TNO-rapport TNO-2012-R10298
Technical Sciences Van Mourik Broekmanweg 6 2628 XE Delft Postbus 49 2600 AA Delft www.tno.nl
Rijnlandroute: kwantitatieve risicoanalyses van Churchilltunnel en Zoeken naar Balans
Datum
19 juli 2012
Auteur(s)
Mevr. ir. R.M.L. Nelisse dr. Ir. A.H.J.M. Vervuurt
Postscannummer
TNO-060-DTM-2012-02139
Oplage Aantal pagina's
53 (incl. bijlagen)
Aantal bijlagen
5
Opdrachtgever
Provincie Zuid-Holland Afdeling Projecten en Programma's t.a.v. de heer E.E.G. Klein
Projectnaam
Risicoanalyse Rijnlandroute
Projectnummer
054.02159
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, foto-kopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van TNO. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor opdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belang-hebbenden is toegestaan. © 2012 TNO
T +31 88 866 30 00 F +31 88 866 30 10
[email protected]
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
2 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
Inhoudsopgave 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Inleiding .................................................................................................................... 3 Inleiding ..................................................................................................................... 3 Aanleiding .................................................................................................................. 3 Vraagstelling .............................................................................................................. 3 Aanpak ....................................................................................................................... 4 Leeswijzer .................................................................................................................. 5
2 2.1 2.2 2.3
Invoerparameters standaardberekening ............................................................... 6 Inleiding ..................................................................................................................... 6 Achtergrond invoerwaarden ...................................................................................... 6 Invoerwaarden ........................................................................................................... 6
3 3.1 3.2 3.3 3.4
Resultaten standaard QRA-tunnels ..................................................................... 12 Zoeken naar Balans................................................................................................. 12 Churchilltunnel ......................................................................................................... 13 Evaluatie .................................................................................................................. 14 Conclusie ................................................................................................................. 19
4 4.1 4.2 4.3
Aangepast model: QRA-tunnels met in- en uitvoegers ..................................... 20 Doel.......................................................................................................................... 20 Aanpak ..................................................................................................................... 20 Invoerparameters aangepast model ........................................................................ 20
5 5.1 5.2 5.3
Resultaten aangepast model ................................................................................ 26 Resultaten Oost-West buis ...................................................................................... 26 Resultaten West-Oost buis ...................................................................................... 32 Conclusie ................................................................................................................. 35
6 6.1 6.2
Conclusies .............................................................................................................. 37 Conclusies ............................................................................................................... 37 Beperkingen ............................................................................................................. 37
7
Ondertekening ....................................................................................................... 39
8
Literatuur ................................................................................................................ 40
9
Bijlage 1 .................................................................................................................. 41
10
Bijlage 2 .................................................................................................................. 48
11
Bijlage 3 Invoer incidentkansen aangepast model ............................................ 49
12
Bijlage 4: Schematisch overzicht Churchilltunnel ............................................. 50
13
Bijlage 5: Profilering ZnB en Churchilltunnel ..................................................... 53
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
3 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
1 Inleiding 1.1 Inleiding Om de bereikbaarheid en de leefbaarheid van de regio Holland Rijnland te vergroten en tevens de veiligheid, economische groei en mogelijkheden voor woningbouw te kunnen handhaven, is het wenselijk de oost-west verbinding tussen de A4 en de A44 ter hoogte van Leiden te verbeteren, zonder daarbij een barrièrewerking te creëren voor de regio Leiden. Deze verbeterde oost-west verbinding zal worden gerealiseerd in de vorm van de Rijnlandroute, waarvoor momenteel de mogelijkheden worden onderzocht. Primaire doelstelling van de verbinding is het verbeteren van de oost-west verbinding ter ondersteuning van de ruimtelijk economische ontwikkelingen in de regio. 1.2 Aanleiding Er zijn momenteel twee kansrijke alternatieven voor de Rijnlandroute: Zoeken naar Balans (ZnB) en Churchill Avenue (CA). Zoeken naar Balans is een alternatief dat ten zuiden van Leiden is gelegen. Een tunnel van ca. 600 m maakt onderdeel uit van het alternatief. Churchill Avenue doorkruist de stad Leiden en de Churchilltunnel van ca. 3,5 km maakt onderdeel uit van het alternatief. De Churchilltunnel onderscheidt zich van andere tunnels doordat in- en uitvoegers over de lengte van de tunnel zijn voorzien. Op dit moment bevindt de Rijnlandroute zich in de tweede fase MER en worden de twee alternatieven met elkaar vergeleken. De beide tunnels worden onder meer op het gebied van tunnelveiligheid beschouwd, waarbij speciale aandacht uitgaat naar de Churchilltunnel, vanwege de unieke configuratie. 1.3 Vraagstelling De interne veiligheid van tunnels moet, bij de inwerkingtreding van de nieuwe 1 2 WARVW, voldoen aan de groepsrisiconorm van 0,1/N per km tunnelbuis per jaar [1]. De Provincie Zuid Holland heeft TNO gevraagd om een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uit te voeren voor zowel de tunnel Zoeken naar Balans (ZnB) 2 als de Churchilltunnel volgens het vigerende model, “QRA-tunnels 2.0 ”. Doel 2 hierbij is om na te gaan of aan de groepsrisiconorm van 0,1/N per km tunnelbuis per jaar kan worden voldaan. Het doel is dus niet om de veiligheidsrisico's van beide tunnels onderling te vergelijken. Aangezien in- en uitvoegers niet expliciet in QRA-tunnels worden meegenomen, is onderling overleg is besloten om het model zodanig aan te passen dat de in- en uitvoegers wel expliciet kunnen worden doorgerekend. Met dit aangepaste model zijn kwantitatieve risicoanalyses voor de Churchilltunnel uitgevoerd. Om rekening te houden met onzekerheden is tevens de gevoeligheid van de resultaten onderzocht voor veranderingen van belangrijke aannames. 1 2
De nieuwe WARVW treedt naar verwachting in 2013 in werking. Het vigerende (computer)model “RWSQRA 2.0” heeft een andere naam gekregen en is tegenwoordig bekend onder de nieuwe naam “QRA-tunnels”.
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
4 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
1.4 Aanpak Met QRA-tunnels zijn eerst verkennende berekeningen van beide tunnelbuizen van zowel de tunnel ZnB als de Churchilltunnel uitgevoerd. Voor zover de waarden van 3 invoerparameters niet exact bekend waren, zijn conservatieve aannamen gedaan . Wanneer meerdere waarden zijn gegeven (bijvoorbeeld voor de ochtend- en avondspits) zijn deze gemiddeld of is de meest conservatieve waarde genomen, afhankelijk van de situatie. Voor de verschillende invoerparameters is dit specifiek toegelicht in hoofdstuk 2. Bij de berekeningen voor de Churchilltunnel met het vigerende model is niet expliciet rekening gehouden met de in- en uitvoegers omdat dat niet mogelijk is met de bestaande QRA-tunnels. De aanpassing is gelegen in het in rekening kunnen brengen van de verschillende incidentkansen voor de tunneldelen met de in- en uitvoegers. De uitkomsten van de berekeningen worden gepresenteerd in een grafiek waarin het groepsrisico van de tunnelbuis en de groepsrisiconorm worden getoond. Vervolgens is QRA-tunnels zodanig aangepast, dat de aanwezigheid van de in- en uitvoegers in de Churchilltunnel wel kan worden meegenomen. De bestaande QRAtunnels is hierbij volledig intact gebleven en er zijn alleen enkele aanpassingen gemaakt voor het in rekening brengen van de aanwezigheid van in- en uitvoegers. De aanpassingen zijn in overleg en samenwerking met RWS en het softwarebedrijf Intraffic tot stand gekomen. Met dit aangepaste model is in eerste instantie een berekening uitgevoerd met dezelfde invoerwaarden als in het vigerende model zijn gebruikt (zonder expliciet rekening te houden met in- en uitvoegers). Deze stap dient als controle van de model waaruit blijkt dat de aanpassingen de resultaten met de oorspronkelijke QRA-tunnels niet beïnvloeden. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat dit dus geen controle van de aanpassing zelf is. Met het aangepaste model zijn berekeningen uitgevoerd met de volgende configuraties: 1. Churchilltunnel zonder in- en uitvoegers (i.e. controle); 2. Churchilltunnel met in- en uitvoegers; 4 3. Gevarieerde parameters : ontgrendeling vluchtdeuren; branddetectie; drie rijstroken; geen vervoer gevaarlijke stoffen; filegevoeligheid; aangepaste incidentkansen. Gedurende de looptijd van het project heeft op drie momenten een bijeenkomst plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de Provincie Zuid-Holland (PZH), het Team Churchill Avenue (TCA), gemeente Leiden en de hulpdiensten c.q. de 3
4
De term “conservatief” of “conservatieve waarden” wordt verschillende keren in dit rapport gebruikt. Hiermee wordt bedoeld dat de gekozen (invoer)waarden binnen de range van mogelijke waarden, leiden tot een ongunstig resultaat. De werkelijkheid is dus gunstiger. De keuze van de parameters die zijn gevarieerd is gebaseerd op de onzekerheid omtrent belangrijke aannamen en de mogelijke invloed daarvan op de resultaten. Door de parameters te variëren kan de gevoeligheid van de betreffende aannamen worden vastgesteld.
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
5 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
veiligheidsregio om de aanpak en de invoerparameters af te stemmen. Hierbij zijn tevens een aantal voorlopige resultaten gepresenteerd. De resultaten van de berekeningen worden in het onderhavige rapport gepresenteerd. 1.5 Leeswijzer Hoofdstuk 2 beschrijft de invoerparameters en de wijze waarop tot de waarden van die invoerparameters is gekomen. Hoofdstuk 3 beschrijft de resultaten van de conservatieve berekeningen met het vigerende model. In hoofdstuk 4 zijn de aanpassingen van QRA-tunnels beschreven, zodat de in- en uitvoegers expliciet kunnen worden doorgerekend. Tevens beschrijft hoofdstuk 4 de wijzigingen in de invoerparameters. In hoofdstuk 5 worden de resultaten van de berekeningen met het aangepaste model gepresenteerd, waarna in hoofdstuk 6 wordt afgesloten met conclusies en aanbevelingen.
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
6 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
2 Invoerparameters standaardberekening 2.1 Inleiding QRA-tunnels werkt met een groot aantal invoerparameters. Aan deze parameters dient voor elke individuele tunnelbuis een waarde te worden toegekend. De invoerparameters zijn gegroepeerd weergegeven op een aantal tabbladen (zie bijlage 1): 1. Geometrie; 2. Voorzieningen; 3. Motorvoertuigen; 4. Periode en verkeersintensiteiten; 5. Verkeerssamenstelling; 6. Gevaarlijke stoffen; 7. File benedenstrooms; 8. Incidentkans. Daarnaast is er nog een aantal tabbladen met zogenaamde defaultwaarden. Voor de berekeningen voor de Rijnlandroute zijn deze defaultwaarden niet gewijzigd. 2.2 Achtergrond invoerwaarden Het ontwerp van de Rijnlandroute bevindt zich nog in een vroeg stadium. Hierdoor zijn de ontwerpen voor de alternatieven nog niet volledig uitgekristalliseerd. De invoerwaarden die zijn gebruikt voor de QRA berekeningen zijn grotendeels via Provincie Zuid-Holland aangeleverd door Advin en Goudappel Coffeng. Enkele invoerwaarden die niet konden worden aangeleverd zijn geschat op basis van kennis en ervaring aanwezig bij TNO. Deze schattingen en aannames zijn met een 5 conservatieve insteek gedaan, om aan de veilige kant te blijven . Het in de praktijk gerealiseerde groepsrisico zal daardoor naar verwachting lager zijn dan het berekende groepsrisico. De invoerwaarden die in de huidige QRA berekeningen zijn gebruikt, kunnen aan verandering onderhevig zijn als gevolg van wijzigingen in of nadere uitwerking van het ontwerp. Daarmee wijzigen ook de resultaten van de QRA berekeningen. Aanbevolen wordt om eventuele ontwerpwijzigingen opnieuw door te rekenen met QRA-tunnels. 2.3 Invoerwaarden De invoerwaarden zijn weergegeven in bijlage 1. Voor de momenteel (nog) niet bekende invoerwaarden is een schatting gedaan op basis van de expertise aanwezig bij TNO. Deze aannames zijn in bijlage 1 tussen haakjes weergegeven. Waar mogelijk worden voor de Churchilltunnel en de tunnel ZnB dezelfde invoerwaarden gehanteerd. Afwijkingen daarvan zijn expliciet aangegeven. Hieronder worden voor beide tunnels de gedane aannames toegelicht per groep parameters. 5
In voorkomende gevallen wordt hier later in het rapport op teruggekomen.
