REMKO RKL 220 / RKL 240 Mobiele airconditioners
Bediening Techniek Onderdelen
Uitgave NL – P02
REMKO – alles beresterk.
Bedieningshandleiding Lees deze handleiding zorgvuldig door voordat u het apparaat in bedrijf stelt / gebruikt! Bij oneigenlijk gebruik, plaatsing of onderhoud etc. of het eigenhandig veranderen van de door de fabrikant geleverde apparatenuitvoering vervalt iedere garantie. Wijzigingen voorbehouden!
Mobiele airconditioners REMKO RKL 220 REMKO RKL 240
Inhoud
bladzijde
Inhoud
bladzijde
Veiligheidsvoorschriften
4
Milieu en recycling
10
Beschrijving van het apparaat
5
Opheffen van storingen
10
Bediening
6
Technische gegevens
11
Functiekeuze
7
Schakelschema
11
Voor de inbedrijfstelling
8
Onderdelen
12
Condenswaterbak
9
Onderdelenlijst
13
Buitenbedrijfstelling
9
Muurdoorvoer
14
Filterreiniging
9
Service en garantie
14
Verzorging en onderhoud
9
G
Bewaar deze instructies altijd binnen handbereik of in de buurt van het apparaat!
G 3
Veiligheidsvoorschriften Maak de condenswaterbak leeg voordat u het apparaat verplaatst!
REMKO mobiele airconditioners zijn geproduceerd volgens de nieuwste stand van de techniek op het moment van aflevering. Omvangrijke materiaal-, functie– en kwaliteitscontroles garanderen een hoog rendement en een lange levensduur van de apparaten.
230V 10A
Niettemin kunnen er gevaren van de apparaten uitgaan als deze door ondeskundig personeel onvakkundig of onheus worden gebruikt!
Trek niet aan het kabel of knik hem te zeer af! Beschadigingen van het kabel zijn anders niet uit te sluiten.
Zorg dat het apparaat op voldoende afstand van ontvlambare voorwerpen wordt geplaatst!
min. 50 cm
Sluit het apparaat alleen aan op een geaard stopcontact met automatische stroomonderbreking! 230 V / 50 Hz, zekering 10 A.
Zet het apparaat niet direkt in de buurt van gordijnen enz.! Laat een veiligheidsafstand van 50 cm vrij!
5 MIN.
Transporteer het apparaat niet als het in gebruik is. Wacht na ieder transport 5 min voordat u het apparaat weer in bedrijf stelt! Er kunnen anders beschadigingen aan de compressor ontstaan. Schakel het apparaat alleen met de AAN/UIT-toets uit.
Zorg dat de luchtaanzuig– en de uitblaasopeningen altijd vrij zijn van andere voorwerpen!
Schakel het apparaat niet uit door de stekker uit het stopcontact te trekken!
Trek het kabel altijd bij de stekker uit het stopcontact en niet door aan het kabel te trekken!
Zorg dat het apparaat stabiel op een vlakke ondergrond staat! Gebruik het apparaat alleen als het rechtop staat!
De flexibele luchtafvoerslang moet altijd stijgend in luchtrichting geleid worden. Zorg dat er geen kronkels in zitten.
Leg het apparaat niet op een zijkant!
Steek geen voorwerpen in de luchtaanzuig– en uitblaasopeningen!
Zet geen zware of warme voorwerpen op het apparaat.
4
◊
Gebruik het apparaat niet in ruimten met ontploffingsgevaar!
◊
Gebruik het apparaat niet in de buurt van olie-, zwavelen zouthoudende dampen!
◊
Stel het apparaat niet bloot aan een direkte waterstraal! Hogedrukreiniger enz.
◊
Bescherm alle elektrische snoeren van het apparaat tegen beschadiging, bijv. door dieren!
◊
Kies de verlengsnoeren afhankelijk van het aangesloten vermogen van het apparaat, de kabellengte en het gebruiksdoel!
Beschrijving van het apparaat
Hoe wordt de binnenlucht gekoeld?
