FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg
RISICO’S VAN BRAND OF EXPLOSIE
FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg Ernest Blerotstraat 1 1070 Brussel
REEKS SOBANE-STRATEGIE HET BEHEER VAN BEROEPSGEBONDEN RISICO'S
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG Het Hoofdbestuur van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg is gevestigd in de Ernest Blerotstraat 1 te 1070 Brussel Tel.: 02 233 41 11 (algemeen oproepnummer) Fax: 02 233 44 88 (algemeen faxnummer) E-mail:
[email protected] - http://www.meta.fgov.be De adressen van de regionale directies van de inspectiediensten van de FOD (Toezicht op de Sociale Wetten en Toezicht op het Welzijn op het Werk) bevinden zich op pagina 3 van de omslag.
OPDRACHTEN VAN DE FOD WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG • De voorbereiding, de bevordering en de uitvoering van het beleid inzake collectieve arbeidsbetrekkingen, de begeleiding van het sociaal overleg, de preventie en de verzoening bij sociale conflicten; • De voorbereiding, de bevordering en de uitvoering van het beleid inzake individuele arbeidsbetrekkingen; • De voorbereiding, de bevordering en de uitvoering van het beleid inzake het welzijn op het werk; • De voorbereiding, de bevordering en de uitvoering van het beleid inzake werkgelegenheid, regulering van de arbeidsmarkt en werkloosheidsverzekering; • De voorbereiding, de bevordering en de uitvoering van het beleid inzake gelijkheid; • Ervoor zorgen dat de uitvoering van de beleidslijnen inzake collectieve en individuele arbeidsbetrekkingen, welzijn, werkgelegenheid en gelijkheid worden nageleefd, en dit via de inspectiediensten die een raadgevende, preventieve en repressieve rol vervullen; • Administratieve boetes opleggen, meer bepaald bij inbreuken op de reglementaire bepalingen die voortvloeien uit de beleidslijnen inzake collectieve en individuele arbeidsbetrekkingen, welzijn, werkgelegenheid en gelijkheid; • De sensibilisering van de sociale en economische actoren inzake de humanisering van de arbeid; • De uitdieping van het sociale Europa.
DIENSTEN VAN DE FOD WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG Voorzitter van het Directiecomité: Michel Jadot ➛ algemene leiding en coördinatie Diensten van de voorzitter: ➛ ➛ ➛ ➛ ➛
Secretariaat en logistieke diensten Directie van de communicatie Afdeling van de internationale zaken Afdeling van de juridische studiën en documentatie Afdeling van de socio-economische studiën
Stafdienst Budget en Beheerscontrole Stafdienst Personeel en Organisatie Stafdienst Informatie- en Communicatietechnologieën
Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen Directeur-generaal: Guy Cox ➛ sociale bemiddeling ➛ paritaire comités ➛ collectieve arbeidsovereenkomsten ➛ erkenning als onderneming in moeilijkheden ➛ fondsen voor bestaanszekerheid ➛ prestaties van algemeen belang in vredestijd
Algemene Directie Individuele Arbeidsbetrekkingen Directeur-generaal: Michel De Gols ➛ arbeidsovereenkomsten ➛ arbeidsreglementering ➛ toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomsten ➛ ondernemingsraden, sociale verkiezingen, sociale balans ➛ tijdskrediet en diverse verloven ➛ sluiting van ondernemingen ➛ tijdelijke arbeid en uitzendarbeid
Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten Directeur-generaal: Michel Aseglio ➛ hoofdbestuur van de diensten van het Toezicht op de Sociale Wetten ➛ toezicht op de toepassing van de reglementeringen inzake individuele en collectieve arbeidsbetrekkingen ➛ informatie en advies aan werkgevers en werknemers over deze reglementeringen ➛ strijd tegen illegale arbeid
Algemene Directie Humanisering van de Arbeid Directeur-generaal: Christian Deneve ➛ opstellen van de normen inzake welzijn op het werk (veiligheid, hygiëne, gezondheid, ergonomie, bescherming van de werknemers en psycho-sociaal welzijn) ➛ studie, informatie, vorming en documentatie in verband met de humanisering en de bevordering van de arbeid ➛ huldiging van de arbeid (eretekens) ➛ erkenning van externe diensten (controleorganismen, laboratoria)
Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk Directeur-generaal: Marc Heselmans ➛ hoofdbestuur van de diensten van het Toezicht op het Welzijn op het Werk ➛ toezicht op de toepassing van de reglementeringen inzake welzijn op het werk ➛ arbeidsongevallen (preventie, aangifte) ➛ diensten en comités voor preventie en bescherming op het werk ➛ preventie van zware ongevallen ➛ gevaarlijke stoffen en preparaten ➛ industriële toxicologie
Algemene Directie Werkgelegenheid en Arbeidsmarkt Directeur-generaal: Jan Vanthuyne ➛ studies en statistieken van de werkgelegenheid en de werkloosheid ➛ beroepsinschakeling van de jongeren, startbaanovereenkomst ➛ betaald educatief verlof, levenslang leren ➛ buitenlandse werknemers (regelgeving), grensarbeiders ➛ reglementering inzake werkloosheids- en wachtuitkeringen, brugpensioen ➛ plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen, dienstencheques ➛ tewerkstellingsmaatregelen
REGIONALE DIRECTIES VAN DE INSPECTIEDIENSTEN VAN DE FOD WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG
TOEZICHT OP DE SOCIALE WETTEN
Aalst Administratief Centrum “De Pupillen” Graanmarkt 1 9300 AALST Tel.: 053 75 13 33 Fax: 053 75 13 44 Aarlen Centre administratif de l’Etat 6700 ARLON Tel.: 063 22 13 71 Fax: 063 23 31 12 Antwerpen Theater Building Italiëlei 124 bus 56 2000 ANTWERPEN Tel.: 03 213 78 10 Fax: 03 213 78 34 Bergen bd Gendebien 16 7000 MONS Tel.: 065 35 15 10 Fax: 065 34 66 38 Brugge Breidelstraat 3 8000 BRUGGE Tel.: 050 44 20 30 Fax: 050 44 20 39 Brussel Ernest Blerotstraat 1 1070 BRUSSEL Tel.: 02 235 54 00 Fax: 02 235 54 04 Charleroi Centre Albert, 9e étage place Albert 1er 4 bte 8 6000 CHARLEROI Tel.: 071 32 93 71 Fax: 071 30 12 23
Kortrijk IJzerkaai 26-27 8500 KORTRIJK Tel.: 056 26 05 41 Fax: 056 25 78 91 La Louvière rue Hamoir 164 7100 LA LOUVIERE Tel.: 064 22 45 32 Fax: 064 28 15 32 Leuven Philipssite 3A bus 8 3001 LEUVEN Tel.: 016 31 88 00 Fax: 016 31 88 10 Luik rue Natalis 49 4020 LIEGE Liège-Nord: Tél.: 04 340 11 60 Fax: 04 340 11 61 Liège-Sud: Tél.: 04 340 11 70 Fax: 04 340 11 71 Mechelen Louizastraat 1 2800 MECHELEN Tel.: 015 45 09 80 Fax: 015 45 09 99
Antwerpen Theater Building Italiëlei 124 - bus 77 2000 ANTWERPEN Tel.: 03 232 79 05 Fax: 03 226 02 53 Brussel Ernest Blerotstraat 1 1070 BRUSSEL Tel.: 02 233 45 46 Fax: 02 233 45 23
Luik bd. de la Sauvenière 73 4000 LIEGE Tel.: 04 250 95 11 Fax: 04 221 21 33 Namen place des Célestines 25 5000 NAMUR Tel.: 081 30 46 30 Fax: 081 30 86 30
Henegouwen-Oost+ Waals-Brabant rue Ferrer 6 6000 CHARLEROI Tel.: 071 20 49 00 Fax: 071 20 49 14
Oost-Vlaanderen Administratief Centrum "Ter Plaeten" Sint-Lievenslaan 33 B 9000 GENT Tel.: 09 268 63 30 Fax: 09 268 63 20
Henegouwen-West rue du Chapitre 1 7000 MONS Tel.: 065 35 39 19 Fax: 065 31 39 92
Vlaams-Brabant Philipssite 3A bus 8 3001 LEUVEN Tel.: 016 31 88 30 Fax: 016 31 88 44
Limburg Gouverneur Verwilghensingel 75 bus 2 3500 HASSELT Tel.: 011 22 31 72 Fax: 011 23 36 89
West-Vlaanderen Breidelstraat 3 8000 BRUGGE Tel.: 050 44 20 20 Fax: 050 44 20 29
Namen rue de Gembloux 30 5002 NAMUR Tel.: 081 73 02 01 Fax: 081 73 86 57 Nijvel rue de Mons 39 1400 NIVELLES Tel.: 067 21 28 24 Fax: 067 21 16 85
Doornik rue des Soeurs Noires 28 7500 TOURNAI Tel.: 069 22 36 51 Fax: 069 84 39 70
Roeselare Kleine Bassinstraat 16 8800 ROESELARE Tel.: 051 26 54 30 Fax: 051 24 66 16
Gent L. Delvauxstraat 2A 9000 GENT Tel.: 09 265 41 11 Fax: 09 265 41 10
Sint-Niklaas Kazernestraat 16-Blok C 9100 SINT-NIKLAAS Tel.: 03 760 01 90 Fax: 03 760 01 99
Halle-Vilvoorde d’Aubreméstraat 16 1800 VILVOORDE Tel.: 02 257 87 30 Fax: 02 252 44 95
Tongeren E. Jaminéstraat 13 3700 TONGEREN Tel.: 012 23 16 96 Fax: 012 39 24 53
Hasselt Gouverneur Verwilghensingel 75 bus 6 3500 HASSELT Tel.: 011 22 14 17 Fax: 011 23 42 26
Turnhout Warandestraat 49 2300 TURNHOUT Tel.: 014 44 50 10 Fax: 014 44 50 20
Hoei Centre Mercator rue du Marché 24 4500 HUY Tel.: 085 24 16 23 Fax: 085 24 16 24
TOEZICHT OP HET WELZIJN OP HET WERK
Verviers rue Fernand Houget 6 4800 VERVIERS Tel.: 087 30 71 91 Fax: 087 35 11 18
De regionale directies van de inspectiediensten van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg zijn elke woensdag doorlopend toegankelijk voor het publiek van 9 tot 17 uur. Voor informatie betreffende de andere openingsuren of voor het maken van een afspraak, dient U zich rechtstreeks tot de directie in kwestie te wenden.
RISICO’S VAN BRAND OF EXPLOSIE
januari 2006
REEKS SOBANE-STRATEGIE HET BEHEER VAN BEROEPSGEBONDEN RISICO'S
Het Europees Sociaal Fonds investeert in uw toekomst
Algemene Directie Humanisering van de Arbeid
SOBANE-STRATEGIE De SOBANE-strategie is een strategie voor risicobeheersing op vier niveaus (Screening (Opsporing), OBservatie, ANalyse, Expertise). De reeks publicaties "SOBANE-STRATEGIE Beheer van beroepsgebonden risico's" heeft als doel deze strategie kenbaar te maken. Bovendien wordt aangetoond hoe de strategie kan worden toegepast op verschillende arbeidssituaties. De DEPARIS-methode is de algemene Opsporingsmethode en werd gepubliceerd in 2003. De Observatie-, Analyse- en Expertisemethodes werden ontwikkeld en zullen worden gepubliceerd voor 14 domeinen : 1. Personeelsvoorzieningen 2. Machines en handgereedschappen 3. Veiligheid (ongevallen, vallen, uitglijden…) 4. Elektriciteit 5. Risico's van brand of explosie 6. Beeldschermwerk 7. Musculo-skeletale aandoeningen (RSI) 8. Verlichting 9. Lawaai 10. Thermische omgevingsfactoren 11. Gevaarlijke chemische producten 12. Biologische agentia 13. Globale lichaamstrillingen 14. Hand-arm trillingen Het geheel van methodes werd ontwikkeld in het kader van het onderzoeksproject SOBANE, gecofinancierd door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid,Arbeid en Sociaal Overleg en het Europees Sociaal Fonds.
Deze brochure stelt de SOBANE-preventiestrategie voor, toegepast op risico’s van brand of explosie. Ze volgt op de DEPARIS-methode die het eerste niveau Opsporing vormt van de SOBANE-strategie, en stelt de methodes voor die moeten gebruikt worden op de drie andere niveaus Observatie, Analyse en Expertise. De doelstelling van deze methodes bestaat erin om het tijdsgebruik en de inspanningen van de ondernemingen te optimaliseren om de werkomstandigheden aanvaardbaar te maken, zelfs bij complexe problemen. Zij bevorderen de ontwikkeling van een dynamisch plan van risicobeheersing en van een overlegcultuur in ondernemingen.
Deze publicatie werd gerealiseerd door een onderzoeksteam dat bestond uit: • L'Unité Hygiène et Physiologie du travail de l'UCL (Prof. J. Malchaire, A. Piette) • Departement Onderzoek en Ontwikkeling van IDEWE (Prof. G. Moens) • Externe Dienst voor Preventie en Bescherming CESI (S. Boodts, F. Cornillie) • Externe Dienst voor Preventie en Bescherming IDEWE (Dr. D. Delaruelle) • Externe Dienst voor Preventie en Bescherming IKMO (Dr. G. De Cooman, I.Timmerman) • Externe Dienst voor Preventie en Bescherming MSR-FAMEDI (Dr. P. Carlier, F. Mathy) • Het departement Nouvelles Technologies et Formation van CIFoP (Mr. JF. Husson)
Meer details over de reeks publicaties van de SOBANE-strategie vindt u op de website: http://www.sobane.be Deze publicatie is gratis te verkrijgen: • Telefonisch op het nummer 02 233 42 11 • Door rechtstreekse bestelling op de website van de FOD: www.werk.belgie.be • Schriftelijk bij de Cel Publicaties van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg Ernest Blerotstraat 1 1070 BRUSSEL Fax: 02 233 42 36 E-mail:
[email protected] Deze publicatie is ook raadpleegbaar op de website van de FOD: www.werk.belgie.be Cette publication peut être également obtenue en français.
2
© FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg Alle rechten voorbehouden voor alle landen. Niets uit deze uitgave mag geheel of gedeeltelijk worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of enige wijze, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de Directie van de communicatie van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Indien de verveelvoudiging van teksten uit deze brochure echter strikt niet-commercieel gebeurt, voor informatieve of pedagogische doeleinden, is dit toegestaan met bronvermelding en, in voorkomend geval, met vermelding van de auteurs van de brochure.
De redactie van deze brochure werd afgesloten op 1 december 2004 Productie: Algemene Directie Humanisering van de Arbeid Coördinatie: Directie van de communicatie Omslag en lay-out: Sylvie Peeters Tekening: Serge Dehaes Druk: Drukkerij Bietlot Verspreiding: Cel Publicaties Verantwoordelijke uitgever: FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg Wettelijk depot: D/2006/1205/07 M/V Met de termen "werknemer", "werkgever", "expert" en "adviseur" wordt in deze brochure verwezen naar personen van beide geslachten.
VOORWOORD De Europese en Belgische wetgeving aangaande risico’s van brand of explosie vereist dat elke onderneming zoekt naar oplossingen om de blootstelling van de werknemers aan deze risicofactor te vermijden of op zijn minst te verminderen. Het doel van dit document bestaat erin middelen aan te reiken voor de werknemers, hun omkadering en de preventieadviseurs. Alle technische, organisatorische en menselijke aspecten die de blootstellingsomstandigheden mee kunnen bepalen, zijn hierin opgenomen. Het resultaat is een snellere, efficiëntere en minder kostelijke preventie. Naar analogie met de SOBANE-strategie wordt de problematiek rond risico’s van brand of explosie best in het globaal kader van de werkomstandigheden bekeken. De participatieve opsporingsmethode Déparis is hiervoor een geschikte methode. Het geheel van risico's gerelateerd aan werkzones, technische organisatie tussen de werkposten, omgevingsfactoren en psychosociale aspecten wordt hiermee geëvalueerd. Op deze wijze wordt rekening gehouden met alle factoren om zo op een coherente manier de werkomstandigheden te optimaliseren. In een tweede fase zal het document kunnen aangewend worden om alle aspecten aangaande risico’s van brand of explosie in detail te "observeren’’. Op deze manier kan men nagaan welke maatregelen onmiddellijk kunnen genomen worden om de situatie te verbeteren. In een derde fase kan men, wanneer dit nodig blijkt, gebruik maken van de Analysemethode. Deze vereist de tussenkomst van een preventieadviseur die met zijn kennis meer uitgewerkte maatregelen kan voorstellen en het restrisico kan evalueren. Dit document is niet alleen bestemd voor preventieadviseurs, zoals arbeidsgeneesheren, veiligheidsverantwoordelijken, ergonomen, ..., maar ook voor bedrijfsleiders verantwoordelijk voor de uitvoering van de preventie en voor de werknemers die bij deze preventie betrokken zijn.
3
INHOUDSTAFEL Woord vooraf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3 Inhoudstafel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .5 1 1.1 1.1.1 1.1.2 1.1.3 1.1.4 1.1.5 1.1.6 1.1.7 1.2 1.2.1 1.2.2 1.3 1.3.1 1.3.2 1.3.3 1.3.4 1.3.5 1.4 1.4.1 1.4.2 1.4.3
ALGEMENE STRATEGIE VOOR HET BEHEER VAN BEROEPSGEBONDEN RISICO'S . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 BASISPRINCIPES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Preventie primeert. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Het risico . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Complementariteit van de beschikbare kennis. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 De werknemer: centrale figuur van de preventie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Oorsprong van de problemen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Schatting vs meting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 KMO. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 STRATEGIE VOOR RISICOBEHEER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 De 4 niveaus van de strategie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 ALGEMENE TOEPASSING VAN DE OBSERVATIEMETHODES SOBANE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 Toepassing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 Het verslag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 Schriftelijke presentatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Mondelinge presentatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Vervolg van de studie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 ALGEMENE TOEPASSING VAN DE ANALYSEMETHODES SOBANE . . . 15 Besturing van de Obervatie met de preventieadviseur . . . . . . . . . . . . . . . 16 Eigenlijke Analyse . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 Samenvatting van de resultaten aan het eind van de analyse . . . . . . . . . . . 18
2. 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.2. 2.2.1. 2.2.2. 2.2.3. 2.2.4. 2.2.5.
NIVEAU 2: OBSERVATIE. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 INLEIDING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 Doelstellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 Wie? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 Hoe? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 Te bespreken punten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 PROCEDURE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Beschrijving van de werksituatie (Fiche 7) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Ontvlambare of explosieve stoffen (Fiche 1) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Opslag van ontvlambare of explosieve materialen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 Ontstekingsbronnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29 Compartimentering van de gebouwen, lokalen, trappen, liften en technische kokers (Fiche 7) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31 2.2.6. Signalering (Fiche 6) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31 2.2.7. Brandblussers (Fiche 3) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 2.2.8. Brandhaspels (water of schuim) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 2.2.9. Detectie en automatische blussing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34 2.2.10. Hydranten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34 2.2.11. Interne interventieploeg van de firma. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34 2.2.12. Informatie en opleiding van het personeel (Fiches 4 tot 6) . . . . . . . . . . . . 35 2.2.13. Samenvatting (Fiche 7). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 2.2.14. Maatregelen op korte termijn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 2.3 VERSLAG VAN DE SOBANE OBSERVATIESTUDIE . . . . . . . . . . . . . . . . . 38 2.3.1 Samenvatting van de resultaten van de observatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38 2.3.2 Het verslag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38 3 NIVEAU 3: ANALYSE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 3.1 INLEIDING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 3.1.1 Doelstellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
5
3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.1.5. 3.2. 3.2.1. 3.2.2. 3.2.3. 3.2.4. 3.3 3.3.1 3.3.2
Wie ? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 Hoe ? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 Te bespreken punten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 Terminologie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 PROCEDURE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 Grondige studie van de situatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 Organisatie van de brandbestrijding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52 Samenvatting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57 Maatregelen op korte termijn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58 VERSLAG VAN DE SOBANE-ANALYSESTUDIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58 Samenvatting van de resultaten van de analyse . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58 Het verslag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
4 4.1 4.2 4.3 4.4
NIVEAU 4: EXPERTISE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63 DOELSTELLINGEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 WIE? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 HOE? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 VERSLAG . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
HULPFICHES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 Niveau 2, Observatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67 Niveau 3, Analyse. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 Niveau 4, Expertise . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129 REFERENTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
6
ALGEMENE STRATEGIE
VOOR HET BEHEER VAN BEROEPSGEBONDEN RISICO'S PR EV EN TIO N
Expertise
Analysis
Observation
Screening
7
BASISPRINCIPES
De Welzijnswet vereist dat de werkgever de veiligheid en de gezondheid van de werknemers in alle aspecten aangaande het werk verzekert, door de algemene principes van preventie aan te wenden: 1. Risico's vermijden 2. Niet te vermijden risico’s evalueren 3. Risico's aan de bron bestrijden 4. Het werk aanpassen aan de mens 5. … De SOBANE-strategie die hier wordt voorgesteld, reikt elementen aan zodat men op een zeer efficiënte en realistische wijze aan deze eisen kan voldoen. De strategie steunt op enkele fundamentele basisprincipes.
Preventie primeert
De nadruk wordt gelegd op de preventie van risico's en niet op de bescherming en het gezondheidstoezicht.
Het risico
Een risico is de kans dat een schade met een bepaalde ernst zich voordoet. De blootstelling aan een bepaalde risicofactor en de omstandigheden waarin de blootstelling plaatsvindt, zijn belangrijke factoren die het risico bepalen. De beperking van een risico dient dus te gebeuren door de blootstelling te verminderen, de omstandigheden van deze blootstelling te verbeteren en de ernst van de gevolgen te beperken. De verschillende aspecten dienen op een coherente manier benaderd te worden.
Complementariteit van de beschikbare kennis
• De reële kennis op het vlak van veiligheid en gezondheid neemt toe bij de verschillende spelers die betrokken zijn. Ze is het kleinst bij de werknemer, ze is groter bij de hiërarchische lijn en neemt dan verder toe bij de interne preventieadviseurs, arbeidsgeneesheren, externe adviseurs, ... tot expert. • Nochtans vermindert tegelijkertijd de kennis van wat zich in werkelijkheid op de werkvloer afspeelt. Deze is het kleinst bij de expert en het grootst bij de werknemer die het werk uitvoert. • Het is dus belangrijk de complementariteit van beide kennisdomeinen, in functie van de noden, op een coherente manier samen te brengen.
De werknemer: centrale figuur van de preventie
Het doel van preventiemaatregelen is het bewaren of verbeteren van het welzijn van de werknemer. Daarom is het aangewezen om geen belangrijke acties te ondernemen zonder kennis van de arbeidssituatie die enkel de werknemer in detail kent. De werknemer is als dusdanig de spilfiguur en niet enkel het object van preventie.
Oorsprong van de problemen
De werknemer 'beleeft' zijn werksituatie als een geheel en niet als onafhankelijke en afzonderlijke feiten: lawaai heeft een invloed op communicatie en relaties, de techni-
8
sche organisatie tussen de werkposten heeft een invloed op de musculo-skeletale risico's, de verdeling van verantwoordelijkheden heeft een invloed op de inhoud van het werk. Een coherente actie m.b.t. de werksituatie vereist een systematische en globale benadering van deze situatie. Deze aanpak heeft het voordeel elk opkomend probleem in de juiste context te kunnen plaatsen.
Schatting vs meting
Bij risico-evaluatie primeert de kwantificatie van risico’s. Preventie vereist een andere aanpak: men dient het waarom van bepaalde aspecten te begrijpen om zo te kunnen beslissen hoe ze te wijzigen. De globale arbeidssituatie zal hierdoor verbeteren. Metingen zijn duur, tijdrovend, moeilijk en vaak weinig representatief. Het is dus essentieel in eerste instantie eenvoudige oplossingen te zoeken.Wanneer het nodig blijkt, kan men in een latere fase weldoordacht overschakelen op metingen. Preventie primeert dus boven risico-evaluatie.
KMO
De methodes die ontwikkeld worden in grote ondernemingen zijn niet toepasbaar in KMO's. In omgekeerde richting is dit wel het geval. KMO's stellen 60% van de loontrekkenden tewerk. De methodes worden dan ook best ontwikkeld in functie van de beperktere middelen en competenties die in de KMO's beschikbaar zijn.
STRATEGIE VOOR RISICOBEHEER
Inleiding
De SOBANE-strategie is trapsgewijs opgebouwd en omvat vier niveaus : Opsporing, Observatie, Analyse en Expertise. Het betreft hier een strategie die, al naargelang de noden, tools, methoden en middelen aanreikt. Op elk niveau wordt er gezocht naar oplossingen ter verbetering van de arbeidsomstandigheden Onderzoek op een volgend niveau is slechts noodzakelijk indien blijkt dat na het invoeren van de verbeteringen de situatie nog steeds onaanvaardbaar blijft. Men start het onderzoek van een arbeidssituatie steeds met het Opsporingsniveau, ongeacht de reden (klacht, ongeval...) van dit onderzoek. De aard van dit probleem dat de aanzet is tot het onderzoek, wordt zo in de totale context geplaatst. Andere aspecten die eveneens een invloed hebben op de gezondheid, de veiligheid en het welzijn komen ook aan het licht. Er worden oplossingen gezocht voor het geheel van de arbeidssituatie. Het Observatie-,Analyse- en Expertiseniveau worden slechts uitgevoerd indien men tijdens het Opsporingsniveau geen passende oplossing kon vinden om tot een aanvaardbare situatie te komen. De noodzaak om over te gaan tot een volgend niveau hangt in grote mate af van de complexiteit van de arbeidssituatie.
9
De middelen die worden aangewend bij het zoeken naar oplossingen zijn het goedkoopst bij de eerste 2 niveaus (Opsporing en Observatie). Ze zijn duurder op het Analyse- en Expertiseniveau maar worden met kennis van zaken toegepast en aangepast aan de situatie. De strategie heeft het voordeel efficiënt, snel en goedkoop te zijn. De tussenkomst van verschillende partijen wordt gekaderd in de strategie. De mensen uit de onderneming voeren zelf het Opsporings- en Observatieniveau uit. De hulp van externen (preventieadviseur) wordt ingeroepen voor het toepassen van het Analyseniveau en eventueel wordt er een beroep gedaan op een expert voor het toepassen van het Expertiseniveau.
De niveaus van de strategie
Niveau Opsporing De voornaamste problemen worden geïdentificeerd. Markante fouten, zoals gaten in de vloer, achtergelaten recipiënten gevuld met solventen, naar een venster gericht beeldscherm ..., kunnen opgelost worden. Deze identificatie moet intern gebeuren, door personen van het bedrijf die de arbeidssituatie perfect kennen, zelfs al hebben zij geen of slechts een oppervlakkige opleiding rond problemen van veiligheid, fysiologie of ergonomie. Dit zijn dus de werknemers zelf, hun rechtstreekse technische omkadering, de werkgever in kleine ondernemingen of een interne preventieadviseur met de werknemers in middelgrote of grotere ondernemingen. Een werkgroep bestaande uit enkele werknemers en hun professionele omkadering (met deelname van een preventieadviseur indien mogelijk) denkt na over de belangrijkste risicofactoren, zoekt naar onmiddellijke acties ter verbetering en preventie en omschrijft de aspecten die meer in detail onderzocht dienen te worden. Er wordt in de onderneming een contactpersoon aangeduid. Deze zal de Opsporing leiden en de onmiddellijk toe te passen maatregelen coördineren. Hij zal eveneens het vervolg van de studie (niveau 2, Observatie) voor een diepgaandere studie opvolgen. De methode die wordt toegepast is de Déparis-methode. Deze wordt voorgesteld in het eerste nummer van de SOBANE-reeks.
Niveau Observatie Een werkgroep (bij voorkeur dezelfde) met vertegenwoordiging van werknemers en technisch verantwoordelijken (met deelname van een preventieadviseur indien mogelijk) zal de arbeidsomstandigheden meer in detail bestuderen. Zij zullen eveneens minder voor de hand liggende oplossingen voorstellen en bepalen waarom de medewerking van een preventieadviseur noodzakelijk is. Indien het niet haalbaar is om deze werkgroep te laten samenkomen, voert de verantwoordelijke de Observatie alleen uit. Hierbij is het essentieel de noodzakelijke informatie te verkrijgen van de werknemers. Dit niveau 2, Observatie, vereist een grondige kennis van de verschillende aspecten van de arbeidssituatie, zowel bij normale als bij abnormale werking. De diepgang van deze Observatie zal variëren in functie van het bestudeerde domein (risicogebied) en in functie van de onderneming en de bekwaamheid van de deelnemers. Er wordt opnieuw een contactpersoon aangeduid (bij voorkeur dezelfde persoon) die het Observatieniveau zal leiden en die de onmiddellijk te nemen maatregelen zal coördineren. Hij zal eveneens het vervolg van de studie (niveau 3, Analyse) opvolgen voor de aspecten die een diepgaandere analyse vereisen.
10
Niveau Analyse Indien de niveaus Opsporing en Observatie niet toelaten het risico tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen of indien er twijfel blijft bestaan, moet men verder gaan met de Analyse om te zoeken naar oplossingen. Deze analyse, om de situatie diepgaander te onderzoeken, dient te gebeuren in samenwerking met preventieadviseurs die over de nodige kennis, middelen en technieken beschikken. Meestal wordt het analyseniveau uitgevoerd door externe preventieadviseurs. Zij werken nauw samen met de interne preventieadviseurs. De externe preventieadviseurs stellen de nodige kennis en middelen ter beschikking van de interne preventieadviseurs. Tijdens de Analyse worden de specifieke arbeidsomstandigheden, bepaald op het einde van niveau 2, Observatie, diepgaander onderzocht. Het kan aangewezen zijn om metingen te doen met eenvoudige 'standaardapparaten'. Deze metingen moeten expliciet bepaalde doelstellingen hebben zoals het objectief vaststellen van de problemen, het zoeken naar oorzaken, de optimalisering van de oplossingen … Het belangrijkste aspect van dit niveau is dat men beroep doet op een externe preventieadviseur die over voldoende kennis en middelen beschikt voor wat betreft het evalueren van restrisico's in het desbetreffende domein. De preventieadviseur en de coördinator gebruiken de resultaten van voorgaande niveaus (Opsporing en Observatie) als basis. De eerste taak is het herbekijken van deze resultaten. Vervolgens wordt een Analyse van de items die werden geïdentificeerd, uitgevoerd. De resultaten van deze Analyse worden besproken met de uitvoerders van de voorgaande niveaus en in het bijzonder met de coördinator. Zij beslissen of er eventueel beroep moet gedaan worden op een expert (Expertise) die meer gespecialiseerde en verfijnde metingen kan uitvoeren.
Niveau Expertise De studie van niveau 4, Expertise, wordt uitgevoerd door dezelfde personen uit het bedrijf en preventieadviseurs, met de bijkomende hulp in het desbetreffende domein van gespecialiseerde experts. Het betreft hier bijzonder complexe situaties die eventueel bijzondere metingen vereisen.
PR EV EN TIO N
Expertise
Analysis
Observation
Screening
ALGEMENE TOEPASSING VAN DE OBSERVATIE METHODES SOBANE
De Déparis-Opsporingsmethode wordt best toegepast tijdens een vergadering met 4 tot 7 personen. De deelnemers aan deze vergadering dienen of de werksituatie grondig te kennen of zullen zoeken naar oplossingen om de werksituatie te verbeteren en zullen meewerken aan de uitwerking ervan. Tijdens de Déparis Opsporing, wordt beslist dat • de vloer herstellen, sommige werktuigen of sommige recipiënten met chemische produkten vervangen, sommige machinefilters veranderen, opslagruimtes verplaatsen, werkblad verhogen… • één of meerdere aspecten van de werksituatie grondiger bestuderen tijdens één of meerdere specifieke Observatievergaderingen: bijvoorbeeld de werkruimtes, de slechte houdingen, de chemische produkten...
11
Toepassing
Volgens de SOBANE-strategie wordt dit grondiger onderzoek gerealiseerd door de Observatiemethode specifiek aan het meer in detail te bestuderen probleem en, opnieuw, tijdens een vergadering met dezelfde personen. Tijdens de Déparis-vergadering worden alle aspecten van de werksituatie besproken. Tijdens de Observatievergadering daarentegen, is de discussie op een specifiek aspect gericht: lawaai in het atelier of goederenbehandeling of beeldschermwerk… De toepassing van de methode is gelijk aan deze gebruikt tijdens het niveau 1 Opsporingsmethode Déparis. De directie moet eerst vóór elke actie: • ten volle over de gevolgen van het gebruik van de methode ingelicht worden • bewust zijn van zijn verplichtingen • zijn volledig akkoord gegeven hebben met de toepassing van de methode De stappen van de toepassing zijn: 1. Informatie door de directie van de hiërarchische lijn en de werknemers over de nagestreefde doelstellingen en belofte rekening te houden met de resultaten van de vergaderingen en de studies. 2. Keuze van een kleine groep posten die een geheel vormen, een "arbeidssituatie": de deelnemers zouden dezelfde moeten zijn dan deze van het niveau 1 Opsporingsmethode Déparis 3. Aanduiding van een coördinator door de directie in overleg met de werknemers: opnieuw zou het dezelfde persoon moeten zijn die de Opsporing Déparis heeft gecoördineerd. 4. Voorbereiding van de coördinator: hij leest de Observatiemethode in detail en leert hoe ze te gebruiken. De methode wordt aan de betrokken arbeidssituatie aangepast door bepaalde termen te veranderen, sommige niet betrokken aspecten te verwijderen, door andere aan te passen, of nog door bijkomende aspecten toe te voegen. 5. Oprichting van een werkgroep samengesteld uit sleutelwerknemers van de betrokken arbeidssituatie, aangewezen door hun collega's en hun vertegenwoordigers, en uit personen van de technische omkadering aangewezen door de directie. Deze werkgroep zal minstens één man en één vrouw omvatten in geval van een gemengde groep. Deze werkgroep zou dezelfde moeten zijn dan deze die aan de Opsporing Déparis heeft deelgenomen, met eventueel 1 of 2 bijkomende personen van de dienst “methoden”, de dienst “onderhoud” of nog van de dienst “aankopen”. 6. Vergadering van de werkgroep in een kalm lokaal dicht bij de werkposten: opnieuw teneinde direct naar de werkplaatsen te kunnen terugkeren om bepaalde punten te bespreken. 7. Duidelijke uitleg door de coördinator van het doel van de vergadering en van de procedure.Te discussiëren aspecten kunnen aan de deelnemers ofwel vóór of in het begin van de vergadering gegeven worden, ofwel door een projector of door multimedia op een scherm vertoond worden, teneinde de discussie doeltreffend te begeleiden. 8. Discussie over iedere rubriek door zich te concentreren op de aspecten van deze rubriek en zonder lang stil te staan om te bepalen of de situatie niet, een beetje of veel bevredigend is, maar bij • wat kan worden gedaan om de situatie te verbeteren, door wie en wanneer • datgene waarvoor de hulp van een preventieadviseur moet worden ingeroepen tijdens het niveau 3 Analyse 9. Na de vergadering stelt de coördinator een synthese op: • de gebruikte rubrieken met de gedetailleerde informatie voortvloeiend uit de vergadering, • de lijst met de geplande oplossingen met bepaling van wie wat doet en wanneer • en de lijst met de meer in detail te bestuderen punten met hun prioriteit
12
10. 11. 12. 13.
Voorstelling van de resultaten aan de deelnemers, herziening, bijvoegingen… Afronding van de synthese. Voorstelling aan de directie en aan de overlegorganen. Vervolg van de studie voor de niet opgeloste problemen door middel van de methode van niveau 3, Analyse, van de SOBANE-strategie.
