C i obsif rijkswaterstaat
ministerie van verkeer en waterstaat info-blad van d e dienst binnenwateren/riza
tf^st
binnenwateren/riza postbus 17 8200 A A Lelystad telefoon: 03200-70411 overname van gedeelten is toegestaan. bronvermelding wordt op prijs gesteld.
DBW/RIZA
1
dienst binnenwateren /riza
Taken en organisatie van de Dienst Binnenwateren/Riza van de Rijkswaterstaat Algemeen De Rijkswaterstaat houdt zich bezig met taken die verband houden met: - de beveiliging van het land tegen het water; - de waterhuishouding in kwantitatieve en kwalitatieve zin; - de aanleg en het onderhoud van landwegen en oeververbindingen; - scheepvaartwegen en havens; - veilige en vlotte afwikkeling van het verkeer te water en op de weg. Rijkswaterstaat is organisatorisch onderverdeeld in een aantal beheersdirecties, technisch wetenschappelijke diensten en een tweetal bouwdiensten. Dit geheel staat onder leiding van de hoofddirectie.
Organisatieschema RWS
Direkteur Generaal
Direktie Bruggen
Direktie Groningen Diensl Getijdewateren Dienst Informal ieverwerking Direktie Overijssel
Verkeerskunde
Direktie Noord-Holland Direktie Zuid-Holland Direktie Zeeland Direktie Noord-Brabant Direktie Limburg Direktie Noordzee Direktie Benedenrivieren Direktie Zuiderzeewerken
Regionale direkties
Technisch wetenschappelijke diensten
Bouwdiensten
-i
De Dienst Binnenwateren/Riza DBW/RIZA is een van de technisch wetenschappelijke diensten van Rijkswaterstaat. In 1985 is deze Dienst ontstaan door een integratie van delen van de Directie Waterhuishouding en Waterbeweging, het Rijksinstituut voor Zuivering van Afvalwater en de Deltadienst. Deze reorganisatie werd ingegeven door de gedachte dat men beter het hoofd zou kunnen bieden aan de problemen indien een integrale benadering van het waterbeheer zou worden gekozen. Deze -
integrale benadering van het waterbeheer omvat aspecten als: watervoorziening; (grond)waterstanden; waterkwaliteit en de ecologie van het water; verzilting(sbestrijding); hydraulische randvoorwaarden voor de waterkeringen; scheepvaart; de samenstelling van bodems en oevers; de internationale aspecten van het waterbeheer.
Het geografische werkterrein van DBW/RIZA beperkt zich tot de binnenwateren (de min of meer zoete wateren). Voor Noordzee, Waddenzee, Eems-Dollard en het Deltaestuarium is de Dienst Getijdewateren in het leven geroepen.
Taken DBW/RIZA verleent technisch wetenschappelijke ondersteuning aan het beleid en het beheer van de oppervlaktewateren en het grondwater op het gebied van de: hydrologie, morfologie, hydrometrie, aquatische ecologie, biologie, chemie, toxicologie en milieutechniek. De Dienst verricht daartoe eigen onderzoek en draagt onderzoek op aan andere wetenschappelijke instituten. Verder bereidt de Dienst het overheidsbeleid voor ten aanzien van de lozingen van afvalwater, het bestuur over en het beheer van de binnenwateren en het grondwater en adviseert zij de Rijkswaterstaat bij het beheer van de grote zoete wateren.