Het apparaat wordt met elektrische energie gevoed en is ontwikkeld voor een universeel, volautomatisch en probleemloos gebruik. Door de kompakte afmetingen kan het apparaat makkelijk getransporteerd en bijna overal geplaatst worden. Het apparaat werkt volgens het compressieprincipe. Het is voorzien van een luchtdichte koelinrichting, een geluid– en onderhoudsarme radiaal ventilator en een voedingskabel met stekker. De volautomatische besturing, de ingebouwde thermostaat, de ventilator met drie snelheden en de condenswaterbak met ge?ntegreerde overloopbeveiliging garanderen een storingsvrije werking. Het apparaat voldoet aan de fundamentele veiligheids– en gezondheidseisen van de desbetreffende EUbepalingen. Het is makkelijk te bedienen en bedrijfsveilig.
In een hermetisch gesloten kringloop bevindt zich een speciaal medium, het zogenoemde koudemiddel. Het koudemiddel dient om de overtollige warmte uit de te koelen ruimte te transporteren. In het begin van de kringloop wordt het gasvormige koudemiddel door de compressor 2 (verdichter) aangezogen, gecomprimeerd een daardoor erg verhit. Het verhitte koudemiddel komt op zijn kringloop in een wisselaar, de condensator 3. In de condensator wordt de koelmiddelstoom met behulp van de binnenlucht zover afgekoeld dat hij condenseert. De warmte wordt met behulp van een ventilator 5 afgegeven aan de buitenlucht. Via een inspuitsproeier, de smoorklep 4, wordt het onder druk staande koudemiddel ontspannen en komt in een volgende wisselaar, de verdamper 1. In de verdamper vindt de eigenlijke koeling plaats. Het vloeibare koudemiddel verdampt, de hiervoor benodigde warmte wordt aan de binnenlucht onttrokken die de ventilator 6 over de verdamper leidt. De afgekoelde lucht wordt weer naar de ruimte gevoerd, voor het koudemiddel begint de kringloop weer van voren af aan. Door deze cyclische kringloop wordt de kamertemperatuur continu verlaagd.
Onderdelen
Omdat de koelkringloop gesloten is gaat er geen koudemiddel verloren, er vindt ook geen verbruik plaats. Bedieningspaneel
Regelhendel
Schematische afbeelding van de werkwijze Handgreep koele lucht
warme lucht
Uitblaaslamellen
Binnenlucht
Binnenlucht 2
6
5 3
1
Condenswaterbak
4
Transportwielen 7
8
Werkwijze Een airconditioner werkt in feite als een koelkast. In een koelkast wordt warmte onttrokken aan de in de binnenruimte bewaarde levensmiddelen. Deze warmte wordt via een warmtewisselaar aan de achterkant van de koelkast, afgegeven aan de omgevingslucht. De airconditioner koelt de kamerlucht door hieraan warmte te onttrekken. De opgenomen warmte wordt aan de buitenlucht afgegeven, de gekoelde lucht wordt weer terug naar de ruimte gevoerd waar het apparaat geplaatst is.
Condenswater Tijdens het koelproces wordt de aangezogen kamerlucht tot beneden het dauwpunt afgekoeld en de hierin opgenomen waterdamp slaat als condens neer op de verdamper. Het gecondenseerde water druppelt in de condensaatopvang 7 en van daar uit in de condenswaterbak 8. De condenswaterbak moet van tijd tot tijd worden geleegd.
5
Bediening
3
Display Normaal gesproken wordt op het display de ingestelde temperatuur aangegeven. Wordt de thermostaattoets of de TIMER-toets gedrukt, dan laat het display gedurende vijf seconden de betreffende instellingen zien.
4
"THERMO CONTROL" toetsen (thermostaat)
Als de airconditioner is ge?nstalleerd, onder inachtneming van de hoofdstukken „Veiligheidsvoorschriften“ en „Voor de inbedrijfstelling“, kunt u het apparaat aansluiten.
G
De goede functie is alleen bij een ruimtetemperatuur tussen 20 - 35 °C gegarandeerd.
Nadat de voedingsspanning is aangesloten en u het apparaat manueel heeft aangezet, is de temperatuur automatisch op 25°C ingesteld. Middels de pijl-tjestoetsen 4 kunt u de gewenste temperatuur met telkens 1°C verhogen of verlagen (20-30°C):
Bedieningspaneel
12
linker pijltjestoets = hogere temperatuur, rechter pijltjestoets = lagere temperatuur.
