Risico's bij Brand herkennen en inschatten Oefenkaart
201A Risico's bij Brand herkennen en inschatten
Lesstof
Leerboek Bevelvoerder, Brandbestrijding - A3, A4, A5, C1, C2, C3, D6, D13
Overige bronnen Lesboek en DVD bij bijscholing Veilig repressief optreden bevelvoerders, Hoofdstuk 3
Inleiding De meeste risico's bij het bestrijden van brand hangen direct samen met de binnenaanval. Een binnenaanval is het gevaarlijkste onderdeel van het brandweerwerk en is vaak nodig om te kunnen verkennen, slachtoffers te zoeken en te redden, de brand te blussen en branduitbreiding te voorkomen. In deze achtergrondinformatie worden de belangrijkste en/of meest voorkomende risico's besproken die een bevelvoerder tegenkomt bij de brandbestrijding. Allereerst worden de speciale risico's van de brand zelf en de gebouwen waarin men optreedt, besproken. Vervolgens worden de risico's belicht die direct te maken hebben met het bestrijden van de brand.
1. Gedrag van brand De brand zelf vormt vanzelfsprekend een groot risico bij brandbestrijding. Het gevaar van de brand is de reden dat de brandweer het pand betreedt. Is een brand eenmaal ontstaan, dan blijft deze branden zolang de brandstof en de zuurstof in de juiste mengverhouding aanwezig zijn. De bij de brand vrijkomende energie warmt de rest van de brandbare materialen in de ruimte op, waardoor die materialen brandbare gassen gaan afgeven (pyrolyse). Deze gassen gaan ontbranden op het moment dat hun ontbrandingstemperatuur is bereikt. De brand breidt zich vervolgens uit. In een afgesloten ruimte volgt de brand de volgende drie stadia: ontwikkelingsperiode, brandperiode en smeulperiode. RSTV-model Door goed te kijken naar de signalen van de brand, kan een aantal risico's bijtijds worden herkend. Een hulpmiddel hierbij is het RSTV-model. In dit model wordt gekeken naar Rook, Stroming, Temperatuur en Vlammen. In onderstaande tabel worden de belangrijkste kenmerken beschreven.
Rook Stroming
Temperatuur
Vlammen
Kenmerk Dik en Zwart - onvolledige verbranding. Geel-bruin . Brandgassen stromen van de brandhaard af (tegen plafond). Pulserende stroming ('ademhaling') in afgesloten ruimte. Hoge temperatuur (bladderende verf, zwartbruine aanslag op ramen) - Veel uitdamping (pyrolyse), veel brandgassen. Oranje (dieprode vlammen) - onvolledige verbranding, weinig zuurstof. Vlammen in de rook.
Risico Kans op plotselinge ontsteking (backdraft). Veel giftige stoffen in de rook. Branduitbreiding vindt meestal plaats in de richting van de stroming van de brandgassen. Brand krijgt te weinig zuurstof. Kans op backdraft bij openen van deur. Veel kans op branduitbreiding (bijvoorbeeld flashover). Toevoegen van zuurstof kan brand opeens laten oplaaien. Aanwezigheid van brandbare gassen in de ruimte.
In het algemeen geldt dat vooral gelet moet worden op de veranderingen in de Rook, Stroming, Temperatuur en Vlammen: • Wordt de rook donkerder, dan krijgt de brand óf te weinig zuurstof, of andersoortige producten beginnen mee te branden. • Wordt de rook lichter, dan is de kans groot dat de brand meer zuurstof krijgt en weer gaat oplaaien. • Neemt de dikte van de rooklaag opeens af, dan wordt er geventileerd en verdwijnen de brandgassen uit de brandruimte. • Neemt de dikte van de rooklaag opeens toe, dan wijst dit op een opleving van de brand.
