rijkswaterstaat
...........
iog. g. m.van kleef
onderhoud van openbare verlichtingsinstallaties wnIeg WIl"I .... andIrzoIIc llIM' het doIlll'lltlg onderhoud WIl opII.... wrIlchtlllgllllltllllatlll gedun ~ Juni 1876 In 11III1878
C' 1280
anttua..fdlll""
•••••t
-
.
onderhoud van openbare verlichtingsinstallaties verslag van een onderzoek naar het doelmatig onderhoud van openbare verlichtingsinstallaties gedaan tussen juni 1975 en mei 1976
ing. g.m. van kleef
rijkswaterstaat - directie wegen - ontwerpafdeling - 's-gravenhage - sectie verlichting
097705912
Grafische verzorging: Hoofddirectie van de Waterstaat, Bureau Reprografie.
Zonder voorafgaande schriftelijke tóestemming van de auteur is het niet toegestaat dit rapport gehe\ll of gedeeltelijk te copiëren of in andere publicaties aan te halen.
2
INHOUD
1. 2. 3. 4.
5.
6.
7. 8.
5 7
Voorwoord Inleiding Ervaringen van diverse verlichtingsbedrijven 3.1. stedelijke bedrijven 3.2. provinciale bedrijven Beschermlagen van lichtmasten 4.1. Inleiding 4.2. bescherming van de zinklaag 4.3. verfsoorten 4.4. verffabrikaten 4.5. economische vergelijking van conserveringssystemen Corrosie van materialen voor C.V.-installaties 5.1. inleiding 5.2. staal (masten) 5.3. roestvast staal (Iijnverlichtingskabels) 5.4. aluminium (masten) 5.5. geanodiseerd en gechromateerd aluminium (spiegeloptiek en armaturen) 5.6. conclusies en opmerkingen Depreciatie van verlichtingsinstallaties 6.1. inleiding 6.2. veroudering van armatuurkappen 6.3. veroudering van lampen in combinatie met vervuiling van de armatuurkappen 6.4. mechanische invloeden op lampen 6.5. analyse van de groepsremplacewerkzaamheden Corrosie van patroonhouders Resumé 8.1. samenvatting 8.2. de onderhoudsovereenkomst
45 45
Bijlagen.
47
3 16 21 22 24 25 26 29 29 30 31 32
33 33 36 37 41 43
3
VOORWOORD Bij de directie Wegen zijn een aantal rijkswegen in beheer en onderhoud. De verlichtingsinstallaties spelen daarbij een belangrijke rol. We ontdekten dat er buiten de directie Wegen, vooral buiten de RWS, veel kennis aanwezig was, waarmee we ons voordeel konden doen. Een onderzoek in een materie die nog weinig bestudeerd is kan men vergelijken met een duik in onbekend water. De enige manier om zo'n onderzoek met succes te beëindigen is dan ook door de hulp in te schakelen van mensen die ervaring hebben in het onderhouden van verlichtingsinstallaties. Het is ondoenlijk om in dit voorwoord allen persoonlijk te noemen die hun medewerking gegeven hebben, doch voor twee zou ik een uitzondering willen maken. De Heren Drs. F. Burghout van de KEMA en Ing. P.J. Roelse van de Rijkswaterstaat ben ik speciale dank verschuldigd voor de initiatieven die zij genomen hebben en voor de vele ideeën die zij hebben aangedragen. Voor op- en aanmerkingen van opbouwende aard houd ik mij ten zeerste aanbevolen. "De samensteller van dit rapport wijst erop, dat zonder zijn voorkennis en toestemming delen van het concept-rapport, met name van de tabellen I en 11, zijn misbruikt voor commerciële doeleinden. Hij betreurt het dat door onvolledige weergave van de gegevens ten onrechte een ongunstige indruk van het materiaal aluminium is gewekt, terwijl naar zijn mening de grote variatie in de weergegeven meningen van de geënqueteerden juist ruimte laat voor een genuanceerde interpretatie".
's-Gravenhage, juni 1977 Ing. G. M. van Kleef
5
2.
INLEIDING Het onderhouden van verlichtingsinstallaties is een bezigheid die maar weinig mensen zich als dagtaak gesteld zien. In veel gevallen vooral in de gemeenten onderhoudt de verlichtingsontwerper ook de installatie zodat de aandacht verdeeld moet worden over twee totaal verschillende gebieden. In het verleden besteedde de RWS het onderhoud vaak uit aan energiebedrijven, waarbij controle op de efficiëntie erg moeilijk was. Het is begrijpelijk dat niet bij alle openbare verlichtingsbedrijven het onderhoud een onderwerp van studie zal zijn. Bij de directie Wegen van de Rijkswaterstaat heeft men het daarom noodzakelijk geacht een onderzoek in te stellen naar een doelmatig onderhoud. Dit onderzoek is te splitsen in twee delen nl. 1. ervaring van derden 2. onderzoek van de materialen. Voordat men aan het tweede deel van het onderzoek kan beginnen is het zinvol te analyseren uit welke delen een installatie is opgebouwd. Na analyse en studie zijn toepassing en onderhoud van materiaaldelen in de diverse hoofdstukken beschreven. De ervaringen van derden zijn weergegeven in het eerste deel van dit rapport. Aan het eind wordt een resumé gegeven en worden een aantal conclusies samengevat.
7
3. 3.1.
ERVARING VAN ANDERE VERLICHTINGSBEDRIJVEN Stedelijke bedrijven
3. 1. 1.
Inleiding Als men aan een onderzoek begint is het vaak zinvol te weten wat anderen voor die tijd hebben gedaan. Dit heeft zowel positieve als negatieve aspecten. Enerzijds wordt het onderzoek versneld doordat men voortbouwt op de basis die anderen gelegd hebben. Anderzijds loopt men het risico dat op deze manier het onderzoek in de verkeerde richting omgebogen zou worden; vooral wanneer men eenzijdig voorgelicht zou worden. Om dit laatste te voorkomen is het noodzakelijk niet te volstaan met de ervaringen van één bedrijf, doch informaties in te winnen bij meerdere instanties, zodat als het ware een gemiddeld overzicht verkregen kan worden. Omdat onderhoud van OV-installaties vrij veel research vraagt is het inwinnen van informatie beperkt gebleven tot de grote gemeenten, omdat aangenomen mag worden dat bij kleinere gemeenten de capaciteit ontbreekt dit onderzoek te doen. Verder is het noodzakelijk gemeente-bedrijven te benaderen in gebieden met verschillende klimatologische en industriële milieu's zodat wat dit betreft een grote veelzijdigheid in de gegevensstroom wordt verkregen.
3.1.2.
Opzet van het onderzoek Bij de volgende gemeenten werd informatie ingewonnen: 1. Amsterdam 6. Arnhem 2. Rotterdam 7. Amstelveen 3. Den Haag 8. Dordrecht 4. Utrecht 9. Enschede 5. Eindhoven 10. Den Helder Bij deze zeven gemeenten werden steeds dezelfde vragen gesteld: a. wat zijn de ervaringen met groepsemplace van lampen en welke tijden worden gehanteerd? b. uit welke materialen zijn de lichtmasten samengesteld en hoe zijn daar de ervaringen mee? c. welke beschermlagen worden op de masten toegepast? d. op welke manier worden de kappen gereinigd? e. in welke stadium is de automatisering van de lichtpuntenadministratie? In de navolgende gedeelten wordt eerst iedere gemeente apart besproken en daarna wordt een overzicht gegeven van de kernpunten in tabel 1.
3.1.3. Uitwerking 3.1.3.1. AMSTERDAM Na een gesprek met hoofd van het CV-bedrijf wordt duidelijk dat onderhoud in Am· sterdam een nauwkeurig omschreven zaak is. Het onderhoud is te verdelen in curatief onderhoud en preventief onderhoud. Vooral het laatste verdient natuurlijk de nodige aandacht. Zo worden één maal per zeven jaar draden in de masten en armatuurkappen vernieuwd. De groepsremplacetijd in het stadsgebied is 6000 h, terwijl de controle wordt uitgevoerd eens per drie maanden. Als bijzonderheid kan worden vermeld dat de lichtpunten-administratie geheel geautomatiseerd is; in het geheugen van de computer is opgenomen:
soort uitlegger armatuur
9
type lampe (bij TL ook de kleur) soort mast *) met lichtpunthoogte adres laatste grote onderhoud laatste remplace soort lamphouder 3.1.3.2. ROTTERDAM Het onderhoudsplan van deze gemeente vertoont enige verschillen met dat van Amsterdam. Op de eerste plaats de aard van de lichtmasten, deze zijn in de regel niet verzinkt, doch gewoon van staal, voorzien van een laag menie met als bovenlaag de chloorrubberverf Sikkens 25/1. De masten worden door de fabrikant afgelakt geleverd. Het curatief onderhoud wordt gedaan door de lichtpunten eens per 3 maanden met een hoogwerker te controleren, waarbij defecte lampen tegelijk verwisseld worden, terwijl ook lampen worden verwisseld na mededelingen door het publiek. Hier is de trend aanwezig om de groepsremplacetijd te verlengen van 8000 naar 12000 h. Aan de armaturen wordt geen onderhoud gepleegd, alleen van binnen en buiten gereinigd bij de groepsremplace terwijl de meesten eens per zes jaar geschilderd worden. Aluminium masten worden niet meer toegepast, vanwege het grote aantal gevallen van corrosie aan het voetstuk. Gebleken is, dat ca. 50 procent van de oorzaken dat een lamp niet brandt, gelegen is in de apparatuur in de poort. Reden waarom, uit overwegingen van efficiëntie, slechts één man eerst deze storingen verhelpt, waarna dan de hoogwerker gericht de dan nog niet brandende lampen vervangt. Op basis van milieu moeten alle masten de kleur hebben overeenkomstig RAL 7038. (opgave Interne Welstands Commissie Straatmeubilair) In voorbereiding is automatisering van het Ov-bestand. 3.1.3.3. DEN HAAG. Het controlesysteem van de gemeente Den Haag bestaat hieruit dat eens per tijdseenheid drie maanden door personeel van de dienst alle lichtpunten worden nagegaan, waarna geconstateerde fouten direct worden gerepareerd. Ook op meldingen van wijkbewoners, word direct gereageerd. Evenals in de gemeenten Rotterdam· en Amsterdam worden in Den Haag vanwege slechte ervaringen in het verleden met aluminium-corrosie van de grondstukken thans uitsluitend verzinkt stalen masten toegepast. Met huidige grondstukbeschermingen is daar misschien verbetering in gebracht. Alle masten die nu toegepast worden zijn van verzinkt staal en worden een jaar na plaatsing geschilderd met het volgend systeem: 1e laag: Cotaprimer 2e laag : Amarol 3e laag: Chinolit De tijdsduur tussen twee schilderbeurten is ca. 8 jaar, terwijl er onderzoekingen met andere verfsoorten gedaan worden om te komen tot een tweelagensysteem en om de levensduur te verlengen . • ) Er worden alleen stalen masten toegepast.