1
De instelling is op het display te zien 3. 5
"TIMER" toetsen (tijdklok)
De tijdklok biedt twee functies: 1. Automatisch starten Het apparaat dient hierbij uitgeschakeld te zijn. Gebruik de toets "SET" om het aantal uren in te stellen waarna het apparaat dient te starten. Iedere druk op de toets verhoogt het aantal met een uur. Op het display 3 wordt de tijdsduur aangegeven, waarna het apparaat automatisch zal starten. Er kan een inschakelvertraging van maximaal 24 uur worden ingesteld. De activering wordt door de LED "TIMING ON" 9 aangegeven. Na de activering van de timer kunt u de gewenste functie en de gewenste temperatuur instellen zoals hiervoor beschreven.
2
11
8 4
23
3
2. Automatisch stoppen Bij het ingeschakelde apparaat wordt middels de toets "SET" het aantal uren ingesteld, waarna het apparaat automatisch dient te stoppen. Iedere druk op de toets verhoogt het aantal met een uur. Op het display 3 wordt de werkingstijd aangegeven. Er kan een uitschakelvertraging van maximaal 24 uur worden ingesteld. De activering wordt door de LED "TIMING OFF" 10 aangegeven.
5 10
9
6 7
1
"Aan / Uit" toets
2
"MODE" toets (functiekeuze en ventilatorsnelheid)
U kunt uit 5 opties kiezen. Op het display 11 wordt de gekozen functie aangegeven. De volgorde is: AUTOžHIžMEDžLOžFAN AUTO HI MED LO FAN 6
Koelen, automatische ventilatorsnelheid, afhankelijk van de kamertemperatuur. Koelen, hoge ventilatorsnelheid. Koelen, middelste ventilatorsnelheid. Koelen, laagste ventilatorsnelheid. Ventileren, geen koelen.
G
Opmerkingen betreffende de tijdklok: Wordt de toets "Aan / Uit" gedrukt als een uitschakelvertraging is geprogrammeerd, dan wordt deze programmering gewist en het apparaat Wilt u de tijdklok uitzetten of de programmering schakelt zich uit. veranderen, druk dan de toets "RESET". Wordt de toets "TIMER" gedrukt terwijl de tijdklok geactiveerd is, verschijnt op het display de resttijd. Door iedere druk op de toets "TIMER" wordt de resttijd met een uur verhoogd.
6 "AUTO SWING" toets Het drukken van deze toets activeert de automatische beweging van de verticale lamellen aan de luchtuitblaas. Door het opnieuw drukken van deze toets wordt deze beweging gestopt.
Indien geen "AUTO SWING" wordt gewenst, dan kan door het herhaalde korte drukken op de toets "AUTO SWING" de verticale uitblaasrichting worden ingesteld.
G
Verander de stand van de verticale uitblaaslamellen nooit met de hand!
7
LED "FULL-TANK" (Condenswaterbak is vol) De LED‘s "FULL TANK" en "MODE" gaan branden en een alarmsignaal gaat af, als de condenswaterbak vol is. De compressor schakelt automatisch uit. Nadat de condenswaterbak (bevindt zich aan de rechter kant van het apparaat) geleegd en weer teruggeplaatst is, begint het apparaat weer automatisch te werken.
8
LED "COMP. ON" (compressor loopt) Tussen twee aanlopen van de compressor ligt een veiligheidsstop van minstens 3 minuten. Gedurende deze tijd brandt de LED "COMP ON".
9
LED "TIMING ON" Als deze LED brandt schakelt het apparaat na een geprogrammeerde tijd automatisch in.
10 LED "TIMING OFF" Als deze LED brandt schakelt het apparaat na een geprogrammeerde tijd automatisch uit. 11 LED bedrijfstype en ventilatorsnelheid Deze LED geeft het ingestelde bedrijfstype en de ingestelde ventilatorsnelheid aan. 12 "REMOTE-SENSOR" (sensor afstandsbediening) Via de sensor "REMOTE SENSOR" ontvangt het apparaat de door de infrarood afstandsbediening uitgezonden signalen (accessoire bij RKL 220). Infrarood afstandsbediening
6
1. Schakel het apparaat aan met de toets "Aan / Uit". 2. Stel met de pijltjestoetsen de gewenste temperatuur in. 3. Kies met de toets "MODE" de gewenste ventilatorsnelheid. AUTO, HI, MED oder LO. Ventileren (recirculatie) 1. Schakel het apparaat aan met de toets "Aan / Uit". 2. Kies met de toets "MODE" de functie FAN. Bij uitsluitend recirculatiebedrijf hoeft u de luchtafvoerslang niet te monteren. Ontvochten 1. Plaats het apparaat in de te ontvochten ruimte. 2. Leid de luchtafvoerslang niet naar buiten. De warme lucht blijft in de kamer, hierdoor wordt de wateropname van de lucht verhoogd. 3. Schakel het apparaat aan met de toets "Aan / Uit". 4. Stel met de pijltjestoetsen de laagste temperatuur in (20°C). 5. Kies met de toets "MODE" de laagste ventilatorsnelheid LO.