De volgende tekst kan helpen om het doel van de vergadering te verduidelijken. "In de loop van de vergadering herzien we alle punten in relatie met de risicofactor "-------------" die uitmaken dat het werk moeilijk, gevaarlijk, niet efficiënt en onaangenaam is. De bedoeling is niet om te weten of het gemakkelijk en aangenaam is voor 20, 50 of 100%, maar wel om uit te vinden wat er concreet onmiddellijk, binnen de 3 maanden en later kan ondernomen worden om efficiënter en aangenamer te zijn. Het kan gaan om technische veranderingen, om nieuwe werktechnieken, maar ook om betere communicaties, om reorganisatie van de dienstregeling, om meer specifieke opleidingen. Voor sommige punten zou men moeten kunnen zeggen wat er veranderd moet worden en hoe dit concreet moet gebeuren. Voor andere zullen er bijkomende studies moeten worden verricht. De Directie verplicht zich ertoe een actieplan op te stellen met als doel zo goed mogelijk gevolg te geven aan hetgeen besproken zal worden."
Wanneer geen vergadering van 3 tot 6 personen kan belegd worden, zal de coördinator de Observatie alleen leiden of met één of twee personen en eventueel op de werkplek zelf. Deze niet-ideale oplossing blijft nuttig aangezien zij de preventie laat vooruitgaan en het eventuele beroep op een externe preventieadviseur voorbereidt. De coördinator of deze personen moeten echter: • de werkplek goed kennen (even goed als de operatoren zelf!) • informeel de mening van de operatoren vragen • technisch onderlegd zijn om oplossingen te kunnen vinden en ze in de praktijk om te kunnen zetten • vervolgens direct of indirect naar de operatoren en hun technisch kader terugkeren voor adviezen over de overwogen oplossingen. Deze werkwijze is dus enkel aan te raden als er binnen het bedrijf geen vergadering van een werkgroep op dat moment georganiseerd kan worden.
Het verslag
Dit verslag moet omvatten: • De beschrijving van het probleem: - hoe het probleem is gebleken: na klachten, ziekte, afwezigheden … - de mening van de operatoren en van de mensen uit het bedrijf tijdens de Opsporing. • De resultaten van het optreden, zonder uitgebreid in te gaan op de verschillende stappen, maar met een duidelijke beschrijving van de verdiensten van iedereen die meegewerkt heeft: - de aspecten die in detail geobserveerd zijn en de voorgestelde oplossingen - indien nodig, de aspecten die nog een Analyse behoeven • Een synthese van de technische of organisatorische oplossingen en verbeteringen. • Een algemene verantwoording van deze oplossingen, waarbij wordt aangetoond: - dat zij de beschreven problemen werkelijk kunnen verhelpen. - dat zij geen andere problemen zullen veroorzaken voor het geheel of een deel van de operatoren. - dat zij niet tegenstrijdig zijn met de productiviteits- en rentabiliteitseisen van het bedrijf. • De eventuele verantwoording voor een bijkomende Analyse. • Een draaiboek voor de uitvoering van de voorgestelde oplossingen, met daarin wie doet wat, wanneer en hoe en tevens hoe de follow-up verloopt, om zo de kans op concrete resultaten te verhogen.
13
• Een samenvatting van dit eindverslag waarin op 1 bladzijde de belangrijkste technische oplossingen worden herhaald.
Schriftelijke presentatie
Dergelijke verslagen zijn vaak te "formeel" en te "literair" opgesteld. Aangezien het verslag bedoeld is om die inlichtingen te verschaffen die nodig zijn om beslissingen te nemen, moet het kort en eenvoudig zijn, ontdaan van alle oppervlakkige, te algemene of niet ter zake doende uitweidingen. Het is niet de bedoeling in telegramstijl te schrijven, maar de tekst moet toch: • net als in deze tekst gebruik maken van alinea's en insprongen die de informatie overzichtelijk maken • zo weinig mogelijk tabellen of statistieken bevatten • de informatie systematisch en op een logische manier weergeven, zodat de gedachtegang makkelijk te volgen is • indien nodig technische schema's of foto's bevatten. Ten slotte moet de tekst grondig herlezen worden om • herhalingen te vermijden • het lezen en begrijpen te vergemakkelijken • de logische gedachtegang en indeling in acht te nemen • het opzoeken van specifieke informatie te vereenvoudigen De samenvatting van 1 bladzijde zit niet, zoals gewoonlijk, achteraan, maar aan het begin, zodat zij meer aandacht krijgt dan de gedetailleerde uiteenzetting.
Mondelinge presentatie
De precieze procedure hangt af van de omstandigheden. Idealiter wordt dit verslag voorgesteld aan de volgende personen, al dan niet tegelijkertijd aan de verschillende groepen: • De werkgever, die instaat voor de gezonde arbeidsomstandigheden en die beslist. • De operatoren, die immers rechtstreeks betrokken partij zijn. De efficiëntie van de technische oplossingen staat of valt immers met de uitvoering ervan, zodat het belangrijk is dat de personen die de oplossing moeten uitvoeren, geraadpleegd worden. • Alle personen die op de verschillende niveaus hebben meegewerkt, aangezien het resultaat in de eerste plaats hun verdienste is. • De hiërarchie, de technische staf, aangezien die instaat voor de uitvoering en het opvolgen van de oplossingen. • De andere preventiepartners (bedrijfsarts, preventieadviseurs ...) uiteraard. Het welslagen van het optreden hangt niet alleen af van de kwaliteit, maar vaak nog meer van de manier waarop het wordt voorgesteld. Alle hoofdrolspelers (werkgevers, staf, operatoren) menen de werkomstandigheden goed te kennen, maar zij hebben er vaak een heel ander beeld van. Foto's kunnen dan nuttig zijn om een gemeenschappelijke voorstelling te hebben van de toestand, de problemen en de mogelijke verbeteringen. Ze moeten de aandacht vestigen op het uitgevoerde werk en op de algemene arbeidsomstandigheden, niet op de wijze waarop deze of gene operator het werk uitvoert.
Vervolg van de studie
Als de Observatiemethode op punten de aandacht vestigt die een meer diepgaande Analyse vereisen, moet een gespecialiseerde preventieadviseur op het betrokken gebied gecontacteerd worden. De werkwijze die met deze preventieadviseur moet gevolgd worden, is:
14
• hem op de hoogte brengen van de resultaten van de twee eerste niveaus Opsporing en Observatie • herziening van de resultaten, de conclusies en de voorgestelde oplossingen • deze oplossingen bevestigen of amenderen • daarbij vaststellen welke aspecten een nadere specifieke Analyse behoeven. Alle werkdocumenten die op de verschillende niveaus gebruikt zijn, worden in het bedrijf bewaard. Zo kunnen zij later dienen als referentiepunt bij het aanpassen van werkplekken of bij het uitdenken van nieuwe arbeidsomstandigheden.
PR EV EN TIO N
Expertise
Analysis
Observation
Screening
ALGEMENE TOEPASSING VAN DE ANALYSEMETHODES SOBANE
De Déparis-Opsporingsmethode en de Observatiemethodes van SOBANE worden best toegepast tijdens een vergadering met 4 tot 7 personen. De deelnemers aan deze vergadering dienen of de werksituatie grondig te kennen of zullen zoeken naar oplossingen om de werksituatie te verbeteren en zullen mee werken aan de uitwerking ervan. • Tijdens de Déparis Opsporing, worden bv. volgende zaken beslist: - de vloer herstellen, sommige werktuigen of sommige recipiënten met chemische produkten vervangen, sommige machinefilters veranderen, opslagruimtes verplaatsen, werkblad verhogen… - één of meerdere aspecten van de werksituatie grondiger bestuderen tijdens één of meerdere specifieke Observatievergaderingen: bijvoorbeeld de werkruimtes, de slechte houdingen, de chemische produkten ... • Tijdens de Observatievergadering eigen aan bv. chemische produkten-, is de situatie herbekeken, worden de oplossingen voorzien tijdens de opsporing gevalideerd, en verschillende bijkomende oplossingen bv. om het afval en de verpakkingen te controleren, worden voorgesteld. Dit kan opgelost worden maar een ander probleem, bv m.b.t. de ventilatie in de lokalen, blijkt op dit niveau niet oplosbaar. • De Analysemethode gaat zich dus richten op het probleem van ventilatie dat nog niet opgelost werd. De ganse werksituatie wordt herzien m.b.t. de chemische producten en wat er tot nog toe werd voorgesteld, wordt eveneens overlopen. In tegenstelling tot de Opsporing en de Observatiemethodes, wordt de Analyse in eerste instantie uitgevoerd door een externe preventieadviseur, dewelke niet noodzakelijk deelnam aan de vergaderingen m.b.t. de Opsporing en Observatie. Het is dus aangewezen dat hij zich eerst op de hoogte stelt van wat er al gerealiseerd werd en de voorgestelde keuzes en acties herbekijkt, alvorens bijkomende acties te ondernemen. De werkwijze van deze preventieadviseur is de volgende: 1. Herziening van de resultaten van de Opsporing en de Observatie van de arbeidssituatie samen met de coördinator die deze 2 eerste niveaus realiseerde - daarbij rekening houdend met het reeds bij de vorige niveaus (Opsporing en Observatie) uitgevoerde werk; - daaraan zijn eigen kennis en ervaring toevoegend en - daarbij vaststellend welke aspecten een nadere specifieke Analyse behoeven. 2. De eigenlijke Analyse van de arbeidssituatie voor deze specifieke aspecten in samenwerking met de mensen uit het bedrijf - door deze specifieke aspecten grondiger te bestuderen - door eventueel metingen uit te voeren, steeds met het oog op preventie - door het bedrijf te helpen de voorgestelde oplossingen in de praktijk om te zetten.
15
Indien nodig wordt een kwantificering van de risico's uitgevoerd om bv. de omvang van een probleem te tonen en dus ook de noodzaak van de voorgestelde oplossingen te motiveren. Bovendien kan ook het verband worden aangetoond tussen de blootstelling en het traumatisme of een beroepsziekte. De duur van de Analyse en dus ook de kostprijs ervan zijn afhankelijk van het vastgestelde probleem en van het al dan niet moeten kwantificeren van de belasting of blootstelling.
Besturing van de Obervatie met de preventieadviseur
Continuïteit in de strategie en samenwerking tussen de sleutelfiguren op de verschillende niveaus zijn belangrijk. Daarom bestudeert de preventieadviseur de informatie die bij de niveaus Opsporing en Observatie verzameld is samen met degenen die deze informatie bestudeerd hebben, en in ieder geval samen met de coördinator van deze niveaus (de groepsanimator of de afzonderlijke waarnemer). Zij moeten samen de volgende punten bespreken: • De informatie over de arbeidssituatie: werkorganisatie, rotatie van de operatoren, variatie in de productie tijdens een werkdag, een werkweek, een jaar … • De verschillende oplossingen, die al dan niet geschikt zijn bevonden en te bevestigen. • De aspecten waarvoor een bijkomende Analyse nodig is. De taak van de preventieadviseur bestaat erin: • De bij niveaus 1 Opsporing en 2, Observatie, voorgestelde en al dan niet uitgevoerde oplossingen geschikt of ongeschikt te verklaren. • In detail de problemen te analyseren waarvoor nog geen oplossing gevonden werd. • Het bedrijf te helpen de voorgestelde oplossingen in de praktijk om te zetten.
Eigenlijke Analyse
A Doelstellingen Tijdens deze tweede fase van de Analyse wordt gezocht naar oplossingen voor problemen die nog niet verholpen zijn. Hier gaat het dus over bepaalde specifieke aspecten van de arbeidssituatie. In deze fase wordt meer specifieke of meer diepgaande informatie verzameld om te kunnen bepalen hoe deze problemen verholpen kunnen worden. De preventieadviseur moet deze informatieverzameling voorbereiden samen met de mensen uit het bedrijf en de coördinator die de voorgaande niveaus onderzocht hebben. In bepaalde gevallen vereist de Analyse een gedetailleerde observatie van sommige operatoren. Deze selectie is cruciaal. Als er niet op de juiste manier geselecteerd wordt, anders gezegd niet representatief, levert dit onbetrouwbare Analyseresultaten op en kan er geen enkele conclusie worden getrokken die geldt voor alle operatoren. Het aantal te observeren operatoren hangt af van de grootte van de groep. De volgende tabel is gebaseerd op de principes van de statistiek. De tabel geeft aan welke steekproef nodig is om voor 95% zeker te zijn dat minstens 1 operator van de 20% die het meest zijn blootgesteld, in de studie is opgenomen. Deze waarschijnlijkheid geldt niet bij een aselecte steekproef.Vandaar dus dat de steekproef niet aselect mag zijn. Met deze tabel kan het ideale aantal te observeren operatoren worden bepaald. Grootte van de groep N
N≤6
7-8
9-11
Grootte van de steekproef Ns
N
6
7
16
12-14 15-18 19-26 27-43 44-50 8
9
10
11
12
>50 14
B Te analyseren arbeidsomstandigheden Zoals de keuze van de operatoren, zal de keuze van de Analysemomenten niet toevallig zijn. Er moet immers rekening gehouden worden met de verschillende arbeidsomstandigheden die afhankelijk zijn van: • de productie: normaal, regelmatig, seizoensgebonden … • de staat van de productielijn: machines die stuk of niet goed afgesteld zijn, nieuwe machines … • de rotatie van de operatoren • het absenteïsme Als er niet genoeg tijd of middelen zijn om alle verschillende gevallen te analyseren, moet duidelijk nagegaan worden of de geanalyseerde situaties representatief zijn voor de algemene omstandigheden dan wel voor de slechtst mogelijke omstandigheden. Zo zal het bijvoorbeeld moeilijk zijn om de werkomstandigheden te bestuderen als alle operatoren aanwezig zijn en als er één of meerdere ontbreken. Toch is het belangrijk na te gaan of dit verschil in aantal invloed heeft op het werkritme, de repetitiviteit … Als dit zo blijkt te zijn, moet bewezen worden dat de uitgevoerde Analyse relevant is. De preventieadviseur zoekt de ontbrekende informatie op via de methode die hij daarvoor geschikt acht: • door de werkmethodes van sommige operatoren te vergelijken • door te trachten te achterhalen waar die verschillen vandaan komen • door na te gaan waar er technisch kan worden ingegrepen • … De belangrijkste methode is de rechtstreekse observatie van de operatoren in hun arbeidssituatie. Voor sommige aspecten zoals de inrichting van de werkposten, de werkorganisatie, de RSI risico's, de goederenbehandeling…, kunnen foto's of een video bijkomende instrumenten zijn, maar kunnen de rechtstreekse waarneming niet vervangen. Toch bieden foto's en video een aantal extra mogelijkheden: • verschillende personen (operatoren, dienst methodes, …) kunnen dezelfde beelden zien en kunnen hun eigen visie op het probleem geven. • de relevantie en de werkelijke impact van sommige voorgestelde oplossingen kan worden bestudeerd. • de beelden kunnen nadien gebruikt worden als didactisch materiaal om (nieuwe) operatoren op te leiden. • het verfijnen van de hulp bij het in de praktijk brengen van de aanbevolen oplossingen, zoals bijvoorbeeld een opleiding goederenbehandeling, wordt vergemakkelijkt. Het gebruik van een video houdt echter het risico in dat de operator zijn gedrag en dus zijn werkwijze verandert omdat hij weet dat hij gefilmd wordt. Dit risico wordt beperkt als: • de preventieadviseur vooraf al nauw heeft samengewerkt met de operatoren. • aan iedere operator duidelijk wordt uitgelegd waarom er wordt gefilmd en wat er nadien met de opnames zal gebeuren. Dit is des te belangrijker als de operator nog niet heeft deelgenomen aan de vorige niveaus van het onderzoek. • de operator vrij heeft ingestemd met de opnamen.
C Eventuele metingen In bepaalde gevallen kan de preventieadviseur het nodig achten enkele metingen uit te voeren: verlichting, luchtsnelheid, inspanningen, concentraties ... Eenvoudige metingen kunnen uitgevoerd worden en worden beschreven bij de Analysemethodes die werden ontwikkeld voor de verschillende domeinen.
17
De gesofisticeerde metingen vereisen het gebruik van moeilijke apparatuur, zoals o.a. luminantiemeters, frequentie analyses, goniometers ... Zij zijn voorbehouden voor niveau 4 Expertise en worden welbewust uitgevoerd door experts.
D Gegevensbeheer Het gegevensbeheer vraagt veel deskundigheid van de preventieadviseur. Er kan dus geen specifieke methodologie vastgelegd worden: de problemen zijn bekend, men weet waar men naar op zoek is. Het is belangrijk om te benadrukken dat de Analyse zoals ze hier beschreven wordt, totaal verschillend is van de kwantificering die eventueel kan opgemaakt worden voor epidemiologisch onderzoek. Hier worden antwoorden gezocht op vragen als: waarom is de situatie van deze aard; wat kan men doen om ze te wijzigen. Discussies over deze vragen zouden rechtstreeks tot het antwoord moeten leiden en zo tot oplossingen ter verbetering. Een kwantificeringsmethode daarentegen zoekt eerder antwoorden op vragen als: gedurende hoeveel procent van de tijd worden de werknemers blootgesteld aan dergelijk risico. Om hierop te kunnen antwoorden moeten de tijd, de concentratie, het niveau … gekwantificeerd worden, zonder te letten op de oorzaken van deze belasting. De gedetailleerde Analyse van de verzamelde inlichtingen en de zoektocht naar oplossingen is niet de taak van de preventieadviseur alleen, ook al is hij meestal degene die deze taak uitvoert. • Idealiter nemen ook de personen deel die op de hoogte zijn van de technische en praktische implicaties, met name de operatoren en de staf. • Als deze personen niet rechtstreeks kunnen deelnemen, moet in ieder geval hun mening worden gevraagd over de aanbevelingen van de preventieadviseur, voordat deze in de praktijk worden gebracht. Deze gelaagde aanpak is de meest gangbare, maar is zelden de snelste en leidt zeker niet altijd tot betere resultaten. Of de inbreng van de preventieadviseur goede resultaten oplevert hangt rechtstreeks af van: • De kwaliteit van het werk dat op de vorige niveaus geleverd is. • De kwaliteit van het overleg met de betrokken personen uit het bedrijf.
Samenvatting van de resultaten aan het eind van de analyse
Na de Analyse schrijft de preventieadviseur meestal een verslag. Het presentatie- en discussieproces over het eindverslag moet van meet af aan gestructureerd verlopen, zodat het tot beslissingen leidt (ook al wordt er beslist om niets te doen!). Hiertoe moet - liefst bij het begin van het optreden van de preventieadviseur - de procedure worden vastgelegd met betrekking tot: • de mensen uit het bedrijf met wie de preventieadviseur zal samenwerken • de planning in de tijd • het soort verslag • de presentatie(s) van het verslag • het gevolg dat eraan zal worden gegeven, eventueel samen met een expert • de opvolgingsmethode voor het toepassen van de oplossingen in de werksituatie en de beoordelingen van hun doeltreffendheid.
18
• een planning, met wie doet wat, wanneer en hoe. Zonder deze planning zullen de aanbevelingen dode letter blijven in plaats van tot concrete resultaten voor de operatoren te leiden.
A Inhoud Deze Analyse zou in principe de laatste stap van het proces moeten zijn. Het verslag geeft dus een samenvatting van de informatie die gaandeweg verzameld is en van de oplossingen en/of verbeteringen die zijn gepland of uitgevoerd. Dit verslag omvat: • De beschrijving van het probleem: - hoe het probleem is gebleken: na klachten, ziekte, afwezigheden … - de mening van de operatoren en van de mensen uit het bedrijf tijdens de Opsporing. • De resultaten van het optreden, zonder uitgebreid in te gaan op de verschillende stappen, maar met een duidelijke beschrijving van de verdiensten van iedereen die meegewerkt heeft: - de aspecten die in detail geobserveerd zijn en de voorgestelde oplossingen. - de aspecten die in detail geanalyseerd zijn en de voorgestelde oplossingen. - indien nodig, de aspecten die nog een Expertise behoeven. • Een synthese van de technische of organisatorische oplossingen en verbeteringen. • Het voorstel om prototypes te maken of tests uit te voeren als sommige oplossingen nog technisch verfijnd moeten worden. • De maatregelen die eventueel genomen moeten worden om de operatoren correct in te lichten en op te leiden inzake: - de beste procedures om taken uit te voeren, en de procedures die vermeden moeten worden. - de gezondheids- en veiligheidsrisico's. • Een rangschikking van de voorgestelde maatregelen volgens: - wat onmisbaar is - wat noodzakelijk is - wat wenselijk is • Een algemene verantwoording van deze oplossingen, waarbij wordt aangetoond: - dat zij de beschreven problemen werkelijk kunnen verhelpen. - dat zij geen andere problemen zullen veroorzaken voor het geheel of een deel van de operatoren. - dat zij niet tegenstrijdig zijn met de productiviteits- en rentabiliteitseisen van het bedrijf. • De eventuele verantwoording voor een bijkomende Expertise. • Een draaiboek voor de uitvoering van de voorgestelde oplossingen, met daarin wie doet wat, wanneer en hoe en tevens hoe de follow-up verloopt, om zo de kans op concrete resultaten te verhogen. • Een samenvatting van dit eindverslag waarin op 1 bladzijde de belangrijkste technische oplossingen worden herhaald.
B Schriftelijke presentatie Dergelijke verslagen zijn vaak te "formeel" en te "literair" opgesteld. Aangezien het verslag bedoeld is om die inlichtingen te verschaffen die nodig zijn om beslissingen te nemen, moet het kort en eenvoudig zijn, ontdaan van alle oppervlakkige, te algemene of niet ter zake doende uitweidingen. Het is niet de bedoeling in telegramstijl te schrijven, maar de tekst moet toch: • net als in deze tekst gebruik maken van alinea's en insprongen die de informatie overzichtelijk maken • zo weinig mogelijk tabellen of statistieken bevatten
19
• de informatie systematisch en op een logische manier weergeven, zodat de gedachtegang makkelijk te volgen is • indien nodig technische schema's of foto's bevatten. Ten slotte moet de tekst grondig herlezen worden om • herhalingen te vermijden • het lezen en begrijpen te vergemakkelijken • de logische gedachtegang en indeling in acht te nemen • het opzoeken van specifieke informatie te vereenvoudigen. De samenvatting van 1 bladzijde zit niet, zoals gewoonlijk, achteraan, maar aan het begin, zodat zij meer aandacht krijgt dan de gedetailleerde uiteenzetting.
C Mondelinge presentatie De precieze procedure hangt af van de omstandigheden. Idealiter wordt dit verslag voorgesteld aan de volgende personen, al dan niet tegelijkertijd aan de verschillende groepen: • De werkgever, die instaat voor de gezonde arbeidsomstandigheden en die beslist. • De operatoren, die immers rechtstreeks betrokken partij zijn. De efficiëntie van de technische oplossingen staat of valt immers met de uitvoering ervan, zodat het belangrijk is dat de personen die de oplossing moeten uitvoeren, geraadpleegd worden. • Alle personen die op de verschillende niveaus hebben meegewerkt, aangezien het resultaat in de eerste plaats hun verdienste is. • De hiërarchie, de technische staf, aangezien die instaat voor de uitvoering en het opvolgen van de oplossingen. • De andere preventiepartners (bedrijfsarts, preventieadviseurs ...) uiteraard. Het welslagen van het optreden hangt niet alleen af van de kwaliteit, maar vaak nog meer van de manier waarop het wordt voorgesteld. Er moet dus extra aandacht worden besteed aan het uitwerken van audiovisueel materiaal. Dit aspect past echter niet binnen het huidige document, waarin we dus enkel dieper ingaan op het gebruik van video-opnames. Alle hoofdrolspelers (werkgevers, staf, operatoren) menen de werkomstandigheden goed te kennen, maar zij hebben er vaak een heel ander beeld van. Foto's of een video kunnen dan nuttig zijn om een gemeenschappelijke voorstelling te hebben van de toestand, de problemen en de mogelijke verbeteringen. Ze moeten de aandacht vestigen op het uitgevoerde werk en op de algemene arbeidsomstandigheden, niet op de wijze waarop deze of gene operator het werk uitvoert. Foto's of een video kunnen ook gebruikt worden bij de opleiding van operatoren, en in het bijzonder bij nieuwelingen in een bepaalde arbeidssituatie. Deze opname moet wel gericht zijn op de manier waarop het werk wordt uitgevoerd. Deze foto's of video verschillen van de vorige en vormen er een aanvulling op. Als iedere operator persoonlijk de toestemming heeft gegeven (uiteraard nadat hij volledig is ingelicht over de doelstelling), kunnen de foto's en de video gemaakt worden met opeenvolgende beelden die de mogelijk "gevaarlijke" werkmethodes tonen en vergelijken met andere werkmethodes die gezonder of veiliger zijn (manier van werken, dit werktuig in plaats van een ander, beperkte krachtinspanningen, opruimen, circulatie...). Deze cassette mag nadien enkel worden gebruikt met toestemming van de operatoren en zonder dat zij ergens van beschuldigd kunnen worden.
D Vervolg van de studie Als de studie er gekomen is na klachten bij sommige operatoren, moeten deze mensen concreet geholpen worden om de klachten zo snel mogelijk te verhelpen en hen opnieuw een normaal leven en normale arbeidsomstandigheden te geven. Dit is dus
20
een medisch probleem, dat de bedrijfsarts direct of indirect (samen met de huisarts) moet behandelen. Het is niet onbelangrijk te vermelden dat sommige arbeidsomstandigheden aanvaardbaar kunnen zijn voor sommige personen, maar volstrekt onaanvaardbaar voor andere personen. De herstelperiode kan hierdoor langer duren of de aandoening kan in sommige gevallen verergeren. Personen kunnen dus niet meteen opnieuw aan het werk zodra de arbeidsomstandigheden verbeterd zijn. Alle werkdocumenten die op de verschillende niveaus gebruikt zijn worden in het bedrijf bewaard. Zo kunnen zij later dienen als referentiepunt bij het aanpassen van werkplekken of bij het uitdenken van nieuwe arbeidsomstandigheden.
21
22
NIVEAU : OBSERVATIE PR EV EN TIO N
Expertise
Analysis
Observation
Screening
23
INLEIDING
Doelstellingen
• Bestudeer de situatie in het algemeen en op de werkplaats voor wat betreft: • de risico’s van brand of explosie • De technische maatregelen definiëren die onmiddellijk genomen kunnen worden om de risico’s te voorkomen/te verminderen. • Bepaal of een grondigere Analyse (niveau 3) • noodzakelijk is • dringend is (en zo ja, hoe dringend is ze?) • met welke doelstellingen?
Wie ? • De werknemers en hun staf. • De mensen uit het bedrijf zelf (staf, studiebureau, interne preventieadviseurs) die de werksituatie goed kennen.
Hoe?
Een meer gedetailleerde beschrijving van de toepassing van de Observatiemethodes wordt beschreven in de algemene inleiding van de SOBANE-methode. Enkel de voornaamste richtlijnen worden hieronder vermeld. De werkmethode is vergelijkbaar met deze gebruikt tijdens het niveau 1, Opsporingsmethode (Déparis), en de deelnemers zouden dezelfde moeten zijn: 1. Keuze van een "arbeidssituatie”. Dit is een kleine groep werkposten die samen een geheel vormen. 2. Aanduiden van een coördinator. 3. Voorbereiding van de coördinator: hij leest de Observatiemethode grondig, leert hoe ze te gebruiken en past ze aan de betrokken arbeidssituatie aan. 4. Oprichten van een werkgroep samengesteld uit de belangrijkste werknemers en personen van de technische omkadering. Als er zowel mannen als vrouwen tewerkgesteld zijn in de onderzochte arbeidssituatie, zullen beide sexen in de werkgroep vertegenwoordigd zijn. 5. Vergadering van de werkgroep in een rustig lokaal dicht bij de werkposten (gemiddeld gedurende een tweetal uren). 6. Duidelijke uitleg door de coördinator over het doel van de vergadering en de procedure. 7. Discussie over elke rubriek met de nadruk op: • wat concreet kan gedaan worden om de situatie te verbeteren, door wie en wanneer • datgene waarvoor, op Analyseniveau, de hulp van een preventieadviseur moet worden ingeroepen. Tijdens de discussie over de werksituatie wordt rekening gehouden met de karakteristieken van de werknemers. Er wordt speciale aandacht besteed aan het feit dat het om mannen of vrouwen gaat, jonge of oudere werknemers, mensen die de taal al of niet kennen … 8. Na de vergadering maakt de coördinator een syntheseverslag van de voorgestelde oplossingen. Dit bevat: • de gebruikte tabellen, met duidelijke informatie zoals besproken tijdens de vergadering
24
PR EV EN TIO N
Expertise
Analysis
Observation
Screening
•
de lijst met mogelijke oplossingen met voorstel van wie doet wat en wanneer • de lijst met de meer in detail te bestuderen punten op niveau 3, Analyse, en hun prioriteiten. 9. De resultaten worden voorgesteld aan de deelnemers van de werkgroep, aan de directie en aan het comité voor preventie en bescherming op het werk. Er kunnen punten aangepast of toegevoegd worden en beslissingen genomen worden tijdens deze vergaderingen. 10. Vervolg van de studie voor de niet opgeloste problemen door middel van het niveau 3 van de methode, Analyse. Wanneer het niet lukt om een vergadering met 3 tot 6 medewerkers te organiseren, zal de coördinator het observatieniveau zelf sturen. Dit gebeurt best in samenwerking met 1 of 2 werknemers en het overleg kan eventueel op de werkvloer georganiseerd worden. Deze situatie is niet ideaal maar blijft nuttig om de preventie te bevorderen. Op deze manier kan het eventueel beroep doen op een extern deskundige voorbereid worden.
Te bespreken punten
1.
Beschrijving van de werksituatie
2.
Ontvlambare of explosieve stoffen
3.
Opslag van ontvlambare of explosieve materialen
4.
Ontstekingsbronnen
5.
Compartimentering van de gebouwen, lokalen, trappen, liften en technische kokers
6.
Signalering
7.
Brandblussers
8.
Brandhaspels (water of schuim)
9.
Detectie en automatische blussing
10.
Hydranten
11.
Interne interventieploeg van de firma
12.
Informatie en opleiding van het personeel
13.
Samenvatting • Huidig risico • Balans van de voorgenomen preventie-/verbeteringsmaatregelen • Restrisico na preventie • Noodzaak van een grondigere Analyse (niveau 3)
14.
Maatregelen op korte termijn
25
PROCEDURE Beschrijving van de werksituatie
(Fiche )
• Duid op een plan van de werkzone zo duidelijk mogelijk de plaats aan van : • de risicohoudende lokalen • de arbeidsposten • de branddetectiesystemen • de brandbestrijdingsmiddelen : brandblussers, haspels (muurhaspels met axiale voeding), persslangen en straalpijpen, hydranten, automatisch blussysteem (sprinklerinstallatie)... • de rookluiken • de brandwerende deuren en wanden (compartimentering) • de evacuatiewegen, de nooduitgangen en de verzamelplaats • de systemen (telefoons, intercoms, alarmknoppen…) die het mogelijk maken om de interne en/of externe hulpdiensten te verwittigen • de oplslagplaatsen van ontvlambare of explosieve materialen : aard en hoeveelheid • de elektriciteitskasten, elektriciteitslokalen, elektrische cabines, hoogspanningskabels… • afsluiters die toelaten om de toevoer van gas af te sluiten • de rookkoepels (openingen, vaak in het dak geplaatst en die in geval van brand manueel of automatisch geopend worden) Voorbeeld
Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden?
Ontvlambare of explosieve stoffen
(Fiche )
• Kenmerken: Identifieer de types van ontvlambare of explosieve stoffen aanwezig in de zone : * vast (hout, meubilair, papier…) * vloeibaar (benzine…) * gas (gasfles, aardgas…) * stof (graansilo’s…) * … • Vaste brandstoffen: houten palets, papier, kartonnen dozen, houtskool, schuim… Controleer: • hun opeenstapeling in de werkzone • de regelmatige verwijdering van afval * oude materialen, verpakkingen… * vuilnisbakken dagelijks leeggemaakt
26
* gescheiden vuilnisbakken voor papier en voor sigarettenpeuken * hoeveelheid papier in de informatica- en elektriciteitslokalen • het onderhoud van aangrenzende gronden (droge grassen, hout, afval…) Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden? • Vloeibare brandstoffen Controleer of: • de recipiënten (flessen, bussen, vaten…), leidingen, kleppen, kranen… * correct geëtiketteerd zijn, meer bepaald met de vermelding van ontvlambare of explosieve stof * dicht zijn * in de werkzone aanwezig zijn in de strikt noodzakelijke hoeveelheid, en niet meer • de veiligheidsvoorschriften bestaan en steeds nageleefd worden bij het vullen van de recipiënten * de tanks, reservoirs… geaard zijn en er een equipotentiaalverbinding voorzien is om de tank te verbinden met de vrachtwagen die komt leveren • de overvulbeveiligingen efficiënt zijn • elk recipiënt onmiddellijk na gebruik opnieuw gesloten wordt • elk weefsel dat in een ontvlambare of explosieve stof wordt gedrenkt, onmiddellijk na gebruik in een afgesloten recipiënt dat daartoe bestemd is, wordt gegooid (vuilnisbak met automatische sluiting van het deksel) • alle werknemers de afsluitkleppen van een deel of het geheel van een installatie kunnen gebruiken • deze kleppen zich in goede staat bevinden en gemakkelijk en snel toegankelijk zijn • de laad- en losuitrusting adequaat is en conform is aan de risicozone (elektrische zone) tijdens het gebruik of de opslag van ontvlambare vloeistoffen … • er blussers voor vloeistofbranden aanwezig zijn in de keukens * nooit water gebruiken om frietketelbranden te blussen * vermijd de opstapeling van vet in de keukens, de dampkappen en kokers • de schildercabines en leidingen voor stoomextractie schoongemaakt worden. Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden? • Gasvormige brandstoffen Controleer of: • de recipiënten (flessen, bussen, vaten…), leidingen, kleppen, kranen… * correct geëtiketteerd zijn, meer bepaald met de vermelding van ontvlambare of explosieve stoffen * dicht zijn * beperkt zijn tot het strikt noodzakelijke in de werkzone • de veiligheidsvoorschriften bestaan en steeds nageleefd worden bij het vervoer van bussen en flessen * geen schokken of stoten die het recipiënt of de kleppen kunnen beschadigen… * niet ondersteboven vervoeren (uitgang van het gas naar onder) – om te voorkomen dat er een echte vlammenwerper ontstaat in geval van brand • elk recipiënt onmiddellijk na gebruik opnieuw afgesloten wordt • de tanks, reservoirs … geaard zijn en er een equipotentiaalverbinding voorzien is om de tank te verbinden met de vrachtwagen die komt leveren • alle werknemers de afsluitkleppen van een deel of het geheel van een installatie kunnen gebruiken • deze kleppen, zich in goede staat bevinden en gemakkelijk en snel toegankelijk zijn
27
• de gasflessen met kettingen vastgemaakt zijn aan vaste houders of op wagentjes • er op de lasposten wel degelijk terugslagkleppen voorzien zijn op de zuurstofen acetyleenleidingen Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden? • Stof Controleer of: • er zich nooit (explosief) stof in grote hoeveelheden ophoopt tijdens: * de opslag van grondstoffen * de opslag van granen (landbouw) * het fabricageproces van producten * activiteiten van zand- of gruisstralen * … • er een regelmatige schoonmaak georganiseerd wordt om het opgehoopt stof weg te nemen (grond, meubilair, machines…) * schoonmaak met de stofzuiger en niet door de stofdeeltjes in suspensie te brengen (verboden te vegen, niet wegblazen met samengeperste lucht…) * de brandbare stofdeeltjes worden snel verwijderd * de filters van de stofvangers worden regelmatig schoongemaakt Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden?