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
7 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
2.3.1 Geometrie De waarden voor de lengtes van de horizontale (Lhor), opgaande (Lop) en neergaande (Lneer) delen en de breedte van de verkeersbuis (Bbuis) zijn in samenspraak met Advin vastgesteld op basis van de schematische weergave van de Churchilltunnel [2], [3]. Daar waar de opgaande of neergaande hellingen uit meerdere delen bestaan, zijn deze opgeteld ten behoeve van QRA-tunnels. In het model kan namelijk slechts één opgaande en één neergaande helling worden 6 opgenomen. Door de delen op te tellen wordt een conservatieve aanname gedaan. De breedte van de tunnelbuis van de Churchilltunnel varieert ter plaatse van de inen uitvoegers en waar een vluchtstrook is toegepast. De tunnel verbreedt hierbij, maar wordt later niet smaller (zie ook paragraaf 3.3.1). Voor de standaardberekening is aanvankelijk uitgegaan van een breedte van 10,20 m (twee rijstroken en een vluchtstrook). Een (groot) deel van de tunnelbuizen heeft ook daadwerkelijk die breedte. Daar waar de breedte kleiner is, zal dat mogelijk een gunstiger resultaat geven omdat in een smallere tunnelbuis een minder breder vloeistofplas kan ontstaan. De uiteindelijke keuze is echter bepaald aan de hand van de resultaten van een gevoeligheidsanalyse met betrekking tot de breedte van de tunnelbuis (deze resultaten hiervan staan eveneens in paragraaf 3.3.1). Voor het aantal rijstroken is uitgegaan van de uitgangssituatie, bestaande uit twee rijstroken en een vluchtstrook in elke buis van de Churchilltunnel en voor ZnB is uitgegaan van twee rijstroken zonder vluchtstrook. 2.3.2 Voorzieningen In dit vroege stadium is nog niet van alle mogelijke voorzieningen die kunnen worden doorgerekend bekend of deze wel dan niet zullen worden toegepast. Van de voorzieningen waarbij dit onbekend is, is er meestal voor gekozen om, conservatief, aan te nemen dat ze niet worden toegepast. Wanneer uit de berekeningen blijkt dat een tunnelbuis niet aan de norm voldoet, kunnen wijzigingen in het ontwerp worden doorgevoerd, bijvoorbeeld door extra voorzieningen te treffen. De overige aannames worden hieronder puntsgewijs toegelicht: Maatregelen die, ondanks dat nog niet bekend was of ze worden toegepast, wel zijn aangenomen in de berekeningen, betreffen maatregelen die zo gebruikelijk zijn dat deze als standaard maatregelen kunnen worden beschouwd. Bijvoorbeeld een snelheidsonderschrijdingssysteem, een calamiteitenknop en activering van de ventilatie en ontgrendeling van de vluchtdeuren door 7 branddetectie . Verder is voor een aantal maatregelen waarvan de uitvoering niet bekend was, een conservatieve inschatting gemaakt. De afstand tussen de afsluiting van de tunnel en het tunnelportaal was niet 8 bekend . In overleg met Advin is daarom gekozen deze gelijk te stellen aan de lengte van de toerit tot het tunnelportaal genomen (350 m). Dit aanname dient bij het definitieve ontwerp te worden gecontroleerd. Deze waarde is voor alle tunnelbuizen gehanteerd. 6
7 8
Wanneer als gevolg van een ongeval een vloeistof vrijkomt en een plas vormt, is een plas op een helling groter dan op een horizontaal deel. Door delen op te tellen wordt de fictieve helling groter en dat is dus een conservatieve aanname. Branddetectie wordt vooralsnog niet toegepast, waardoor ook geen ontgrendeling en activering van de ventilatie plaatsvindt. Deze afstand speelt een rol bij explosies en heeft mogelijk een niet-conservatief effect op de uitkomsten
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
8 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
De vluchtdeurontgrendeling is voor ZnB aangenomen als altijd ontgrendeld, omdat deze tunnel zich buiten de bebouwde kom bevindt. Voor de Churchilltunnel is aangenomen dat de vluchtdeuren altijd vergrendeld zijn, omdat de tunnel binnen de bebouwde kom ligt. Door de ligging in een drukbevolkt gebied is er een verhoogde kans dat onbevoegden de tunnel binnen gaan. Vergrendeling wordt in zo’n geval vaak toegepast. Omdat bij de Churchilltunnel een middentunnelkanaal wordt toegepast, vindt er geen 9 tijdvertraging bij het ontgrendelen plaats . Voor ontgrendeling als gevolg van snelheidsdetectie (stilstaand of langzaam rijdend verkeer) is aangenomen dat 10 dat niet plaatsvindt, omdat volgens Advin en Goudappel Coffeng file mag worden verwacht. Dat zou betekenen dat de ontgrendeling wellicht elke (werk)dag plaatsvindt. De ontgrendeling vindt in dat geval dus plaats op basis van een alternatieve detectiewijze (zichtdetectie).
2.3.3 Motorvoertuigen Voor de snelheden is de ontwerpsnelheid van de tunnels aangehouden, te weten 80 km/h voor ZnB respectievelijk 70 km/h voor Churchilltunnel. Voor de bezettingsgraden zijn de aanbevelingen uit [4] overgenomen. 2.3.4 Periode en verkeersintensiteiten Door de aanwezigheid van in- en uitvoegers wijzigt de intensiteit over de lengte van de tunnel. Goudappel Coffeng heeft twee intensiteiten voor verschillende delen van de Churchilltunnel gegeven. Conservatief is de grootste van de twee gegeven waarden aangehouden. Daarnaast varieert de intensiteit gedurende het etmaal de dag (overdag drukker dan ’s-nachts). De maximale intensiteiten en de nachtintensiteiten zijn bepaald op basis van de door Goudappel Coffeng geleverde waarden (zie Bijlage 1, pagina 44). 2.3.5 Verkeerssamenstelling Waar meerdere waarden zijn gegeven, zijn deze gemiddeld om tot een aanname van de fractie in het totaal te komen. 2.3.6 Gevaarlijke stoffen De waarden voor de gevaarlijke stoffentransporten zijn gebaseerd op het rapport Externe Veiligheid [5] en informatie verkregen via Advin. De tunnel ZnB wordt in het rapport weergegeven als ‘de verbindingsweg’ en de Churchilltunnel wordt weergegeven als ‘Z3’. De transporten zijn op basis van het rapport “Toekomstverkenning transport gevaarlijke stoffen over de weg, 2007” omgerekend naar 2020. De getallen zijn gebaseerd op tellingen. Voor het transport van toxische vloeistof (LT) zijn alleen aantallen voor de categorieën LT1 en LT2 bekend. Volgens [4] zijn de transporten LT1 en LT2 gezamenlijk 99% van het totale transport. Daarom zijn de aantallen omgerekend naar 100% en vervolgens gedeeld door twee (voor het aantal transporten per
9
10
In eerdere instantie was er sprake van een middenwand met ontvluchten naar de nietincidentbuis. In dat geval zou wel een vertragingstijd tot ontgrendeling worden toegepast (conservatief aangenomen op 5 minuten), om te voorkomen dat vluchtenden worden aangereden. De verkeersintensiteit op de Churchill Avenue geeft nu reeds aanleiding tot file. Uit gesprekken met o.a. Advin en Goudappel Coffeng blijkt dat ook in de Churchilltunnel file mag worden verwacht.
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
9 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
tunnelbuis). Een zelfde omrekening is uitgevoerd voor de transporten met brandbaar tot vloeistof verdicht gas (GF). 2.3.7 File benedenstrooms Er zijn nog geen gegevens bekend over files in de tunnels. Uiteraard wordt ernaar gestreefd om geen files in de tunnels te krijgen, maar zeker in de Churchilltunnel is het niet ondenkbaar dat een file ontstaat. Om meer informatie te verkrijgen over een in de ogen van PZH vergelijkbare tunnel, is op verzoek van PZH contact opgenomen met Dhr. Van Kampen van Rijkswaterstaat, beheerder van de Sytwendetunnel. Hij gaf het volgende aan: “Het is de wens van Rijkswaterstaat om geen file in een tunnel te hebben. Bij Rijkstunnels met voldoende opstelruimte kunnen scenario's worden toegepast om dit te voorkomen. Dit wordt bijvoorbeeld bij de A2 Leidsche Rijn gedaan. Bij stadstunnels zoals de Sytwendetunnel ligt dat gecompliceerd; het afsluiten van de tunnel kan leiden tot een verkeersinfarct in de rest van de stad en soms zelfs daarbuiten. In de Sytwendetunnel staat het verkeer zeer regelmatig stil als gevolg van een rood verkeerslicht stroomafwaarts van de tunnel. De wegverkeersleiders worden hierop geattendeerd door het stilstand-detectiesysteem. Wanneer het een reguliere file en geen ongeval betreft, worden geen maatregelen genomen. Stilstaand verkeer in de Sytwendetunnel wordt niet geregistreerd, maar naar de inschatting van de heer Van Kampen van Rijkswaterstaat geldt dat er gemiddeld elke spits (tweemaal daags) file in de tunnel staat en gemiddeld ook overdag één keer. ’s Nachts staat er zelden file. De tijdsduur van de file is vaak afhankelijk van de tijd tot het verkeerslicht op groen springt en het verkeersaanbod en kan van een halve minuut tot wel een half uur duren”. Daarnaast is contact geweest met mevr. ir. T. Wiersma, eveneens van Rijkswaterstaat. Zij adviseerde op basis van haar ervaring met kwantitatieve risicoanalyses van andere tunnels om de waarden te hanteren die in bijlage 1 zijn aangenomen en tevens een gevoeligheidsanalyse uit te voeren. In de parametervariatie is een berekening opgenomen waarbij file gerelateerde parameters zijn aangepast (paragraaf 3.3.4 en 5.1.5.5.). Gegeven de onzekerheid van deze aannames, wordt geadviseerd om bij betere informatie over de filevorming, nieuwe berekeningen met QRA-tunnels uit te voeren om de effecten hiervan door te rekenen. Het is overigens niet onlogisch om te veronderstellen dat bij ZnB minder files optreden. Daar is echter geen onderbouwing voor aanwezig. Vanwege deze grote onzekerheid is ervoor gekozen om voor zowel ZnB als Churchilltunnel dezelfde waarden te hanteren, tot betere informatie voorhanden is. 2.3.8 Incidentkans In de gebruikershandleiding QRA-tunnels [6] wordt aangegeven dat een pechgeval zich ca. 5 maal vaker voor doet dan UMS (Uitsluitend Materiële Schade). UMS komt ca. 10 maal vaker voor dan letselongevallen. De gemiddelde letselongevals-8 frequentie in Nederlandse wegtunnels is 5*10 per voertuigkilometer, gebaseerd op tunnels in het rijkswegennet [8]. Op basis hiervan worden de incidentkansen: als volgt: -6 Pech: 2,5*10 ; -7 UMS: 5*10 ;
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
10 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
-8
Letsel: 5*10 .
Recentelijk is de Handleiding Incidentkansen [7] gepubliceerd. Er zijn berekeningen uitgevoerd met de rekentool bij deze handleiding [7] op basis van de achtergrondinformatie in [8]. De rekentool berekent de slachtofferongevalsfrequentie op basis van een aantal elementen die van invloed zijn op de incidentkans (bijvoorbeeld het wel dan niet aanwezig zijn van een vluchtstrook). De waarde van die elementen hebben een vergrotende of verkleinende invloed op de incidentkans, hetgeen wordt uitgedrukt in een ongevalsfactor (correctiefactor). Het hebben van een vluchtstrook bijvoorbeeld resulteert in een ongevalsfactor van 0,85, terwijl het niet hebben van een vluchtstrook resulteert in een ongevalsfactor van 1,0. De ongevalsfactoren van alle elementen worden met elkaar vermenigvuldigd in een ongevalsfactor voor de gehele tunnel. Deze ongevalsfactor wordt vervolgens vermenigvuldigd met een basis slachtofferongevalsfrequentie en resulteert daarmee in een slachtofferongevalsfrequentie voor de tunnel (uitgedrukt in slachtofferongevallen per motorvoertuigkilometer). De gehanteerde invoerparameters zijn weergegeven in bijlage 2. De uitkomsten van de berekeningen zijn weergegeven in tabel 1. Tabel 1: Slachtofferongevalsfrequenties [slachtofferongevallen/mvtkm]
OW WO
ZnB 0,70E-07 1,10E-07
Churchilltunnel 0,58E-07 0,45E-07
De rekentool spreekt over slachtofferongevalsfrequenties waar in de gebruikershandleiding wordt gesproken over letselongevalsfrequenties. In beide gevallen wordt hetzelfde bedoeld, al is het gebruikelijk de term letselongevalsfrequentie te hanteren. In het vervolg van dit rapport wordt hiervoor dan ook de term letselongevalsfrequentie gebruikt. In onderstaande tabellen zijn de met de rekentool berekende letselongevalsfrequenties omgerekend naar frequenties voor UMS en pech, naar analogie van de in [6] gehanteerde verhoudingen. In de tabellen zijn ook de “basiswaarden” opgenomen zoals hierboven berekend op basis van [6] en [8] (kolom 2 in de hierna volgende tabellen). Over de gehele linie, met uitzondering van de CA west-oostbuis (Tabel 5), blijken de waarden die met de rekentool zijn berekend iets hoger te liggen dan de basiswaarden. Omdat bij de rekentool de specifieke eigenschappen van de betreffende tunnel kunnen worden ingevoerd, worden in de QRA berekeningen de uitkomsten van de rekentool gehanteerd. Tabel 2: Letselongevalsfrequenties voor ZnB, oost-west buis
ZnB OW
basiswaarden
Rekentool
Pech
2,50E-06
3,50E-06
UMS
5,00E-07
7,00E-07
Letsel
5,00E-08
7,00E-08
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
11 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
Tabel 3: Letselongevalsfrequenties voor ZnB, west-oost buis
ZnB WO
basiswaarden
Rekentool
Pech
2,50E-06
5,50E-06
UMS
5,00E-07
1,10E-06
Letsel
5,00E-08
1,10E-07
Tabel 4: Letselongevalsfrequenties voor CA, oost-westbuis
CA OW
basiswaarden
Rekentool
Pech
2,50E-06
2,90E-06
UMS
5,00E-07
5,80E-07
Letsel
5,00E-08
5,80E-08
Tabel 5: Letselongevalsfrequenties voor CA, west-oostbuis
CA WO
basiswaarden
Rekentool
Pech
2,50E-06
2,25E-06
UMS
5,00E-07
4,50E-07
Letsel
5,00E-08
4,50E-08
Uit de tabellen blijkt dat ZnB WO iets hogere waarden voor de letselongevalsfrequentie heeft dan ZnB OW. De verschillen zijn te verklaren doordat de WO buis een hogere spitsuurintensiteit, kortere afstanden tot de con- en divergentiepunten 11 en een hogere I/C verhouding kent. Bij de Churchilltunnel geeft de OW buis (Tabel 4) iets hogere waarden dan de WO buis (Tabel 5). De verschillen zijn te verklaren doordat de OW buis een grotere lengte, een kleinere afstand tussen een convergentie- c.q. divergentiepunt en de tunnel en een hogere I/C verhouding kent. De reden dat de Churchilltunnel over de gehele linie iets lagere letselongevalsfrequenties heeft dan de tunnel ZnB, heeft o.a. te maken met de grotere lengte en de lagere ontwerpsnelheid van de Churchilltunnel en de aanwezigheid van een vluchtstrook in de Churchilltunnel. De hogere ongevalskans bij het ingangsportaal drukt relatief zwaarder op de kleinere lengte bij ZnB dan op de grotere lengte van CA. Bovendien zijn geen hogere ongevalskansen ter plaatse van de in- en uitvoegers meegenomen, omdat dat geen onderdeel van QRA-tunnels is.