POWER on / off
1
THERMO CONTROL
4
Het apparaat is voorzien van verticale en horizontale lamellen. De stand van de lamellen kunt u aan de gegeven omstandigheden aanpassen. Instellen van de verticale uitblaaslamellen: 1. Druk de toets "AUTO SWING". De verticale lamellen bewegen langzaam met de automatische luchtverdeling heen en weer. 2. Druk opnieuw de toets "AUTO SWING", om een vaste uitblaasrichting in te stellen. De uitblaaslamellen blijven in de laatste positie staan.
MODE set
5
Koelen
Instellen van de uitblaasrichtIng
Alle instellingen kunnen ook via een infrarood afstandsbediening gekozen worden (accessoire bij RKL 220). De functies van de toetsen (zie afbeelding onder) zijn in het kapitel „Bedieningspaneel“ beschreven. Het bereik van de afstandsbediening is ca. 5 meter. Voeding: twee 1,5 V batterijen AAA (worden meegeleverd bij de afstandsbediening)
2
Functiekeuze
TIMER reset AUTO SWING
Verander de stand van de verticale uitblaaslamellen nooit met de hand!
Instellen van de horizontale uitblaaslamellen: 1. Verander de stand van de horizontale lamellen handmatig met behulp van de beiden regelhendels tussen de verticale uitblaaslamellen.
7
Voor de inbedrijfstelling
Houd ramen en deuren gesloten als het apparaat aanstaat.
Alle apparaten worden aan een permanente kwaliteitscontrole onderworpen en voor de verzending zorgvuldig verpakt. Niettemin wordt u verzocht voor de installatie de goede staat van het apparaat te controleren. Noteer eventuele beschadigingen op het volgbriefje en informeer de transporteur en uw contractant. Op latere reclamaties kan geen garantie wordengegeven .
5 MIN.
Afvoeren van de warme lucht Bij het koelen produceert het apparaat warme lucht. Voor het koeleffect is het noodzakelijk dat deze warme lucht uit de te koelen ruimte wordt afgevoerd.
Zet het apparaat na het uitpakken op zijn transportwielen en laat het apparaat minstens 5 minuten rechtop staan voordat u het inschakelt.
Steek de luchtafvoerslang voor de uitblaasopening aan de achterkant van het apparaat. Schuif hiervoor het verbindingsstuk van boven in de geleidesleuven tot aan de aanslag.
Plaats het apparaat stabiel op een vlakke en vaste ondergrond. Bij oneffenheden van de vloer kunnen vibraties en storende geluiden optreden.
Steek de stekker in het stopcontact. Verzeker u vooraf ervan dat de vereiste spanning en beveiliging aanwezig is! 230 V/1Ph, 50 Hz 10 A Raadpleeg absoluut een elektrotechnicus als u eventueel een verlengkabel wilt gebruiken!
Leg de meegeleverde flexibele luchtafvoerslang zo dat er geen knikken of kronkels in zitten, om een effectief bedrijf van het apparaat te garanderen.
G
Het verlengen van de luchtafvoerslang(> 400 mm) is niet geoorloofd!
Andere mogelijkheden voor de luchtafvoer
G
In ieder geval dient de afvoerslang stijgend in luchtrichting te worden geleid!
Met een plat mondstuk. Controleer of de condenswaterbak goed is ingezet. Het apparaat start niet als de bak niet of niet juist is geplaatst. In dit geval brandt na het inschakelen de rode LED "FULL TANK" en er gaat een alarmsignaal af. Controleer of de luchtinlaatfilter is ingezet. Gebruik het apparaat nooit zonder luchtinlaatfilter. Zonder filter vervuilen de lamellen van de warmtewisselaar en het vermogen van het apparaat neemt af. Adviezen voor een optimale werking. Vermijd direkte zoninstraling door ook gordijnen en rolluiken dicht te houden.