Opslag van ontvlambare of explosieve materialen Controleer of: • de recipiënten, kisten, bussen, gasflessen, flessen… niet langdurig gestockeerd staan in de werkzone • ze opgeborgen zijn op plaatsen (kasten, rekken, schappen, lokalen, zones…) * voorzien en geschikt voor het type van op te slaan recipiënt * waarbij lege en volle recipiënten gescheiden zijn * zover mogelijk verwijderd van de productie om elk contact met een ontstekingsbron te vermijden * zo ver mogelijk verwijderd van de circulatie van voertuigen * in een goed verluchte zone of lokaal om de opstapeling van dampen en gassen te vermijden * met de juiste signalisatie en ettikettering voor de opgeslagen producten * met de signalering "verboden te roken en met naakte vlam te werken" (lasbrander…) * verlicht d.m.v. veiligheidslampen – aangepast aan het soort van zone (elektrische zone) – die dicht zijn – die weinig warmte afgeven (geen halogeen- of gloeilamp)… • de maximale opslaghoogte aangegeven is en gerespecteerd wordt (palets…) • de opslagzone afgescheiden is van de gebouwen • het heropladen van de elektrische heftrucks gebeurt in een lokaal dat afgescheiden is van de opslagzone van brandbare producten • de opslag van brandbare materialen ver weg gebeurt van metalen kolommen en structuurelementen van het gebouw • de minimale afstand tussen de voorraad en elke eventuele ontstekingsbron (lamp, verwarmingselement…) gekend is en nageleefd wordt • de opslagzone regelmatig gecontroleerd wordt op: * de concentratie van dampen, gassen en stof * de oplsagomstandigheden: temperatuur, druk, vochtigheid… • de veiilgheidsvoorschriften voor de bevoorrading van brandbare materialen bestaan en steeds nageleefd worden – voorbeeld: vullen van de vaten of tanks door een vrachtwagen
28
• er zich in de opslagzone geen enkel verwarmingssysteem of warmwaterinstallatie met een (waak-)vlam bevindt • de opgeslagen hoeveelheid tot een minimum beperkt is • de automatische detectiesystemen van lekken of concentratiemetingen in goede staat zijn en regelmatig nagekeken worden (controleregister) Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden?
Ontstekingsbronnen • Temperatuur * elke vaste of vloeibare brandstof geeft een zekere hoeveelheid damp af – op een bepaalde temperatuur, "ontvlammingstemperatuur" of "vlampunt" genoemd, bestaat er een risico dat het gas ontbrandt bij contact met een vlam – op hogere temperatuur kunnen deze gassen de temperatuur van zelfontvlamming bereiken en automatisch ontbranden Controleer of: • de opslagzone goed verlucht is, en de opeenstapeling van te grote concentraties dampen en gassen vermeden wordt • Contact met een naakte vlam of een gloeiende stof Controleer of: • de opslagtemperatuur wel degelijk lager is dan het vlampunt • er in de opslagzone of voor het vervoer van de ontvlambare of explosieve stoffen geen toestellen met thermische motor gebruikt worden • er geen naakte vlammen mogelijk zijn in de zone waar met ontvlambare producten gewerkt wordt: * geen kaarsen, lucifers, aanstekers als lichtbron * geen verwarmingstoestellen met (waak-)vlam of heetwaterinstallaties op gas * niemand rookt in de risicozones en –lokalen • er geen opslag en gebruik van ontvlambare of explosieve stoffen is in de buurt van industriële ovens en van elk zeer warm materiaal, onderdeel, … • er een vuurvergunning voorzien is voor aanvang van werken waarbij vlammen of vonken geproduceerd worden: (branders, lassen, slijpmachine…) • de algemene en bijzondere voorzorgsmaatregelen vermeld op de vuurvergunning steeds gerespecteerd worden: (de zone verluchten, afbakenen, de leidingen isoleren, blusmiddelen in de nabijheid …) Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden? • Verwarmingsinstallatie Controleer of: • dit lokaal enkel voorbehouden is voor de verwarmingsinstallatie * geen opslag van gemakkelijk ontvlambare materialen (brandstoffen vooral) • het gebouw is verdeeld in compartimenten • de verluchting van het lokaal rechtstreeks naar de buitenlucht gebeurt • alle onderstaande elementen in blijkbaar goede staat zijn: * brandstoftank (stookolietank, gasreservoir…): geen corrosie, lekkage… * verwarmingsketel en branders…: geen corrosie, lekkage… * buizen, kleppen … die de verbinding tussen tank en ketel verzekeren * temperatuur- en drukmeters * veiligheidsklep bij overdruk * schouw * luchttoevoer in het lokaal: geen obstructie * … • de veiligheidsvoorschriften bestaan en steeds nageleefd worden bij het vullen van de brandstoftank
29
• de overvulbeveiligingen doeltreffend zijn • het brandstofreservoir op voldoende afstand van de ketel staat • er een regelmatig onderhoud (minstens jaarlijks) verzekerd wordt door een erkende firma Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden? • Verwarmings- en verlichtingstoestellen Controleer of: • de verwarmingstoestellen (isolatie, waakvlam…) in goede staat verkeren • de verlichtingstoestellen aangepast zijn aan het soort van risicozone (elektrische zone): explosieveilig... • Elektrische energie (consulteer de SOBANE methode over elektriciteitsrisico’s) Controleer of: • er nergens elektrische vonken kunnen geproduceerd worden: * al het elektrisch materiaal gebruikt voor de risicolokalen (elektrische zone) is explosieveilig * de schakelkasten, zekeringen enz. in de buurt van ontvlambare of explosieve stoffen zijn doeltreffend beveiligd * de zekeringen en andere beveiligingen werden niet omzeild of er is niet mee geknoeid * de toestellen (verwarming, heetwaterinstallatie…), het elektrisch materiaal (schakelkast, hoofdzekering, stopcontacten, aftakkingsdoos…) en de geleiders (kabels, draden …) verkeren in schijnbaar goede staat op het vlak van corrosie, elektrische isolatie … * de elektrische leidingen zijn gescheiden van de gasleidingen of van ontvlambare vloeistoffen … • het aanwezige elektrische materieel in goede staat verkeert * het personeel brengt geen elektrische toestellen die in slechte toestand verkeren mee naar de werkplaats : microgolfoven, koffiezet, elektrisch verwarmingstoestelletje… – als een koffiemachine goedgekeurd is, blijft ze niet de hele dag aanstaan • de extra elektrische verwarmingstoestellen op een veilige manier en ver weg van de risicozones gebruikt worden • de productie van statische elektriciteit vermeden wordt * mechanische wrijvingen worden uitgesloten * alle geleidende elementen worden geaard – voorbeeld: aarding van de tank en de equipotentiaalverbinding tussen de vrachtwagen en de tank alvorens die komt leveren en de tank alvoren deze te vullen * de activiteiten die een risico op statische elektriciteit inhouden, geschrapt worden: – activiteiten van zand- of gruisstralen – wandbedekking d.m.v. elektrostatisch pistool – droogkuis – behandeling tijdens de opslag van granen … • Mechanische wrijving (consulteer de brochure over werktuigen en machines) Controleer of: • de gebruikte werktuigen geen vonken veroorzaken • de motoren niet te veel wrijvingswarmte produceren Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden?
30
Compartimentering van de gebouwen lokalen
trappen liften en technische kokers (Fiche ) Controleer of: • de lokalen geïnventariseerd zijn volgens het type en de hoeveelheid van aanwezige brandstoffen: – eerste groep (zeer ontvlambare of grote hoeveelheden brandbare stoffen, groot risico op brand) – tweede groep (ontvlambare stoffen, risico op brand) – derde groep: andere lokalen • werken uitgevoerd na de constructie van het gebouw de compartimentering niet gewijzigd hebben, meer bepaald verticale kokers zoals technische kokers, trappen of liften • er op elke verdieping een plan is met de indeling van de lokalen • het compartimenteringssysteem van het gebouw of de verdieping correct kan werken * geen belemmering waardoor brandwerende deuren niet automatisch kunnen sluiten * geen mechanisme of voorwerp dat openstaande brandwerende deuren blokkeert * geen meubilair of voorwerpen onder de compartimenteringsluiken waardoor deze niet kunnen afrollen • de openingen die bijvoorbeeld gemaakt werden om kabels of leidingen door te trekken terug dichtgemaakt werden * de aanwezigheid van luchtstroom duidt erop dat er openingen zijn tussen de twee compartimenten. Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden?
Signalering
Ontvlambare stoffen of hoge temperatuur
Explosieve stoffen
Giftige stoffen
Bijtende stoffen
Hangende lasten
Transportvoertuigen
Gevaar voor elektrische spanning
Gevaar
Radioactieve stoffen
Laserstraal
Oxiderende stoffen
Nietioniserende stralen
Belangrijk magnetisch veld
Struikelen
Val door hoogteverschil
Biologisch risico
Lage temperatuur
Schadelijke of irriterende stoffen
Gevaarlijke explosieve atmosferen
(Fiche )
Controleer: • de signalering van ontvlambare of explosieve stoffen op * recipiënten (flessen, gasflessen, vaten, tanks…) * leidingen * kleppen en kranen * vrachtwagens * risicolokalen * opslagzones * … • de signalering van ontstekingsbronnen * rookverbod * verbod om te werken met naakte vlam (laspost, brander…) * verbod om bepaalde schoenen of kledij te dragen die een risico op elektrostatische ontlading inhouden * verbod op verwarmings- of elektrische toestellen * … • de signalering van opslagzones * soort (naam, type, chemische risico’s…) van opgeslagen producten * rookverbod * verbod om te werken met naakte vlam * verbod om te circuleren met motortoestellen * … • de aanwezigheid van een plan aan de ingang van het gebouw met signalering van * de compartimentering: situering van de brandwerende wanden, deuren of rolluiken * de situering en signalering van de brandbestrijdingsmiddelen: blussers, haspels, hydranten
31
• de signalering van de nooduitgangen (reglementaire pictogrammen) * panelen die de uitgangen aangeven * de noodverlichting is in orde en duidt de richting aan van de nooduitgangen * de breedte van de wegen en deuren bedraagt minstens 80 cm * de breedte van de trappen bedraagt minstens 70 cm * deuren gaan makkelijk open in de richting van de evacuatie (steeds naar buiten) * … • de signalering in het kader van het intern noodplan (INP) * de noodcentrale van de firma (op elke telefoon) * de nummers van de interne en/of externe hulpdiensten * de voorschriften in geval van brand * de interne interventieploeg van de firma * de technische diensten die de gasleidingen, leidingen met ontvlambare vloeistoffen kunnen afsluiten… * … • de melding van opdrachten om de rookuitlaten te openen • veiligheidsverlichting (veiligheid) * verlichting die toelaat om in geval van het uitvallen van de normale verlichting het gebouw op een veilige wijze te verlaten * ze moet ook toelaten om de obstakels op te merken en de nodige handelingen uit te voeren in geval van brand. Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden?
Brandblussers
(Fiche )
Controleer of: • de werknemers weten waar, wanneer (begin brand), hoe en hoelang (5 à 60s), ze de draagbare brandblussers die zich in de lokalen of voertuigen bevinden, moeten gebruiken * lezen en begrijpen van het etiket op de brandblusser • de brandblussers aanwezig zijn en oordeelkundig verdeeld * in voldoende aantal (advies van de externe hulpdiensten) – minstens 1 brandblusser per 150 m2 – minstens 2 brandblussers per verdieping – 1 brandblusser per 100 m2 met een minimum van 3 per zone in de risicozones (lokalen van de eerste groep) met zeer ontvlambare of explosieve stoffen * gemakkelijk toegankelijk en gemakkelijk te hanteren * geplaatst op open, goed zichtbare plaatsen en conform of gesignaleerd met een goed zichtbaar teken (bijvoorbeeld signalering in de hoogte in grote ateliers) – pas op met blusapparaten die als kapstok dienst doen of het blokeren van deuren – bij voorkeur - langs de belangrijkste verbindingswegen - aan de ingang van te beveiligen lokalen, binnen of buiten aan de ingang (trappenhuis, hall…) – basis van de brandblusser op een hoogte tussen 80 en 100 cm van de grond – zonder dat het handvat zich hoger dan op 140 cm bevindt * per 2 of 3 gegroepeerd in een bluspost indien een afzonderlijk blusapparaat niet opgemerkt riskeert te worden of in sommige omstandigheden niet zichtbaar is voor de aanwezigen in het gebouw
32
• de blusposten zijn * gecentraliseerd * uitgerust met een alarmsysteem * maximum 50 m verwijderd van de verste interventiepunten, maar ook niet te dicht bij de risicozones zodat men er in geval van brand bij kan * gesignaleerd door de reglementaire pictogrammen • de blusapparaten zijn in goede staat en worden regelmatig gecontroleerd: * voorzien van BENOR-label conform met de normen NBN S21-011 tot S21018 * jaarlijks nazicht: datum van het laatste nazicht is vermeld op het apparaat * zonder zichtbare deuken of beschadigingen aan het omhulsel * zonder zichtbare corrosie: vooral voor de toestellen die buiten staan * de sluitveer is verzegeld * de druk is voldoende hoog: naald in de groene zone van de manomeeter indien van toepassing * het etiket is leesbaar en vermeldt – het type van vuur dat kan gedoofd worden – de bluscapaciteit – de gebruiksaanwijzing • de blusapparaten zijn wel degelijk deze die oorspronkelijk voorzien waren voor de lokalen * geen uitwisseling van blusapparaten tussen verschillende lokalen * vervanging van een brandblusser door een andere van dezelfde categorie in overeenstemming met de preventieadviseur Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden?
Brandhaspels (water of schuim) Controleer of: • de werknemers weten door wie, wanneer en in welke omstandigheden de haspels mogen gebruikt worden • er voldoende brandhaspels zijn (in functie van de lengte van de slang en van de afstand tot de te beschermen zones) • de toegang tot de haspels gemakkelijk is: * gesitueerd op elke verdieping van het gebouw langs de voornaamste toegangswegen (gang, hall…) * geen hindernissen naast of rond de haspels – gemakkelijke opening van de deur – gemakkelijk af te rollen slang –… * de signalering van de haspels is duidelijk – met pijlen die hun plaats aangeven – met pictogrammen * gemakkelijke toegang tot de watertoevoerklep(pen) voor de slangen • ze zich in goede staat bevinden * slangen niet beschadigd : geen gaten of verdraaiingen, opzetstukken aanwezig … * geen hinderlijke voorwerpen die de haspel zouden kunnen verhinderen om vlot te draaien * geen beschadigde klep of ontbrekend handvat van de klep • de haspel permanent onder druk staat (manometer ter controle) • de coördinaten van de noodcentrale die de voeding (pompen…) kan regelen duidelijk aangegeven zijn Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden?
33
Detectie en automatische blussing Controleer of: • de automatische detectoren (temperatuur, rook, warmte…) zijn in goede staat * geen verf * geen krassen of sporen van vernietiging * druk op de testknop van de batterij: lokaal alarmsignaal en/of signaal dat doorgestuurd wordt naar centrale bij branddetectiesysteem. • de koppen (sprinklers) van het automatisch blussysteem zich in goede staat bevinden * geen verf * geen sporen van deuken of beschadiging • de watertoevoerkleppen permanent open staan • de watertoevoer correct is * testklep bevindt zich aan bluspost of op het einde van het net * alarm waterdebiet • het plafond niet belemmerd wordt * de vrije hoogte onder de sprinklerkop is minimum 20 cm en ideaal 45 à 90 cm volgens het type van kop * de maximale opslaghoogte is vastgelegd in overeenstemming met het voorziene soort bescherming : deze wordt uitgehangen en nageleefd Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden?
Hydranten Controleer of: • de hydranten gemakkelijk bereikbaar zijn en blijven * geen hindernissen in de omgeving * geen voertuigen in de nabijheid geparkeerd * geen barelen of hekken die gesloten zijn en de toegang belemmeren of vertragen – een beschermende bareel of hekwerk (maar zonder hangslot, sleutel…) wordt echter aangeraden om elke beschadiging door ongevallen (bijvoorbeeld : contact met een voertuig) te voorkomen • hun plaats zeer duidelijk zichtbaar en gesignaleerd is Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden?
Interne interventieploeg van de firma Controleer of de interne interventieploeg : • gekend is door de personeelsleden • opgeleid en getraind wordt voor haar opdracht • snel kan gemobiliseerd worden • haar beperkingen kent in geval van interventie • haar exacte rol kent: * tussenkomen bij een beginnende brand met behulp van de beschikbare beschermingsmiddelen (brandblussers, haspels…) * het bestrijdings-, alarmmateriaal controleren, onderhouden en in goede staat houden … * toezicht houden op het materiaal om schade ingevolge water en rook te bestrijden in geval van interventie * weten hoe de brandweerpompen opgezet worden, de controlekleppen werken…
34
* de externe hulpdiensten begeleiden en helpen door hen de indeling van de lokalen, de plaats van de afsluitkleppen van de gasinstallaties, van de elektriciteitskasten aan de duiden… Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden?
Informatie en opleiding van het personeel (Fiches tot ) • Algemene kennis Controleer of: • alle personen die zich in de zone bevinden de risicolokalen kennen die geïnventariseerd en ingedeeld zijn volgens: – eerste groep (zeer ontvlambare stoffen, hoog risico op brand) – tweede groep (ontvlambare stoffen, risico op brand) – derde groep: andere lokalen • alle personen die zich in de zone bevinden de veiligheidsvoorschriften voor de risicolokalen kennen en naleven (rookverbod…) • alle personen die zich in de zone bevinden de voorschriften m.b.t. de compartimentering van de lokalen kennen en naleven * geen blokkering van de brandwerende deuren * geen belemmering van de brandwerende deuren waardoor hun automatische sluiting verhinderd wordt * geen meubilair of voorwerpen onder de rolluiken waardoor deze niet naar beneden kunnen • alle personen die zich in de zone bevinden de nooduitgangen in geval van evacuatie kennen * geen belemmering van de evacuatievoorzieningen: wegen, deuren, trappen… • alle personen die zich in de zone bevinden kennis hebben van * de nummers van de externe (112) en interne (centrale van de firma) hulpdiensten voor de melding van de vaststelling van een brand * de verschillende waarschuwings- en alarmsignalen – geluidssignaal voor al het personeel – verschillende geluidssignalen voor waarschuwing en alarm – automatische boodschappen –… • alle personen die zich in de zone bevinden weten hoe: * een brandblusser werkt * ze deze moeten gebruiken om een beginnende brand te doven • er regelmatig (jaarlijks) oefeningen georganiseerd worden Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden? • In geval van brand • alle personen die zich in de zone bevinden de voorschriften kennen in geval van * vaststelling van een brand, melding – inlichten van de externe hulpdiensten (112) en/of van de noodcentrale van de firma (intern noodnummer) – melding via de telefoon – melding via een drukknop eventueel verbonden aan een centrale met automatische transmissie naar de externe hulpdiensten * waarschuwingssignaal: – mededeling van een beginnende brand of een gevaar, gevolgd door de volgende acties: - waarschuwing van personen bepaald door de firma - waarschuwing van de externe hulpdiensten - vraag aan de sleutelpersonen (interventieploeg, technische ploeg, bewaking …) om te handelen volgens de instructies en voorschriften die ze van te voren gekregen hebben.
35
* alarmsignaal: – waarschuwing die het personeel het bevel geeft om de lokalen te ontruimen • alle personen die zich in de zone bevinden de voorschriften kennen in geval van een beginnende brand (Fiche 5) 1. de interne noodcentrale van de firma verwittigen (noodnummer) en/of de hulpdiensten via het Europees noodnummer 112 (of 100) met vermelding: – hoe: telefoon, noodknop met glas te breken… – wat: brand, ontploffing… – waar: gebouw (naam en/of nummer), verdieping, dienst… – wie: naam van de persoon die opbelt 2. het vuur enkel bestrijden met brandblussers in geval van een beginnende brand en steeds na de hulpdiensten verwittigd te hebben 3. de lokalen ontruimen Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden? • Ontruiming van de lokalen Controleer of: • het voltallige personeel weet dat het dient te evacueren bij alarm * er is geen onduidelijkheid over het gelanceerde alarmsignaal * het kent de evacuatiewegen * het kent de evacuatievoorschriften – zijn kalmte bewaren – zich onmiddellijk naar de nooduitgangen begeven – niets meenemen – nooit de liften nemen, maar steeds de noodtrappen – de deuren (brandwerende deuren zeker niet) niet openlaten nadat men deze doorgegaan is – zich onmiddellijk naar de verzamelplaats van afspraak begeven – wanneer men in een zone met rook en/of zonder zichtbaarheid komt - zicht voortbewegen op handen en voeten - met gesloten handen om te vermijden dat men een gevaarlijk voorwerp vastgrijpt (elektriciteitskabel, warm metaal …) * hij kent de instructies indien het vuur zich snel ontwikkelt – zich opsluiten in een lokaal – een vochtige doek onder de deur plaatsen – brandbare stoffen verwijderen – uiten van zijn aanwezigheid (bv. door een doek aan het venster vast te maken) • het personeel het verzamelpunt (plaats van afspraak) kent, zodat de afwezigheidslijst kan opgemaakt worden voor de hulpdiensten • het voltallige personeel deelneemt aan de evacuatieoefeningen (minimaal één maal per jaar) • bij aanwezigheid van minder mobile personen, moeten specifieke procedures voorzien worden • de toeganscontrole naar de gebouwen moet in acht genomen worden in de evacuatieprocedure Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden?
36
Samenvatting
(Fiche )
Huidig risico: formuleer een oordeel over het brandrisico: • op basis * van de Observaties hierboven uitgevoerd * van de hoeveelheid en het type van opgeslagen ontvlambare of explosieve producten * van de algemene staat van de recipiënten (vaten, flessen, leiding…) * van de staat van de verwarmings-, gasinstallaties … * van de aanwezige ontstekingsbronnen: werken met vlam, hoge temperaturen… * van de algemene staat van het preventie- en bestrijdingsmateriaal: signalering, blusapparaten, haspels, sprinklerinstallatie… * van de staat van het gebouw: risicolokalen, compartimentering door brandwerende deuren, noodingangen en –uitgangen … * van de organisatie van de interne en externe hulpdiensten • vindt u de situatie * aanvaardbaar * na te kijken door een deskundige (Hulpdiensten, ANPI…) * niet aanvaardbaar en snel te verbeteren • Balans van de voorgenomen preventie-/verbeteringsmaatregelen • preciseer wie wat doet en wanneer, en met welke prioriteit vanaf de antwoorden aan deze vragen: Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden? • Restrisico na preventie • evalueer de waarschijnlijke toekomstige situatie indien de hierboven vermelde noodzakelijke preventie – verbeteringsmaatregelen werkelijk genomen worden. • Noodzaak van een grondigere Analyse (niveau 3) * op basis van de noodzaak om een beroep te doen op een extern persoon (Hulpdiensten, ANPI, EDPBW…) (Fiche 2) * op basis van het geëvalueerde restrisico • dringendheid? • doelstellingen: op welke punten moeten ze betrekking hebben?
Maatregelen op korte termijn * toegangsverbod tot de gebouwen en/of de risicozones * afsluiting van de gasinstallatie * verwijdering van de ontvlambare en explosieve stoffen naar veilige opslagzones * buitendienststelling van gans de productielijn of een deel ervan * … • Op welke manier? • Binnen welke termijn?
37
VERSLAG VAN DE OBSERVATIESTUDIE
Samenvatting van de resultaten van de observatie
Het verslag bestaat uit een samenvatting van alle tot op dat ogenblik bekomen informatie. Zowel oplossingen en/of verbeteringen die gepland of reeds uitgevoerd zijn, worden er in weergegeven. Dit verslag omvat: • De samenvatting van de punten van voor de Observatie: - de wijze waarop het probleem naar boven kwam en hoe het omschreven werd in het begin - de grote lijnen van de Opsporingsstudie met de operatoren en hun staf. • De resultaten van de Observatie en de voorgestelde oplossingen. Het bijgevoegde syntheseverslag wordt hiervoor gebruikt. Dit verslag overloopt de verschillende punten van de Observatiemethode. • Een algemene verantwoording van deze oplossingen, waarbij wordt aangetoond: - dat zij de beschreven problemen werkelijk kunnen verhelpen - dat zij geen andere problemen zullen veroorzaken voor de operatoren - dat zij niet tegenstrijdig zijn met de productiviteits- en rentabiliteitseisen van het bedrijf. • Een synthese van de technische of organisatorische oplossingen en verbeteringen met een voorstel van wie doet wat, wanneer en hoe en tevens hoe de followup verloopt. • Een samenvatting van de aspecten die niet opgelost werden en waarvoor een bijkomende Analyse noodzakelijk is. • Een samenvatting van dit eindverslag waarin op 1 bladzijde de belangrijkste technische oplossingen opgenomen worden . Een meer gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop het verslag dient gemaakt te worden en de manier van presentatie aan de directie en de werknemers, bevindt zich in de algemene inleiding van de SOBANE-methode.
Het verslag
Synthesedocument voor het verzamelen van informatie: • aan te passen aan de situatie • te gebruiken voor het opstellen van het verslag Bedrijf :
Werksituatie :
Coördinator :
Personen die aan deze studie hebben deelgenomen :
Data :
38
Beschrijving van de werksituatie • Aantal werknemers: • Plan van de gebouwen met afbeelding van de werknemers en hun arbeidsplaats, de bestrijdingsmiddelen, de ontvlambare en explosieve stoffen…
Ontvlambare en explosieve stoffen Factor
Waarnemingen
Preventie/bescherming
• Kenmerken • Vaste brandstoffen • opeenstapeling • afval • Vloeibare brandstoffen • etikettering • dichtheid • opslag • leidingen • vullen • vervoer • afsluitkleppen • Gasvormige brandstoffen • etikettering • dichtheid • opslag • leidingen • vullen • vervoer • afsluitkleppen • Stof • concentraties • regelmatige schoonmaak
39
Opslag van de ontvlambare en explosieve materialen Factor
Waarnemingen
Preventie/bescherming
• Opslag • afgelegen zones • verluchting • signalering • bevoorrading • verboden • noodverlichting • opslagomstandigheden • opgeslagen hoeveelheid • automatische detectie
Ontstekingsbronnen Factor
Waarnemingen
Preventie/bescherming
• Temperatuur • verluchting • Naakte vlam • opslagtemperatuur • verboden • toestellen • vuurvergunning • Verwarmingsinstallatie • specifiek lokaal met compartimentering • dichtheid en staat • vullen • regelmatig onderhoud • verluchting • Toestellen • voor verwarming • voor verlichting • Elektrische energie • elektrische vonken • statische elektriciteit • Mechanische wrijving (schok)
Compartimentering van de gebouwen lokalen trappen
liften en technische kokers Factor • Risicolokalen • Verticale kokers • Plan per verdieping • Compartimentering
40
Waarnemingen
Preventie/bescherming
Signalering Factor
Waarnemingen
Preventie/bescherming
Waarnemingen
Preventie/bescherming
• Ontvlambare en explosieve stoffen • Ontstekingsbronnen • Opslagzones • Intern noodplan • Bestrijdingsmiddelen • Nooduitgangen • Hulpdiensten • Aanwezigheid van plan • Veiligheidsverlichting
Brandblussers Factor • Brandblussers • informatie • aantal • toegang • plaats • signalering • staat • jaarlijks nazicht • oorspronkelijk voorziene brandblussers
Brandhaspels (water of schuim) Factor
Waarnemingen
Preventie/bescherming
• Haspels (water) • informatie • aantal • toegang • plaats • staat • signalering • instructies
Detectie en automatische blussing Factor
Waarnemingen
Preventie/bescherming
• Detectie • Automatische blussing • staat van de koppen • watertoevoer • versperring plafond • opslaghoogte
41
Hydranten Factor
Waarnemingen
Preventie/bescherming
• Hydranten • toegang • zichtbaarheid • signalering
Interne interventieploeg van het bedrijf Factor
Waarnemingen
Preventie/bescherming
• Interne ploeg • gekend • opgeleid • mobiliseerbaar
Informatie en opleiding van het personeel Factor
Waarnemingen
Preventie/bescherming
• Gebouw en lokalen • risicolokalen • compartimentering • Organisatie bestrijding • instructies • melding, waarschuwing en alarm • oefeningen • Evacuatie van de lokalen • instructies • alarmsignaal • evacuatiewegen • oefeningen
Samenvatting • Beoordeling van het huidig risico • op basis van: * de hierboven gerealiseerde Observaties * van de hoeveelheid en het type van de opgeslagen ontvlambare of explosieve stoffen * van de algemene staat van de recipiënten (tanks, flessen, leiding…) * van de staat van de verwarmings-, gasinstallaties… * van de aanwezige ontstekingsbronnen: werken met naakte vlam, hoge temperaturen… * van de algemene toestand van het preventie- en bestrijdingsmateriaal: signalering, brandblussers, haspels, sprinklerinstallatie… * van de staat van het gebouw: risicolokalen, compartimentering door brandwerende deuren, noodingangen en –uitgangen… * van de organisatie van de interne en externe hulpdiensten • de situatie is: * aanvaardbaar * te controleren door een deskundige * niet aanvaardbaar en snel te verbeteren
42
• Balans van de voorgenomen preventie-/verbeteringsmaatregelen • wie doet wat en wanneer, en met welke prioriteit Wie
Wat
Wanneer
• Restrisico na preventie • waarschijnlijke toekomstige situatie
• Noodzaak van een grondigere Analyse (niveau 3) • dringendheid?
• met welke doelstellingen?
Maatregelen op korte termijn • Welke?
• Wie?
• Wanneer?
• Binnen welke termijn?
43
44
NIVEAU : ANALYSE PR EV EN TIO N
Expertise
Analysis
Observation
Screening
45
INLEIDING
Doelstellingen
• Meer gerichte preventie-/verbeteringsmaatregelen uitwerken • door specifieke metingen uit te voeren, • door meer gespecialiseerde technieken te gebruiken. • Nagaan of een nog grondiger onderzoek noodzakelijk is (Expertise, niveau 4).
PR EV EN TIO N
Expertise
Analysis
Observation
Screening
Wie ?
• Mensen uit het bedrijf zelf, bijgestaan door een preventieadviseur die beschikt over: • de nodige vakkennis inzake methodologie • de nodige meetapparatuur.
Hoe?
Een meer gedetailleerde beschrijving van de toepassing van de Analysemethodes wordt beschreven in de algemene inleiding van de SOBANEmethode. Enkel de voornaamste richtlijnen worden hieronder vermeld. De werkwijze van de preventieadviseur is de volgende: 1. Herzien van de resultaten van de Opsporing en de Observatie van de arbeidssituatie samen met de coördinator die deze 2 eerste niveaus realiseerde • de preventieadviseur zal zo het reeds bij de vorige niveaus (Opsporing en Observatie) uitgevoerde werk leren kennen. • hij beoordeelt dat werk en de voorgestelde oplossingen vanuit het oogpunt van zijn specifieke kennis. Hij stuurt deze bij indien noodzakelijk of bevestigt de juistheid van de oplossingen. • tenslotte beslist hij welke aspecten een nadere specifieke Analyse behoeven. 2. Uitvoeren van de eigenlijke Analyse van de arbeidssituatie voor deze specifieke aspecten in samenwerking met de mensen uit het bedrijf • door deze specifieke aspecten grondiger te bestuderen • door eventueel metingen uit te voeren, steeds met het oog op preventie • door het bedrijf te helpen de voorgestelde oplossingen in de praktijk om te zetten.
Te bespreken punten
1. Grondige studie van de situatie • Het grondplan • De ontvlambare of explosieve stoffen • De opslag van ontvlambare en explosieve stoffen • De ontstekingsbronnen • De signalering • De installatie van de brandblussers • De blusinstallatie d.m.v. water en schuim (hydranten) • De automatische detectie- en blusinstallatie 2. Organisatie van de brandbestrijding • Contacten met de externe hulpdiensten • Bouw-, exploitatievergunning … • Gebouwen en lokalen • Meldingsmiddelen, waarschuwings- en alarmsignaal • Interne interventieploeg • Informatie en opleiding van de personen
46
• Nazicht van de bestrijdingsmiddelen • Bijkomende preventie- en beschermingsmiddelen 3. Samenvatting • Huidig risico • Balans van de noodzakelijke preventie-/verbeteringsmaatregelen • Restrisico na preventie • Noodzaak van een grondiger niveau 4, Expertise 4. Maatregelen op korte termijn • Procedures van tijdelijke buitendienststelling • Tijdelijke veiligheidsmaatregelen voor
Terminologie Schade-gevolg:
Risico
Restrisico
Elk ongewenst effect dat wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van een brand of explosie : bv. materiële schade, brandwonden, doden. De kans dat een bepaald gevolg of schade zich voordoet, rekening houdend met de blootstelling aan de aanwezigheid van ontvlambare of explosieve stoffen en met de werk- of opslagomstandigheden van deze stoffen. De kans dat ditzelfde gevolg zich voordoet na verbetering van de arbeidsomstandigheden.
