amsterdammers aan het omzeilen van de vele toeristen die zich, liefst midden op de straat, staan te vergapen aan het typisch Amsterdamse stadgezicht; het stadhuis op de Dam en de grachtengordel, allemaal bakstenen bewijzen van de glorieuze Gouden Eeuw. Deze toeristen bekijken, terecht, het Hollands Classicisme in al zijn glorie zoals dat ontworpen en uitgevoerd is, door architecten als Jacob van Kampen. Jacob van Kampen was echter niet de eerste die de klassieke bouwstijl gebruikte. Classicisme is een in de geschiedenis veel gebruikte bouwstijl die teruggrijpt op de architectonische beeldtaal van de Grieken en Romeinen. Algemeen wordt aangenomen dat in de Renaissance de wedergeboorte van deze klassieken plaatsvond. Waarbij De Grieken en Romeinen voor het gemak even samengevoegd worden. Dit is ook niet zo verwonderlijk gezien het feit dat ten tijde van de Renaissance de Romeinse schrijver Vitruvius herontdekt werd. Vitruvius schreef ten tijde van de late dagen van de Romeinse republiek een belangrijk boek over bouwstijlen, in die tijd was de Graeco Romeinse bouwstijlen mix al een feit. 1 Jacob van Kampen kan mijns inziens eigenlijk gezien worden als een van de volgelingen van Vitruvius. In een andere overvolle stad baande een toerist zich eeuwen geleden ook een weg door de mensenmassa’s. In de eerste eeuw bezocht de Griekse schrijver Strabo Rome voor de tweede keer in zijn leven, en vergaapte zich aan het Romeins Classicisme. Strabo had Rome al eerder bezocht, hij had er zelfs lange tijd gewoond en kende Rome goed. Toch was hij erg onder de indruk van de verandering die de stad had ondergaan tijdens zijn afwezigheid. In de nadagen van keizer Augustus was Rome in korte tijd erg veranderd. 2 Rome bleek een overvolle stad te zijn geworden, waar veel bouwactiviteiten plaatsvonden. Strabo was onder de invloed van de pracht en praal van deze bouwwerken. Hij herkende ook de veranderende beeldtaal, met name de Griekse invloeden in de architectuur. Hij was vooral erg onder de indruk van de Campus Martius en de tempel van Mars Ultor. Niet alleen Strabo maar ook de Griekse schrijver Dionysius van Halicarnassus, die decennia eerder in Rome woonde, was al erg onder de indruk van de Attische ‘wedergeboorte’ binnen de Romeinse kunst en architectuur. Volgens Dionysius kon het niet anders of dit was het
1 2
Vitr. De architectura. Strab., 5.3.8.
2
gevolg van de verfijnde smaak van de Romeinen. 3 Plinius de Oudere vond echter dat het wel wat minder kon en vond dat de overwonnenen, de Grieken, de overwinnaars hadden overgenomen. 4 Uit de meningen van Strabo, Dionysius van Halicarnassus en Plinius de Oudere blijkt dat de innovaties met betrekking tot de iconografie én de Griekse invloed op architectuur de Romeinen en Grieken wel degelijk opviel. Een vraag die boven komt drijven is waarom de Romeinen, en in het bijzonder Augustus, teruggrepen naar een beeldtaal uit het verleden. Het leidt geen twijfel dat de inlijving van de Hellenistische wereld bij het Romeinse Rijk en de vele Griekse contacten de vermenging van de Grieks en Romeinse cultuur een flinke duw in de rug hebben gegeven. Maar of hier nu sprake was van een bewust statement, iets wat Paul Zanker in zijn boek The Power of Images in The Age of August beweerde, is nog maar de vraag. 5 Tegenwoordig spitst de discussie zich toe op keizer Augustus en zijn religieuze revival politiek. Gebruikte Augustus de Griekse beeldtaal uit esthetische overweging of wilde hij een ingrijpende politieke verandering ondersteunen, namelijk de omwenteling van Republiek naar Keizertijd? In de geschiedenis van de discours over de Griekse invloed op de Romeinse kunstuitingen is ‘tegenwoordig’ een zeer rekbaar begrip. De achttiende-eeuwse archeoloog en kunsthistoricus Joachim Winkelmann vond de Griekse kunst superieur aan alle andere kunst. Hij was ervan overtuigd dat de Romeinen slechts imitators waren van deze echte zuivere, want oudere, Griekse stijl. 6 Een eeuw later echter werd de Romeinse bouwstijl, met name, wél erkend als een eigen stijl, dit mede onder invloed van de bekendste propagandist van de oudheid, Theodor Mommsen. Natuurlijk onderkenden Mommsen en zijn volgelingen ook de invloeden van de Griekse voorbeelden die vooral te tijde van de keizertijd zo belangrijk werden. Dit gegeven deed de discussie over het waarom van het gebruik van deze Griekse invloeden vooral ten tijde van de Keizertijd, opleven. Bowersock schreef eeuwen later deze Griekse revival toe aan Romeinen die de omwenteling van Republiek naar de Keizertijd ontvlucht waren en in Griekse steden verbleven en daardoor beïnvloed werden door de Griekse cultuur. 7 Veel Romeinen trokken bijvoorbeeld naar Massilia om in de leer te gaan bij Griekse leraren aldaar en om de politieke onrust te Rome te ontlopen. Maar het kon ook dichterbij Rome. Romeinse burgers vestigden zich in het Romeinse lustoord Neapolis, het tegenwoordige Napels, waar de Romeinse cultuur geen vat 3
Dion. Hal., De Orat. Ant 3. B. Isaac, The Invention of Racism in Classical Antiquity (Princeton 2004), 224-247. 5 P. Zanker, The Power of Images in The Age of August (Ann Arbor 1988), 105-107. 6 L. Roth, Understanding Architecture (Oregon, 2007), 445. 7 G.W. Bowersock, Augustus and the Greek World (Oxford 1965), 76. 4
3
op leek te hebben gehad en daardoor veel aantrekkingskracht had op Romeinse burgers, juist door die hellenistische uitstraling. 8 Ook keizer Augustus sleet hier vele dagen. Van Augustus is algemeen bekend dat hij erg Grieks georiënteerd was, alhoewel hij de traditionele Romeinse waarden voorstond. Hij was opgeleid door Grieken en zijn vaste adviseurs waren Grieken die afkomstig waren uit oorspronkelijk invloedrijke Griekse families. 9 De Griekse beeldtaal waarin Augustus zijn reliëfs en beelden liet plaatsen kan eigenlijk niet anders uitgelegd worden dan symbolisch. Hij wilde er duidelijk iets mee zeggen, zo verscheen Augustus meer en meer als middelpunt: als ponifex, als offerende vader van en voor het volk; en deze beelden werden constant herhaald. De Romeinen hadden een overvol pantheon en alle goden hadden tot dan toe alle aandacht gekregen in de vorm van rituelen, tempelbouw en verering van met name de senaat. De goden zorgden namelijk allemaal tezamen voor de Pax Deorum, vrede met de goden was van staatsbelang. Met de komst van Augustus veranderde dit echter. Augustus concentreerde zich op enkele goden en dat was voor de Romeinen nieuw. De vorm waarin dit gebeurde week, zoals gezegd ook wel erg af van wat men tot dan toe gewend was. Een mooi voorbeeld hiervan zijn de reliëfs van de tempel Mars Ultor op het forum van Augustus. De rijke ornamenten, een mix van Griekse en Romeinse stijlvormen, moeten een schok teweeg hebben gebracht bij de Romeinen. In ieder geval was de dichter Ovidius erg onder de indruk van de didactische en vooral dramatische uitbeelding van de
8 9
Ibidem. Bowersock, Augustus, 34.
4
overwinning van de god Mars op de Giganten. 10
Afbeelding 1: de resten van de tempel van Mars Ultor.
De discussie over de vermeende Griekse invloed op de Romeinse kunst wordt ook gevoerd met betrekking tot de architectuur van tempels ten tijde van Augustus. Algemeen wordt aangenomen dat Augustus steden binnen het Romeinse rijk volgens een vast matrix vol liet zetten met gebouwen in de nieuwe Griekse beeldtaal. Deze beeldtaal was volgens Ray Laurence per provincie wel erg verschillend qua invulling en daarom slecht te vergelijken, laat staan te zien als bewijs voor een push factor van bovenaf tijdens een lezing aan de UvA vorig jaar. 11 Het valt echter niet te ontkennen dat Augustus er, bewust of niet bewust, een Graeco-Romeinse bouwpolitiek op na hield. Mogelijk zag hij zelf ook wel in dat het enorme Romeinse rijk alleen maar kon blijven bestaan als beide invloedsferen werden erkend. 12 Volgens Paul Zanker echter was het gebruik van de Griekse beeldtaal ten tijde van Augustus onderdeel van propaganda. Zanker besteedde verschillende boeken aan het bewijzen van het feit dat deze Attische wedergeboorte een bewust doel was van Augustus. 13 Dit gold ook voor de tempel architectuur. Augustus wilde met het bouwen van tempels in de Griekse beeldtaal het volk een boodschap van zijn macht meegeven. Augustus had volgens Zanker een 10
Ov. Fasti 5.533 ff. Lezing Ray Laurence aan de UvA, 1 november 2009, verschenen in druk; City in the Roman West c. 250 BC – c. AD 250 (Cambridge 2011), 6. 12 Bowersock, Augustus, 149. 13 Zanker, Power of Images; Forum Augustum. Das Bildprogramm. (Tübingen 1968); Forum Romanum. Die Neugestaltung durch Augustus (Tübingen 1968). 11
5
nieuwe beeldtaal nodig om de vernieuwde Romeinse staatsinrichting te verkopen aan het Romeinse volk. 14 Niet iedereen is het echter eens met de stelling dat het gebruik van de Griekse beeldtaal een weloverwogen keuze van Augustus was. De invloed van de Griekse beeldtaal door de Romeinen kan ook gezien worden als een onbewust proces, een gevolg van de vele Griekse contacten. Dit maakt dat het beeld van een bewuste verandering door Augustus eigenlijk overdreven wordt door bijvoorbeeld Zanker, Syme of Alföldi. Iets wat Olivier Hekster met veel verve probeert te verdedigen in het artikel Hercules, Omphale, and Octavian’s ‘CounterPopaganda’. 15 Volgens Hekster is de vergrieksing in de Romeinse beeldtaal geen bewuste keuze maar een logisch gevolg van vermenging van de Griekse en de Romeinse kunstuitingen. Zo blijft er een aantal vragen open waar mijns inziens geen bevredigend antwoord op gegeven is: weerspiegelen de tempels ten tijde van Augustus, zoals bijvoorbeeld die van Mars Ultor dezelfde propaganda, iets dat vurig wordt bepleit door Paul Zanker? Deelvragen die uitsluitsel zouden kunnen geven, zijn: week de tempel van Mars Ultor qua architectuur eigenlijk wel af van de daarvoor gebouwde tempels? Was het gebruik van tempelbouw ten einde de politieke macht te communiceren vernieuwend ten tijde van Augustus? Tot slot is de vraag die beantwoord zou moeten worden de volgende: was de bovengenoemde vergrieksing van de Romeinse tempelbouw nu wel of niet bewuste propaganda ingezet door Augustus. Al met al is er een hellenistische invloed geweest op de Romeinse architectuur ten tijde van het begin van de keizertijd. Er is een bloeiend debat gaande met betrekking tot deze bewust dan wel onbewuste bouwpolitiek van Augustus en vooral over de symboliek hiervan. Mijns inziens echter neemt deze discussie altijd de beeldhouwkunst van Augustus als startpunt en niet de stenen van de tempels waarmee deze vermeende architectonische revolutie tot stand werd gebracht rond het begin van onze jaartelling. De vraag is of dit niet slechts het gevolg van een veranderende tijd met veranderende gewoontes op religieus en modieus gebied was, zoals een vergrote invloed van Griekse bouwkunst? Om dit onderzoek tot en goed einde te brengen zal eerst aandacht worden besteed aan historiografie. Er zal gestart worden met de mening van Paul Zanker en van de andere geleerden met betrekking tot de beeldtaal en de Griekse invloed op de beeldtaal ten tijde van de eerste keizer van het Romeinse Rijk. Natuurlijk is een onderzoek naar een verandering in 14 15
Zanker, Power of Images, 3. O. Hekster, ‘Hercules, Omphale, and Octavian’s ‘Counter-Propaganda’, BAbesch 79 (2004), 159-166; 159.
6
beeldtaal met betrekking tot religieuze gebouwen niet kompleet zonder het onderzoeken van mogelijke achtergronden van deze veranderingen. Wat veranderende er bijvoorbeeld op politiek en religieus gebied geïnitieerd door de keizer Augustus? Ook zal beschreven moeten worden wat de Griekse invloed op de beeldtaal precies was. Hiervoor zullen verschillende Romeinse tempels gebouwd vanaf de start van de Romeinse Republiek tot en met de tijd van de eerste keizer bestudeerd worden, teneinde de overeenkomsten of verschillen te constateren. Vervolgens zal onderzocht worden wat de mogelijke oorzaken waren voor deze eventuele omezwaai naar de hellenistische stijl, die vooral zichtbaar was in de gevels en zuilen. Met name zal de rol van belangrijke machthebbers van vòòr Augustus met betrekking tot de bouw van tempels bestudeerd worden.
7
1. Historiografie De afgelopen eeuwen zijn er verschillende opvattingen over de veranderingen in de tempelbouw ten tijde van Augustus ontstaan. Deze verschillende visies zijn onlosmakelijk verbonden met de politieke en sociale ideeën die gangbaar waren op het moment dat deze gedaan werden. Vooral de visies met betrekking tot de machthebber en het machtsvertoon door één leider zijn aan wisselende politieke en sociale ideeën onderhevig. Dit laatste aspect is belangrijk, omdat de discussie zich toespitst op de manier waarop een alleenheerser zijn macht via de kunsten zou hebben gecommuniceerd. De vraag is dus in hoeverre een alleenheerser de kunst als propaganda gebruikte. Men kan stellen dat deze theorieën de politieke en sociale ontwikkelingen in Europa op de voet volgden. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste theorieën aangestipt.
De discussie over de veranderende beeldtaal ten tijde van Augustus begint bij Theodoor Mommsen. Mommsen schreef in de negentiende eeuw een aantal lijvige werken over het Romeinse Rijk. Het laatste deel echter, dat de keizertijd besprak, heeft hij nooit afgemaakt. 16 Mommsen schreef ten tijde van een Europa vol monarchieën die een juridisch onderbouwde staatsvorm kenden. Hij beschrijft de heerschappij van Augustus vooral vanuit staatsrechtelijk oogpunt. Mommsen noemde deze staatsvorm geen monarchie, maar een dyarchy. 17 Hij bedoelt hiermee dat een sterke leider, of een sterke groep aristocraten die de leiding had, tezamen met de juridische macht de staatsvorm bepaalden. De machtsbasis voor deze heersers was dus het feit dat zij aan het hoofd van de wetgeving stonden. Augustus was de wet volgens Mommsen. 18 Dit betekent niet dat Mommsen alle andere factoren uit het oog verloor, hij was zich wel degelijk bewust van andere belangrijke historische, politieke en sociale factoren, die de heerschappij van Augustus maakten tot wat zij was. Mommsen heeft zich niet echt verdiept in de veranderende beeldtaal in de keizertijd. Dat is niet zo verbazingwekkend aangezien hij het vierde deel Geschichte niet voltooid heeft. Het vierde deel van Romische Geschichte kennen wij dan ook enkel via geredigeerde, collegeaantekeningen. Ook in deze aantekeningen rept Mommsen niet over kunstuitingen of beeldtaal. In boek IV, dat ingaat op de latere Romeins Republiek, besteedt Mommsen slechts twee van de in totaal 400 pagina’s aan architectuur en beeldtaal. Die twee pagina’s voegen 16
J. Linderski, ‘Mommsen and Syme’ in: K.A. Raaflaub en R. Toher (eds), Between Republic and Empire (Berkeley 1993), 42-53; 52. 17 Linderski, ‘Mommsen and Syme’, 51; T. Mommsen, Römisches Staatsrecht (Leipzig, 1887), 748. 18 Linderski, ‘Mommsen and Syme’, 51.
8
echter wel een bijdrage toe aan de discussie. Mommsen beschrijft hier namelijk de architectuur en kunstuitingen ten tijde van de Romeinse Republiek. Dit levert mooi vergelijkingsmateriaal met de architectuur ten tijde van het principaat. Volgens Mommsen was er weinig aandacht voor architectuur met betrekking tot de tempelbouw ten tijde van de Romeinse Republiek. Wat opvallend was want de Romeinse elite liet geen gelegenheid voorbij gaan om de zakken te vullen met vooral Griekse kunstschatten om deze vervolgens te etaleren in de privésfeer. De Romeinse villa’s stonden volgens Mommsen vol met Griekse ‘oorlogsbuit’. 19 De Romeinen waren volgens hem zo gek op Griekse artefacten dat ze zelfs graven leegroofden op zoek naar vazen en andere voorwerpen om mee te nemen. De Romeinse tempels echter stonden op instorten. Ze waren nog steeds van authentiek Italische materialen zoals tufsteen, hout en terracotta gemaakt. De godenbeelden in de tempels waren gemaakt van terracotta en vielen langzaam uit elkaar. Volgens Mommsen echter had de elite geen oog voor de tempels omdat zij vooral uit waren op persoonlijke verrijking. Hiermee brengt Mommsen de Romeinse Republiek en het gebruik van de Griekse stijl in de discussie over de veranderende beeldtaal ten tijde van Augustus. Een niet onbelangrijke bijdrage zoals we in hoofdstuk drie en vier kunnen lezen. Het Europa van het begin van de twintigste eeuw werd gedomineerd door wereldoorlogen en dictators. Historici uit deze periode beoordeelden Augustus in de geest van de tijd, zoals de dictators Mussolini en Hitler, als sterke leider van het volk. Onder critici van deze totalitaire heersers kwam Augustus er slecht vanaf, onder hun volgelingen echter niet. In 1939, aan het eind van het interbellum publiceerde Ronald Syme een gewaagde en veel besproken publicatie, The Roman Revolution. Gewaagd, omdat dit werk over de opkomst van keizer Augustus als alleenheerser, veel raakvlakken bleek te hebben met de ontstane dictaturen van die tijd. Zo omschreef Syme het begin van het principaat: “T he menace of despotic power hung over Rome like a heavy cloud”. 20
Syme besteedt in zijn werk veel aandacht aan propaganda en het feit dat dictators de publieke opinie bespeelden. Volgens Syme zette Augustus de publieke opinie naar zijn hand door middel van het beïnvloeden en onder controle houden van literatuur en kunsten, zoals
19
T. Mommsen, The History of Rome V, hoofdstuk XII, Religion, Culture, Literature, and Art (http://www.gutenberg.org/cache/epub/10705/pg10705.html). 20 R. Syme, Roman Revolution (Oxford 1939), 8.