8
Het meegeleverde mondstuk kan op verschillende manieren worden ge?nstalleerd. U kunt het mondstuk door het geopende raam leiden en met behulp van klitteband en zuignap bevestigen. U kunt het mondstuk echter ook in het gekantelde raam hangen. Met een vast aangesloten luchtafvoerslang (muurdoorvoer). De meegeleverde slang wordt vast met een muurdoorvoer verbonden. Het doorvoerset is als accessoire verkrijgbaar. Als de luchtafvoer over een vast aangesloten afvoerslang wordt geleid, kan er eventueel een onderdruk ontstaan in de ruimte waarin het apparaat staat. Mocht hierdoor het vermogen van het apparaat afnemen, dient voor een drukcompensatie te worden gezorgd.
Condenswaterbak
8. Zet de condenswaterbak weer op de juiste plaats terug.
Van tijd tot tijd moet de ingebouwde condenswaterbak worden geleegd . FULL TANK
9. Maak de luchtinlaatfilter en de behuizing schoon. 10. Let op de aanwijzingen voor het schoonmaken en onderhoud van het apparaat.
Als de condenswaterbak vol is gaat een alarmsignaal af en de LED "FULL TANK" knippert. Het apparaat schakelt automatisch uit.
11. Bewaar het apparaat altijd in een rechtop-positie op een tegen direkte zoninstraling beschutte, droge en strofvrije plaats.
1. Wacht enkele minuten voordat u de condenswaterbak uit het apparaat haalt. Er druppelt meestal nog wat water na.
12. Bescherm het apparaat eventueel met een kunststofhoes.
2. Neem de condenswaterbak voorzichtig uit het apparaat. 3. Giet het condensaat weg. 4. Reinig de bak met een zachte en schone doek.
Buitenbedrijfstelling 1. Schakel het apparaat uit met de "AAN / UIT" toets. 2. Haal de stekker pas uit het stopcontact nadat u de toets "Aan / Uit" gedrukt heeft. U voorkomt zo beschadiging van de electronica. Bij langer niet-gebruik: 1. Laat het apparaat ca. 2 uur in de ventilatorstand (FAN) lopen om de oppervlakte van de lamellen van de verdamper te drogen. Hierdoor voorkomt u onaangename geurtjes als u het apparaat weer opnieuw in gebruik neemt. 2. Schakel het apparaat uit met de "Aan / Uit“ toets.
Filterreiniging Het apparaat is voorzien van een luchtfilter. Deze kunt u aan de linker kant naar beneden klappen en uit het apparaat nemen. 1. Neem de filter uit het apparaat. 2. Reinig de filter van stof. U kunt hiervoor een stofzuiger gebruiken. 3. Maak de filter bij sterke vervuilingen voorzichtig met lauwwarm water schoon. 4. Laat de filter aan de lucht drogen. 5. Plaats de filter terug in het apparaat. 6. Let op dat de filter droog en niet beschadigd is. 7. Gebruik het apparaat nooit zonder filter. De verdamper vervuilt anders en het vermogen van het apparaat neemt af.
Verzorging en onderhoud Zet het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u met schoonmaak– of onderhouds-werkzaamheden begint.
3. Trek de voedingskabel bij de stekker uit het stopcontact en bevestig hem met de kabelhouder.
G
4. Let erop dat de kabel niet te zeer wordt gebogen of afgeknikt.
Reinigen van de kunststof behuizing:
5. Leeg de condenswaterbak. 6. Laat het restwater weglopen via de slang links in de opening voor de condenswaterbak. 7. Vergeet niet de stop weer op het uiteinde van de slang te plaatsen. Er bestaat anders gevaar dat er bij een volgend gebruik water uit het apparaat wegloopt.
Gebruik voor het schoonmaken van de behuizing uitsluitend een schone, zachte, vochtige doek: Let u a.u.b. op de volgende aanwijzingen: ◊
Gebruik voor het schoonmaken van het apparaat nooit chemische reinigingsmiddelen of politoeren, deze kunnen het oppervlak aantasten.