PROCEDURE Grondige studie van de situatie De punten van de Observatie hernemen in het bijzonder voor wat betreft : • Het grondplan (Fiches 8 en 9) • stel een grondplan van de vestiging op bestemd voor de hulpdiensten, met vermelding van * de straatnamen * de ligging, naam en nummer van alle gebouwen * de toegang voor de hulpdiensten * de verzamelplaatsen * de inschuifbare paaltjes die de toegang tot bepaalde wegen beperken * de parkings * de situering van watervoorraden (bovengrondse en/of ondergrondse hydranten,..) * het contactnummer met de noodcentrale van de vestiging en/of de bewaking * het sleutelplan • stel een grondplan op dat u aan de ingang van het gebouw en aan de ingang van elke zone en/of elke verdieping van het gebouw plaatst. Het plan dient volgende elementen te vermelden: * de ligging, naam en/of nummer van elk lokaal * de aard van de lokalen: bureel, laboratorium, opslagzone… * de risicogroep waartoe de lokalen behoren * de aard van de stoffen aanwezig in de risicolokalen (d.m.v. de gepaste symbolen) – ontvlambare stoffen – explosieve stoffen – oxydatiemiddelen – giftige producten (bijvoorbeeld PCB-transformatoren)… * de biologische risico’s
47
* * * * * * *
de radiologische risico’s de ligging van de leidingen en afsluitkleppen.. van de gasinstallatie de plaats van de elektriciteitsborden de plaats van de opslagzones, meer bepaald van de gassen onder druk de toegangswegen, normale uitgangen, nooduitgangen en –trappen de situering van brandblussers, hydranten, sprinklerposten, controlekleppen… de situering van de brandwerende deuren, wanden en rolluiken die de compartimentering van de zone of van de verdieping verzekeren… * de situering van de rookluiken Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden? • De ontvlambare of explosieve stoffen (Fiches 12 tot 14) • maak een inventaris van de opgeslagen hoeveelheden • verzamel informatie over het soort gevaar (ontvlambaar, explosief, toxisch…) inherent aan elk product * de veiligheidssteekkaarten van de chemische producten * de kenmerkende temperaturen : – ontvlammingstemperatuur (of vlampunt) – zelfontvlammingstemperatuur – brandbaarheidszone bepaald door de onderste en bovenste ontvlammingsgrenzen (concentratiezone van het mengsel lucht – damp of gas of stof waarin een eigenlijke verbranding (ontbranding of explosie) zich verbreidt eens ze op gang komt) * de densiteit van de vloeistoffen – kleiner dan die van water over het algemeen: de vloeistoffen drijven boven * de densiteit van gassen en dampen – groter dan deze van lucht in het algemeen: de dampen dalen naar het laagst gelegen punt ( kelderverdiepingen…) * de toxiciteit van de dampen en de verbrandingsproducten * de gassen onder druk: butaan, propaan… Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden? • De opslag van ontvlambare en explosieve stoffen (Fiches 12 tot 14) • voorzie afzonderlijke opslagzones * voor de ontvlambare en explosieve producten en voor de oxydatiemiddelen * voor de volle en lege recipiënten • plaats deze opslagzones zo ver mogelijk van: * ontstekingsbronnen * de arbeidsposten en de omringende bevolking • beperk de opgeslagen hoeveelheden • ga na of deze zones goed verlucht worden * regelmatig onderhoud van het verluchtingssysteem door gespecialiseerd personeel * betrouwbaarheid van het verluchtingssysteem • meet de concentratie van de ontvlambare of explosieve stoffen en controleer of deze wel degelijk onder de onderste ontvlammingsgrens ligt • controleer het (manueel of automatisch) toezicht op de vochtigheidsgraad, temperatuur, druk… • kies een veiligheidsverlichting in overeenstemming met de risicozones (elektrische zone, aanwezigheid van ontvlambare of explosieve stoffen…) • kies een verwarmingssysteem dat compatibel is met de aanwezigheid van ontvlambare of explosieve stoffen • zorg voor een zichtbare en adequate signalering van de chemische risico’s en de risico’s van brand en explosie
48
• stel duidelijke en beknopte voorschriften op * voor de behandeling van gevaarlijke producten en stoffen * voor het gedrag binnen deze zones: bijvoorbeeld: rookverbod * voor de instrumenten verboden in deze zones: bijvoorbeeld: GSM, zaklamp, aansteker… * voor het vullen van de recipiënten in deze opslagzones: bijvoorbeeld: aarding van de vrachtwagens die de tanks vullen * voor technische interventies binnen deze zones: bijvoorbeeld: werken met brander • kies goederenbehandelingsmiddelen aangepast aan het risico: bijvoorbeeld elektrische heftruck, met thermische motor Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden? • De ontstekingsbronnen (Fiches 10,12, 13 en 14) • hou toezicht op de opslag- en verwerkingstemperatuur van de verschillende ontvlambare en explosieve stoffen • bezorg de externe firma’s een lijst met de na te leven veiligheidsvoorschriften: gebruik van de vuurvergunning, rookverbod, circulatieverbod op de werf…(werken met derden) • verkies een verlichting die « koud » aangeeft of anders gezegd, zonder productie van warmte • laat regelmatig (minsters één maal per jaar) de elektrische installatie nakijken * detectie van warmtepunten door thermografie • laat regelmatig (minsters één maal per jaar) het verwarmingssysteem (meer bepaald de schouwen) en de heetwaterinstallatie nakijken • kijk het verwarmingslokaal na * de wanden hebben een brandweerstand van 1 uur (zie compartimentering hieronder) * de toegangspoort is van het type brandwerend met een vuurbestendigheid van 30 minuten * de verluchting van het lokaal is doeltreffend en gebeurt rechtstreeks naar de buitenlucht • onderzoek het risico op statische elektriciteit * tijdens het productieproces * tijdens de behandeling van de producten * tijdens de opslag * tijdens specifieke werkzaamheden (gruisstralen …) * … • voer standaard vuurvergunningen in voor gevaarlijke werken (brander, lassen…) met vermelding van * de na te leven preventiemaatregelen: (Fiche 22) – voor het werk: de ontvlambare of explosieve materialen verwijderen, beschermen of bedekken, ze besproeien, luchten, de leidingen die ontvlambare of explosieve stoffen bevat hebben, leegmaken of spoelen … – tijdens het werk: toezien op gloeiende spatten, warme afvalstoffen weggooien… – na het werk: de lokalen schoonmaken, het afval en/of de producten verwijderen na een lek, de lokalen inspecteren, een langdurig toezicht handhaven… * de handtekening en gegevens van de betrokken personen – de persoon die het werk besteld heeft – de externe firma (de onderaannemer) – de persoon verantwoordelijk voor de veiligheid(veiligheidsdienst) – de verantwoordelijke voor de arbeidsposten (de productiediensten in het algemeen)
49
– de personen verantwoordelijk voor het onderhoud van de lokalen (onderhoudsdienst) –… Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden? • De signalering • zorg voor en/of controleer de juiste signalering van : * ontvlambare stoffen * explosieve stoffen * oxydatiemiddelen * ontstekingsbronnen * toxische producten * biologische risico’s * risicolokalen * opslagzones * noodwegen, -trappen, uitgangen… * noodnummers: centrale, hulpdiensten… * bestrijdingsmiddelen: brandblussers, haspels, hydranten, … * verboden: roken, werken met naakte vlam, brandwerende deuren blokkeren…
• zorg voor en/of controleer de nood- of veiligheidsverlichting * om de zichtbaarheid van de signalering van nooduitgangen te verzekeren * verlichting die toelaat om in geval van uitval van de normale verlichting, de veilige plaatsen en uitgangen van het gebouw te bereiken * om de snelle evacuatie van de arbeidsplaatsen mogelijk te maken en de interventietermijn te beperken * om obstakels op te merken en de nodige handelingen uit te voeren in geval van brand. * opdat de veiligheidsverlichting automatisch zou aanspringen, zodra de algemene verlichting uitvalt, kijk in het bijzonder de toestand en de functie na van: – de batterij van de electrische accumulator – electrogene groep Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden? • De installatie van de brandblussers (Fiches 16 tot 20) • bepaal de klasse(n) van de mogelijke branden * A: zogenoemd droge (vaste) branden: hout, weefsel, papier… * B: zogenoemd vette (vloeibare) branden: koolwaterstof, alcohol, solventen… * C: gasbranden: methaan, propaan, stadsgas… * D: metaalbranden: magnesium, sodium… • kies het blusmiddel (schuim, CO2, water…) in functie * van het soort brand * maar ook van de schade die uit het gebruik ervan kan voortvloeien – bijvoorbeeld: geen poeder in computerzaal, geen water in elektrische lokalen … • bepaal de capaciteit en het gewicht van de brandblusser: bijvoorbeeld compromis tussen de gewenste werkingsduur en het te hanteren gewicht * draagbare apparaten met lage capaciteit: 1,5 kg in de auto, 2 kg in huis * draagbare apparaten met middelmatige capaciteit: 6 kg en 9 kg (poeder) of 5 kg (CO2) in burelen en werkplaatsen * apparaten met grote capaciteit: blusser van 50 kg op wielen
50
?
• bepaal de gebruikswijze: * permanente druk * met doorboring (sparklet): persgas in een hulpreservoir • bepaal het soort lediging * volledige lediging * gecontroleerde lediging d.m.v. een spanveer • bepaal het aantal te voorzien in functie van de te beschermen oppervlakte en het type van zone * 1 per 150 m2 zone of 1 per lokaal * 1 per 100 m2 voor risicozones of –lokalen met een minimum van 3 • bepaal hun plaats in functie van de ingang van lokalen, trappenhuizen… * bluspost om de blussers te groeperen • voorzie voldoende reserveblusser van verschillende klassen • … Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden? • De blusinstallatie d.m.v. water en schuim (hydranten) (Fiches 19 tot 21) • onderzoek: * de waterbronnen : gevuld en in goede staat (vijver, reservoir…) * de waterbevoorrading (duur, debieten, druk…) * de keuze van de pompen in functie van de nodige debieten * de beschikbare druk * het aantal hydranten en hun positie * de keuze van de brandslangen * de lengte van de slangen * het regelmatig onderhoud en nazicht * de informatie en opleiding van het personeel * de centrale beheerspost * de emulgator om het schuim te produceren – het soort emulgator – de uiterste gebruiksdatum – de hoeveelheid… • zoek met een expert naar het gebruik van een automatisch blussysteem zonder gebruik van water (niveau 4, Expertise) Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden? • De automatische detectie- en blusinstallatie (Fiches 19 tot 21) • voor detectieinstallatie, onderzoek * het aantal en de plaats van de automatische branddetectoren * het soort van detectors – rookdetectoren – warmtedetectoren – vlamdetectors – speciale combinatiedetectoren (bijvoorbeeld, vlammen en rook) * de geometrie van de detector – puntdetector (geijkt) – lijndetector (metingen op lange afstand en continue) – multipunctuele detector (meet in de nabijheid van een zeker aantal punten) – volume detector (volumemetingen) * het aantal en de localisatie van handmatige koppelingen in geval van brand * de noodzaak van een branddetectiesysteem (BDS) dat de automatische detectiesystemen, de afsluiters (gas) en schakelaar (elektriciteit) en het signalisatiepaneel groepeert
51
* de verbinding van het branddetectiesysteem met het systeem dat de maatregelen neemt om de schade te beperken. – de verdeling van gebouwen in compartimenten – de evacuatie van personen (uitzending van evacuatiesignaal, vrijhouden van toegangen) – openen van rookkoepels – automatisch blussen – stoppen van sommige technische installaties • voor blusinstallatie, onderzoek * de waterbevoorrading (debieten, duur…) * het risico op vorst (boven- of ondergrondse leidingen…) * het aantal bluskoppen en hun plaats * het regelmatig onderhoud en nazicht – de beschermingscapaciteit van de installatie (dichtheid volgens de betrokken oppervlakte) – de opslagmogeljikheden: opslaghoogte, opslagtype (stapel, racks) ten aanzien van de geïnstalleerde beveiligingen – de mogelijkheden om het beveiligingsniveau aan te passen in geval van noodzakelijke verandering aan de manier van stockeren, het beheer van de buitendienststellingen van de brandbeveiligingsinstallaties – de toevoer van water naar de koppen – de test van de koppen * de belemmering onder de koppen: vals plafond, kast… Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden?
Organisatie van de brandbestrijding
(Fiche )
Alle hierboven vermelde punten dienen te passen in het kader van een organisatie binnen de firma (veiligheid, technische diensten, productieverantwoordelijken, personeelsleden) maar ook ten overstaan van externe personen (klanten, publiek, leveranciers…) en van de externe hulpdiensten. Deze laatsten, maar ook het ANPI (Brand- en Diefstalpreventie) en de EDPB (Externe Dienst voor Preventie en Bescherming) kunnen deze organisatie helpen op poten zetten en/of controleren. ANPI: http://www.anpi.be/ Tel.: +32 10 47 52 11 • Contacten met de externe hulpdiensten • win advies in voor de opstelling van uw intern noodplan (INP) dat procedures dient te bevatten met betrekking tot: * de informatie en instructies aangaande de maatregelen in geval van een noodtoestand * het alarmsysteem en de communicatie * de veiligheidsoefeningen * de aan te nemen houding in geval van evacuatie en eerste hulp * de middelen voor eerste hulp • breng hen op de hoogte van de gewijzigde risico’s of de nieuwe risico’s inherent aan het fabricage-, uitbatings-, opslagprocessen… (jaarlijks bezoek aan de site door de hulpdiensten) • stuur hen de updates van de plannen van de site en van de gebouwen • organiseer oefeningen in samenspraak met hen: evacuatie, gebruik van de brandblusser, doorgang van de voertuigen van de hulpdiensten op de wegen van de site… Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden?
52
• Bouw-, exploitatievergunning … • kijk na of er werkelijk rekening gehouden is met de specifieke vereisten verbonden aan het risico op brand en of deze toegepast worden • Gebouwen en lokalen (Fiche 11) • kijk de volgende punten na: (Belgische normen NBN S21-201 en S21-202) rekening houdend met de evolutie van de wetgeving (nieuwe gebouwen) * de indeling van de gebouwen volgens hoogte – hoog gebouw (HG): hoger dan 2 5m – middelhoog gebouw (MG): van 10 tot 25 m – laag gebouw (LG): lager dan 10 m * de toegangsweg voor de voertuigen van de hulpdiensten – breedte, vrije hoogte, maximale helling… * de ruimte van minstens 8 m tussen twee gebouwen naast elkaar * weerstand bij brand (Rf) van het dak, van de dragende elementen (kolommen, balken, vloeren…), compartimenteringswanden, trappenhuizen of liftkokers…: – HG: Rf van 2 uren – MG: Rf van 1 uur * de compartimentering – minstens twee trappenhuizen voor de evacuatie – twee zelfsluitende, brandwerende deuren met Rf van 30 minuten… • ga, samen met de technische dienst en het beheer van de gebouwen, de indeling van de gebouwen na in 3 categoriën volgens het gevaar (Fiche 9) – klasse 1: zeer ontvlambare stoffen, hoog risico op brand – klasse 2: ontvlambare stoffen, risico op brand – klasse 3: andere gebouwen • hou rekening met de wettelijke voorschriften (art. 52.3 van het ARAB) in functie van het bouwjaar van het gebouw * voor 1 juni 1972: voorschriften enkel voor gevaarlijke lokalen (klassen 1 en 2) – trappen, muren, vloeren, plafonds…: Rf van 30 minuten van de bouwelementen – deuren: Rf van 30 minuten, automatische sluiting, zonder mechanisme om ze in open stand te blokkeren –… * na 1 juni 1972: voorschriften voor het gebouw en de lokalen – dragende elementen van het gebouw: Rf van 2 uren indien er meerdere verdiepingen zijn of van 30 minuten indien er slechts één verdieping is – balken van het dakgeraamte: Rf 30 minuten –… • ga, met de technische diensten en het beheer van de gebouwen, na of de weerstand bij brand van de gebruikte bouwmaterialen conform is • installeer en/of controleer de brandwerende deuren of alle andere systemen die de compartimentering van een zone of een verdieping verzekeren * Rf van 30 minuten in het algemeen * deuren zijn zelfsluitend of bij brand zelfsluitend • kijk de evacuatiewegen na en de trappenhuizen in het bijzonder * compartimentering van het trappenhuis of de liftkoker tegenover de rest van het gebouw om de verbreiding van het vuur te voorkomen of te vertragen: – Rf van de muren van 2 uren – Rf van de deuren van 30 minuten * alle deuren die zich op de evacuatiewegen bevinden, openen zich in de richting van de evacuatie (naar buiten) en zijn nooit op slot of versperd
53
* breedte van de wegen en trappen in functie van het aantal te evacueren personen (rekening houdend met de evolutie van de wetgeving en het type lokaal, bijvoorbeeld bioscoopzaal...) – groter of gelijk aan 80 cm – 1cm per persoon voor de deuren en wegen: bijvoorbeeld, in een zaal met 3 nooduitgangen die samen een breedte van 360 cm hebben, zijn maximum 360 personen toegelaten – 1.25 cm per persoon voor dalende trappen – 2 cm per persoon voor stijgende trappen: bijvoorbeeld, evacuatietrap van de kelderverdieping * systeem om te vermijden dat men bij evacuatie naar de kelder gaat: – fysieke scheiding op het gelijkvloers van de trap naar boven en de trap die naar de kelderverdieping afdaalt – deze scheiding verzekert tevens de compartimentering * geen versperring van de wegen die de evacuatie kan hinderen Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden? • Meldingsmiddelen, waarschuwings- en alarmsignaal (Fiche 9) • controleer of zorg voor een meldingssysteem naar de hulpdiensten toe in geval er een brand vastgesteld wordt * hetzij per telefoon: aanplakken van noodnummers (112), informeren van de personen die zich in het gebouw bevinden… * hetzij door een drukknop verbonden aan een centrale, eventueel met automatische transmissie naar de hulpdiensten • kies voor middelen die zonder zonder fout hoorbaar en herkenbaar zijn in gans de firma * twee geluidssignalen met verschillende tonaliteit voor waarschuwings- en alarmsignaal * of een ondubbelzinnig geluidssignaal voor het alarm en een gesproken boodschap als waarschuwing – de gesproken boodschap is duidelijk, beknopt en wordt meermaals herhaald – de boodschap is vooraf opgenomen – de boodschap wordt ingelezen door een competent persoon die geen paniek dreigt te zaaien – de boodschap wordt minstens in de twee talen meegedeeld (Frans en Nederlands) of in meerdere talen indien er buitenlandse personen aanwezig zijn • zorg ervoor dat deze signalen in de ganse firma hoorbaar zijn * doe regelmatig tests, waarbij het personeel op voorhand verwittigd wordt van deze oefening * vraag dat het personeel bevestigt of het beide signalen goed kan horen • stel duidelijke en beknopte instructies op voor het personeel en voor de leden van de interne interventieploegen • zorg dat de installatie (waarschuwing en alarm) conform is met de vigerende wetgeving en normen (Fiches 8 en 9) Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden? • Interne interventieploeg (Fiche 9) Art. 52.10.6 van het ARAB legt de werkgever de verplichting op om een private brandbestrijdingsdienst te organiseren indien er minstens 50 werknemers tewerkgesteld zijn in één of meerdere aangrenzende gebouwen, of indien het gebouw een lokaal van groep 1 bevat • stel, in overleg met de hulpdiensten, een of meerdere interventieploegen samen, bestaande uit: * een diensthoofd
54
•
*
•
•
* leden van de eerste interventieploeg die instaan voor een onmiddellijke en plaatselijke bescherming in hun arbeidssector – 2 per 250 m2 per verdieping bij hoog risico – 2 per 500 m2 per niveau bij laag risico * leden van de tweede interventieploeg die instaan voor een globale bescherming van de firma met de hulp van de voorgaanden – van 50 tot 500 werknemers: 3 voor de eerste 100 + 1 per 100 extra werknemers – van 500 tot 2000 werknemers: 8 voor de eerste 1000 + 1 indien meer dan 1000 – meer dan 2000 werknemers: 18 – voor 50 tot 2000 werknemers, de hogervermelde aantallen verdubbelen indien de regionale brandweer verder dan 15 minuten verwijderd is bepaal de opdrachten van de interventieploegen * vorming en training van het personeel (bijvoorbeeld om de evacuatie te omkaderen) * nazicht, onderhoud en bewaren van het materiaal voor waarschuwing, alarm, brandbestrijding, verlichting en signalering… * toezicht op en bescherming van het materiaal tegen schade inherent aan water en rook ten gevolge van een echte interventie * bescherming buiten de normale werkuren (bewaking…) * opdrachten van de ploegleider – de te gebruiken middelen nazien – de toepassing van de instructies nagaan en de nalatigheden corrigeren – bevel geven om het vuur te bestrijden en toezicht houden op de acties – zijn ploeg ter beschikking van de hulpdiensten houden – zorgen voor de evacuatie (verzamelpunten, afwezigheidslijsten…) – de hulpverlening ter plaatse leiden – de leden van de interventieploeg opleiden * opdrachten van de leden van de eerste interventieploeg – onvoorzichtigheden, nalatigheden,… voorkomen – vonken, rook, lekken van producten,… opsporen – de oorzaken van de brand stoppen met inachtname van de instructies… – de beginnende brand bestrijden in afwachting van versterking – vermijden dat de brand zich verspreidt door deuren te sluiten, gevaarlijke producten te evacueren… opdrachten van de leden van de tweede interventieploeg – reserveblussers aanbrengen – de brandblussers op wielen, hydranten, pompen, enz.… in werking stellen – de brandweermannen, ambulanciers… van de hulpdiensten opvangen en begeleiden – bepaalde kleppen openen of sluiten in opdracht van de hulpdiensten … kies de leden van de interventieploeg op basis van * hun grondige kennis van de gebouwen * hun kennis van de bijzondere risico’s op brand die voortvloeien uit het fabricage-, exploitatie- of opslagproces * hun kennis van de plaats van alle brandbestrijdingsmiddelen, evacuatiemiddelen, middelen om de toevoer van de nutsvoorzieningen af te sluiten (gas, water, elektriciteit…) * hun kennis van de toe te dienen eerste hulp * het feit dat ze zeer snel mobiliseerbaar zijn (permanente aanwezigheid ter plaatse) * hun lichamelijke geschiktheid leid de leden van de interventieploegen op voor hun opdracht door middel van: * een basisopleiding * regelmatige bijscholingen * trainingen * regelmatige mobilisatieoefeningen van de ploeg * …
55
• voorzie persoonlijke beschermingsmiddelen aangepast aan hun opdracht en aan de risico’s die ze lopen * kledij bestand tegen de warmte * kledij bestand tegen de straling * kledij die niet hindert * bescherming van handen en voeten * … Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden? • Informatie en opleiding van de personen • stel veiligheidsvoorschriften op * aangepast aan de personen aanwezig in het gebouw – leden van een interventieploeg – leden van de noodcentrale – personeel van de firma – interims – onderaannemers – leveranciers en voornamelijk voor de levering van ontvlambare of explosieve producten – klanten – bezoekers – studenten – publiek… * duidelijk en beknopt, en die exact weergeven wat er moet gedaan worden en in welke volgorde – verwittigen (wie?, hoe?...) – de beginnende brand bestrijden – evacueren * met vermelding van het oproepnummer van de noodcentrale van de firma of van de hulpdiensten * specifiek voor elk gebouw, met vermelding van de informatie (naam, nummer van het gebouw…) om door te geven aan de noodcentrale of aan de hulpdiensten • communiceer deze voorschriften aan het personeel * bij aanwerving * aan elke interim * vervolgens op regelmatige tijdstippen (3 maand tot een jaar), bijvoorbeeld bij het testen van de waarschuwings- en alarmsignalen • bezorg deze voorschriften aan externe firma’s * lijst met te respecteren veiligheidsregels: gebruik van een vuurvergunning, rookverbod, circulatie op de site… • afficheer deze voorschriften op oordeelkundig gekozen plaatsen * voornamelijk voor personen van buiten de firma: publiek, studenten, bezoekers… * aan de ingangen van het gebouw * in de liften * in de buurt van telefoontoestellen * … • vermeld het oproepnummer op elk telefoontoestel • leg de voorschriften uit aan de leden van de interventieploegen • verzeker u van de opleiding van de leden van de interventieploegen inzake brandpreventie • zorg voor de opleiding van de nieuwe leden van de interventieploegen
56
• organiseer regelmatige oefeningen, en analyseer hierbij vooral: * voor de interventieploegen hoofdzakelijk – de mobilisatietijd van de ploeg – de manier waarop de bestrijdingsmiddelen gebruikt worden – het dragen van de beschermende kledij –… * voor het personeel omkaderd door de interventieploegen – de herkenning van nood- en alarmsein – de snelheid, orde en naleving van de evacuatie – de kennis van de verzamelplaatsen * in samenwerking met de externe hulpdiensten • waak over de specifieke opleiding van de personen die de noodcentrale van de firma en de bewakingsdienst bemannen • werk een vuurvergunningensysteem uit en implementeer dit voor alle gevaarlijke werken uitgevoerd door personen van binnen of van buiten de firma * de risico’s eigen aan de firma * de te nemen voorzorgsmaatregelen * de nodige goedkeuringen vooraleer de werken te starten zodat alle betrokken personen op de hoogte zijn : preventieadviseur, verantwoordelijke werkplaats… * de exploitatievoorwaarden die de vuurvergunning annuleren. Deze annulatie kan bijvoorbeeld aangekondigd worden door een geluidssignaal op de industriële site… Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden? • Nazicht van de bestrijdingsmiddelen • stel checklists op voor het periodiek nazicht van de brandbestrijdingsmiddelen: detectoren, brandblussers, hydranten, sprinklerinstallatie, automatische pompen… • doe een beroep op een erkende firma voor de periodieke controle van elementen zoals overdrukkleppen, de grondweerstand, elektriciteitskastjes… • registreer alle nazichten en controleer de follow-up Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden? • Bijkomende preventie- en beschermingsmiddelen Fabrieken met een hoog risico (chemie, petrochemie…) hebben een specifieke methode ontwikkeld om het brandrisico te analyseren (Fiche 15) • ga na of deze specifieke preventie- en beschermingsmiddelen kunnen toegepast worden op de bestudeerde arbeidssituatie • implementeer de oplossingen die van toepassing zijn
Samenvatting • Huidig risico Vindt u de situatie, op basis van de bestaande organisatie van de brandbestrijding (sectie 2): * aanvaardbaar * na te kijken door een specialist * nog steeds onaanvaardbaar en snel te verbeteren • Balans van de noodzakelijke preventie-/verbeteringsmaatregelen • Preciseer wie wat doet en wanneer, en met welke prioriteit vanaf de antwoorden aan deze vragen: Wat kan concreet gedaan worden om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail bestudeerd worden?
57
• Restrisico na preventie • Evalueer de waarschijnlijke toekomstige situatie (restrisico) indien de hogervernoemde preventie-/verbeteringsmaatregelen werkelijk genomen worden. • Hoe zal de situatie zijn na implementatie van de aanbevolen oplossingen : * aanvaardbaar * na te kijken door een meer gespecialiseerd persoon * nog steeds onaanvaardbaar en snel te verbeteren • Noodzaak van een grondiger niveau 4, Expertise • op basis van het hierboven geëvalueerde restrisico * op welke punten deze Expertise betrekking moet hebben * hoe dringendheid? * wat zijn de doelstellingen?
Maatregelen op korte termijn • procedures van tijdelijke buitendienststelling * van een deel van de installatie, van de gebouwen, van de lokalen * van een bepaalde uitrusting * … • tijdelijke veiligheidsmaatregelen voor * het aanleggen van een opslagzone geschikt voor ontvlambare of explosieve stoffen * de vermindering van de voorraden aan ontvlambare of explosieve stoffen * het nazicht van de elektrische installatie door een erkend organisme * … • Op welke manier? • Voor hoe lang?
VERSLAG VAN DE ANALYSESTUDIE
Samenvatting van de resultaten van de analyse
Het verslag bestaat uit een samenvatting van alle tot op dat ogenblik bekomen informatie. Zowel oplossingen en/of verbeteringen die gepland of reeds uitgevoerd zijn, worden er in weergegeven. Dit verslag omvat: • De samenvatting van de punten van voor de Analyse: - de wijze waarop het probleem naar boven kwam en hoe het omschreven werd in het begin - de grote lijnen van de Opsporingsstudie met de operatoren en hun staf - de herziening van de resultaten van de Observatie: de vastgestelde aspecten en de voorgestelde oplossingen. • De resultaten van de Analyse en de voorgestelde oplossingen. Het bijgevoegde syntheseverslag wordt hiervoor gebruikt. Dit verslag overloopt de verschillende punten van de Analysemethode. • Een algemene verantwoording van deze oplossingen, waarbij wordt aangetoond: - dat zij de beschreven problemen werkelijk kunnen verhelpen - dat zij geen andere problemen zullen veroorzaken voor de operatoren - dat zij niet tegenstrijdig zijn met de productiviteits- en rentabiliteitseisen van het bedrijf. • Een synthese van de technische of organisatorische oplossingen en verbeteringen met een voorstel van wie doet wat, wanneer en hoe en tevens hoe de followup verloopt.
58
• De maatregelen die eventueel genomen moeten worden om de operatoren correct in te lichten en op te leiden over: de beste werkmethodes om taken uit te voeren en de werkmethodes die vermeden moeten worden. Er dient ook informatie gegeven te worden over de gezondheids- en veiligheidsrisico's. • Een samenvatting van de aspecten die niet opgelost werden en waarvoor een bijkomende Expertise noodzakelijk is. • Een samenvatting van dit eindverslag waarin op 1 bladzijde de belangrijkste technische oplossingen opgenomen worden . Een meer gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop het verslag dient gemaakt te worden en de manier van presentatie aan de directie en de werknemers, bevindt zich in de algemene inleiding van de SOBANE-methode.
Het verslag
Synthesedocument voor het verzamelen van informatie:
• aan te passen aan de situatie
• te gebruiken voor het opstellen van het verslag
Bedrijf :
Werksituatie :
Coördinator :
Personen die aan deze studie hebben deelgenomen :
Data :
59
Grondige studie van de situatie Factor • Plan van de gebouwen • voor de hulpdiensten • plan van het gebouw * per zone * per verdieping • Ontvlambare of explosieve stoffen • opgeslagen hoeveelheden • kenmerken • Opslag van ontvlambare of explosieve stoffen • plaats en hoeveelheid • verluchting • toezicht t°, vochtigheid... • verlichting • verwarming • signalering • voorschriften • behandeling • Ontstekingsbronnen • temperatuur • veiligheidsregels • elektrische installatie • verwarming • statische elektriciteit • vuurvergunning • Signalering • aanbrengen • regelmatig nazicht • veiligheidsverlichting • Brandblusinstallatie • Blussing door water en schuim • Automatische detectieen blusinstallatie
60
Waarnemingen
Preventie/bescherming
Organisatie van de brandbestrijding Factor
Waarnemingen
Preventie/bescherming
• Contacten met de hulpdiensten • plannen (INP, …) • risico’s • adviezen • praktische oefeningen • Bouw-, exploitatievergunning • Gebouwen en lokalen • plannen • klassen van gebouwen * hoogte * toegang * naburige gebouwen * compartimentering • klassen van lokalen • wettelijke schikkingen • materialen • brandwerende deuren (Rf) • evacuatiewegen * trappen * breedte * versperring • Melding, waarschuwings- en alarmsigaal • noodnummer (112) • hoorbare signalen • duidelijke instructies • Interne interventieploeg • samenstelling • opdrachten • opleiding en oefeningen • beschermingsmiddelen • Informatie en opleiding • instructies • opleiding • regelmatige oefeningen • vuurvergunning • Nazicht bestrijdingsmiddelen • Bijkomende maatregelen
61
Samenvatting • Beoordeling van het huidig risico • de situatie is: * aanvaardbaar * te controleren door een specialist * nog steeds niet aanvaardbaar en snel te verbeteren • Balans van de voorgenomen preventie-/verbeteringsmaatregelen • wie doet wat en wanneer, en met welke prioriteit Wie
Wat
Wanneer
• Restrisico na preventie • waarschijnlijke toekomstige situatie
• hoe zal de situatie zijn na implementatie van de oplossingen: * aanvaardbaar * te controleren door een specialist * nog steeds niet aanvaardbaar en snel te verbeteren
• Noodzaak van een grondige Expertise, niveau 4 • dringendheid?
• met welke doelstellingen?
Maatregelen op korte termijn • Welke?
• Wie?
• Wanneer?
• Binnen welke termijn?
62
NIVEAU : EXPERTISE PR EV EN TIO N
Expertise
Analysis
Observation
Screening
63
De bedoeling van deze brochure is niet te beschrijven hoe de expertise moet worden uitgevoerd, maar wel aan te geven • wat de expertise moet behelzen • wat ze moet opleveren
DOELSTELLINGEN
PR EV EN TIO N
Expertise
Door speciale metingen of specifieke methodes, de situatie beter beoordelen en specifieke oplossingen aanbrengen voor bepaalde veiligheidselementen.
Analysis
Observation
WIE ?
De mensen uit het bedrijf en de preventieadviseur bijgestaan door een brandexpert die beschikt over: • de nodige meet- en interpretatiemiddelen • de technische bekwaamheid heeft om naar specifieke oplossingen te zoeken
HOE ?
Aansluitend op de Analyse en op aanvraag van de mensen uit het bedrijf en de preventieadviseur, zal de expert, naargelang het geval • De concentraties van gassen, dampen of stof meten • Het explosiegevaar in de omgeving nagaan : explosiemeters (Fiche 23) • De brandbestrijdingsmiddelen nazien: hydranten, sprinklerinstallatie, schuim… • De preventiemiddelen nazien: automatische detectoren… • Een ander automatisch blussysteem voorstellen: INERGEN, waternevel… • Berekenen welke hoeveelheid water of schuim er nodig is om een brand te bestrijden of zijn verbreiding te vertragen in afwachting van de komst van de hulpdiensten • Het brandrisico berekenen m.b.v. gespecialiseerde methodes: bijvoorbeeld Fire Explosion Index, berekening van het globaal brandgevaar … • …
VERSLAG Er wordt geen werkdocument voorgelegd.. Het onderzoek wordt verricht door experts die de verzamelde informatie afstemmen op de onderzochte werksituatie. De Expertise moet echter volgende punten omvatten: • de verantwoording van de gebruikte technieken • de evaluatie van het huidige risico • de aanbevolen preventie-/verbeteringsmaatregelen • wie doet wat en wanneer? • het restrisico na preventie/verbetering • de eventueel te nemen maatregelen op korte termijn in afwachting van de implementatie van de aanbevolen preventiemaatregelen Deze samenvatting dient opnieuw te worden opgesteld: • door de mensen uit het bedrijf; • bijgestaan door preventieadviseurs en experten.
64
Screening
HULPFICHES PR EV EN TIO N
Expertise
Analysis
Observation
Screening
65
INHOUDSTAFEL Niveau 2 Fiche 1 Fiche 2 Fiche 3 Fiche 4 Fiche 5 Fiche 6 Fiche 7
Observatie De vuurdriehoek en blusprincipes. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67 ANPI: Brand- en Diefstal preventie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69 Brandblussers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70 Gebruik van een brandblusser . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72 Veiligheidsinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73 Veiligheidssignalisatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76 Reglementering. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Niveau 3 Fiche 8 Fiche 9 Fiche 10
Fiche 22
Analyse Reglementering. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 Artikel 52 van het ARAB . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96 Artikels van het AREI aangaande het risico van brand en explosie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100 Aanbevelingen voor de bouw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102 Verbrandingsprincipes. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104 Ontvlammingstemperaturen en ontbrandingsgebied . . . . . . . . . . 106 Types van brandbare stoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107 Preventie en bescherming risicofabrieken (chemische…) . . . . . . 111 Blusprincipes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 Blusmiddelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115 Niet-automatische bestrijdingsmiddelen voor eerste interventie (brandblussers) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117 Niet-automatische bestrijdingsmiddelen voor de eerste interventie (spuitmonden en persslangen, slangen straalpijpen…) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 Automatisch detectiesysteem en automatische blusmiddelen . . . 121 Brandbestrijdingsinstallaties in een bedrijf met hoog risico (chemische, petrochemische sector…) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123 De werkvergunning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
Niveau 4 Fiche 23
Expertise Artikels van het AREI aangaande het explosiegevaar . . . . . . . . . . 129
Fiche Fiche Fiche Fiche Fiche Fiche Fiche Fiche
11 12 13 14 15 16 17 18
Fiche 19
Fiche 20 Fiche 21
66
FICHE DE VUURDRIEHOEK EN BLUSPRINCIPES Brand: de vuurdriehoek Opdat er vuur (verbranding) zou kunnen ontstaan, dienen er drie voorwaarden tegelijk voldaan te zijn: • Aanwezigheid van een brandstof, een ontvlambare stof • vast: hout, houtskool, papier…. • vloeibaar: benzine, alcohol… • gasvormig: butaan, propaan…
• Aanwezigheid van een oxydatief: stof die in combinatie met een brandstof verbranding mogelijk maakt • zuurstof • lucht • peroxide • … • Ontstekingsbron: energiebron noodzakelijk voor de start van de verbranding • vlam • vonk • elektrische ontlading • …
Deze drie componenten worden vaak grafisch voorgesteld in de vorm van een driehoek die men de vuurdriehoek noemt.
OBSERVATIE
67
Het voorkomen van een brand komt neer op het tussenkomen in één of meerdere van deze drie componenten • de hoeveelheid van ontvlambare en explosieve stoffen beperken en deze in een gepaste zone opslaan • zuurstofflessen opslaan in zones die afgescheiden zijn van de opslagzones voor ontvlambare en explosieve stoffen • het toevallig ontstaan van vlammen, vonken, elektrische ontlading… vermijden • werken met een vlam vermijden in de opslagzones of in de nabijheid van ontvlambare en explosieve stoffen • Een explosie is een zeer snelle, heftige verbranding die gepaard gaat met een ontploffing: • indien de brandstof zich voordoet in de vorm van gas, spuitbus of stof • en/of indien deze opgesloten is (tank, graansilo, slecht of niet verlucht opslaglokaal …)
Blussen van een brand Om een brand te blussen, dient men één van de 3 componenten van de vuurdriehoek uit te schakelen • De brandstof uitschakelen • de brandbare materialen evacueren • het reservoir van de tank leegmaken indien vloeistof in brand • de klep waarlangs het gas ontsnapt sluiten bij een gasbrand • … • De warmte afkomstig van het industrieel proces of van een externe bron uitschakelen door afkoeling • over het algemeen door het vuur met water te besproeien • door de haard uiteen te halen • … • De zuurstof uitschakelen: verstikking van het vuur • bijvoorbeeld, om een frietketelbrand te doven, mag men er nooit water over gieten, maar moet men het vuur verstikken door er het deksel of een vochtige, maar niet doorweekte doek op te leggen • door blusgassen zoals CO2 , N2, INERGEN…
68
OBSERVATIE
FICHE ANPI: BRAND EN DIEFSTAL PREVENTIE • Informatie over brandpreventie en –bestrijding kan men vinden op de site van ANPI Brand- en Diefstal preventie, • algemene site : http://www.anpi.be/ • in het bijzonder op het adres http://www.anpi.be/Services/information/generales_nl.htm • De informatie ter beschikking gesteld door ANPI omvat onder andere • veiligheidsfiches over * preventie – werken met open vuur, naakte vlam en hitte – een veilige school of woning – open vuren en houtkachels, schouwen – studentenhuizen – preventie in kantoren – gedragsregels in geval van brand, gasreuk en inbraak * blusmiddelen – brandhaspels – draagbare brandblussers – bevoorrading van bluswater • de regels van de goede praktijk * veel voorkomende oorzaken van woningbranden * uitschakelen van brandrisico’s * autonome detectoren * de eerste interventiemiddelen * het evacuatieplan * wat moet men doen in geval van brand? * checklists
OBSERVATIE
69
FICHE BRANDBLUSSERS Type van brand Brandblussers zijn ontworpen om één of meerdere types van brand te kunnen blussen: • Klasse A: brand van vaste stoffen (droge brand genoemd) • hout, papier, stof… • verbranding met of zonder vlam maar steeds vorming van gloeiende bestanddelen • Klasse B: brand van vloeistoffen of gesmolten vaste stoffen • koolwaterstoffen, solventen, oliën, polystyreen…
• Klasse C: gasbranden • butaan, propaan, aardgas…
• Klasse D: brand van metalen en bepaalde plastic materialen • magnesium, natrium…
Brandblussers • Indeling volgens hun capaciteit • draagbare toestellen met lage capaciteit: 1,5 kg in de wagen, 2 kg in huis • draagbare toestellen met middelmatige capaciteit: 6 kg en 9 kg (poeder) of 5 kg (CO2) in burelen en werkplaatsen • toestellen met grote capaciteit: blusser van 50 kg op wieltjes De gebruiksduur van brandblussers en meer bepaald van de draagbare toestellen is zeer kort (enkele seconden).