Organisatie De Dienst bestaat uit vijf hoofd- en twee stafafdelingen. De hoofdafdeling Algemeen Onderzoek verricht onderzoek om de nodige kennis te verkrijgen en te vergroten om vraagstukken op te lossen die betrekking hebben op het waterbeheer. Binnen de hoofdafdeling houden afdelingen zich bezig met (de begeleiding van) het onderzoek naar fysische, chemische en biologische processen, die zich in het water en het grondwater afspelen. Bij de hoofdafdeling Watersystemen staat de adviestaak centraal. Het gaat hierbij om de voorbereiding van het overheidsbeleid voor de watersystemen en het grondwater, de advisering over het beheer van de (zoete) rijkswateren en de advisering over
Laboratorium onderzoek
Meetstation Rijn te Lobith
Biologisch veld-onderzoek de aanleg van werken (dijken, gemalen e.d.) in de rijkswateren. Het voor deze taak direct benodigde, veelal kortlopende onderzoek, wordt eveneens door of onder leiding van deze hoofdafdeling uitgevoerd. Een taak die DBW/RIZA voor het gehele land uitoefent, dus ook voor de zoute wateren, is het onderzoek naar en de advisering over de wijze waarop de oppervlaktewateren kunnen worden beschermd tegen emissies van verontreinigde stoffen. Deze taak van de Dienst is in 1970 in de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren (W.V.O.) vastgelegd. De hoofdafdeling Riza ondersteunt bij de ontwikkeling van het emissiebeleid, verricht onderzoek betreffende emissie, herkomst en beperking van verontreinigde stoffen en adviseert bij de verlening van vergunningen voor het lozen van afvalwater. Ook adviseert de hoofdafdeling over de s u b s i d i s i n g bij de bouw van zuiveringsinstallaties en de vaststelling van de hoogte van de op te leggen verontreinigingsheffing. De hoofdafdeling Informatie en Ontwikkeling draagt zorg voor de beschikbaarheid en de verwerking van gegevens en de ontwikkeling en uitvoering van het automatiseringsbeleid van de dienst. De hoofdafdeling beheert diverse laboratoria op chemisch, biologisch en fysisch gebied, alsmede permanente meetstations, onder meer in Lobith, Eijsden en Keizersveer. De hoofdafdeling Economie en Bedrijfszaken draagt zorg voor de financieel- en bedrijfseconomische ondersteuning voor materiele zaken, logistiek en documentatie.
Organisatieschema Dienst Binnenwateren/Riza HID
direktie sekretanaat
Algemeen Onderzoek
Watersystemen
seer.
Landelijke Zaken
Fysika
Riza
Voorbereiding Emissiebeleid
E c o n o m i e en bedrijfszaken
Informatiesystemen
Planning & Kostprijs zaken
Emissie Onderzoek
EmissieAdvisering
Biologie
Informatie en ontwikkeling
Handhaving
T C G B en CGB
wetensch. staf
personeelszaken
Interne Dienst
Heffingen & Controle
Tot Slot De hoofdvestiging van Daarnaast zijn er een IJmuiden. Bij de Dienst nale vestigingen en bij
DBW/RIZA bevindt zich in Lelystad. drietal nevenvestigingen, namelijk in Arnhem, Dordrecht en werken ongeveer 360 medewerkers waarvan ca. 90 in de regiode meetstations.
2e rijkskantoren gebouw Maerlant 4-6 Lelystad
C I. o& rijkswaterstaat
ministry of transport and public works
ftiJ
RiJKS mj ° WATERSTi A f s Z
DBW/RIZA
8
'institute for inland water management and waste water treatment'
Biomanipulation; perspectives for lake restoration
Eutrophication is one of the most severe water quality problems for inland waters in the Netherlands. Excessive nutrient loading caused algae blooms and deterioration of the aquatic communities. In recent decades aquatic plants have virtually disapperead from many places. Pike were once abundant here, living in clear waters with a dense vegetation. The lakes and ponds which are such a characteristic feature of the Dutch countryside are now turbid and green. The system has lost its equilibrium. Aquatic plants have given way to algae, the pike to larger numbers of bream. Natural variety has disappeared.
The problem of eutrophication can be solved by reducing the nutrient loading to the water. The most promising option is to reduce the emission of phosphates. This can be done by removing the phosphates in sewage treatment plants, promoting the use of non-phosphate detergents and using less fertilizer and manure in agriculture. All of these measures help to limit the growth of algae in the water. If this is the solution, why is the water in those areas where such measures have been taken still so green? The answer is simple: reduction of the phosphate load reduces the growth of algae, but does not lead directly to the restoration of equilibrium in the ecosystem. To understand why this is, let us take a look at the aquatic food chain.
c io 6s
midge larvae Food chains in shallow ponds. The input of nutrients (nitrogen (N) and phosphorus (P)) produces greater quantities of algae; more algae means fewer aquatic plants and pike, more bream, fewer zooplankton, greater disturbance of sediment, and therefore even more algae: in other words, a vicious circle is created.