◊
Let u erop dat geen vocht in het apparaat komt. Er mag in geen geval water of andere vloeistoffen in het apparaat gesproeid worden. Dit leidt tot beschadiging van de elektrische installatie. 9
Milieu en recycling Belangrijke informatie m.b.t. recycling! Werkzaamheden aan het koudemiddelcircuit mag alleen door vakkundigen worden uitgevoerd. Zodoende is gegarandeerd dat ook bij reparaties geen koudemiddel in het milieu terecht komt. Zowel voor het koudemiddel als ook voor de onderdelen gelden bijzondere bepalingen met betrekking tot de afvalverwijdering.
Het gebruikte koudemiddel is een zogenaamd veiligheidskoudemiddel. Dat betekent, dat bij beschadiging van het apparaat het vrijgekomen koudemiddel geen letsel van de ademhalingsorganen van mens en dier veroorzaakt.
G
Niettemin kan het contact met vloeibaar koudemiddel kan tot bevriezing van de huid leiden!
Opheffen van storingen Het apparaat werd met de modernste produktiemethoden vervaardigd en meerdere malen op een correct functioneren getest. Mochten desondanks storingen optreden, dan kunt u het apparaat aanhand van de onderstaande lijst controleren. Haal eerst de stekker uit het stopcontact voor u werkzaamheden aan het apparaat verricht Storing Het apparaat start niet of schakelt zelfstandig uit.
Het apparaat koelt niet of minder goed.
Mogelijke oorzaak
Controleren
Remedie
Stroomstoring.
Werkt alle andere elektrische apparatuur?
Spanning controleren, evt. wachten op het opnieuw starten.
Netzekering is defect. Hoofdschakelaar is uitgeschakeld.
Werken alle lichtstroomcircuits?
Netzekering vervangen. Hoofdschakelaar inschakelen.
Voedingsleiding is beschadigd.
Werkt alle andere elektrische apparatuur?
Reparatie door een gespecialiseerd bedrijf.
Na het inschakelen werd niet lang genoeg Zijn 3-5 minuten na het inschakelen gewacht. verstreken?
Start afwachten.
Bedrijfslimiet wordt onder– danwel overschreden.
Werkt de ventilator nog?
Op het bedrijfslimiet van 20 tot 35 °C letten.
Condenswaterbak zit niet op zijn juiste plaats.
Zit de condenswaterbak scheef in de Bak eruit nemen en opnieuw inzetten. baklade?
Condenswaterbak is vol.
De LED „TANK FULL“ brandt?
Bak leeg maken.
Luchtafvoerslang is afgeknikt, verlengd, Wordt het koelvermogen groter naar beneden geleid of de luchtafvoerweg wanneer u het apparaat zonder is verstopt. luchtafvoerslang of filter gebruikt?
Voor een vrije luchtafvoer zorgen.
Filter is vuil, aanzuig– en/of uitblaasopening is verstopt of geblokkeerd.
Is de filter vuil?
Filter reinigen.
Het apparaat staat te dicht tegen de muur of te dicht naast andere voorwerpen.
Is de minimale afstand van 50 cm rond het apparaat vrijgehouden?
Minimale afstand in acht nemen.
Ramen en deuren zijn geopend. Warmtelast is gestegen.
Hebben bouwkundige veranderingen Ramen en deuren sluiten / plaatsgevonden of is de toepassing warmtelast reduceren. veranderd?
Onderdruk in de ruimte waar het apparaat Wordt het koelvermogen groter als Zorgen voor drukcompensatie in de is geplaatst bij vaste aansluiting d.m.v. het apparaat zonder luchtafvoerruimte van plaatsing. wanddoorvoer. slang en zonder filter wordt gebruikt?
Er loopt condenswater uit het apparaat.
Functie „Koelen“ is niet ingesteld.
Is de functie „FAN“ ingesteld?
Functie instellen: AUTO, HI, MED of LO.
Het apparaat wordt d.m.v. de timer geschakeld.
Brandt de LED „TIMING ON“?
Aan / Uit toets opnieuw drukken.
Temperatuur is te hoog ingesteld.
Is de ingestelde temperatuur hoger dan de kamertemperatuur?
Temperatuur lager instellen.
Overspanning door onweer.
Zijn er in de laatste tijd blikseminslagen in de regio geweest?
Apparaat met de schakelaar 5 min van het stroomnet afsluiten en nieuw starten.
Het apparaat staat scheef.
Staat het apparaat loodrecht?
Rechtop plaatsen en op een stabiele stand letten.
Condenswaterbak is beschadigd.
Druppelt er water uit de bak?
Condenswaterbak vervangen.