10
Overigens gaf het hoofd van de dienst in overweging te bevorderen de mast te laten schilderen (met een twee componenten verf) direkt na het verzinken. De algemene trend in Den Haag is geen overspanningen meer toe te passen in verband met de moeilijke controle van de staalkabels (niet roestvast). Bovendien is het vaak niet eenvoudig de muurankers op voldoende hoogte in de oude gevels te monteren. Bestaande overspanningen worden eens per twee jaar gecontroleerd. Ook hier gebeurt het reinigen van de kappen (decentraal) met water en zeep, terwijl de centrale reiniging nog in onderzoek is. De groepsremplacetijd is voorlopig nog gesteld op 6000 h, doch deze zal binnenkort opnieuw vastgesteld worden (waarschijnlijk op 8000 h of meer). 3.1.3.4. UTR ECHT. Sinds enige tijd is in onderzoek op welke manier de controle op uitval van lampen moet worden toegepast. In deze tussenfase is dit werk tijdelijk opgeschort zodat nu lampen verwisseld worden naar aanleiding van mededelingen van wijkbewoners en politie. Op die plaatsen waar experimenten genomen worden met groepsremplace is de tijd gesteld op 8000 h. De ervaringen hiermee opgedaan zijn zeer goed. Met de lichtmastmaterialen zijn geen grote moeilijkheden geweest, zowel aluminium als verzinkt staal voldoen goed. De verzinkt stalen masten worden een jaar na plaatsing geschilderd en moeten dan tien jaar corrosiebestendig zijn, althans bij gebruikmaking van polyrethaanverven. De aluminium masten worden voorzien van een geanodiseerde aluminium ring op het grensstuk tussen de gedeelten onder en boven de grond. De reiniging van de kappen gebeurt decentraal met water en zeep. Als bijzonderheid heeft Utrecht als materiaal voor de kappen behalve polycarbonaat en methylacrylaat ook hardglas in gebruik, vooral bij armaturen op grote lichtpunthoogte. 3.1.3.5. EINDHOVEN. In deze gemeente kan het onderhoud van de totale openbaren verlichtingsinstallatie verdeeld worden in preventief en curatief onderhoud. Ten behoeve van een doelmatige planning is het jaar verdeeld in "vier-wekelijkse" perioden en het verzorgingsgebied in ca 50 wijken. Ten behoeve van het onderhoud van de lichtbronnen wordt de eerste week van de periode gereserveerd voor curatief onderhoud (reparatie), die andere drie weken voor preventief onderhoud (groepsremplace). In de week, voorafgaande aan de reparatieweek, worden alle lichtbronnen van het gehele verzorgingsgebied gecontroleerd op defecten. Over elke wijk is een controleur aangesteld, die in de "contröle week" tijdens de avonduren zijn wijk controleert. Deze controleurs zijn gerecruteerd uit het personeel van gemeentebedrijven en bij voorkeur woonachtig in of in de nabijheid van de te controleren wijk. Per wijkcontrole wordt een vast bedrag vergoed. Bij de groepsremplace worden zowel de avond- als nachtbranders vervangen. Gelijktijdig met deze groepsremplace worden de armaturen en voorschakelapparaten nagezien, de kappen gereinigd met Elinol-zeep in een wateroplossing en de deursluitingen ingevet. Als onderdeel van het onderzoek naar de juiste groepsremplace-tijd worden de uitvalcijfers van bepaalde proefgebieden (per lamp-type) bepaald. Mede naar aanleiding van 11
deze cijfers zal de groepsremplace-tijd (afhankelijk van wegcategorie) liggen op een gemiddelde brandtijd van 6000· 9000 h. Verzinkte masten worden ongeschilderd geplaatst. Directe plannen om deze masten te schilderen bestaan er nog niet. Er wordt momenteel geen uitbreiding gegeven aan het aluminium lichtmastenbestand n.a.v. enkele moeilijkheden met het grondstuk. Bestaande, niet verzinkte, installaties worden geschilderd met Poluran. Moeilijkheden met overschilderen, zoals anderen dit hebben ervaren, werden hier niet met Poluran geconstateerd. 3.1.3.6. ARNHEM. Het controlesysteem van deze gemeente kwam overeen met dat van b.v. Amsterdam of Rotterdam. Ook de groepsremplacetijd is hier in onderzoek en varieert van 4000 h voor doorgaande wegen tot 8000 h voor woonwijken. Aluminium masten worden niet meer toegepast, de ervaringen hiermee (bij verscheidene beschermlagen van de grondstukken) was zonder meer slecht. Er worden nu niet-verzinkt stalen masten toegepast met een 5 jarenverfsysteem van Sikkens terwijl er ook nog achthoekige plaatstalen masten toegepast worden, voorzien van eenzelfde verfsysteem. De armatuurkappen worden met een droge doek gereinigd, op de plaats van het lichtpunt. In plaats van porceleinen zekeringhouders worden de Weismullerstrips gebruikt, die als voordeel hebben dat ze minder plaats innemen, doch ook enige nadelen hebben, zoals ontbreken van het KEMA-keur en de meer ingewikkelde handelingen die de monteur moet uitvoeren om de zekeringen te verwisselen. 3.1.3.7. AMSTELVEEN. Het controlesysteem van de gemeente Amstelveen verschilt volledig van dat van de andere gemeenten. Alle controles worden 's avonds gedaan door gemeentepersoneel, terwijl een geconstateerd defect ter plaatse gerepareerd wordt. Het reinigen van de kappen gebeurt hier met een zeepoplossing van de fa. Kemt. Het groepsremplacetijdstip is voorlopig gesteld op 6000 h, doch een nader onderzoek is ook hier nog gaande. De voorkeur voor het masten·materiaal wijkt af van dat van de overige gemeentediensten, er wordt alleen nog aluminium toegepast, de ervaringen hiermee zijn zeer goed. 3.1.3.8. DORDRECHT. De installaties van de diverse gemeenten waarvoor het Dordtse bedrijf zorgt, worden met een zekere regelmaat door gemeentepersoneel nagezien op uitval, terwijl dit ook na iedere groepsremplace gebeurt. Op meldingen van het publiek wordt binnen een week gereageerd. De groepsremplace· tijd voor de meest voorkomende lamptypen is 4000 à 5000 uur (behalve gloeilampen en TL "u" lampen), terwijl met de SON-Iampen nog experimenten worden uitgevoerd om de groepsremplacetijd te bepalen. Met de betrekking tot de achteruitgang van de lichtopbrengst van een in.stallatie als functie van de tijd heeft men aardige ervaringen. Bij overname van de installatie van een gemeente waar nooit lampen werden vervangen tenzij ze defect waren, gaf een groepsremplace een opvallende vooruitgang. Het mastmateriaal bestaat in de stad uit verzinkt staal (zinkdikte 70 à 80 )Jm), en buiten de stad uit aluminium. De bij de firma Nolte vervaardigde masten worden door
12
de KEMA op verzinkwerk gekeurd. Zowel met aluminium als met verzinkt staal zijn de ervaringen goed, behoudens een klein aantal aluminium masten die bij het grondstuk afbraken. Hierbij wordt aangetekend dat geen speciale grondstukbehandeling is toegepast. De kappen worden ter plaatse gereinigd met een oplossing van zeep in water. Verfsystemen zijn onder andere voor na het verzinken (na gemiddeld zes jaar) Fortis, voor overig werk Sikkens of Van Derks. Een studie over de lichtpuntenadministratie is in volle gang. 3.1.3.9. ENSCHEDE. Behalve met openbare verlichting houdt deze afdeling van dit bedrijf zich ook bezig met binnenverlichting en verkeersregel installaties. De gemeente is onderverdeeld in 28 secties, waarin een controleur (personeelsl id uit eigen bedrijf) is aangesteld die iedere twee weken alle lichtpunten controleert op defecte lampen, armaturen e.d. De groepsremplacetijden van deze gemeente wijken nogal af van alle voorgaande. Men heeft hier het principe van de groepsremplacetijden voor de meeste lamptypen verlaten. Behalve bij lagedruk natrium en hoge druk kwik lampen, wordt er gewacht tot de lamp uitvalt. Bij genomen proeven, gedurende 5 jaren, blijken de gemiddelde branduren, zonder noemenswaardige bezwaren, te kunnen zijn: voor gloeilampen 1000 h voor HPL 14000 h 18000 h voor Na 4000 h voor MLL voor TL 12000 h Door het intensieve controlesysteem is het bijna niet mogelijk dat een lamp langer dan 14 dagen niet brandt. Het energieverbruik blijkt uit experimenten bij deze lange remplacetijden niet te zijn toegenomen, ook is er geen noemenswaardige schade aan de voorschakelapparaten geconstateerd. Als mastmateriaal gaat men er steeds meer toe over aluminium te gebruiken. De ervaringen hiermee zijn zeer goed. Momenteel zijn in totaal ± 15.000 masten in het net aanwezig. Hiervan zijn ± 7000 in staal en ± 8000 in aluminium uitgevoerd. Sinds enige jaren worden alleen maar de masten boven de 8 m. Iph in staal besteld. De stalen masten worden in bijna alle gevallen vuur-verzinkt geplaatst en na ± 8 jaar in een 8-jarige periodieke schildersbeurt opgenomen. Uit vroegere jaren zijn ook nog niet verzinkte stalen masten in het net aanwezig. Elk jaar worden ongeveer 800 tot 1000 stalen masten (± 1/8 deel v.h. totaal) geschilderd. Dit om in ± 8 jaar alles weer geschilderd te hebben. Als beschermlagen worden achtereenvolgens aangebracht: menie, grondlak en daarna middelgrijze lak volgens staalkaart "Pieter Schoen" no. 546. Alle verfsoorten zijn synthetisch en van 1e kwaliteit. De kappen worden ook hier ter plaatse gereinigd met een afwasmiddel. Het gehele armatuur, zowel inwendig als uitwendig, wordt ter plaatse, hoofdzakelijk in de zomermaanden, gereinigd. Een interessante zaak is het beoordelen van de verlichtingsinstallaties. 13