Active biological management or biomanipulation practised in tandem with the existing policy on phosphates can reverse this process: fewer bream means more zooplankton, less disturbance of sediment and therefore clear water and more favourable conditions for aquatic plants and pike. A n excessive quantity of algae in Dutch inland waters is making them turbid. Light can no longer penetrate to the bottom and aquatic plants disappear. Pike, which depend on these plants for cover, disappear, too. Species of whitefish, particularly bream, profit from the absence of this major predator, and their numbers increase rapidly. Waters become infested with bream. The number of pikeperch, a predator which inhabits open waters, also increases, but not sufficiently to keep the explosion of the bream population in check. In this situation, the growth of individual bream is stunted, because the essential food supply on the bottom of their habitat is now insufficient. This, in turn, increases the pressure on the zooplankton population, and algae, which would normally be eaten by them, are able to grow almost unhindered. In their search for food, the bream disturb a large quantity of sediment: the water becomes turbid, nutrients are released from the bottom and aquatic plants are uprooted. But events don't have to take this sorry course: we can arrest the vicious circle and help the ecosystem to move in the right direction. This is the thinking behind the research programme begun in 1985 by the Institute for Inland Water Management and Waste Water Treatment in collaboration with the Organization for the Improvement of Inland Fisheries, the Limnological Institute and Utrecht Provincial Public Works Department. The research is still in full swing, yet the first year's work has already shown the spectacular way in which plant and animal life itself contributes to the recovery of the water. Intervention at a suitable point in the food chain can trigger the process of recovery in the ecosystem. The options include, in particular, management of the fish population (for example, depletion of the bream population and the release of certain predators),
3
l/ -
(9
Parts of Bleiswijkse Zoom; in the Galgje (left) the bream population has been depleted and pikeperch released; in the Eastern part, the Zeeltje (right), no such measures have been taken. and also measures to encourage the growth of aquatic plants. A sufficient reduction in phosphate levels remains an essential precondition, however: otherwise there can be no lasting improvement. In the fight against eutrophication we have to look beyond water control and management of the fish population. What we have here is an issue of general public interest: the struggle to make inland waters biologically healthy and ecologically sound. Although research into the subject will press ahead in the years to come, we can already say that biomanipulation is capable of influencing water systems as required. In some places we may decide to create clear water, rich in plant life and pike, while in others we may opt for more turbid water, densely populated with whitefish which nevertheless attain their full size. Targeted management of, say, aquatic plants, could create a suitable environment for recreational activities such as swimming and wind surfing. In short, the possibilities are many, But there is a need for consultation between the water control authorities and the fishing world: the requirements of all interested parties can be met to a greater degree than is now the case if they agree on what uses inland waters should be put to.
I
ministry of transport and public works Information sheet of the institute for inland water management and waste water, vate&trtreatment
RIJKSWATERSTAAT
EdlWnal Edwia' office: iMaerlant 6, p.o. box 17 lnl-8200 A A Lelystad, the netherlands I tel. (03200) 70411 I telex 40600 riza nl I Articles or parts of articles in this sheet | I may be reproduced provided the Isource is mentioned.
c io rijkswaterstaat
Dienst Binnenwateren RIZA Maerlant 4-6 8224 A C Postbus 17 8200 A A Lelystad
DBW/RIZA
9
"institute for inland water management and waste water treatment'
System analysis water management Among the activities of Rijkswaterstaat are the administration of the main water management infrastructure (fig. 1) as well as the development of a policy for water control in the Netherlands. The ultimate aim of these activities is an optimum control of the water systems. This implies weighing, in an integral way, the wishes of society regarding functions and functioning of water systems. "In an integral way" means here: — weighing the relevant interests of society, such as safety against flooding, watersupply, recreation, nature and environment; — harmonizing the policies of state, provinces, municipalities and water boards; — preventing the geographical division in systems from leading to inconcistencies in policy; the separate systems should, however, keep their own characters and differentiations:
\:.-\Highland! S3H Fresh water \
I Salt water
• ^ Sluice or lock Direction of water transport
HORTH
SEA
Storm surge barrier
Fig. 1 Major features of the watersystem in the Netherlands.