NVBR/NIFV – Oefenbank Brandweer - 4 september 2008 – 121A – Achtergrondinformatie sluit zoveel mogelijk aan bij de leerstof van de initiële brandweeropleidingen
1
Flashover We spreken van een flashover als een ruimte plotseling geheel in brand staat door ontbranding van gassen en dampen. Een flashover ontstaat als gevolg van een klein brandje dat steeds groter en warmer wordt. De temperatuur blijft stijgen. De voorwerpen of materialen in de omgeving beginnen uit te gassen (pyrolyse), waardoor de ruimte wordt gevuld met brandbare gassen. Op den duur wordt de temperatuur zo hoog, dat de gassen en de voorwerpen in de ruimte spontaan ontbranden. Op dat moment is sprake van een flashover. Als alleen de gassen onder het (verlaagde) plafond ontbranden, maar de rest van de voorwerpen in de ruimte niet, spreken we van een rollover. Signalen • • •
• • •
Materialen die niet bij de brand zijn betrokken, beginnen uit te gassen door de hitte. Er wordt snel veel rook opgebouwd in de bovenste helft van de ruimte. Er ontstaat een gaswolk boven in de ruimte en de temperatuur stijgt zeer snel (u kunt niet blijven staan). Let op! Het is mogelijk dat de gaswolk zich boven een verlaagd plafond bevindt en u deze daarom niet kunt waarnemen. Ook kan de gaswolk zich hoog in de ruimte bevinden en daardoor niet waarneembaar zijn. De temperatuur van de gaswolk stijgt zo snel dat u wordt gedwongen laag te blijven. De deurkruk van een toegangsdeur tot een ruimte is heet. Er zijn vlammentongen te zien in de rooklaag.
Scenario's Meestal vindt een flashover plaats in een afgesloten ruimte, maar het is ook mogelijk dat een flashover plaatsvindt: • in een hoge ruimte Het gevaar bestaat dan dat u niet in de gaten hebt dat de brandbare gassen zich opbouwen. Dit komt voor bij verlaagde plafonds waarboven de gassen zich ophopen. • in een aangrenzende ruimte Dit gebeurt als de gassen zich via openingen in de brandende ruimte naar een andere ruimte begeven en daar ontbranden, bijvoorbeeld door een kleine vonk die uit de brandende ruimte komt. • door herontsteking Dit gebeurt als de brand net is geblust, maar de ruimte nog is gevuld met brandbare gassen en smeulende materialen. Maatregelen • • • • • • • • • • •
Wees uitermate alert op signalen zoals hierboven genoemd. Maak een zorgvuldige afweging of een binnenaanval moet worden ingezet. Draag goede beschermende kleding. Ga alleen de ruimte binnen als dat echt noodzakelijk is. Koel de gassen in de aangrenzende ruimte. Controleer de deuren op (signalen van) hitte. Blijf bij het openen van de deur laag en naast de deur of gebruik de deur als schild. Blijf altijd laag bij het binnentreden en bescherm uzelf met een pulserende straal. Pas repressieve ventilatie toe om hitte en brandgassen af te voeren, in combinatie met gereedgemaakte stralen, die direct kunnen worden ingezet. Ventileer ook de niet-brandende ruimten. Waarborg een veilige terugtocht. Koel de brandgassen.
Backdraft Een backdraft is een snelle explosieve verbranding van brandbare gassen door het plotseling toetreden van zuurstof in de ruimte. Een backdraft ontstaat meestal na langere tijd. Vaak heeft eerst een flashover plaatsgevonden in de ruimte. Hierdoor heeft de brand zich heel snel uitgebreid, maar is tegelijkertijd de zuurstof opgeraakt. De temperatuur in de ruimte is hoog en er is brandbare stof aanwezig, dus als er zuurstof bijkomt (bijvoorbeeld door het openen van een deur), kan de brand weer explosief oplaaien. Verschillende vormen Er zijn verschillende vormen van backdraft: • hete backdraft (hierboven beschreven) Er ontstaat een directe steekvlam bij het openen van een deur. 2
NVBR/NIFV – Oefenbank Brandweer – 26 maart 2009 – 201A – Achtergrondinformatie sluit zoveel mogelijk aan bij de leerstof voor de intitiële brandweeropleidingen
•
3
vertraagde backdraft Dit is een smeulbrand in een afgesloten ruimte, op enige afstand van bijvoorbeeld een deur die opengaat. Deze vindt alleen plaats als er voldoende zuurstof bij de smeulende brandhaard komt. Het duurt even voordat de zuurstof de brandhaard bereikt. De brandhaard werkt als ontstekingsbron.