11
I/C staat voor Intensiteit/Capaciteit, een maat voor de drukte op een wegvak. Des te hoger, des te drukker.
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
12 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
3 Resultaten standaard QRA-tunnels In dit hoofdstuk worden de resultaten van de conservatieve berekeningen met het 12 vigerende model gepresenteerd. 3.1 Zoeken naar Balans Er zijn twee berekeningen voor Zoeken naar Balans uitgevoerd; één voor de oostwest buis (OW) en één voor de west-oostbuis (WO). De resultaten worden hieronder gepresenteerd. Er zijn 307594 scenario’s doorgerekend. 3.1.1 ZnB OW Voor de conservatieve berekening is uitgegaan van de invoerwaarden zoals vermeld in bijlage 1. Het resultaat is te zien in figuur 1.
Figuur 1:
Groepsrisico ZnB, oost-westbuis
Uit het resultaat van de berekening blijkt dat het groepsrisico (ruim) voldoet aan de 13 norm . 3.1.2 ZnB WO De resultaten van de berekening worden in figuur 2 gepresenteerd. Ook deze tunnelbuis voldoet aan de norm.
12 13
QRA-tunnels 2.0, versie 0.56, Build 1.4.0.29613 De rode lijn in de grafiek komt overeen duidt op de normwaarde volgens de nieuwe WARVW
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
13 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
Figuur 2:
Groepsrisico ZnB, west-oostbuis
3.2 Churchilltunnel Er zijn twee berekeningen voor de Churchilltunnel uitgevoerd; één voor de oostwest buis (OW) en één voor de west-oostbuis (WO). Er zijn 608218 scenario’s doorgerekend. Er is uitgegaan van de aanwezigheid van een middentunnelkanaal (geen middenwand). De resultaten worden hieronder gepresenteerd. 3.2.1 Churchilltunnel OW Hieronder worden de resultaten van de berekening gepresenteerd.
Figuur 3:
Groepsrisico CA, oost-westbuis
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
14 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
Uit de resultaten volgt dat de Churchilltunnel net niet voldoet blauwe lijn in Figuur 3 snijdt de rode lijn).
14
aan de norm (de
3.2.2 Churchilltunnel WO Hieronder worden de resultaten van de berekening voor de west-oostbuis gepresenteerd. Uit de resultaten blijkt dat de tunnel juist voldoet aan de norm (de blauwe lijn in Figuur 4 snijdt de rode lijn net niet).
Figuur 4:
Groepsrisico CA, west-oostbuis
3.3 Evaluatie Er zijn conservatieve berekeningen uitgevoerd op basis van de op dit moment bekende informatie en de aannamen die zijn gedaan voor de nog niet bekende waarden. Hieruit blijkt dat beide buizen van Zoeken naar Balans en de WO buis van de Churchilltunnel aan de norm voldoen. De OW buis van de Churchilltunnel voldoet net niet. Hieronder wordt onderzocht of het mogelijk is om de OW buis met kleine aanpassingen of maatregelen alsnog aan de norm te laten voldoen. Tevens wordt van een aantal aannamen door middel van een extra berekening een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd. Hiermee kan de invloed van die bepaalde aanname worden onderzocht. Het gaat om de volgende parameters: Breedte tunnelbuis; Middenwand versus middentunnelkanaal; Nacht intensiteit; Filegevoeligheid. Deze berekeningen worden hieronder gepresenteerd. 14
Er zijn ook berekeningen uitgevoerd met een middenwand in plaats van een middentunnelkanaal (vergrendeling en tijdvertraging van 5 minuten). Hieruit blijkt dat de Churchilltunnel dan ruim niet voldoet aan de norm.
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
15 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
3.3.1 Breedte tunnelbuis De breedte van de Churchilltunnel varieert over de lengte. Omdat de QRA-tunnels met slechts één breedte kan rekenen, is in de standaardberekening de breedte voor beide buizen aangenomen op 10,20 m (twee rijstroken en vluchtstrook, zie paragraaf 2.3.1). Voor de WO buis geldt echter dat de buis voor het grootste deel bestaat uit twee rijstroken zonder vluchtstrook. De breedte van de buis is daarmee voor het grootste deel 7,70 m en slechts vanaf het weefvak breder. De aanname om in de standaardberekening met 10,20 m te rekenen, kan als ongunstig worden beschouwd omdat een vloeistofplas zich over een grotere breedte kan verspreiden dan in een smallere buis. De breedte heeft echter ook invloed op andere factoren. Om de netto-invloed te bepalen en na te gaan welke breedte het meest ongunstig is, zijn beide breedtes beschouwd (10,20 m en 7,70 m). Uit de resultaten en de verschillen tussen beide berekeningen (Figuur 5) blijkt dat de tunnelbuis in beide gevallen juist aan de norm voldoet.
Figuur 5:
Vergelijking “breedte 10,20 m met vluchtstrook” en “breedte 7,70 m zonder vluchtstrook”
Uit de resultaten gegeven Figuur 5 blijkt dat de verschillen tussen de twee beschouwde tunnelbreedtes marginaal zijn, met name waar de normwaarde en de risicocurve elkaar naderen. Op een paar andere (minder maatgevende) plaatsen blijkt de tunnelbuis met een breedte van 7,70 m en zonder vluchtstrook een iets hogere risicocurve te hebben (hoger dan bij een aangenomen breedte van 10,20 m). Op basis van hiervan is de WO buis met een breedte van 7,70 m en zonder vluchtstrook doorgerekend. 3.3.2 Middenwand versus middentunnelkanaal In eerste instantie is sprake geweest van het toepassen van een middenwand in plaats van een middentunnelkanaal in de Churchilltunnel. Uit de berekeningen die hiermee zijn uitgevoerd (o.b.v. een tijdvertraging tot ontgrendeling van 5 minuten) is gebleken dat de Churchilltunnel dan niet aan de norm voldoet. De tijdvertraging is
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
16 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
vooral van belang wanneer een middenwand wordt toegepast en vluchtenden direct op de rijbaan van de niet-incidentbuis kunnen komen. Tijdens de uitvoering van dit onderzoek is definitief gekozen voor een middentunnelkanaal, waardoor de tijdvertraging is komen te vervallen. De vergrendeling is gehandhaafd. Daarbij moet ervoor gezorgd worden dat de vluchtdeuren niet vanuit het middentunnelkanaal kunnen worden geopend en de vluchtenden alsnog op de rijbaan van de niet-incidentbuis kunnen komen. Er kan ook voor gekozen worden om de vluchtdeuren altijd ontgrendeld te laten zijn. Dit wordt doorgaans in Rijkstunnels gedaan. Bij ontgrendelde deuren bestaat met name in een stedelijke omgeving de kans dat onbevoegden zich toegang tot het middentunnelkanaal verschaffen. In figuur 6 zijn de risicocurves van de drie mogelijkheden weergegeven. De variant met het vergrendelde middentunnelkanaal (breedte 7,70 geen vluchtstrook) en de variant met het ontgrendelde middentunnelkanaal voldoen beiden aan de norm. De variant met een middenwand voldoet niet aan de norm. De verschillen tussen ontgrendelde en vergrendelde vluchtdeuren is niet significant, waardoor bij de huidige uitgangspunten de voorkeur uitgaat naar vergrendelde vluchtdeuren.
Figuur 6:
Vergelijking middentunnelkanaal vergrendeld, ontgrendeld en middenwand
3.3.3 Intensiteit nachtuur Voor de intensiteit tijdens nachturen is door Goudappel Coffeng de volgende informatie gegeven: “Heen en terugrichting samen: Churchilltunnel 900 mvt (motorvoer15 tuigen) per nachtuur. Lelytunnel 600 mvt per nachtuur”. Op basis van deze infor16 matie is ervoor gekozen om voor één richting de helft van de gemiddelde waarde 15 16
De Lelytunnel betreft het tweede deel van de tunnel, zie bijlage 1 De aanname wordt dan: ½ x (900+600)/2 = 375
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
17 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
te nemen (in dat geval resteert overdag een hogere intensiteit). Het alternatief is om voor één rijrichting de helft van de hoogste waarde te nemen. Dat resulteert in een 17 nachtuurintensiteit van 450 mvt. Een vergelijking van de resultaten bij een nachtuurintensiteit van 375 en 475 mvt/uur is gegeven in Figuur 7. Uit deze figuur dat de verschillen marginaal zijn (de lijnen liggen nagenoeg op elkaar). Plaatselijk laat de berekening met een nachtuurintensiteit van 375 mvt echter een iets hogere waarde laat zien (dit is nauwelijks zichtbaar in de figuur). In het vervolg van dit rapport is daarom gerekend met een nachtuurintensiteit van 375 mvt.
Figuur 7:
3.3.4
Vergelijking tussen nachtuurintensiteit van 375 en 450 mvt/uur (lijnen liggen vrijwel op elkaar).
Filegevoeligheid 18
19
De waarden voor Nspits en voor Tfilemax zijn gekozen aan de hand van waarden die door RWS zijn aangeleverd. RWS heeft tevens geadviseerd om een gevoeligheidsanalyse uit te voeren met Nspits=0 of Nspits=10 en Tfilemax=2 of Tfilemax =60. Op basis hiervan is een conservatief scenario gekozen met Nspits=10 en Tfilemax=60 (paarse lijn) en een niet-conservatief scenario met Nspits=0 Tfilemax=2 (oranje lijn). De uitkomsten van de berekeningen zijn in figuur 8 weergegeven. Hieruit blijkt dat in het conservatieve scenario de norm voor het groepsrisico wordt overschreden (de paarse lijn in figuur 8). In het ontwerp moet dus worden gestreefd naar waarden voor Nspits en Tfilemax die zodanig gekozen zijn dat ze de norm niet overschrijden. De initiële berekening voldoet net niet aan de norm (de blauwe lijn in figuur 8). Een optimalisering leidt tot de volgende waarden: Nspits = 0,99 en Tfilemax = 15 (de bruine lijn in figuur 8). 17 18 19
Het alternatief is dan ½ x 900 = 450 Het aantal keren (per etmaal) dat er tijdens de periode ‘spits’ (nagenoeg) stilstaand verkeer in de buis komt te staan. Maximale tijdsduur voor de opbouw van een benedenstroomse file in de tunnelbuis. Minimuminvoer is 0 min, maximum 60 min.
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
18 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
Uit de berekeningen blijkt dat een verlaging van de waarde voor Nspits ertoe leidt dat de norm niet meer wordt overschreden. Indien voor de Churchilltunnel een zodanig verkeersmanagement kan worden gehanteerd dat er juist minder dan eenmaal daags stilstaand verkeer is, dan voldoet de tunnel aan de norm. Indien het uitgangspunt is dat in de weekenden geen file optreedt tijdens de spitsuren, dan wordt de waarde voor Nspits: 5/7 = 0,714 (groene lijn in Figuur 8). Onder verwijzing naar [9] wordt opgemerkt dat invoegen de kans op file vergroot. Dat effect dient in een eventueel verkeersmanagementsysteem dus te worden meegenomen.
Figuur 8:
Vergelijking verschillende waarden Nspits en Tfilemax
3.3.5 Extra voorzieningen De OW buis van de Churchilltunnel voldoet net niet aan de norm. Een van de mogelijke maatregelen waarover nog geen uitsluitsel bestaat over de toepassing, is branddetectie. In Rijkstunnels is het gebruikelijk om zichtdetectie toe te passen met een afstand tussen de detectoren van 250 m. Hieronder wordt het effect van deze maatregel weergegeven. Hieruit blijkt dat branddetectie ervoor zorgt dat de OW buis aan de norm voldoet.