&
r v - "a
— last but not least, considering the different parts of a system as a whole (water, sediment, banks and air), in which physical, chemical and biological processes can be distinguished.
The aim of "system analysis water management" is to develop a set of models that can be used as an instrument to describe all of these relationships, if necessary in a simplified form. For this purpose it makes use of results of research into system parts that have been carried out in many places in the Netherlands and abroad. These instruments make it possible to employ the knowledge of the systems for the preparation of water management policies. If the system analysis is done succesfully, the following actions for preparing a policy are possible: — assesing (beforehand) intended or unintended influences on a system; — signalling future problems that arise from developments in society of water management; — designing variants of harmonized policies; — indicating the effects of policy variants; — detecting gaps in knowledge that hinder the preparation of policies.
Weir in the river Rhine near Driel.
The following approach was chosen for the system analysis: a. a distribution model is developed for the description of water movement; b. in connection with this, a model is worked out with which the flow, of substances as pollutants and salt can be described; c. for each relevant sector the relations with water management are drawn up and as far as possible laid down in models.
All these models are linked together (fig. 2). Some of the links are incorporated in the models; sometimes, however, the connection should be established by the analyst. A s a result of the model analyses it becomes clear what the repercussions will be for each of the sectors if the variant considered and implemented into the model became reality.
Fig. 2 PAWN system diagram.
The instruments described above are used in the phases of the P A W N * approach indicated in figure 3. The models are particularly employed during the following phases: a. the selection of measures to be taken (screening) b. the combination of measures into policy options (policy design) c. the determination of effects (impact assesment) The whole P A W N approach finally results in a number of policy options which, together with the related effects, can be introduced in the decision process. * P A W N = Policy Analysis Water Management
SCREENING OF ALTERNATIVES
Fig. 3 Stages ot policy analysis.
3
•
01065;
1
C
I o 6 T V
rijkswaterstaat
ministry of transport and public works Information sheet of the institute for inland water management and waste wa^fctreatment
10!
Editorial office: Maerlant 6, p.o. box 17 nl-8200 A A Lelystad, the netherlands tel. (03200) 70411 telex 40600 nza nl
Q
RIJK3WAFERSTAAT
Sizh
DBW/RIZA "institute for inland water management and waste water treatment'
RUKSWATERSTAAT Dienst Binnenwateren RIZA Maerlant 4-6 8224 A C Postbus 17 Rono A A Leiystad
Substances Introduction Substances play a central role in water quality policies. This applies not only to policies that have developed during the past decades in the Netherlands, but also to those that are implemented within the different international frameworks. A number of different categories of substances that are important in this respect, are described below. Oxygen-consuming substances The first category of substances to attract much attention in the course of time was the category of oxygen-consuming substances. This is a heterogeneous group of principally organic substances which have as a common characteristic that, during their decomposition in nature, oxygen is withdrawn from the environment. The reason why these substances attracted so much attention is that untreated discharges of waste water, as occured obviously everywhere in the past, led to a deterioration of water quality, which manifested itself in an oxygen deficiency in waters, offensive smells, dead fish etc. A s in the course of years the oxygen content increased (fig. 1) on account of sanitation measures such as the construction of sewage treatment plants, underlying problems that influenced water quality became more visible. Consequently, attention was directed to other substances as well.