Water loopt uit de slang van de restlediging. Is de stop geplaatst? Het apparaat werkt, Fout in het IC (netonderbreking met het geen verdere opnieuw inschakelen binnen ca. 5 seconden) signalering.
Werken de toetsen en de controlelampjes niet?
Slang weer goed afsluiten. Stekker uit het stopcontact nemen, 20 sec wachten en stekker opnieuw in het stopcontact steken.
Als u al deze functies heeft gecontroleerd en het apparaat nog steeds niet goed werkt, raadpleeg dan uw vak-handelaar. 10
Technische gegevens Type Koelcapaciteit1) Koudemiddel Hoeveelheid koudemiddel Bedrijfstemperatuur Elektrische aansluiting Opgenomen vermogen max. Nominale stroom max. Beveiliging (apparaat) Ontvochtingsvermogen max. Inhoud Condenswaterbak max. / uit Geluidsdrukniveau LpA 1m 2) Radius uitblaaslamellen Ventilatorsnelheden Ventilatievermogen max. Luchtafvoervermogen Luchtafvoerslang, lengte 3)/Ø Afmeting v.h. midden van het uitlaatrooster naar de grond Afmetingen hoogte / breedte / diepte Gewicht Art.-Nr.
m³/h m³/h mm
RKL 220 1900 R 407C 450 20 - 35 230/1~/50 700 3,0 10 1,0 3,6 / 3,2 54 / 56 / 58 70 3 320 400 1500/100
RKL 240 2200 R 407C 450 20 - 35 230/1~/50 710 3,1 10 1,2 3,6 / 3,2 54 / 56 / 58 70 3 350 430 1500/100
mm
425
425
mm kg
775 / 326 / 410 27,5 1613220
775 / 326 / 410 28,0 1613240
W g °C V/Ph/Hz W A A l/h l dB(A) °
1) Opgaven gelden voor een luchttoestand van 30 °C en 70% relatieve vochtigheid 2) Geluidsmeting DIN 45635 - 01 - KL3 3) Totale lengte, luchtafvoerslang niet te verlengen
Schakelschema CN7
PCB1 P002B CN6
P001B
CM
braun
SM
= Compressormotor
CN06 = Connector 2 naar besturingsprintplaat
CN02
CN07 = Connector 2 naar besturingsprintplaat PCB2 CN04
CX1
= Condensator voor de luchtafvoerventilator
CX2
= Condensator voor de circulatieventilator
CX3
= Condensator voor de compressor
F1
= Besturingszekering
FM1
= Uitlaatventilator
FM2
= Circulatieventilator
MS
= Microschakelaar van de condenswaterbak
OLP
= Overbelastingsbeveiliging van de compressor
MS grau
CN05 TH schwarz
FM1
CN01 FM rot
187
CX1
AC1 N
F1
CM 3,15 A
250
OLP rot
AC2 L
CM
PCB1 = Besturingsprintplaat (Bedieningspaneel)
FM2 CX3
CX2
PCB2 = Voedingsprintplaat TH
= Thermostaatsensor
SM
= Lamellenmotor
PE L1 N
Veranderingen van afmetingen en constructies, die de technische vooruitgang dienen, blijven ons voorbehouden.
11
Onderdelen 1 2
3
4
5 6
44 7 9
8
10 12 11
13
15
14 16
17 18 20 19
21
23
22
24
25
27
28
29
31
32
36
33 34 35
26
37
38 40 30
43
41 42
Veranderingen van afmetingen en constructies, die de technische vooruitgang dienen, blijven ons voorbehouden.
12
39
Onderdelenlijst Omschrijving
RKL 220 Art.-nr.
RKL 240 Art.-nr.