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
19 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
Figuur 9:
Vergelijking met en zonder branddetectie
3.4 Conclusie Beide tunnelbuizen van ZnB en de WO buis van de Churchilltunnel kunnen op basis van de huidige uitgangspunten aan de groepsrisiconorm voldoen. De OW buis van de Churchilltunnel voldoet onder deze uitgangspunten net niet. De OW buis voldoet wel wanneer de waarde voor Nspits maximaal 0,99 bedraagt, hetgeen eventueel te behalen is met een adequaat verkeersmanagementsysteem. De OW buis voldoet ook wanneer branddetectie op basis van zichtmeting met een afstand tussen de detectoren van 250 m wordt toegepast. De conclusies hebben betrekking op de resultaten waarbij niet expliciet rekening is gehouden met in- en uitvoegers in de QRA-tunnels. De uitgangspunten en resultaten van de berekeningen met het aangepaste model zijn gepresenteerd in de volgende hoofdstukken.
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
20 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
4 Aangepast model: QRA-tunnels met in- en uitvoegers 4.1 Doel De Churchilltunnel onderscheidt zich van andere Nederlandse tunnels door de inen uitvoegers in de tunnel. De ongevalskansen ter plaatse van de in- en uitvoegers zijn naar verwachting hoger dan ter plaatse van de doorgaande delen van de tunnel. In de vigerende QRA-tunnels wordt hiermee niet expliciet rekening gehouden en kan slechts met één gemiddelde ongevalskans voor het opgaande, het horizontale en het neergaande deel van de tunnel worden gerekend. De Provincie Zuid-Holland wenst de Churchilltunnel niet alleen met het vigerende model, QRA-tunnels, door te rekenen, maar ook met een aangepast model waarin de specifieke geometrie van de tunnel en de in- en uitvoegers wel expliciet kunnen worden meegenomen. 4.2 Aanpak QRA-tunnels is gebaseerd op een rekenmodel waarin in essentie de gebeurtenissenboom is geprogrammeerd. Bij gebruikers is het rekenmodel benaderbaar door een gebruikersinterface waarmee de invoer kan worden ingevuld en het rekenmodel worden aangestuurd. Voor de aanpassing van de QRA-tunnels zijn aanpassingen aan de gebeurtenissenboom gemaakt. Hiervoor is dus het rekenmodel (het feitelijke rekenhart) aangepast. In overleg met Rijkswaterstaat en Intraffic zijn de parameters bepaald die relevant zijn voor de aanpassingen. De aanpassingen zijn vervolgens door TNO uitgevoerd, waarna het programma door Intraffic beschikbaar is gemaakt voor het uitvoeren van berekeningen. De feitelijke berekeningen zijn vervolgens door TNO uitgevoerd. Omdat het model is aangepast, dienden ook de waarden van enkele invoerparameters opnieuw te worden bepaald c.q. berekend. 4.3 Invoerparameters aangepast model Om het effect van de in- en uitvoegers op het groepsrisico in het model door te rekenen, dient de tunnel in stukken te worden opgedeeld. Elk van die stukken heeft een afzonderlijke ongevalskans die samenhangt met de eigenschappen van de tunnel op dat stuk. Daarvoor dient de opdeling van de tunnel bekend te zijn en de ongevalskans die met elk van die stukken samenhangt. Beide aspecten worden hieronder nader beschouwd. 4.3.1 Opdeling tunnel De tunnel dient in het model te worden opgedeeld in een aantal stukken, die corresponderen met verschillende ongevalskansen; de ongevalskans bij een in- of uitvoeger ligt naar verwachting hoger dan die op een doorgaand deel van de tunnel. De opdeling van de tunnel is dus van invloed op de uitkomsten. In de Churchilltunnel zijn twee weefvakken (bestaande uit een invoeger en een uitvoeger) en twee uitvoegers voorzien. Rondom deze zogenaamde convergentie-
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
21 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
en divergentiepunten wordt het rijgedrag en de verkeersafwikkeling over een bepaalde afstand beïnvloed . Deze invloedsafstand wordt de turbulentieafstand genoemd [9]. Naar verwachting ligt de ongevalskans op de turbulentieafstanden hoger dan daarbuiten. Een voor de hand liggende keuze is om de tunnel op te delen aan de hand van de turbulentieafstanden. In de NOA (Nieuwe Ontwerprichtlijn Autosnelwegen) zijn de maatgevende turbulentieafstanden opgenomen. De voor de Churchilltunnel relevante waarden zijn als volgt: Tabel 6: Turbulentieafstanden NOA [9]
Ligging wegvak Stroomopwaarts van invoeging Stroomafwaarts van invoeging Stroomopwaarts van uitvoeging Stroomafwaarts van uitvoeging
Ontwerpsnelheid 80km/h [m] 100
Meetpunt
500
Spitse punt puntstuk
500
Spitse punt puntstuk
100
Spitse punt puntstuk
Spitse punt puntstuk
4.3.1.1 OW buis In de OW buis zijn achtereenvolgens een weefvak en twee uitvoegers gelegen. De lengtes daarvan zijn als volgt. Tabel 7 : Turbulentieafstanden Churchilltunnel
Con/divergentiepunt Weefvak Uitvoeger 2 Uitvoeger 3
Afstand stroomopwaarts [m] 100 500 500
Afstand con/divergentiepunt [m] 20 620 -
Afstand stroomafwaarts [m] 100 100 21 130
Totaal [m] 820 600 630
De tunnel wordt opgedeeld in de afstanden rondom de con- en divergentiepunten en de overige afstanden. De overige afstanden worden opgedeeld in neergaande, horizontale en opgaande delen. Voor de profilering wordt verwezen naar bijlagen 4 en 5. Ten behoeve van QRA-tunnels worden de totalen van de opgaande, neergaande en horizontale delen gesommeerd. De opdeling van de OW buis wordt daarmee als gegeven in Tabel 8. Opgemerkt wordt dat de in- en uitvoegers (deels) zijn overkapt en op zich dus korte zijtunnels vormen (met een lengte van ca. 250 m). Gezien de lengte is er in de berekeningen van uitgegaan dat oogadaptatie geen rol speelt en de manier waarop automobilisten de invoegende tunnels inrijden niet anders is dan via de hoofdtoerit. Het interne risico van deze korte tunnels kan echter niet expliciet door het model worden berekend omdat de QRA-tunnels alleen betrekking heeft op de 20 21
De rekenregel is: ½ x (500+500) = 500m, maar in het ontwerp is reeds 620m gereserveerd. De regel is 125m inclusief oogaccomodatie en gebaseerd op risicobenadering B, maar in het ontwerp is reeds 130m gereserveerd.
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
22 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
hoofdtunnelbuis. De zijtunnels zijn dus niet meegenomen in de aanpassing. Aangezien de intensiteit per tunneldeel anders is (zie paragraaf 4.3.2) is dit als gevolg van het in- en uitvoegende verkeer mogelijk een niet-conservatieve aanname. Dit is echter niet met zekerheid te zeggen. Tabel 8: Opdeling OW buis
Zone Ingang Weefzone Neutrale zone Uitvoeger 2 Uitvoeger 3 Zone Lneer Lhor Lop
Opbouw [m] Lneer 60 + Lop 320 +Lhor 320 100 + 620 + 100 22 Lhor 330 + Lneer 340 + Lop 280 500 + 100 500 + 130 Opbouw [m] 60 + 340 320 + 330 320 + 280
Lengte [m] 700 820 950 600 630 Lengte [m] 400 650 600
4.3.1.2 WO buis In de WO buis is een weefvak gelegen. De lengte daarvan is hetzelfde als in de OW buis: 620m. De opdeling van de WO buis wordt daarmee als volgt. Tabel 9: Opdeling WO buis
Zone Ingang Weefzone Neutrale zone Zone Lneer Lhor Lop
Opbouw [m] Lhor 960 + Lneer 300 + Lop 340 + Lhor 330 100 + 620 + 100 Lhor 320 + Lneer 320 + Lop 60 Opbouw [m] 300 + 320 960 + 330 + 320 340 + 60
Lengte [m] 1930 820 700 Lengte [m] 620 1610 400
4.3.2 Incidentkansen De incidentkansen moeten per tunneldeel worden berekend. Hieronder wordt de werkwijze toegelicht. 4.3.2.1 Gewijzigde elementen Voor het bepalen van de incidentkans per tunneldeel wordt wederom de rekentool [7] gebruikt. De rekentool berekent echter de letselongevalsfrequentie voor de gehele tunnel en voor het aangepaste model is de letselongevalsfrequentie per tunneldeel benodigd. Daarom zijn de berekeningen per tunneldeel uitgevoerd en vervolgens gewogen (naar rato van de lengte) gesommeerd. Voor de berekeningen per tunneldeel hoeven niet alle elementen te worden gewijzigd en sommige elementen kunnen niet één op één worden ingevuld, maar dienen handmatig te worden omgerekend. In onderstaande tabel staan de elementen benoemd welke gewijzigd moeten worden.
22
Lop is lokaal 300m, waarvan 20m onder de turbulentieafstand van uitvoeger 2 valt. De resterende 280m valt in de neutrale zone.
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
23 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
Tabel 10: Te wijzigen elementen
Elementen
Wijzigen?
Rijstroken
nee nee
Aanwezigheid vluchtstrook Lengte (gesloten deel)
ja
Rijstrookbreedte, smalste rijstrook
nee
Breedte redresseerstrook
nee
Afstand con-/divergentiepunt tot tunnel
ja
Afstand tunnel tot con-/divergentiepunt
ja
Fileterugslag (Ibuis)
ja
Opgaande helling (snelheidsverval vrachtverkeer)
nee
Neergaande helling (gemiddeld hellingspercentage)
ja
Horizontale boog (rechtstand=0)
ja
Verticale boog Maximumsnelheid I/C verhouding % vrachtverkeer
nee
23
24
nee ja nee
De lengte kan niet één op één worden ingevuld, maar moet worden berekend volgens de formule in [8]. Op die manier wordt de verhoogde incidentkans bij het ingangsportaal maar één keer meegenomen. De waarde van de elementen “afstand con-/divergentiepunt tot tunnel”en “afstand tunnel tot con-/divergentiepunt” (Tabel 10) wordt alleen gewijzigd indien deze afstand zodanig is dat deze invloed heeft op de incidentkans èn de berekening het eerste dan wel laatste tunneldeel betreft. De fileterugslag (een maat voor het aandeel file in de tijd) hangt o.a. af van de verkeersintensiteit. Omdat de verkeersintensiteit per tunneldeel varieert, is ook deze waarde per tunneldeel verschillend. Alleen de waarde voor de neergaande helling blijkt van invloed te zijn op de incidentkans (de opgaande helling heeft geen invloed). Aangezien de helling varieert per tunneldeel, wordt de invloed daarvan op de ongevalsfactor meegenomen voor die tunneldelen waarin een neergaande helling zit. Hetzelfde geldt voor de horizontale boogstraal. De I/C verhouding betreft de verhouding tussen de intensiteit en de capaciteit van de weg en is een maat voor de drukte. Aangezien de verkeersintensiteit per tunneldeel verschillend is, wijzigt ook deze verhouding per tunneldeel. 23 24
In principe zou de opgaande helling wel moeten worden gewijzigd, maar de waarde is zo klein dat deze geen invloed op de ongevalsfactor blijkt te hebben. De waarde van de kleinste verticale boogstraal is dusdanig groot dat dat geen wijziging in de ongevalsfactor tot gevolg heeft.
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
24 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
De gehanteerde invoerparameters zijn weergegeven in bijlage 3. 4.3.2.2 Weeffactor Naast de gewijzigde elementen moet er ook een extra element worden toegevoegd, namelijk om de extra ongevalskans door weefbewegingen te verdisconteren. Dit wordt de zogenaamde weeffactor genoemd. De waarde voor de weeffactor moest worden ingeschat, omdat hiervoor geen berekeningsmethode of waarde bekend was. Het weven in de tunnel vertoont gelijkenissen met het weven buiten de tunnel. In [8] wordt hiervoor een handreiking gedaan. Voor de inschatting van de weeffactor is hierbij aansluiting gezocht en is gebruik gemaakt van de maximale waarde van de ongevalsfactor voor een convergentie- c.q. divergentiepunt voor of na de tunnel. Hierin is namelijk ook het effect van weven opgenomen. Deze maximale waarde voor de ongevalsfactor is 1,30. Op basis hiervan is voor beide uitvoegers een ongevalsfactor van 1,30 aangenomen. Bij de weefzone is sprake van een convergentie- èn een divergentiepunt. De ongevalsfactor volgens de rekentool komt daar25 mee op 1,30 x 1,30 is 1,69 . Gegeven de onzekerheid in deze aanname (in de tunnel kan het anders zijn dan erbuiten), wordt deze waarde in de parametervariatie gevarieerd. 4.3.2.3
Resulterende incidentkansen
De uitkomsten van de berekeningen zijn weergegeven in onderstaande tabellen. Tabel 11: Gewogen ongevalsfactoren CA OW buis
Tunneldeel Neutraal Weefvak Neutraal Uitvoeger2 Uitvoeger3 Lneer Lop
Lengte [m] 320 820 330 600 630 400 600
Ongevalsfactor
Weeffactor
1,22 0,87 0,76 0,68 1,37 0,79 0,88
1 1,69 1 1,3 1,3 1 1
Totale ongevalsfactor x 26 lengte tunneldeel [m] 390 1206 251 530 1122 316 528
Tabel 12: Incidentkansen CA OW buis
Tunneldeel
Lneer Lop 29 Lhor Ltotaal 25 26 27 28 29 30
Ongevalsfactor per 27 tunneldeel 0,09 0,14 30 0,95 1,17
Letselongevalsfrequentie 28 [/mvtkm] E
0,04 -07 E 0,07 -07 E 0,47 -07 E 0,59 -07
De vermuldigingsmethode voor de bepaling van de ongevalsfactor is onderdeel van de rekentool Totale ongevalsfactor is de ongevalsfactor x de weeffactor. Totale ongevalsfactor x fractie tunnellengte (lengte tunneldeel/tunnellengte). Deze waarde wordt berekend door de ongevalsfactor per tunneldeel te vermenigvuldigen met de basis letselongevalsfrequentie (i.c. 0,5E-07). Lhor is de som van alle horizontale tunneldelen, inclusief weefvakken. Deze waarde wordt berekend door alle waarden behalve Lop en Lneer uit de laatste kolom van tabel 11 te sommeren en te delen door de totale tunnellengte.