NVBR/NIFV – Oefenbank Brandweer – 26 maart 2009 – 201A – Achtergrondinformatie sluit zoveel mogelijk aan bij de leerstof voor de intitiële brandweeropleidingen
•
•
backdraft in een andere ruimte Gassen mengen zich met zuurstof en hopen zich op in een andere ruimte. Denk hierbij aan tussenruimtes en verlaagde plafonds. Een ontstekingsbron, zoals een elektrische schakelaar, zorgt voor de ontbranding. koude backdraft Bepaalde isolatiematerialen/matrassen met lage ontbrandingstemperatuur gaan smeulen. Hierbij komen niet direct hete rookgassen vrij, maar wel een relatief koude nevel van brandbare gassen. Dit lijkt op rook, maar heeft een veel lagere ontbrandingstemperatuur.
Signalen De signalen die duiden op een beginnende backdraft zijn : 1. Rookvorming 2. Stroming van rook en lucht • zeer sterke rookvorming • pulserende of golvende rookstroming in en • kolkende rook uit het vertrek. De brand lijkt als het ware te • blauwe vlammen in de rooklaag 'ademen' door gaten en kieren: rook wordt • bruinzwarte aanslag op de ramen die soms eruit geperst en lucht erin gezogen (push en naar beneden druipt suck). • fluitende geluiden • iemand zonder bluspak zou tocht voelen langs zich heen naar de brandhaard toe • ramen en deuren rinkelen en schudden • 3. Ontstaan van hitte • 4. Vlammen • snelle temperatuurstijging • zijn klein • extreem veel hitte • zijn blauw • De brandhaard is nauwelijks benaderbaar, de rook schermt de hitte af. • De deurkruk van een toegangsdeur tot een ruimte is heet. • Ramen zijn heet en door de hitte verkleurd. 5. Geluid 6. Gedrag van de brand • Het is stil om u heen (geluidsvacuüm). • De verbrandingsgassen lijken stil te staan. Probleem is dat dit lastig waarneembaar is Daarna verschijnen er vlammen; eerst in de vanwege adembescherming en helm. vorm van een roodgouden, gewatteerde • Uw pak en helm kraken. deken en dan als een vaag rode schemering, die wordt gevolgd door een snelle ontbranding of explosie (van rookgassen).
Scenario's Bij brand kan een backdraft ontstaan: • in een kleine en/of afgesloten ruimte, zoals een ruimte boven een verlaagd plafond of kelder. De kans op een backdraft is hierbij groot. • in een grote ruimte waar gedurende een langere tijd een brand heeft gewoed. • in een situatie met minimale ventilatie. Er ontstaat zuurstoftekort. Bij plotselinge zuurstoftoevoeging kan dit een backdraft tot gevolg hebben. Overigens kan ook ventilatie een backdraft tot gevolg hebben. • in een ruimte waar overdruk is ontstaan door de brandontwikkeling. Maatregelen De genoemde maatregelen die u kunt nemen om een flashover te voorkomen, gelden ook voor een backdraft. Om backdraft te voorkomen zijn nog wat extra maatregelen te nemen: • Pas ventilatie toe voordat iemand de ruimte in gaat. Houdt de deur hierbij gesloten! • Pas, indien mogelijk en effectief, repressieve ventilatie toe. Hierbij moet een opening boven de brandhaard worden gemaakt en op natuurlijke wijze worden geventileerd (zonder overdrukventilator). Ventileer ook de niet brandende ruimten. • Controleer de deuren op signalen van hitte en rook die naar binnen wordt gezogen of naar buiten geperst. • Let op de beweging van de rook als u de deur opent. Rook die snel naar binnen wordt gezogen, kan wijzen op het ontstaan van een backdraft.
4
NVBR/NIFV – Oefenbank Brandweer – 26 maart 2009 – 201A – Achtergrondinformatie sluit zoveel mogelijk aan bij de leerstof voor de intitiële brandweeropleidingen
Branduitbreiding Een • • • • •
brand kan zich uitbreiden, doordat brandbare stoffen of goederen: rechtstreeks in contact komen met de vuurhaard of de vlammen door vliegvuur worden ontstoken door uitstromende brandende vloeistoffen worden ontstoken bij ontstekingstemperatuur in contact komen met zuurstof door warmteoverdracht worden ontstoken.
We • • •
onderscheiden de volgende soorten branduitbreiding: brandvoortplanting: uitbreiding binnen een ruimte branddoorslag: uitbreiding via een scheidingsconstructie of verbinding naar andere ruimte brandoverslag: uitbreiding via de buitenlucht, via vlammen, vliegvuur en/of straling.