1969
1975
1980
1985
1990
12,5 33,0
13,3 19,7
14,2 13,7
14,5 11,3
14,8 8,8
45,5 Total Removed in public treatment works 5,5
33,0
28,0
25,8
23,6
8,7
12,6
14,5
17,4
24,3
15,4
11.3
6,2
Domestic Industrial
Load of surface waters
40,0
Fig. 1. Discharges in millions of population equivalents Heavy metals A next category that became the focus of attention was that of anorganic micropollutants and especially heavy metals. A s is shown in fig. 2, this concern for heavy metals led to an important decrease in industrial discharges. This figure also shows that, consequently, the relative importance of diffuse discharges increases. Heavy metals also influence the quality of sediment and of sewage sludge.
INDUSTRY
Mercury Cadmium Chromium Copper Lead Nickel Zinc
N O N POINT S O U R C E S *
1975
1980
1985
1990
4,8 30,0 390,0 110,0 220,0 76,0 1250,0
0,6 18,0 107,0 48,0 107,0 47,0 604,0
0,3 18,0 85,0 22,0 24,0 26,0 144,0
0,3 5,0 31,0 17,0 20,0 21,0 88,0
Situation 1985 0,2 2,4 3,4 73,0 378,0 12,0 290,0
"Households, traffic, wet and dry fall-out Fig. 2. Discharges in tons/year Nutrients The category of nutrients principally consists of nitrogen (N) and phoshorus (P) compounds. Although their toxicity is relatively low, their nourishing nature may lead to what is called eutrophication of surface water, involving all the related negative consequences for water quality. Organic micro-pollutants A category of substances synthesized by man, which has more and more come into the limelight in recent years, is that of organic micro-pollutants (fig. 3). This includes a great number of substances such as pesticides, organochlorines etc. The number of substances in this group amounts to many tens of thousands. Typical of many subtances in this category is the combination of the following characteristics: they are present in low concentrations, they are difficult to determine analytically. Low concentrations already produce harmful effects and often very specific technologies have to be applied in order to combat their polluting effect. Next to their direct influence on water quality, the importance of many of these substances also lies in their influence on the quality of sediment and sewage sludge.
Monocyclic aromatic hydrocarbons Polycyclic aromatic hydrocarbons Phenols Oil Org. chloride
1975
1980
1985
1990
— — 420 5300 1000
600 5 370 3000 530
440 1,3 215 650 105
140 0,2 40 410 55
Fig. 3. Discharges in national waters in tons/year.
2
Dioxins and other by-products a special kind of organic micro-pollutant that recently attracted attention,concerns substances that are not produced intentionally as finished or half-finished products, but that are unwanted by-products resulting from other activities. A n example of substances in this category which has been studied closely by D.B.W./RIZA is chlorinated dibenzo p-dioxins (usually shortened to dioxins) and the kindred chlorinated dibenzo-furanes. A difference between the substances in this category and the other organic micro-pollutants is the extremely low concentration (fig.4) in which substances like dioxins occur. A characteristic of substances such as dioxins is, however, that they are extremely harmful to the environment.
Population equivalents Heavy metals Nutrients Organic micro's Dioxins / dibenzofuranes
100 1 0,1 0,1 1
— 1000 mg/liter — 10 mg/l 10 mg/l 100 ug/l — 100 ppt
Fig. 4. Levels of concentration.
Waste water treatment plant at Vlaardingen.
The relation between the Institute for Inland Water Management and Waste Water Treatment (D.B.W./RIZA) and these substances The order in which the substances are described above, more or less corresponds to the order in which they have attracted attention in the course of time As substances play such an important role in water management, D.B.W./RIZA has accumulated much knowledge of substances and their presence and distribution in the aquatic environment. The institute has also aquired much knowledge of methods for controlling the pollution of water, sewage sludge and sediment by means of process-tecnological measures in industries as well as application of purification methods.