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
25 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
De nieuw berekende letselongevalsfrequentie voor de gehele OW buis met inbegrip E van de in- en uitvoegers komt daarmee op 0,59 -07. Hieronder volgende de resultaten voor de WO buis. Tabel 13: Gewogen ongevalsfactoren CA WO buis
Tunneldeel
Lengte [m]
Ongevalsfactor
Weeffactor
Neutraal Weefvak Neutraal Lneer Lop
1290 820 320 620 400
0,97 0,80 0,80 0,83 0,73
1 1,69 1 1 1
Totale ongevalsfactor x lengte 31 tunneldeel [m] 1251 1109 256 515 292
Tabel 14: Incidentkansen CA WO buis
Tunneldeel
Lneer Lop Lhor Ltotaal
Ongevalsfactor per 32 tunneldeel 0,15 0,08 0,76 0,99
Letselongevalsfrequentie [/mvtkm] 0,07E-07 0,04E-07 0,38E-07 0,50E-07
Letselongevalsfrequentie zonder vluchtstrook [/mvtkm] 0,09E-07 0,05E-07 0,45E-07 0,58E-07
De nieuw berekende letselongevalsfrequentie voor de gehele WO buis met inbegrip E van de in- en uitvoegers komt daarmee op 0,50 -07 per mvtkm. Voor de volledigheid is ook de letselongevalsfrequentie berekend wanneer geen vluchtstrook wordt toegepast. Dit omdat het grootste deel van de WO buis zonder vluchtstrook zal worden uitgerust. De verschillen tussen beide letselongevalsfrequenties blijken gering te zijn. Uit deze berekeningen blijkt dat de nieuw berekende letselongevalsfrequentie lager is dan in het vigerende model, ondanks dat een extra weeffactor voor de in- en uitvoegers is meegenomen. Dit wordt verklaard doordat elementen die de ongevalskans verlagen (de maximumsnelheid van 70km/h en de vluchtstrook) over de hele tunnel werken terwijl elementen die de ongevalskans verhogen (weven, boogstralen, etc.) maar op één of enkele tunneldelen betrekking hebben.
31 32
Fractie tunnellengte (lengte/3700) x ongevalsfactor x weeffactor. Totale ongevalsfactor x fractie tunnellengte.
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
26 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
5 Resultaten aangepast model In dit hoofdstuk worden de resultaten van de berekeningen met het aangepaste 33 model gepresenteerd. 5.1 Resultaten Oost-West buis 5.1.1 Controleberekening In eerste instantie is een berekening uitgevoerd waarbij de tunnellengte is opgedeeld en alle andere parameters gelijk zijn gehouden. De uitkomsten uit deze berekening bleken gelijk te zijn aan de uitkomsten van de berekening met het vigerende QRA-tunnels (Figuur 10).
Figuur 10: Vergelijking tussen controleberekening en basisberekening met het vigerende QRAtunnels (de lijnen liggen op elkaar).
5.1.2 Basisberekening Vervolgens is een berekening uitgevoerd met de opdeling in tunneldelen volgens de turbulentieafstanden zoals hierboven genoemd. Deze opdeling komt niet éénop-één overeen met de opdeling in Lop, Lhor en Lneer zoals die voor het vigerende model is gemaakt. Twintig meter opgaande helling valt namelijk in de turbulentieafstand van uitvoeger 2. In de basisberekening met het aangepaste model is ervoor gekozen om de betreffende 20 m onder Lop te laten vallen, zodat een vergelijking met de uitkomsten van het vigerende model mogelijk is. 5.1.3 Afstandenberekening Vervolgens is ook een berekening uitgevoerd waarbij de betreffende 20 m wel onder de turbulentieafstand valt en Lop derhalve met 20 m afneemt. De resultaten van deze berekening is samen met de resultaten van de basisberekening en de basisberekening met het vigerende model hieronder afgebeeld. Hieruit blijkt dat de resultaten van de vigerende-, de controle- en de basisberekening volledig gelijk aan elkaar zijn. Het resultaat van de afstandenberekening is nagenoeg gelijk aan de 33
Het versienummer van dat model betreft 0.5720120404, build 1.4.0.14758
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
27 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
andere drie berekeningen. De toedeling van de eerder genoemde 20 m aan Lop of aan Lhor maakt kennelijk een, weliswaar klein, verschil.
Figuur 11: Vergelijking resultaten vigerende, controle, basis en afstandenberekening.
5.1.4 Incidentkansen Op basis van de afstandenberekening zijn de incidentkansen per tunneldeel aangepast volgens de berekeningen in hoofdstuk 4. Dit levert een iets ander beeld op, maar ook nu voldoet de tunnelbuis net niet aan de norm voor het groepsrisico.
Figuur 12: Vergelijking tussen incidentkansen uit het vigerende model en per tunneldeel
5.1.5 Parametervariaties Er zijn diverse berekeningen uitgevoerd waarbij één of enkele samenhangende parameters zijn gevarieerd. De volgende berekeningen zijn uitgevoerd: 1. Ontgrendelde in plaats van vergrendelde vluchtdeuren; 2. Branddetectie; 3. Drie in plaats van twee rijstroken;
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
28 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
4. Geen vervoer van gevaarlijke stoffen; 5. Filegevoeligheid; 6. Aangepaste incidentkansen; De incidentkansen berekening uit de vorige paragraaf is als uitgangspunt gehanteerd. De resultaten worden hieronder gepresenteerd. 5.1.5.1 Vluchtdeuren ontgrendeld Een van de mogelijke ontwerpkeuzes is om de vluchtdeuren altijd ontgrendeld te laten, in plaats van vergrendeld. Er is namelijk een kans dat de operator vergeet om de vluchtdeuren te ontgrendelen in geval van een calamiteit. Deze ‘faalkans’ is in het model opgenomen. Er moet wel rekening mee worden gehouden dat ontgrendelde vluchtdeuren ook toegang bieden aan onbevoegden. De volgende parameters zijn gewijzigd: de vluchtdeuren zijn altijd ontgrendeld in plaats van vergrendeld en de vluchtdeuren worden wel ontgrendeld bij snelheidsdetectie. Uit figuur 13 blijkt dat aanpassing van deze parameters nauwelijks effect sorteert op de groepsrisicocurve en onvoldoende is om aan de norm te voldoen.
Figuur 13: Vluchtdeuren altijd ontgrendeld
5.1.5.2 Branddetectie Op dit moment is nog geen beslissing genomen ten aanzien van branddetectie. Branddetectie is een veel toegepaste maatregel en kan vroegtijdig de gevolgen van een brand beperken of voorkomen en daarmee de risicocurve verlagen. Er is voor gekozen om de in de Landelijke Tunnel Standaard gebruikte vorm van branddetectie toe te passen: zichtdetectie met een afstand van 250 m tussen de detectiepunten. Uit onderstaande figuur blijkt dat deze branddetectie inderdaad ervoor zorgt dat aan de norm wordt voldaan.
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
29 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
Figuur 14: Vergelijking tussen wel en geen branddetectie toegepast
5.1.5.3 Drie rijstroken Een mogelijke ontwerpwijziging zou kunnen zijn om drie rijstroken toe te passen in plaats van twee rijstroken en een vluchtstrook. Deze wijziging heeft ook effect op de incidentkansen. De parameters met betrekking tot het aantal rij- en vluchtstroken en de incidentkansen zijn aangepast, de overige parameters zijn gelijk gehouden. Uit figuur 15 blijkt dat het effect van deze ontwerpwijziging op het groepsrisico onvoldoende is om aan de norm te voldoen.
Figuur 15: Vergelijking tussen drie rijstroken en twee rijstroken met vluchtstrook
5.1.5.4 Geen vervoer van gevaarlijke stoffen De vervoersaantallen gevaarlijke stoffen zijn allemaal op nul gesteld. Alle andere parameters zijn gelijk gehouden. Er is dus vanuit gegaan dat er ook geen illegaal transport plaatsvindt. Opgemerkt moet worden dat de handhaving van een dergelijk verbod extra aandacht verdiend. Uit figuur 16 blijkt dat het effect van een totaal verbod van gevaarlijke stoffen op het groepsrisico onvoldoende is om aan de norm te voldoen.
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
30 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
Figuur 16: Vergelijking tussen wel en geen vervoer van gevaarlijke stoffen
5.1.5.5 Filegevoeligheid Bij gebrek aan informatie zijn in de basisberekening enkele conservatieve aannames gedaan met betrekking tot files. In deze berekening zijn daarom de volgende parameters gevarieerd: de maximale tijdsduur voor de opbouw van een benedenstroomse file in de tunnelbuis (Tfilemax) en het aantal keren dat er tijdens de spits (nagenoeg) stilstaand verkeer staat (Nspits). Er is een conservatief scenario doorgerekend met Nspits=10 en Tfilemax=60 en een niet-conservatief scenario met Nspits=0 en Tfilemax=2. Tevens is een scenario doorgerekend met alleen spits op de vijf weekdagen. De waarde voor Nspits is dan gelijk aan 0,714 (5/7). Tenslotte is een optimalisatie scenario doorgerekend dat juist voldoet aan de norm. Dat blijkt te zijn met een waarde van Nspits=0,99 en Tfilemax=15.
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
31 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
Figuur 17: Variatie met aan file gerelateerde parameters
Uit figuur 17 blijkt dat het effect van deze parameters op de groepsrisicocurve juist ter plaatse van de overschrijding valt. In het optimalisatie-, weekdagen- en nietconservatieve scenario wordt aan de norm voldaan. Wanneer een zodanig verkeersmanagement wordt gevoerd dat Nspits maximaal 0,99 is, dan voldoet de tunnelbuis aan de norm. Wanneer de spits alleen op weekdagen optreedt, voldoet de tunnelbuis zelfs ruim aan de norm. 5.1.5.6 Incidentkansen Voor de berekening van de incidentkansen is ter plaatse van de in- en uitvoegers een extra ongevalsfactor (weeffactor) gehanteerd. De hoogte van deze ongevalsfactor is gebaseerd op de maximale waarden die voor convergentie- en divergentiepunten in de rekentool incidentkansen zijn gehanteerd. Er zit echter een onzekerheid aan deze aannamen. Om de gevoeligheid van deze parameter te toetsen, zijn de incident-kansen van UMS en letsel (niet pech) met een factor 10 vergroot (zie bijlage 3). De resultaten zijn zodanig dat de tunnelbuis juist niet aan de norm voldoet.
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
32 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
Figuur 18: Factor 10 hogere incidentkansen bij ontgrendelde vluchtdeuren
5.2 Resultaten West-Oost buis 5.2.1 Basis berekening 34 De eerste berekening is uitgevoerd met de opdeling van de tunnel zoals hierboven beschreven en de incidentkansen als gebruikt in het vigerende model. 35 Tevens is een berekening uitgevoerd waarbij de incidentkansen per tunneldeel zijn gebruikt. Onderstaande figuur toont de resultaten. In alle gevallen voldoet deze tunnelbuis aan de norm. Het risico is iets lager dan in de oost-west buis.
34 35
Berekening getiteld: CA WO1 nw model (oranje lijn) Getiteld: CA WO2 nw model – incidentkansen (groene lijn)
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
33 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
Figuur 19: Vergelijking vigerende-, basis-, en aangepaste incidentkansenberekening
5.2.2 Parametervariatie Naar verwachting zijn de verschillen tussen beide tunnelbuizen klein. Bovendien voldoet de WO buis aan de norm. Daarom zijn niet dezelfde berekeningen uitgevoerd als voor de OW buis. De volgende parametervariaties zijn uitgevoerd: 1. Branddetectie; 2. Drie rijstroken; 3. Hoge incidentkansen. 5.2.2.1 Branddetectie Aangezien branddetectie een voor de hand liggende maatregel bij de OW buis is om aan de norm te kunnen voldoen, wordt deze ook voor de WO buis doorgerekend. Het is voor de hand liggend om, als branddetectie wordt toegepast, dat in beide buizen te doen. Uit onderstaande figuur blijkt dat branddetectie ook in deze buis een significante reductie van de risicocurve tot gevolg heeft.
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
34 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
Figuur 20: Vergelijking met en zonder branddetectie
5.2.2.2 Drie rijstroken Deze parametervariatie is met drie in plaats van twee rijstroken. Uit onderstaande figuur blijkt dat de tunnelbuis juist voldoet aan de norm voor het groepsrisico. Het verschil tussen twee en drie rijstroken is niet significant.