Enige tijd geleden heeft men een aantal deskundigen en een aantal monteurs de instal· laties laten waarderen op resp. lichttechnische eigenschappen en praktisch gebruik. Aan de hand van deze waardering, die elke 5 jaar herzien wordt, wordt beoordeeld welke straten de meeste prioriteit hebben en dus het eerst aan de beurt zijn om vernieuwd te worden. Elk jaar stellen B. &. W. een betrekkelijk groot bedrag beschikbaar om de O.V. in een zo goed mogelijke staat te houden. 3.1.3.10 DEN HELDER. In deze gemeente is er geen speciaal controlesysteem. Lampen die tussen twee groepsremplacebeurten uitvallen worden door dezelfde ploeg vervangen, welke ook de aange· reden masten behandelt en de groepsremplace uitvoert. De tussentijdse uitval is echter zeer klein, naar schatting kleiner dan 50fa . Sinds de energiecrisis branden hier alleen de nachtlampen nog. De groepsremplacetijd is 4000 branduren. Men overweegt experimenten om de groepsremplacetijd te bestuderen. Als mastmateriaal wordt alleen aluminium toegepast. Men heeft hiermee al 17 jaar goede ervaringen. De grondstukbescherming is coroplast, terwijl men twee maatregelen neemt om de mast te beschermen namelijk: a. alle masten aarden; b. geen tegels tegen de masten. De kappen worden centraal gereinigd. Men heeft daarvoor wel een voorraad kappen moeten aanleggen. De indruk bestaat, dat dit arbeidsbesparend werkt. Er is geen automatisering van de lichtpunten-administratie.
14
• N
ö, o o
Stad
7' Q.
groeps remplace tijd (h)
mastmaterialen
kappenreiniging
verfmethode
ervaring met aluminium
Ol
o
"0
Amsterdam
6.000 8.000
verzinkt staal
water en zeep
ch Ioorrubber met ijzerglimmer
slecht
Rotterdam
6.000 8.000
staal en menie
water en zeep
chloorrubber Sikkens 25/1
slecht
Den Haag
6.000 8.000
verzinkt staal
water en zeep
slecht
6.000 10.000
verzinkt staal en aluminium
water en zeep
1. cotaprimer 2. amarol 3. chinolit of een chintex 2lagen systeem n.v.t.
Eindhoven
6.000 9.000
verzinkt staal
water en zeep (Elinol)
n.v.t. (Poluran voor niet verzinkte masten)
slecht
Arnhem
4.000 8.000
staal (staalplaat)
droge doek
5 jaren syst. Sikkens
slecht
Amstelveen
6.000
aluminium
water en zeep (fa. Kemt)
n.v.t.
goed
Dordrecht
4.000 5.000
verzinkt staal of aluminium
water en zeep
1. Fortis 2. Sikkens 3. van Derks
goed
Enschede
15.000 20.000
aluminium
water en zeep
n.v.t.
goed
4.000
aluminium
centraal met water en zeep
n.v.t.
goed
3
~
~ :J
cg
:J :J ~
...<
Ol
o o
~
8
a. Ol
:J
Utrecht
:J
C1I
~
Den Helder
.... Ol
goed
~
DJ
m r *)
3.2. 3.2.1.
Provinciale bedrijven. Inleiding. Evenals bij de stedelijke O. V.-bedrijven is er heel wat kennis verzameld bij de provinciale bedrijven. Dezelfde vragen zijn gesteld over corrosiebescherming, groepsremplace, reiniging enz. Er is de volgende keuze uit de provinciale bedrijven gemaakt: 1. Zeeland 2. Noord-Brabant 3. Limburg 4. Utrecht 5. Noord-Holland 6. GroningenlDrente 7. Friesland Achtereenvolgens zullen de gegevens van deze bedrijven vermeld worden en aan het eind van dit verslag is een algemeen overzicht weergegeven.
3.2.2.1. ZEELAND (PZEM). Er is, met uitzondering van twee plaatsen, geen bepaald controlesysteem, wel is er een controle bij de groepsremplace. Er worden alleen defecte lampen uitgewisseld, na melding van bewoners of politie. De groepsremplace tijd is kortgeleden veranderd van 4000 in 6000 h, terwijl men denkt aan een nog langere tijd. Gezien de uitgestrektheid van de provincie en de minder gunstige verbindingen zijn de onderhoudsploegen gestationeerd op verschillende plaatsen. Aluminium masten worden niet toegepast, behalve in Goes waar enige exemplaren geplaatst zijn in de tijd dat de PZEM de exploitatie aldaar nog niet had overgenomen en in Middelburg waar de ervaringen met aluminium masten slecht zijn, vooral omdat de meeste geplaatst zijn in een woonwijk die gebouwd is op land dat opgespoten is met Schelde-zand, wat door het hoge zoutgehalte corrosie bevordert. De verzinkt stalen masten worden verzinkt met een laagdikte van 110 mm en worden ongeschilderd geplaatst, terwijl de,masten door de KEMA worden gekeurd. De Stichting Doelmatig Verzinken heeft de PZEM verzekerd dat deze masten minimaal 8 jaar ongesch ilderd kunnen bi ijven staan, zonder dat meer 'dan 5% corrosievorming optreedt. Overigens is het vermeldenswaard, dat alhoewel slechts een laagdikte van 110.um geëist wordt, er wellaagdikten voorkomen tot 160.um en 180.um . *) De reiniging van de kappen geschiedt alleen met water en een doek. Als verfsysteem van de vroeger geplaatste onverzinkte masten wordt gebruikt het vier-lagen systeem van Sikkens: 1. menie 90/10 2. menie 50/50 3. Grondverf ijzerglimmer 4. Dekverf ijzerglimmer. De tijdsduur voor dit systeem wordt geschat op 5 à 8 jaar, d.W.z. 5 jaar in een industriële omgeving en 8 jaar in een landelijke. Als bijzonderheid kan nog worden vermeld dat door de gemeenten geëist wordt dat de lichtstroom niet beneden de 65 procent van de nieuwwaarde mag dalen, zodat wat dat betreft de groepsremplace hierdoor niet sterk gebonden wordt.
• ) Dit wordt veroorzaakt door de methode van verzinken met volledig of half gekalmeerde staalsoorten of d.m.V. zandstraalmethoden,
16
3.2.2.2. NOORD·BRABANT (PNEM) Evenals in Zeeland wordt de controle in de provincie gedaan door de respectievelijke gemeenten en de kantonniers van Rijkswaterstaat. De hoogste frequentie is één keer per week, terwijl de ondergrens één keer per maand is. De groepsremplacetijden zijn als volgt: Na en Hg-Iampen 6000 h fluoriscentiebuizen 6000 h gloeilampen 2000 h De kappen worden ter plaatse gereinigd met een oplossing van een bepaalde zeepsoort (Tepol) en een droge doek. Verzinkte masten worden geschilderd (dit is afhankelijk van de gemeenten) met een twee componenten systeem van Sikkens of Wagemakers. Overigens worden pas de laatste vier jaren verzinkte masten toegepast, voordien werden de masten alleen gemenied en voorzien van een conventioneel verfsysteem. Er wordt verzinkt tot een minimum laagdikte van 70,Um of 80,Um . De ervaringen met aluminium masten zijn niet zo gunstig, deze worden door een aantal gemeenten toegepast. Het voetstuk van de aluminium masten wordt bekleed met bitumen, epoxiehars, krimpkous of glasvezel· bandage. Overigens werd er door de PNEM op gewezen dat er onderhoudsovereenkomsten bestaan tussen Rijkswaterstaat en verschillende kleinere gemeenten die door die gemeenten slecht of zelfs op niet te verantwoorden wijze nageleefd worden. Ook de PNEM stelt haar diensten ter beschikking ten behoeve van onderhoud van Rijkswaterstaat-ver Iichti ngs- insta Ilaties. De administratie ten behoeve van de onderhoudsdienst is geautomatiseerd; in de com· puter is per Iichtmast opgenomen: adres; mastnummer; soort mast (staal, aluminium, hout e.d.); lichtpunthoogte; armatuur; lampgegevens; avond- of nachtbrander; wijzigingsdatum; remplace-datum; abonnementskosten en vervangingskosten.