9
architectuur. 21 Een overeenkomst met de nationalistische staatsarchitectuur van zowel Hitler en Mussolini valt niet te ontkennen. Opvallend aan Syme’s theorie is overigens wel dat hij in principe dezelfde soort staatsstructuur beschrijft als Mommsen. Beiden vonden dat de alleenheerschappij van Augustus zwaar leunde op, zoals Syme dit noemt, the Cabinet, waarbij dit Cabinet bestond uit een kleine toplaag van persoonlijke contacten onder wie enkele familieleden. Deze hadden de feitelijk macht in handen op bestuurlijk en militair gebied en gaven ook de opdracht tot het bouwen van publieke werken zoals aquaducten en tempels. 22 Na de publicatie van Syme duurde het enkele decennia voordat de discussie weer opgepakt werd. Volgens Zvi Yavetz voelden historici zich na de gebeurtenissen van de twee wereldoorlogen ongelukkig met een studie naar een individuele leider. Als ze al onderzoek deden naar leiders dan was het vanuit het oogpunt van representant van een idee of een sociale klasse of economisch interessegebied. 23 Hierdoor ontstond tevens een vorm van historie beschrijven vanuit de psyche als invalshoek. 24 Volgens Karl Galinski echter heeft de periode van stilte rond het onderzoek naar Augustus en de kunst in dienst van zijn heerschappij juist voor een nieuwe start gezorgd;
“..it may be observed that an extended period of restrained scholarly publication-almost like a moratorium- can result in a remarkable rise in the quantity of scholarships “. 25
De draad werd weer opgepakt vanuit een nogal onverwachte hoek. Anthony Bonanno publiceerde in 1976 Roman Relief Portraiture to Septimus Severus. Het doel van deze publicatie was om een gedetailleerde beschrijving van alle keizerlijk portretten van Augustus tot en met Septimus Severus te maken. Volgens Bonanno waren er tot dan toe alleen beschrijvingen van afzonderlijke monumenten en portretten uit de keizertijd verschenen maar was er nog geen totaaloverzicht. 26 En alhoewel dit buiten de discussie lijkt te vallen, voegt juist hij een belangrijk element toe. Bonanno blijkt namelijk een opvallende mening te hebben over kunstuitingen en beeldtaal ten tijde van de keizertijd. 21
Ibidem, 404-459. Linderski, ‘Mommsen and Syme’, 46-47. 23 Z. Yavetz, ‘The Personality of Augustus’ in: Raaflaub en Toher, Between Republic and Empire, 21-41; 25. 24 Yavetz, ‘Personality of Augustus’, 26. 25 K. Galinsky, Augustan Culture (Princeton 1996), 5. 26 A. Bonanno, Roman Relief Portraiture to Septimus Severus (Oxford 1976), 1-3. 22
10
Volgens Bonanno waren Augustus, en met hem de latere Romeinse keizers, lang niet bij machte geweest om zoveel invloed uit te oefenen op kunstenaars dat sprake kon zijn van een ‘propagandamachine’. Bonanno meende dat de invloed van keizers op de beeldtaal van hun tijd van meer algemene aard was; de beeldhouwers en architecten waren degenen, die de ware macht van hun kunstwerk in handen hadden. Dat deze ambachtslieden tezamen een beeld hebben gevormd van een bijna identieke propagandastijl, een uitgevoerd in de Grieks Attische stijl, is toeval. Volgens Bonanno was iedereen in die tijd beïnvloed door de klassieke Griekse kunsten. 27 Bonanno beschrijft in zijn uitvoerige werk werkelijk alle portretten en andere afbeeldingen van hoofden op Romeinse reliëfs uit de Oudheid tot en met de regeerperiode van Septimus Severus. Hij besteedt daarbij veel aandacht aan de Griekse stijlkenmerken die steeds duidelijker aanwezig zijn in de Romeinse portretkunst ten tijde van Augustus. Hij legt echter de nadruk op de mix van deze Griekse invloed die verstrengeld raakte met de realistische Romeinse portretuur. Dit vond hij een typisch Romeinse uitvinding en iets wat de Ara Pacis ook zo bijzonder maakte. Bonanno gaat nog een stapje verder dan Syme. Hij stelt dat er te veel nadruk werd gelegd op de invloed van de keizer op de gebruikte kunststijl. Bonanno meent dat de invloed van de Romeinse keizers, en dan met name de invloed van een keizerlijke ideologie op het gebruik van Griekse elementen in kunstuitingen, zwaar overdreven is door kunsthistorici. Volgens hem hadden de keizers best enige invloed door middel van het initiëren van kunst en een bepaalde voorkeur die ze hadden voor kunstenaars, die werkten in de Griekse-Attische stijl. Dit is echter heel wat anders dan propaganda. Zijns inziens zijn niet de keizers maar de kunstenaars en de workshops belangrijk voor de uitgevoerde stijl. Tevens benadrukt hij dat deze kunstenaars natuurlijk ook maar een product van hun tijd waren, waarbij hun producten uiteraard allerlei religieuze, politieke, sociale en economische veranderingen weerspiegelde. 28 Augustus was de grootste initiator van kunsten in die tijd en tevens net zo beïnvloed door de mode van zijn tijd. Met als gevolg dat het meer dan logisch is dat alle kunst eruit kwam te zien alsof het uit een vooropgezet idee of zelfs een ideologisch plan leek te zijn voortgekomen. 29 Tien jaar later verscheen later het invloedrijke werk van Paul Zanker, waarin propagande wel een belangrijke rol speelde. Paul Zanker publiceerde in 1988 het veelbesproken werk The 27
Bonanno, Roman Relief Portraiture, 176. Ibidem, 163-167. 29 B. Levick, Augustus, Image and Substance (Harlow 2010), 255. 28
11
Power of Images in the Age of Augustus. Hierin beschrijft Zanker de kracht en de ideologische propaganda van kunstuitingen. Hoe sterker de ideologische boodschap van een bepaalde stijl, des te vaker deze ook is gekopieerd, juist vanwege zijn sterke beeldtaal en zeggingskracht. Architectuur is volgens Zanker het venster op een samenleving. Een venster waardoor wij heden te dage nog steeds inzicht hebben op een verdwenen samenleving. 30 Volgens Zanker waren de decennia van de regering van keizer Augustus een omslagpunt in de manier waarop men omging met architectuur in het Romeinse Rijk. Augustus wilde met deze beeldtaal een boodschap uitstralen van vrede en terugkeer naar traditionele morele waarden. Dit alles was natuurlijk allemaal mogelijk vanwege zijn fantastische heerschappij. Augustus zou bewust iconografie en architectuur hebben ingezet als communicatiemiddel om zijn alleenheerschappij en de nieuwe keizercultus te propaganderen.
“The goal of his (Augustus) cultural program pursued with far-reaching and concentrated effort over the next twenty years, was nothing less than a complete moral revival. And it did in fact achieve a turnaround in public thinking. The selfaggrandizement of rival generals was replaced by veneration of publica magnificentia (splendid public festivals and games), and immorality and neglect of the gods by a religious and spiritual renewal.” 31
Hij had hiervoor een grote hoeveelheid aan hellenistische voorbeelden tot zijn beschikking. Want de klassieke Griekse stijl gaf volgens Zanker uitdrukking aan wat Augustus voor ogen stond met zijn culturele, religieuze en morele vernieuwingen. En dat lukte volgens Zanker. Binnen twintig jaar schiep Augustus een beeldtaal waarmee hij zijn beleid en macht communiceerde aan zijn onderdanen. Aan alle details was gedacht, van architectuur, reliëfs, schilderingen, beelden tot zelfs kleding en inrichtingen van woningen. 32 En in elke uiting zat dezelfde boodschap: de vrede in het Romeinse Rijk was hersteld door één en dezelfde persoon, die daarmee de tevens de oude morele waarden herstelde. Daarvoor verdiende hij natuurlijk alle egards. Deze boodschap van restauratie en herstel kwam ook tot uiting in de tempels van de staatsgoden die Augustus liet restaureren dan wel nieuw liet bouwen. Augustus plaatste de goden in een hiërarchie die goed aansloot bij zijn keizerlijke programma, goden die een 30
Zanker, Power of Images, Preface v. Ibidem, 1-4. 32 Ibidem, 101. 31
12
belangrijke rol speelden in de politiek en propaganda van Augustus kregen de mooiste tempels. Tempels van staatsgoden die voorheen hoog in aanzien stonden maar niet in de propaganda van Augustus pasten, kregen minder aandacht. Van hen werden de tempels nog wel gerestaureerd, zij het niet met marmer als van de nieuwe staatsgod bij uitstek, Mars Ultor en de tempels van Apollo en Venus. De staatsgoden waar Augustus niet omheen kon zoals Jupiter Capitolinus, Castor & Pollux en ook Concordia kregen een mindere renovatie maar wel een met luxe producten als marmer. 33 Andere goden troffen het slechter; zij ontvingen slechts een stucco laagje of werden aan hun lot overgelaten, zoals de tempels van liber, Libera en Ceres, evenals de Oosterse culten. Ook de tempel van Magna Mater, eens een belangrijke godin die de link met gens Julia en Aeneas vertegenwoordigde en van wie de tempel nota bene om de hoek van het huis van Augustus lag, kreeg na lang aandringen van de senaat slechts een verbouwing, uitgevoerd in tusteen. 34 Met zijn bouwpolitiek en met het gebruik van de Grieks-Attische beeldtaal sloeg Augustus volgens Zanker twee vliegen in een klap. Hij ontwikkelde een beeldtaal om zijn imperialisme mee te promoten en slaagde er ook in de elite aan zijn kant te krijgen. In welgestelde kringen werd steeds vaker gebruik gemaakt van de klassieke beeldtaal, bijvoorbeeld bij de bouw van luxe villa’s en hun inrichting. Ten tijde van de Romeinse Republiek bestonden ernstige bezwaren tegen deze vergrieksing, die men zag als verzwakking van de Romeinse geest, als een verwerpelijke neiging naar luxe. Plinius de Oudere schreef in Naturalis Historia afkeurend over de grote sommen geld die gespendeerd werden aan luxe door de Romeinen.
35
Met de voorkeur voor de klassieke Griekse beeldtaal door Augustus kregen deze welgestelde en op Griekse luxe gestelde personen aansluiting bij de officiële keizerlijke ideologie. Ongetwijfeld heeft de theorie van Zanker, na die van Syme de meeste invloed gehad op de discussies rond de veranderende beeldtaal ten tijde van Augustus. Alhoewel de theorie van Zanker de laatste jaren steeds vaker onderhevig is aan kritiek, heeft deze een enorme invloed gehad op de discussie over het gebruik van een ideologisch geladen beeldtaal ten tijde van Augustus. Een mooi voorbeeld van de invloed van de theorie van Zanker komt uit de bundel Between Republic and Empire gepubliceerd in 1990. B.A. Kellum schrijft in het hoofdstuk ‘The city adorned: programmatic display at the aedes concordia augustae’in Between Republic and Emprire´ twintig jaar na de publicatie van Zanker in de inleiding;
33
Zanker, Power of Images, 108. P. Zanker, Power of Images, 108-110. 35 Ibidem, 8; C. Edwards, The Politics of Immorality in Ancient Rome (Cambridge 1993), 186. 34
13
“Integral to the transformation of the Roman state in the Augustan period was the transformation of the city itself. In clothing the city in marble (Suet. Aug. 28.3) Augustus and his programm designers did more than simply beautify the environment. Through the display of statues, paintings, and natural wonders in each structure, they created a system of meaning that represented continuity and difference. This was no system of propaganda; it was a complex system of familiar signs that were manipulated for specific purposes.” 36
Vervolgens illustreert Kellum aan de hand van de tempel Aedes Concordia Augustae hoe verschillende beeldelementen die refereerden aan de familie van Augustus werden samengevoegd met de originele betekenis van Concordia ten tijde van de Romeine Republiek, concordia odrinum (de harmonie tussen de standen). Dit had als doel het bewind van Augustus en zijn familie te communiceren als een regering die vrede, harmonie en welvaart bood. 37 Volgens Kellum was dat niet de enige boodschap die deze tempel uitdroeg. De opdrachtgever van deze tempel, Tiberius ( de aangenomen zoon van Augustus) zou ten tijde van de bouw van deze tempel onder invloed zijn geweest van het werk van de Griekse filosoof Thrasyllus, een volgeling van Plato. De beeldelementen in de tempel moesten de boodschap uitdragen welke de keizer en zijn familie in het pantheon, in het centrum van de kosmos plaatsten. 38 Deze boodschap van de keizerlijke familie die als onderdeel van de kosmos tussen de goden op het Capitool getoond werd, de plek voor de Romeinse goden bij uitstek, kon de Romeinse bevolking niet ontgaan. De boodschap was dat de keizerlijke familie volgens Kellum een onderdeel was geworden van de Pax Deorum. Het debat werd in 1996 opgepakt door Karl Galinski. Galinsky, een van oorsprong Duitse wetenschapper die zich academisch gevormd heeft in de Verenigde Staten, was zich bewust van het feit dat ook de meningen van Augustus onderhevig waren aan de politieke, sociale situatie waarin ze ontstonden. Galinsky was zich er zelf ook zeer van bewust dat hij zijn werk Augustan Culture schreef in een complexe internationale situatie die tevens onderhevig was aan vele veranderingen op bijna ieder gebied. Deze veranderingen sluipen een maatschappij binnen. Dit uitgangspunt heeft Galinsky gebruikt voor zijn studie naar de culturele veranderingen ten tijde van Augustus. Allereerst beweert Galinsky dat de macht van Augustus en de daarmee samenhangende kunstuitingen uiteenvallen in twee belangrijke zaken; 36
B.A. Kellum, ‘The City Adorned’ in: Raaflaub en Toher, Between Republic and Empire, 276-307; 276-277. Ibidem, 278-279. 38 Ibidem, 279. 37
14
auctoritas en potestas. Auctoritas wordt vertaald als de persoonlijke autoriteit, waarbij Augustus niet persoonlijk verantwoordelijk kan worden gesteld door bewust kunsten naar zijn hand te zetten. Dit was enkel het gevolg van zijn inspirerende hervormingen. Het tweede noemt hij potestas, de wettelijke politieke volmacht. auctoritas is een lastig begrip om te verklaren. Augustus beschrijft het begrip zelf in zijn Res Gestae, tegen het eind van zijn betoog in hoofdstuk 34. 39 Galinski baseert dit begrip op meerdere eerdere beschrijvingen door geleerden, inclusief de omschrijving hiervan door Cassius Dio (55.3.5), om tot de volgende beschrijving te komen;
“By emphasizing auctoritas as his governing concept Augustus makes it clear that he does not want to be just a functionary or magistrate but he aims to provide a higher kind of moral leadership. There is a strong center of ideas, then, and a clear authorial intentionality that, far from being tension between these two notions- authorial intent and latitude of response – which modern literary theory often treats as irreconcilable, accounts for much of the vitality of Augustan culture.” 40
Dit betekende niet dat Augustus de propaganda-uitingen, alhoewel bijna altijd in zijn voordeel, van bovenaf oplegde. Het was meer een soort wisselwerking met speelruimte, een reciprociteit van mecenas naar kunstenaar en vice versa. Wel was het duidelijk Augustus die de auctoritas claimde. Galinski vindt dat Zanker met zijn invloedrijke werk een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de discussie over Augustus en de veranderende beeldtaal en de propaganda. Hij meent echter ook dat Zanker te ver is doorgeschoten in het beschrijven van de Griekse invloed in deze beeldtaal. Zanker scheidt deze Griekse invloed in Hellenismus en Klassizismus. Volgens Galinsky zijn Griekse invloeden in de kunst onder Augustus niet te scheiden in twee begrippen en voegt dit ook niet toe aan de discussie. 41 Dit zou namelijk betekenen dat er een verschil was tussen bewust gebruikte Griekse kunststijlen en toevallig overgenomen Griekse stijlinvloeden. Evenals Zanker ziet ook Galinsky een groot verschil in de architectonische beeldtaal van tempels ten tijde van de Romeinse Republiek en tempels die ten tijde van Augustus werden 39
A. E. Cooley, Res Gestae Divi Augusti (Cambridge 2009), chapter 32, 96. Galinski, Augustan Culture, 12. 41 Ibidem, 5. 40
15
gebouwd. Ook is Galinsky het eens met de verschillende aandacht voor verschillende goden en de bijbehorende tempels. Hij haalt de de Magna Mater tempel aan, die pas vrij laat opgeknapt werd met authentieke Romeinse materialen. 42 Dit in tegenstelling tot de tempel van Apollo en de Mars Ultor Tempel die op het Forum Romanum staan. Behalve dat Galinsky geen rechtstreekse betrokkenheid van Augustus bij de veranderde beeldtaal ziet, vindt hij vooral dat er gebouwd werd in een combinatie van Grieks en Romeinse stijlelementen, en dus niet uitsluitend in de gedoodverfde Grieks Attische stijl waar geleerden tot dan toe zo op hamerden. 43 In 1997 publiceerde Andrew Wallace-Hadrill Rome’s Cultural Revolution. In dit werk gaat Wallace-Hadrill vooral in op de verspreiding van de romanisatie. Hoofdpunt in zijn betoog is het gebruik van Griekse beeldtaal door de Romeinen. Wallace-Hadrill koos echter voor een andere invalshoek. Hij vindt het vanzelfsprekend dat de Griekse en Romeinse culturele uitingen verweven raakten. Wat Wallace-Hadrill interessanter vindt is wat nu precies de Griekse en wat Romeinse identiteit is. Hiervoor gaat hij dieper in op de verschillende identiteiten van deze twee. Wallace-Hadrill meent dat het dóórdringen van de Griekse beeldtaal in alle Romeinse cultuuruitingen veel zegt over macht van Rome, meer nog dan over de identiteit van de Grieken. Zoals Wallace-Hadrill dit zo mooi omschrijft:
“The political fact of Roman domination is expressed through the stylistic adoption of hellenistic forms.” 44
Zo gezien helleniseerde Augustus volgens Wallace-Hadrill de wereld van het Romeinse Rijk tegelijkertijd met dat het romaniseerde.
“As cultural missionaries, the Romans are middle-men, buying civilisation at a discount in the East, to sell it on at a premium in the West. ‘Hellenisation’ and ‘romanisation’ are not sequential but two closely interrelated aspects of the same phenomenon.” 45
42
Ibidem, 194-210. Ibidem, 222. 44 A. Wallace-Hadrill, Rome’s Cultural Revolution (Cambridge 2008), 26. 45 Ibidem. 43
16
Tonio Hölscher voegde in 2004 een zeer belangrijk element toe aan de discussie door op zoek te gaan naar een gemeenschappelijk beeldtaal voor de Romeinse kunstuitingen ten tijde van Augustus. In de Language of Images in Roman Art legt hij echter de nadruk op de iconografie van afbeeldingen. Afhankelijk van het onderwerp zijn deze afbeeldingen; in Griekse stijl (vooral de archaïsche, de klassieke en de Hellenistische) dan wel in Romeinse stijl uitgevoerd. Belangrijk is dus wat de voorstelling moest uitbeelden. Al naar gelang het ontwerp werd naar een passende stijl gezocht, een die de nieuwe normen en waarden van de keizer Augustus communiceerde. Volgens Hölscher veranderde deze language of imaginary met de komst van Augustus in een complex maar toegankelijk visueel communicatie systeem voor het Romeinse Rijk. 46 Mijns inziens kunnen we zijn mening doortrekken naar de architectuur. Dit zou betekenen dat de tempels, hoofdzakelijk gebouwd in die klassieke Griekse stijl, een belangrijke staatsboodschap uitdroegen. Deze boodschap hield volgens Hölscher in dat het Romeinse volk dé overwinnaar was op politiek en cultureel gebied, net als de Grieken in de vijfde eeuw de Perzen hadden overwonnen en dat natuurlijk allemaal vanwege keizer Augustus. 47 Hiermee borduurde Hölscher vooral verder op de lijn ingezet door Zanker, namelijk dat er wel degelijk een “bewuste” boodschap in de staatskunstuitingen onder keizer Augustus zat. De laatste belangrijke theoretische bijdrage is die van Barbara Levick. Zij publiceerde in 2010 het werk Augustus Image and Substance. Barbara Levick stelt in haar werk dat Augustus niet al te veel vergeleken moet worden met de politicus die alle macht in handen had en gesteund werd door een geoliede propagandamachine, naar analogie van bekende voorbeelden uit het recente verleden zoals Hitler, Mussolini of Stalin. Levick schrijft dat ook het begrip propaganda aan mode onderhevig is. Waar propaganda eerst een ideologie moest communiceren via verschillende kunstuitingen, is in tegenwoordige politieke tijden de spindocter de propagandamachine van de staatsleider. Levick is het in geen geval eens met de manier waarop Galinsky de rol van Augustus in dit proces neerzet. Ze vindt auctoritas een op vele manieren interpreteerbaar begrip dat iedere leider op zichzelf kan toepassen maar dat verder geen vaste inhoud heeft. Volgens Levick moet men de bemoeienis van Augustus met staatskunst meer zien als de inspanning van een goed opgeleide rijke staatsman met een belangrijke mening over kunst en literatuur. Eigenlijk precies zoals Sulla, Pompeius en Caesar, alleen met dat verschil dat Augustus een grotere 46 47
T. Hölscher, The Language of Images in Roman Art (Cambridge 2004), 126. Ibidem, 75.
17
machtbasis had en steviger in het zadel kwam te zitten dan zijn voorgangers. Hiermee plaatst Levick zich feitelijk een halve eeuw terug in de discussie en gaat zij in haar betoog verder op de ideeën van Syme. Omdat Augustus een goed gevulde kas tot zijn beschikking had, kon hij zich deze bemoeienis ook veroorloven door de beste ambachtslieden en kunstenaars voor hem en voor de Romeinse staat aan het werk te zetten. 48 Levick maakt hierbij wel onderscheid tussen literatuur aan de ene kant en architecten en beeldhouwers aan de andere kant. Volgens Levick waren dichters veel vrijer in hun uitingen dan architecten. Deze laatste groep bestond uitsluitend uit Grieken zonder Romeins burgerschap of vrijgelatenen. Augustus was ook veel nauwer bij hun werk betrokken, omdat monumentale architectuur nu eenmaal ook een belangrijk onderdeel was van zijn zelfrepresentatie én hij kon zich grote architectonische projecten veroorloven. 49
48 49
Levick, Augustus, 252-253. Ibidem, 254.