Een belangrijke factor bij branduitbreiding is de manier waarop de warmte zich in het gebouw verspreidt. Deze warmtetransport kan op drie manieren plaatsvinden: • conductie Dit is geleiding van warmte via een tussenstof die zich niet verplaatst. Metalen zijn goede warmtegeleiders en vloeistoffen en gassen zijn slechte warmtegeleiders. • convectie (stroming) Dit is warmtetransport door een tussenstof die in beweging is. Lucht (of brandgassen) die warmer is dan de omgeving, zal bijvoorbeeld opstijgen. Thermiek, het opstijgen van een warme luchtstroom, is een vorm van convectie. • radiatie (straling) Dit is warmtetransport zonder toedoen van een tussenstof. Een voorbeeld is de aanstraling van een huis door een ander huis dat in brand staat.
2. Gedrag van constructies Door een explosie of door de hoge temperatuur bij een brand kunnen instortingen in een gebouw ontstaan. Instorting is, naast het gevaar van de brandhaard zelf, een van de grootste gevaren die het brandweerpersoneel tijdens de inzet bedreigen. De materialen waaruit een bouwconstructie is opgebouwd, verliezen door hitte hun sterkte en kunnen het begeven door die hitte of de inwerking van blusstoffen. Vooral staal vertoont bij brand snel een grote vervorming. Of een bouwconstructie het al of niet zal begeven, hangt af van veel factoren, zoals: • de eigenschappen van de bouwmaterialen De meeste steensoorten houden zich goed bij brand, terwijl metaal smelt bij hoge temperaturen en hout niet vervormt, maar wel langzaam zijn draagvermogen verliest en bijdraagt aan de vuurbelasting. • de manier waarop de materialen onderling zijn samengevoegd • de mate van doorwarming van de materialen. Signalen van instorting Instorten van daken • brand onder dak met vakwerkspanten Veel soorten spanten kunnen snel bezwijken. • na ontstaan van brand • vallende delen van de constructie op het dak het per ongeluk doorzagen van spanten bij het maken van een ventilatieopening in het dak. Instorten van vloeren en plafonds • Een dak dat onveilig is om te betreden is ook onveilig om onder te werken. • vallen van pleister/kalk (oude gebouwen) • vervormen van gipsplaat (nieuwe gebouwen) • doorbuigen van vloer, scheurvorming, krakende dwarsbalken. • vallen van constructiedelen op de vloer (extra belasting)
5
Instorten of omvallen van muren • ontbreken van of gaten in kapconstructie • aanwezigheid van stalen muurankers bij heftige brand (aanwezigheid vervormde trekstangen) of andere stalen constructieelementen • vervorming van de gevel • doorbuigende/ bewegende/wijkende muren • welven en overhangen van wanden, kolommen en schoorstenen. • scheurvorming waardoor rook naar buiten komt (vooral horizontale scheuren) • gebruik van waterkanon gericht op muur • afspringen van het pleisterwerk • bewapening van beton wordt zichtbaar.
NVBR/NIFV – Oefenbank Brandweer – 26 maart 2009 – 201A – Achtergrondinformatie sluit zoveel mogelijk aan bij de leerstof voor de intitiële brandweeropleidingen
Om de risico's voor de ingezette personen zo veel mogelijk te beperken, is het van belang een aantal maatregelen in acht te nemen: • Blijf bij het betreden van het gebouw alert en ga bij voorkeur door een deur naar binnen. • Verwijder personeel (en omstanders) uit de gevarenzone (1.5 x de hoogte van de muur). • Ondersteun zo veel mogelijk de delen die op instorten staan. • Ga bij plotselinge instortingen in raam- of deuropening staan. • Test de draagkracht van een houten vloer door stampen. Als de vloer een dof geluid maakt en niet veert, dan is de vloer ingebrand.
3. Risico's tijdens de brandbestrijding Ook bij het bestrijden van de brand kunnen gevaren optreden voor de ploegleden en de bevelvoerder. Hieronder wordt een aantal van die gevaren kort belicht. Blussen De • • •
belangrijkste risico's bij het blussen zijn: De brand wordt aangewakkerd, doordat stralen onjuist worden gebruikt. Personen/constructies worden met een waterkanon omvergespoten. Er ontstaat vervorming, doordat er overmatig veel stoom wordt gecreëerd (met als gevolg hitte en slecht zicht) en een muur aan één kant wordt gekoeld.