3.2.2.3. LIMBURG (PLEM) Inspectie van de openbare verlichting vindt door de districtsmedewerkers in principe eens in de twee maanden plaats; daarnaast worden meldin,gen van derden ten zeerste op prijs gesteld. Vervanging van defecte lampen vindt direct bij de inspectie, resp. zo spoedig mogelijk na een melding plaats. Groepsremplace vindt bij de PLEM reeds voor natrium- en kwiklampen systematisch plaats sinds 1965. Uitwisseling van lampen geschiedt momenteel nog na ca. 5000 branduren, doch een studie naar langere perioden tussen de opeenvolgende groepsremplace is gaande. Daar zich enige jaren geleden echter problemen voordeden met contacten van de bajonetlamphouders, is nog geen duidelijk uitzicht op de uitkomst van deze studie. Voor fluorescentiebuizen kent de PLEM geen vast systeem voor vervanging. De reiniging van de kappen geschiedt nu in principe met een droge doek decentraal.
17
Het materiaal van de masten was vroeger alleen zwart plaatstaal. Sinds 5 jaren worden de masten na fabricage thermisch verzinkt volgens NEN 1275. Tevens is sindsdien het duplex-systeem voor de conservering ingevoerd, waarbij 1 laag "High Build"-verf wordt toegepast. De bescherming tot een roestgraad RE 4 van de Europese roestschaal ligt met deze behandelingswijze, afhankelijk van de omgeving, tussen de 25 en 35 jaren. Overschilderen geschiedt dan ook uitsluitend om esthetische redenen, waarbij een periode van 6 tot 12 jaren geldt, afhankelijk van de plaatsingsomstandigheden. AI-masten worden slechts weinig toegepast, mede op grond van een ervaring met ca 4000 in de jaren 68 - 70 geplaatste masten. Corrosie van de mastvoet is hierbij een zeer veelvuldig voorkomend euvel. 3.2.2.4. UTRECHT (PUEM) Ook hier is de controle als in de voorgaande drie provincies. De groepsremplacetijden zijn globaal vastgesteld op 5000 h voor alle typen, een tijd die vastgesteld is na negatieve ervaringen met langere tijden (tot 6000 hl. De reiniging van de kappen gebeurt ter plaatse (als deze niet te vuil zijn), of in de werkplaats (als er een olielaagje op zit). Men gebruikt als mastenmateriaal aluminium, verzinkt staal en gemenied staal. De ervaringen met aluminium zijn tot nu toe slecht, de heer Blokland van de PUEM toonde een voetstuk van een zojuist omgevallen mast. Hierbij dient echter wel aangetekend te worden dat de bescherming van het voetstuk van deze mast niet optimaal was. De verzinkt stalen masten worden geconserveerd met een duplexsysteem (polyurethaanlak), waarbij de fabrikant (Fortis) een garantie van 8 jaar geeft. De dikte van de zinklaag is 80 - 100 .um. De automatisering van de lichtpuntenadministratie is nog niet in de praktijk gebracht, men wacht nog op ervaringen van andere gedeelten van het bedrijf. Overigens werd door de PUEM gesteld dat men het duplexsysteem als bijzonder goedkoop ervaart. 3.2.2.5. NOORD-HOLLAND (PEN) De algemene controle wordt een keer per jaar uitgevoerd, tegelijk met de groepsremplace die nog gehandhaafd is op 4000 h. Sinds twee jaar plaatst men thermisch verzinkte masten, zodat er nog geen ervaring is met de houdbaarheid van dit materiaal De on-verzinkte masten worden geconserveerd met een menie-grondverf-glansverf-systeem van Sikkens. Het schilderen gebeurt één keer per vijf jaar. Het schoonmaken van de kappen gebeurt ter plaatse met water en zeep, terwijl ook wel spuitbussen werden toegepast. Er wordt verzinkt met een minimale laagdikte van 100 um, zodat zandstralen voor het verzinken noodzakelijk is. Op verzoek van sommige gemeenten worden ook masten voorzien van 2 componenten-verf, waarmee de ervaringen goed zijn. Tot een lichtpunthoogte van 6 meter wordt ook aluminium toegepast, dat tot nu toe goed bevalt. De grondstukken van deze masten worden voorzien van bitumen of 2 componentenverf. De lichtpunten-administratie gebeurt nog door middel van een kaartsysteem. 3.2.2.6. GRONINGEN/DRENTHE (EGD) Het totale gebied bevat 72 gemeenten, de stad Groningen verzorgt de eigen verlichting. Er vindt directe tussentijdse uitwisseling plaats binnen 48 uur op vitale kruispunten en dergelijke, terwijl meldingen door de politie, publiek en gemeentewerken verzameld worden. 18
De groepsremplacetijden vaneren van 6500 - 7000 uur, met dien verstande dat de uitwisseling plaatsvindt om de drie resp. anderhalf jaar voor de avond/ochtend resp. nachtbranders. Het overgrote deel van de lampen bestaat uit fluorescentiebuizen (84%), op hoofdstraten wordt hogedrukkwikverlichting en op kruispunten met provincie wegen natriumlagedrukverlichting toegepast. Als mastmateriaal wordt zowel staal als aluminium toegepast. Tot zes meter gebruikt men aluminium, daarboven staal. Bij aluminium masten met paaltoparmatuur waren nogal wat moeilijkheden als gevolg van trillingen. Met een nieuwe bevestigingswijze werden deze moeilijkheden opgelost. De voetstukken van de aluminium masten worden in- en uitwendig behandeld met epoxyhars. De stalen masten worden, voor wat betreft de voetstukken, voorzien van bitumen. Conservering van de stalen masten gebeurt door middel van de methode staalstralenzinkcompound-sikkens 2 lagen systeem. Er wordt geschilderd eens per 6 à 8 jaar, in kustgebieden eens per 4 jaar. De automatisering van de lichtpuntenadministratie is al in volle gang. Opgenomen wordt: de lichtpunthoogte mastmateriaal plaatsingsmateriaal vermogen soort lamp brandwijze De kappen worden gereinigd met een oplossing van een chemisch middel (findusin) in water. Het totale aantal lichtpunten bedraagt 90.000. 3.2.2.7. FRIESLAND (PEB) Het PEB verzorgt de gehele openbare verlichting in de provincie Friesland met uitzon· dering van de stad Leeuwarden. Er is vanuit het bedrijf geen bepaald systeem om tussentijdse uitval van lampen te controleren. Wel is er een centrale telefonische melding mogelijk voor alle gemeenten die zelf uitval constateren. Deze meldingen gaan drie keer per week naar de aannemer, die de defecte lampen binnen 7 dagen vervangt. De groepsremplacetijd is 550 uur, proeven worden genomen om deze tijden te verlen· gen. Het mast materiaal is voor masten tot 5,5 meter aluminium, daarboven wordt thermisch verzinkt staal toegepast. De indruk bestadt dat de lampuitval na een storm bij aluminium masten groter is dan bij stalen masten, ook de kans op beschadigingen door baldadigheid is groter. Men heeft geen moeilijkheden met de grondstukken van de aluminium masten. Vanaf het begin is al glasvezelbandage toegepast, voor het uitwendige van de mast, inwendige past men epoxyhars toe. De thermisch verzinkte masten ondergaan een duplexbehandeling met het systeem hermeticpoluran van Fortis. De kappen worden decentraal gereinigd met water en zachte zeep.
19
I\)
o
-I
provincie
groepsremplacetijd*)
mastmateriaal
kappen reiniging
verfmethode **)
ervaringen ***) met aluminium
automatiseri ng administratie
» a:l
m
r
CC:::l=:O
CD
Zeeland
6.000
verzinkt staal
decentraal
--
NoordBrabant
6.000
verzinkt staal
decentraal
in fabriek: 2 comp.systeem ter plaatse: Sikkens/Wagenmakers
...,
niet goed
nog niet
Utrecht
5.000
verzinkt staal
decentraal centraal
2 comp.systeem Fortis
slecht
nog niet
decentraal
--
goed
Friesland
6.500
5.500
aluminium verzinkt staal
0> 0>
hermetic-poluran van Fortis
goed
geheel
~ CD'
7'
_. 0> 0>
cc
cc .....
CD CD
~'"c
cc
...,
CD
...,
_ • •:::l
_.
IJ>
CD
:::T
• -< ~
(1)
<
...,
c: .....
:::l
0>
0>
..... C
3
Q)
:::l IJ>
0>
3
c:
...,
c: '
~ 0
0>
!:!". IJ>
CD CD ...,
-. ..... 0.
!:!".-< "c ._
:::l
cc
goed
geheel
CD
:::l
:'ëi)=r q 3 ~ O>"c cc
~
:::l
0>
0>
.
<
CD
...,
3 3 :::l
J
.....
30>
...,
nog niet
IJ>
...,
CD
*) voor Na-lampen **) van verzinkt staal I ***) zie ook de opmerkingen in het voorwoord en in 5.4.
0>
0.
~
0>
decentraal water en zachte zeep
CD
.....
CD :::l
.....
...,
zinkcompound 2 lagen syst. van Sikkens
.....