70
OBSERVATIE
• Indeling volgens blusmiddel Het type van brand dat kan gedoofd worden door de brandblusser is steeds duidelijk aangegeven op de blusser. • blusser met droog poeder: BC of ABC • blusser met CO2 : B en C alsook de branden met elektrische oorzaak • blusser op basis van water * zuiver water en volle straal: enkel A * zuivere waternevel, water met toevoegstof of met schuim : A en B • Types van gebruik • blusser onmiddellijk klaar voor gebruik: met permanente druk • blusser die moet geactiveerd worden voor gebruik: met sparklet, persgas in een hulpreservoir en vrijgegeven door doorboring
Jaarlijkse controle van de brandblusser De jaarlijkse controle betreft: • de uiterste gebruiksdatum • de aanwezigheid van het loodje dat het toestel verzegelt en garandeert dat het nog nooit gebruikt werd • de druk: naald van de manometer in het groen
OBSERVATIE
71
FICHE GEBRUIK VAN EEN BRANDBLUSSER Gezien de angst die enerzijds kan veroorzaakt worden door een beginnende brand en anderzijds door het gebruik van een brandblusser voor de eerste maal, is het belangrijk dat men zich op deze situatie kan voorbereiden door praktische oefeningen georganiseerd door de veiligheidsdienst of de brandafdeling van de firma. • Denk er ook aan dat de gebruiksduur van een brandblusser heel kort is (5 tot 60 seconden): het vuur moet bij de eerste keer gedoofd zijn. Procedure die moet gevolgd worden om een beginnende brand te blussen • de brandblusser vastgrijpen en snel het etiket (gebruiksaanwijzing) herlezen • controleren of deze aangepast is aan het type van brand dat zich voordoet (A, B, C of D) • de aanwezigheid van de verzegeling nagaan om te vermijden dat je de brand te lijf gaat met een lege brandblusser • voor de blussers onder permanente druk, de borgpen uittrekken die het bedieningsmechanisme blokkeert • voor de blussers met sparklet: * de brandblusser met de linkerhand bij het handvat pakken * met de rechterhand de slang losmaken * deze slang in de linkerhand nemen die dus tegelijkertijd de blusser draagt en de flexibele slang vasthoudt – zo vermijd je heftig rondslingeren van de slang wanneer het toestel onder druk komt * met de rechterhand, het toestel activeren • zo dicht mogelijk het vuur naderen en op de basis van de vlammen richten en daarbij indien mogelijk stootsgewijs tewerk gaan, behalve bij vloeistofbranden (B) * in geval van aanzienlijke rookontwikkeling, zich hurken om dichterbij te gaan * de aanvalsafstand respecteren (in functie van het type van blusser maar in de orde van 1 tot 3 m voor de meest courante) • voor vloeistofbranden (B) een te hoge druk vermijden, om het vuur niet te verspreiden en het wegspatten van het brandende produkt te vermijden • een gaslek nooit blussen, maar de toevoerkraan dichtdraaien • wanneer men de brand bestrijdt, zorgen dat men steeds een mogelijke uitweg, vluchtweg behoudt (bijvoorbeeld met z’n rug naar de deur toe)
72
OBSERVATIE
FICHE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES Inleiding • In geval van brand speelt paniek altijd een belangrijke rol. Deze paniek kan de te nemen acties stilleggen of vertragen, terwijl de reactiesnelheid van primordiaal belang is. • Door regelmatige oefeningen kan men zich voorbereiden op deze situatie. Er zijn echter veel personen die niet aan deze oefeningen mogen deelnemen, hoewel ze zich op dat ogenblik op de werkplaats kunnen bevinden : nieuwe werknemers, interims, bezoekers, klanten, publiek, studenten… • Veiligheidsinstructies zijn dus uiterst belangrijk. Deze instructies zijn duidelijk en beknopt opgesteld en vormen het actieschema voor het geval iemand met een brand geconfronteerd wordt. • Deze instructies moeten regelmatig naar elk personeelslid gestuurd worden, zodat ze telkens beter gekend zijn. • Voor de nieuwkomers en voor de externe personen moeten deze instructies zichtbaar aangeplakt worden in elke zone of lokaal en/of naast elk telefoontoestel.
Instructies bij brand Bij het vaststellen van een brand, dienen de acties in deze volgorde genomen worden:
WAARSCHUWINGSSIGNAAL • WAARSCHUWEN • telefoneren naar het nummer XXXXXX (noodcentrale van de firma) of de 112 * preciseren wat: brand, explosie… * waar: informatie waardoor de plaats van het voorval onmiddellijk kan gelokaliseerd worden: nummer, naam, verdieping van het gebouw moeten aangeduid worden in de instructies * wie: naam opgeven • iemand naar de ingang van de vestiging of van het gebouw sturen om de brandweer te begeleiden • BESTRIJDEN • enkel in geval van een beginnende brand (geen brandweerman spelen) * en zorgen dat men een nooduitgang behoudt * en oppassen voor de rook • met de aanwezige brandblussers • met de interventieploeg van de firma die verwittigd werd en het nodige bestrijdingsmateriaal verzameld heeft
ALARMSIGNAAL • EVACUEREN • van het gebouw • gebruik makend van de noodtrappen en nooit van de liften • men sluit de brandwerende deuren achter zich • men sluit de deuren achter zich De informatie die gegeven wordt voor deze drie acties hangt af van het type van onderneming (chemie, staalindustrie, tertiaire sector, school…) en van het type van lokalen (burelen, opslag van producten …). Deze info moet door de preventieadviseur aangepast worden aan de specifieke situatie.
OBSERVATIE
73
Instructies bij brandwonden of bij een ongeval • EHBO-koffer • liefst op elke verdieping een EHBO-koffer (in elke werkplaats, in elke zone…) om eerste hulp toe te dienen • Indien de ernst van het ongeval medische hulp vereist (brandwonde, hechting, breuk…), het slachtoffer onmiddellijk naar de ziekenboeg van de firma (laten) brengen
• Indien een ziekenwagen vereist is • telefoneren naar het nummer XXXXXX (noodcentrale van de firma) of de 112 * preciseren wat: brandwonde, breuk, bewusteloos slachtoffer… * waar: informatie waardoor de plaats (plaats van de ziekenboeg) van het voorval onmiddellijk kan gelokaliseerd worden: nummer, naam, verdieping van het gebouw moeten aangeduid worden in de instructies * wie: naam opgeven • iemand naar de ingang van de vestiging of van het gebouw sturen om de hulpdiensten te begeleiden Deze instructies dienen opnieuw te worden aangepast aan de situatie van elke onderneming : aanwezigheid van hulpverleners, van een ziekenboeg, van een eerste hulppost … • Indien de kledij brand gevat heeft • zich of het slachtoffer over de grond rollen en overvloedig besproeien met water • indien dit niet mogelijk is, zich of het slachtoffer in een deken of mantel rollen • vooral nooit lopen om de vlammen niet aan te wakkeren
• Gedurende minstens 15 minuten overvloedig SPOELEN met water • bij voorkeur koud of lauw water op de verbrande zone laten lopen in plaats van in een kom onder te dompelen • indien dit niet mogelijk is, zeer propere natte doeken op de brandwonden aanbrengen • De hulpdiensten en/of de dokter VERWITTIGEN bij diepe brandwonden • bij vorming van blaren, diep aangetaste huid, brandwonden aan het hoofd … • indien het slachtoffer eventueel de rook, de brandende dampen of gassen ingeademd heeft
74
OBSERVATIE
• De wonde VERZORGEN • een steriel verband, een propere doek of handdoek op de brandwonde aanbrengen • enkel een speciale zalf voor brandwonden gebruiken indien beschikbaar • niets anders op de brandwonde aanbrengen, zeker geen olie of boter
Types van brandwonden • Eerstegraads brandwonden • rode, droge huid, soms gezwollen en pijnlijk (bijvoorbeeld zonneslag) • geneest zonder littekenvorming • gering risico op infecties • Tweedegraads brandwonden • beschadigde opperhuid en vorming van blaren • zeer pijnlijke wonden • hoog risico op infectie, want de blaren kunnen opengaan en de weg openleggen voor bacteriën en microben • Derdegraads brandwonden • de ganse huid is aangetast door de brandwonden • op zich niet pijnlijk, want de zenuwen zijn vernietigd * maar ze gaan vaak gepaard met eerstegraads en tweedegraads brandwonden, die wel pijnlijk zijn • zeer hoog risico op infectie
OBSERVATIE
75
FICHE VEILIGHEIDSSIGNALISATIE Inleiding • De signalisatie speelt niet alleen een belangrijke rol in geval van een ramp (ongeval, brand,…), maar ook bij de preventie ervan. • De veiligheidsinstructies (bijvoorbeeld rookverbod) kunnen gekend zijn door het personeel van de firma, maar de signalisatiepictogrammen zijn vaak de enige manier om nieuwkomers of externe personen te informeren. • De kennis van deze signalisaties kan het leven van een persoon redden, niet alleen binnen de firma, maar bijvoorbeeld ook in andere ondernemingen of op openbare plaatsen.
Veiligheidssignalisatie Verbodstekens • rode cirkel op een witte achtergrond • een afbeelding van de actie die verboden is : bijvoorbeeld verboden te roken • deze afbeelding is doorstreept met een rode streep
Verbodstekens
76
OBSERVATIE
Roken verboden
Vuur, open vlam en roken verboden
Verboden voor voetgangers
Verboden met water te blussen
Geen drinkwater
Geen toegang voor onbevoegden
Verboden voor transportvoertuigen
Niet aanraken
Gebodstekens • blauwe cirkel • afbeelding van de actie die verplicht is: bijvoorbeeld het dragen van een helm …
Gebodstekens
Oogbescherming verplicht
Veiligheidshelm verplicht
Gehoorbescherming verplicht
Adembescherming verplicht
Veiligheidsschoenen verplicht
Veiligheidshand-schoenen verplicht
Lichaamsbescherming verplicht
Aangezichtsbe-scherming verplicht
Individueel veiligheidsharnas verplicht
Algemeen gebod (eventueel samen met een ander bord)
Verplichte over-steekplaats voor voetgangers
OBSERVATIE
77
Waarschuwingstekens • gele driehoek met zwarte rand • afbeelding van het mogelijke gevaar: bijvoorbeeld aanwezigheid van ontvlambare, toxische, … stoffen
Waarschuwingstekens
78
OBSERVATIE
Ontvlambare stoffen of hoge temperatuur
Explosieve stoffen
Giftige stoffen
Bijtende stoffen
Hangende lasten
Transportvoertuigen
Gevaar voor elektrische spanning
Gevaar
Radioactieve stoffen
Laserstraal
Oxiderende stoffen
Nietioniserende stralen
Belangrijk magnetisch veld
Struikelen
Val door hoogteverschil
Biologisch risico
Lage temperatuur
Schadelijke of irriterende stoffen
Gevaarlijke explosieve atmosferen
Brandbestrijdingstekens • rode vierkanten of rechthoeken • afbeelding van * een bestrijdingsmiddel: brandblusser, haspel, ladder… * een pijl die de richting naar een bestrijdingsmiddel aangeeft
Brandbestrijdingstekens
Telefoon voor brandbestrijding
Brandslang
Ladder
Blusapparaat
Weg naar brandbestrijdingsmateriaal
Reddings en evacuatietekens • groene vierkanten of rechthoeken • afbeelding van * een reddingsmiddel: eerste hulppost, veiligheidsdouche, telefoon… * een pijl die de richting aangeeft van een reddingsmiddel… * de richting of de plaats van de evacuatiewegen en de nooduitgangen
Reddingstekens
Evacuatietekens
of Eerste hulp
Weg naar een hulppost of reddingsmiddel
Richting van een nooduitgang
Telefoon voor redding en eerste hulp
Brancard
Plaats en richting van een Plaats van een nooduitgang uitgang die meestal gebruikt wordt door de aanwezigen in het gebouw (enkel voor een uitgang die voldoet aan de vereisten van een nooduitgang)
Veiligheids-douche
Ogen spoelen
OBSERVATIE
79
Transport van gevaarlijke producten Inleiding Volgens het soort transport is de internationale reglementering die van kracht is, verschillend : • Transport langs de weg: ADR (Agreement of Dangerous goods by Road) * De informatie is beschikbaar op de website van het Instituut voor Wegentransport http://www.iwt-itr.be • Transport via spoorwegen: RID, Internationaal reglement betreffende het transport van gevaarlijke producten * De informatie is beschikbaar op de website van de NMBS http://www.SNCB.be meer specifiek B_Cargo http://www.bcargo.com/F/about/general/index.html • Transport langs waterwegen: ADNR * De informatie is beschikbaar op de administratieve dienst van de Marine en de binnenlandse zeemacht. • Transport op zee: IMDG, International Maritime Dangerous Goods-Code * De informatie is beschikbaar bij de federale overheidsdiensten van mobiliteit en transport, Inspectie van de zeemacht • Transport door lucht: ICAO- OACI, Organisation de l'Aviation Civile Internationale (bijlage 18 technical instructions for the safe transport of Dangerous Goods by air) * De informatie is beschikbaar bij de administratieve dienst van de luchtmacht en bij de luchtmacht van Zaventem. De rest van de fiche herneemt kort de ADR signalisering voor transport langs de weg. Enerzijds is dit type transport belangrijker dan het andere en het heeft betrekking op het grootste aantal werknemers.
Signalisatie volgens de ADR reglementering (transport langs de weg) De volledige tekst over de ADR reglementering is beschikbaar op de website http://www.unece.org/trans/danger/publi/adr/adr2003/ContentsF.html • Volgens het ADR, zijn de klassen van gevaarlijke goederen (met de symbolen) de volgende: * Klasse 1 Explosieve stoffen en voorwerpen
* Klasse 2 Gas – 2.1 Ontvlambaar
– 2.2 Niet ontvlambaar, niet giftig
80
OBSERVATIE
– 2.3 Giftig
* Klasse 3 Ontvlambare vloeistoffen
* Klasse 4 – Klasse 4.1 brandbare vaste stoffen,
– Klasse 4.2 Stoffen die onderworpen zijn aan spontane zelfontbranding
– Klasse 4.3 Stoffen die door contact met water ontvlambare gassen vrijgeven
* Klasse 5 – Klasse 5.1 Oxiderende stoffen
– Klasse 5.2 Organische peroxyden
OBSERVATIE
81
* Klasse 6 – Klasse 6.1 Giftige stoffen
– Klasse 6.2 Besmettelijke stoffen
* Klasse 7 Radioactieve stoffen
* Klasse 8 Bijtende stoffen
* Klasse 9 Diverse gevaarlijke stoffen en voorwerpen
• Iedere rubriek van de verschillende klassen is ingedeeld door een UNO nummer. De soorten aangewende rubrieken zijn de volgende : A. Individuele rubrieken voor de gedefinieerde stoffen en voorwerpen, de rubrieken die meerdere isomeren omvatten inbegrepen, bv : – Nr UNO 1090: aceton – Nr UNO 1104: amyl acetaat – Nr UNO 1194: oplossing van ethyleen nitraat B. Collectieve rubrieken voor groepen van stoffen bv : – Nr UNO 1133: adhesieven – Nr UNO 1266: producten voor parfumerie – Nr UNO 2757: carbamaat pesticiden - giftig – Nr UNO 3101: organische peroxyde, van het type B, vloeibaar C. Specifieke. rubrieken betreffende groepen van stoffen met dezelfde chemische eigenschappen bv : – Nr UNO 1477: niet-organische nitraten n.e.g (niet elders genoemd) – Nr UNO 1987: ontvlambare alcoholen, N.E.G. D. Algemene rubrieken betreffende groepen van stoffen of voorwerpen met één of meerdere dezelfde gevaarlijke eigenschappen,bv : – Nr UNO 1325: stevig, organisch , ontvlambaar, N.E.G.. – Nr UNO 1993: ontvlambare vloeistof, N.E.G.. * De rubrieken onder B, C en D zijn bepaald zoals de collectieve rubrieken.
82
OBSERVATIE
• Het identificatienummer van het gevaar omvat twee of drie cijfers * In het algemeen duiden ze op de volgende gevaren : 2
Ontsnapping van gas, resulterend in druk of chemische reactie
3
Ontvlambaarheid van vloeibare stoffen (vapeurs) en gas of vloeibare, autoverwarmende stof
4 5 6 7 8 9
Ontvlambaarheid van vaste, auto-verwarmen de stof Oxiderend (bevordert brand) Giftigheid of infectiegevaar Radioactiviteit Bijtend Gevaar voor spontane gewelddadige reactie
*
de verdubbeling van een cijfer duidt een versterking van het bijhorende gevaar aan
*
wanneer het gevaar van een stof voldoende kan aangegeven worden door 1 enkel cijfer, wordt het cijfer aangevuld door 0.
*
de volgende cijfercombinaties hebben echter een speciale betekenis : 22, 323, 333, 362, 382, 423, 44, 446, 462, 482, 539, 606, 623, 642, 823, 842, 90 en 99 (zie 5.3.2.3.2 hieronder).
*
wanneer het identificatienummer van het gevaar voorafgegaan wordt door de letter X, betekent dit dat de stof gevaarlijk reageert met water. Voor dergelijke stoffen, kan water niet worden gebruikt zonder de goedkeuring van experten.
*
de identificatienummers van het gevaar zijn aangeduid in de kolom (20) van tabel A van het hfdst 3.2 (klik hier om de tabel te zien of consulteer het adres http://www.unece.org/trans/danger/publi/adr/adr2003/ContentsF.html) en hebben de volgende betekenis : 20 22 223 225 23 239 25 26 263 265 268
Verstikkend gas of gas dat geen bijkomend risicos teweegbrengt Vloeibaar, gekoeld, verstikkend gas Vloeibaar, gekoeld, ontvlambaar gas Vloeibaar, gekoeld, oxydatief gas (bevordert brand) Ontvalmbaar gas Ontvlambaar gas dat spontaan gewelddadige reacties kan uitlokken Oxydatief gas (bevordert brand) Giftig gas Giftig en ontvlambaar gas Giftig en oxydatief gas (bevordert brand) Giftig en bijtend gas
Vloeibare, ontvlambare stof, (hoogtepunt van 23°C tot 61°C, bepaalde waarden inbegrepen) of vloeibare, ontvlambare sfof of vaste stof in 30 gesmolten toestand, hebben een hoogte punt boven de 61°C verwarmt op een temperatuur gelijk aan of boven zijn hoogtepunt of vloeibare, auto-verwarmende stof Als een vloeibare en ontvlambare stof reageert met water, kunnen er 323 ontvlambare gassen vrijkomen. Vloeibare, ontvlambare stof die gevaarlijk kan reageren met water, kan evenX323 eens het vrijkomen van ontvlambare gassen tot gevolg hebben1 33 Vloeibare, sterk ontvlambare stof (hoogtepunt onder 23°C) 333 Vloeibare pyrophorische stof X333 Vloeibare, pyrophorische stof die gevaarlijk reageert met water1 336 Vloeibare, sterk ontvlambare en giftige stof 338 Vloeibare, sterk ontvlambare en bijtende stof Vloeibare, sterk ontvlambare en bijtende stof, die gevaarlijk reageert met X338 water1 Vloeibare, sterk ontvlambare stof kan spontaan een gewelddadige reactie 339 uitlokken 1 Water mag niet worden gebruikt, behalve onder toezicht van experten
OBSERVATIE
83
36 362 X362
Vloeibare, ontvlambare stof (hoogtepunt van 23°C tot 661°C, bepaalde waarden inbegrepen) heeft een kleindere graad van vergiftiging of vloeibare stof, auto-verwarmend en giftig Vloeibare, ontvlambare en giftige stof die reageert met water kan ontvlambare gassen Vrijgeven1 Vloeibare, ontvlambare en giftige stof die gevaarlijk reageert met water, kan ontvlambare gassen vrijgeven1
368
Vloeibare, ontvlambare, giftige en bijtende stof
38
Vloeibare, ontvlambare stof (hoogtepunt van 23°C tot 61°C, beperkte waarden inbegrepen), die minder bijtend is, auto-verwarmende en bijtende stof.
382
Vloeibare, ontvlambare en bijtende stof die reageert met water kan ontvlambare gassen vrijgeven
X382
Vloeibare, ontvlambare en bijtende stof die gevaarlijk reageert met water kan zorgen voor het vrijkomen van ontvlambare gassen1
39 40
Ontvlambare vloeistof, kan spontaan een gewelddadige reactie uitlokken Vaste, ontvlambare stof of auto-reactieve sfot of auto-verwarmende stof
423
Een vaste stof die reageert met water kan zorgen voor het vrijkomen van ontvlambare gassen
X423
Een vaste stof die gevaarlijk reageert met water kan zorgen voor het vrijkomen van ontvlambare gassen1
43
Vaste stof spontaan ontvlambaar (pyrophorisch)
44
Vaste, ontvlambare stof die bij stijgende temperatuur in gesmolten toestand voorkomt
446
Vaste, giftige en ontvlambare stof die bij stijgende temperatuur voorkomt in gesmolten toestand
46
Vaste, ontvlambare stof of auto-verwarmend en bijtend
462
Een reactie van een vaste giftige stof met water kan zorgen voor het vrijkomen van ontvlambare gassen
X462
Een gevaarlijke reactie van een vaste stof met water kan zorgen voor het vrijkomen van ontvlambare giftige gassen1
48
Vaste ontvlambare stof of auto-verwarmend en bijtend
482
Een reactie van een vaste bijtende stof met water kan zorgen voor het vrijkomen van ontvlambar gassen1
X482
Een gevaarlijke reactie van een vaste stof met water kan zorgen voor het vrijkomen van bijtende gassen
50 539 55 556 558
Oxydatieve stof (bevordert brand) Organiisch ontvlambaar peroxyde Sterk oxydatieve stof (bevordert brand) Sterk oxydatieve stof (bevordert brand), giftig Sterk oxydatieve stof (bevordert brand) en bijtend
559
Sterk oxydatieve stof (bevordert brand) kan spontaan een gewelddadige reactie uitlokken
56 568 58 59 60 606
Oxydatieve stof (bevordert brand) giftig Oxydatieve stof (bevordert brand) giftig en bijtend Oxydatieve stof (bevordert brand), bijtend Oxydatieve stof (bevordert brand) kan spontaan gewelddadige reactie uitlokken Giftige stof of minder giftige stof Besmettelijke stof
623
Een reactie van een vloeibare, giftige stof die reageert met water kan zorgen voor het vrijkomen van ontvlambare gassen
63
Giftige en ontvlambare stof (hoogtepunt van 23°C tot 61°C, beperkte waarden inbegrepen)
638
Giftige en ontvlambare stof (hoogtepunt van 23°C tot 61°C, bep.Waarden inbegrepen) en bijtend
1 Water mag niet worden gebruikt, behalve onder toezicht van experten
84
OBSERVATIE
639
Giftige en ontvlambare stof (hoogtepunt gelijk aan of onder 61°C) kan spontaan een geweldadige reactie uitlokken
64
Vaste, giftige stof, ontvlambaar of auto-verwarmend
642
Een reactie van een vaste en giftige stof met water kan zorgen voor het vrijkomen van ontvlambare gassen
65 66 663 664 665 668 669 68
Giftige en oxydatieve stof (bevordert brand) Zeer giftige stof Zeer giftige en ontvlambare stof (hoogtepunt is kleiner of gelijk aan 61°C) Vaste, zeer giftige stof, ontvlambare of auto-verwarmend Zeer giftige en oxydatieve stof (bevordert brand) Zeer giftige en bijtende stof Zeer giftige stof kan spontaan een gewelddadige reactie uitlokken Giftige en bijtende stof
69
Een giftige stof of minder giftige stof kan spontaan een gewelddadige reactie uitlokken
70 72 723
Radioactieve stof Radioactief gas Radioactief en ontvlambaar gas
73
Vloeibare, radioactieve en ontvlambare stof (hoogtepunt kleiner of gelijk aan 61°C)
74 75 76 78 80
Vaste radioactieve en ontvlambare stof Radioactieve en oxydatieve stof (bevordert brand) Giftige, radioactieve stof Bijtende, radioactieve stof Bijtende stof of minder bijtende stof
X80
Een reactie van een bijtende stof of een minder bijtende stof met water kan gevaarlijk zijn1
823
Een reactie van een vloeibare of bijtende stof met water kan ontvlambare gassen doen vrijkomen
83
Bijtende of minder bijtende en ontvlambare stof (hoogtepunt van 23°C tot 61°C, bep.Waarden inbegrepen)
Een bijtende, minder bijtende of ontvlambare stof (hoogtepunt van 23°C tot 61°C, bep.Waarden inbegrepen) kan gevaarlijk reageren met water1 Bijtende stof of minder bijtende stof en ontvlambaar (hoogtepunt van 23°C839 61°C, bep.Waarden ingbegrepen) kan spontaan een gewelddadige reactie uitlokken. 1 Bijtende stof of minder bijtende stof en ontvlambaar (hoogtepunt van 23°CX839 61°C, bep.Waarden ingbegrepen) kan spontaan een geweldadige reactie uitlokken en gevaarlijk reageren met water 84 Vaste, bijtende stof, ontvlambaar of auto-verwarmend X83
842
Een reactie van een vaste, bijtende stof met water kan zorgen voor het vrijkomen van ontvlambare gassen
85 856 86 88 X88
Bijtende stof of minder bijtend en oxydatief (bevordert brand) Bijtende stof of minder bijtend en oxydatief (bevordert brand) en bijtend Bijtende stof of minder bijtende en giftig Zeer bijtende stof Een zeer bijtende stof kan gevaarlijk reageren met water
883
Zeer bijtende stof en ontvlambaar (hoogtepunt van 23 °C à 61 °C, bep. waarden inbegrepen)
884 885 886
Vaste zeer bijtende stof, ontvlambaar en auto-verwarmend Zeer bijtende en oxydatieve stof (bevordert brand) Zeer bijtende en giftige stof
1 Water mag niet worden gebruikt, behalve onder toezicht van experten
OBSERVATIE
85
X886 Zeer bijtende en giftige stof kan gevaarlijk reageren met water 89
Zeer bijtende stof of minder bijtende stof kan spontaan een gewelddadige reactie uitlokken
90
Gevaarlijke stof voor de omgeving, verschillende gevaarlijke stoffen
99
Verschillende gevaarlijke stoffen die bij een warme temperatuur getransporteerd worden
1 Water mag niet worden gebruikt, behalve onder toezicht van experten
• Voorbeeld van een oranje bord met en identificatienummer voor gevaar, om een UNO-nummer. * Kenmerken van het bord – Oranje achtergrond met boord – horizontale lijn en zwarte cijfers: breedte 15 mm. * Identificatienummer voor gevaar (2 of 3 cijfers, eventueel voorafgegaan door de letter X * UNO – nummer voor de rubriek (4 cijfers) * afmetingen – cijfers : 10 cm hoogte – 40 cm lengte op minimum 30 cm hoogte
86
OBSERVATIE
FICHE REGLEMENTERING Inleiding • Er bestaat een uitgebreide reglementering inzake brand: • ARAB (artikels 52 en 63bis) • ontelbare koninklijke besluiten meer bepaald over de constructie van gebouwen • normen waarnaar de overheid kan verwijzen • … • Buiten deze reglementering kunnen de verzekeringsmaatschappijen speciale voorschriften aan de onderneming opgeleggen door middel van de hierbij afgesloten verzekeringspolis. • Artikel 52 van het ARAB behandelt de verplichtingen van de werkgever en voor de brandbestrijdingsorganisatie op de werkplaats • Artikel 63bis van het ARAB handelt over de veiligheidsverlichting die voldoende moet zijn om de evacuatie van personen toe te laten wanneer de kunstmatige verlichting niet werkt.