18
2. Romeinse religie en Augustus “August gave the Roman World a new order.” 50 Zo start Andrew Wallace-Hadrill zijn betoog in Augustan Rome. Augustus zou met zijn morele, religieuze en vooral ook politieke veranderingen het Romeinse Rijk een nieuwe koers hebben laten varen. Het Romeinse Rijk was door de jaren van burgeroorlogen en de onrustige, instabiele politieke situatie ten tijde van het triumviraat wel toe aan rustiger vaarwater, iets waar Augustus mooi op inspeelde. Tacitus noemt de laatste twintig jaar tot het principaat:
“twintig jaar van regelrechte strijd, geen moraal, geen wetten, alle ergste schurken bleven onbestraft, terwijl fatsoen juist vernietiging bracht”. 51
Augustus deed echter niet veel anders dan de veranderingen ingezet door zijn stiefvader Caesar doorzetten, ook op religieus gebied. Zo deed Augustus dit zelf niet voorkomen, hij meldde al in zijn openingszin van de res gestae:
“1. Aged nineteen years old (44 BC) I mustered an army at my personal decision and at my personal expense, and with it I liberated the state, which had been oppressed by a despotic faction.” 52
Waarbij hij met de ‘despotische partij’ zijn persoonlijke vijanden bedoelt, met name Marcus Antonius. 53 Gelukkig voor hem was de Romeinse elite nu wel toe aan een redder of voerde Augustus dit subtieler door dan zijn stiefvader Caesar, getuige de gewelddadige dood van Caesar. Op religieus gebied voerde Augustus grootschalige veranderingen door. Augustus startte met de nadruk te leggen op andere goden dan het Romeinse Rijk tot dan toe gewend was. Voor Augustus waren de belangrijke staatsgoden Mars, Apollo en Venus. Op het borstharnas van het beeld van Augustus van Prima Porta zien we ze alle drie tezamen. 54 Maar daar bleef het niet bij. Augustus werd na zijn dood zelf als vergoddelijkt heerser vereerd in tempels door nieuwe gestichte priesterorden, die vanaf de vijftiende eeuw ontstonden in het 50
Wallace-Hadrill, Augustan Rome, 1. Tac. Ann. I, 10. 52 Cooley, Res Gestae, 58; Aug. RG. I.1: “Annos undeviginti natus exercitum privato consolio et privata empensa comparavi, per quem rem publicam a dominatione factionis oppressam in libertatem vindicavi.” 53 Cooley, Res Gestae, 108. 54 Galinsky, Augustan Culture, 157-159. 51
19
Romeinse Rijk. 55 Hoe had Augustus dat voor elkaar gekregen in èèn machtsperiode van zo’n vier decennia? De opvallendste veranderingen die plaatsvonden in deze vier decennia op het gebied van de Romeinse religie moeten wel op het gebied van de priesterfuncties liggen. Tot de keizertijd leek religie verworden tot een vaststaand pakket van rituelen: met veel zorg werden de ceremonies tot in detail uitgevoerd met als doel een constante vrede met de vele goden, de Pax Deorum te waarborgen. Religieuze handelingen vonden plaats in familiekring maar er waren ook staatsgoden die tijdens openbare ‘erediensten’ aanbeden werden. Deze verschillende goden kenden evenzovele verschillende priesterfuncties die deze rituelen coördineerden. Al deze priesters hadden een eigen taak; deze taken overlapten elkaar nooit. Het kwam zelden voor dat er meerdere leden uit één familie samen in een college zaten. Wel kwamen al deze priesters uit belangrijke families, dezelfde families die ook de politieke functies vervulden. De priesterkaste was onderverdeeld in verschillende colleges. De pontifices, de augures, de duo-decem-quindecimviri. Onder de pontifices vielen de pontifex maximus, de rex sacrorum, de Vestaalse maagden en de flamen. 56 Andere belangrijke priestercolleges die vaak geconsulteerd werden door de senaat waren de fetiales en de in de late republiek ontstane haruspices. 57 De fetiales verzorgden de start van een oorlog. Het behoeft geen uitleg dat deze priesters behoorlijk wat invloed hadden op de staatspolitiek Als laatste waren er nog sallii, luperci en fratres arvales. Deze laatsten werden niet geconsulteerd door de senaat, zij waren enkel betrokken bij officiële feestdagen. 58 Stiefvader Caesar liet Octavianus in zesenveertig BCE opnemen in het college pontifices. In twaalf BCE benoemde de senaat hem tot ponifex maximus. Hij wist belangrijke priesterfuncties te koppelen met meerdere andere priesterfuncties, zoals de positie van Augur niet lang na de verkiezing tot pontifex maximus. Eveneens vervulde hij vanaf zevenendertig BCE de functie van quimdecimvir sacris faciundis en vanaf zestien BCE septemvir epulonum. 59 Later werd Augustus ook lid van het college der frater Arvalis, sodalis Titius en fetialis. 60 Stiefvader Caesar had kennelijk het grote belang van gecombineerde priesterfuncties al ingezien. Hij had zich diep in de schulden gestoken om in drieënzestig BCE tot pontifex 55
M. Beard, Religions of Rome (Cambridge 2008), 354. J. North, Roman Religion (Oxford 2006), 23-24. 57 Ibidem. 58 Ibidem. 59 Beard, Religions of Rome, 186. 60 Ibidem. 56
20
maximus te worden verkozen. 61 Ook Caesar combineerde al priesterfuncties, zo werd hij in zevenenveertig BCE ook augur. 62 Er was zelfs in een decreet in vierenveertig BCE opgesteld waarin stond dat de zoon van Caesar het belangrijke priesterschap van pontifex maximus zou erven. 63 Lepidus had zichzelf echter deze positie toegeëigend na de dood van Caesar. Augustus was zich bewust van het belang van de priesterfunctie en wachtte rustig af totdat de oude Lepidus in ballingschap te Circeii overleed. Een sterke zet van Augustus, want de man zijn priesterschap ontnemen met geweld zoals hij hem wel uit het triumviraat had gezet, had de boodschap van Augustus, dat hij de vrede en tradities in het Romeinse rijk herstelde zeker geen goed gedaan. Augustus beschreef het zelf zo:
“I rejected the idea that I should become chief priest as a replacement for my colleague during his lifetime, even though the people were offering me this priesthood, which my father had held.” 64
Volgens Bowersock was Augustus deze priesterfunctie al jaren aan het plannen getuige zijn bouw van de Ara Pacis en de obelisk uit Egypte als zonnewijzer op het Campus Martius. 65 Hij moet ervan overtuigd zijn geweest dat hij de priesterfunctie zou krijgen. Het combineren van de ambten van pontifex maximus en augur was niet echt gebruikelijk. Door deze combinatie had Augustus echter wel een mooie religieuze basis voor zijn verdere politieke carrière, evenals zijn stiefvader. Augustus gaf wel een innovatieve wending aan zijn priesterfuncties; vanaf die tijd liet hij zichzelf namelijk offerend afbeelden. In feite communiceerde Augustus dat de Romeinse religie vanaf die tijd verbonden was aan één persoon, met name Augustus zelf, en aan één plaats, met name Rome. 66 Dit was echter niet het enige aspect dat Augustus veranderde met betrekking tot priesters. Hij bemoeide zich ook intensief met de uitvoering van de religie door de priesters en met de hiërarchie binnen de priesterkaste. Augustus werd namelijk de patroon van het priestercollege. Er werd geen priester meer gekozen buiten Augustus invloed om. 67 Tevens 61
S. Weinstock, Divus Julius (Oxford 1971), 29. Ibidem, 32. 63 Beard, Religions of Rome, 191; Weinstock, Divus Julius, 33; Dio XLIV .5.3. 64 Cooley, Res Gestae, 68.; Aug. RG. 10.2. “Pontifex maximus ne fierem in vivi conlegae mei locum, populo id sacerdotium deferente mihi, quod pater meus habuerat, recusavi.” 65 G.W. Bowersock, ‘The Pontificate of Augustus’, in: Raaflaub en Toher, Between Republic and Empire, 380394. 66 Beard, Religions of Rome, 186. 67 Ibidem, 192-193. 62
21
bleek Augustus zich het recht te hebben toegeëigend om zelf priesterfuncties te ontwerpen. Dit betekende in de praktijk dat de Romeinse religie een hoofd had gekregen, dat de religie naar zijn hand kon zetten zoals hij dat wilde. Ook de religieuze rituelen liet Augustus niet met rust. Alhoewel Augustus zelf beweerde oude Romeinse religieuze tradities te hebben hersteld, bedacht hij in feite nieuwe. Deze plaatste hij in een zogenaamd oud Romeins jasje, om de indruk te wekken dat hij oude Romeinse religieuze tradities herstelde. De ‘ludi seaculares’ waren een belangrijk evenement dat eens per eeuw georganiseerd werd door leden van de regerende elite. Helaas kwam het ten tijde van de regeerperiode van Augustus voor hem niet uit qua datum. Dus vond hij een nieuwe reeks uit, op een dag dat het hem beter uitkwam, met een aantal creatieve innovaties die hem beter uitkwamen. Zo paste hij de goden aan wie ze opgedragen waren aan van Dis Pater en Proserpina naar goden die beter aansloten bij de religieuze belangrijkheid van deze spelen voor de keizercultus van Augustus zelf, zoals Jupiter, Juno, Apollo en Diana. De belangrijkste Romeinse staatsgoden gaven blijkbaar toestemming voor deze religieuze en politieke verandering en beloofden hiermee een tijd van rust en voorspoed in het Romeinse Rijk, allemaal geïnitieerd door keizer Augustus. Opvallend is wel dat de rituele uitvoering van deze spelen dezelfde bleef. De koren en gebeden waren nog steeds dezelfde als die in de sibillijnse boeken omschreven werden. 68 Nieuwe en traditionele religieuze rituelen schoven haast onmerkbaar in elkaar. Augustus deed vervolgens iets ingrijpends met de indeling van de stad en de offerplekken. Dit deed hij mogelijk om zijn de rol als hoofd van het religieuze Romeinse leven kracht bij te zetten. Deze verandering is de herindeling van de stad Rome in veertien Regiones en 265 Vici. Voorheen was Rome in vier Regiones verdeeld. Deze aanpassing was vooral zo belangrijk omdat op ieder kruispunt een offerplek en monument voor de Lares stond opgesteld. Een offerplek waar alle jaarlijkse Romeinse feesten werden gevierd. Door de uitbreiding van de Regiones werd ook het aantal offerplekken uitgebreid en her-noemd. Vanaf zeventien BCE werden deze Lares, de Lares Augusti en tevens het gedenkmonument voor keizer Augustus en zijn voorouders in plaats van voorouders in het algemeen. Tevens werden deze gedenkmonumenten een offerplek voor de Genius Augusti. 69 Dit hield in dat bij de jaarlijks terugkerende Romeinse religieuze festiviteiten hoofdzakelijk de Genius Augustus vereerd werd. 68 69
North, Roman Religion, 56-57. Beard, Religions of Rome, 184-186.
22
Het woonhuis van Augustus op de Palatijn heeft ongetwijfeld mede bijgedragen aan de grootste religieuze veranderingen. Het was Augustus als ponifex maximus als hoofd van het priestercollege geoorloofd om in de domus publica te wonen, het religieuze ‘staats kantoor’ van de pontifex maximus aan de Sacra Via. 70 Caesar woonde al in dit publieke staatshuis, maar Augustus pakte dit anders aan. Hij ging niet wonen in het huis van de pontifex maximus op het forum, hij bleef in zijn residentie op de Palatijn. In plaats van verhuizen naar een religieus huis, verhuisdee hij belangrijke religieuze attributen naar zijn huis. Hij liet de sibillijnse boeken van de tempel van Jupiter Optimus Maximus naar de tempel van Apollo overbrengen. De tempel van Apollo grensde aan het huis van Augustus. 71 Hij plaatste in zijn nieuwe huis op de Palatijn ook een nieuwe schrijn voor de godin Vesta, die tevens de beschermgodin voor de cultus van Livia werd. En alhoewel het vuur en de vestaalse maagden op het forum bleven wonen, betekende het verplaatsen of beter gezegd het toe-eigenen van een van de belangrijkste goden in Rome dat Augustus en Vesta nu tezamen de link vormden met de oorspronkelijk stichters van Rome. Augustus deed dit middels zijn band met zijn voorouders, de gens Jullia die via Aeneas uit Alba Longa kwamen en Vesta, de godin van het vuur dat Aeneas uit Troje had meegebracht. Zo woonde Augustus min of meer tezamen met de godin Vesta en de god Apollo. 72 Het forum Romanum kreeg ook nieuwe betekenis en moest vooral de link tussen de staatsgoden en Augustus benadrukken. Hiervoor restaureerde Augustus het forum en bouwde hij er een opmerkelijke tempel, de tempel van Mars Ultor. Het was de eerste tempel aan een oorlogsgod binnen het pomerium, iets wat voorheen niet mogelijk was. De tempel had voor Augustus een grote symbolische waarde. De oorspronkelijke reden voor deze tempel was het wreken van de moord op zijn stiefvader Caesar maar dat was niet de belangrijkste functie van de tempel. Augustus gaf de tempel een politiek en militaire functie naast een religieuze. Voor het eerst werd besloten tot een oorlog in een tempel en vertrokken legers vanaf deze tempel op weg naar hun missie. Bij terugkomst ontving Augustus er de zegevierende generaals. Deze generaals liepen de tempel in tussen beelden door van Venus, Mars, Julius Caesar als Divi Julius en Romulus om uit te komen bij Augustus, de erfgenaam en alleenheerser over religie en politiek. 73
70
Weinstock, Divus Julius, 277. Beard, Religions of Rome, 198 72 Beard, Religions of Rome, 198. 73 Ibidem, 199-200. 71
23
Van de beelden in de tempel zijn er helaas geen bewaard gebleven, maar wél van zijn opvolgers – de keizers na hem - die vermoedelijk gemodelleerd waren naar die van Caesar (zoals een beeld van Tiberius). Julius Caesar is dan mogelijk als Griekse god afgebeeld in de klassieke Griekse stijl van Polycleitos. 74 Augustus restaureerde meerdere tempels en heeft zelf ook enkele tempels laten bouwen. Hiervan geeft hij een overzicht in de Res Gestae. 75 Op zich is dat al een bijzonder feit. Voorheen werden tempels niet gebouwd dan wel gerestaureerd door een staatshoofd. Zij werden in de eeuwen voor Augustus meestal neergezet door een overwinnende generaal die zichzelf en zijn familie voorzag van symbolisch kapitaal, door zich te verbinden met een godheid en zich te voorzien van een publiek memoriaal. 76 Het geld hiervoor kwam van de oorlogsbuit. De tempel was er verder enkel en alleen voor de god die er aanbeden werd, voor deze god werden er offers en rituelen op het podium van de tempel uitgevoerd. Wel moest de overwinnende generaal toestemming vragen van de priesters en van de senaat. Vanzelfsprekend was de senaat allang blij met dit vertoon van hulde aan de pax deorum en aan het opsieren van de stad Rome. Hierin bracht Augustus grote verandering. Afgezien van dat Augustus de taak van de generaals op zich nam om tempels te bouwen had hij ook een eigen pantheon samen gesteld zoals we in hoofdstuk drie kunnen lezen.
74 Zanker, Power van Images, 248. 75 Aug. RG. 19-20. 76 J.W. Stamper, The Architecture of Roman Tempels (Cambridge 2005), 38-39.
24
3. De Griekse invloed op Rome Augustus zou Rome in marmer hebben achtergelaten volgens Suetonius. 77 Ook Paul Zanker onderschrijft dit idee, hij stelt dat;
“The gleaming white temple facades, built of marble from the new quarries near Luni (Carrara), with their dazzling ornament, sometimes of real gold, became the hallmarks of the new age….There would be no more temples built in the old style, out of tufa, with heavy wooden roofs and terracotta decorations. Instead the idea was to imitate the finest and most impressive elements of Greek temples, even to surpass them…” 78
Het is echter maar de vraag of de “new age” ten tijde van Augustus zo vernieuwend was op het gebied van tempel architectuur. Augustus zou zich hebben willen profileren via een nieuwe stijl, waarvoor hij dus teruggreep op de Griekse voorgangers. Dit wekt de indruk dat Augustus de eerste machthebber was die zich wilde profileren via het gebruik van de Griekse architectuurstijl. Het is echter de vraag of Augustus hier echt origineel in was. Dit hoofdstuk beschrijft de Griekse invloed op de Romeinse samenleving, met de nadruk op de Griekse invloed op de Romeinse tempel architectuur. Plutarchus, de Griekse historiograaf die decennia na het bewind van Augustus zijn belangrijke werken schreef, noemde in zijn werk over Camillus, Rome een Griekse stadstaat, Roma polis hellenis. 79 Dit deed hij in een citaat van de Griek Heracleides Ponticus, die vertelde over een leger van Hyperboreeërs die de Griekse stad, die Rome genoemd werd, bezet hadden zonder weerstand. Blijkbaar was noch ten tijde van Plutarchus noch eeuwen eerder al niet meer duidelijk wat nu Grieks of Romeins was aan Rome. Dat de Griekse en Romeinse cultuur in die tijd al behoorlijk verstrengeld waren geraakt is ons eeuwen later ook duidelijk. Des te opvallender is de bovengenoemde uitspraak van Zanker, alsof pas ten tijde van Augustus de Griekse cultuur gebruikt werd om het Romeinse straatbeeld en met name de Romeinse tempels te verfraaien. Niets is echter minder waar. De twee culturen waren al eeuwen onlosmakelijk met elkaar verbonden. Cultuur wordt hier gebruikt in de breedste zin van het woord, waarbij cultuur een uiting is van de gemeenschappelijke gewoontes, waarbij
77
Suet., Aug. 28.3. Zanker, Power of Images, 105. 79 Plut. Cam. 22.3. 78
25
gewoontes zoals taal, de religie, naamgeving, een gezamenlijke geschiedenis en materiële culturele uitingen één en dezelfde boodschap uitdragen voor een bepaalde groep. De Griekse en Romeinse culturen waren zó verstrengeld dat wetenschappers zich al eeuwen afvragen welke cultuur de dominante was. Volgens Zanker was het de Griekse cultuur die bewust ingezet werd door de Romeinen, vooral ten tijde van het prille Principaat. Augustus gebruikte volgens hem de Griekse klassieke cultuur om de verandering in de Romeinse staats ideologie te communiceren. Zijn beweging zorgde ervoor dat de diversiteit onder de verschillende Romeinse groeperingen één werden in een nieuwe culturele identiteit. Dit bleek hard nodig want volgens Zanker was de Romeinse samenleving uit haar verband geraakt en hard op zoek was naar een identiteit. Die identiteitscrisis vertaalde zich in het leven van de senatoren. Zij hielden vast aan het verschijnen in toga in de senaat, maar leefden in privé een luxe leventje in Griekse stijl. De Griekse cultuur was namelijk veel verfijnder dan de Romeinse, zie de literatuur, de filosofie en de architectuur. Deze ‘clash of cultures’ had twee gevolgen. Door de aanhoudende expansie van het Romeinse rijk ontstond een rijkere bovenklasse die zich ook nog eens spiegelde aan de Griekse verfijndheid. De Griekse cultuur leek een leegte te vullen die was ontstaan door het zich snel uitbreidende bestuur en de economie van het Romeinse Rijk. 80 Al in het begin van de negentiende eeuw stelde Johannes Gotlieb Droysen in Geschichte des Hellenismus, dat de Griekse cultuur de dominante cultuur was. De Grieken zorgden in de kielzog van de veroveringen van Alexander voor een versmelting van de Griekse cultuur met die van de veroverde gebieden. De climax hiervan kwam met de hellenisatie van Rome. Rome op zijn beurt ‘romaniseerde’ in de latere eeuwen het Westen met geïmporteerd en aangelengd hellenisme. En het Westen exporteerde de Griekse cultuur verder naar andere werelddelen. Volgens Droysen liepen de opkomst van Augustus én de laatste stap in de hellenisatie van Rome gelijk op. Volgens Wallace-Hadrill werden de Romeinen een supermacht juist door de overname van de Griekse cultuur. Zij deden dit door middel van codeswitchen. De Grieken moesten het Latijn vertalen want zij spraken enkel Grieks. Maar de Romeinen vertaalden niet, ze gebruikten Grieks of Latijn al naar gelang; zij beheersten beide talen. 81 De Romeinen konden de Griekse cultuur aan en uit zetten wanneer ze dat wensten. Het was precies dit inzicht, weten wanneer Grieks of Romeins gewenst was, waardoor de Romeinen een grote culturele 80
Zanker, Power of Images, 19-24. 81 A. Wallace-Hadrill, ‘To be Roman, Go Greek, thoughts on Hellenization at Rome’, Institute of Classical Studies: Modus Operandi (1998), 79-91; 83.