:::l
lil' 3 CD
decentraal met findusin
cc
"c c:
3_. Û 3 :. 0> IJ> grotendeels
Drente
CD
= 0
0.' CD
geen
aluminium/ staal
:::T
o
--
6.000
.....
:::l
o
decentraal
Groningen!
0>
...-tl
plaat-staal
verzinkt staal
0
:::T I""t
..... "C
0. 0 CD 0
6.000
4.000
0> 0
=r
eTC::::T ..., :::l .....
Limburg
NoordHolland
..
0
cc CD
~
CD
c: cc CD :::l N _.
ëD ? 3' ~ 0> 0 ..... < "c CD
c:
0 :::l
'ál
IJ>
a:'?-~ CD
Co'?
0
CD
~ ::J
4.
BESCHERMLAGEN VAN LICHTMASTEN
4.1.
Inleiding I n het algemeen zijn masten vervaardigd van metaal, in de meeste gevallen van staal of aluminium. Weliswaar zijn er ook andere materialen in gebruik zoals kunststof, beton, weervast staal en roestvast staal, doch in de praktijk komt het erop neer dat er een keuze gemaakt wordt uit staal of aluminium. Het gebruik van aluminiummasten wordt in een apart gedeelte nader bezien, zodat de deklagen op stalen masten ter behandeling overblijven. Er zijn twee veel voorkomende deklaagsoorten, namelijk: 1. organische, zoals verf, kunststof of bitumen 2. anorganische, zoals zink. Inmiddels heeft de praktijk geleerd dat het gebruik van uitsluitend een organische laag, zoals verf, het grote nadeel heeft dat bij beschadiging van deze laag onmiddellijk corrosie van het onderliggend staal optreedt. Een zinklaag echter beschermt het onderliggend metaal door de kathodische werking, ook bij beschadigingen (zie afb. 1).
~:;:~,:*="~,:,::::,:,;:",>,,,,,,,,,,,,:,,>,\~ Afb. 1 kathode
De zinklaag kan op vier verschillende wijzen worden aangebracht namelijk: 1. thermisch verzinken - dompel ingsproces 2. sherardiseren - diffusieproces 3. zinkspuiten - poederspuitproces 4. elektrolytisch verzinken - galvanisch proces De Stichting Doelmatig Verzinken heeft een overzicht gemaakt van de toepasbaarheid van bepaalde methoden in het kader van een aantal verschijnselen. Loon-
Zink-
Sherar-
Elektroly-
verzinken
spuiten
diseren
tisch ver-
Legering met staal
A
D
A
D
Corrosieweerstand
A
B
B
D
Hardheid/stootvastheid
A
B
A
A
Afmetingsbeperking
B
A
C
C
Dit overzicht is als volgt:
zinken
Vormverandering
B
A
A
A
Controlemogelijkheid
A
C
A
B
Reconditionering
A
A
A
B
Onderhoudskosten
A
B
B
C
Geschiktheid als verfondergrond
B
A
A
B
A
uitstekend, resp. zeer gunstig; resp. zeer lang
B
vrij goed, resp. vrij gunstig; resp. vrij laag bedrag
C
vrij gering, resp. ongunstig: resp. vrij hoge kosten
D
slecht, resp. onmogelijk; resp. zeer hoge kosten.
21
Wanneer men dit overzicht als objectief aanneemt is het duidelijk dat het loon- of thermisch verzinken de voorkeur geniet. Enige bijkomende voordelen van thermisch verzinken zijn: 1. Door het dompelen ontstaan bepaalde legeringslagen die zorgen voor een hechte chemische binding met het staal. 2. Het dunvloeibare zink dringt in alle hoeken door. 3. Bij beschadiging wordt de onderliggende laag beschermd door de kathodische werking. Een belangrijk nadeel is dat de zinklaag door de tijd steeds dunner wordt en op den duur zelfs geheel verdwijnt. Dit oplossen is echter afhankelijk van de omgeving, wat de reden is waarom drie verschillende milieu's bezien worden 1. landelijk 2. zeekust 3. industrieël In de navolgende tabel zijn de afnamen van de zinklaagdikte per jaar voor de drie milieu's weergegeven (in).Jm).
Minimaal
1. landelijk 2. zeekust 3. industriëel
0,3 3 8
Maximaal 2,5 - 3 12 12
Hierbij dient echter wel aangetekend te worden dat deze cijfers relativerend bezien moeten worden, daar de luchtverontreiniging niet een constant verschijnsel is. Het is natuurlijk interessant dit verschijnsel grafisch te benaderen. Door de afname in te calculeren is het mogelijk van iedere zinklaagdikte de levensduur te bepalen. Men krijgt dan de benodigde zinklaagdikte als functie van de levensduur. Dit is afgebeeld in afb. 2. Overigens dient opgemerkt te worden dat een landelijke omgeving stellig niet inhoudt dat de atmosfeer schoon zal zijn. In Nederland is nog ongeveer 25 procent landelijk, doch door vervuiling van verderop (industriële verontreinigingen werken soms tot 200 km. verder door), is het werkelijk percentage gebied dat nog schone lucht heeft zeer klein. Behalve de inwerking van luchtveronreinigende bestanddelen, sulfaten, nitraten en chloriden speelt ook het stof een belangrijke rol, omdat vele stoffen hierop geabsorbeerd kunnen worden, waardoor ze langer kunnen inwerken op materialen en deklagen. 4.2.
22
Bescherming van de zinklaag. In de inleiding is duidelijk geworden dat, zeker in agressieve milieu's de bescherming van de zinklaag alleen onvoldoende is. Afbeelding 2 geeft weer dat een zinklaagdikte van 70,um een bescherming geeft voor 5 jaar en 11 O,um voor 10 jaar. In deze milieu's is een extra coating noodzakelijk, hetgeen inhoudt dat de mast geschilderd moet worden. Men kan zich nu afvragen als er dan toch geschilderd moet worden is het dan nog wel zinvol de masten eerst te verzinken? Hierop kan alsvolgt gereageerd worden:
200 Fig. 2
160 E
::::I.
.S:
.... ~
~
.~~
120
~"
b"'<> 'oS'
"C
~
ra ra
'tee
~
c:
N ~
"C ä) "C "C
ao
'E ~
~
40
beschermingsduur in jaren
o
5
10
15
20
1. Bij het onderzoek "Corrosiebestendige Patroonhouders" is gebleken dat de binnenkant van onverzinkte masten zich in bijzonder slechte toestand bevindt. Bij een aantal masten zijn al enige millimeters materiaal verloren gegaan door corrosie, terwijl er roeststof op de onderdelen valt die de kans op kortsluiting vergroot. 2. Wanneer besloten zou worden het verzinken achterwege te laten is het noodzakelijk de controle te verscherpen. Wordt de verflaag beschadigd of treedt er afbladdering op dan roest onmiddellijk het onderliggend staal, zodat op zeer korte termijn herstel van de verflaag noodzakelijk zal zijn. Gebeurt ditzelfde nu bij een verzinkte mast dan komt alleen de onderliggende zinklaag te voorschijn en heeft men het aantal jaren overeenkomend met de conserveringstijd van de zinklaag , extra ter beschikking voordat herstel van de verflaag noodzakelijk is. ap deze manier is een soepeler onderhoudsbeleid mogelijk. Besluit men nu dat een combinatie van zink- en verflagen wordt toegepast dan komen de volgende vragen naar voren: 1. Welke zinklaagdikte? 2. Welke verfsoorten? 3. Wanneer verfen? Het antwoord op vraag 1 is uit de praktijk te geven. Bij de beide onderzoeken "Ervaringen van stedelijke a.V.-bedrijven" en "Ervaringen van provinciale a.V.-bedrijven" is gebleken dat er twee minimale zinklaagdikten toegepast worden namelijk: 1. aO}Jm, dus een beschermingsduur van 6 jaar. 2. 110 JJm, een beschermingsduur van 10 jaar.
23
In de praktijk valt de zinklaag dikker uit dan de minimale 110 J,Jm, zodat ook de beschermingsduur oploopt tot 12 jaar. De tweede vraag is moeilijker te beantwoorden en hangt samen met de derde vraag. Schildert men de masten direct na het verzinken dan is toepassing van een 2-componenten verf mogelijk. Schildert men de masten pas na een aantal jaren, dan zal mede gelet op de kwaliteit van de arbeidskrachten, gekozen moeten worden voor een conventioneel verfsysteem. In het voorgaande is naar voren gekomen dat het conserveren van verzinkt stalen masten noodzakelijk moet gebeuren door middel van verf. Hierbij zijn echter twee situaties te onderscheiden: 1.1. Schilderen van de masten direct na het verzinken: 1.2. Schilderen na vijf jaar, of bij dikkere zinklagen na zeven jaar, dus na verwijderen van de laag zinkzouten en zinkoxyde. Als deze twee situaties vastliggen, dan rest nog de keuze van verfsoort en fabrikaat.
4.3.
4.3.2.
4.3.2.