3
(
I
C1065^
•
rijkswaterstaat
ministerie van verkeer en waterstaat Info-blad van d e Dienst Binnenwateren/RIZA C ^ K Binnenwateren/RIZA posTbus 17 8200 A A Lelystad Telefoon: 03200-70411
fa
RIJKS-
m
' ° WA TERSTAA r
DBW/RIZA
dienst binnenwateren / riza
z
I
11
Biologische bewaking van de waterkwaliteit De kwaliteit van het rivierwater dat via Rijn en Maas ons land binnenstroomt wordt voortdurend bewaakt. Biologische systemen met waterorganismen spelen hierbij een belangrijke rol. Een plotselinge verandering in de waterkwaliteit kan worden waargenomen aan de hand van het gedrag van vissen en watervlooien. Bio-alarmsystemen waarschuwen wanneer de concentraties van giftige stoffen plotseling toenemen. De beoordeling van effecten van verontreinigingen over langere periodes vindt plaats in onderzoek aan planten en dieren in hun natuurlijke omgeving. Hiervoor zijn proefopstellingen in de rivier geplaatst.
R I J K S W A T E R S TAAT Dienst Binnenwateren RtZA Maeriant 4-6 8224 AC 8200 AA Lelystad
.-11 Goudwindes bewaken de waterkwaliteit
Waarom biologisch bewaken? Biologische bewakingssystemen geven een indruk van de waterkwaliteit in zijn totaliteit. Ze vullen leemtes op in de bestaande, meest chemische kwaliteitsbewakingssystemen. De toepassing is echter alleen zinvol in combinatie met de bestaande waarnemingen. De kwaliteitsbewaking van het oppervlaktewater is lange tijd voornamelijk gebaseerd geweest op het continu meten van enkele algemene karakteristieken zoals zuurstofgehalte, zuurgraad, geleidbaarheid, en een beperkt aantal zware metalen en organische microverontreinigingen. Daarmee kunnen ontwikkelingen in de waterkwaliteit over langere periodes worden vastgesteld. Bij plotselinge ongewenste veranderingen calamiteiten- worden waterleidingbedrijven en andere belangrijke gebruikers stroomafwaarts gewaarschuwd. De genoemde meetmethoden geven echter nog geen volledig beeld van de waterkwaliteit: van de vele milieuschadelijke verbindingen kan slechts een gering aantal continu worden geanalyseerd. Stoffen, waarvan de concentraties beneden de detectiegrenzen van de huidige meetapparatuur liggen, kunnen evenmin worden aangetoond. Daarnaast geeft deze meetmethode geen informatie over de effekten op het milieu van de gezamenlijke inwerking van meerdere toxische stoffen tegelijk. Door aanvullend gebruik te maken van biologische meetmethoden kan een indruk verkregen worden van de waterkwaliteit als geheel. Waarschuwingssystemen met waterorganismen als vissen en watervlooien kunnen zo de bewakingsfunctie van de meetstations ondersteunen. Dit is vooral van belang voor de signalering van calamiteiten. Gegevens over effekten op langere termijn worden verkregen uit proefopstellingen, die in de rivier zijn geplaatst.
Visbewakingssysteem In het visbewakingssysteem bevinden zich vier vissen in een testruimte, waar rivierwater doorheen stroomt. Onder normale omstandigheden zullen vissen tegen de waterstroom in zwemmen. Tijdens korte periodes, waarin de waterstroom in de testruimte kunstmatig wordt versneld, wordt getest of de vissen nog dit normale zwemgedrag vertonen. Wanneer er een giftige stof in het rivierwater aanwezig is, worden de verzwakte vissen met de stroom meegevoerd of ze proberen te vluchten. Daarbij raken zij de drukgevoelige snaren achterin de testruimte. Wanneer dit te vaak gebeurt, volgt er een alarmmelding. In dat geval worden automatisch watermonsters genomen voor verdere chemische en toxicologische analyses.
Vissen zwemmen van nature tegen de waterstroom in. Als ze vluchten of verzwakt raken, dan wordt dit waargenomen door de drukgevoelige snaren achterin het doorstroomaquarium.
2
Visbewaking Lobith
1989
a l a r m februari
datum In februari 1989 was er een alarmmelding van het visbewakingssysteem te Lobith. In de watermonsters werden verhoogde concentraties trioxaan, pyreen, fluorantheen en norflurazon aangetoond.