Artikel van het ARAB Deze paragraaf behandelt de inhoud en de grote lijnen van dit artikel 52. • Verplichtingen van de werkgever • Gedrag bij brand van bouwelementen en –materialen • Classificatie van de lokalen volgens gevaar • groep 1: zeer gevaarlijk • groep 2: redelijk gevaarlijk • groep 3: geen speciaal gevaar • Constructie van gebouwen • Toegang tot het gebouw (bij evacuatie) • deuren naar buiten kunnen steeds sneller geopend worden • Ontruiming en evacuatie • signalisatie van de nooduitgangen en evacuatiewegen • signalisatie van de richting waarin de deuren openen • … • Gasinstallaties • Verwarmingsinstallaties • Voorkoming van brand • werken met open vuur, naakte vlam of hitte • gebruik van ontvlambare vloeistoffen en gassen * hoeveelheden tot een strikt minimum beperken * … • afscheiding van ontvlambare en explosieve stoffen van vuurhaarden of warmtebronnen • verbod om gemakkelijk ontvlambare doeken en afval op te stapelen (zelfontvlamming) • inrichting van opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen of gassen buiten de arbeidslokalen
OBSERVATIE
87
• Brandbestrijdingsmiddelen • verplichting van de werkgever om een uitrusting te voorzien die voldoende is en aangepast aan de omstandigheden om brand te bestrijden • het brandbestrijdingsmateriaal moet * in goede staat zijn * onderhouden zijn * beschermd zijn tegen vorst * goed gesignaleerd zijn * gemakkelijk bereikbaar zijn * oordeelkundig verdeeld zijn * onmiddellijk operationeel zijn • Meldings-, waarschuwings- en alarmmiddelen • verplichting van de werkgever om een meldings-, waarschuwings- en alarmsysteem aan te brengen indien : * hij minstens 50 werknemers tewerkstelt * of als het gebouw een lokaal van de eerste groep omvat * of als het gebouw verschillende verdiepingen omvat • melding aan de hulpdiensten bij vaststelling van een brand * hetzij via de telefoon: aanplakken van de noodnummers (112), informatie aan de personen die zich in het gebouw bevinden… * hetzij d.m.v. een drukknop verbonden met een centrale met automatische transmissie naar de hulpdiensten • waarschuwing: inlichting aan bepaalde personen van het bestaan van een begin van brand of van een gevaar • alarm: verwittiging gegeven aan het geheel van personen die in een bepaalde plaats verblijven om deze plaats te ontruimen • de waarschuwings- en alarmposten moeten * voldoende in aantal zijn en gemakkelijk bereikbaar * in goede staat zijn * onderhouden zijn * oordeelkundig verdeeld zijn * goed gesignaleerd zijn • de waarschuwings- en alarmsignalen mogen geen verwarring kunnen stichten met elkaar of met andere signalen • de waarschuwing gebeurt telkens er een begin van brand is • Private dienst voor het voorkomen en bestrijden van brand • de werkgever is verplicht om, in samenspraak met de externe brandweerdienst (regionale brandweer), een private dienst voor het voorkomen en bestrijden van brand op te richten * als hij ten minste 50 werknemers tewerkstelt * of als het gebouw een lokaal van de eerste groep omvat • de lijst van de leden is in de inrichting uitgehangen • waarschuwings-, alarm- en ontruimingsoefeningen moeten ten minste een maal per jaar georganiseerd worden • Periodieke controle • de werkgever moet zorgen voor een periodieke controle van * het brandbestrijdingsmateriaal * het waarschuwings- en alarmmateriaal * de elektrische installaties * de verwarmingsinstallaties * de gasinstallaties
88
OBSERVATIE
• Informatie van het personeel • instructies over het te volgen gedrag in geval van brand moeten in voldoende aantal en op zichtbare plaatsen aangeplakt worden • deze bevatten onder meer: * waarschuwing van de directie en van de aangestelden voor de brandbestrijding * waarschuwing van de hulpdiensten * de schikkingen die moeten getroffen worden om het alarm te geven * de schikkingen die moeten getroffen worden om de veiligheid te waarborgen en om de personen te evacueren * het aanwenden van de brandbestrijdingsmiddelen die beschikbaar zijn in de inrichting * de te nemen schikkingen om het optreden van de bevoegde brandweer te vergemakkelijken • Varia • een up-to-date plan van de verdiepingen wordt uitgehangen in de nabijheid van de trappen die ernaartoe leiden • dit plan duidt de verdeling en de bestemming aan van de lokalen van de eerste en tweede groep • …
De specifieke wetgeving rond explosieve atmosferen (ATEX) De twee europese richtlijnen die in de omloop zijn,ATEX (Atmosphères Explosives) genaamd, zijn overgenomen in de belgische wetgeving : • Richtlijn 94/9/CE (ATEX95) beschrijft de voorwaarden waaraan de toestellen en beschermingsmiddelen die geplaatst worden in de zones waar het risico op explosie bestaat. (zone Ex) • overgenomen door het KB van 22 juni 1999 • Richtlijn 1999/92/CE (ATEX137) beschrijft de minimale veiligheidsvoorschriften die in acht moeten worden genomen door de ondernemingen om de werknemers te beschermen tegen het risico op explosie. • overgenomen door het KB van 26 maart 2003
OBSERVATIE
89
FICHE REGLEMENTERING De reglementering inzake brand wordt beschreven in: • Het ARAB (artikels 52 en 63bis) • Codex over het welzijn op het werk * wet van 1996 koninklijke besluiten van 1998 meer bepaald aangaande – de voorkoming van brand onder de verplichtingen van de werkgever (artikel 17) en de opdrachten van de interne dienst voor preventie en bescherming (artikel 5) – de noodprocedures, met inbegrip van de maatregelen in geval van ernstig en onmiddellijk gevaar, alsook de maatregelen van eerste hulp, brandbestrijding en de evacuatie van de werknemers (artikel 9) – de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk (artikel 6 en bijlagen I, II en VI) – de voorschriften inzake de identificatie en lokalisatie van het brandbestrijdingsmaterieel (bijlage IV) – de artikels van Titel III, Hoofdstuk IV,Afdeling 9 "Opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen ", Onderafdeling 8 "Brandbeveiliging" • De specifieke wetgeving rond explosieve atmosferen (ATEX) * richtlijn 94/9/CE (ATEX95 ) overgenomen door het KB van 22 juni 1999. * richtlijn 1999/92/CE (ATEX137) overgenomen door het KB van 26 maart 2003. • bepaalde artikels van het AREI • ontelbare koninklijke besluiten meer bepaald over de constructie van gebouwen: * Koninklijk besluit van 7 juli 1994 dat de normen vastlegt inzake de voorkoming van brand en explosie, waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen. (BS 26.4.95) * Koninklijk besluit van 19 december 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 dat de normen vastlegt inzake de voorkoming van brand en explosie, waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen. (BS 30.12.97) * Koninklijk besluit van 4 april 2003 tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen (BS 05.05.03) * Ontwerpbijlage 6 van het K.B. van 19 december 1997 dat de basisnormen inzake brandpreventie vastlegt waaraan de nieuwe gebouwen die vallen onder de categorie « industriële gebouwen » moeten voldoen. * … • normen met betrekking tot gebouwen * NBN S 21-201 – Brandbeveiliging in de gebouwen - Terminologie * NBN S 21-202 – Brandbeveiliging in de gebouwen – Hoge en middelhoge gebouwen – Algemene eisen * NBN S 21-203 – Brandbeveiliging in de gebouwen – Reactie bij brand van de materialen – Hoge en middelhoge gebouwen * NBN S 21-204 - Brandbeveiliging in de gebouwen - Schoolgebouwen – Algemene eisen en reactie bij brand * …
90
ANALYSE
Bouwvergunning
Lage gebouwen < 10 m
Middelhoge gebouwen Hoge gebouwen 10 tot 25 m > 25 m
Voor 72
Nihil
Nihil
Nihil
22.12.72
Nihil
Nihil
KB 04.12.72
1980
Nihil
NBN S 21-201, S 21-202, S 21-203
NBN S 21-201, S 21-202, S 21-203
26.05.95
Nihil
KB 07.07.94
KB 07.07.94
31.12.97
KB 19.12.97
KB 19.12.97
KB 19.12.97
• normen m.b.t. brandblussers * NBN EN 3-1 – Draagbare brandblussers - Deel 1: Beschrijving, werkingsduur, vuurhaarden van klassen A en B * NBN EN 3-2 – Draagbare brandblussers - Deel 2: Dichtheid, diëlektrische proef, beproeving op inklinken, bijzondere bepalingen * NBN EN 3-3 – Draagbare brandblussers - Deel 3: Constructie, druksterkte, mechanische proeven * NBN EN 3-4 – Draagbare brandblussers - Deel 4: Vullingen, minimum blusvermogen * NBN EN 3-5 – Draagbare brandblussers - Deel 5:Voorschriften en aanvullende beproevingen * NBN EN 3-6 – Draagbare brandblussers - Deel 6: Beschikkingen inzake de vaststelling van de overeenkomstigheid van draagbare blustoestellen volgens EN 3 deel 1 tot deel 5 * NBN S21-050 ontwerp – Nazicht en onderhoud van draagbare brandblussers • normen betreffende automatische detectie * NBN S21-100 – Reddings-en brandweermateriaal– opvatting voor automatische branddetectie door puntdetector. * NBN S21-110 – Grafische symbolen voor automatische branddetectiesysteem * NBN EN 54 – Detectiesystemen en brandalarm * … • normen m.b.t. automatische blusinstallaties * NBN S21-027 – Reddings- en brandweermateriaal:Watertoevoer van de automatische, hydraulische blusinstallaties * NBN S21-028 – Reddings- en brandweermateriaal: Technologie van de automatische, hyraulische blusinstallaties en gemeenschappelijke schikkingen voor alles installaties * EN 12845 Ontwerp – Vaste brandbestrijdingsinstallaties: Automatische blussystemen van het type sprinkler: Berekening en installatie • Europese richtlijnen * EG reglement 2037/2000 van het Europees Parlement en van de Raad van 29 juni 2000 m.b.t. de stoffen die de ozonlaag afbreken. Officieel bulletin van de EG L 244, 29 september 2000 – geleidelijk verbod om producten en toestellen op de markt te brengen en te gebruiken die deze stoffen bevatten, en meer bepaald halonen en CFK’s gebruikt voor brandbeveiliging. – de onderstaande tabel vat de maatregelen m.b.t. brandbeveiliging samen. * …
ANALYSE
91
• ministeriële omzendbrieven • gemeentelijke voorschriften • wetteksten afkomstig van hetzij de gemeenschappen, de gewesten, volgens de categorie van gebouwen waarop ze betrekking hebben: verzorgingsinstellingen, hotels…
Maatregelen met betrekking tot het verbod van halonen en CFK’s in de brandbeveiligingsinstallaties: EG voorschrift 2037/2000 van het Europees Parlement en van de Raad van 29 juni 2000 Activiteit Productie
Data van verbod op: Halonen
CFK’s
01.01.1994
01.01.2026
Commercialisering en gebruik
Het betreft halonen die: - gerecupereerd zijn, - gerecycleerd zijn, - geregenereerd zijn in de bestaande brandbeveiligingsinstallaties op 01.01.2003
01.01.2010 behalve voor gebruik als brand-bestrijdingsmiddel in beveiligings-systemen bedoeld voor de kritieke toepassingen vermeld in bijlage VII en onder bepaalde voorwaarden
Buitendienststelling van alle brandbeveiligingssystemen en brandblussers voor recuperatie en vernietiging
01.01.2004
Niet gepreciseerd
Recuperatie voor vernietiging
Niet gepreciseerd Het betreft de halonen die zich bevinden in de brandbeveiligingssystemen en de brandblussers die gerecupereerd werden tijdens het onderhoud van de uitrusting of voor de demontage of de verwijdering van deze uitrusting
Niet gepreciseerd Het betreft de stoffen die zich bevinden in de brandbeveiligingssystemen en de brandblussers die gerecupereerd werden tijdens het onderhoud van de uitrusting of voor de demontage of de verwijdering van deze uitrusting
Artikel bis van het ARAB betreffende de veiligheidsverlichting • De ondernemingen die van een kunstmatige verlichting voorzien zijn, moeten uitgerust zijn met een veiligheidsverlichting die voldoende is om de evacuatie van personen toe te laten wanneer de kunstmatige verlichting buiten werking is. • In de gebouwen waar gewoonlijk meer dan 100 personen verblijven, moet de veiligheidsverlichting automatisch aanspringen zodra de algemene verlichting uitvalt. In dat geval moet zij gevoed worden: * hetzij een batterij van electrische accumulatoren * hetzij door een aansluiting op het openbaar laagspanningsnet, wanneer de algemene verlichting gevoed wordt door de stroom van een statische transformator die aangesloten is op het hoogspanningsnet en in de inrichting of in de nabijheid ervan is opgesteld. * hetzij door een electrogeengroep
92
ANALYSE
Artikel van het ARAB • Artikel 52 van het ARAB betreft de plichten van de werkgevers en de organisatie van de brandbestrijding. De andere documenten zijn over het algemeen bestemd voor de ontwerpers en beheerders van de gebouwen en lokalen, de fabrikanten van brandbestrijdingsmateriaal, de beheerders van specifieke gebouwen (voetbalstadion, theaterzaal…), … • Het doel van de volgende fiche is de inhoud van dit artikel 52 van het ARAB in grote lijnen voor te stellen, alsook enkele artikels van het AREI die verband houden met het brandrisico en bepaalde aanbevelingen voor de constructie van gebouwen (Koninklijke Besluiten van 7 juli 1994 en 19 december 1997)
De specifieke wetgeving rond explosieve atmosferen (ATEX) • Richtlijn 94/9/CE (ATEX95) overgenomen door het KB van 22 juni 1999 • zoals elke economische richtlijn (artikel 95 van het verdrag van Rome): * zij omvat: – het vrij verkeer van producten – een voldoende beschermingsniveau op gebied van veiligheids- en gezondheidseisen voor alle machines, opdat deze op de Europese markt kunnen worden gebracht * ze richt zich dus tot de fabricage en het op de markt brengen van deze machines, waarbij bewaakt wordt dat er een voldoende beschermingsniveau voor de veiligheid en gezondheid van de verbruikers wordt gewaarborgd • de belangrijkste punten van dit KB van 22 juni 1999 die de gebruikers van de voorzieningen aangaan zijn : * Toepassingsgebied De richtlijn is van toepassing: – Voor apparaten en beveiligingssystemen op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen. – Voor veiligheid-, controle- en regelvoorzieningen die bedoeld zijn voor gebruik buiten plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen, maar die nodig zijn voor de veilige werking van apparaten en beveiligingssystemen met betrekking tot het explosiegevaar. * Definities – Apparaten en beveiligingssystemen voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen a) Met apparaten worden bedoeld: Machines, materieel, vaste of mobiele inrichtingen, bedieningsorganen, instrumenten en detectie- en preventiesystemen die, alleen of in combinatie, bestemd zijn voor de productie, transport, opslag, meting, regeling, energieomzetting en de verwerking van grondstoffen en die door hun inherente potentiële ontstekingsbronnen een explosie kunnen veroorzaken. b)Met beveiligingssystemen worden bedoeld: Inrichtingen die de functie hebben beginnende explosies onmiddellijk te stoppen en/of de door een explosie getroffen zone te beperken en die afzonderlijk in de handel worden gebracht als systemen met een autonome functie. c)Met componenten worden bedoeld: Onderdelen die essentieel zijn voor de veilige werking van de apparaten en beveiligingsystemen maar geen autonome functie hebben. Deze kunnen bedoeld zijn voor gebruik buiten plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen, maar zijn nodig voor of dragen bij tot de veilige werking van apparaten en beveiligingssystemen.
ANALYSE
93
– Explosieve omgeving Mengsel, onder atmosferische omstandigheden, van lucht en ontvlambare stoffen in de vorm van gassen, dampen, nevels of stof, waarin de verbranding zich na ontvlamming uitbreidt tot het gehele niet verbrande mengsel. – Plaats waar ontploffingsgevaar kan heersen Plaats waar ten gevolge van plaatselijke en bedrijfsomstandigheden een explosieve omgeving kan ontstaan. – Apparatengroepen en -categorieën Apparaten van groep I zijn apparaten die bedoeld zijn voor ondergrondse werkzaamheden in mijnen en voor de delen van bovengrondse installaties daarvan, waar ten gevolge van mijngas en/of brandbaar stof gevaar kan heersen. - categorie M1 - categorie M2 Apparaten van groep II zijn apparaten die bedoeld zijn voor gebruik op andere plaatsen waar ten gevolge van de explosieve omgeving gevaar kan heersen. - categorie 1 - categorie 2 - categorie 3 Voor apparaten van groep II, de markering moet de letter «G» explosieve omgeving door aanwezigheid van gas, damp of nevel, en/of de letter «D» voor een door aanwezigheid van stof explosieve omgeving omvatten. • Richtlijn 1999/92/CE (ATEX137) overgenomen door het KB van 26 maart 2003 • zoals elke sociale richtlijn (artikel 137 van het verdrag van Rome): * zij omvat: – de bescherming van personen – de minimumeisen waaraan deze machines moeten voldoen om veilig door de werknemers gebruikt te kunnen worden. De lidstaten kunnen evenwel strengere eisen stellen, maar deze mogen geen economische weerslag hebben * ze richt zich dus voornamelijk op het gebruik van de machines door de werknemers • de belangrijkste punten van dit KB van 26 maart 2003 zijn: * Art 3: de werkgever moet maatregelen nemen ter voorkoming van en bescherming tegen explosies. De maatregelen bestaan uit zowel organisatorische als technische maatregelen. Grondbeginselen – voorkomen van het ontstaan van een explosieve atmosfeer. – indien een explosieve atmosfeer niet kan voorkomen worden, het vermijden van de ontsteking van de explosieve atmosfeer. – indien een ontsteking niet kan voorkomen worden, het beperken van de schadelijke gevolgen van de explosie. * Art 4: de werkgever moet de specifieke risico’s die voortvloeien uit explosieve atmosferen beoordelen. Rekening houdende met – de waarschijnlijkheid van de aanwezigheid en voorduren van explosieve atmosferen. – de waarschijnlijkheid dat ontstekingsbronnen actief worden. – de aard van de installaties en gebruikte producten. – de omvang van de te verwachten gevolgen. * Art 5: de werkgever moet om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te verzekeren, maatregelen nemen om een veilige werkomgeving te scheppen en passend toezicht houden.
94
ANALYSE
* Art 6: de werkgever staat in voor de coördinatie indien werknemers van onderaannemers werkzaamheden komen uitvoeren. In het explosieveiligheidsdocument moet het doel van de coördinatie, de maatregelen en de wijze van uitvoering beschreven worden. * Art 7: de werkgever deelt de ruimten waar explosieve atmosferen aanwezig kunnen zijn in zones, overeenkomstig de bijlage I (Zone 0, 1, 2, 20, 21, 22). – de interne dienst voor preventie en bescherming of indien er geen voldoende deskundigheid aanwezig is, de externe dienst voor preventie en bescherming, moet hierbij worden betrokken. – de werkgever zorgt ervoor dat in de zones de minimumvoorschriften van bijlage II worden toegepast. – aan de ingang van de ruimten waar een explosieve atmosfeer kan ontstaan, moet een waarschuwingsbord worden aangebracht volgens bijlage III. * Art 8: de werkgever zorgt ervoor dat een document, het explosieveiligheidsdocument, genoemd, wordt opgesteld en bijgehouden. Dit bevat: – de identificatie en beoordeling van de explosierisico’s – de maatregelen ter bescherming tegen dit risico – de zone indeling volgens bijlage I – de ruimten waar de minimumvoorschriften van bijlage II van toepassing zijn – de wijze van bedienen en onderhoud van de arbeidsplaatsen en arbeidsmiddelen – de voorzorgsmaatregelen voor het veilig gebruik van de arbeidsmiddelen Het explosieveiligheidsdocument moet voor de aanvang van de werkzaamheden worden opgesteld. Indien de installaties al in gebruik waren op 30 juni 2003, moet het explosieveiligheidsdocument ten laatste op 30 juni 2003 opgesteld zijn. Het explosieveiligheidsdocument moet herzien worden bij belangrijke wijzigingen van de arbeidsplaatsen, arbeidsmiddelen of het arbeidsproces. * Art 9: – Bestaande arbeidsmiddelen in gebruik voor 30 juni 2003 moeten voldoen aan de aan de minimumvoorschriften van bijlage II deel A. – Nieuwe arbeidsmiddelen die in gebruik genomen worden vanaf 30 juni 2003 moeten voldoen aan de minimumvoorschriften van bijlage II deel A en B. – Bestaande arbeidsplaatsen in gebruik voor 30 juni 2003 moeten voldoen aan de minimumvoorschriften vanaf 30 juni 2006. – Nieuwe arbeidsplaatsen in gebruik vanaf 30 juni 2003 moeten onmiddellijk voldoen aan de minimumvoorschriften. • Voor meer informatie over de type zones en het merken van geautoriseerde toestellen in deze zones, gelieve de hulpfiches 10–23 van het aanwezige document te raadplegen
Aanvullende informatie • Buiten deze reglementering kunnen verzekeringsmaatschappijen speciale voorschriften opleggen aan de ondernemingen door middel van de hierbij afgesloten verzekeringspolis. * UPEA, Union Professionnelles des Entreprises d'Assurances: www.upea.be • Meer uitleg over de wetteksten aangaande het brandrisico is te verkrijgen bij ANPI: Brand- en Diefstalpreventie, website : http://www.anpi.be/
ANALYSE
95
FICHE ARTIKEL VAN HET ARAB Deze fiche herneemt in detail de inhoud en de grote lijnen van artikel 52 • Verplichtingen van de werkgever • brand voorkomen • ieder begin van brand snel bestrijden • in geval van brand: * waarschuwen en alarm geven * de veiligheid van de personen verzekeren en voor hun ontruiming zorgen * de brandweer verwittigen • Gedrag bij brand van bouwelementen en -materialen • voorbeelden * duur van weerstand tegen brand van een deur: 30 minuten * duur van weerstand tegen brand van de elementen van een: 1 uur • Classificatie van de lokalen volgens type en hoeveelheid van de ontvlambare en explosieve (art 52.2) • eerste groep (hoog risico op brand) De eerste groep omvat de lokalen waarin dagelijks aangewend of opgestapeld worden: * Art. 52.2.1.1. ontvlambare vloeistoffen waarvan het ontvlammingspunt lager is dan of gelijk is aan 21 °C, in een hoeveelheid die groter is dan of gelijk is aan 50 l, met uitzondering van de ontvlambare vloeistoffen die zich in de voedingshouders van voertuigen bevinden * Art. 52.2.1.2. ontvlambare vloeistoffen waarvan het ontvlammingspunt groter is dan 21 °C, maar geen 50 °C overtreft, in een hoeveelheid die groter is dan of gelijk is aan 500 l * Art. 52.2.1.3. zeer ontvlambare vaste stoffen en stoffen die, wanneer ze in aanraking komen met water, brandbare gassen vrijmaken, in een hoeveelheid die groter is dan of gelijk is aan 50 kg, zoals celluloïde, calciumcarbide, magnesium en natrium * Art. 52.2.1.4. brandbare samengeperste, vloeibaar gemaakte of opgeloste gassen, in een hoeveelheid die groter is dan of gelijk is aan 300 l, dit volume zijnde het waterinhoudsvermogen van de recipiënten waarin ze zijn opgeslagen * de eerste groep omvat eveneens: – Art. 52.2.1.5. de lokalen waarin een ontplofbare atmosfeer kan ontstaan tijdens de normale werking van de installaties – Art. 52.2.1.6. in de winkels voor kleinhandel, de verkooplokalen evenals de eraan grenzende lokalen die als warenopslagplaats dienen en die samen met een totale oppervlakte hebben die gelijk is aan of groter dan 2 000 m2, de oppervlakte ingenomen door toonbanken en andere meubelen inbegrepen • tweede groep: (risico op brand) De tweede groep omwat de lokalen waarin opgestapeld of dagelijks aangewend worden: * Art. 52.2.2.1. ontvlambare vloeistoffen waarvan het ontvlammingspunt groter is dan 50 °C maar 100 °C niet overtreft, in een hoeveelheid die groter is dan of gelijk is aan 3 000 l * Art. 52.2.2.2. stoffen die kunnen branden wanneer ze in aanraking komen met een vlam en de brand snel kunnen doen uitbreiden, in een hoeveelheid die groter is dan of gelijk is aan 1 000 kg, zoals katoenweefsels, papierafval, droog stro, vette vodden * Art. 52.2.2.3. vaste stoffen die snel kunnen branden en onder invloed van de warmte giftige gassen of belangrijke hoeveelheden rook kunnen voortbrengen, zoals sommige weefsels en voorwerpen in synthetische stoffen, in een hoeveelheid die groter is dan 1 000 kg
96
ANALYSE
* Art. 52.2.2.4. vaste brandbare stoffen, zoals riemen of rollen papier, karton, natuurlijke of kunstrubber, bewerkt of niet, stoffen, andere dan deze in wol, in een hoeveelheid die groter is dan 10 000 kg. • derde groep: andere lokalen • Bouw • de voorschriften zijn verschillend voor gebouwen waarvan de bouw voor of na 1 juni 1972 aangevangen is • deze voorschriften betreffen de weerstand tegen brand (Rf) die de verschillende elementen van het gebouw moeten hebben (daken, muren, vloeren, trappen…) • Toegang tot het gebouw (bij ontruiming) • buitendeuren moeten altijd snel geopend kunnen worden • toegang voor de hulpdiensten • Uitgangswegen en ontruiming • aantal uitgangen, deuren, trappen… en hun afmetingen in functie van de datum van constructie van het gebouw (voor of na 1 juni 1972) • signalisering van de uitgangen en evacuatiewegen • draairichting van de deuren • … • Gasinstallaties • voorzorgen betreffende lekken • voorzorgen betreffende de recipiënten • Verwarmingsinstallaties • specifiek lokaal • voorzorgen betreffende stookplaatsen * isolatie van het lokaal * verluchting en ventilatie van het lokaal • voorzorgen betreffende de verwarmingstoestellen * aanvoer van verse lucht * evacuatie van de rook * type van brandstof * … • bouw van schoorstenen en rookgangen • automatisch aansteekmechanisme van de verwarmingstoestellen • automatische uitschakeling in geval van abnormale stijging van de temperatuur • Voorkoming van brand • werken met open vuur, naakte vlam of hitte • aanwezigheid van een explosieve atmosfeer * verbod om vonken te produceren, om te roken … * gebruik de geëigende verlichting • gebruik van ontvlambare vloeistoffen of gassen * de hoeveelheden tot het strikte minimum beperken * onbreekbare recipiënten gebruiken die hermetisch kunnen afgesloten worden * … • ontvlambare en explosieve stoffen verwijderd houden van vuurhaarden of warmtebronnen • verbod om gemakkelijk ontvlambare vodden en afval op te hopen (zelfontbranding) • inrichting van de opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen of gassen buiten de werklokalen: bijvoorbeeld, vooral in de garages, technische lokalen van machines of liften…
ANALYSE
97
• Brandbestrijdingsmiddelen • verplichting van de werkgever om een uitrusting aan te brengen die voldoende is en aangepast in aan de omstandigheden om brand te bestrijden.Voor de vaststelling van dee uitrusting, raadpleegt hij de bevoegde brandweer: * als hij ten minste 50 werknemers tewerkstelt * of als het gebouw een lokaal van de eerste groep omvat. • brandbestrijdingsmaterieel * in goede staat * onderhouden * beschermd tegen vorst * doelmatig gesignaleerd * gemakkelijk toegankelijk * oordeelkundig verdeeld * onmiddellijk in dienst te stellen
• verplichting van de winkels voor kleinhandel (+ 2000 m2) uitgerust te zijn met een automatisch blussysteem indien de hoeveelheid brandbare goederen 1000 kg overtreft • verbod op gebruik van bepaalde blustoestellen waardoor giftige uitwasemingen kunnen ontstaan • uitschakeling van roltrappen, verwarmings- en airconditioninginstallaties in geval van brand • Meldings-, waarschuwings- en alarmmiddelen • verplichting van de werkgever om een meldings-, waarschuwings- en alarmsysteem aan te brengen indien : * hij minstens 50 werknemers tewerkstelt * of als het gebouw een lokaal van de eerste groep omvat * of als het gebouw verschillende verdiepingen omvat • melding aan de hulpdiensten bij vaststelling van een brand * hetzij via de telefoon: aanplakken van de noodnummers (112), informatie aan de personen die zich in het gebouw bevinden… * hetzij d.m.v. een drukknop verbonden met een centrale met automatische transmissie naar de hulpdiensten • waarschuwing: inlichting aan bepaalde personen van het bestaan van een begin van brand of van een gevaar • alarm: verwittiging gegeven aan het geheel van personen die in een bepaalde plaats verblijven om deze plaats te ontruimen • de waarschuwings- en alarmposten moeten * voldoende in aantal zijn en gemakkelijk bereikbaar * in goede staat zijn * onderhouden zijn * oordeelkundig verdeeld zijn * goed gesignaleerd zijn • de waarschuwings- en alarmsignalen mogen geen verwarring kunnen stichten met elkaar of met andere signalen • de waarschuwing gebeurt telkens er een begin van brand is
98
ANALYSE
• Private dienst voor het voorkomen en bestrijden van brand • de werkgever is verplicht om, in samenspraak met de externe brandweerdienst (regionale brandweer), een private dienst voor het voorkomen en bestrijden van brand op te richten * als hij ten minste 50 werknemers tewerkstelt * of als het gebouw een lokaal van de eerste groep omvat • de lijst van de leden is in de inrichting uitgehangen • waarschuwings-, alarm- en ontruimingsoefeningen moeten ten minste een maal per jaar georganiseerd worden • Periodieke controle • de werkgever moet zorgen voor een periodieke controle van * het brandbestrijdingsmateriaal * het waarschuwings- en alarmmateriaal * de elektrische installaties * de verwarmingsinstallaties * de gasinstallaties • De data van deze controles en bevindingen dienen genoteerd te worden in een controleboekje. • Aangezien artikel 52.11 geen precieze datum voorschrijft voor deze periodieke controles, kan zich refereren aan de voorschriften van de verzekeraars * elk trimester: algemene controle van de waarneembare toestand, de inrichting, de toegankelijkheid, de signalisatie… * elk jaar, een diepgaandere controle van de blusapparaten, de gasinstallaties et de verwarming… • Informatie van het personeel • instructies over het te volgen gedrag in geval van brand moeten in voldoende aantal en op zichtbare plaatsen aangeplakt worden • deze bevatten onder meer: * waarschuwing van de directie en van de aangestelden voor de brandbestrijding * waarschuwing van de hulpdiensten * de schikkingen die moeten getroffen worden om het alarm te geven * de schikkingen die moeten getroffen worden om de veiligheid te waarborgen en om de personen te evacueren * het aanwenden van de brandbestrijdingsmiddelen die beschikbaar zijn in de inrichting * de te nemen schikkingen om het optreden van de bevoegde brandweer te vergemakkelijken • Varia • een up-to-date plan van de verdiepingen wordt uitgehangen in de nabijheid van de trappen die ernaartoe leiden met aanduiding van de verdeling en de bestemming aan van de lokalen van de eerste en tweede groep • verbouwingen en uitbreidingen • afwijkingen • meubelmagazijnen • overgangsmaatregelen voor de winkels voor kleinhandel
ANALYSE
99
FICHE ARTIKELS VAN HET AREI AANGAANDE HET RISICO VAN BRAND EN EXPLOSIE Er werd door dezelfde auteurs een brochure opgesteld over de elektrische risico’s. In de hulpfiches van deze brochure vindt u een beschrijving van het AREI. • Ontploffingsgevaar in ontplofbare gasatmosfeer (artikels 105 en 106 van het AREI en KB ATEX van 26 maart 2003) • er worden 3 zones gedefinieerd * zone 0: ruimte waar een explosieve atmosfeer, bestaande uit een mengsel van brandbare stoffen in de vorm van gas, damp of nevel met lucht voortdurend, gedurende lange perioden of herhaaldelijk aanwezig is. * zone 1: ruimte waar een explosieve atmosfeer, bestaande uit een mengsel van brandbare stoffen in de vorm van gas, damp of nevel met lucht, onder normaal bedrijf waarschijnlijk af en toe aanwezig kan zijn. * zone 2: ruimte waar de aanwezigheid van een explosieve atmosfeer, bestaande uit een mengsel van brandbare stoffen in de vorm van gas, damp of nevel met lucht, onder normaal bedrijf niet waarschijnlijk is en waar, wanneer dit toch gebeurt, het verschijnsel van korte duur is. • er worden maatregelen genomen om de uitgestrektheid van deze zones te beperken en om het gebruik van elektrische toestellen in deze zones zo veel mogelijk te beperken • de elektrische machines en toestellen worden gekozen in functie van het type van gevaarlijke zone en van de eigenschappen van de ontplofbare gasmengsels Zone
Beschermingswijze
0
• intrinsieke veiligheid van de categorie ia • elektrisch materieel voorzien van twee onafhankelijke beschermingswijzen, geschikt voor zone 1, voor zover het ontworpen is voor gebruik in een zone 0 en geïnstalleerd is overeenkomstig de in de certificaten bepaalde vereisten • speciaal ontworpen elektrisch materieel om gebruikt te worden in zone 0 en dat wordt geïnstalleerd overeenkomstig de in de certificaten bepaalde vereisten
1
2
100
ANALYSE
• • • • • • • •
elektrisch materieel met inwendige overdruk elektrisch materieel met poedervormige vulling elektrisch materieel met drukvast omhulsel elektrisch materieel met verhoogde veiligheid intrinsieke veiligheid van de tweede categorie ib elektrisch materieel met inkapseling elektrisch materieel toegelaten in zone 0 speciaal ontworpen elektrisch materieel om gebruikt te worden in zone 1 en dat wordt geïnstalleerd overeenkomstig de in de certificaten bepaalde vereisten
• elektrisch materieel met olievulling • elektrisch materieel toegelaten in zone 1 • speciaal ontworpen elektrisch materieel om gebruikt te worden in zone 2 en dat wordt geïnstalleerd overeenkomstig de in de certificaten bepaalde vereisten
Code ia
• • • • • •
p q d e ib m
o
• Gevaren die inherent zijn aan stofontploffingen (artikels 110 en 111 van het AREI en KB ATEX van 26 maart 2003) • 3 zones worden gedefinieerd * zone 20: ruimte waar een explosieve atmosfeer, bestaande uit een wolk brandbaar stof in lucht voortdurend, gedurende lange perioden of herhaaldelijk aanwezig is. * zone 21: ruimte waar een explosieve atmosfeer, in de vorm van een wolk brandbaar stof in lucht, in normaal bedrijf af en toe aanwezig kan zijn. * zone 22: ruimte waar de aanwezigheid van een explosieve atmosfeer in de vorm van een wolk brandbaar stof in lucht bij normaal bedrijf niet waarschijnlijk is en wanneer dit toch gebeurt, het verschijnsel van korte duur is. • maatregelen worden genoemd om de uitgestrektheid van deze zones te beperken en om het gebruik van elektrisch materieel in deze zones zo veel mogelijk te beperken • elektrische machines en toestellen worden gekozen in functie van het type van gevaarlijke zone en van de kenmerken van de eventueel aanwezige ontploffingsgevaarlijke stof/luchtmengsels
Zone
Beschermingswijze
20
De beschermingsgraad is tenminste IP 6X.X.Wanneer het stof niet elektrisch geleidend (R ≥ 105Ωcm) is, mag de beschermingsgraad worden verminderd tot IP 5X.X voor de behuizing van elektrische motoren.
21
De beschermingsgraad is tenminste IP 6X.X wanneer het stof elektrisch geleidend is.Wanneer het stof niet elektrisch geleidend is, mag de beschermingsgraad verminderd worden tot IP 5X.X.
22
De beschermingsgraad is tenminste IP 5X.X.
ANALYSE
101
FICHE AANBEVELINGEN VOOR DE BOUW Aanbevelingen en verplichtingen voor de bouw (Koninklijke besluiten van juli
december
en april ) • Hoogte van de gebouwen • lage gebouwen (LG): hoogte minder dan 10 m • middelhoge gebouwen (MG): van 10 tot 25 m • hoge gebouwen (HG): hoger dan 25 m • Risicogebouwen • met brandrisico : gebouwen die lokalen van de tweede groep omvatten (zie art 52 ARAB) • met hoog brandrisico: gebouwen die lokalen van de eerste groep omvatten (zie art 52 ARAB) • Compartiment * deel van een gebouw afgebakend door wanden die de functie hebben om tijdens een bepaalde duur te verhinderen dat een brand zich uitbreidt naar de andere aangrenzende compartimenten • bezetting van een compartiment (np) * niet-industriële gebouwen – oppervlakte van het compartiment S in m2 gedeeld door 10: np = S / 10 – lokaal met speciale bestemming waarvan de bezetting (nr) niet precies bepaald kan worden : np = nr + S'/10 of S' = S – de oppervlakte van het lokaal met speciale bestemming * lokalen toegankelijk voor het publiek: np = S / 3 of np = nr + S'/3 • Veiligheidsverlichting (noodverlichting) * verlichting die het mogelijk maakt om zich, bij defect van de normale verlichting, naar een veilige plaats te begeven en de uitgang van het gebouw te bereiken • ze dient het eveneens mogelijk te maken om hindernissen te zien en de nodige acties te ondernemen in geval van brand • Weerstand tegen brand van de bouwelementen * de tijd gedurende dewelke een bouwelement tegelijkertijd voldoet aan de criteria van stabiliteit, vlamdichtheid en thermische isolatie • de weerstand tegen brand van de deuren wordt geattesteerd door BENORATG • Reactie bij brand van bouwmaterialen • indeling van de materialen in vijf klassen volgens de genormaliseerde testen van weerstand tegen brand: A0, A1, A2, A3, A4 * A0: niet-brandbaar materiaal * A4: materiaal dat niet bij een voorgaande klasse kan ingedeeld worden • bijlage 5 van dit KB van 1997 bepaalt de klasse van materiaal die moet gebruikt worden voor de vloer, de verticale wanden en de plafonds en valse plafonds in functie van het type van lokaal (parkings, keukens, trappen…)
102
ANALYSE
Aanbevelingen voor de constructie van industriële gebouwen (Ontwerpbijlage bij het koninklijk besluit van december
) • Industriële gebouwen moeten zodanig ontworpen zijn dat • de verbreiding van de brand en van de rook in het gebouw vermeden wordt • de structuurelementen gedurende een bepaalde tijd hun functie behouden • de uitbreiding van de brand naar de aangrenzende gebouwen vermeden wordt • de personen het gebouw kunnen verlaten of op een andere manier gered kunnen worden • de veiligheid van de hulpdiensten verzekerd is • De industriële gebouwen (van meer dan 100 m2) zijn onderverdeeld in 4 klassen op basis van de indeling van de risico’s volgens de norm prEN12845 • deze risicoklassen zijn * voor de productie van goederen, zijn de activiteiten verdeeld in – gewoon risico: courant risico van RC1 tot RC4 (hoogste risico) – hoog risico: zeer gevaarlijke risicovolle activiteiten van PRTD1 tot PRTD4 (hoogste risico) * voor de opslag van goederen – klasse I, II, III en IV volgens het opgeslagen product • de klassen van industriële gebouwen zijn dus als volgt ingedeeld * klasse A – productie met risico RC1 – opslag met risico klasse I * klasse B – productie met risico RC2 – opslag met risico klasse II * klasse C – productie met risico RC3 – opslag met risico klasse III * klasse D – productie met risico RC4, PRTD1 tot PRTD4 – opslag met risico klasse IV • De maatregelen die moeten genomen worden om de ontwerpdoelstellingen van het gebouw te respecteren, handen dus af van de klasse van het gebouw. Bijvoorbeeld • eigenschappen van de compartimenteringen van het gebouw (oppervlakte, aantal…) • weerstand tegen brand (van 15 minuten tot 2 uren volgens de klasse en het structuurelement) • inplanting t.o.v. naburige gebouwen • inplanting van de aangrenzende gebouwen • veiligheid van de personen die zich in het gebouw bevinden * aantal nooduitgangen * capaciteit en inplanting van de nooduitgangen • interventie van de hulpdiensten * toegangswegen
ANALYSE
103
FICHE VERBRANDINGSPRINCIPES Definities • Verbranding is een exotherme chemische reactie tussen een oxydatiemiddel (lucht, zuurstof…) en een zogenoemd brandbare stof • reactiesnelheid * de verbranding wordt traag genoemd en oxydatie genoemd als de temperatuur niet voldoende hoog is om een vlam te veroorzaken (bijvoorbeeld roest, steenkool) * de verbranding wordt snel genoemd wanneer er een uitstraling van licht en vlammen is (normale verbranding) * de verbranding wordt zeer snel genoemd wanneer de snelheid zeer groot is, dit is een ontploffing of een explosieve verbranding * de verbranding wordt detonatie genoemd wanneer de reactiesnelheid groter is dan de snelheid van het geluid • men dient ontploffing niet te verwarren met een openbarsten van een recipiënt, als gevolg van een te grote inwendige druk (een fles propaan barst bijvoorbeeld meestal open en ontploft niet) • Een stof wordt brandbaar genoemd als ze vlammen produceert wanneer ze brandt • voor gassen begint de verbranding op een bepaald volumepunt • voor vaste stoffen en vloeistoffen daarentegen dient de stof, hetzij spontaan, hetzij onder invloed van de warmte, ontvlambare dampen af te geven • Hoe meer een stof verdeeld is (stof, houtspaanders, vezels, vloeistof onder de vorm van nevel…), hoe groter het contact met de lucht en hoe gemakkelijker de ontsteking zal plaatsvinden. • De verbrandingsproducten hangen af van de aard van de brandbare stoffen en de evolutie van de verbranding. • giftige, corrosieve en verstikkende gassen … * CO of halogeenderivaten zijn hier de gevaarlijkste • de rookgassen, samengesteld uit waterdamp en vaste deeltjes (koolstof, teer, roet …), verminderen de zichtbaarheid en zijn irriterend • Een verbranding wordt volledig genoemd als er op het einde enkel nog CO2 overblijft. Een «normale» brand gaat steeds gepaard met een onvolledige verbranding, waarbij er CO in de lucht aanwezig is. • De temperaturen van een brand variëren over het algemeen tussen 20 en 1200°C • Verbranding is enkel mogelijk wanneer de 3 voorwaarden (vuurdriehoek) voldaan zijn • brandbare stof • oxydatief • ontstekingsbron (energiebron voor ontbranding)
104
ANALYSE
• Het oxydatief is over het algemeen de zuurstof in de lucht (21%), maar kan bijvoorbeeld ook afkomstig zijn van zuurstofflessen • Naast deze drie voorwaarden die nodig zijn voor het ontstaan van een brand (vuurdriehoek), moet er nog tegelijk aan 3 andere voorwaarden voldaan zijn om een ontploffing te veroorzaken: • brandbare stof in de vorm van gas, spuitbussen, stof of dampen afkomstig van vaste of vloeibare brandbare stoffen • concentratie van brandbare stoffen in de lucht binnen hun ontbrandings- (of explosie-) gebied, d.w.z.: * geen te lage concentratie, anders is er niet genoeg brandbare stof in de lucht * geen te hoge concentratie, anders is er te veel brandbare stof in de lucht en niet genoeg lucht opdat de verbranding kan plaatsvinden • opsluiting van de brandbare stof, bijvoorbeeld * gesloten vaten * graansilo’s * niet of slecht verlucht opslaglokaal
Energie bron
Explosie gebied
Brandstof
Gas, stof, dampen
Oxydatief
Opsluiting
ANALYSE
105
FICHE ONTVLAMMINGSTEMPERATUREN EN ONTBRANDINGSGEBIED Elke brandbare stof heeft zijn ontbrandingstemperatuur: • Een vloeibare brandbare stof geeft op zijn ontvlammingstemperatuur (ook vlampunt genoemd) dampen af, in voldoende hoeveelheid om samen met de lucht een mengsel te vormen dat ontvlambaar is bij contact met een naakte vlam • de codex over welzijn op het werk (Titel III, Hoofdstuk IV, afdeling 9, artikel 3) deelt de vloeistoffen in volgens hun ontvlambaarheid: * zeer licht ontvlambare vloeistoffen: stoffen en preparaten waarvan het vlampunt lager ligt dan 0 ºC en het kookpunt kleiner is dan of gelijk is aan 35 ºC * licht ontvlambare vloeistoffen: stoffen en preparaten waarvan het vlampunt lager ligt dan 21 ºC * ontvlambare vloeistoffen: stoffen en preparaten waarvan het vlampunt lager is dan of gelijk is aan 55 ºC, maar minstens 21 ºC bedraagt * brandbare vloeistoffen: stoffen en preparaten waarvan het vlampunt lager is dan of gelijk is aan 100 ºC en hoger dan 55 ºC • Een vaste brandbare stof geeft op zijn ontvlammingstemperatuur voldoende dampen af om te ontbranden bij contact met een vlam. • Een gasvormige brandbare stof ontvlamt spontaan op zijn ontvlammingstemperatuur. Het ontbrandingsgebied wordt bepaald in termen van de concentratie tussen de onderste ontvlammingsgrens (OOG) en de bovenste ontvlammingsgrens (BOG): • dit is het concentratiegebied van het mengsel lucht-damp of gassen of stof waarin een snelle verbranding (ontvlamming of ontploffing) zich verbreidt eens ze op gang komt • onder de onderste ontvlammingsgrens is het mengsel te arm en kan de ontvlamming niet plaatsvinden • boven de bovenste ontvlammingsgrens is het mengsel te rijk (de arm aan zuurstof) en kan de ontvlamming niet plaatsvinden • Explosiemeters zijn instrumenten die, in een omgeving waarin lucht gemengd is met brandbare gassen (of dampen), aangeven of de concentratie van deze elementen onder de onderste ontvlammingsgrens ligt, en hoever ze hiervan verwijderd is • De tekening geeft de veiligheidsgrenzen van mengsels aan, van een ontvlambaar gas (G) met de lucht in aanwezigheid van een inert gas (D).