26
voorsprong hadden op de Grieken. De Romeinen assimileerden niet aan de Griekse cultuur maar deden volgens Wallace-Hadrill aan ‘codeswitching’. Dit is een heel andere kijk op de zaak dan die van Paul Zanker. Volgens Zanker was de Romeinse elite bewust op zoek naar een eigen identiteit en gebruikte deze hiervoor de hogere Griekse cultuur. De vraag is, hoe de vermenging van culturele identiteiten er in de praktijk uit heeft gezien. Sinds wanneer en waar ontmoetten de Grieken en de Romeinen elkaar zó intensief dat er op zijn minst sprake was van beïnvloeding? Al vanaf de achtste eeuw BCE waren delen van Zuid Italië gekoloniseerd door de Grieken. De Romeinen noemden het zuiden van Italië niet voor niets Magna Graecia, Groot Griekenland. 82 Hierdoor werden de Romeinen beïnvloedt door de Griekse cultuur. Zo adopteerden de Romeinen in de vijfde eeuw BCE een aantal Griekse goden in het Romeinse pantheon. Als eerste werd de cultus van Castor en Pollux overgenomen. Enkele decennia later volgde de opname van de god Apollo 83. Twee eeuwen later, aan het einde van de derde eeuw BCE volgde de introductie van de Griekse godinnen, Venus in 217 BCE en Magna Mater in 204 BCE. Mary Beard beschrijft de derde eeuw BCE als een voor de Romeinen op religieus gebied belangrijke tijd:
“If the last third of the century was a turning point in the religious life of the Romans, that must partly be connected with a rush of innovations which (even in the relatively open society of Rome) raised problems about the nature of the tradition and its foreign religions.” 84
Volgens Wallace-Hadrill vond Dionysius van Halicarnassus al dat Rome vanaf zijn oorsprong een Griekse stad was. 85 De Griekse cultuur was altijd al in dialoog met het Italische vasteland. Een mooi bewijs hiervan zijn de grafgiften in Oleggio. Oleggio is oorspronkelijk een plaats in het Keltische gebied Insubrië. De necropolis bij Oleggio is in 1990 opgegraven en bevatte 268 graven die dateren uit de tweede eeuw BCE tot de late keizertijd. Tot het einde van de late tweede eeuw bestonden de grafgiften uit Keltische materialen zoals een zwaard, ijzeren Keltische fibulae. Daarna verschijnen echter steeds meer Romeinse én Griekse voorwerpen in graven, zoals spiegels en wijnkannen in zwartfigurig aardewerk. Dat was duidelijk een invloed van de Griekse luxe cultuur die in het contact met de Romeinen 82
Wallace-Hadrill, Rome’s Cultural Revolution, 3. E. Orlin, ‘Octavian and Egyptian Cults: Redrawing the Boundaries of Romanness’, American Journal of Philology, Volume 129 nr 2 (2008), 231-253; 236. 84 Beard, Religions of Rome, 80. 85 Wallace-Hadrill, Rome’s Cultural Revolution, 25. 83
27
meegenomen was. Nog voordat Augustus aan de macht kwam, waren grafgiften volledig vergriekst en dit zou zo blijven tot de late keizertijd. 86 De Romeinen veroverden in de tweede eeuw BCE Griekse stadstaten, en als de Romeinen veroverden, deden ze dit snel en vooral grondig. Vele delen van bouwwerken verdwenen als oorlogsbuit richting Rome. Tacitus verhaalt over bootladingen met Griekse goederen die na de overwinning op Syracuse in 211 BCE door Marcellus naar Rome werden gehaald ter ere van de overwinnaars. 87 Van Sulla is ook bekend dat hij de zuilen van de tempel van Athene meenam naar Rome als oorlogsbuit. Ook Lucius Crassus bracht zes zuilen mee van Hymetisch marmer. Oorspronkelijk stonden deze zuilen in een Grieks theater, Crassus gebruikte ze in het atrium van zijn Romeinse huis. 88 Iets wat Ovidius deed schrijven: “De Romeinen hebben de Griekse kunsten via overwinning overwonnen.” 89
Maar Horatius was een iets andere mening toegedaan, hij schreef:
“De gevangen genomen Grieken vangen de overwinnaars, zij brengen culturele overwinning in plaats van militaire.” 90
In de laatste twee eeuwen BCE wordt deze Grieks-Romeinse dialoog intensiever door de veroveringen van de Romeinen en de daaruit voorkomende uitwisseling van mensen, goederen en intellect. Deze uitwisseling werkte beide kanten op. De Romeinen namen de Griekse cultuur mee naar Rome, maar ze brachten de Romeinse cultuur ook naar Griekenland. Zo brachten zij de betere wegenbouw en dat zorgde ervoor dat de Griekse cultuur zich nog sneller kon verspreiden. Uiteindelijk startten de Romeinen ook kolonies in Griekenland. Bekend zijn Caesars kolonies Buthrotum, Dyme, Corintie en Heraclea. Ook Augustus zette koloniën op in Griekenland zoals Patrea, Dyrrachium, Dium en Byllis. Deze koloniën werden bevolkt met Romeinse veteranen en soms ook door Romeinse burgers. Deze Romeinse koloniën lagen aan de basis van de romanisatie. 91
86
Wallace-Hadrill, Rome’s Cultural Revolution, 73-78. Tac. Ann. 3.72.1. 88 Plin. Nat. 17.6, 36.7; Valerius Maximus 9.1.4. 89 Ov. Fasti, 3.101f. “Nondum traditerat victas victoribus artes/Graecia.” 90 Hor. Epistles 2.1.156f. “Graecia capta ferum victorem cepit.” 91 Wallace-Hadrill, Rome’s Cultural Revolution, 78-79. 87
28
Deze veroveringen en de stichting van de Romeinse koloniën zorgden ook voor een verstrengeling van macht. Door de veroveringen raakten belangrijke personen uit de Griekse samenleving gelieerd aan de Romeinse overheersers. De Romeinen maakten graag gebruik van de bestaande plaatselijke elite in veroverd gebied. Dit resulteerde in netwerken van persoonlijke connecties. Zo hadden vele bekende Romeinen persoonlijke Griekse vrienden of leraren. Sulla nam de beroemde Griekse filosofen Cornelius Epicadus en Alexander Polyhistor als krijgsgevangene met zich mee uit Griekenland, waarna deze mannen de status van gevangene ontstegen en veel invloed kregen op Sulla. Van Pompeius is bekend dat twee van zijn persoonlijke vrienden Grieken waren: Poseidonius, een beroemde Griekse schrijver, en Theophanes van Mytilene, de bekende historicus. 92 De invloed van deze Griekse vrienden op Romeinen ging zo ver dat de Romeinen zowel het latijn als het Grieks vloeiend beheersten. Zo schreef de beroemde Romein Lucius Licinius Lucullus in de eerste eeuw BCE de geschiedenis van de Marsische oorlog in het Grieks. 93
3.1 Griekse invloed op Romeinse architectuur Er valt geen hoofdstuk over tempelbouw ten tijde van Augustus te beginnen zonder Suetonius aan te halen.
“Aware that the city was architecturally unworthy of its position as capital of the empire, besides being vulnerable to fire and river floods, Augustus so improved its appearance that he could justifiably boast, ‘I found Rome built of bricks; I leave it clothed in marble.’ He also used as much foresight as could have been expected in guarding against future disasters.” 94
Volgens Suetonius was Augustus zich dus bewust van het feit dat Rome geen waardige keizerlijke hoofdstad was. Augustus zou daar verandering in brengen door de stad keizerlijke allure te geven, een hoofdstad waar toekomstige generaties nog trots op konden zijn. De vraag 92
Bowersock, Augustus, 3. Bowersock, Augustus, 3 93 J. Rives en R. Graves, Suetonius, The Twelve Caesars (Londen etc. 2007), 59; Suet. Aug. 28.3; “Urbem neque pro maiestate imperii ornatam et inundationibus incendiisque obnoxiam excoluit adeo, ut iure sit gloriatus marmoream se relinquere, quam latericiam accepisset. Tutam vero, quantum provideri humana ratione potuit, etiam in posterum praestitit.” 93
29
is echter of het klopt wat Suetonius beweert. Heeft Augustus Rome in marmer achtergelaten? Ten tijde van Augustus was wél de marmermijn bij Carrara ontdekt. Augustus wist van deze mijn een ware goudmijn te maken door het marmer, dat in verschillende kleurvariaties aanwezig bleek in de Apuaanse Alpen rond Carrara, grootschalig te gaan exporteren. Vooral het ivoorwitte marmer, bleek een zeer zeldzame en zeer populaire marmersoort te zijn. Een soort marmer die bij ons tegenwoordig vooral bekend is van de beelden van onder andere Michelangelo. Augustus gebruikte deze marmersoort al graag in zijn tempelbouw. Maar of hiermee gesteld kan worden dat Augustus de stad Rome aantrof als een stad van bakstenen en deze vervolgens heeft achtergelaten in marmer is maar zeer de vraag. Romeinse tempels waren in oorsprong een plek waar de goden hun autoriteit lieten gelden. Dit oorspronkelijk Etruskische gebruik bestond uit een open plek waar de priesters de vlucht van vogels konden bestuderen als aanwijzingen van de goden. Op zo’n open plek of templum met uitzicht was een offerplek aanwezig. Ten tijde van de laatste Romeinse koningen veranderde zo’n offerplek in een gesloten gebouw. Zo werd op een van oorsprong open plek op de Capitolijnse heuvel een templum gewijd aan Jupiter, Juno en Minerva door de late Romeinse koningen Tarquinius Priscus en Tarquinius Superbus veranderd in een tempel. Volgens Vitruvius’ tijdgenoot Livius waren deze koningen zich al bewust dat het ze met het bouwen van een tempel hun naam en politieke autoriteit verbonden aan de sacrale autoriteit van de belangrijkste Romeinse goden. 95 Deze tempel werd uiteindelijk pas gewijd door de vroege Romeins republikeinse consuls Horatius en Valerius. In de late eeuwen van het koningschap en de eerste eeuwen van de Republiek werden tempels nog steeds in de Etruskische stijl gebouwd. Dit veranderde echter langzaam ten tijde van de Republiek. Door de contacten met vele culturen langs het oosten van de middellandse zee, inclusief de Griekse, verscheen een nieuwe tempelarchitectuur in Rome. Van de oorspronkelijke tempel voor Jupiter is weinig bewaard gebleven. Pas in de negentiende eeuw werd tijdens de bouw van een huis voor de Duitse ambassadeur te Rome de overblijfselen van het podium van de tempel ontdekt tezamen met wat resten van de latere zuilen. 96 Wel is er veel over geschreven in de Oudheid, maar deze beschrijvingen verschillen net zoveel van elkaar als de vele reconstructietekeningen. Wat de teksten wél gemeen hebben is dat ze het belang van de tempel voor de Romeinse Republiek onderstrepen. Duidelijk was dat de tempel van Jupiter Capitolinus een symbool was voor de macht van Rome. Een 95 96
Liv. I.60.1-6. J. W. Stamper, The Architecture of Roman Temples (Cambridge 2005), 19-23.
30
symbool dat de prille stadstaat nodig had om zich een plek te veroveren in de geschiedenis van de Italische volkeren. De tempels voor Saturnus en voor Castor & Pollux in Rome waren ook in de Etruskische stijl gebouwd, evenals de oorspronkelijke tempel van Jupiter Capitolinus. Opvallend aan deze tempels was de grootte. Ze stonden op podia van zo’n twintig bij vijfentwintig meter, met een rij trappen aan de voorkant. De zuilen waren van hout en soms opgebouwd uit blokken steen. Het dak was altijd van hout met terracotta dakpannen. Ook het fries en de beelden op het dak waren van terracotta. De tempels die gebouwd werden in de zesde tot derde eeuwen BCE verschilden eigenlijk niet veel van elkaar. 97 Dit veranderde na de val van de Griekse koloniën in Italië. Vernieuwend qua architectuur was dan ook de tempel van Portunus, gebouwd in de tweede eeuw BCE. Tesamen met de ronde tempel aan de Tiber is de tempel van Portunus de best bewaarde tempel uit de tijd van de late republiek in Rome en zijn deze tempels tevens kompleet vergriekst. In niets lijken deze tempels nog op de Etruskisch Romeinse tempels van de eeuwen daarvoor.
98
De tempel van Portunus is in de tweede eeuw BCE in Ionische stijl gebouwd op de resten van een eerdere tempel. De tempel is qua formaat opvallend afwijkend want deze is erg klein voor een Romeinse tempel. Opvallend ook zijn de halfzuilen aan de zijkant van de naos, deze geven de tempel een Griekse peripteros uitstraling zonder het te zijn. Bij Griekse peripteros tempels lopen de zuilen helemaal rondom de cella, los van de naos. Romeinse tempels waren vaak slechts van één kant bereikbaar, in tegenstelling tot Griekse tempels. De Romeinen hadden andere religieuze rituelen dan de Grieken. Vooral de voorkant van een tempel was belangrijk, zeker in het Romeinse verstedelijkte straatbeeld. De tempel van Portunus is met zijn ionische halfzuilen hier een prachtig voorbeeld van. 99 Van de ronde tempel aan de Tiber in Rome is onduidelijk wie de opdrachtgever was en voor welke god hij gebouwd zou kunnen zijn. De tempel staat tegenwoordig bekend als de tempel van Hercules en zou gebouwd zijn in opdracht van de handelaar Octavius Herrenus. 100 Wat wel duidelijk is, is dat de tempel zuiver Korintisch van stijl was. De vorm van de tempel is afgeleid van een Griekse tholos. Bij een Griekse tholos vorm is een gebouw rond van vorm met een koepelvormig dak. Soms hebben deze tholos gebouwen zuilen om het gebouw heen
97
Stamper, Architecture, 34, en Appendix A, afbeelding 1-4.. Stamper, Architecture, 68. 99 Stamper, Architecture , Appendix A, afbeelding 7 en 8; M. Wilson Jones, Principles of Roman Architecture (Londen 2009). 65. 100 Wilson Jones, Principles, 78. 98
31
in de Griekse orde: Dorisch, Ionisch en Korinthisch. 101 De tempel aan de Tiber heeft echter maar een rij zuilen en deze zijn Korinthisch van stijl. 102 In de middeleeuwen is helaas de entablature verwijderd, met als gevolg dat wij nooit zullen weten hoe deze eruit heeft gezien. 103 Ditzelfde geldt voor het dak. Wat wel nog duidelijk te zien is zijn de muren van de cella. Deze zijn opgebouwd in travertijn en met marmeren platen afgewerkt. Dit alles maakt dat de tempel zo Grieks in zijn uitvoering is, dat het wel een Griekse architect én Griekse ambachtslieden moeten zijn geweest die dit ronde tempeltje aan de Tiber en de tempel van Portunus in de Griekse bouwstijl ontworpen en gebouwd hebben. 104 De ronde tempel aan de Tiber wordt ook wel toegeschreven aan de Griekse architect Hermodorus van Salamis. 105 De tempel aan de Tiber is gebouwd ongeveer ten tijde van de machtige dictator Sulla. Sulla had zich in de eerste eeuw BCE gestort op de wederopbouw van de inmiddels afgebrande tempel van Jupiter Capitolinus. De wederopbouw bestond uit het opnieuw opbouwen van dezelfde tempel met dezelfde afmetingen maar met andere materialen en in een andere stijl, met name de Korinthische. Sulla zette hiermee de deur naar de klassiek Griekse bouwstijl open. Sulla was veel in gebieden in het Oosten van de Middellandse zee geweest. Hij had zelfs, zoals gezegd, de originele zuilen van de tempel van Zeus te Athene meegenomen als oorlogsbuit. Sulla en zijn opvolger Quintus Lutatius Catulus gebruikte deze Griekse spolia om de belangrijkste tempel der Romeinen, nieuwe glans te geven. De meegenomen zuilen waren zuiver Korinthisch, iets wat voor die tijd nieuw was in Rome. Sulla zette op het oude Etruskisch Romeinse grondplan een geheel nieuwe tempel neer met opvallende innovatieve materialen. Stamper haalt Plinius en Dionysius van Halicarnassus aan om te bewijzen dat dit materiaal gebruik opviel: Plinius schreef over het nieuwe gebruik van bronzen dakpannen. 106 Dionysius van Halicarnasssus over de wederopbouw van de tempel met opvallend veel kostbare materialen. 107 Een voorbeeld dat maar al te graag gevolgd werd door de machtige leiders na Sulla. Een tweede belangrijke Romein die voor Augustus bouwde in de Griekse stijl was de generaal Pompeius. Pompeius startte in eenenzestig BCE zíjn tempel voor Venus, de Venus Victrix. Pompeius wilde eigenlijk graag een grandioos theater bouwen. Een theater dat hem
101
Stamper, Architecture, 70. Stamper, Architecture, 70, en Appendix A, afbeelding 5 en 6. 103 Stamper, Architecture, 72. 104 Ibidem, 66. 105 Wilson Jones, Principles, 78. 106 Plin. Nat. 33.19.57. 107 Stamper, Architecture, 82. Dion. Hal. Rom. Ant. 4.61.4. 102
32
tot het einde der tijden eeuwige roem zou geven. Het was echter niet mogelijk voor generaals om blijvende theater constructies neer te zetten in Rome. De senaat stond slechts toe dat een generaal na een overwinning een triomftocht hield en tijdelijk een houten theater neerzette. Blijvende, stenen monumenten waren verboden. Pompeius wist met dit theater annex tempel complex deze restrictie te omzeilen. Hij bouwde een stenen theater waarvan de zitplaatsen in het theater de trappen voor de tempel van Venus Victrix waren. Dit theatercomplex staat heden ten dage bekend als de opera van Pompeius. De tempel van Venus Vitrix had tevens een aparte plattegrond: namelijk de vorm van een basiliek. 108 De stijl van de tempel was verder geheel Grieks. De zuilen waren heel klassiek verantwoord opgetrokken in de Griekse orde: Dorisch, Ionisch en Korinthisch. De Romeinen bleken een hang te hebben naar orde en regelmaat. De fora die de Romeinen bouwden waren vierkant of rechthoekig van vorm met een tempel op een centrale plek. In vierenvijftig BCE startte de in die tijd belangrijkste man van Rome, Julius Caesar, de bouw van een nieuw forum. Dit forum noemde hij naar zijn eigen gens, het forum Julium. In achtenveertig BCE beloofde hij er een tempel op te bouwen voor Venus als hij de oorlog tegen Pompeius zou winnen. 109 Deze tempel van Venus Genetrix werd op een centrale plek op het forum Julium gebouwd in de Korintische stijl. De gehele opbouw van de tempel was van steen en marmer, inclusief het dak en de zuilen. 110 Net als voor de tempel van Venus Victrix werd er geen hout gebruikt. Omdat de tempel van Venus Genetrix flink gerestaureerd werd onder keizer Trajanus, zijn de zuilen en het stuk entablature die heden ten dage nog zichtbaar zijn, niet uit de eerste eeuw BCE en dus niet oorspronkelijk. Wel was het de eerste keer dat een heerser een geheel uit steen opgetrokken tempel neerzette voor de eer van zijn eigen gens. De gens Julia was een familie waar de Romeinen nog veel mee te maken zouden krijgen, zeker op het gebied van tempelbouw. De stiefzoon van Caesar, Augustus, bouwde ook een forum ter ere van zichzelf. Centraal op dit forum stond de tempel van Mars Ultor. Deze tempel was oorspronkelijk een gedenktempel voor zijn stiefvader, Julius Caesar. De tempel had echter ook een juridische en politieke functie. De tempel moest vooral indruk maken, en dat deed hij. De tempel van Mars Ultor was om te beginnen enorm groot. De tempel moest blijkbaar de grootste tempel worden die in 500 jaar gebouwd was. De tempel was opgebouwd 108
Stamper, Architecture, 85-87, en Appendix A, afbeelding 9 en 10. Stamper, Architecture, 92. 110 Stamper, Architecture, 94-95, en Appendix A, afbeelding 11 en 12. 109
33
uit marmer en steen. Om de pronaos te bereiken moesten de bezoekers wel zeventien schitterende marmeren treden bestijgen, wat het geheel nog imposanter maakte. Dit grootse effect werd nog verder versterkt door de immens hoge zuilen die redelijk dicht op elkaar opgesteld waren, iets wat in de Griekse tempelbouw Pychnostyle genoemd werd. 111 Opvallend detail aan deze zuilen was de afwerking in de Korinthische stijl gecombineerd met fantasie-elementen. De Korinthische stijl had onder Augustus een fantasievolle verandering ondergaan. De bekende Korinthische acanthusbladeren die het kapiteel sierden waren slanker van vorm, veellobbiger qua bladeren die uitliepen in een korte krul bovenaan. 112 Deze synthese van Griekse en Romeinse fantasie was ook doorgetrokken in de decoratie binnenin de cella. De twee rijen zuilen aan de zijkant van de cella kenden dezelfde klassiek Korinthische stijl als de zuilen buiten. De hoekzuilen hadden echter in plaats van acanthusbladeren het hoofd en de voorpoten van Pegasus in het kapiteel. 113 Augustus was een actief bouwheer. Op de Palatijn had hij een stuk land gekocht om een huis voor zichzelf te bouwen, pal naast de tempel van Apollo. Apollo was een van de geïmporteerde goden uit het Griekse pantheon. Voor Augustus betekende de god echter de link met zijn grote overwinning op Marcus Antonius en Cleopatra bij Actium, een gebeurtenis die vlakbij een tempel van Apollo zou hebben plaatsgevonden. De tempel voor Apollo volgde qua stijl de tempel van Mars Ultor. De tempel bestond uit een podium van drieëntwintig meter breed waarop zes zuilen van wel veertien meter hoog eveneens in de Korinthische stijl met fantasie-elementen waren opgetrokken. Ook hiervoor was hoofdzakelijk marmer uit Carrara gebruikt.