Figuur 21: Vergelijking drie versus twee rijstroken
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
35 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
5.2.2.3 Hogere incidentkansen Vervolgens is een berekening gedaan met een factor 10 hogere incidentkansen. Doel van deze variatie is om te bezien of de tunnelbuis ook met een hoge incidentkans nog voldoet. Uit onderstaande figuur blijkt dat, hoewel het risico hoger ligt, de tunnelbuis nog steeds voldoet.
Figuur 22: Vergelijking factor 10 hogere incidentkansen
5.3 Conclusie Uit de berekeningen blijkt dat met de huidige uitgangspunten de OW buis van de Churchilltunnel net niet voldoet en de WO buis wel voldoet aan de groepsrisiconorm. Een mogelijke maatregel om de OW buis aan de norm te laten voldoen, is die van branddetectie. In de berekeningen is uitgegaan van zichtdetectie met een afstand van 250 m tussen de detectoren. Deze branddetectie wordt in deze vorm ook toegepast bij Rijkstunnels. Een andere mogelijkheid om aan de norm te voldoen is zodanig uitvoering aan het verkeersmanagement te geven dat Nspits niet groter wordt dan 0,99. Het effect en de kosten van verkeersmanagementmaatregelen zijn in de onderhavige studie echter niet beschouwd. Een aspect dat niet in QRA-tunnels wordt meegenomen, is de invloed van de spitse puntstukken ter plaatse van de uitvoegers op de gevolgen van incidenten. Het ligt in de verwachting dat de gevolgen van incidenten waarbij een voertuig het spitse puntstuk raakt, ernstiger zijn dan wanneer een voertuig de tunnelwand raakt. Een mogelijkheid om deze gevolgen te reduceren is om bij het ontwerp hiermee rekening te houden, bijvoorbeeld door het toepassen van een constructie die de botsingsenergie (deels) absorbeert. Tenslotte wordt opgemerkt dat de berekende letselongevalsfrequentie met het aangepaste model lager is dan berekend met het vigerende model, ondanks dat
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
36 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
een extra weeffactor voor de in- en uitvoegers is meegenomen. Dit is mogelijk tegen de verwachting maar kan verklaard worden doordat elementen die de ongevalskans verlagen (de maximumsnelheid van 70 km/h en de vluchtstrook) over de hele tunnel werken terwijl elementen die de ongevalskans verhogen (weven, boogstralen, etc.) maar op één of enkele tunneldelen betrekking hebben.
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
37 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
6 Conclusies 6.1 Conclusies De variant ZnB is een tunnel zonder in- en uitvoegers. Deze tunnel kan daardoor met de standaardversie van het RWS programma QRA-tunnels worden doorgerekend. Geconstateerd is dat deze tunnel bij de gehanteerde uitgangspunten (waaronder de gebruikelijke veiligheidsvoorzieningen), aan de wettelijke veiligheidsnorm voor het groepsrisico voldoet. Om voor de CA variant op een technisch verantwoorde wijze expliciet rekening te houden met de in- en uitvoegers kon geen gebruik worden gemaakt van het programma QRA-tunnels. Om die reden is door TNO in samenwerking met RWS en Softwarebureau Intraffic een aanpassing gemaakt aan het programma QRAtunnels. Hierbij zijn ook invoerparameters toegevoegd of veranderd. Deze aangepaste versie kan volgens TNO beschouwd worden als van een vergelijkbare wetenschappelijke kwaliteit als de standaardversie. We hebben in beide gevallen te maken met modellen die de werkelijkheid naar de huidige stand van de wetenschap beschrijven. Met dit aangepaste model is de CA-variant doorgerekend en is aangetoond is dat de WO-buis voldoet aan de norm vooropgesteld dat een middentunnelkanaal en vergrendelde vluchtdeuren aanwezig zijn. De OW-buis van de tunnel voldoet dan nog net niet. Een mogelijke maatregel die voldoende effect sorteert is het toepassen van branddetectie zoals standaard toegepast in RWS-tunnels. Een andere mogelijkheid is door middel van verkeersmanagement ervoor zorgen dat er niet vaker dan één keer per etmaal (om precies te zijn minder dan 0,99 /d) stilstaand verkeer in de spits optreedt. Aandachtpunt hierbij is het eventuele effect van file voor het wegennet in de stad. Het effect en de kosten van verkeersmanagementmaatregelen zijn in deze studie niet beschouwd. In het aangepaste model is rekening gehouden met een grotere waarde voor de ongevalsfactor voor invoegen, uitvoegen en weven. Een aspect dat niet is meegenomen, is de invloed van de spitse puntstukken ter plaatse van de uitvoegers op de gevolgen van incidenten. Het ligt in de verwachting dat de gevolgen van incidenten waarbij een voertuig het spitse puntstuk (frontaal) raakt, ernstiger zijn dan wanneer een voertuig de tunnelwand raakt (schampt). Men kan dit ook simuleren met een sterk vergrootte ongevalskans (zoals in de gevoeligheidsanalyse is gedaan) maar er kan ook op worden geanticipeerd door er in het ontwerp rekening mee te houden. Gedacht kan worden aan een opvangconstructie ter plaatse van de splitsingspunten die de snelheid van het botsende voertuig op verantwoorde wijze afremt (energie absorberende maatregelen). De kosten van deze maatregelen zijn in deze studie niet onderzocht. 6.2 Beperkingen De Churchilltunnel onderscheidt zich van veel andere tunnels door de in- en uitvoegers over de lengte van de tunnel. In het aangepaste model van QRA-tunnels is hiermee rekening gehouden voor zover het de incidentkansen betreft. De
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
38 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
aanpassingen aan het model hebben echter ook enkele andere effecten, welke aansluitend zijn toegelicht. De in- en uitvoegers kunnen effect hebben op de verspreiding van rook bij brand en de toevoer van schone lucht. Hiermee dient in het ontwerp van de ventilatie rekening te worden gehouden. Ook kunnen de in- en uitvoegers extra vluchtmogelijkheden en extra toegangen voor de hulpdiensten bieden, indien voor dat laatste gekozen wordt. Er dient dan een afweging te worden gemaakt tussen de extra aanvalswegen enerzijds en de eenduidige aanvalsplannen (gebruikelijk is aanrijden via de niet-incidentbuis) anderzijds. Verder kan een goed verkeersmanagement voordelen bieden waarbij verkeer in de tunnel dat stilstaat achter een ongeval via één van de uitvoegers de tunnel kan verlaten. Dergelijke neveneffecten van de in- en uitvoegers kunnen op dit moment niet gekwantificeerd worden en kunnen derhalve niet in de kwantitatieve risicoanalyse tot uitdrukking komen. Opgemerkt wordt dat de in- en uitvoegers (deels) zijn overkapt en op zich dus korte zijtunnels vormen (met een lengte van ca. 250 m). Gezien de lengte is er in de berekeningen van uitgegaan dat oogadaptatie geen rol speelt en de manier waarop automobilisten de invoegende tunnels inrijden niet anders is dan via de hoofdtoerit. Het interne risico van deze korte tunnels kan echter niet expliciet door het model worden berekend omdat de QRA-tunnels alleen betrekking heeft op de hoofdtunnelbuis. De zijtunnels zijn dus niet meegenomen in de aanpassing. Aangezien de intensiteit per tunneldeel anders is (zie paragraaf 4.3.2) is dit als gevolg van het in- en uitvoegende verkeer mogelijk een niet-conservatieve aanname. Dit is echter niet met zekerheid te zeggen. Tenslotte: De Rijnlandroute bevindt zich op het moment van deze rapportage nog in een niet volledig ontwikkeld stadium, waarbij in de ontwerpen nog een aantal vrijheidsgraden aanwezig zijn. In de analyses in dit rapport moesten daarom een aantal keren veronderstellingen worden gedaan. Ook is het niet ondenkbaar dat in de toekomst ontwerpwijzigingen plaatsvinden. Het is aan te bevelen om na ontwerpwijzigingen of nadere uitwerkingen opnieuw een QRA uit te voeren, zodat het effect van de ontwerpkeuzes op het groepsrisico kunnen worden berekend. Eventueel kunnen ook nog maatregelen worden toegepast en doorgerekend. Deze 36 maatregelen kunnen als ALARA maatregelen worden beschouwd.
36
As Low As Reasonable Achievable
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012 (Postscân nummer TNO-060-DTM-201 2-021 39)
7
Ondertekening Delft, 19 juli2012
co-auteur
dr. ir. A.H.J.M. Vervuurl
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
40 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
8 Literatuur 1. Minister van Infrastructuur en Milieu, Brief aan de Tweede Kamer der StatenGeneraal, Vergaderjaar 2011-2012, 33125 nr. 2, Voorstel van Wet, Wijziging van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels in verband met het vaststellen van een veiligheidsnorm en het stellen van regels omtrent het gebruik van gestandaardiseerde uitrustingen en in verband met wijzigingen in het totstandkomingsproces van wegtunnels 2. Advin, Rijnlandroute, schematische weergave tunnel, variant CA, rijbaan configuratie, 12-02-2012 3. Advin, Rijnlandroute, schematische weergave tunnel, variant CA, hellingen tunnel, 12-02-2012 4. Rijkswaterstaat dienst Infrastructuur, Steunpunt tunnelveiligheid, Het RWSQRAmodel voor wegtunnels, versie 2.0, Achtergronddocument, januari 2011 e 5. Tauw, 2 fase MER Rijnlandroute, achtergrondrapport Externe Veiligheid, 9 maart 2011, Kenmerk R001-4681905MPB-rvb-V03-NL 6. Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Rijkswaterstaat, Gebruikershandleiding QRA-tunnels 2.0, 2 februari 2012 7. Arcadis, Rekenblad v.01_241111, d.d.08-03-2012 8. Arcadis, Handreiking incidentkansen, ten behoeve van QRA-tunnels, 1 februari 2012, versie 1.3 9. Arcadis, Wegontwerp in tunnels, Convergentie- en divergentiepunten in en nabij tunnels, 31-07-2008, versie 1.1
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
41 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
9 Bijlage 1 37
Invoerparameters en invoerwaarden t.b.v. RWSQRA berekeningen . Legenda: [] = ter informatie () = gekozen invoerwaarde indien afgeleid uit gegeven waarden of een aanname moest worden gedaan Tabblad Geometrie [Bron: Advin] Invoerparameter Lbuis: Lengte (gesloten deel) van de tunnel De lengte (in meters) van het totale gesloten gedeelte van de tunnel welke loopt van tunnelmond tot tunnelmond. Lneer: Lengte neergaand deel van de tunnelbuis De lengte (in meters) van het neergaande deel van de tunnel in de rijrichting. Geadviseerd wordt om hellingen met een hoek groter dan 1,0% aan te merken als neergaand. Hellingen met een hoek tussen de 0,0 en 0,9% mogen gerekend worden als horizontaal. Minimum invoerwaarde is 0 meter en maximum invoerwaarde is de lengte van de tunnel (Lbuis). Lhor: Lengte horizontale deel van de tunnelbuis De lengte (in meters) van het deel van de tunnel welke horizontaal loopt of een hoek heeft van 0,9% of kleiner. Minimum invoerwaarde is 0 meter en maximum invoerwaarde is de totale lengte van de tunnel (Lbuis) – de lengte van het neergaande deel van de tunnel (Lneer). Lop: Lengte opgaand deel van de tunnelbuis
Bbuis: Breedte van het wegdek (tussen opstaande randen) De breedte (in meters) tussen de opstaande randen betreffende de binnen/buitenmuur of andere obstakels als stepbarriers of vangrail. De breedte van de tunnelbuis is een parameter die van invloed is op de verspreiding van de vloeistofplas en de warmte en rook. Lhart: Hart-op-hart afstand van de vluchtdeuren De afstand (in meters) tussen twee in de tunnel gelegen vluchtdeuren. Nrij: Aantal rijstroken in de tunnelbuis Het aantal rijstroken per rijbaan, voor gemotoriseerd verkeer, in de betreffende tunnelbuis. Ntot-rijstroken: totaal aantal rijstroken in de tunnel Het aantal rijstroken in de gehele tunnel. Nvlucht: Aantal vluchtstroken in de tunnelbuis Het aantal vluchtstroken gelegen naast de hoofdrijbanen in de tunnelbuis waarvoor de risicoberekening wordt uitgevoerd. Het minimum aantal vluchtstroken bedraagt nul en het maximum twee. 37 38
Invoerwaarde Zoeken naar Balans
Invoerwaarde Churchilltunnel
610m
OW = 3700m WO = 3450m
OW = 25m WO = 367m
OW = (60+340=400m) WO = 38 (300+320=620m)
[OW = 350m voor de tunnel]
218m
OW (1470+1210=2680m) WO (960+1470=2430m)
OW = 367m WO = 25m 7,70m
OW (320+300=620m) WO (340+60=400m) (10,20m)
100m
100m
2
2/3 (2)
4
4/6 (4)
0
1 (1)
Uitgaande van prognosejaar 2020, A4 Den Haag – Leiden niet verbreed De waarden voor Lop, Lhor en Lneer en Bbuis van de Churchilltunnel zijn afgeleid uit Bijlage 4.