explosie gebied
LUCHT
106
ANALYSE
FICHE TYPES VAN BRANDBARE STOFFEN Een brandbare stof wordt gekenmerkt door zijn verbrandingswaarde, dit is de hoeveelheid warmte die afgegeven wordt bij een volledige verbranding van 1 kg van die stof: Materiaal
Verbrandings-waarde (in kJ/kg)
Alcohol
22 000
Hout
17 000
Steenkool
28 000
Benzine
41 000
Teer
8 800
Polystyreenschuim
42 000
Polyurethaanschuim
26 000
Polyethyleen
48 000
harde PVC
16 000
zachte PVC
20 000
De website van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO of ILO in het Engels) geeft informatie over gevaarlijke stoffen en meer bepaald over het risico op brand en explosie. Onderaan deze fiche vindt u een voorbeeld. http://www.ilo.org/public/english/protection/safework/cis/products/icsc/dtasht/index.htm • Gasvormige brandbare stoffen • gekenmerkt door hun ontvlammingstemperaturen (vlampunt) en zelfontbrandingstemperatuur en hun ontbrandingsgebied Ontvlammingskenmerken van enkele producten
Product
Ontploffingsgrenzen (% in volume)
Vlampunt (°C)
Zelfontbrandingstemperatuur (°C)
Onderste
Bovenste
Acetaldehyde
4.0
60
- 38
175
Aceton
2.6
13
- 18
465
Ethanol
3.3
19
13
365
Methanol
6.7
36
12
430
Benzeen
1.3
7.9
- 11
560
Cyclohexaan
1.3
7.8
- 17
245
Dioxaan
2.0
22
12
265
Ethylbenzeen
1.0
6.7
18
430
Hexaan
1.2
7.4
- 26
225
Tolueen
1.2
7.1
4
480
ANALYSE
107
• Vloeibare brandbare stoffen • bestaand uit * de koolwaterstoffen afkomstig van de distillatie van petroleum * de alcoholen * de plantaardige oliën • gekenmerkt door hun ontvlammingstemperaturen (vlampunt) en zelfontvlammingstermperaturen • opmerkingen bij de opslag van ontvlambare vloeistoffen * de ontbrandingssnelheid hangt af van de verdampingsoppervlakte : een vloeistof brandt trager in een bus dan wanneer ze verspreid is over de grond * de verbranding is enkel mogelijk indien het mengsel lucht-dampen van deze vloeistof binnen het ontbrandingsgebied valt * er kan zich een explosief mengsel vormen in lege tanks. Het is belangrijk deze tanks goed te verluchten en schoon te maken • Vaste brandbare stoffen • gekenmerkt door * hun ontvlammingstemperatuur, in functie van hun ontvlambaarheidsgraad en hun verdeeldheid * de zelfontvlammingstemperatuur van afgegeven gassen hetzij door stijging van de temperatuur, hetzij door trage distillatie • de duur van blootstelling aan de warmte is belangrijk * bijvoorbeeld: hout blootgesteld aan – 160°C gedurende 40 minuten ontbrandt niet – 180°C gedurende 15 tot 30 minuten ontvlamt – 250°C gedurende 5 tot 10 minuten ontvlamt – 400°C ontvlamt na 30 seconden • de plastic materialen * hun gedrag en ontvlambaarheid hangt in grote mate af van hun samenstelling * de gehalogeneerde plastics bevatten bijvoorbeeld atomen die de verbranding meestal vertragen, maar die giftige mengsels veroorzaken (zoutzuur…) * een ander voorbeeld, veel synthetische vezels bevatten de CN-radicaal die bij ontbinding zeer giftige cyanides vrijmaakt
108
ANALYSE
Voorbeeld van een veiligheidssteekkaart gevonden op het adres • http://www.cdc.gov/niosh/ipcs/dutch.html Andere informaties beschikbaar op de volgende websites: • http://www.cdc.gov/niosh/ipcsnfrn/nfrnsyn.html • http://www.uqtr.uquebec.ca/sppu/msdsf.htm International Chemical Safety Cards THIRAM Tetramethylthiuram disulfide C5H5NO2 / CH2=C(CN)COOCH3 Molecuuulmassa: 240.4 ICSC nr: 0757 CAS nr: 137-26-8 RTECS nr: JO1400000 VN nr : 3077 EG nr : 006-005-00-4 SOORTEN GEVAAR/ BLOOTSTELLING
ONMIDDELLIJK GEVAAR/ SYMPTOMEN
GEEN open vuur.
BRAND
Brandbaar.Vloeibare bereidingen van de stof die organische oplosmiddelen bevatten, kunnen ontvlambaar zijn. Er komen irriterende of giftige dampen (of gassen) vrij tijdens een brand. Fijn verspreide deeltjes vormen ontplofbare mengsels aan de lucht.
Voorkom afzetting van stof; gesloten systeem, tegen stof-explosie beveiligde electrische uitrusting en verlichting. VOORKOM ALLE CONTACT! VOORKOM BLOOTSTELLING VAN (ZWANGERE) VROUWEN! Verluchting, plaatselijke afzuiging of ademhalingsbescherming.
ONTPLOFFING
BLOOTSTELLING Inademing
Verwardheid. Hoesten. Duizeligheid. Hoofdpijn. Keelpijn. Roodheid.
EERSTE HULP/ BRANDBLUSSEN
VOORKOMEN
Poeder, sproeistraal van water, schuim, koolzuurgas.
Frisse lucht, rust. Raadpleeg een arts.
Beschermende handschoenen. Beschermende kledij.
Verwijder besmette kledij. Spoel en was daarna de huid met water en zeep. Veiligheidsbril of oogbescherming in Eerst gedurende verschillende minuten combinatie met ademhalingsbespoelen met veel water (indien mogescherming . lijk contactlenzen wegnemen), dan naar een (oog)arts brengen.
Huid Roodheid. Pijn. . Ogen
(Zie Inademing).
Niet eten, drinken of roken tijdens Spoel de mond. Raadpleeg een arts. het werk.Vóór het eten de handen wassen.
Inslikken OPRUIMEN VAN GEMORSTE STOF Veeg de gemorste stof bij elkaar en schep in vaten; indien nodig, eerst nat maken om stofvorming te voorkomen. Verzamel zorgvuldig de restanten en voer daarna naar een veilige plaats. Chemisch bestendig werkpak met onafhankelijk werkend ademhalingsapparaat. Deze stof NIET in het milieu laten terecht komen.
VERPAKKING & ETIKETTERING
OPSLAG
Gescheiden van zuren, sterk oxideNiet samen met voeding en rende stoffen, voeding en voedingsvoedingsmiddelen vervoeren. middelen . Droog. In een goed Is vervuilend voor de zee. verluchte ruimte bewaren. Symbool Xn R: 20/22-36/37-40-43 S: (2-)36/37 VN Gevarenklasse: 9 VN Verpakkingsgroep: III
LEES BELANGRIJKE INFORMATIE OP DE ACHTERZIJDE ICSC: 0757
Gemaakt binnen het kader van de samenwerking tussen het Internationaal Programma over Chemische Veiligheid en de Commissie van de Europese Gemeenschappen (C) IPCV, CEG 2002
ANALYSE
109
B E L A N G R I J K E
FYSISCHE TOESTAND; VOORKOMEN: KLEURLOZE KRISTALLEN.
WIJZE VAN OPNAME: De stof kan in het lichaam worden opgenomen door inademing van de aerosol en door inslikken.
FYSISCHE GEVAREN: Stofexplosie mogelijk indien poeder of korrels, vermengd worden met lucht.
INADEMINGSRISICO: Verdamping bij 20°C is verwaarloosbaar; een voor de gezondheid schadelijke concentratie van in de lucht zwevende deeltjes kan echter snel bereikt worden bij sproeien of bij verstuiven, vooral in poedervorm .
CHEMISCHE GEVAREN: De stof ontleedt bij verbranding met vorming van giftige dampen,onder anderezwaveloxides en EFFECTEN BIJ KORTSTONDIGE BLOOTkoolstofdisulfide. Reageert met sterk oxiderende STELLING: stoffen, zuren en oxideerbare materialen. De stof is irriterend voor de ogen , de huid en de luchtwegen. BLOOTSTELLINGSGRENZEN: Drempelwaarde: 1 mg/m3 A4 (ACGIH 2002). EFFECTEN BIJ LANGDURIGE OF HERMAK: 5 mg/m_; Sh. HAALDE BLOOTSTELLING: Categorie begrenzing hoogste waarde: II2. Herhaald of langdurig contact kan de huid gevoeRisicogroep met betrekking tot de zwangerschap: lig maken. De stof kan effecten hebben op de D. schildklier en de lever . (DFG 2001).
G E G E V E N S FYSISCHE EIGENSCHAPPEN MILIEUGEGEVENS
Kookpunt bij 2.6kPa: 129°C, zie Nota's Dampspanning, Pa bij 20°C: verwaarloosbaar Smeltpunt: 155-156°C, zie Nota's Vlampunt: 89°C (gesloten vat; zie Nota's) Dichtheid: 1.3 g/cm3 Octanol/water verdelingscoëfficiënt als log Pow: Oplosbaarheid in water: geen 1.82 De stof is zeer giftig voor waterorganismen.Voorkom dat deze stof in het milieu terecht komt op andere wijze dan door normaal gebruik. N OT A ' S
Fysische eigenschappen die in de literatuur worden vermeld zijn onsamenhangend. Oplosmiddelen gebruikt in commerciële bereidingen kunnen de fysische en toxicologische eigenschappen veranderen. Gebruik van alcoholische dranken versterkt de schadelijke werking. Indien de stof verwerkt is in een bereiding met oplosmiddelen, ook de ICSC kaart(en) hiervan raadplegen. Kaart met gegevens voor noodgevallen tijdens het vervoer:TREMCARD (R)-90G02. BIJKOMENDE INFORMATIE Grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling die in België van toepassing zijn ICSC: 0757
THIRAM (c) IPCV, CEG 2002
WETTELIJKE KENNISGEVING:
110
Noch de CEG noch het IPCV noch enige persoon die optreedt voor de CEG of het IPCV is verantwoordelijk voor het gebruik dat van deze informatie zou kunnen worden gemaakt (c) IPCV, CEG 2002
ANALYSE
FICHE PREVENTIE EN BESCHERMING RISICOFABRIEKEN (CHEMISCHE…) Referentie Dows's fire and explosion index hazard classification guide (seventh edition, 1994), AIChE technical manual published by the American Institute of Chemical Engineers, 345 East 47th street, New york, NY 10017, ISBN 0-8169-0623-8 website http://www.aiche.org/pubcat/
"DOW CHEMICAL"methode Het doel van deze fiche is om, bij wijze van voorbeeld, een methode voor te stellen die in chemische fabrieken gebruikt wordt om het risico op brand en explosie te bestuderen.Wij willen de methode hier niet in detail beschrijven, maar wel een kort overzicht brengen en meer bepaald de nadruk leggen op de preventie- en beschermingsmaatregelen die deze methode inhoudt..
• De "DOW CHEMICAL"-methode is een methode die ontworpen werd om de risico’s van brand en explosie te bestuderen, alsook de ongecontroleerde reactie van een industriële installatie waarin gewerkt wordt met producten of waarin producten opgeslagen worden. De methode bestaat sedert 1964 en heeft in de loop der jaren verschillende uitgaven gekend (de zevende 1994). • De doelstellingen van de methode zijn • een realistische inschatting maken van de brand en explosieschade • de kritieke afdelingen of uitrustingen identifiëren • de potentiële risico’s aan het management melden • Bondige beschrijving • rekening houdend met een hele reeks van factoren: * materiële factor, gegevens betreffende ontvlambaarheid, giftigheid, reactiviteit en instabiliteit van het product, temperatuur… * algemene risico’s: – exotherme reacties – endotherme reacties – behandeling en vervoer – installatie onder gebouwen (filter, ventilatie…) – gebrekkige toegankelijkheid – controle en evacuatie van waterstromen (ingedijkte zone…)
ANALYSE
111
* specifieke risico’s: – giftige producten – druk – toevoer van lucht – stof – speciale activiteiten –… • de methode maakt de berekening mogelijk van: * de FEI (fire explosion index): brand- en explosie-index – 1 tot 60: klein risico – 60 tot 96 : middelmatig risico – 97 tot 127: middelmatig risico – 128 - 158: groot risico – > 158: zeer groot risico * de blootgestelde oppervlakte * de schadefactor * de financiële vervangingswaarde van de blootgestelde zone * de waarschijnlijke, maximale schade * de budgetfactor die toelaat rekening te houden met de maatregelen die genomen worden om het risico te verhelpen – controle van het procedé (noodbedieningssysteem…) – afzondering en verwijdering van producten (beveiligde zone, compartimenteringen, afvloeizones…) – brandbeveiliging (lekdetectiesysteem, sprinklers, capaciteit van de watertoevoer voor brandbestrijding…) * de maximaal te voorziene schade die de inschatting toelaat van – het maxiaal te voorzien aantal dagen van stopzetting – het financiële schade die eruit voortvloeit
Preventie en beschermingsmaatregelen • Om het risico van brand en explosie te helpen beheren, stelt de methode een ganse reeks preventie- en beschermingsmaatregelen voor. U vindt deze hieronder terug. • Basismaatregelen • voldoende beschikbaarheid van water in het brandbestrijdingscircuit (debiet te voorzien voor een zeer ernstig ongeval, vermenigvuldigd met de maximum interventietijd) • bepalingen van de structurele kenmerken (afmetingen, keuze van materialen, enz.) van de recipiënten en van de productielijnen in verhouding tot de te vervullen functies • aanwezigheid van geschikte veiligheidsuitrustingen in geval van overdruk • corrosiebestendigheid van de uitrustingen met een voldoende tolerantie • voldoende afscheiding tussen reactieve stoffen in de toestellen en leidingen • goede aarding van de toestellen; voldoende grondweerstand • plaatsing van de elektrische toestellen (transformator, stroomonderbreker, enz.) in lokalen die beveiligd zijn in geval van brand • noodcircuits voor de voornaamste nutsvoorzieningen (elektriciteit, perslucht, controletoestellen...) • conformiteit van de toestellen met de van kracht zijnde bepalingen, codes en reglementeringen • instelling waardoor de bediende toestellen in veiligheidsmodus gebracht worden in geval van onderbreking • algemene bepaling : gemakkelijke toegang voor de voertuigen van de hulpdiensten en geschikte uitgangen voor de evacuatie van het personeel
112
ANALYSE
• rioleringsnet en waterafvoersysteem met voldoende capaciteit, rekening houdend met de risico’s op lekken en met de afvoer van water afkomstig van brandbestrijding • isolatie van de warme oppervlakten waarvan de temperatuur 80% van het zelfontvlammingspunt van het meest ontvlambare product aanwezig in de zone bereikt heeft • conformiteit van de elektrische uitrusting met de voornaamste normen en bepalingen • beperking van de toestellen en uitrustingen in glas in de risicozones • algemene bepaling : voldoende afscheiding van de zones met groot risico • bescherming van de doorgang van kabels en leidingen die mogelijks blootgesteld worden aan het vuur • hoofdkleppen gemakkelijk toegankelijk, zelfs bij brand • bescherming en preventie van het verlies van de koeltorens • bescherming van de toestellen met een vlam (verwarmingsketels, ovens, enz.) tegen explosie en brand • conformiteit van de elektrische uitrusting aan de indeling van de zones • weerstand bij brand van de hoofdcontrolekamer, van de elektrische onderstations,... • studie van het procédé om de nood aan het testen de reactiviteit van de chemische producten te bepalen • HAZOP-studie uit te voeren voor de zones met groot risico • Andere preventie- en beschermingsmaatregelen aangesneden in dit document • situering • gebouwen • brandbeveiliging • elektrisch risico • riolering • opslag • ruwe materialen • afgewerkte producten • vervoer van materialen • machines • industrieel proces • informaticaproces • veiligheidsuitrusting
ANALYSE
113
FICHE BLUSPRINCIPES De vuurdriehoek leert ons dat er drie elementen noodzakelijk zijn voor het optreden van een brand : brandbare stof + oxydatief + energiebron (hitte). Indien een van deze drie elementen verdwijnt, wordt het vuur gedoofd. • Verwijdering van de brandbare stof • de brandbare stoffen verwijderen • de tank laten leeglopen in geval van een vloeistofbrand (klasse B) • de gaskraan dichtdraaien in het val van een gasbrand (klasse C) • Verwijdering van de warmtebron (hitte) • het materiaal wordt met water afgekoeld tot onder zijn ontvlammingstemperatuur • dit is de meest gebruikte methode, enerzijds omdat ze kan toegepast worden bij de meeste types van brand (behalve vloeistofbrand) en anderzijds omdat water, de vloeistof die het meest voorkomt in de natuur, het beste afkoelingsmiddel is • afkoeling werkt op drie manieren: * door de intensiteit van de ontvlamming te verminderen (onder de ontvlammingstemperatuur van de brandbare stof) * door de reactiekinetiek te verminderen * door de productie van ontvlambaar gas te verminderen • afkoeling kan ook bekomen worden: * door de vuurhaard te verspreiden – bijvoorbeeld: de houtblokken van een vuur uit elkaar schuiven – de stralingsoppervlakte wordt zodoende vergroot en de energie afkomstig van de verbranding is onvoldoende om het verlies van warmte door straling te compenseren * door het vuur de besproeien met een vloeistof die energie absorbeert (water is best) • Verwijdering van de zuurstof • het vuur wordt uitgedoofd door verstikking door de brandbare stof af te zonderen uit de omgevingslucht • de verstikking is des te gemakkelijker te bewerkstelligen als de brand weinig verbreid is * voorbeelden – een deken erover gooien – de deuren van het brandend lokaal dichtdoen – een vaste stof in het vuur gooien, bijvoorbeeld droog zand in een brand van klasse A en D * in een gesloten lokaal wordt er over het algemeen een verstikkingsgas gebruikt : CO2, N2… • Inhibitiemethode om een vuur te doven • chemische actie van bepaalde producten (CO2, HCFC…) op de vlam • zeer snelle actie (in enkele seconden)
114
ANALYSE
FICHE BLUSMIDDELEN • Water en derivaten • werking van water * afkoeling: nood aan een grote hoeveelheid warmte om te verdampen * verstikking: de gevormde waterdamp vervangt de lucht (indien waternevel) * shock en penetratie: in functie van de druk van de waterstraal – volle straal: groot bereik, doeltreffend bij branden van klasse A – nevelstraal: beter afkoeling en verstikking dan bij een volle straal, maar kleiner bereik van de straal • water plus toevoegstoffen * wanneer men toevoegstoffen bij het water voegt, kan men een doeltreffender product bekomen tegen specifieke branden * deze toevoegstoffen zijn: – bevochtigende producten die de oppervlaktespanning van het water verminderen zodat dit beter penetreert in het brandbaar materiaal, en die het gevormde schuim stabiliseren door lucht in het voormengsel te spuiten – producten die ondoorzichtig maken: ondoorzichtig water vermindert de doorgang van infrarood stralen – verdikkingsmiddelen die het water kleveriger maken, zodat het contact met de brandbare stof vergroot – brandvrij makend – vertragend –… • Poeders • deze bestaan uit zeer fijne korrels die door inhibitie werken en de verbrandingsreactie chemisch onderbreken • in het algemeen worden drie soorten poeder gebruikt: * ABC-poeder: doeltreffend tegen branden van klasse A, B et C * BC-poeder: doeltreffend tegen branden van klasse B et C * speciale poeders voor metaalbranden • poeders zijn niet giftig en ze kunnen gemakkelijk gevuld worden, maar ze zijn duur en de schoonmaak is moeilijk na het blussen… • Koolzuur CO2 • CO2 is een niet-oxydatief, onbrandbaar gas dat zwaarder is dan de lucht • het wordt opgeslagen onder vloeibare vorm en onder druk in stalen flessen • de uitzetting van de CO2 in de lucht veroorzaakt een daling van de temperatuur en de vorming van een mengeling van koolzuursneeuw en gas op een temperatuur van -78°C. De werking heeft plaats door aanblazing, verstikking, afkoeling en inhibitie • CO2 is niet giftig, maar wel verstikkend • het is weinig doeltreffend voor branden van klasse A en het bereik is gering • Gehalogeniseerde koolwaterstoffen (halonen) (maar worden vervangen omdat hun productie en gebruik verboden is) • bepaalde halonderivaten (fluor-, broom, chloorsamenstellingen... ) van de koolwaterstoffen zijn niet-ontvlambaar en hebben zeer goede bluskwaliteiten. • ze zijn door het publiek gekend onder de naam halonen, in België zijn de halonen 1211 en 1301 de bekendste • ze zijn proper in het gebruik en doeltreffend voor de branden van klasse A, B, C en voor branden met elektrische oorzaak
ANALYSE
115
• gezien hun negatief effect of de ozonlaag, hebben het protocol van Montréal en zijn herzieningen de productie ervan verboden. De minder giftige zachte freonen (CFK’s) zijn nog toegelaten tot in 2012, ter vervanging van halon. • Vervangmiddelen van halon • Inergen * persgas bestaande uit natuurlijke stoffen die geen enkel effect hebben op het milieu: 52% stikstof, 40% argon en 8% andere * maar verstikkingsgevaar want niet geschikt voor inademing • Argoniet * persgas dat 50% argon en 50% stikstof bevat * opgelet voor verstikkingsgevaar * de infrastructuur voorzien voor halon is gepast, maar dit middel neemt een volume in dat 7 maal zo groot is • Cerbex * gas aanverwant aan de freonfamilie, maar minder schadelijk voor de ozonlaag * even voordelig als halonen, maar verboden in 2012 • CEREXEM * op basis van pure N2 • Waternevel * verkregen door verneveling van water onder hoge druk • …
116
ANALYSE
FICHE NIETAUTOMATISCHE BESTRIJDINGS MIDDELEN VOOR EERSTE INTERVENTIE • Indeling • indeling volgens capaciteit * draagbare toestellen met lage capaciteit: 1,5 kg in de wagen, 2 kg in huis * draagbare toestellen met middelmatige capaciteit: 6 kg en 9 kg (poeder) of 5 kg (CO2) in burelen en werkplaatsen * toestellen met grote capaciteit: blusser van 50 kg op wieltjes De gebruiksduur van brandblussers en meer bepaald van de draagbare toestellen is zeer kort (enkele seconden).
• indeling volgens blusmiddel Het type van brand dat kan gedoofd worden door de brandblusser is steeds duidelijk aangegeven op de blusser. * blusser met droog poeder: BC of ABC * blusser met CO2 : B en C alsook de branden met elektrische oorzaak * blusser op basis van koolwaterstoffen (bijvoorbeeld halonen):A, B, C en branden met elektrische oorzaak * blusser op basis van water – zuiver water en volle straal: enkel A – zuivere waternevel, water met toevoegstof of met schuim : A en B • gebruik: * blusser onmiddellijk klaar voor gebruik: met permanente druk * blusser die moet doorboord worden voor gebruik: met sparklet, persgas in een hulpreservoir en vrijgegeven door doorboring • Controle van de brandblusser • van het BENOR-label: conform met de normen NBN S21-011 tot S21-018 • van de uiterste gebruiksdatum • de aanwezigheid van het loodje dat het toestel verzegelt en garandeert dat het nog nooit gebruikt werd • de druk: naald van de manometer in het groen indien van toepassing • Gebruik van een brandblusser • Gezien de angst die enerzijds kan veroorzaakt worden door een beginnende brand en anderzijds door het gebruik van een brandblusser voor de eerste maal, is het belangrijk dat men zich op deze situatie kan voorbereiden door praktische oefeningen georganiseerd door de veiligheidsdienst of de brandafdeling van de firma. • Denk er ook aan dat de gebruiksduur van een brandblusser heel kort is (5 tot 60 seconden): het vuur moet bij de eerste keer gedoofd zijn.
ANALYSE
117
• Procedure die moet gevolgd worden om een beginnende brand te blussen • de brandblusser vastgrijpen en snel het etiket (gebruiksaanwijzing) herlezen • controleren of deze aangepast is aan het type van brand dat zich voordoet (A, B, C of D) • de aanwezigheid van de verzegeling nagaan om te vermijden dat je de brand te lijf gaat met een lege brandblusser • voor de blussers onder permanente druk, de borgpen uittrekken die het bedieningsmechanisme blokkeert • voor de blussers met sparklet: – de brandblusser met de linkerhand bij het handvat pakken – met de rechterhand de slang losmaken – deze slang in de linkerhand nemen die dus tegelijkertijd de blusser draagt en de flexibele slang vasthoudt: zo vermijd je het heftig rondslingeren van de slang wanneer het toestel onder druk komt – met de rechterhand, het toestel activeren * zo dicht mogelijk het vuur naderen * en op de basis van de vlammen richten en daarbij indien mogelijk met schokken tewerk gaan, behalve bij vloeistofbranden (B) * een te hoge druk op vloeistofbranden (B) vermijden, aangezien deze riskeert het vuur te verspreiden en te projecteren op ontvlambare stoffen * het vuur altijd te lijf gaan na het voorzien van een uitgang, een uitweg (bijvoorbeeld: rug gericht naar de deur) * in geval van aanzienlijke rookontwikkeling, zich hurken om dichterbij te gaan
118
ANALYSE
FICHE NIETAUTOMATISCHE BESTRIJDINGS MIDDELEN VOOR DE EERSTE INTERVENTIE (SPUITMONDEN EN PERSSLANGEN SLA ANGEN STRAALPIJPEN…)
• Een ondergrondse hydrant is een ondergronds apparaat opgebouw uit een stalen buis voor de waterlevering, met een afsluiter. De buis loopt tot aan de oppervlakte, waar ze eindigt op een genormaliseerde aansluiting waarop slangen kunnen worden aangesloten. • Een bovengrondse hydrant is een hydraulisch apparaat aangesloten op een waterleiding, dat in de grond bevestigd is en er bovenuit steekt. • De watertoevoer gebeurt via de lokale waterleiding en/of via pompen die op gemakkelijk toegankelijke waterbronnen geplaatst zijn (bekkens, tanks…) • de toevoer dient voldoende te zijn en de druk moet tussen 8 en 10 bar bedragen • De brandslangen • een brandslang is soepel, plat en wordt slechts cirkelvorming als wanneer ze in werking gesteld wordt • 3 diameters (45, 70 en 110 mm) • een slang wordt aangeduid door haar lengte in m, haar diameter in mm, haar type en kenteken van de norm • De verbindingsstukken • verbinding tussen verschillende slangen onderling of met watertoevoerpunten • er bestaan standaarden om het type en de afmetingen van de verbindingsstukken te bepalen in functie van hun bestemming * persslangen van 45 of 70 mm diameter * persslangen of zuigslangen van 110 mm * koppelstukken, watertoevoer, slangen van vaste installaties …
ANALYSE
119
• Straalpijpen • er zijn ontelbare types zoals * de straalpijp met gebonden straal * de gewone conische straalpijp * de nevelstraalpijp • De brandweerpompen (motorpomp) : • over het algemeen 2 types * draagbare * vaste • de watertoevoer is mogelijk * rechtstreeks op een aansluiting van het openbare waterleidingsnet : maar lage druk die nog zal variëren in functie van het debiet * door middel van een pomp: hoge druk
120
ANALYSE
FICHE AUTOMATISCH DETECTIESYSTEEM EN AUTOMATISCHE BLUSMIDDELEN De doeltreffendheid van de automatische brandbestrijding hangt af van de koppeling van het blussysteem aan een automatisch brand detectiesysteem. Bij gebrek daaraan, hangt de doeltreffendheid af van het manuele en permanente toezicht op de detectiesignalen. De blusmiddelen die gebruikt worden in dit type van installatie worden hieronder beschreven
Automatisch branddetectiesysteem Automatische branddetectiesystemen laten toe om elke beginnende brand snel te melden en te localiseren. In geval van detectie moet de door het detectiesysteem geleverde informatie ernstig genomen worden en dient er dus onmiddellijk gereageerd • In lokalen voor privé gebruik, worden over het algemeen rookdetectoren en of CO-detectoren gebruikt. Deze detectoren verwittigen de aanwezige personen door een luid alarmsignaal. • In de lokalen voor professioneel gebruik, wordt over het algemeen een automatisch detectiesysteem gebruikt . Er zijn eveneens meerdere types detectoren die aangewend kunnen worden. Deze detectoren worden voornamelijk geplaatst in de niet gebruikte lokalen, in lokalen met een uitzonderlijk belang voor de onderneming (bv. de centrale computer) en in de stockeerruimtes voor gevaarlijke producten… In het algemeen worden deze detectoren geklasseerd volgens : • het type detector : * rookdetector (optisch) * warmtedetector (thermostatisch) * vlamdetector (in infrarood of uv – zones) * speciale combinatiedetector (bv, vlammen en rook…) • de geometrie van de detector * puntdetector (geijkt) * lijndetector (meet op lange afstand en continue) * multipunctuele detector (meet in de nabijheid van een zeker aantal punten) * volumedetector (volumemeting) • Het branddetectiesysteem verenigt het netwerk van automatische detectoren, de meldknoppen en een meldingspaneel. • Het branddetectiesysteem wordt in het algemeen gekoppeld aan een veiligheidssysteem dat maatregelen neemt om de schade te beperken, dit omvat: • het sluiten van brandwerende deuren (compartimentering) • de evacuatie van personen (uitzending van evacuatiesignaal, vrijhouden van toegangen) • openen van rookkoepels • automatisch blussen • stoppen van sommige technische installaties
Automatische blusmiddelen • Blussing door water (sprinklerinstallatie) • de installatie bestaat uit: * de watertoevoer * van een netwerk van leidingen met water onder druk – opgelet voor het risico op vorst
ANALYSE
121
* bluskoppen (sprinklers) aangebracht boeven de te beschermen toestellen of voorraden (in de plafonds van de lokalen of net boven de risicozones in ateliers van heel grote hoogte) * een controlepost • de sprinklers zijn bluskoppen die het detectie- en blussysteem integreren • het doel van de controlepost is een alarm op gang te brengen zodra het blussysteem in werking treedt * de installatie dient regelmatig onderhouden en nagekeken te worden (elke 6 maanden of elk jaar) – opletten dat de sprinklers nooit geschilderd worden – onder de sprinkler een vrije hoogte van 20 cm laten • beheer van valse alarmen • Blussing door poeder • poeder kan altijd doeltreffend aangewend worden • de installatie bestaat uit: * poederreservoirs * flessen met samengeperste CO2 of N2 om het poeder uit te stoten * leidingen * sproeiers * een manueel of automatisch ontkoppelingsmechanisme * een systeem dat toelaat om een waarschuwingssignaal te geven • Blussing door CO2 • CO2 is geschikt voor hermetische lokalen en lokalen waarin elektrische installaties ondergebracht zijn, omdat het geen schade aanricht en niet-geleidend is. • de installatie bestaat uit: * een voorraad CO2 onder hoge druk (flessen of reservoirs) * leidingen * sproeiers * een mechanisch, pneumatisch of elektrisch ontkoppelingsmechanisme * een systeem dat toelaat om een waarschuwingssignaal te geven bij het vrijkomen van de verstikkende CO2 (de personen die zich in het gebouw bevinden, vragen om zich onmiddellijk naar buiten te begeven) • het lokaal moet verlucht worden na het gebruik van CO2 • Blussing door de vervangers van gehalogeneerde koolwaterstof (halonen) • de productie en het gebruik van halonen zijn verboden omwille van hun nadelig effect voor de ozonlaan. Er dienen vervangingsmiddelen (zie hierboven) te worden gezocht, waarbij zoveel mogelijk rekening gehouden wordt met de bestaande installaties • de installatie bestaat uit: * reservoirs die de gehalogeneerde vloeistof bevatten * leidingen * sproeiers * een ontkoppelingsmechanisme * een systeem dat toelaat om een waarschuwingssignaal te geven • deze installatie moet aangepast zijn aan de nieuwe producten die de halonen vervangen • het lokaal moet verlucht worden na gebruik
122
ANALYSE
FICHE BRANDBESTRIJDINGSINSTALLATIES IN EEN BEDRIJF MET HOOG RISICO (CHEMISCHE PETROCHEMISCHE SECTOR…) Gezien de hoeveelheid, de toxiciteit, de ontvlambaarheid van de stoffen die aanwezig zijn in bepaalde industrietakken (chemie, petrochemie…), is de brandbestrijdingsinstallatie van levensbelang. Het doel van deze fiche is een beschrijving te geven van de voornaamste parameters die in rekening moeten gebracht worden bij het berekenen van een dergelijke installatie. • Watertoevoer • doelstellingen * één grote brand tegelijkertijd bestrijden * een voldoende debiet voorzien * voldoende druk verzekeren op elk punt van de installatie * voldoende reserve hebben om te blussen en af te koelen • natuurlijke waterbronnen * permanent toegankelijk * voldoende dichtbij, op minder dan 400 m * met een voldoende capaciteit • kunstmatige waterbronnen * opslagtanks of –bekkens * dicht bij het risico gelegen (<400m) maar toch niet te dicht om de toegang te bewaren in geval van brand * voldoende capaciteit : de installatie gedurende tenminste 6 uur * altijd vol * beschermd tegen vorst : bijvoorbeeld voortdurende watercirculatie • waterleidingsnet: in een gesloten circuit met kleppen om elke schakel of stuk van het circuit te kunnen afzonderen • Pompinstallatie • minstens twee pompen die zich niet onder water bevinden, waarvan één met elektrische motor en één met dieselmotor • automatische indienststelling van de motoren van de pompen zodra het brandalarm werking treedt • dieseltank met voldoende capaciteit: : werking van minstens 6 uur • aanzuigfilters: regelmatig onderhoud • bedrijfsspanning: 10 bar op elk punt van de installatie en voor een maximaal verbruik • druk in standby zodat het waterdistributiesysteem permanent onder water en onder druk staat * permanente verbinding met het watervoorzieningsnet * overdrukpomp om een constante druk van ongeveer 3 bar te garanderen * statische druk uitgeoefend door de hoogte van het water in het reservoir • invloed van het ladingsverliezen aan druk in de leidingen, bochtstukken, aansluitstukken… • Leidingen • aan de oppervlakte langs de wegen, maar ondergronds indien er gevaar is voor mechanische beschadiging of vorstschade • diameter berekend in functie van de lengte en het debiet van het net, om een voldoende waterdebiet te garanderen
ANALYSE
123
• Hydranten • wateruitgangspunten * twee of vier wateraansluitpunten per hydrant * uitgangspunten met standaarddiameter * uitgangspunten die 60 tot 80 m uit elkaar liggen in functie van de bestemming van het gebouw (burelen, productie eenheid, magazijn, …. • spuitlans * bij voorkeur spuitlansen die niemand nodig hebben om in werking te treden * zij moeten strategisch geplaatst worden, nooit op minder dan 20 meter, maar over het algemeen tussen de 50, 80 zelfs 100 meter, afhankelijk van het risico van de zone. • een vaste sprinklerinstallatie (zie fiche 20) • Schuim • de toevoeging van specifieke toevoegstoffen aan het water (bevochtigende producten, …, brandvertragers, brandwerende producten, …) laat toe betere acties te ondernemen tegen specifieke branden. • factoren om rekening mee te houden: * het debiet (l/min) van het voormengsel of het schuimmengsel (water +additief) * de concentratie van het additief * het debiet (m3/min) van de schuimtoepassing * de verhouding van de opzwelling tussen het volume van schuim en het volume van het voormengsel – schuim met lage opzwelling (<20): zwaarder, om grotere oppervlaktes met een brandende substantie te bedekken en om de verspreiding van brandbare en eventueel giftige dampen te verminderen – schuim met middelmatige opzwelling (20 - 300) – schuim met hoge opzwelling (>300): dit is veel lichter, om snel een lokaal te kunnen vullen * de keuze van het additief – afhankelijk van de gewenste opzwelling – afhankelijk van de reactie met de brandbare substantie … * het schuim werkt via – verstikking (een schuimtapijt) – door middel van mechanische isolatie van de brandbare stof en het oxidatiemiddel – door middel van afkoeling dank zij zijn gehalte in het water * het percentage van toepassen (l/m2 min) is de hoeveelheid van het voormengsel nodig om vuur in 1 minuut te blussen op een brandende oppervlakte van 1 m2 – om de brand te blussen moet de hoeveelheid geproduceerd schuim groter zijn dan de hoeveelheid die door het vuur vernietigd wordt. • De capaciteit van de installatie • de hoeveelheid water (zuiver water en/of met hulpstoffen) die nodig is bij de installatie moet voldoende groot zijn om een brand te blussen, maar ook om af te koelen – het gebouw, het reservoir, de tank die in brand staan – maar ook en vooral voor de naburige gebouwen, reservoirs,….