3.2 Griekse invloed op Augustus De verstrengeling van Griekse en Romeinse cultuur was zoals we boven hebben kunnen lezen al eeuwen aan de gang voordat Augustus geboren werd. Augustus groeide op in deze mix van culturen. Hoe reageerde de eerste Romeinse keizer op de Griekse cultuur? Juist Augustus communiceerde de ideologie dat de Romeinen terug moesten keren naar hun eigen culturele identiteit en waarden. Men zou denken dat Augustus zich zou afkeren van de Griekse cultuur in zijn strijd tot behoud en terugkeer naar oude traditionele Romeinse waarden. Echter niets is
111
Stamper, Architecture, Appendix A, afbeelding 13 en 14; Wilson Jones, Principles, 58. Stamper, Architecture, 135-136, en Appendix A, afbeelding 15. 113 Ibidem. 112
34
minder waar. Augustus was namelijk ook een greacofiel, maar wel een die zich goed bewust was van de verschillen tussen de Griekse en Romeinse cultuur. 114 Tot de vaste hofhouding van Augustus behoorden vele Grieken, zeker na de val van Alexandrië. Deze Griekse filosofen waren zowel docent als adviseur van Augustus. De Griekse vertrouweling die hij al had vóór de val van Alexandrië, Areius, mocht zelfs mee met de intocht in de overwonnen stad. 115 Areius was de vaste docent Grieks van Augustus. Na zijn dood namen zijn zonen deze taak over. Ook bekend is de Griek Apollodorus van Pergamom. 116 Hij was een vast lid van de hofhouding van Augustus en een van zijn goede vrienden. Hij stierf uiteindelijk op tweeëntachtig jarige leeftijd in die hoedanigheid. Ook de stoïcijn Athenodorus van Tarsus leefde tot op hoge leeftijd aan het hof van Augustus. Het was Athenodorus die Augustus leerde altijd eerst de tweeëntwintig letters van het alfabet te herhalen voordat hij een antwoord gaf. 117 Mogelijk was hij het ook die Augustus passie voor scherpe opmerkingen en dubbelzinnige woordgrappen heeft gevoed. Bekend is de mop van Augustus dat je meer kans had om te overleven als je het varken van Herodes was dan zijn zoon. 118 Augustus bezocht ook regelmatig het Griekse vasteland in de jaren na het begin van zijn principaat. Hij onderhield er zeer goede connecties en bemoeide zich graag met het plaatselijk bestuur. Een mooi voorbeeld is de questor Valerius Messalla Corvinus. Deze oorspronkelijke aanhanger van Antonius koos eieren voor zijn geld en stapte over naar de partij van Augustus, hiervoor werd hij door Augustus beloond met een priesterschap en een consulschap. Voor Grieken was de cultus van de keizerlijke familie veel normaler dan voor de Romeinen. De Grieken kenden dynastieke culten voor heersersfamilies. Mogelijk hebben zij Augustus geïnspireerd om de keizerlijke dynastie stevig in het Romeinse zadel te helpen. Er waren echter ook voor Augustus grenzen. Dat de vele Romeinse gouverneurs in Griekenland ook een cultus hadden en met dezelfde egards als de keizercultus werden behandeld, was zeer tegen de wens van Augustus 119. Want ook al was Augustus zeer vergriekst, hij wilde wel het alleenrecht op een heerserscultus. Augustus was ook niet vies van Griekse verkleedpartijen. Van hem is bekend dat hij graag op vakantie ging naar Neapolis, het tegenwoordige Napels. Dit was niet uitzonderlijk 114
Wallace-Hadrill, Rome’s Cultural Revolution, 39. Bowersock, Augustus, 33. 116 Bowersock, Augustus, 31. 117 Plut. Aug.7. 118 Macrob. Sat.2.4.10, 2.2.11; Z. Yavetz, ‘The Personality’ , 37-38. 119 Bowersock, Augustus, 119-121. 115
35
want de meeste welgestelde Romeinen gingen op vakantie naar Napels. Deze havenplaats op het Italische platteland was oorspronkelijk Grieks dat de Romeinen er als een Griek konden leven, ze spraken er Grieks en kleden zich Grieks. Ook Augustus was dus een graag geziene gast in Napels. Cicero verafschuwde deze modegril. 120 Maar dat kon de meeste Romeinen niet veel schelen. Massaal trokken zij, net als Augustus, naar Neapolis om een traditioneel Griekse vakantie te houden. Neapolis had nog de echte Griekse instituten als gymnasia. 121 Tevens waren de warme baden in Neapolis erg populair onder de Romeinen. Het stadsbestuur van Neapolis deed vanzelfsprekend ook erg zijn best om de Romeinen te vriend te houden. Later hielden ze zelfs spelen ter ere van de keizer. 122 Deze spelen stonden in de top vier van spelen van Griekse bodem, getuige de inscripties met namen van atleten. Tijdens deze spelen streden zowel Grieken als Romeinen om de eer. Maar terug van vakantie moest de toga weer aan. Aan het eind van zijn leven trok Augustus zich regelmatig terug op het eiland Capri, alwaar hij een villa bezat. Dit eiland behoorde oorspronkelijk tot het domein van Napels en was net zo Grieks als de stad zelf. Augustus echter had het geruild met Ischia. Hij bedacht er zelfs nog een dag dat alle Romeinen Grieks moesten doen en de Grieken Romeins, wat wil zeggen elkaars taal moesten spreken en kleding uitwisselen etc. 123 Volgens Bowersock kan dit best een uiting van seniliteit van Augustus zijn geweest. Feit is wel dat Augustus, de eerste der Romeinen, een enthousiaste graecofiel was. 124
3.3 Griekse invloed en Vitruvius Belangrijk in dit verband zijn ten slotte de Griekse invloeden op de legendarische bouwmeester van Augustus, Vitruvius. Vitruvius schreef over het gebruik van Griekse stijlvormen en de Romeinse architectuur in zijn beroemde werk, De Architectura. Wat Vitruvius eigenlijk deed was Griekse bronnen inzetten om contemporaine Romeinse architectuur te voorzien van een theoretische basis. In dit handboek voor de Romeinse architect wil hij ook graag de pure ratio van de Griekse architectuur overbrengen. Vitruvius gaat hierdoor nog iets verder dan het technische weergeven van verschillende architectonische bouwstijlen, hij wil ook bewijzen dat zijn aanbevelingen de orde van de natuur weergeven. In 120
Cic. Rab. Post. 10. 20-27. Bowersock, Augustus, 82. 122 Bowersock, Augustus, 83. 123 Suet. Aug. 98. 3; Wallace-Hadrill, Rome’s Cultural Revolution, 38. 124 Bowersock, Augustus, 84. 121
36
het volgende fragment legt Vitruvius de meetlat langs het menselijk lichaam om deze maten vervolgens te koppelen met de architectonische verhoudingen:
“For Nature has so planned the human body that the face from the chin to the top of the forehead and the roots of the hair is a tenth part; also the palm of the hand from the wrist to the top of the middle finger is as much; the head from the chin to the crown, an eighth part; from the top to the breast with the bottom of the neck to the roots of the hair, a sixth part; from the middle of the breast to the crown, a fourth part; a third part of the height of the face is from the bottom of the chin to the bottom of the nostrils; the nose from the bottom of the nostrils to the line between the brows, as much; from that line to the roots of the hair, the forehead is given as the third part. The foot is a sixth of the height of the body; the cubit a quarter, the breast also a quarter. The other limbs also have their own proportionate measurements. And by using these, ancient painters and famous sculptors have attained great and unbounded distinction. ”125
Vitruvius noemt zelf als zijn belangrijkste invloeden, teksten van Plato, wiens ideeën wij kunnen herkennen in bovengenoemd citaat. Maar Vitruvius was ook beïnvloed door Cicero, Varro en Lucretius, niet bepaald architecten van beroep. 126 Vitruvius startte zijn carrière waarschijnlijk als scriba armentarius in het leger van Julius Ceasar. Al snel daarna kwam hij onder de patronage van Octavianus, of in het begin vooral onder de patronage van de zus van Octavianus, de vrouw van Marcus Antonius. 127 Mogelijk heeft hij hierdoor enige tijd bij Marcus Antonius in het Oosten verbleven. Vitruvius citeert namelijk zoveel Griekse schrijvers dat hij er een studie van gemaakt moet hebben. Waarschijnlijk heeft hij veel tijd gespendeerd in de bibliotheek in Alexandrië. Uiteindelijk 125
Vitr. 3.1.2. “Corpus enim hominis ita natura composuit, uti os capitis a mento ad frontem summam et radices imas capilli esset decimae partis, item manus palma ab articulo ad extremum medium digitum tantundem, caput a mento ad summum verticem octavae, cum cervicibus imis ab summo pectore ad imas radices capillorum sextae, a medio pectore ad summum verticem quartae. Ipsius autem oris altitudinis tertia est pars ab imo mento ad imas nares, nasum ab imis naribus ad finem medium superciliorum tantundem, ab ea fine ad imas radices capilli frons efficitur item tertiae partis. Pes vero altitudinis corporis sextae, cubitum quartae, pectus item quartae. Reliqua quoque membra suas habent commensus proportiones, quibus etiam antiqui pictores et statuarii nobiles usi magnas et infinitas laudes sunt adsecuti.” 126 Wallace-Hadrill, Rome’s Cultural Revolution, 145. 127 Wallace-Hadrill, Rome’s Cultural Revolution, 148.
37
werd hij een van de vertrouwelingen van Augustus. Vitruvius stelde zelf dat hij tot Augustus stond als Dinocrates, de beroemde Griekse architect, tot Alexander. 128 Vitruvius wilde tezamen met Augustus Rome heropbouwen op architectonisch vlak. De Architectura is opgedragen aan Augustus. Vitruvius moet een dagtaak hebben gehad aan het zoeken naar Romeinse architectonische voorbeelden van de zuivere Griekse bouwvormen. Vindt maar eens Romeinse voorbeelden van de verschillende Griekse tempelvormen wat betreft de configuratie van zuilen. Vitruvius is het echter gelukt. Zo noemde hij de tempel van Jupiter Statos een mooi voorbeeld van een peripteros tempel. 129 De tempel van Venus Genetrix noemt hij als voorbeeld van een pychostyle tempel, een tempel waarbij de zuilen dicht op elkaar staan. 130 Toch viel op het gebied van tempelarchitectuur maar weinig eer te behalen, hoezeer Vitruvius ook probeerde om steun te vinden voor de “nieuwe” traditionele Romeinse ideologie van Augustus. Je ziet hem ook worstelen met de architectuurvormen. Zo heeft hij problemen met het beschrijven van de Romeinse tempelbouw uit de zesde eeuw BCE, zoals de oorspronkelijke tempel van Jupiter Capitolinus. Wat logisch is als je als bronnen Griekse teksten gebruikt. Deze oorspronkelijk Italische stijl kwam namelijk niet voor in deze Griekse geschriften, die noemen enkel de Dorische, Ionische en Korinthische. Viutruvius bedacht echter een oplossing en plaatst deze oorspronkelijk Italisch-Toscaanse stijl vooraan in de orde, nog voor de Dorische. Het hoofdstuk over deze Toscaanse stijl is echter een stuk korter dan de hoofdstukken over de andere orden. Het hoofdstuk kent slechts vijf korte beschrijvingen van een tempelvorm die lijkt op de tempel van Jupiter Capitolinus. Getuige het vijfde deel over het plaatsen van het dak en het fries:
“Above the beams and walls the mutules are to project ¼ of the height of the column. On the front of these, casings are to be fixed and above them the tympanum of the gable either of stone or wood. Above this the ridge-piece, rafters, and purlins, are to be so placed that the pitch of the roof is one in three.”
131
128
Wallace-Hadrill, Rome’s Cultural Revolution, 148-149. Vitr. 3..2.1-5. 130 Vitr. 3.3 131 Vitr. 4. 7.5. “Supra trabes et supra parietes traiecturae mutulorum parte IIII altitudinis columnae proiciantur; item in eorum frontibus antepagmenta figantur. Supraque id tympanum fastigii structura seu de materia 129
38
Maar volgens Wallace-Hadril was dat niet de enige oorzaak dat hij weinig schreef over de oorspronkelijk Italische architectuurstijl. Hij zou mogelijk ook hebben willen voorkomen dat er chauvinistische gevoelens bij de Toscaanse variant de kop op staken. 132 Al met al geeft Vitruvius ons een mooi kijkje in de keuken van de Romeinse architectuur ten tijde van Augustus. Het blijkt dat niet alleen hij maar ook Augustus zelf totaal beïnvloed was door de Grieks-Romeinse mix van culturele uitingen. Dat kan ook niet anders want de Griekse en Romeinse cultuur waren al vanaf de achtste eeuw BCE zo verstrengeld waren geraakt, dat er geen sprake meer was van bewust in gezette stijlkenmerken ten behoeve van de nieuwe Romeinse ideologie. Griekse architectuur elementen verschenen namelijk al ver voor augustus in de Romeinse tempelbouw. Getuige ook het overzicht van Griekse architectuur elementen in de Romeinse tempelbouw van 600 BCE tot de eerste eeuw. 133
conlocetur. Supraque eum fastigium, columen, cantherii, templa ita sunt conlocanda, ut stilicidium tecti absoluti tertiario respondeat.” 132 Wallace-Hadrill, Rome’s Cultural Revolution, 152. 133 Zie Appendix B.
39
4. Propaganda in het Romeinse Rijk Volgens Zanker was Augustus de eerste Romeinse heerser die de Griekse architectuurstijl heeft gebruikt in de promotie van zijn nieuwe bewind. 134 Zoals we hebben kunnen lezen in het vorige hoofdstuk, werd de Griekse architectuurstijl al vóór Augustus gebruikt in de bouw van Romeinse tempels. Dit is echter geen antwoord op de vraag, of hij de eerste Romeinse heerser was die tempelbouw inzette om propaganda te maken voor zijn eigen bewind. Augustus verbond door middel van het bouwen van tempels zijn auctoritas met die van de god voor wie de tempel was bedoeld. Volgens Zanker was dit verbinden van auctoritas aan een tempel onderdeel van wat hij noemt visual imagery. Dit betekent zoveel als een visueel promotieprogramma waarmee een heerser zichzelf in het voetlicht zet. 135 Augustus kan niet de eerste politieke leider zijn geweest die het belang van zelfpromotie inzag. In dit hoofdstuk zal ik daarom eerst ingaan op de triomftocht – potentieel propagandamiddel bij uitstek – in de late Republiek. In dat verband zal ik vooral bespreken, of en hoe de triomftocht als middel tot zelfpromotie is ingezet door een aantal machtige generaals vóór Augustus. Daarna zal ik nagaan, van welke propagandamiddelen Augustus zelf gebruik maakte.