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
42 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
Tabblad Voorzieningen [Bron: Advin] Invoerparameter Aoper: Houdt een operator (in controlekamer) toezicht op de tunnel? Invoerwaarde betreft een ja of een nee. Als aangegeven is dat er een tunneloperator is, dan wordt impliciet verondersteld dat de tunneloperator beschikt over visuele middelen (CCTV = Closed Circuit Television) om de situatie in de tunnel te kunnen beoordelen. Avent: Is een langsventilatiesysteem aanwezig? Invoerwaarde betreft een ja of een nee. Aluid: Is een HF en/of luidsprekersysteem aanwezig? Invoerwaarde betreft een ja of een nee. Abekl: Is hittewerende bekleding aanwezig? Invoerwaarde betreft een ja of een nee. Ablus: Zijn brandblusmiddelen aanwezig? Onder brandblusmiddelen voor weggebruikers wordt o.a. verstaan: CO-blussers, Poederblussers, Brandslanghaspel. Invoerwaarde betreft een ja of een nee. Acomm: Is alarmering door weggebruikers mogelijk (noodtelefoon aanwezig en/of mobiele telefonie mogelijk? Invoerwaarde betreft een ja of een nee. Asnel: Is een snelheidsdetectiesysteem aanwezig? Het gaat hierbij om een snelheidsonderschrijdingssysteem of een stilstanddetectiesysteem. Invoerwaarde betreft een ja of een nee. Abrand_temp: Is een branddetectie met temperatuurmeting aanwezig? Invoerwaarde ja/nee Abrand_CO: Is een branddetectie met CO-meting aanwezig? Invoerwaarde ja/nee Abrand_Zi: Is een branddetectie met zichtmeting aanwezig? Invoerwaarde ja/nee. In een tunnel kunnen meerdere branddetectiesystemen aanwezig zijn. In de modellering wordt onderscheid gemaakt tussen: Zichtmeting (het meest snelle systeem), CO-meting (het gezien de lage dichtheid meest langzame systeem), Temperatuurmeting, Geen branddetectie aanwezig. Hzicht: Hart-op-hart afstand van zichtmeting. Wanneer er geen zichtmeting in de tunnel aanwezig is de invoerwaarde niet relevant en kan 0 worden ingevuld. Acalam: Beschikt de operator over een calamiteitenknop? Invoerwaarde betreft een ja of een nee. Asluit: Is het afsluiten van de tunnelbuis mogelijk? De tunneloperator kan de tunnel afsluiten door middel van: • Matrixborden (rode kruizen) • Verkeerslichten (alles op rood) • Verkeerslichten en slagboom (alles op rood en slagboom neer) • Geen mogelijkheid tot (automatisch) afsluiten. Invoerwaarde: matrix, verkeerslichten, verkeersl+slagboom en/of geen. Tijdsduur tot daadwerkelijk afsluiten tunnelbuis na opstartsignaal • Bij aanwezigheid matrixborden, 5 minuten • Bij aanwezigheid verkeerslichten, 3 minuten • Bij aanwezigheid verkeerlicht en slagboom, 1 minuut • Alle overige maatregelen, 60 minuten
Invoerwaarde Zoeken naar Balans
Invoerwaarde Churchilltunnel
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
Nnb (ja)
ja
Nnb (nee)
Nnb (nee)
Nnb (nee)
Nnb (nee)
Nnb (nee)
Nnb (nee)
Nnb (nee, 0)
Nnb (nee, 0)
Nnb (aanname zou ja zijn) (ja)
Nnb (aanname zou ja zijn) (ja)
Ja (matrix)
Ja (matrix)
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
43 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
Invoerparameter Lafsluit: De afstand tussen de plaats waar de tunnelbuis wordt afgesloten en de ingang van de tunnelbuis. Adeur: Zijn er vluchtdeuren in de verkeersbuis, en zo ja, welk type? Binnen het model zijn drie mogelijkheden, te weten: • Vergrendeld • Altijd ontgrendeld • Geen vluchtdeuren aanwezig. Tvertontgr: Tijdsvertraging bij het ontgrendelen van de vluchtdeuren De invoer geschied in minuten en kent een minimum invoer van 0 minuten en een maximum van 5 minuten. Kvlucht: Wand waarin de vluchtdeuren zijn aangebracht Zijn de vluchtdeuren (indien aanwezig) aangebracht in de middenwand of in de buitenwand. Invoer: midden of buiten. Cautventsnel: Wordt ventilatiesysteem aangestuurd door snelheidsdetectie? Invoerwaarde betreft ja of nee. In de meeste Nederlandse tunnels is het niet gebruikelijk het ventilatiesysteem te koppelen aan de snelheidsdetectie. Cautventbrand: Wordt het ventilatiesysteem aangestuurd door branddetectie? In de meeste Nederlandse tunnels is het wel gebruikelijk het ventilatiesysteem te koppelen aan de branddetectie. Cautdeursnel: Worden vluchtdeuren ontgrendeld bij snelheidsdetectie? Invoerwaarde betreft ja of nee. Cautdeurbrand: Worden vluchtdeuren ontgrendeld bij branddetectie? Invoerwaarde betreft ja of nee. Ccalvent: Start ventilatie bij gebruik calamiteitenknop? Invoerwaarde ja of nee. Ccalsluit: Wordt de verkeersbuis afgesloten bij gebruik calamiteitenknop? Invoerwaarde ja of nee. In de VRC wordt het afsluiten van de tunnel bij gebruik van de calamiteitenknop voorgeschreven. Ccaldeur: Worden vluchtdeuren ontgrendeld bij gebruik calamiteitenknop? Invoerwaarde ja of nee. Criool: Capaciteit van de riolering Minimum capaciteit bedraagt 0 m3/min, maximum capaciteit bedraagt 15 m3/min. De berekeningen zijn gebaseerd op een rioolcapaciteit van 4 m3/min. Tsnelaut: Tijdsduur tussen snelheidsdetectie en automatisch opstarten. Minimum tijdsduur bedraagt 0 minuten, maximale tijdsduur 5 minuten. In veel gevallen is er een vertragingstijd ingebouwd om de tunneloperator de kans te geven een vals alarm vroegtijdig te onderdrukken. Ook het niet hebben van loos alarm verhoogt de veiligheid.
39
Invoerwaarde Zoeken naar Balans
Invoerwaarde Churchilltunnel
Nnb (350)
Nnb (350)
Nnb (ontgrendeld)
Nnb (vergrendeld)
Nnb (0)
Nnb (0)
midden
midden
Nnb (aanname zou nee zijn) (nee)
Nnb (aanname zou nee zijn) (nee)
nnb (aanname 40 zou ja zijn) (ja)
nnb (aanname zou ja zijn) (ja)
Nnb (ja, altijd ontgrendeld) Nnb (ja, altijd ontgrendeld) Nnb (ja)
Nnb (nee, ivm file) Nnb (ja)
ja
ja
Nnb (ja)
Nnb (ja)
Suggestie: 4m3/min. tenzij anders bekend
Suggestie: 4m3/min. tenzij anders bekend Nnb (5)
Nnb (5)
39
Nnb (ja)
O.b.v. overleg met Advin. De aansturing van de ventilatie door branddetectie wordt op ‘ja’ gezet. Echter, er is aangenomen dat er in de uitgangssituatie geen branddetectie in de tunnelbuizen aanwezig is, waardoor de aansturing in het model geen effect sorteert. Wanneer in een parametervariatie wel voor branddetectie wordt gekozen, treedt de aansturing van de ventilatie wèl in werking. Dit geldt ook voor de vluchtdeurontgrendeling (Cautdeurbrand). 40
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
44 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
Tabblad Motorvoertuigen [Bron: Goudappel Coffeng] Invoerparameter Invoerwaarde Zoeken naar Balans Vauto: Gemiddelde snelheid van 75 – 80 km/u (80) personenauto’s. De gemiddelde snelheid (in km/uur) van personenauto’s in de tunnel. Vbus: Gemiddelde snelheid van bussen Niet specifiek bereDe gemiddelde snelheid (in km/uur) van kend; naar verwachting bussen in de tunnel. 75 – 80 km/u (80) Vracht: Gemiddelde snelheid van 75 – 80 km/u (80) vrachtauto’s De gemiddelde snelheid (in km/uur) van vrachtwagens in de tunnel. Nauto: Gemiddeld aantal inzittenden in een Geen gegevens personenauto. Wanneer geen specifieke beschikbaar. (1,5) waarde bekend is wordt het gemiddelde van 1,5aangehouden. Nbus: Gemiddeld aantal inzittende in een Geen gegevens bus beschikbaar. Het gemiddeld aantal inzittenden in een bus. (22) Wanneer geen specifieke waarde bekend is wordt het gemiddelde van 22 aangehouden. Nvracht: Gemiddeld aantal inzittenden in Geen gegevens een vrachtauto beschikbaar. (1) Wanneer geen specifieke waarde bekend is wordt het gemiddelde van 1 aangehouden.
Invoerwaarde Churchilltunnel Nog niet bekend Naar verwachting 65 - 70 km/u (70) Geen bussen door de tunnel. (70) Nog niet bekend Naar verwachting 65 - 70 km/u (70) Geen gegevens beschikbaar. (1,5) Geen gegevens beschikbaar. (22) Geen gegevens beschikbaar. (1)
Tabblad Periode en verkeersintensiteiten [Bron: Goudappel Coffeng] Invoerparameter Invoerwaarde Zoeken Invoerwaarde naar Balans Churchilltunnel Tspits: Gemiddeld aantal uren ‘spits’ per Niet specifiek Niet specifiek etmaal in de tunnelbuis. Onder spits berekend; naar berekend; naar wordt verstaan de periode (in uren) per verwachting 2 uur verwachting 2 uur etmaal waarin verhoudingsgewijs zeer ochtendspits, 2 uur ochtendspits, 2 uur veel verkeer door de tunnelbuis gaat. avondspits (4) avondspits (4) Tnacht: Gemiddeld aantal uren ‘nacht’ Niet specifiek Niet specifiek per etmaal in de tunnelbuis. Onder nacht berekend; naar berekend; naar wordt verstaan de periode (in uren) per verwachting 23:00 – verwachting 23:00 – etmaal waarin verhoudingsgewijs zeer 07:00 uur (8) 07:00 uur weinig verkeer door de tunnelbuis gaat. (8) Tdag: Het aantal uren dat het ‘dag’ (niet Niet specifiek Niet specifiek spits of nacht) is. In de dagperiode rijdt berekend; naar berekend; naar er een gemiddelde hoeveelheid verkeer verwachting 09:00 – verwachting 09:00 – door de tunnelbuis. 16:00 uur en 18:00 – 16:00 uur en 18:00 – 23:00 (12) 23:00 (12) Ibuis: Verkeersintensiteit per jaar in de 17.175.400 Churchilltunnel: tunnelbuis. Het totaal aantal 25.936.200 motorvoertuigen (dus personenauto’s, Lelytunnel: bussen en vrachtwagen) wat per jaar 16.814.500 door de tunnelbuis gaat. (25.936.200) Imax: Maximale verkeersintensiteit per 3.800 mvt per twee 3.800 mvt per twee uur rijstrook. Wanneer geen specifieke uur (1900) (1900) waarde bekend is wordt het gemiddelde van 2300 aangehouden. Ispitsuur: Gemiddelde verkeersintensiteit OW: 2.750 per uur OW: 3.740 per uur in de buis per spitsuur. Het gemiddeld WO: 3.190 per uur WO: 3.740 per uur aantal motorvoertuigen wat zich per uur in de spitsuren door de tunnel beweegt. Inachtuur: Gemiddelde Heen en terugrichting Heen en terugrichting verkeersintensiteit in de buis per samen: 600 mvt per samen: Churchilltunnel nachtuur. Het gemiddeld aantal nachtuur (300) 900 mvt per nachtuur motorvoertuigen wat zich per uur in de Lelytunnel 600 mvt per nachturen door de tunnel beweegt. nachtuur (375)
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
45 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
Tabblad Verkeerssamenstelling Invoerparameter Aauto,s: Fractie personenauto’s (of motor) tijdens de ‘spits’. Het aantal personenauto’s (of motors) wat zich tijdens de ‘spits’ door een tunnelbuis begeeft als fractie van het totale verkeer tijdens de spits.