124
ANALYSE
FICHE DE WERKVERGUNNING Inleiding • onderhoudswerken aan elke installatie vormen een risico zowel voor mens als machine. Het is uiterst belangrijk dat er procedures voor het uitvoeren van dergelijke werken voorzien worden en dat men er zeker van is dat onderhoudswerken of herstellingswerken niet zullen uitgevoerd worden zonder de opvolging van deze procedures. • deze administratieve procedure, de vergunning, bevestigt een akkoord tussen de belanghebbende diensten en het verplicht hen om zonder tijdsverlies de problemen die het voorziene werk met zicht meebrengt te bestuderen. • een mondelinge overeenkomst is geen efficiënt manier om te werken. Een schriftelijke vergunning is nodig om de specifieke, vereiste, wettelijke en andere maatregelen te beschrijven en ook om elk misverstand te voorkomen.
Soorten vergunningen • normale werkvergunning waar: * geen enkele ontstekingsbron (werken met vlammen, ….) is nodig * verboden toegang tot gesloten of geïsoleerde ruimtes – Voorbeeld: schilderwerken…… • speciale werkvergunningen waar: * er gebruik gemaakt wordt van vuur of een ontsteking zich kan voordoen (lassen, asfalt werken, doorbranden, afsteken, slijpen, zagen, hameren, niet ontplofbaar elektrisch materiaal …) * toegang tot gesloten ruimtes nodig is (reservoirs, torens, schachten, verwarmingsketel, tanks,….. * er speciale specifieke werken uitgevoerd moeten worden (voorbeeld: grindstraling, zandstraling, grondwerken op meer dan 1 meter diepte, rioleringswerken, ….)
De belangrijkste normale werkvergunningen • onderhoudsvergunning * vereenvoudigde vergunning * voor werken die geen gevolgen kunnen hebben voor de productie, de producten, de veiligheid, de elektriciteit, luchtdruk, het water, … • werkvergunning: * de vergunning is nodig wanneer het werk gevolgen kan hebben voor de productie, de veiligheid, … • vergunning voor grondwerken * om vernieling van of schade aan elektriciteitsleidingen te voorkomen (ook ter voorkoming van elektrocutie, onverwachte uitschakeling van de installaties), op het leidingnet, aan de riolering, aan de geaarde kabels, …. * ze verplicht onder meer het plaatsen van lichtbakens en bescherming om vallen te voorkomen * grondwerken die zich dieper situeren dan 1 meter worden normaal gezien geklasseerd onder de speciale vergunningen
ANALYSE
125
• diverse vergunningen * in het geval dat het werk andere specifieke vergunningen vereist: * voorbeeld: het openen of sluiten van reactors, het in werking stellen of uit dienst nemen van tijdelijke elektrische installaties
Belangrijkste speciale werkvergunningen • vuurvergunning * deze is verplicht voor alle werken in ruimtes waar ontvlambare of explosieve producten aanwezig zijn en waarvan de uitvoering van de werken gepaard gaat met de productie van ontstekingsbron: vorming van vonken, het gebruik van een blanke vlam, statische elektriciteit,…. * met een herhaling van de wettelijke voorschriften om brand en explosie te voorkomen: – onderverdeling van de lokalen – elk begin van brand bestrijden – men moet op zijn hoede zijn en alarmeren –… * een voorbeeld van een vuurvergunning opgesteld door ANPI wordt hierna gegeven • toegangsvergunning of werkvergunning voor werken binnen in een installatie * de belangrijkste gevaren van dergelijke werken zijn: – het binnenkomen van geoxideerde lucht in een met brandbare dampen verzadigde ruimte – het vrijkomen van brandbare dampen in open lucht – de giftigheid van de dampen – verstikking – de aanwezigheid van een ontstekingsbron (blanke vlam, statische elektriciteit …) * de voorschriften moeten de volgende zaken omvatten: – de voorbewerking van de recipiënten (reservoirs, ketels, …): ventilatie en luchtverversing,… – de bevoegdheid voor de toegang tot de installatie – visuele bewaking en bewaking van buitenaf door een ander persoon – aarding van recipiënten – het is noodzakelijk dat er middelen tot ondersteuning van de ademhaling aanwezig zijn – de controle op ontplofbaarheid van de omgeving door middel van specifieke toestellen (explosiemeter) –…
126
ANALYSE
ANALYSE
127
128
ANALYSE
FICHE ARTIKELS VAN HET AREI AANGAANDE HET EXPLOSIEGEVAAR • Bepalen op welke plaatsen een explosie zich kan voordoen. Dit moet gebeuren in samenwerking met een erkend organisme. Het rapport moet een indeling bevatten (schema’s, plannen) van de risicozones binnen het bedrijf. Deze moet ondertekend zijn door de werkgever, de exploitant, het erkend organisme en de technische arbeidsinspectie. • gevaar voor ontploffing in ruimtes waar een ontplofbaar mengsel van gas aanwezig is (artikels 105 et 106 du RGIE en BS van 26 maart 2003) * er worden 3 zones gedefinieerd: zone 0, 1 of 2 • ontploffingsgevaar dat samengaat met stof (artikels 110 et 111 du RGIE en BS van 26 maart 2003) * er worden 3 zones gedefinieerd: zone 20, 21 of 22 • Preventieve maatregelen nemen om ontbranding binnen een ruimte waar ontploffingsgevaar (vlammen, vonken) kan zijn. De maatregelen die genomen worden om deze ontbranding te voorkomen beslaan 5 aspecten : • organisatorische maatregelen • eisen met betrekking tot elektrische installaties • eisen met betrekking tot de installatie van elektrische machines • eisen met betrekking tot andere werken ( bijvoorbeeld in geval van belangrijke stofvorming) • voorschriften met betrekking tot elke aanpassing of onderhoud van elektrische installaties of het gebruik van elektrische machines. • Ontploffingsgevaar in ruimtes waar er ontploffing door gas kan voorkomen Fiche ‘organisatorische maatregelen’ Open vuur Roken verboden. Procedure i.v.m. werkvergunning. Procedure i.v.m. vuurvergunning. Signalisatie Signalisatie vuur, open vlam en roken verboden. Signalisatie EX-zone. Good-housekeeping Procedure i.v.m. good housekeeping. Controle Er is vastgelegd wie de controle uitvoert i.v.m. de toepassing van de preventiemaatregelen vermeld in de werk- en vuurvergunning. Er is vastgelegd wie de controle uitvoert i.v.m. good-housekeeping. Informatie Informatie werknemers i.v.m. het risico explosie t.g.v. de aanwezigheid van gassen of dampen.
129
EXPERTISE
Fiche ‘elektrisch netwerk’ Netwerk TT – netwerk
Verboden in zone 0, toegelaten in zone 1 en 2 mits automatische differentieelstroominrichting.
TN – C netwerk
Steeds verboden
TN – S netwerk
Toegelaten mits automatische differentieelstroominrichting.
IT – netwerk
Toegelaten mits een bescherming door een isolatiebewakingstoestel.
Hoofdschakelaar Er dient een hoofdschakelaar aanwezig te zijn buiten de gevaarlijke zones. Deze moeten toelaten de voeding van het elektrisch materieel te onderbreken behalve van dit waarvan de afschakeling een groter gevaar zou vormen dan het ontploffingsgevaar. Elektrische kabels Toegelaten kabels: - De gewapende kabels, waarvan de wapening geaard is en die een niet-metalen buitenmantel omvatten, zoals de kabels van het type VFVB. - De niet gewapende kabels met een buitenmantel in kunststof, zoals de kabels van het type VVB, op voorwaarde dat ze beschermd zijn door een stalen buis. - De leidingen met minerale isolatie met een geaarde metalen mantel en een niet metalen buitenmantel. - De soepele kabels met versterkte mantel, zoals kabels van het type CTFB-N, op voorwaarde dat de aanwezige uitwendige invloeden hun aanwezigheid rechtvaardigen. Andere kabels die een gelijkwaardige bescherming bieden mogen eveneens gebruikt worden. Kabels moeten geschikt zijn voor de aanwezige uitwendige invloeden en indien ze in bundels worden geplaatst van het niet brandverspreidende type (F2). Keuringen Het elektrisch nazicht dient periodiek te geschieden. - jaarlijkse keuring van de hoogspanning door een erkend organisme. - 5-jaarlijkse keuring van de laagspanning door een erkend organisme. - jaarlijks thermografisch onderzoek door een erkend organisme. (aanbevelen) - jaarlijks onderzoek van de elektrische conductiviteit van de arbeidsmiddelen door een erkend organisme.
130
EXPERTISE
Fiche ‘elektrische arbeidsmiddelen’ Certificatie volgens ATEX Zone 0
CE ......... II 1G
(........ = nr van de aangemelde instantie)
Zone 1
CE ......... II 2G
(........ = nr van de aangemelde instantie)
Zone 2
CE II 3G
Wijze van bescherming Zone 0
Intrinsiek veilig materiaal
EEXia
Zone 1
Elektrisch materieel met inwendige overdruk Elektrisch materieel met poedervulling Elektrisch materieel met drukvast omhulsel Elektrisch materieel met verhoogde veiligheid Elektrisch materieel met inkapseling Intrinsiek veilig materiaal Alle materialen die in zone 0 zijn toegelaten
EEXp EEXq EEXd EEXe EEXm EEXib
Zone 2
Elektrisch materieel met olievulling Alle materialen die in zone 1 zijn toegelaten
EEXo
Oppervlaktetemperatuur Temperatuurklasse
Dit is de max. temperatuur van alle oppervlakken die in aanraking kunnen komen met het stof: T1: 450°C T2: 300°C T3: 200°C T4: 135°C T5: 100°C T6: 85°C
Fiche ‘installatie en onderhoudsvoorschriften’ Elektrische arbeidsmiddelen Het installeren en onderhouden van elektrische arbeidsmiddelen dient te gebeuren door bevoegde personen, dat de bijzondere vereisten eigen aan dit materiaal kent. Elektrische leidingen De aansluiting van elektrische leidingen in kasten op arbeidsmiddelen dient zodanig te gebeuren dat de desbetreffende beschermingswijze gewaarborgd blijft. Ongebruikte kabelingangen moeten afgesloten worden op een wijze, aangepast aan de desbetreffende beschermingswijze. De invoeren van de elektrische kabels in kasten of arbeidsmiddelen dient zoveel mogelijk langs onder te gebeuren.
131
EXPERTISE
• Risico’s op ontploffing inherent aan stof Fiche ‘organisatorische maatregelen’ Open vuur Roken verboden. Procedure i.v.m. werkvergunning. Procedure i.v.m. vuurvergunning. Signalisatie Signalisatie vuur, open vlam en roken verboden. Signalisatie EX-zone. Good-housekeeping Procedure i.v.m. good housekeeping. Controle Wie voert de controles uit i.v.m. de toepassing van de preventiemaatregelen vermeld in de werk- en vuurvergunning? Wie voert de controles uit i.v.m. good-housekeeping? Informatie Informatie werknemers i.v.m. het risico stofexplosie.
132
EXPERTISE
Fiche ‘elektrisch netwerk’ Netwerk TT – netwerk
Verboden in zone 20, toegelaten in zone 21 en 22 mits automatische differentieelstroominrichting van max. 500 mA.
TN – C netwerk
Steeds verboden
TN – S netwerk
Toegelaten mits automatische differentieelstroominrichting.
IT – netwerk
Toegelaten mits een bescherming door een isolatiebewakingstoestel.
Beschermingsinrichtingen De beschermingsinrichtingen van de elektrische leidingen moeten zodanig ontworpen of geregeld worden dat de stroomsterkte in de kringloop 80% van de toegelaten stroomsterkte Iz niet overschrijdt. Hoofdschakelaar Er dient een hoofdschakelaar aanwezig te zijn buiten de gevaarlijke zones. Deze moeten toelaten de voeding van het elektrisch materieel te onderbreken behalve van dit waarvan de afschakeling een groter gevaar zou vormen dan het ontploffingsgevaar. Elektrische kabels Toegelaten kabels: - De gewapende kabels, waarvan de wapening geaard is en die een niet-metalen buitenmantel omvatten, zoals de kabels van het type VFVB. - De niet gewapende kabels met een buitenmantel in kunststof, zoals de kabels van het type VVB, op voorwaarde dat ze beschermd zijn door een stalen buis. - De leidingen met minerale isolatie met een geaarde metalen mantel en een niet metalen buitenmantel. - De soepele kabels met versterkte mantel, zoals kabels van het type CTFB-N, op voorwaarde dat de aanwezige uitwendige invloeden hun aanwezigheid rechtvaardigen. Andere kabels die een gelijkwaardige bescherming bieden mogen eveneens gebruikt worden. Kabels moeten geschikt zijn voor de aanwezige uitwendige invloeden en indien ze in bundels worden geplaatst van het niet brandverspreidende type (F2). Keuringen Het elektrisch nazicht dient periodiek te geschieden. - jaarlijkse keuring van de hoogspanning door een erkend organisme. - 5-jaarlijkse keuring van de laagspanning door een erkend organisme. - jaarlijks thermografisch onderzoek door een erkend organisme. (aanbevelen) - jaarlijks onderzoek van de elektrische conductiviteit van de arbeidsmiddelen door een erkend organisme.
133
EXPERTISE
Fiche ‘elektrische arbeidsmiddelen’ Certificatie volgens ATEX Zone 20
CE .......... II 1D
(......... : nr van de aangemelde instantie)
Zone 21
CE .......... II 2D
(......... : nr van de aangemelde instantie)
Zone 22
CE II 3D
Beschermingsgraad Zone 20
De beschermingsgraad is tenminste IP6X-X. De beschermingsgraad voor elektrische motoren mag IP5X-X zijn indien het stof niet elektrisch geleidend is (R > 105 Ω).
Zone 21
De beschermingsgraad is tenminste IP6X-X. De beschermingsgraad mag IP5X-X zijn indien het stof niet elektrisch geleidend is (R > 105 Ω).
Zone 22
De beschermingsgraad is tenminste IP5X-X.
Oppervlaktetemperatuur Stofwolk Stoflaag
De temperatuur van alle delen die in contact zijn met een stofwolk moet lager blijven dan 2/3 van de min. ontstekingstemperatuur. De temperatuur van alle delen waar een laag stof op ligt moet lager blijven dan de glimtemperatuur (rekening houdend met de laagdikte) vermindert met 75°C.
Temperatuurklasse
Dit is de max. temperatuur van alle oppervlakken die in aanraking kunnen komen met het stof. T1: 450°C T2: 300°C T3: 200°C T4: 135°C T5: 100°C T6: 85°C
Temperatuurbewaking
Via ingebouwde thermistor (PTC).
Stopcontacten Stopcontacten moeten naar onder gericht zijn. Constructieve maatregelen dienen genomen te worden om het onder spanning in- of uitschakelen d.m.v. stopcontacten te beletten.
134
EXPERTISE
Fiche ‘arbeidsmiddelen’ Certificatie volgens ATEX Zone 20
CE ..... II 1D
(...... : nr van de aangemelde instantie)
Zone 21
CE ..... II 2D
(...... : nr van de aangemelde instantie)
Zone 22
CE II 3D
Emissies beperken De arbeidsmiddelen moeten zo stofdicht als mogelijk gemaakt worden. Valsnelheden (en aldus luchtverplaatsingen) beperken. Voldoende beluchtingscapaciteit voorzien m.b.v. filterpatronen of filterdoeken. Temperatuur Stofwolk Stoflaag
De temperatuur van alle delen die in contact zijn met een stofwolk moet lager blijven dan 2/3 van de min. ontstekingstemperatuur. De temperatuur van alle delen waar een laag stof op ligt moet lager blijven dan de glimtemperatuur (rekening houdend met de laagdikte) vermindert met 75°C. Via ingebouwde thermistor (PTC).
Temperatuurbewaking
Via IR scantechnieken. Via het uitvoeren van trillingsmetingen.
Elektrostatische ontladingen Equipotentiaalverbindingen. Aanbrengen van aardingen. Procedure voor controle op de aanwezigheid van deze verbindingen. Controle op alle mogelijke elektrostatische ontladingen als mogelijke ontstekingsbron. Constructieve elementen Lager zijn van het antifrictie type. lagers
Lagers zijn bij voorkeur uitwendig (niet in het product). Lagers zijn bij voorkeur overgedimensioneerd.
riemen riemaandrijving snel bewegende delen
Riemen zijn elektrisch geleidend. Riemen hebben bij voorkeur een zekere brand- en olieweerstand. Bij voorkeur overgedimensioneerd (factor 1,5). Bij voorkeur met slipdetectie. De bewegende delen in inox of koper/brons. Bij zeer grote snelheid: vonkdetectie voorzien.
Organisatorische elementen Procedure i.v.m. de onderhoudsbeurten. Preventief onderhoud
Procedure i.v.m. de controle op alle constructieve elementen die een ontstekingsbron zouden kunnen zijn. (lagers, riemen, overbrengingen, snel bewegende delen).
135
EXPERTISE
Fiche ‘installatie en onderhoudsvoorschriften’ Elektrische arbeidsmiddelen Elektrische arbeidsmiddelen dienen dermate opgesteld of afgeschermd te worden dat stofneerzetting tot een minimum beperkt wordt en dat reiniging gemakkelijk kan worden uitgevoerd. Het installeren en onderhouden van elektrische arbeidsmiddelen dient te gebeuren door bevoegde personen, dat de bijzondere vereisten eigen aan dit materiaal kent. Elektrische leidingen Elektrische leidigen dienen dermate aangelegd te worden dat de stofneerzetting erop tot een minimum wordt beperkt en dat reiniging gemakkelijk kan worden uitgevoerd. De aansluiting van elektrische leidingen in kasten op arbeidsmiddelen dient zodanig te gebeuren dat de desbetreffende beschermingswijze gewaarborgd blijft. Ongebruikte kabelingangen moeten afgesloten worden op een wijze, aangepast aan de desbetreffende beschermingswijze. De invoeren van de elektrische kabels in kasten of arbeidsmiddelen dient zoveel mogelijk langs onder te gebeuren.
136
EXPERTISE
REFERENTIES • AIB- Vinçotte (2001). Sécurité et fiabilité ... Ne jouez pas avec le feu ! Installations au gaz et fuel domestiques. • ANPAT (1997). Mieux connaître le risque d'incendie, ANPAT. pp. 20. • ANPI, Prévention incendie et vol ASBL: http://www.anpi.be/ Tél.: +32 10 47 52 11 • ANPI. Le permis de feu Pourquoi ? Objectif 3 - Prévention. • ANPI (2003). Mémento de la réglementation Belge Centre de documentation • De Herde A. (1987), Risque Incendie et Explosion – Cours SEHY 2110. • Dows's fire and explosion index hazard classification guide (seventh edition, 1994),AIChE technical manual published by the American Institute of Chemical Engineers, 345 East 47th street, New york, NY 10017, ISBN 08169-0623-8 site WEB http://www.aiche.org/pubcat/ • Europese Commissie (2000): reglement 2037/2000 van het Europees Parlement en van de Raad van 29 juni 2000 m.b.t. de stoffen die de ozonlaag afbreken. Officieel bulletin van de EG L 244, 29 september 2000 • Europese Commissie (2003): Nietbindende praktijkgids met het oog op de tenuitvoerlegging van Richtlijn 1999/92/EG betreffende minimumvoorschriften voor de verbetering van de gezondheidsbescherming en van de veiligheid van werknemers die door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen. Europese Commissie. DG werkgelegenheid en sociale zaken. Gezondheid, veiligheid en hygiëne op het werk. Definitieve versie april 2003 • Europese Commissie (2000): Leidraad ten behoeve van de toepassing van richtlijn 94/9/EG van de raad van 23 maart 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen. Mei 2000 • INRS (1999). Incendie et lieux de travail. ED 789, 19 pg. • Institut du Transport Routier, ADR (Agreement of Dangerous goods by Road): http://www.iwt-itr.be Le texte
•
•
•
•
•
complet de la réglementation ADR est disponible sur le site http://www.unece.org/trans/danger/p ubli/adr/adr2003/ContentsF.html Koninklijk besluit van 7 juli 1994 dat de normen vastlegt inzake de voorkoming van brand en explosie, waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen. (BS 26.4.95) Koninklijk besluit van 19 december 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 dat de normen vastlegt inzake de voorkoming van brand en explosie, waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen. (BS 30.12.97) Koninklijk besluit van 4 april 2003 tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen (BS 05.05.03) Koninklijk besluit van 26 maart 2003 (BS 05 mei 2003) betreffende het welzijn van de werknemers die door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen • Dit besluit en zijn bijlagen zijn de omzetting in Belgisch recht van de Richtlijn 1999/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1999 betreffende minimumvoorschriften voor de verbetering van de gezondheidsbescherming en van de veiligheid van werknemers die door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen (vijftiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van de Richtlijn 89/391/EEG). Koninklijk besluit van 22 juni 1999 (BS 25 september 1999) tot vaststelling van de veiligheidswaarborgen welke apparaten en beveiligingssystemen, bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen, moeten bieden • Dit besluit is de omzetting in Belgisch recht van de richtlijn 94/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 maart 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de LidStaten betreffende apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen
137
• Lucion C. (2000), Sécurité dans l'exploitation des unités de production des industries des procédés – Cours SEHY 3107. • Ontwerpbijlage 6 van het K.B. van 19 december 1997 dat de basisnormen inzake brandpreventie vastlegt waaraan de nieuwe gebouwen die vallen onder de categorie « industriële gebouwen » moeten voldoen.
138
139
140
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG Het Hoofdbestuur van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg is gevestigd in de Ernest Blerotstraat 1 te 1070 Brussel Tel.: 02 233 41 11 (algemeen oproepnummer) Fax: 02 233 44 88 (algemeen faxnummer) E-mail:
[email protected] - http://www.meta.fgov.be De adressen van de regionale directies van de inspectiediensten van de FOD (Toezicht op de Sociale Wetten en Toezicht op het Welzijn op het Werk) bevinden zich op pagina 3 van de omslag.
OPDRACHTEN VAN DE FOD WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG • De voorbereiding, de bevordering en de uitvoering van het beleid inzake collectieve arbeidsbetrekkingen, de begeleiding van het sociaal overleg, de preventie en de verzoening bij sociale conflicten; • De voorbereiding, de bevordering en de uitvoering van het beleid inzake individuele arbeidsbetrekkingen; • De voorbereiding, de bevordering en de uitvoering van het beleid inzake het welzijn op het werk; • De voorbereiding, de bevordering en de uitvoering van het beleid inzake werkgelegenheid, regulering van de arbeidsmarkt en werkloosheidsverzekering; • De voorbereiding, de bevordering en de uitvoering van het beleid inzake gelijkheid; • Ervoor zorgen dat de uitvoering van de beleidslijnen inzake collectieve en individuele arbeidsbetrekkingen, welzijn, werkgelegenheid en gelijkheid worden nageleefd, en dit via de inspectiediensten die een raadgevende, preventieve en repressieve rol vervullen; • Administratieve boetes opleggen, meer bepaald bij inbreuken op de reglementaire bepalingen die voortvloeien uit de beleidslijnen inzake collectieve en individuele arbeidsbetrekkingen, welzijn, werkgelegenheid en gelijkheid; • De sensibilisering van de sociale en economische actoren inzake de humanisering van de arbeid; • De uitdieping van het sociale Europa.
DIENSTEN VAN DE FOD WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG Voorzitter van het Directiecomité: Michel Jadot ➛ algemene leiding en coördinatie Diensten van de voorzitter: ➛ ➛ ➛ ➛ ➛
Secretariaat en logistieke diensten Directie van de communicatie Afdeling van de internationale zaken Afdeling van de juridische studiën en documentatie Afdeling van de socio-economische studiën
Stafdienst Budget en Beheerscontrole Stafdienst Personeel en Organisatie Stafdienst Informatie- en Communicatietechnologieën
Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen Directeur-generaal: Guy Cox ➛ sociale bemiddeling ➛ paritaire comités ➛ collectieve arbeidsovereenkomsten ➛ erkenning als onderneming in moeilijkheden ➛ fondsen voor bestaanszekerheid ➛ prestaties van algemeen belang in vredestijd
Algemene Directie Individuele Arbeidsbetrekkingen Directeur-generaal: Michel De Gols ➛ arbeidsovereenkomsten ➛ arbeidsreglementering ➛ toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomsten ➛ ondernemingsraden, sociale verkiezingen, sociale balans ➛ tijdskrediet en diverse verloven ➛ sluiting van ondernemingen ➛ tijdelijke arbeid en uitzendarbeid
Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten Directeur-generaal: Michel Aseglio ➛ hoofdbestuur van de diensten van het Toezicht op de Sociale Wetten ➛ toezicht op de toepassing van de reglementeringen inzake individuele en collectieve arbeidsbetrekkingen ➛ informatie en advies aan werkgevers en werknemers over deze reglementeringen ➛ strijd tegen illegale arbeid
Algemene Directie Humanisering van de Arbeid Directeur-generaal: Christian Deneve ➛ opstellen van de normen inzake welzijn op het werk (veiligheid, hygiëne, gezondheid, ergonomie, bescherming van de werknemers en psycho-sociaal welzijn) ➛ studie, informatie, vorming en documentatie in verband met de humanisering en de bevordering van de arbeid ➛ huldiging van de arbeid (eretekens) ➛ erkenning van externe diensten (controleorganismen, laboratoria)
Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk Directeur-generaal: Marc Heselmans ➛ hoofdbestuur van de diensten van het Toezicht op het Welzijn op het Werk ➛ toezicht op de toepassing van de reglementeringen inzake welzijn op het werk ➛ arbeidsongevallen (preventie, aangifte) ➛ diensten en comités voor preventie en bescherming op het werk ➛ preventie van zware ongevallen ➛ gevaarlijke stoffen en preparaten ➛ industriële toxicologie
Algemene Directie Werkgelegenheid en Arbeidsmarkt Directeur-generaal: Jan Vanthuyne ➛ studies en statistieken van de werkgelegenheid en de werkloosheid ➛ beroepsinschakeling van de jongeren, startbaanovereenkomst ➛ betaald educatief verlof, levenslang leren ➛ buitenlandse werknemers (regelgeving), grensarbeiders ➛ reglementering inzake werkloosheids- en wachtuitkeringen, brugpensioen ➛ plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen, dienstencheques ➛ tewerkstellingsmaatregelen
REGIONALE DIRECTIES VAN DE INSPECTIEDIENSTEN VAN DE FOD WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG
TOEZICHT OP DE SOCIALE WETTEN
Aalst Administratief Centrum “De Pupillen” Graanmarkt 1 9300 AALST Tel.: 053 75 13 33 Fax: 053 75 13 44 Aarlen Centre administratif de l’Etat 6700 ARLON Tel.: 063 22 13 71 Fax: 063 23 31 12 Antwerpen Theater Building Italiëlei 124 bus 56 2000 ANTWERPEN Tel.: 03 213 78 10 Fax: 03 213 78 34 Bergen bd Gendebien 16 7000 MONS Tel.: 065 35 15 10 Fax: 065 34 66 38 Brugge Breidelstraat 3 8000 BRUGGE Tel.: 050 44 20 30 Fax: 050 44 20 39 Brussel Ernest Blerotstraat 1 1070 BRUSSEL Tel.: 02 235 54 00 Fax: 02 235 54 04 Charleroi Centre Albert, 9e étage place Albert 1er 4 bte 8 6000 CHARLEROI Tel.: 071 32 93 71 Fax: 071 30 12 23
Kortrijk IJzerkaai 26-27 8500 KORTRIJK Tel.: 056 26 05 41 Fax: 056 25 78 91 La Louvière rue Hamoir 164 7100 LA LOUVIERE Tel.: 064 22 45 32 Fax: 064 28 15 32 Leuven Philipssite 3A bus 8 3001 LEUVEN Tel.: 016 31 88 00 Fax: 016 31 88 10 Luik rue Natalis 49 4020 LIEGE Liège-Nord: Tél.: 04 340 11 60 Fax: 04 340 11 61 Liège-Sud: Tél.: 04 340 11 70 Fax: 04 340 11 71 Mechelen Louizastraat 1 2800 MECHELEN Tel.: 015 45 09 80 Fax: 015 45 09 99
Antwerpen Theater Building Italiëlei 124 - bus 77 2000 ANTWERPEN Tel.: 03 232 79 05 Fax: 03 226 02 53 Brussel Ernest Blerotstraat 1 1070 BRUSSEL Tel.: 02 233 45 46 Fax: 02 233 45 23
Luik bd. de la Sauvenière 73 4000 LIEGE Tel.: 04 250 95 11 Fax: 04 221 21 33 Namen place des Célestines 25 5000 NAMUR Tel.: 081 30 46 30 Fax: 081 30 86 30
Henegouwen-Oost+ Waals-Brabant rue Ferrer 6 6000 CHARLEROI Tel.: 071 20 49 00 Fax: 071 20 49 14
Oost-Vlaanderen Administratief Centrum "Ter Plaeten" Sint-Lievenslaan 33 B 9000 GENT Tel.: 09 268 63 30 Fax: 09 268 63 20
Henegouwen-West rue du Chapitre 1 7000 MONS Tel.: 065 35 39 19 Fax: 065 31 39 92
Vlaams-Brabant Philipssite 3A bus 8 3001 LEUVEN Tel.: 016 31 88 30 Fax: 016 31 88 44
Limburg Gouverneur Verwilghensingel 75 bus 2 3500 HASSELT Tel.: 011 22 31 72 Fax: 011 23 36 89
West-Vlaanderen Breidelstraat 3 8000 BRUGGE Tel.: 050 44 20 20 Fax: 050 44 20 29
Namen rue de Gembloux 30 5002 NAMUR Tel.: 081 73 02 01 Fax: 081 73 86 57 Nijvel rue de Mons 39 1400 NIVELLES Tel.: 067 21 28 24 Fax: 067 21 16 85
Doornik rue des Soeurs Noires 28 7500 TOURNAI Tel.: 069 22 36 51 Fax: 069 84 39 70
Roeselare Kleine Bassinstraat 16 8800 ROESELARE Tel.: 051 26 54 30 Fax: 051 24 66 16
Gent L. Delvauxstraat 2A 9000 GENT Tel.: 09 265 41 11 Fax: 09 265 41 10
Sint-Niklaas Kazernestraat 16-Blok C 9100 SINT-NIKLAAS Tel.: 03 760 01 90 Fax: 03 760 01 99
Halle-Vilvoorde d’Aubreméstraat 16 1800 VILVOORDE Tel.: 02 257 87 30 Fax: 02 252 44 95
Tongeren E. Jaminéstraat 13 3700 TONGEREN Tel.: 012 23 16 96 Fax: 012 39 24 53
Hasselt Gouverneur Verwilghensingel 75 bus 6 3500 HASSELT Tel.: 011 22 14 17 Fax: 011 23 42 26
Turnhout Warandestraat 49 2300 TURNHOUT Tel.: 014 44 50 10 Fax: 014 44 50 20
Hoei Centre Mercator rue du Marché 24 4500 HUY Tel.: 085 24 16 23 Fax: 085 24 16 24
TOEZICHT OP HET WELZIJN OP HET WERK
Verviers rue Fernand Houget 6 4800 VERVIERS Tel.: 087 30 71 91 Fax: 087 35 11 18
De regionale directies van de inspectiediensten van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg zijn elke woensdag doorlopend toegankelijk voor het publiek van 9 tot 17 uur. Voor informatie betreffende de andere openingsuren of voor het maken van een afspraak, dient U zich rechtstreeks tot de directie in kwestie te wenden.
FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg
RISICO’S VAN BRAND OF EXPLOSIE
FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg Ernest Blerotstraat 1 1070 Brussel
REEKS SOBANE-STRATEGIE HET BEHEER VAN BEROEPSGEBONDEN RISICO'S