Triomftochten waren ten tijde van de Republiek de enige evenementen waarmee een heerser zijn macht publiekelijk kon tonen en consolideren. De triomftochten die gehouden werden waren niet altijd eender, maar ze bestonden toch uit een aantal vast terugkerende elementen. Allereerst was de triomftocht de manier voor een overwinnende generaal om zijn oorlogsbuit ten toon te stellen. Ten tweede was dit de enige keer dat een magistraat dicht bij de belangrijkste god, met name Jupiter, kon komen. Om precies te zijn: het idee bestond dat Jupiter op die dag aanwezig was in de triomferende generaal. Deze eer was zo belangrijk voor generaals dat ze soms maanden buiten het pomerium verbleven om de rechten op deze belangrijke intocht niet kwijt te raken. Er werden soms zelfs gefraudeerde berichten over overwinningen naar de senaat gezonden vanuit oorlogsgebieden, enkel en alleen om het recht op een triomftocht te verdienen. 136 De triomftocht had dus een sterke voorbeeldfunctie; iedere ambitieuze generaal die een triomftocht bijwoonde, wilde er zelf ook een houden. Iedere militaire overwinning, al was die nog zo klein, werd voorgelegd aan de senaat in de hoop toestemming te krijgen voor een triomftocht. Van Cicero is bekend dat hij zo’n 600 brieven
134
Zanker, Power of Images, 105-108. Ibidem, 3. 136 Liv. 33,22, 9. 135
40
verstuurde naar ieder lid van de senaat waarin hij verzocht om toestemming tot het houden van supplicatio, een ritueel waarbij de goden bedankt werden voor de overwinning. 137 Toestemming tot dit religieuze ritueel betekende meestal ook toestemming tot het houden van een triomftocht. Het mocht echter niet baten, Cicero kreeg toestemming tot het houden van supplicatio maar zijn ambitie om een triomftocht te houden werd in de kiem gesmoord door het oplaaiende conflict tussen Pompeius en Caesar. 138 De triomftocht voerde de overwinnaar in een vierspan gevolgd door karren met oorlogsbuit en gevangenen, via de porta triumphalis naar het Capitool, naar de tempel van Jupiter Optimus. Deze dag mocht de overwinnaar zichzelf dus presenteren als een versie van Jupiter. Hij kreeg het recht om gekleed te gaan als Jupiter in de zogenoemde ornatus Iovis, dat wil zeggen, met de purperen toga en de tunica met palmmotieven. 139 Zijn gezicht was die dag rood geverfd, zoals het beeld van Jupiter in de tempel op het Capitool, dat een aantal keer per jaar beschilderd werd met vermiljoen. 140 En alhoewel er een discussie gaande is over het gebruik van deze attributen in de praktijk – ook of ze überhaupt wel gebruikt werden – blijft onomstreden dat een generaal op de dag van zijn triomftocht Jupiter als het ware belichaamde. Tijdens de triomftocht werd ook de oorlogsbuit getoond. Deze buit bestond niet alleen uit bloed besmeurde zwaarden van de tegenstander of kostbare objecten. Ze bestond ook uit nog in leven zijnde gevangenen. Belangrijke tegenstanders werden getoond zoals ze overwonnen waren, bijvoorbeeld geboeid op het paard. Als een belangrijke tegenstander niet meer in leven was, zoals Cleopatra die zelfmoord pleegde na de overwinning van Augustus, werd uit de gevangenen een dubbelganger gezocht die de rol mocht overnemen in de triomftocht. 141 Ook werden schilderijen, maquettes en beelden meegedragen die oorlogscènes en afbeeldingen van de overwonnen vorsten en steden voorstelden. 142 Alles werd uit de kast gehaald om de overwinning te visualiseren, met als einddoel de toeschouwers te informeren over de nieuwe gebiedsuitbreidingen en de import van ‘buitenlandse’ producten en gebruiken binnen het Romeinse Rijk - ‘bringing the orbs [the world] within the walls of the urbs [the City]’. 143 Ook werden de toeschouwers op deze manier geïntroduceerd in de nieuwe
137
M. Beard, The Roman Triumph (Harvard 2007), 196-197. Beard, Roman Triumph, 190-196. 139 Liv. 10, 7, 10. 140 Beard, Roman Triumph, 226. 141 Ibidem, 143-145. 142 Ibidem, 153-155. 143 Ibidem, 160-161. 138
41
heerschappij van Rome over weer een overwonnen volk. Dit alles was natuurlijk uitsluitend te danken aan de overwinnende generaal, die hiervoor dan ook alle eer ontving. Deze traditie was heel belangrijk in het Romeinse Rijk. Afgezien van het feit dat het een hele eer voor de triomfator zelf was, was de triomf ook belangrijk voor de pax deorum. De triomfator bracht het Romeinse Rijk voorspoed. Dit was ook de enige keer dat een generaal en zijn leger als militair de grenzen van het pomerium mochten overtreden. Het imperium domi en het imperium militiae waren heel verschillend. 144 Het leven binnen de stadsgrenzen was onderhevig aan andere rechtsregels dan die in het leger golden. Soldaten moesten zich binnen de stadsgrens aan de civiele regels houden. De triomftocht zorgde ervoor dat een generaal zich binnen het pomerium als militair kon tonen aan het Romeinse volk. Caesar was na Sulla een van de eerste heersers die brak met deze strikte regels door met een leger ook buiten een triomftocht het pomerium te betreden. Op de dag van een triomftocht werden spelen gehouden, de ludi Romani, terwijl er tevens banketten werden aangericht, een niet onbelangrijk detail. Oorspronkelijk was deze traditie ontstaan als eerbetoon van volk aan het terugkerende leger. Tijdens de intocht van een zegevierend leger plaatsten inwoners van Rome tafels met voedsel en drank voor hun deur. Deze traditie veranderde echter in een publiek eetfestijn waarbij het volk en de elite zich te buiten konden gaan op kosten van de triomfator. Van Caesar is bekend dat hij zo’n 189,000 diners ‘uitdeelde’ tijdens een van zijn triomftochten. 145 Het bankettenvermaak kwam pas echt op gang in de keizertijd, waarbij vooral de elite op veel extravagantie werd onthaald. Een generaal die een leger kon leiden en een overwinning kon boeken moest blijkbaar ook in staat zijn tot het organiseren van een reusachtig eetfestijn. Over de oorsprong van de triomftocht is nog veel discussie gaande. Volgens Versnel was de triomftocht in oorsprong een combinatie van twee verschillende tradities, die van de Romeinse caesura en die van het Etruskische Nieuwjaarsfestival. De Romeinse koning stond door zijn aanwezigheid alleen al voor voorspoed voor het volk. Tijdens het Etruskische Nieuwjaarsfestival, oorspronkelijk afkomstig uit het Oosten, reed een heerser de stad binnen om hernieuwde voorspoed aan het volk te brengen. In de Etruskische versie was die heerser Jupiter; de Romeinen maakten van de triomfator dus een soort afspiegeling van Jupiter. Hij was het net niet helemaal, getuige ook de lictores die achter de triomfator liepen en hem eraan herinnerden vooral af en toe achterom te kijken om te zien dat hij maar gewoon een sterveling 144 145
H.Versnel, Triumphus (Leiden 1970), 351-353. Beard, Roman Triumph, 259.
42
was. 146 Breder verspreid is de opvatting dat de triomftocht van origine een Etruskisch evenement was voor een overwinnende generaal, waarbij deze met de goddelijke parafernalia zegevierend door de stad reed om uit te komen bij de tempel van Jupiter. Mary Beard doet ons echter inzien dat de oorsprong van de triomftocht welbeschouwd niet te achterhalen valt. Zij stelt echter wel dat de triomftocht een zeer belangrijke functie had verworven binnen het Romeinse politieke leven, één waarbij macht getoond en geconsolideerd kon worden. 147 Dit alles neemt niet weg dat een triomftocht met zijn festiviteiten slechts van korte duur was -te kort om er een leven lang eer een roem aan te ontlenen. De Romeinse triomftochttraditie krijgt geleidelijk een andere betekenis aan het einde van de Republiek, vooral met de machtsovername van Caesar. Caesar krijgt eigenlijk de caesurarechten, dat wil zeggen, hij krijgt de rechten die een Romeinse koning toekwam en die duidelijk in de richting van vergoddelijking gingen. 148 Hij mocht de naam Iupppiter Iulius voeren. Caesar werd niet slechts één dag, tijdens zijn triomftocht, als het ware in bezit genomen door de god Jupiter; hij werd zelf een god. In plaats van de gebruikelijke toga praetexta droeg hij het paarse triomfgewaad eigenlijk altijd wanneer het hem uitkwam. Caesar was niet alleen dictator voor het leven maar ook imperator voor het leven. Dit is een zeer belangrijke ontwikkeling in de triomftocht en in de traditie van zelfpromotie. Eigenlijk was het houden van een triomftocht hiermee overbodig gemaakt. Waarom strijden voor publiek eerbetoon op één dag terwijl je die ook voor het leven kon krijgen? Augustus liet zich Divi Filius (‘zoon van god’) noemen en had zich makkelijk in dezelfde status kunnen wentelen als zijn vader, maar dat deed hij niet. Hij hield geen triomftochten meer nadat hij benoemd was tot keizer Augustus. Hij gooide het schema helemaal om en trok de traditie uit zijn verband om er een compleet nieuwe voor in de plaats te zetten. Vanaf Augustus bepaalde de keizer wie een triomftocht kreeg en dit waren met name enkel nog de leden van de keizerlijke familie. De constante verafgoding van de keizers was hiermee een feit. Sulla en Pompeius zouden jaloers zijn geweest op deze revolutionaire noviteit op het gebied van auctoritas!
146
Versnel, Triumphus, 66-85. Beard, Roman Triumph, 313. 148 Weinstock, Divus Julius, 270. 147
43
4.1 Propaganda in de Romeinse Republiek De Romeinse dictator Sulla had al naar een nieuwe manier gezocht om zijn gewelddadige bewind te aan het volk te ‘verkopen’. Sulla zag zichzelf namelijk als de nieuwe stichter van Rome. 149 Hij had ook flink veel energie gestoken in het verkrijgen van dit bewind. Sulla was in conflict geraakt met de populaire Marius. Marius wilde het commando voeren over een militaire wraakactie tegen Mithridates, maar Sulla had andere plannen. Sulla had al grote overwinningen geboekt in de oorlog tegen opstandige Italiërs en was net consul geworden. Hij sleepte het commando in de wacht via een bloedige staatsgreep, die zich voortzette tot binnen de stadsgrens, het pomerium. Nooit had een Romeinse burger deze door Romulus persoonlijk geploegde grenslijn gewapenderhand overschreden. Sulla brak in tweeëntachtig BCE met deze traditie, en hij trok met zijn troepen de stad in en overwon de medestanders van Marius. Sulla liet ook een lijst aanleggen van politieke vijanden, zijn bekende proscriptie. Dit initiatief bezorgde hem voldoende geconfisqueerde rijkdommen om zijn volgzame soldaten te kunnen belonen én om zijn bewind te promoten. Sulla liet het hier niet bij, hij brak helemaal met de senatoriale traditie en liet zichzelf onder dreiging van geweld uitroepen tot dictator. Sulla bepaalde zelf wel wat hij wanneer deed. 150 Sulla was toen wel de machtigste man in Rome geworden, maar hij wilde zijn autoriteit als politiek heerser, zoals gezegd, ook aan het volk publiek maken. Sulla vond dat hij hiertoe alle recht had. Hij was het tenslotte die de macht in handen had en het Romeinse volk rust bracht na een eeuw van bloedige burgeroorlogen. Daarbij had hij het Romeinse rijk flink uitgebreid met nieuwe gebieden in het oosten. Maar het Romeinse volk stond de burgeroorlog nog te recent op het netvlies, want tenslotte was Sulla aan de macht gekomen door de populaire Marius te verslaan. Sulla wist dat hem verschillende gebruikelijk middelen ter beschikking stonden om zijn politieke macht te profileren en te ‘verkopen’. Hij kon namelijk triomftochten houden en/of spelen organiseren, waarbij hij tevens grote banketten kon aanrichten om het volk te paaien. Sulla bleef op zijn terugreis na de overwinning op Mithridates in Klein-Azië enige tijd in het overwonnen Athene. Hij begreep dat Athene een plaats met een belangrijke symbolische betekenis was in Griekenland. Daarom liet Sulla Athene ook betrekkelijk met rust na zijn overwinning op deze stad. De Atheners eerden Sulla op hun beurt met een beeld
149 150
S. Federico Santangelo, Sulla Elites and Empire (Leiden 2007), 214-215. Santangelo, Sulla, 19.
44
en spelen, de Sylleia. Ook werd in Athene een cultus voor hem opgericht. 151 Deze Sylleia werden jaarlijks gehouden en leken veel op de jaarlijkse spelen ter ere van de stichter van de stad Athene, de Theseia. Waarschijnlijk brachten de Atheners Sulla op een idee want na terugkomst in Rome startte Sulla daar ook jaarlijkse spelen, de ludi victoriae. Deze spelen werden ter ere van hemzelf gehouden, waarbij Sulla zichzelf neerzette als herstichter van Rome. Voor Sulla was dit alles nog niet voldoende, hij haalde zelfs de Olympische spelen naar Rome. Waarschijnlijk wilde Sulla hiermee laten zien dat hij een wereldleider was, eentje die met een knip van zijn vingers belangrijke buitenlandse evenementen kon verplaatsen naar het centrum van het rijk, Rome. Geen van deze evenementen was echter een lang leven beschoren. Na de dood van Sulla hielden de ludi victoriae op te bestaan evenals de Sylleia. 152
Ook de Olympische spelen vertrokken weer naar Griekenland, waar ze thuis hoorden. Sulla hield ook triomftochten. Hij kreeg zelfs het recht om in een gouden vierspan te
rijden. 153 Een dag als Jupiter door de straten rijden moet voor Sulla een bijkans logisch iets zijn geweest. Hij zag zichzelf immers als een nakomeling van Romulus en wel via de godin Venus, oftewel Afrodite. Sulla noemde zichzelf dan ook Lucius Cornelius Sulla Epaphroditos. 154 Deze familiaire relatie met Venus/Afrodite had Sulla bevestigd gekregen door het orakel in Delphi, uiteraard wel pas nadat hij een forse schenking had gedaan. 155 Sulla’s goddelijke afkomst kwam hem niet alleen goed van pas in zijn strijd in het Oosten. Vervolgens maakte hij er dankbaar gebruik van bij de constructie van de nieuwe wijze waarop hij zich aan het Romeinse volk wilde presenteren. Maar de tijd was nog niet rijp voor een vergoddelijkte heerser. Kennelijk was Sulla goed op de hoogte van de tijdgeest in Rome. Een vergoddelijkte dictator zou verdacht dicht bij een koning zijn gekomen, iets waarvoor de Romeinen in die tijd nog huiverig waren. 156 Sulla eindigde een van zijn triomftochten voor de afgebrande resten van de tempel van Jupiter Capitolinus en beloofde deze opnieuw op te bouwen. Voor deze restauratie had Sulla de originele Griekse zuilen van de tempel van Zeus te Athene meegenomen. Sulla gebruikte deze spolia niet alleen als bouwmateriaal in de wederopbouw van deze belangrijke tempel. Hij gebruikte de Griekse bouwstijl ook om zich te profileren als de belangrijke heerser, als nakomeling van de belangrijkste god in het gehele Romeinse Rijk, eigenlijk geheel in de sfeer 151
Plut. Flam. 16. Santangelo, Sulla, 215. 153 Weinstock, Divus Julius, 56. 154 Santangelo, Sulla, 204. 155 Ibidem, 207-8. 156 Weinstock, Divus Julius, 302. 152
45
van koningen in het Oosten. 157 Sulla heeft het eindresultaat echter niet kunnen aanschouwen, vanwege zijn overlijden. Quintus Lutatius Catalus maakte de tempel vervolgens af en wijdde deze in 69 BCE in. Helaas voor Sulla liet Catulus een inscriptie aanbrengen op de tempel dat hij als enige verantwoordelijk was geweest voor de herbouw. 158 Maar tijdgenoten van Sulla herkenden diens poging tot het legitimeren van politieke macht via het herstellen van de belangrijkste Romeinse tempel juist met de Korintische spolia afkomstig van de Zeustempel van Athene. 159 Het restaureren van de tempel van Jupiter bleek een zeer goed idee. Triomftochten duurden één dag, maar de verbintenis van een naam aan de tempel van Jupiter was blijvend. Dit betekende niet alleen dat Sulla automatisch ‘meeliftte’ met de eerbiedwaardigheid van de tempel en het ontzag dat zijn godheid opriep, maar ook dat hij langs deze weg echt eeuwige roem kon verwerven. Van alle zelfpromotionele activiteiten was zijn besluit tot restauratie van deze tempel in 83 BCE met afstand het beste idee, en daarom een dat nog vele heersers zou inspireren. Sulla bleek ook geslaagd in zijn opzet. Zijn begrafenis werd betaald door de senaat, iets wat uniek was in die tijd. 160 Voorheen was het gebruikelijk dat de familie van een overleden consul diens begrafenis betaalde. Sulla werd na zijn dood ook afgebeeld met strijdwagen. Het recht om op een strijdwagen te worden afgebeeld was enkel toegekend aan goden als Jupiter en Mars. Voor de goden werden regelmatig strijdwagens opgericht als dank voor een overwinning. Dit vertoon met strijdwagens en goden was van oorsprong een Griekse en Perzische traditie. Griekse en Perzische heersers werden regelmatig afgebeeld met strijdwagens, zoals bijvoorbeeld Alexander de Grote. 161 Sulla had dus iets nieuws bereikt met zijn zelfpresentaties: hij had met het gebruik van Griekse spolia en andere goederen verkregen na de val van Athene (86 BCE) de deur opengezet voor de import van Griekse goederen naar Rome. Dit zou grote gevolgen hebben voor de Romeinse architectuur. 162 Het machtsvacuüm dat Sulla achterliet, werd snel opgevuld door Pompeius en Crassus. De bliksemcarrière van Pompeius, die zonder de cursus honorum te doorlopen na ‘slechts’ een paar succesvolle veldslagen rechtstreeks consul werd, bewijst dat de Republiek niet meer in staat was het hoofd te bieden aan dergelijke machtige generaals. Al in het jaar 61 BCE was Pompeius teruggekomen van zijn succesvolle campagne tegen Mithridates en eiste 157
Tac. Hist. 3.72.3. Stamper, Architecture, 82; Plin. Nat. 7.43.137-141. 159 Weinstock, Divus Julius, 54-56; Tac. Hist. 3.72.3; Plin. Nat. 7.43.137-141. 160 Weinstock, Divus Julius, 348-349. 161 Plin. Nat., 34. 78. 162 Wallace-Hadrill, Rome’s Cultural Revolution, 362. 158
46
hij twee belangrijke concessies van de Senaat. Hij wilde consul worden en hij wilde een grootse triomftocht houden. Helaas voor Pompeius waren deze twee zaken nog niet te verenigen in het toenmalige Romeinse politieke bestel. Daarbij was Pompeius erg jong voor een triomftocht, hij werd niet voor niets in de senaat ‘Murderous teenager genoemd’. 163 Campagne voeren voor het consulaat moest zonder militaire steun plaatsvinden, terwijl triomftochten onvermijdelijk met militair vertoon gepaard ging. Pompeius nam een voorbeeld aan Sulla. Hij zag het belang in van zelfpromotie aan het volk, want hij koos of liever dwong het houden van een schitterende triomftocht af. De triomftocht die Pompeius vervolgens hield, moet van een ongekende allure zijn geweest en bleek een combinatie van Romeinse en Griekse rituelen. 164 Pompeius wilde met zijn parade duidelijk boven Sulla uitstijgen. De optocht trok dwars door Rome via de Via Triumphalis naar het Forum Romanum en vandaar naar het belangrijkste heiligdom van de stad: de inmiddels bijna door Catalus herstelde tempel van Jupiter op het Capitool. Van al zijn overwinningen had Pompeius trofeeën meegenomen, die allemaal met veel zorg werden uitgestald en meegevoerd. De laatste en grootste trofee droeg de inscriptie dat dit de hele bewoonde wereld was (die Pompeius overwonnen had). 165 Zelf stond de zegevierende generaal, de imperator, op een vierspan, gekleed als Jupiter, in purperen toga, een kroon op het hoofd en het gezicht rood beschilderd. Ook droeg hij de scepter van Mithridates in zijn hand. Na de triomftocht volgden festiviteiten met een banket. Geschenken werden uitgedeeld aan belangrijke politieke medestanders en het volk, en er werden donaties gedaan aan de schatkist. Maar hier bleef het niet bij. Pompeius verwierf ook rechten die nog niemand vóór hem had gekregen. Zo mocht hij als eerste een gouden kroon en de mantel van een triomfator dragen in het theater. 166 Dit was een enorme eer. Opvallend is dat Pompeius vervolgens in 61 BCE een theater voor zichzelf liet bouwen met daarin een tempel, de tempel van Venus Victrix. Pompeius toonde zich ook op dit punt een snelle leerling, want hij begreep van Sulla dat een tempel bouwen niet alleen een religieuze functie had maar ook een politieke. Pompeius was ook uit op die eeuwige roem. Hij beschouwde zich dan wel niet als familie van Venus, zoals Sulla deed, maar hij liet overal weten dat hij zijn overwinningen toch te danken had aan deze godin. Met de bouw van een tempel voor Venus in een theater bleef zijn naam 163
Beard, Roman Triumph, 15. Plut. Pomp. 39- 45. 165 Weinstock, Divus Julius, 38; Dio, 37. 21. App.Mith. 114-119. 166 Weinstock, Divus Julius, 38; Velleius Paterculus, II. 40. 04. 164
47
voor eeuwig verbonden aan een plek waar de inwoners van Rome regelmatig kwamen. Dit was een zeer slimme zet van Pompeius want in de Republiek was het niet gebruikelijk dat generaals buiten de senaat om een theater plaatsten dat ook na de overwinningsfeesten bleef staan. De monumenten die gebouwd werden ter tijdelijke verering waren tot die tijd namelijk demontabele houten constructies. Sulla had geluk gehad met het feit dat de tempel van Jupiter Capitolinus net voor zijn terugkeer naar Rome was afgebrand. Dit geluk had Pompeius niet. Hij wilde echter ook graag een monument oprichten waarmee hij zijn naam en zijn politieke macht permanent kon verbinden aan een goddelijke autoriteit. De Venustempel in het - stenen - theater was voor Pompeius kennelijk de enige mogelijkheid om dit voor elkaar te krijgen. Niet alleen politici als Sulla en Pompeius maar ook een latere geschiedschrijver als Suetonius begrepen het belang van een tempel als plaats waar politieke autoriteit kon worden verbonden met goddelijk gezag. Suetonius schreef het volgende over Caesar en de indruk die de tempel van Hercules en het beeld van Alexander de Grote dat daarin opgesteld stond, op hem maakten: “Als quaestor werd hem (Julius Caesar) door loting Zuid-Spanje toegewezen. Een van de dienstreizen die hij daar in opdracht van de praetor langs de arrondissementen maakte om recht te spreken, voerde hem naar Cadiz, waar hij bij de Hercules tempel een standbeeld van Alexander de Grote opmerkte. Toen hij dat zag, zuchtte hij diep en de gedachte, dat hij nog niets gedenkwaardigs had gepresteerd op een leeftijd, waarop Alexander de hele wereld aan zich had onderworpen, deed hem bijna walgen van zijn eigen gebrek aan initiatief. Hij diende dan ook prompt zijn ontslag in, met het voornemen in Rome de eerste de beste gelegenheid te baat te nemen om van zich te doen spreken.” 167 Julius Caesar ging inderdaad terug naar Rome en werd al snel dictator. Ook Caesar hield toen een triomftocht, die op belangrijke punten afweek van wat tot dan gangbaar was. Caesars triomftocht duurde om te beginnen vier dagen; iedere dag reed hij opnieuw Rome 167
Suet. Caes, 1. 7, ‘Quaestori ulterior Hispania obvenit; ubi cum mandatu praetoris iure dicundo conventus circumiret Gadisque venisset, animadversa apud Herculis templum Magni Alexandri imagine ingemuit et quasi pertaesus ignaviam suam, quod nihil dum a se memorabile actum esset in aetate, qua iam Alexander orbem terrarum subegisset, missionem continuo efflagitavit ad captandas quam primum maiorum rerum occasiones in urbe.’