Verfsoorten. Er zijn veel verschillende verfsoorten, die allen hun eigen toepassing hebben. Voor applicatie bij lichtmasten zijn er enige mogelijkheden die achtereenvolgens behandeld zullen worden. Overigens heeft het aanbrengen van verflagen op zinkoppervlakken in het verleden vaak moeilijkheden opgeleverd ten aanzien van de hechting van de verflaag, vooral na enige jaren expositie aan de atmosfeer. Het is een bekend feit dat de aanwezigheid van zinkzouten*) (die wateroplosbaar zijn) zorgen voor onthechtiging van de verflaag. Wordt dus water door de verflaag gediffundeerd dan volgen deze oplossingsverschijnselen, wat het einde van de verflaag betekent. Het is nu duidelijk dat wanneer zulke oplosbare zinkzouten nog aanwezig zijn (en dat is zeker de eerste twee jaren het geval) deze verwijderd moeten worden. Dit kan in de eerste paar weken nog gebeuren met een staalborstel, daarna zal een etsmiddel benodigd zijn. Zoals eerder gezegd is de keuze van verfsystemen voor verzinkt staal beperkter dan voor gewoon staal. Omdat vetzuren uit het verfbindmiddel kunnen reageren met zink, onder vorming van zinkzepen, is het noodzakel ijk onverzeepbare verfsoorten toe te passen. De belangrijkste daarvan zijn: Chloorrubberverven. Dit systeem vindt veel toepassing op allerlei verzinkt stalen constructies onder andere bij de Nederlandse Spoorwegen. Voordelen zijn de snelle droging en makkelijk verwerkbaarheid, een nadeel is de relatief (ten opzichte van nieuwe systemen) beperktere levensduur, tot ongeveer zes jaar. Epoxyharsverven. Dit is een verf die droogt door middel van harders in vrij korte tijd. Ook van deze verf is de levensduur niet zo lang als van bijvoorbeeld het systeem 4.3.4. Ook vertoont de verf neiging tot afkrijten bij buiten - expositie. • )Deze zouten zijn namelijk niet afkomstig van het verzinken maar van de atmosferische verontreinigingen. Het is dus als volgt: Nieuw zink is schoon maar heeft door zeer glad oppervlak; slechte hechtingsmogelijkheden. Vroeger ontstond in schone atmosfeer goed hechtend basisch zinkcarbonaat (onoplosbaar in schoon regenwater). Thans ontstaan in de vervuilde atmosfeer wateroplosbare zinksulfaten en nitraten en aan zee (reeds altijd) chloriden. Deze zouten moeten vbbr het schilderen worden verwijderd.
24
4.3.3.
Conventionele meniesystemen. Omdat deze systemen bestaan uit minimaal drie lagen, een menielaag, een grondverflaag en een finish is het, gezien de hoge arbeidskosten, niet erg aantrekkelijk. Daarbij is ook van dit systeem de levensduur niet zo groot als van 4.3.4.
4.3.4.
Polyruethaanverven. Er zijn twee soorten polyruethaanverf, namelijk de twee componenten- en de vochthardende * versie. Beide soorten vertonen dezelfde gunstige eigenschappen, namelijk zeer lange levensduur, afhankelijk van het fabrikaat in één of twee lagen op te brengen, behoud van glans en zeer geschikt voor verzinkt staal, zeker met ijzerglimmer als toevoeging. Er zijn ook enige bezwaren verbonden aan het gebruik van deze soorten: namelijk de eisen die gesteld moeten worden aan de weersomstandigheden bij het buiten schilderen (bijvoorbeeld minimale temperatuur en maximale relatieve vochtigheid) en de beperkingen bij overschilderen. Daarbij is de ontwikkeling van de vochtdrogende soort nog in volle gang. Bezien we dit overzicht en voegen we daarbij de ervaringen als weergegeven in het verslag "Ervaringen van gemeentelijke en provinciale O. V.-bedrijven " dan komt vooral de twee componenten polyurethaanverf als reële mogelijkheid naar voren, vooral door de lange levensduur en het beperkte aantal lagen.
4.4.
Verffabrikanten. Aan de -in de verlichtingswereld - meeste bekende verffabrikanten is door Rijkswaterstaat het probleem met betrekking tot de conservering van verzinkt stalen lichtmasten voorgelegd. Gevraagd werd opgave te doen van verftypen voor beide situaties direct na fabricage en na een aantal jaren. Achtereenvolgens zullen twee van de desbetreffende aanbiedingen behandeld worden.
4.4.1.
A ** De firma A heeft voor beide situaties dezelfde verf namelijk een polyrethaanverf. Hoewel dit éénlaagsysteem bedoeld is voor thermisch verzinkt staal, direct na afkoeling van het verzinkte werk aan te brengen, is het ook geschikt voor bestaand werk, mits er een grondige reiniging aan vooraf gaat. Als omgevings-eisen wordt gesteld: a. minimale temperatuur 5 0 C b. maximale relatieve vochtigheid 80 procent Applikatie door middel van luchtspuit, airless en kwast. De verf is leverbaar in 40 standaardkleuren.
4.4.2
8** Hier zijn twee verftypen uit de bus gekomen namelijk voor direct na de fabricage een polyrethaan- en voor verwerking op de weg een chloorrubberverf. De chloorrubberverf is een constructie-lak die één of twee lagen behoeft. Het voordeel van deze verf is dat er minder zware eisen worden gesteld aan de omgevingsomstandigheden. De polyrethaanverf behoeft bij voorkeur twee lagen, minimaal 40 J,Jm dik. De minimale verwerkingtemperatuur is 13° C bij een maximale relatieve vochtigheid van ongeveer 70 procent. Hoewel genoemd systeem geschikt is als "Prepainting" is het, onder voorbehoud van goede weersomstandigheden, eveneens toepasbaar op oudere verzinkte masten. • ) Met vochthardende polyurethaanverf heeft de Stichting Doelmatig Verzinken minder goede ervaringen opgedaan . •• ) De fabrikanten zijn bij de schrijver bekend.
25
4.5
Economische vergelijking van conserveringssystemen. In 4.2. is naar voren gekomen dat bij een economische vergelijking gekozen moet worden uit vier systemen, n. n.1.
4.5.1.
Verzinken 80 pm; schilderen direct na fabricage; gestelde totale levensduur 8 jaar.
4.5.2.
Verzinken 80 pm; schilderen na vijf jaar,' gestelde totale levensduur 10 jaar.
4.5.3.
Verzinken 110 pm; schilderen direct na fabricage; gestelde totale levensduur 12 jaar.
4.5.4.
Verzinken 110pm; schilderen na acht jaar; gestelde totale levensduur 14 jaar. Bij de berekeningen werden de volgende variabelen aangenomen (prijzen per 1976).
Omschrijving Verzinken 80 JJm Verzinken 110 JJm direct schilderen later schilderen aanschaf mast
mei
Prijs (gld) A (72) B (94) C* n (82,94) D* (125)** n E (220)
Alle prijzen gelden voor een mast met een lichtpunthoogte van 10 meter. De rente op basis van samengestelde interest wordt gesteld op 10 procent per jaar. Door nu de constante kosten te delen door de levensduur in jaren verkrijgt met de jaarlijkse kosten K; K4.5.1. =E+A+Cn
8 _ E+A + 0,621 Dn K4.5.2. 10 E+B-t-C n k4.5.3. 12 E+B+0,424, Dn K4.6.4. 14
0) een 0 worden gesplitst in meerdere prijzen geldende voor verschillende fabrikaten. 00) Hierbij is inbagrepen: hoogwerkkosten, verkearsmaatregelen en schoonmaakkostan.
26
Bij berekening worden nu de volgende waarden verkregen: Type 4.5.1. 4.5.2. 4.5.3. 4.5.4.
Fabrikaat A B A B A B A B
Kosten per jaar
*
f.46,75 48,25 36,96 36,96 33,·) 34,·· 26,21 26,21
*) Voor de andere fabrikaten gelden ongeveer dezelfde waarden.
Hieruit kan men het volgende concluderen: 1. Direct schilderen na het verzinken van de mast in plaats van na enige tijd geeft geen besparingen. Dit wordt vooral veroorzaakt door de geringe verschillen in schilderkosten, tussen de 80 en 90 gulden in de spuiterij en 125 gulden buiten. 2. Daarentegen blijkt verzinken met een laagdikte van 110.um goedkoper. 3. De verschillen tussen de prijzen van de verschillende fabrikanten zijn niet van dien aard dat dit bepalend wordt.
27
5.
CORROSIE VAN MATERIALEN VOOR VERLICHTINGSINSTALLATIES.
5.1.
Inleiding. Om te komen tot een doelmatig onderhoudsbeleid is het zinvol te onderzoeken, welke materialen bij een verlichtingsinstallaties corroderen en waardoor. Men kan bij zo'n installatie verscheidene materiaalsoorten onderscheiden: 1. Staa I (masten) 2. Roestvast staal (Iijnverlichtingskabels) 3. Aluminium (masten) 4. Geanodiseerd en gechromateerd aluminium (spiegeloptiek en armaturen). Dit onderzoek is mede noodzakelijk om te bepalen wat de achtergronden zijn bij gedachtengangen, die in andere gedeelten van dit verslag een rol spelen. Het beperkt zich daarom tot een theoretische beschouwing, al zullen er enige praktische conclusies' volgen. Achtereenvolgens worden de verschillende materialen behandeld.
5.2.