Invoerwaarde Zoeken naar Balans Ochtend: 91,8% Avond 90,9% (0,91)
Aauto,d: Fractie personenauto’s (of motor) tijdens de ‘dag’. Het aantal personenauto’s (of motors) wat zich tijdens de ‘dag’ door een tunnelbuis begeeft als fractie van het totale verkeer tijdens de dag. Aauto,n: Fractie personenauto’s (of motor) tijdens de ‘nacht’. Het aantal personenauto’s (of motors) wat zich tijdens de ‘nacht’ door een tunnelbuis begeeft als fractie van het totale verkeer tijdens de nacht. Abus,s: Fractie bussen tijdens de ‘spits’ Het aantal bussen wat zich tijdens de ‘spits’ door een tunnelbuis begeeft als fractie van het totale verkeer tijdens de spits. Indien geen tunnelspecifieke gegevens voorhanden zijn wordt aanbevolen om voor de fractie bussen 0,01 aan te houden. Abus,d: Fractie bussen tijdens de ‘dag’. Het aantal bussen wat zich tijdens de ‘dag’ door een tunnelbuis begeeft als fractie van het totale verkeer tijdens de dag. Abus,n: Fractie bussen tijdens de ‘nacht’. Het aantal bussen wat zich tijdens de ‘nacht’ door een tunnelbuis begeeft als fractie van het totale verkeer tijdens de nacht. Avracht,s: Fractie vrachtauto’s tijdens de ‘spits’
88,9% (0,89)
Avracht,d: Fractie vrachtauto’s tijdens de ‘dag’
11,1% (0,11)
Avracht,n: Fractie vrachtauto’s tijdens de ‘nacht’
16,7% (0,17)
41
83,3% (0,83)
Invoerwaarde Churchilltunnel Churchilltunnel: Ochtend: 91,0% Avond: 90,2% Lelytunnel: Ochtend: 90,2% Avond: 89,2% (0,90 gemiddeld) Churchilltunnel 89,0%, Lelytunnel 88,3% (0,89) Churchilltunnel 84,4%, Lelytunnel 83,0% (0,84)
Geen info in verkeersmodel (0,0)
Geen bussen 41 door de tunnel . (0)
Geen info in verkeersmodel (0,0)
Geen bussen door de tunnel. (0)
Geen info in verkeersmodel (0,0)
Geen bussen door de tunnel. (0)
Ochtend 8,2% Avond 9,1% (0,09)
Churchilltunnel Ochtend 9,0%, Avond 9,8% Lelytunnel Ochtend 9,8%, Avond 10,8% (0,10) Churchilltunnel 11,0% Lelytunnel 11,7% (0,11) Churchilltunnel 15,6% Lelytunnel 17,0% (0,16)
Bijlage 2 van een brief (d.d. 2 augustus 2011) aan Provinciale Staten, met als onderwerp ‘Vervolgproces Rijnlandroute’
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
46 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
Tabblad Gevaarlijke stoffen [Bron: Advin] Invoerparameters (2020) Iexpl: Aantal vrachtwagens geladen met explosieven (E) per jaar in de tunnelbuis Het aantal transporten zal dan ook bepaald moeten worden aan de hand van omgevingsspecifieke informatie over omliggende bedrijven. ILF1: Aantal (volle) tankwagens met stofcategorie LF1 (brandbare vloeistof gevaarsklasse 1) per jaar in de tunnelbuis. ILF2: Aantal (volle) tankwagens met stofcategorie LF2 (brandbare vloeistof gevaarsklasse 2) per jaar in de tunnelbuis. ILT: Aantal (volle) tankwagens met toxische vloeistof (LT) per jaar in de tunnelbuis IGF: Aantal (volle) druktankwagens met brandbaar tot vloeistof verdicht gas (GF)per jaar in de tunnelbuis IGT: Aantal (volle) druktankwagens met toxische tot vloeistof verdicht gas (GT) per jaar in de tunnelbuis Tabblad File benedenstrooms [Bron: RWS] Invoerparameters Nspits: Het aantal keren (per etmaal) dat er tijdens de periode ‘spits’ (nagenoeg)stilstaand verkeer in de buis komt te staan. Ndag: Het aantal keren (per etmaal) dat er tijdens de periode ‘dag’ (nagenoeg)stilstaand verkeer in de buis komt te staan. Nnacht: Het aantal keren (per etmaal) dat er tijdens de periode ‘nacht’ (nagenoeg)stilstaand verkeer in de buis komt te staan. Tfilemax: Maximale tijdsduur voor de opbouw van een benedenstroomse file in de tunnelbuis Minimuminvoer is 0 min, maximum 60 min. Nfilerij: Aantal rijstroken waarover een benedenstroomse file zich kan opbouwen inde tunnelbuis. Minimum invoer is 1 rijstrook, maximum is gelijk aan alle rijstroken.
42 43 44
Invoerwaarden Zoeken naar Balans 0
Invoerwaarden Churchilltunnel
2827 1414
909 455
5848 2924
723 362
94=99% 47
98=99% 50
736 =93% 396
144 =93% 77
0
0
0
Invoerwaarden Zoeken naar Balans 42 1
Invoerwaarden Churchilltunnel
0,1
0,1 43
(0,01) 44
1
(0,01)
15
15
(2)
(2)
Gevoeligheidsanalyse muitvoeren met 0 en 10 voor beide tunnels Bijvoorbeeld door onderhoud of reparaties Gevoeligheidsanalyse uitvoeren met 2 en 60 voor beide tunnels
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
47 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
Tabblad incidentkans [Bron: Berekeningen TNO] Invoerparameter
Fpech,neer; Fpech,hor; Fpech,op : Kans op pech op neergaande, horizontale en opgaande deel FUMS,neer; FUMS,hor; FUMS,op : Kans op UMS (= Uitsluitend Materiële Schade) op neergaande, horizontale en opgaande deel Fletsel,neer ; Fletsel,hor; Fletsel,op : Kans op letselongeval op neergaande, horizontale en opgaande deel Fbrand, auto: Kans op brand van personenauto’s Aanbevolen wordt om voor de kans op brand in Nederland voor zowel personenauto’s, bussen als vrachtauto’s 2·10-8 per mvtkm aan te houden. Fbrand, bus : Kans op brand van bussen Aanbevolen wordt om voor de kans op brand in Nederland voor zowel personenauto’s, bussen als vrachtauto’s 2·10-8 per mvtkm aan te houden. Fbrand, vracht : Kans op brand van vrachtauto’s Aanbevolen wordt om voor de kans op brand in Nederland voor zowel personenauto’s, bussen als vrachtauto’s 2·10-8 per mvtkm aan te houden.
Invoerwaarde Zoeken naar Balans (3,65E-06) OW (5,80E-06) WO (3,65E-06) OW (5,80E-06) WO (3,65E-06) OW (5,80E-06) WO (7,30E-07) OW (1,16E-06) WO (7,30E-07) OW (1,16E-06) WO (7,30E-07) OW (1,16E-06) WO (7,30E-08) OW (1,16E-07) WO (7,30E-08) OW (1,16E-07) WO (7,30E-08) OW (1,16E-07) WO E (2 -08)
Invoerwaarde Churchilltunnel (4,50E-06) OW (3,45E-06) WO (4,50E-06) OW (3,45E-06) WO (4,50E-06) OW (3,45E-06) WO (9,00E-07) OW (6,90E-07) WO (9,00E-07) OW (6,90E-07) WO (9,00E-07) OW (6,90E-07) WO (9,00E-08) OW (6,90E-08) WO (9,00E-08) OW (6,90E-08) WO (9,00E-08) OW (6,90E-08) WO E (2 -08)
E
(2 -08)
E
(2 -08)
(2 -08)
(2 -08)
E
E
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
48 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
10 Bijlage 2 45
Invoerparameters incidentkansen [Bron: Advin, Goudappel Coffeng] Invoerparameter ZnB Churchill Rijstrookbreedte: 3,25m 3,25m Redresseerstrookbreedte: 0,60m 0,60m Hellingspercentage OW: 3km/h OW en WO: 1km/h opgaand (snelheidsverval WO: 1km/h vrachtverkeer) :….km/u Hellingspercentage Maximaal 2% Maximaal 3% neergaand: Horizontale boogstralen R=2000 R=220 (kleinste waarde, Rh (m): dus conservatief) Verticale boogstraal (m): R=6500 R=5000 (kleinste waarde , dus conservatief) Type convergentie- of OW: invoeger op ca. OW: VRI kruising op ca. divergentiepunt voor de 2.000m 380m tunnel en afstand: WO: invoeger op ca. WO: splitsing op ca. 590m 287m Type convergentie- of OW: uitvoeger op ca. OW: splitsing op ca. 193m divergentiepunt na de 2230m WO: samenvoeger op ca. tunnel en afstand: WO: uitvoeger op ca. 735m 530m 46 Churchill-tunnel: I/C verhouding OS : WO: 0,7-0,8 OS: OW: 0,7-0,8 WO: <0,7 AS: OW: 0,8-0,9 WO: 0,8-0,9 AS: OW: 0,7-0,8 WO: 0,7-0,8 Gemiddeld: OW: 0,7-0,8 Lelytunnel: WO: 0,8 OW: 0,75 OS: WO: <0,7 OW: 0,7-0,8 AS: WO: <0,7 OW: <0,7 Gemiddeld: WO: 0,7 OW: 0,75 % vrachtverkeer WO: 11% WO: 11% OW: 11% OW: 11%
45 46
Uitgaande van prognosejaar 2020, zonder verbreding A4 Den Haag – Leiden OS = ochtendspits, AS = avondspits
0 0
Neergaande helling (gemiddeld hellingspercentage)
Horizontale boog (rechtstand=0)
11 nee
Weeffactor (weefvak of uitvoeger)
0,64
% vrachtverkeer
I/C verhouding
70
5000
Verticale boog
0 220
Horizontale boog (rechtstand=0)
Neergaande helling (gemiddeld hellingspercentage)
6971500
Fileterugslag (Ibuis) 1
735
Afstand tunnel tot
Opgaande helling (snelheidsverval vrachtverkeer)
0,6 590
tot tunnel
Afstand
3,25
Rijstrookbreedte, smalste rijstrook
Breedte redresseerstrook
1290
Aanwezigheid vluchtstrook
Lengte (gesloten deel)
2 Ja
Rijstroken
Maximumsnelheid
1200
380
0,6
3,25
820
Ja
2
Weefvak Waarde
m
m
m
m
m
-
820
1200
380
0,6
3,25
330
Ja
2
Hor-Neutraal Waarde
m
m
m
m
m
-
1290 2
735
590
0,6
3,25
820
Ja
%
m
m
m
m
m
-
820
km/u
m
m
%
km/u
Weefvak Waarde
ja
11
0,84
70
6500
0
0
0
%
km/u
m
m
%
km/u
ja
11
0,76
70
5000
0
0
1
%
km/u
m
m
%
km/u
vtg/jaar 11278500 vtg/jaar
%
km/u
m
m
%
km/u
Hor-Neutraal Waarde
nee
Weeffactor (weefvak of uitvoeger)
CA WO Elementen
11
0,89
70
% vrachtverkeer
I/C verhouding
Maximumsnelheid
5000
0
Opgaande helling (snelheidsverval vrachtverkeer)
Verticale boog
m
m
m
m
m
-
320
m
m
m
m
m
-
330
1200
380
0,6
3,25
600
Ja
2
Uitvoeger2 Waarde
m
m
m
m
m
-
600
193
380
0,6
3,25
630
Ja
2
Uitvoeger3 Waarde
m
m
m
m
m
-
630
1200
380
0,6
3,25
400
Ja
2
Lneer Waarde
m
m
m
m
m
-
1200
380
0,6
3,25
600
Ja
2
400 Lop Waarde
m
m
m
m
m
-
2
nee
11
0,79
70
5000
0
0
1
9271000
735
590
0,6
3,25
320
Ja
m
m
m
m
m
-
320 2
735
590
0,6
3,25
620
Ja
%
km/u
m
m
%
km/u
Lneer Waarde
ja
11
0,57
70
5800
0
0
0
m
m
m
m
m
-
2
735
590
0,6
3,25
400
Ja
%
km/u
m
m
%
km/u
620 Lop Waarde
ja
11
0,35
70
6500
220
0
0
%
km/u
m
m
%
km/u
nee
11
0,72
70
5000
0
3
1
%
km/u
m
m
%
km/u
nee
11
0,64
70
5000
0
0
1
nee
11
0,74
70
%
km/u
m
m
%
km/u
m
m
m
m
%
km/u
m
m
%
km/u
nee
11
0,72
70
5000
0
0
1
7428543
735
590
0,6
3,25
1610
Ja
2
400 Lhor-neutraal Waarde
m
-
0
3
0
5800
vtg/jaar 8121250 vtg/jaar 6971500 vtg/jaar
%
km/u
m
m
%
km/u
Hor-Neutraal Waarde
nee
11
0,74
70
6500
0
0
0
%
km/u
m
m
%
km/u
%
km/u
m
m
%
km/u
vtg/jaar
m
m
m
m
m
-
nee
ja
nee
nee
ja
ja
nee
ja
nee
nee
nee
nee
ja
nee
nee
1610 Wijzigen?
nee
11
0,82
70
5800
0
0
0
nee
11
0,82
70
6500
0
0
0
14673000
1200
380
0,6
3,25
650
Ja
2
600 Lhor-neutraal Waarde
12081500 vtg/jaar 14673000 vtg/jaar 14673000 vtg/jaar 14673000 vtg/jaar 14673000 vtg/jaar 14673000 vtg/jaar 14673000 vtg/jaar
1200
Afstand tunnel tot
Fileterugslag (Ibuis)
0,6 380
3,25
Rijstrookbreedte, smalste rijstrook
tot tunnel
320
Lengte (gesloten deel)
Afstand
Ja
Aanwezigheid vluchtstrook
Breedte redresseerstrook
2
Hor-Neutraal Waarde
Rijstroken
Elementen
Tabel 15: Invoer incidentkansen aangepast model
%
km/u
m
m
%
km/u
vtg/jaar
m
m
m
m
m
-
650
ja
nee
ja
nee
ja
ja
ja
nee
ja
ja
nee
nee
nee
ja
nee
nee
Wijzigen?
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
49 / 53
11 Bijlage 3 Invoer incidentkansen aangepast model
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012
50 / 53
(Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
12 Bijlage 4: Schematisch overzicht Churchilltunnel47
47
Aangeleverd door Advin
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012 (Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
51 / 53
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012 (Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
52 / 53
TNO-rapport TNO-2012-R10298 | 19 juli 2012 (Postscannummer TNO-060-DTM-2012-02139)
13 Bijlage 5: Profilering ZnB en Churchilltunnel48
48
Aangeleverd door Advin
53 / 53