48
binnen. Nooit eerder had iemand daarvoor toestemming gekregen van de Senaat. Caesars triomftocht zat net als die van Pompeius vol met symboliek. De meest opvallende bijzonderheid waren de vier witte paarden die de strijdwagen trokken. 168 Witte paarden waren zeer ongebruikelijk en hadden een zwaar symbolische betekenis Witte paarden werden namelijk in verband gebracht met het goddelijke. 169 Vóór Caesar zouden enkel Romulus en Camillus (396 BCE) witte paarden in hun triomftocht hebben gebruikt. Over Camillus’ ‘goddelijke misbruik’ wordt door verschillende bronnen afkeurend geschreven. 170 Volgens deze bronnen, die alle dateren uit de tijd van Caesar, zouden de witte paarden voor Camillus een manier zijn geweest om zijn directe connectie met het goddelijke, en dan in het bijzonder met Jupiter, te onderstrepen. Vóór die tijd kwam dat alleen voor bij Griekse heersers die zichzelf wilden presenteren als supermensen die zich nauw verbonden wisten met Zeus en Helios. Bij de Romeinen viel dit niet in goede aarde. 171 Het hergebruik van dezelfde symboliek zal de toeschouwers van Caesars triomftocht zeker niet zijn ontgaan: hier reed een heerser die zich blijkbaar mocht meten met de vergoddelijkte stichter van Rome, Romulus. Maar ook Caesar was uit op roem die langer duurde dan een paar dagen. En ook hij zag het belang in van de bouw van belangrijke tempels voor Romeinse goden met als doel het verbinden van zijn naam en zijn politieke macht met een religieuze ruimte waarin hij vervolgens beelden van zichzelf kon neerzetten. Zo startte hij in 54 BCE de bouw van een nieuw forum, dat hij naar zijn eigen gens noemde, het forum Julium. In 48 BCE beloofde hij er een tempel te bouwen voor Venus als hij de oorlog tegen Pompeius zou winnen, wat ook gebeurde. 172 Omdat Pompeius net ook al een tempel had gebouwd voor dezelfde godin, moest Caesar zijn tempel toen een iets andere naam geven. Met de bouw van de tempel van Venus Genetrix deed Ceasar echter weer iets nieuws. Hij bouwde namelijk niet alleen een monument voor zijn familie, een familieschrijn, maar hij gaf tevens te kennen dat de tempel was gewijd aan een godin die deel uitmaakte van zijn voorouders, terwijl zij tevens van oudsher werd vereerd als een van de goden die het lot van de Romeinse Republiek bijzonder ter harte ging. De tempel heette heel toepasselijk de tempel van Venus Genetrix, wat letterlijk ‘zij die baart’ betekent. Volgens Caesar had Venus de gens Julia geschapen. Caesar had zichzelf namelijk met de voorouders van Rome verbonden via
168
Dio, 43. 14. 3. Beard, Roman Triumph, 234-236. 170 Liv. 5. 23. 4; Dio, 52. 13. 3. 171 Beard, Roman Triumph, 234-235; Weinstock, Divus Julius, 73. 172 Stamper, Architecture, 92. 169
49
Venus en Aenaes. 173 Het promoten van de eigen gens was een veel algemener Romeins (elite)verschijnsel, maar een vergoddelijkingcultus voor de eigen familie creëren was typisch Hellenistisch. Caesar zou goed op de hoogte zijn geweest van deze heerserscultus door zijn langdurige verblijf in Egypte, getuige ook de bouw van een Caesareum te Alexandria. 174 Van de beelden van Caesar die opgesteld waren in zijn tempels zijn er helaas geen bewaard gebleven, maar wél van zijn opvolgers – zoals Augustus, en de andere ‘echte’ keizers na hem - die vermoedelijk gemodelleerd waren naar die van Caesar, die zichzelf als Griekse god zou hebben laten afbeelden in de klassieke stijl van Polykleitos (afbeelding 2). 175 Beelden van goden en later ook van heersers werden in de Late Republiek namelijk uitgevoerd in de Griekse klassieke stijl van vijf eeuwen terug. Deze stijl kwam op de Romeinen over als een mengsel van semnon (het goddelijke), axiomatikon (waardigheid) en megalotechnon (heroïsche grootsheid). 176
Afbeelding2: beeld van de keizer Tiberius naar voorbeeld van Polykleitos.
173
Weinstock, Divus Julius, 84; Beard, Religions of Rome, 123. Plin. Nat., XXXVI. 69. Weinstock, Divus Julius, 297. 175 P. Zanker, Power of Images, 248-249 176 Ibidem. 174
50
4.2 Propaganda van de eerste keizer Augustus pakte zijn zelfpromotie toch weer heel anders aan. Voortbouwend op de traditie van de triomftocht kende hij zichzelf het vaste epitheton ‘triomfator’ toe. Ook voorzag hij zijn voornaam van de vaste voorvoegsels ‘imperator’ en ‘Caesar’: Imperator Caesar Augustus. De triomftocht als evenement veranderde hierdoor van inhoud en betekenis. In plaats van een tocht voor een zegevierende generaal werd de triomftocht een soort kroningsritueel voor de keizerlijke familie. 177 Heel berekenend weigerde Augustus de eer van een triomftocht die hem verschillende keren door de senaat werd aangeboden. Volgens Mary Beard was Augustus erg slim en had hij gemerkt dat de herhaalde weigering van een triomftocht door zijn belangrijkste generaal Agrippa deze meer eer had gegeven dan wanneer hij iedere keer zou hebben geaccepteerd. 178 Augustus bleek in staat om hele andere manieren te bedenken om zijn auctoritas te verspreiden. In de manier waarop Augustus dit concept inzette, verwees het niet alleen naar politieke macht, zoals bij Sulla het geval was geweest, maar vooral naar het ultieme morele gezag van de keizer over de Romeinse samenleving. Door de nadruk te leggen op dit morele aspect van zijn auctoritas, zoals met name in de Res Gestae gebeurt, maakte Augustus het volk duidelijk dat hij niet zomaar een politieke leider was maar ook een leider die stond voor een hogere moraal: een leider die naar eigen zeggen het Romeinse Rijk en zijn tradities had hersteld en die een voorbeeld voor zijn volk was:
“5. By means of new laws brought in under my sponsorship I revived many examplary ancestral practices which were by then dying out in our generation, and I myself handed down to later generations exemplary practises for them to imitate.” 179
Dit is een zeer belangrijk aspect van de Augusteïsche macht. Augustus was zich dus erg bewust van zijn publieke rol. Je zou de relatie van Augustus tot het Romeinse volk zelfs kunnen beschouwen als de verhouding van een acteur tot zijn publiek. Dit stelt Levick in haar boek Augustus, Image and Substance. Volgens Levick bespeelde Augustus het Romeinse volk 177
Beard, Roman Triumph, 296. Ibidem, 301. 179 Cooley, Res Gestae, 66; Aug. RG. 8.5, “Legibus novis me auctore latis multa exempla maiorum exolescentia iam ex nostro saeculo reduxi et ipse multarum rerum exempla imitanda posteris tradidi”. 178
51
als een acteur in het theater, en wel in die mate dat het voor de keizer belangrijker werd hoe, wanneer en met wie hij in het theater verscheen dan welk toneelstuk er werd opgevoerd. Het Romeinse volk was als het ware de toeschouwer in de permanent draaiende theaterproductie ‘Augustus’, waarin hij het volk een collectief gevoel van macht gaf en individualiteit wegdrukte. Augustus zou zich constant bewust zijn geweest van zijn ‘theatrale’ rol. Hij controleerde alles wat aan uitingen verscheen en na elk groots evenement werden er bijvoorbeeld nieuwe munten geslagen met bijpassende afbeeldingen en teksten. Na de overwinning op Cleopatra verscheen de tekst AEGYPTO CAPTA op munten, na de aansluiting van Armenië tot het Romeinse Rijk, ARMENIA CAPTA. 180 Het voordeel voor Augustus in deze tijd was dat de Romeinse munt door deze uitbreidingen een wereldmunt was, wat de verspreiding van Augustus’ ideeën nog groter maakte. Augustus was zoals dat in tegenwoordige termen heet, zijn eigen spindoctor. Augustus deed nog iets belangrijks met de triomftocht, iets wat ongekend was; hij weigerde de hem aangeboden triomftocht maar stemde in plaats daarvan in met het bouwen van een monument voor de vrede op de Campus Martius, het veld van de oorlogsgod Mars. 181
“In addition, this is the building Augustus wanted in lieu of a triumph; despite its understatement, the triumphal dimension is not absent.” 182
De Ara Pacis stond symbool voor de terugkomst van de overwinnaar Augustus, de bewaker van de vrede. Dit goed te zien aan het decoratieschema op het altaar. 183 Zo zien we de godin Roma zitten op een stapel overwonnen wapens en Mars de oorlogsgod schuin tegenover de godin van de overwinning, Venus. Tevens liet hij in drie reliëfs achtereenvolgens, zijn familie, alle belangrijke magistraten en alle belangrijke priesters in een processie naar hemzelf toelopen. In één rituele geste verbond Augustus zo de vrede en voorspoed in het Romeinse rijk met zichzelf, met zijn familie én met alle belangrijke politieke en religieuze leiders van Rome. Dit was geen vertoon van macht meer door middel van het tonen van oorlogsbuit, maar regelrechte propaganda voor alleenheerschappij. De Ara Pacis lijkt de triomfboog te vervangen waar overwinnende generaals onderdoor kwamen bij het betreden van de stad; geen teken meer voor de 180
Levick, Augustus, 208-210. Galisnky, Augustan Culture, 142. 182 Ibidem, 146. 183 Ibidem, 146-149. 181
52
overwinning in de oorlog maar een monument voor de vrede, die mogelijk gemaakt was door Augustus. Het mausoleum dat Augustus voor zichzelf liet bouwen straalde echter een heel andere boodschap uit. Hier was de bouwstijl Etruskisch, een tumulus, maar wel de grootste ooit gebouwd en bekleed met marmer. Levick haalt vervolgens Heslin aan, die beweert dat het machtsvertoon van Augustus zover reikte dat het mausoleum samen met het Ara Pacis en de obelisk met zonnewijzer een onderling samenhangende architecturale configuratie vormde. 184 Het geheel zou het volk ervan hebben moeten overtuigen dat de horoscoop van Augustus, met daarin de astrale verwijzingen naar zijn geboorte én zijn dood, vanaf dat moment als het ware in het grondplan van de stad Rome gegraveerd stond, met als belangrijkste boodschap dat de grote keizer met steun van de hemel aan het Romeinse volk eeuwige vrede had gebracht.
Afbeelding 3. De onderlinge relatie tussen de Ara P acis, het mausoleum van Augustus en de zonnewijzer.
184
Levick, Augustus, 213-215.
53
En Augustus ging nóg een stapje verder. Hij bouwde een tempel die amper meer uitsluitend bedoeld kan zijn geweest als godshuis, namelijk de tempel van Mars Ultor. De gedachte achter de bouw was duidelijk iets wat wij zouden aanduiden met multifunctionaliteit. De tempel op het forum Augusti was oorspronkelijk bedoeld als monument voor de stiefvader van Augustus, Julius Caesar, maar kreeg al spoedig ook een juridische en politieke functie en was in die zin meer een openbaar staatsgebouw. Daarbovenop moest de tempel vooral de auctoritas van Augustus communiceren. John Stamper onderschrijft het belang van de tempel voor Augustus als volgt:
“In the words of one scholar, Augustus managed to combine in one grand public monument “everything of peace and war, of politics and traditional society, of religion and patrionism, and to link them directly with his name and deeds and those of his family.” 185
De tempel van Mars Ultor werd dé staatstempel. Vanaf die tijd werden gewichtige politieke beslissingen daar genomen; legers vertrokken vanuit de tempel op weg naar de strijd; bij terugkomst van een veldslag eindigde de intocht van een generaal niet meer bij de aloude tempel van Jupiter Capitolinus maar bij het nieuwe heiligdom van Mars Ultor. 186 Augustus had Jupiter van zijn plaats geschoven en was daar zelf op gaan zitten. Net als Sulla en Pompeius vóór hem, verbond Augustus zijn politieke macht met goddelijke autoriteit. Hij deed dat echter op een nieuwe manier door een nieuwe goddelijke autoriteit op de troon te verheffen, namelijk zijn eigen dynastie. Tegelijkertijd paste hij het verleden, het heden en de toekomst voor de Romeinen aan via een ingenieus schema waarin hij zelf, gedragen door veelzijdige (politieke, religieuze, morele) auctoritas, de hoofdrol speelde. En voor wie de boodschap inmiddels nog niet kon ontcijferen voegde Augustus er, zoals gezegd, onmiskenbare symbolen als de Ara Pacis en het mausoleum aan toe. En Augustus bouwde. Hij bouwde en restaureerde meer dan zijn voorgangers. Zelf schreef Augustus hierover het volgende:
“1. I built the senate house and the Chalcidicum adjecent to it, and the temple of Apollo on the Palatine with its porticoes, the temple of the 185 186
Stamper, Architecture, 140, Galinsky, Augustan Culture, 199.
54
deified Julius, the lupercal, the portico near the Flaminian Circus, which I allowed to be called Octavia after a man who had built an earlier one on the same foundation, the pulvinar at the Circus Maximus, 2. The temples on the Capitol of Jupiter Feretrius and of Jupiter the Thunderer, the temple of Quirinus, the tempels of Minerva and of Queen Juno and of Jupiter Libertas on the Aventine, the temple of Lares at the top of the Sacred Way, the temple of the Penates on the Velia, the temple of Youth and the temple of the Great Mother on the Palentine” 187
“1. I restored the Capitoline temple and the theatre of Pompey, incurring great expense for both buildings, without inscribing my name anywhere on them. 2. I restored aquaduct channels in several places which were collapsing through old age, and I doubled the capacity of the aquaduct which is called Marcian by introducing a new spring into its channel. 3. I completed the Julian forum and the basilica which was between the temple of Castor and the temple of Saturn, building projects which had been started and almost finished by my father, and I started work on the same basilica under an inscription in the name of my sons, after it had been destroyed by fire, expanded its site, and, if I do not complete it in my lifetime, I have ordered it to be completed by my heirs. 4. I restored eighty-two temples of the gods in the city as consul for the sixth time (28 BC), in accordance with a resolution of the senate, and I neglected none which needed repair at this time.” 188 187
Cooley, Res Gestae, 78; Aug. RG. 19.1. " Curiam et continens ei chaldicum templum Curiam et continens ei Chalcidicum templumque Apollinis in Palatio cum porticibus, aedem divi Iuli, Lupercal, porticum ad circum Flaminium, quam sum appellari passus ex nomine eius qui priorem eodem in solo fecerat Octaviam, pulvinar ad circum Maximum. 2 Aedes in Capitolio Iovis Feretri et Iovis Tonantis, aedem Quirini, aedes Minervae et Iunonis Reginae et Iovis Libertatis in Aventino, aedem Larum in summa sacra via, aedem deum Penatium in Velia, aedem Iuventatis, aedem Matris Magnae in Palatio feci." 188 Cooley, Res Gestae, 80; Aug. RG. 20.1. “Capitolium et Pompeium theatrum utrumque opus impensa grandi refeci sine ulla inscriptione nominis mei. 2 Rivos aquarum compluribus locis vetustate labentes refeci et aquam quae Marcia appellatur duplicavi fonte novo in rivum eius inmisso. 3 Forum Iulium et basilicam, quae fuit inter aedem Castoris et aedem Saturni, coepta profligataque opera a patre meo, perfeci et eandem basilicam consumptam incendio, ampliato eius solo, sub titulo nominis filiorum meorum incohavi et, si vivus non perfecissem, perfici ab heredibus meis iussi. 4 Duo et octoginta templa deum in urbe consul sextum ex auctoritate senatus refeci, nullo praetermisso quod eo tempore refici debebat."
55
“1. On private ground I built from plunder the temple of Mars the Avenger and the Augustan forum. I built the theatre which was in the name of my son-in-law Marcus Marcellus near the temple of Apollo on ground mostly bought from private individuals. 2. I consecrated gifst out of plunder in the Capitoline temple, and in the temple of the deified Julius, and in the temple of Apollo, and in the temple of Vesta, and in the temple of Mars the Avenger, which cost me about 100,000,000 sesterces.” 189
Dit zijn alle woorden die Augustus in de Res Gestae zelf heeft gewijd aan tempelbouw. Bij elkaar beslaan ze zo’n acht procent van de tekst over zijn onvermoeibare inzet met betrekking tot tempelbouw voor het Romeinse volk. Bij elkaar opgeteld zou Augustus zich met bouwwerkzaamheden aan 82 tempels hebben bemoeid. Je zou kunnen denken dat met zoveel tekst hierover, tempelbouw een belangrijk onderdeel van Augustus’ restauratiepolitiek en propaganda is geweest. Augustus stelt dit echter nergens expliciet. Dan was Vitruvius daar duidelijker in. De befaamde bouwmeester bood Augustus de eerste delen van zijn verhandeling over architectuur aan. Vitruvius stelde hierin dat Augustus via de architectuur van publieke en sacrale gebouwen expressie kon geven aan de kwaliteit van zijn politieke macht. 190 De architectuur van sacrale gebouwen moest namelijk óók politieke autoriteit communiceren. Sacrale gebouwen stonden uiteraard eerst en vooral symbool voor de goddelijke macht van de god waarvoor een heiligdom gebouwd was. Maar juist dat hield in dat een politieke machthebber die zijn naam verbond aan een sacraal gebouw als het ware kon ‘meeliften’ op de symbolische uitstraling - een makkelijker manier om politiek bewind te promoten was haast niet denkbaar. Het kan haast niet anders, of dergelijke ideeën moeten bij Augustus in goede aarde zijn gevallen.