Staal Corrosie wordt veroorzaakt doordat tussen metaal en oplossing (de vochtfilm) twee of meer elektrochemische reacties verlopen. Dit zijn chemische reacties, waarbij lading in de vorm van metaal ionen of elektronen overgaat. Een van de reacties kan bijvoorbeeld een oplosreactie zijn:
Er zijn veel vormen van corrosie; bijvoorbeeld: 1. Gelijkmatige aantasting 2. Galvanische- of contactcorrosie 3. Corrosie door een verschil in beluchting 4. Putvormige corrosie 5. Interkristallyne corrosie 6. Erosie corrosie, die ontstaat doordat erosie-verschijnselen corrosievertragende oppervlaktelagen verwijderen. 7. Corrosieverschijnselen die samenhangen met de mechanische spanningstoestand van het metaal. Hieronder vallen scheurvormende spanningscorrosie en vermoeiingscorrosie. Gelijkmatige aantasting is de minst gevaarlijke manier van corrosie. In sommige gevallen kan men dit corrosieverschijnsel accepteren, mits de corrosie-snelheid niet te hoog is en met een corrosietoeslag gewerkt kan worden. Over de snelheid van de gelijkmatige corrosie is nog weinig bekend, doch voor" dit onderzoek is dit niet zo belangrijk, immers het staal ligt onder de zinklaag, terwijl men het corrosieproces nooit zover mag laten komen dat het onderliggende staal aangetast wordt. Galvanische of contact-corrosie kan voorkomen als verschillende metalen of legeringen elektrisch geleidend verbonden in een constructie worden gebruikt, die zich in een corrosieve omgeving bevindt. De ernst van de zaak hangt af van welke combinatie gebruikt wordt en van het verschil in oppervlakte. Zo zal bij een combinatie van ijzer en nikkel in een betrekkelijk zure omgeving het ijzer wat sneller en het nikkel wat minder snel corroderen, dan wanneer beide metalen niet zijn kortgesloten. Wordt echter ijzer met zink verbonden, dan kan de elektrodepotentiaal van de combinatie
29
worden verlaagd tot beneden de evenwichtspotentiaal van de ijzerreactie, waardoor het ijzer wordt beschermd. Bij deze reactie gaat dan het zink in oplossing. In principe is hier het wezen van het verzinken weergegeven (zie verder "Beschermlagen van lichtmasten"). Corrosie door verschil in beluchting kan ontstaan tussen stalen onderdelen of onder afzettingen van vuil in een omgeving waar zuurstofreductie de corrosiesnelheid bepaald. Doordat het deel dat in contact komt met de zuurstofrijke oplossing na enige tijd wordt bedekt met een goed afsluitende oxydehuid, terwijl dit niet gebeurt op het slecht beluchte metaal, wordt dit laatste veel sterker aangetast. Putvormige en interkristallyne corrosie van constructie staal komen slechts onder bijzondere omstandigheden voor, terwijl erosie-corrosie veroorzaakt wordt door het vroegtijdig afslijten van beschermende lagen.
5.3.
RoestvIst still. Bij lijnverlichting worden de armaturen bevestigd aan een staalkabel. Het materiaal waaruit de kabel is gefabriceerd, is een roestvaste austenitische staalsoort met als aanduiding in de verschillende normaliseringen: Stelsel
Nummer
sis aisi W-nr B
2347 316 1.4401 316.S 16
Niettegenstaande de in het algemeen goede corrosievastheid van het austenitisch roestvast staal kan dit materiaal onder invloed van bepaalde media in bijzondere omstandigheden worden aangetast. De meest voorkomende vormen van corrosie zijn overeenkomend met die van gewoon staal. Zo zijn ook hier: 1. Algemene aantasting 2. Pitting 3. Contact of galvanische corrosie 4. Spleetcorrosie 5. Spanningscorrosie 6. Interkristallyne corrosie Evenals bij gewoon staal is algemene aantasting het minst gevaarlijk. In het algemeen duurt het geruime tijd voordat de materiaaldikte zover is verminderd dat gevaar voor de constructie ontstaat. Wanneer echter deze aantasting toch nog te snel gaat, zodat de constructie binnen de levensduur teveel verzwakt wordt, moet men overgaan tot een in het betreffende gebied geschikt materiaal, zoals in Amsterdam bij het openbare verlichtingsbedrijf bronsdraad met nylon coating. Pitting is veel gevaarlijker, omdat de aantasting niet gelijkmatig plaatsvindt, maar plaatselijk. Er ontstaan putjes in het materiaal die snel dieper worden. Aangenomen wordt dat op een plaatselijke zwakte in de oppervlakte de aantasting begint. Contact- of galvanische corrosie ontstaat wanneer het staal in verbinding is met een ander metaal in aanwezigheid van geleidende vloeistof (zoals bij gewoon staal).
30
Overigens dient hierbij opgemerkt te worden dat bij lijnverlichting de schommels en de afspanapparatuur zodanig gemaakt zijn (van kunststof), dat de staalkabels nergens in contact komen met andere metalen. Spleetcorrosie treedt op in spleten en overgangen, zoals bijvoorbeeld bij de schommels en de ophangstrippen van de armaturen. Op deze plaats kan de zuurstof niet voldoende doordringen. Vooral bij puntlasverbin· dingen moet men op dit gevaar bedacht zijn. Spanningscorrosie ontstaat wanneer het materiaal in een tot corrosie aanleiding gevend milieu onderhevig is aan spanningen. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen bij vervormingen in de kabels en bij de afspanblok· ken. Interkristallyne corrosie, een erg gevaarlijke vorm, komt gelukkig bij lichtinstallaties niet voor, omdat in bijzondere omstandigheden zoals bijvoorbeeld plaatselijke verhitting, bij OV-installaties niet te voorkomen.
5.4.
Aluminium Behalve de soorten corrosie die overeenkomen met die bij gewoon en roestvast staal is er nog afschilferingscorrosie. Algemene aantasting van de oppervlakte ontstaat hier als resultaat van beschadiging van de oppervlaktelaag die als een beschermende film fungeert. Gewoonlijk wordt dit type corrosie geassocieerd met aantasting van het metaal door geconcentreerde oplos· singen van chemicaliën. In mindere mate wordt gedacht aan de mildere condities van metaal dat wordt geëxposeerd aan de buitenlucht. Voor verlichtingsinstallaties kan deze vorm van corrosie (afgezien van het grondstuk) buiten beschouwing worden gelaten. Bij grondstukken bestaat wel de mogelijkheid dat deze aangetast worden door che· mische concentraties (bijvoorbeeld zuren en zouten, in respectievelijk veengrond en opgespoten zeezand). Om deze vorm van corrosie te voorkomen moet het grondstuk van de mast worden voorzien van een deugdelijke bescherming. De eerder genoemde speciale vorm van interkristallyne corrosie is de afschilfering (exfoliation corrosion). Hierbij desintegreert het materiaal tot lagen, die los kunnen laten. Exfoliation komt voor in plaat- en geëxtrudeerd materiaal. Gevallen van exfoliation hebben zich voorgedaan bij aluminium-koper legeringen in sterk corrosieve milieu's zoals in zeewater of bij chemische industrieën. De belangrijkste conclusie uit het rapport "The corrosion of aluminium alloys" door het"Australian Aeronautica Research Committee" is dat de meeste corrosievormen in het dagelijks gebruik niet voorkomen.
5.5.
Gemoderniseerd en gechromatiseerd aluminium. Hoewel aluminium in de praktijk niet aangetast wordt door de buitenlucht, zijn er toch nog extra conserveringslagen ontwikkeld; het anodiseren en het chromatiseren. Het anodiseren in zwavelzuur is het meest toegepaste proces. Het aluminium wordt na de voorbehandeling in een elektrolytisch bad gebracht, zodat er een kleurloze transparante oxydelaag ontstaat van 25,um. De oxydelaag bestaat uit een opeenstapeling van hexagonale cellen met als centrum amorf AI 2 0 3 en aan de buitenzijde kristallyn AI 2 0 3 • Deze laag is bijzonder corrosiebestendig, erg hard en goed bestand tegen zuren. Deze drie eigenschappen zijn vooral belangrijk bij gebruik van dit materiaal in spiegels, zodat zonder risico's reiniging met water en zeep kan plaats vinden.
31
5.6. 1. 2.
3. 4. 5.
6.
32
Conclusies en opmerkingen. Uit de potentiaalverdeling bij verschillende metalen blijkt dat verzinken een buitengewoon doelmatige conserveringsmethode is. Bij roestvast staal is het noodzakelijk het materiaal te controleren op corrosie. Bepaalde corrosievormen kunnen ook zeker bij staalkabels voorkomen, waarbij echter vermeld moet worden dat het corrosieproces zeer traag verloopt. De enige controle mogelijkheid, praktisch uitvoerbaar, is visuele inspectie wat gebeuren kan tijdens bijvoorbeeld de groepsremplace. Chromateren van aluminium is alleen geschikt als ondergrond voor verf en heeft geen praktische conserverende waarde. Aluminium masten zullen boven de grond, behalve een bepaalde verkleuring door de beschermde laag, geen corrosie vertonen. Bij gebruik van roestvaststaal is het zaak te letten op een goede isolatie van onderdelen uit andere metalen vervaardigd, welke aan de roestvast stalen mast worden gemonteerd, 'zulks ter vermijding van contactcorrosie. Het verdient aanbeveling kwaliteitscontrole op verzinking en verfbehandeling uit te laten voeren bij de leveranciers. Enkele gebruikers en producenten van lichtmasten maken hiertoe reeds meermalen gebruik van de diensten van KEMA-Arnhem.
6.
DEPRECIATIE VAN VERLICHTINGSINSTALLATIES
6.1.
Inleiding. In de loop van de tijd gaat de kwaliteit van een verlichtingsinstallatie achteruit. Dit wordt veroorzaakt door een samenstel van factoren te weten: 1. vervuiling van de kap (buiten en binnen) 2. veroudering van de kap 3. veroudering van de lamp Dit wordt samengevat in het begrip depreciatie. Bij het ontwerpen van een installatie is het van belang te weten hoe groot de te verwachten depreciatie zal zijn, omdat dan de installatie zodanig kan worden ontworpen dat deze gemiddeld aan de gestelde verwachtingen voldoet. Tussen 1959 en 1961 heeft de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde een onderzoek verricht naar de mate van vervuiling en veroudering van een aantal installaties in den lande. Hiervoor zij verwezen naar: Onderzoek naar de preciatie van lantaarns voor openbare verlichting door drs. F.Burghout; Elektrotechniek 41 (1963) en 4 (1965). Omdat bekend is dat de vervuiling van de lucht sinds die tijd is toegenomen, is het zinvol dit onderzoek t,e herhalen. Een verschil met het eerste onderzoek is, dat nu veroudering apart wordt bezien.