Bewakingssystemen met watervlooien
•
Watervlooien zijn kleine, vrijzwemmende kreeftachtigen. Infrarood lichtbundels meten continu de zwemactiviteit van een twintigtal dieren in het rivierwater, Deze kan veranderen door de aanwezigheid van giftige stoffen. O p een plotselinge sterke toe- of afname van de zwemactiviteit volgt een alarmmelding.
In de testkamer wordt de zwemactivi teit van de watervlooien gevolgd
Biologische bewakingssystemen kunnen ook worden ingezet voor de controle van industriele lozingen. N a een melding wordt het afvalwater tijdelijk in een calamiteitenbekken opgeslagen tot de oorzaak is achterhaald.
3
i
Kunstmatig substraat Kleine waterdieren vinden gewoonlijk een woon- en schuilplaats tussen waterplanten langs de oevers, of tussen stenen en grind op de bodem van de rivier. Ook glazen knikkers vormen een geschikte vestigingsplaats voor waterorganismen die van nature in de rivier voorkomen. Met dit kunstmatig substraat krijgt men op een gestandaardiseerde manier inzicht in de effecten van de waterkwaliteit op de plaatselijke levensgemeenschap. De knikkers worden in korfjes in het water gehangen. N a verloop van tijd -vier tot zes weken- wordt beoordeeld welke soorten waterdieren zich op het substraat gevestigd hebben. Veranderingen in de aangetroffen soortenrijkdom geven een indruk van lange termijn ontwikkelingen in de waterkwaliteit. Ook kunnen directe effecten van calamiteiten worden waargenomen. Bij het beoordelen van deze biologische gegevens wordt rekening gehouden met variaties in soortenaantallen die het gevolg zijn van seizoenswisselingen of verschillende waterafvoeren van de rivier.
Aanvullende chemische analyses De biologische alarmsystemen signaleren afwijkingen in de kwaliteit ve geven echter geen informatie over de directe oorzaak daarvan. Cherr zijn noodzakelijk om aanwezige schadelijke stoffen te identificeren en bron te achterhalen.
4
C 1065<1
C
/o
11
rijkswaterstaat
ministerie van verkeer en waterstaat Info-blad van de Dienst Binnenwateren/RIZA
M 11
I
C ^ B t Binnenwateren/RIZA postbus 17 8200 A A Lelystad Telefoon: 03200-70411 Overname van gedeelten is toegestaan. Bronvermelding wordt op prijs gesteld
° WATEPSTAAf
\
DBW/RIZA
dienst binnenwateren / riza
12
A Q U A L A R M - Milieubewaking en alarmering Algemeen Het automatisch waterkwaliteitsmeetnet A Q U A L A R M geeft 24 uur per dag informatie over de waterkwaliteit van de grote rivieren in Nederland. Zeven permanente meetstations langs Rijn, Lek, Waal, Ussel en Maas vormen de ruggegraat van het systeem. O p deze stations wordt continu en volautomatisch de waterkwaliteit gemeten. De meetgegevens worden via vaste telefoonlijnen direkt doorgezonden naar de centrale A Q U A L A R M computer bij de Dienst Binnenwateren/RIZA in Lelystad. Via deze computer zijn de gegevens beschikbaar voor de gebruikers van AQUAL A R M ; de direkties van Rijkswaterstaat in de diverse provincies en drinkwatermaatschappijen.
Dienst Binnenwateren RIZA Maerlant 4-6 8224 A C
Postbus 17
Meetstation Lobith langs de Rijn
z
'
De Stations De 7 meetstations langs de langs de langs de langs de langs de
bevinden Maas Rijn Lek Waal Ussel
zich op de volgende plaatsen: in Eijsden, Stevensweert en Keizersveer in Lobith in Hagestein in Vuren in Kampen
De meetstations Lobith, Eijsden en Keizersveer zijn bemand.