De te treffen maatregelen bestaan uit goede persoonlijke bescherming en het aanleren en toepassen van goede blustechnieken. Werken boven de brandhaard Risico's bij het werken boven een brandhaard zijn: • De vloer kan bezwijken. • De terugtocht kan worden belemmerd door flashover/backdraft. • desoriëntatie • warmte-uitputting • versperring. Hierbij is het noodzakelijk om constant de terugweg veilig te blijven stellen. Om een snelle redding te kunnen uitvoeren, moet zowel de aanvalsploeg als de waterploeg met een HD-straal naar binnen gaan. Optreden in kelders en andere afgesloten ruimten Risico's bij het optreden in kelders en andere afgesloten ruimten zijn: • Er is vaak geen alternatieve vluchtweg aanwezig, omdat er maar één ingang is. • In een kelder is vaak weinig luchttoevoer, waardoor er een onvolledige verbranding met veel rook plaatsvindt en er daardoor een kans op backdraft ontstaat. • Sommige kelders zijn erg groot en ingewikkeld en daardoor moeilijk te verkennen, bijvoorbeeld die in warenhuizen, flats of parkeergarages. Om de risico's voor de ingezette personen zo veel mogelijk te beperken, is het van belang een aantal maatregelen in acht te nemen: • Houd de kelder gesloten totdat alles gereed is en probeer de brandhaard te vinden door de vloer te betasten. • Maak zo nodig een andere ingang voor de afvoer van rookgassen. Houd een straal gereed. • Daal achterstevoren de trap af. • Houd uw gezicht zo dicht mogelijk bij de trap en de vloer in verband met steekvlammen en hitte. • Vorm een aanvalsploeg bestaande uit drie man; de derde man zorgt voor aanvoer van de slangleiding en eventueel de communicatie. Werken met elektriciteit Het grootste gevaar van elektriciteit is dat u direct in aanraking komt met delen die onder spanning staan. Door een brand of explosie is de isolatie van leidingen vaak beschadigd of geheel afwezig. Spanningen die gevaar op leveren, bevinden zich vooral in: • transformatorhuisjes • hoogspanningskabels • bovenleidingen van trams of treinen. 6
NVBR/NIFV – Oefenbank Brandweer – 26 maart 2009 – 201A – Achtergrondinformatie sluit zoveel mogelijk aan bij de leerstof voor de intitiële brandweeropleidingen
Maar ook in elk woonhuis of bedrijfsgebouw is het gevaar van elektra aanwezig, zeker bij de wat oudere gebouwen. Om de risico's voor de ingezette personen zo veel mogelijk te beperken is het van belang een aantal maatregelen in acht te nemen: De allerbelangrijkste veiligheidsmaatregel is het afschakelen van de spanning op de spanningvoerende delen. Als dit niet direct kan, dan moeten tenminste de volgende maatregelen worden genomen: • Waarschuw direct een deskundige (energiebedrijf, NS). • Ga na of blussing noodzakelijk is. • Gebruik de juiste blusstoffen. Water geleidt heel goed en levert dus veel gevaar op in de buurt van elektriciteit. • Bewaar afstand bij blussing. Houd bij het blussen bij bovenleidingen boven treinen altijd een afstand aan van tenminste 7 meter tussen de spuitmond en de bovenleiding (of een ander spanningvoerend deel). • Gebruik geïsoleerd en geaard gereedschap. • Draag rubberen laarzen, rubberen handschoenen, en een rubberen voorschoot. Ga op een rubberen mat staan.
4. Speciale scenario's U kunt ook de volgende scenario's uitwerken voor een oefening op basis van oefenkaart 201A. DVD Veilig Repressief Optreden voor bevelvoerders Korpsspecifieke casussen
7
Op deze dvd en in het werkboek staat een aantal casussen die (mits aangepast aan het niveau van de manschappen) kunnen worden gebruikt om de manschappen bewust te maken van risico's. Het meeste wordt opgestoken van scenario's die daadwerkelijk in het eigen verzorgingsgebied hebben plaatsgevonden. Probeer zo veel mogelijk fotomateriaal te verzamelen en bespreek van recente incidenten de risico's en maatregelen die zijn genomen.
NVBR/NIFV – Oefenbank Brandweer – 26 maart 2009 – 201A – Achtergrondinformatie sluit zoveel mogelijk aan bij de leerstof voor de intitiële brandweeropleidingen