189
Cooley, Res Gestae, 82; Aug. RG. 21.1. "In privato solo Martis Ultoris templum forumque Augustum ex manibiis feci. Theatrum ad aedem Apollinis in solo magna ex parte a privatis empto feci, quod sub nomine M. Marcelli generi mei esset. 2 Dona ex manibiis in Capitolio et in aede divi Iuli et in aede Apollinis et in aede Vestae et in templo Martis Ultoris consacravi, quae mihi constiterunt HS circiter milliens." 190 Vitr. Praef. 1.2.
56
Conclusie De tempelarchitectuur ten tijde van Augustus was sterk beïnvloed door de Griekse bouwkunst. Dit valt niet te ontkennen. Deze bouwkunst was echter niet bewust geïntroduceerd ten tijde van Augustus, met als doel propaganda voor zijn bewind te maken. De Griekse invloed op de Romeinse bouwkunst vloeide voort uit de eeuwenlange intensieve contacten tussen de Romeinen en de Grieken. Door deze contacten waren de Romeinen al vroeg zeer goed op de hoogte van de beginselen van de Griekse bouwkunst. Ze gebruikten Griekse architectonische elementen wanneer het hun uitkwam. Vanaf de tweede eeuw BCE worden de contacten intensiever en ziet men de Griekse bouwstijl meer en meer verschijnen in het Romeinse straatbeeld, zo ook in de tempelarchitectuur. Hier gebruikten de Romeinen steeds vaker steen en marmer voor de bouw van tempels, in plaats van hout en terracotta. Dit kwam hoofdzakelijk door de verbeterde en vergrote uitbating van marmermijnen als in Carrara. Hetzelfde kan gezegd worden van religieuze rituelen. Ook op dat punt namen de Romeinen door de eeuwen heen tal van elementen over, waaronder vele personages van het Griekse pantheon, met als gevolg dat een vermenging van de twee religieuze culturen ontstond. Aan het einde van de Republiek ontstond onder leidende politici en generaal een steeds sterkere noodzaak om zichzelf en hun optreden te promoten onder het volk. Hiertoe zetten zij alle middelen in die de Republiek kende, zoals de triomftocht. Door deze politisering van de triomftocht veranderde deze rituele parade snel van inhoud en betekenis. Daarnaast gingen machtige generaals op zoek naar nieuwe middelen om zichzelf eeuwige roem te verschaffen. Ze vonden die met name in het gebruik van tempelarchitectuur om hun politieke auctoritas onder het volk te vergroten. Een tempel straalde immers de auctoritas van een god uit en door dat goddelijke gezag te verbinden met hun politieke macht hoopten allerlei machthebbers de boodschap te communiceren dat zij de belangrijkste personen van hun tijd waren. Augustus volgde hierin het voorbeeld van mannen als Sulla, Pompeius en Caesar; hij was hier dus niet nieuw in. Waarom Augustus in dit opzicht toch als een vernieuwer te boek is komen te staan, heeft vooral te maken met de radicaal andere inhoud die hij toekende aan het concept auctoritas en de revolutionair andere invulling die hij gaf aan zelfpromotie en heerserscultus. Dat hij daarbij te pas (en te onpas?) gebruik maakte van de Griekse vormentaal en Griekse tradities, is gemakkelijk te begrijpen, maar daardoor tevens van niet-overwegend belang, want daarin zat de vernieuwing niet!
57
Appendix A In deze appendix vindt men korte beschrijvingen van de in hoofdstuk 3 genoemde tempels gebaseerd op John W. Stamper, The Architecture of Roman Tempels (Cambridge 2005) en M. Wilson Jones, The Principles of Roman Architecture (Londen 2009). Betekenis van de iconen: ■
= Het podium, de naos en pronaos.
►
= Het bouwmateriaal.
▬
= De zuilen en de bouwstijl van de zuilen.
▲
= Materiaal en bouwstijl van het dak en de entablature.
◘
= Decoratieschema.
De tempel van Saturnus Gebouwd in vijfde eeuw BCE in Etruskisch-Romeinse stijl. ■
De tempel had een breed podium van zo’n twintig meter breed en zo’n vijfentwintig meter lang, waarop een grote pronaos de helft van de ruimte innam. Dit was de gangbare maatvoering voor een oorspronkelijke Etruskisch-Romeinse tempel. Het podium was als een terrasbouw opgebouwd uit steenblokken. De naos bevatte drie cellae waarin godenbeelden opgesteld stonden en tevens archief ruimte aanwezig was
►
Het bouwmateriaal was blokken tufsten, hout en terracota.
▬
Twee rijen met vier zuilen ondersteunden het dak..
▲
De tempel van Saturnus kende evenals de andere tempels uit de vroege republiek een
diep overhangend dak met terracotta tegels. ◘
Terracotta werd ook gebruikt voor de afbeeldingen op het dak en in het fries, hiervan is echter weinig tot niets bewaard gebleven.
Afbeelding 1. Plattegrond tempel Saturnus. Afbeelding 2. Plattegrond tempel Castor & Pollux.
58
De tempel van Castor en Pollux Gebouwd in de vierde eeuw BCE in Etruskisch-Romeinse stijl. ■
Het podium besloeg achtentwintig bij zevenendertig meter. De naos bevatte drie cellae waarin godenbeelden opgesteld stonden en tevens archief ruimte aanwezig was.
►
Het bouwmateriaal was blokken tufsten, hout en terracota.
▬
Twee rijen met vier zuilen ondersteunden het dak
▲
De tempel van Saturnus kende evenals de andere tempels uit de vroege republiek een diep overhangend dak met terracotta tegels.
◘
Terracotta werd ook gebruikt voor de afbeeldingen op het dak en in het fries, hiervan is echter weinig tot niets bewaard gebleven.
Afbeelding 3. Plattegrond tempel Jupiter Capitolinus. Afbeelding 4. Mogelijk vooraangezicht van de tempel van Saturnus evenals de tempels van Castor & Pollux en de oorspronkelijke tempel van Jupiter Capitolinus.
De tempel van Jupiter Capitolinus Gebouwd in de zesde-vijfde eeuw BE. De Oorspronkelijke Etruskisch-Romeinse versie. ■
Volgens Stamper was het oorspronkelijke podium zo’n vierendertig meter breed en zo’n negenendertig meter diep. Waarschijnlijk waren er meerdere terrassen boven elkaar gebouwd, ieder met een rijtrappen verbonden.
►
Het bouwmateriaal was blokken tufsten, hout en terracota.
▬
De zuilen waren waarschijnlijk oorspronkelijk van hout of van blokken steen en telden zes zuilen in rijen van drie. De zuilen waren oorspronkelijk in Etruskische stijl gebouwd, later werden deze vervangen door Korintische zuilen.
▲
Het dak was van hout met terracota dakpannen.
59
◘
De entablature bestond oorspronkelijk uit een houten architraaf met een fries van terracotta reliëf. Van de terracotta reliëfs zijn stukken terug gevonden welke afbeeldingen van paard en wagens bevatten. Afgezien van het fries hebben er ook terracotta dakpannen op het dak gelegen en stonden er beelden van Pegasus op de dakhoeken. Onduidelijk is ook of er oorspronkelijk een timpaan aanwezig is geweest. De Naos bestond uit drie cellae voor de drie goden Jupiter, Juno en Minerva.
60
De ronde tempel aan de Tiber of op het forum Boarium. Gebouwd in de tweede eeuw BCE in de Korintische stijl. ■
De tempel is rond van vorm en staat op een rond laag podium. De vorm van de tempel is afgeleid van een Griekse tholos. Bij een tholos wordt de Griekse orde gebruikt in de zuilen.
►
Het bouwmateriaal is steen met een stuclaag gepleisters of afgewerkt met platen marmer.
▬
De tempel aan de Tiber echter heeft alleen zuilen aan de buitenkant en deze zuilen zijn Korintisch van stijl. De voetstukken van de marmeren zuilen volgen de ronde vorm van het podium en zijn zeer Grieks van opzet met een afwisseling van twee tori met een diepe scotia. De kapitelen zijn prachtig verfijnd uitgevoerd met mooi duidelijke open vallende acanthus bladeren.
▲
Het dak is in de Middeleeuwen verwijderd.
◘
Ook de entablature is in de Middeleeuwen verwijderd, met als gevolg dat wij nooit zullen weten hoe deze eruit heeft gezien. Wat wel nog duidelijk te zien is zijn de muren van de cella. Deze zijn opgebouwd in travertijn en met marmeren platen afgewerkt.
Afbeelding 5 en 6. Plattegrond en zijaangezicht van de ronde tempel aan de Tiber.
61
De tempel van Portunus Gebouwd tweede eeuw BCE in de Ionische stijl. ■
Is gebouwd op de podium resten van een eerdere tempel, daardoor is het podium klein en slechts elf meter breed en twintig meter lang. De pronaos bestrijkt een derde van het podium bestrijkt.
►
Het bouwmateriaal is travertijn en tufsteen afgewerkt met een laag pleister waarin afbeeldingen waren verwerkt.
►
Het bouwmateriaal is travertijn en tufsteen afgewerkt met een laag pleister waarin afbeeldingen waren verwerkt.
▬
De zes zuilen, vier aan de voorkant en allebei de zijkanten één aan de zijkant, zijn slechts zo’n acht meter hoog en in de Ionische stijl opgetrokken (afbeelding 8). Opvallend zijn de half pilaren aan de zijkant van de cella, deze geven het gebouw een Griekse peripteros uitstraling. Bij Griekse peripteros tempels liepen de zuilen helemaal rondom de cella.
▲
Het dakwas van steen, waarschijnlijk met houten balken
◘
Er zijn stukken van het reliëf in kalk teruggevonden, welke guirlandes met putti voorstelden.
Afbeelding 7 en 8. Plattegrond en vooraangezicht tempel Portunus.
62
De tempel van Venus Victrix Gebouwd in eenenzestig BCE in Korintisch, ionisch en dorische stijl. De tempel van Venus Victrix is gebouwd in een theater complex. ■
Het podium bestond uit een basiliek vorm, waarbij de cella een absis vorm had aan de achterwand. Het podium werd bereikt door de vele zitplaatsen in het theater, via de cavea. De pronaos was kleiner dan ¼ van het podium.
►
Het geheel was opgetrokken uit baksteen en cement afgewerkt met marmer.
▬
De pronaos telde zes zuilen aan de voorkant. Helemaal rondom de tempel stond een rij met losstaande zuilen en halfpilaren. De zuilen waren heek klassiek verantwoord opgetrokken in de Griekse orde; Dorisch, Ionisch en Korintisch.
▲
Het dak was het dak van het theater en van steen en cement.
◘
De versieringen waren aangebracht in marmer en steen.
Afbeelding 9 en 10. Plattegronden tempel Venus Victrix.
63
De tempel van Venus Genetrix, Gebouwd in de eerste eeuw BCE in de Korintische stijl. ■
Het podium stond op een terras, met aan drie kanten toegang in de vorm van trappen. De pronaos was ongeveer een derde van het podium. De naos bestond uit één cella.
►
Het bouwmateriaal bestond uit speciale travertijn blokken en cement afgewerkt met Carrara marmer.
▬
De zuilen rij telde acht zuilen voor en acht zuilen aan de zijkant. De zuilen stonden redelijk dicht op elkaar en waren van de Korinthische orde.
▲
Het dak was van travertijn steen, cement en marmer.
◘
Ook de entablature en de muren van de cella waren van het Carrara marmer en speciale travertijn steenblokken gebouwd. Binnenin de cella was een rij Korintische zuilen aan.
Afbeelding 11 en 12. De plattegrond en vooraangezicht van de tempel Venus Genetrix.
64
Tempel van Mars Ultor Gebouwd in de eerste eeuw. Korintisch met fantasie elementen. ■
Het podium was zesendertig meter breed en vijftig meter diep. Zeventien trappen leiden naar het podium. Een derde van het podium vormde de pronaos. De naos bestond uit één cella. De cella vervolgens was bijzonder gedecoreerd met een fantasievol decoratieschema. De twee rijen zuilen aan de zijkant in de cella kenden dezelfde klassiek Korinthische stijl als de zuilen buiten echter de hoekzuilen hadden in plaats van acanthus bladeren het hoofd en de voorpoten van Pegasus in het kapiteel. De toria van de zuilen waren een speelse opbouw met twee scotias met een touwvormig reliëf ertussen.
►
De tempel was opgebouwd uit tufsteen gecombineerd met cement en afgewerkt met Carrara marmer.
▬
De zuilen stonden redelijk dicht op elkaar opgesteld (pychnostyle). De zuilen waren zo’n achttien meter hoog in ratio 1 tot 10 qua breedte afstand. De acht zuilen waren aan de zijkant in een dubbele rij, gelijk aan de cella muur, opgesteld.
▲
Het dak was van travertijn steen, cement en marmer.
◘
De bekende Korinthische acanthus bladeren die het kapiteel sierden waren slanker van vorm, veel-lobiger qua bladeren welke uitliepen in een korte krul bovenaan. Deze synthese van Griekse en Romeinse fantasie stijlelementen was ook duidelijk te zien aan de entablature. Alhoewel deze klassiek Grieks qua indeling was; architraaf, fries en cornice, bleek vooral de cornice weer in diezelfde mengeling van klassiek Grieks/Romeins fantasie gebouwd. De cornice bestond uit klassiek Grieks gekrulde dak steunen met daartussen Romeins georiënteerde gootklossen met een roos motief.
Afbeelding 13 en 14. Plattegrond en vooraangezicht tempel Mars Ultor.
65
Afbeelding 15. Kapiteel een entablature tempel van Mars Ultor.
De tempel van Apollo Gebouwd in de eerste eeuw. Korintisch met fantasie elementen. ■
De tempel bestond uit een podium van drieëntwintig meter breed.
►
De tempel was opgebouwd uit tufsteen gecombineerd met cement en afgewerkt met Carrara marmer.
▬
De zes zuilen van wel veertien meter hoog eveneens in de Korinthische stijl met fantasie-elementen waren opgetrokken. Ook hier was hoofdzakelijk marmer uit Carrara gebruikt.
▲
Het dak was van travertijn steen, cement en marmer.
◘
De bouwstijl was Korinthische stijl gecombineerd met fantasie elementen.
66
Appendix B Overzicht A: Vergelijk in tempelbouw in Rome vanaf de zesde eeuw tot en met de eerste eeuw, met name de Griekse invloed in bouwstijl-elementen.
Tempels
Jupiter
Portunus
Venus Genetrix
Mars Ultor
gewijd aan:
Capitolinus
Gebouw in:
6e – 5e BCE
2e BCE
1e BCE
1e
Bouwmateriaal
Tusteen basis
Tufsteen,
Travertijn, cement
Cement, tufsteen en
met hout en
travertijn en
en Carrara marmer Carrara marmer
terracotta
kalkpleister
gecombineerd met marmer uit Afrika
Algemene stijl
Etruskisch-
Ionisch
Korinthisch
Romeins Podium
Korinthisch met fantasie elementen
53 x 63 m
11 x 20 m,
23 x 33 m
36 x 50 m
Pilaren
11.30 m (voor
8,20 m
+15 m
17,76 m
afmeting
die tijd erg
Etruskisch-
Ionisch,
Korinthisch,
Korinthisch met
Romeins,
travertijn
kapitelen van
fantasie acanthus
origineel van
bepleisterd
Carrara marmer
bladeren, Carrara
hout later van
met kalk
afmeting
hoog) Pilaren stijl
marmer
steen Dak
Hout met
Tufsteen
terracotta
Travertijn en
Cement, steen en
marmer
marmer
dakpannen Kroonlijst
Terracotta
Travertijn
Marmer
Marmer
Fries
Terracotta
Pleisterlaag
Marmer
Marmer
67
Appendix C
1 fronton 2 acredotium 3 sima of cimaas/ schuine gootlijst 4 geison/ horizontale kroonlijst 6 tandlijst 7 fries met doorlopend beeldhouwwerk 13 architraaf in de hoogte verdeeld in 3 dokoi of horizontale balken 14 kapiteel (met 20 en 22) 17 zuilschacht 18 cannelure 19 stylobaat 20 voluut 22 “mandje" (met gestileerde acanthusbladeren) 23 zuilbasement (met 24) 24 torus (bolle sierring) of scotia (holle sierring)
68
Geraadpleegd materiaal Beard, e.a., Religions of Rome (Cambridge 2008).
Beard, M., The Roman Triumph (Harvard 2007).
Bowersock, G.W., Augustus and the Greek World (Oxford 1965).
Bowersock, G.W., Hellenism in late antiquity (Cambridge 1990).
Cooley, A.E., Res Gestae Divi Augusti (Cambridge 2009).
Edwards, C., The Politics of Immorality in Ancient Rome (Cambridge 1993).
Favro, D., The Urban Image of Augustan Rome (Cambridge 1996). Galinsky, K., Augustan Culture (Princeton 1996). Hales, S., The Roman House and Social Identity (Cambridge 2003). Hekster, O., ‘Hercules, Omphale, and Octavian’s ‘Counter-Propaganda’, in BAbesch 79 (2004) 159-166. Hölscher, T., The Language of Images in Roman Art (Cambridge 2004). Hölscher, T., ‘Anfänge Römischer Repraesentationskunst’ in RM 85 (1978) 315-357. Isaac, B., The Invention of Racism in Classical Antiquity (Princeton 2004). Lawton, C.L., Attic Document Reliëfs: Art and Politics in Ancient Athens (Oxford 1995). Levick, B., Augustus, Image and Substance (Harlow 2010). North, J.A., Roman Religion (Oxford 2006).
69
Orlin, E., ‘Octavian and Egyptian Cults: Redrawing the Boundaries of Romanness’, American Journal of Philology, Volume 129 nr. 2 (2008), 231-253; Raaflaub, K.A. and Toher, M. (eds), Between Republic and Empire (Berkeley 1993). Rives, J. and Graves, R. (trl.), Suetonius, The Twelve Caesars (Londen etc. 2007). Roth, L.M., Understanding Architecture (Philadelphia 2007). Santangelo, F., Sulla, Between the Elites and the Empire (Leiden 2007). Stamper, J.W., The Architecture of Roman Temples: The Republic to the Middle Empire (Cambridge 2005). Swain, S., Hellenism and Empire : language, classicism, and power in the Greek world, AD 50-250 (Oxford 1996). Taylor, R., The moral mirror of Roman art (Cambridge 2008).
Taylor, R., Roman builders : a study in architectural process (Cambridge 2003).
Turcan, R., The Gods of Ancient Rome (New York 2000).
Versnel, H.S., Triumphus (Leiden 1970).
Wallace-Hadrill, A., Rome’s Cultural Revolution (Cambridge 2008).
Wallace-Hadrill, A. ‘To be Roman, Go Greek, thoughts on Hellenization at Rome Institute of Classical Studies: Modus Operandi (1998), 79-91.
Weinstock, S., Divus Julius (Oxford 1971).
Wilson Jones, M., The principles of Roman Architecture (Londen 2009).
Zanker, P., The Power of Images in the Age of August (Ann Arbor 1998).
70
Primaire bronnen http://www.forumromanum.org/literature/authors_a.html
Inscripties Corpus Inscriptionum Latinarum: http://www.epigraphische-datenbank-heidelberg.de
Afbeeldingen Afbeelding voorblad: reconstructietekening van de tempel van Mars Ultor; http://www.lateinpagina.de/iexplorer/august.htm
Afbeelding voorblad; http://www.latein-pagina.de Afbeelding 1; http://nl.wikipedia.org/wiki/Bestand:Aedes_Martis_Ultoris.jpg Afbeelding 2; Paul Zanker, The power van Images in the age of August (Ann Arbor 1983), 249. Afbeelding 3; Barbara Levick, Augustus, Image and Substance (Harlow 2010), 215.
71