1 2
Ventilatormotor recirculatie Condensator 1,5 µF
1106001 1106002
1106001 1106002
3
Condensator 3,0 µF
1106003
1106003
4
Condensator 20,0 µF
1106048
1106048
5
Temperatuursensor
1106005
1106005
6
Afdekking, boven
1106006
1106006
7
Voedingsprintplaat
1106057
1106057
8
Afdekking, voren
1106008
1106008
9
Ventilatorhuis (bovenste deel)
1106009
1106009
10
Ventilatorwiel
1106010
1106010
11
Verdamper
1106011
1106045
12
Ventilatorhuis (onderste deel)
1106012
1106012
13
Condensaatopvang
1106014
1106014
14
Afvoerslang
1106013
1106013
15
Afdekking, midden
1106015
1106015
16
Ventilatormotor afzuiglucht
1106016
1106016
17
Ventilatorafdekking
1106017
1106017
18
Ventilatorwiel
1106018
1106046
19
Ventilatorhuis
1106019
1106019
20
Filterplaat
1106020
1106020
21
Filtervlies
1106021
1106021
22
Zijpaneel, links
1106022
1106022
23
Scheidingswand
1106023
1106023
24
Achterklep
1106024
1106024
25
Condensator
1106025
1106025
26
Label Bedieningspaneel
1106052
1106052
27
Front
1106053
1106053
28
Besturingsprintplaat
1106058
1106058
29
Lamellen, verticaal
1106029
1106029
30
Geleideplaat
1106042
1106042
31
Lamellen, horizontaal
1106030
1106030
32
Inbouwframe
1106055
1106055
33
Lamellenmotor
1106032
1106032
34
Bodem
1106033
1106033
35
Microschakelaar
1106034
1106034
36
Verzamelbak
1106026
1106026
37
Compressor
1106049
1106050
38
Zijpaneel, rechts
1106036
1106036
39
Vlotterklep
1106037
1106037
40
Scheidingswand
1106038
1106038
41
Bakgeleider
1106039
1106039
42
Condenswaterbak, kompl.
1106040
1106040
43
Transportwiel
1106041
1106041
44
Infrarood-afstandsbediening (serie bij RKL 240)
1613135
1613135
Voedingskabel met stekker (zonder afb.)
1106043
1106043
Luchtafvoerslang, kompl. (zonder afb.)
1106056
1106056
Wanddoorvoer (zonder afb.)
1613110
1613110
Afb.nr.
Bij bestelling van onderdelen a.u.b. behalve het art.-nr. ook het serienummer opgeven (zie typeplaatje)! Veranderingen van afmetingen en constructies, die de technische vooruitgang dienen, blijven ons voorbehouden.
13
Muurdoorvoer Terugslagklep Buitenrooster Afsluitdop
min. 425 mm
Schuifbuis
Installatieinstructies 1. Boor een gat in de buitenmuur (muurdikte max. 480 mm) met een doorsnede van minstens 125 mm. Let op dat er op de boorplek geen voedingsleidingen aanwezig zijn! 2. Plaats de schuifbuis zo in het muurgat dat de buitenste buis (100 mm doorsnede) zich aan de binnenkant van de muur bevindt. Om koudebruggen te voorkomen, dient u de schuifbuis met geschikt isolatiemateriaal te isoleren. 3. De schuifbuis moet zodanig in het muurgat ingemetseld worden dat hij aan beide kanten van de muur niet overstaat. 4. Bevestig het rooster met 4 schroeven aan de buitenkant van de muur. Monteer het rooster zo dat geen regenwater kan indringen. 5. De terugslagklep wordt binnen ingezet en eveneens met 4 schroeven bevestigd. Het opschrift "oben" op de terugslagklep moet van binnen te zien zijn! 6. Maak bij buitenbedrijfstelling van het apparaat, b.v. voor het begin van de wintertijd, de opening in de terugslagklep met de afsluitdop dicht, zodat geen luchtcirculatie kan plaatsvinden. 14
Service en garantie Het apparaat werd in de fabriek in een testopstelling meermalen op storingsvrij functioneren beproefd. Mochten desondanks storingen optreden, welke niet door de gebruiker, zoals omschreven in de hoofdstuk „Storingen opheffen” terug te voeren zijn, wendt u zich dan tot uw servicehandelaar.
G
Het op andere wijze gebruiken en/of bedienen dan in deze handleiding wordt aangegeven is niet toegestaan. In dat geval vervalt elke aansprakelijkheid en garantie.
Voorwaarde voor eventuele garantie-aanspraken is, dat de besteller of diens afnemer het bij elke REMKO verwarmingsapparaat gevoegde garantiebewijs binnen redelijke tijd na aankoop en/of ingebruik nemen volledig ingevuld aan zijn REMKO leverancier retour gezonden heeft.
REMKO GmbH & Co. KG Klimaat- en Warmtetechniek 32791 Lage · Im Seelenkamp 12 32777 Lage · Postbus 1827 Telefoon (0 52 32) 606 - 0 Telefax (0 52 32) 606260 Internet www.remko.de