Per meetstation is bepaald welke parameters (te meten stoffen en waarden) op die plaats, in die riviertak gemeten moeten worden. Dit hangt onder meer af van stroomafwaarts gelegen punten voor de drinkwateronttrekking en industrieen die rivierwater bij hun produktieprocessen gebruiken. Eijsden
Lobith
Keizersveer
Hagestein Kampen Vuren Stevensweert
ZUURSTOF
*
*
.
.
.
TEMPERATUUR
*
*
.
.
.
DENDHEID
*
*
.
.
.
ZUURGRAAD CHLORIDE
.
GELEI-
. .
. .
.
CADMIUM
.
.
.
KOPER
.
.
.
.
.
.
.
TROEBELHEID AMMONIUM FLUORIDE CYANIDE TRITIUM
LOOD
.
.
ZINK ORGANISCHE MICROVERONTREINIGINGEN
. .
.
*
O p de meetstations staat diverse apparatuur opgesteld waarmee, veelal automatisch, de kwaliteit van het rivierwater wordt gemeten. Ook bevindt zich op de meetstations apparatuur voor het automatisch nemen van monsters. Dit kunnen zowel steek- als verzamelmonsters zijn. Bij een steekmonster wordt er eenmaal een monster genomen, dat vervolgens wordt onderzocht. Bij een verzamelmonster worden er over een langere periode met regelmatige tussenpozen monsters genomen. Het totaal wordt dan geanalyseerd.
gaschromatografie
zware metalen monitor
3
Alarmering Voor aile parameters zijn van te voren onder- en bovengrenzen voor de analyseresultaten aangegeven. Zijn de analyseresultaten hoger of lager dan deze grenswaarden, dan geeft het systeem een alarmsignaal door aan de centrale computer in Lelystad. Vandaar wordt het alarmsignaal doorgegeven naar de betreffende instanties. Dit alarmsignaal blijft in werking totdat de alarmboodschap is bevestigd en dus daadwerkelijk in ontvangst is genomen. Wordt de alarmboodschap niet bevestigd, dan geeft het systeem de melding na enige tijd door aan een continu bemande post van Rijkswaterstaat in de buurt van de te alarmeren instantie. Tegelijk met het alarmsignaal geeft A Q U A L A R M een overzicht van de meetgegevens over de periode die aan het alarm vooraf is gegaan. Het systeem meldt ook automatisch aan de beheerder van een meetstation als er op een station een storing is opgetreden aan de meetapparatuur of aan andere technische installaties.
De meetgegevens A Q U A L A R M is bedoeld als een systeem dat aktuele informatie geeft over de waterkwaliteit, daarom worden de meetgegevens slechts 30 dagen in het A Q U A L A R M systeem bewaard. Daarna worden de gegevens overgezet naar een historisch bestand van waterkwaliteitsgegevens. De gebruikers kunnen op 2 manieren gegevens opvragen uit A Q U A L A R M : - Via een ,,vast" presentatiestation, dat een vaste lijnverbinding heeft met de centrale computer in Lelystad. Deze presentatiestations kunnen ook alarmsignalen ontvangen. - Via een ,,algemeen" presentatiestation. Dit station heeft via het openbare telefoonnet verbinding met A Q U A L A R M . Het presentatiestation is niet aan een bepaalde lokatie gebonden, maar men kan op deze manier slechts een beperkte set waterkwaliteitsgegevens opvragen. Beide soorten presentatiestations kunnen gegevens als getallen en als grafieken presenteren.
Ontwikkelingen Bij het ontwerpen van A Q U A L A R M is er rekening mee gehouden d a t meetstations als het aantal te meten parameters in de toekomst moc breid. Gedacht wordt onder meer aan meting van polaire organiscl Bewaking van de gehalten van vluchtige organische verbindingen in 1989 operationeel zijn. Ook is aansluiting op eventuele toekomstigi wakingssystemen mogelijk. A Q U A L A R M wordt gekoppeld -aan ar houdkundige informatie-systemen zoals Monitoring Systeem Water
I
:
C 1065