6.2.
Veroudering van armaturenkappen. Op grond van het vorig onderzoek worden alleen gesloten armaturen verwerkt in nieuwe OV-installaties van Rijkswaterstaat. Er zijn twee veelgebruikte materialen, die voor de kappen toegepast worden: 1. methylacrylaat 2. polycarbonaat Het eerste materiaal wordt toegepast in die situaties waar de armaturen op grote hoogte geplaatst zijn, zodat de kappen onbereikbaar zijn voor vernielzucht. Polycarbonaat wordt gebruikt op andere plaatsen, b.v. in de steden, in fiets- en voetgangerstunnels en bij installaties met geringe lichtpunthoogte. Juist in deze situatie is dit materiaal bijzonder geschikt, omdat het slagvast is. Bij dit onderzoek kunnen verscheidene invloeden, welke de lichtdoorlaatbaarheid bepalen, in ogenschouw worden genomen. 1. 2. 3. 4. 5.
invloed van industriële luchtverontreiniging invloed van chloriden zoals bij een zeeatmosfeer vermogen van de toegepaste lamp soort van toegepaste lamp intensiteit van het verkeer
De punten 1 en 2 spreken voor zich, immers de veroudering kan ook afhankelijk zijn van chemische aantasting. De ontwikkelde warmte en de frequentie van het doorgelaten licht (bijvoorbeeld ultraviolet) worden bepaald door 3 en 4. Voor punt 5 geldt hetzelfde als bij punten 1 en 2. Voor een bruikbare toepassing van de resultaten van dit onderzoek werd gemeten aan de armaturen genoemd in onderstaande tabel.
33
soort armatuur
merk
type
tunnel Iijnverl ichting mastverl ichting mastverl ichting mastverlichting
Schréder Philips Philips Industria AEG
STA/l.90 SOP SRM 36.933
Van een aantal installaties werden één of meer armatuurkappen verwijderd. Van deze kappen werd een gedeelte naar de KEMA gezonden. In totaal werden 26 kappen gebruikt volgens onderstaande tabel. NR 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26.
AANTAL 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1
BOUWJAAR 1965 1968 1970 1972 1973 1973 nieuw 1968 1972 1973
nieuw 1971 nieuw 1970 1973 nieuw 1970 1974 nieuw
onbekend nieuw
MERK / TYPE PHILlPS SOP PHILlPS SOP PHILlPS SOP PHILlPS SOP PHILlPS SOP PHILlPS SOP PHILlPS SOP PHILlPS SRM PHILlPS SRM PHILlPS SRM PHILlPS SRM PHILlPS SRM PHILlPS SRM AEG AEG SCHREOER STA SCHREOER STA SCHREOER STA INOUSTRIA INOUSTRIA INOUSTRIA INOUSTRIA PHILlPS SRM PHILlPS JARNKONST JARNKONST
RIJKSWEG 16 16 13/20 21/29 20/16 21
15 21 20
-
17/ 16
16 21
16 16
opslagplaats opslagplaats winkelcentrum winkelcentrum
Zoals uit de tabel blijkt zijn aan de KEMA ook nieuwe kappen ter beschikking gesteld. De veroudering van een scherf werd gedefinieerd als de verhouding tussen de doorlatingsfactor van die scherf en de doorlatingsfactor van de bij die scherf behorende nieuwe referentiescherf. De scherven zijn zorgvuldig schoongemaakt, zodat er van achteruitgang door vervuiling geen sprake kan zijn. 34
De resultaten van de metingen zijn vermeld in onderstaande tabel. Hierin wordt voorgesteld: T. doorlatingsfactor A. veroudering n. aantal metingen per scherf. Voor het meten van de doorlatingsfactor l' werd gebruik gemaakt van een Ulbrichtse bol met een diameter van 0,5 m, die voorzien was van een ronde opening in wand ll'Iet een diameter van ca. 15 mmo De bol werd getroffen door een quasi-parallele lichtbundel die loodrecht op het vlak van deze opening inviel. Wanneer de lichtstroom zonder scherf ifJ 0 is en de lichtstroom met scherf voor de opening, is ifJ s geldt, per definitie, ifJ s lifJ 0= 1'. Opgemerkt zij dat ifJ s is opgebouwd uit de quasi paraIIele component van de invallende bundel en uit een component van scheef verstrooid licht. Per scherf werd de gemiddelde doorlatingsfactor bepaald op grond van -in het algemeen- tien plaatselijke metingen. De diameter van het meetgebied moest namelijk vrij klein (ca 15 mm) worden gekozen om strooiende effecten als gevolg van de bolling van de scherf zoveel mogelijk te elimineren.
NR
n
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26.
8 10 10 10 10 10 10 9 8 10 4 2 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 8 10 10 10
T 0,911 0,920 0,920 0,921 0,922 0,924 0,924 0,892 0,906 0,914 0,911 0,919 0,911 0,923 0,918 0,926 0,928 0,864 0,918 0,920 0,926 0,929 0,824 0,833 0,432 0,630
A
0,986 0,996 0,996 0,997 0,998 1,000 1,000 0,979 0,995 1,000 1,003 1,009 1,000 1,005 1,000 1,072 1,074 1,000 0,988 0,990 0,997 1,000 0,989 1,000 0,685 1,000
In de grafiek op de volgende pagina is nu uitgezet T (in%) = f(tijd) Bij een normaal lopend proces zal de grafieklijn omhoog lopen, immer de nieuwste kappen (1976) laten het meeste licht door.
35
100 98 96 94 92 90 88 86 84 82 80 100 98 96 94 92 90 88 86 84 82 80
---Philips SDP
19 68
Philips SRM
70 72 74
76
Schréder STA
19 68
70
------
72
68
70
72
AEG
74
76
68
70
72
74
76
Industria
74
76
68
70
72
74
76
Bij AEG verloopt dit proces anders omdat men toevalligerwijs een nieuwe kap heeft getroffen met een iets kleiner doorlatingscoëfficient, terwijl men bij Schréder overgegaan is van methylacrylaat op polycarbonaat, een materiaal met minder goede lichtdoorlatende eigenschappen (daartegenover staat dat het slagvast is). Conclusie: Bij alle onderzochte armatuurkappen blijkt de lichtdoorlatendheid in de loop der jaren door veroudering weinig achteruit te gaan zodat er geen aanleiding bestaat deze kappen na een bepaalde tijd te vernieuwen. 6.3.
36
Veroudering van lampen in combinatie met vervuiling van armatuurkappen. Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk reeds is beschreven, heeft de Nederlandse Stichting voor Voorlichtingskunde een onderzoek verricht naar de gevolgen van vervuiling en veroudering van de toen bestaande armaturen. Verreweg het grootste gedeelte van de beproefde armaturen waren open en de overige die wel gesloten beproefd zijn, voorzien van fluorescentiebuizen, zodat gesteld kan worden dat de toen verzamelde gegevens niet meer relevant zijn. Het is van belang om na te gaan hoe in de loop van de tijd de horizontale verlichtingssterkte (Eh) beïnvloed wordt door de deprecatie. Voor een doelmatige werkwijze is het noodzakelijk het begrip depreciatie in formulevorm te definiëren. Hiertoe kiezen we -naar analogie met de in de inleiding tot dit hoofdstuk genoemde publicatie- de volgende symbolische schrijfwijzen:
EH -
bij schoon armatuur
-
E HAV = EH
bij vervuild armatuur
Dan is de vervuilings-factor:
K
= -_-EHAV (<;1 ) EHAS
Wanneer het armatuur gemeten op het moment dat deze zojuist is gemonteerd kan men stellen dat dit de Eh-waarde is van het schone armatuur (EHAS). In de loop d~r tijd wordt de Eh steeds opnieuw gemeten, zodat verscheidene waarden van de EHAV worden verkregen. In de tekeningen 1A en 1B is de situatie tijdens de metingen weergegeven. Maandelijks werd op de aangegeven meetpunten de horizontale verlichtingssterkte gemeten. Het spreekt vanzelf dat deze horizontale verlichtingssterkte geleidelijk aan terug liep. De resultaten van deze proef zijn in bijlage 1 opgenomen. Conclusie: Ten gevolge van de toepassing van gesloten armaturen oefenen de factoren vervuiling en veroudering nauwelijks invloed meer uit. 6.4.
Mechanische invloeden op lampen Wanneer men onderzoekt wat nu een juiste tijd is om groepsremplace toe te passen, zodat dus eigenlijk naar de levensduur van de lamp gezocht wordt, blijkt dat er meer factoren zijn die deze tijd bepalen, zoals: 1. fabrikaat van de lamp 2. stijfheid van de bodem 3. stijfheid van de maat 4. resonantiefrequentie van armatuur en mast. De laatste drie factoren bepalen de mechanische trillingen die de lamp ondervindt. Naar deze trillingen is door de afdeling Voorontwikkeling licht van Philips een onderzoek gedaan, met betrekking tot een aantallaboratoriumproeven. Een rapport van dit onderzoek wordt in gecomprimeerde vorm weergegeven. Onderzocht worden alleen lagedruk-natrium-Iampen SOX 18DW, daar deze door hun grote afmetingen relatief meer kwetsbaar zouden kunnen zijn. Er wordt een meetmethode gevolgd, die op redelijke wijze transport- en armatuuromstandigheden nabootst. Achtereenvolgens worden besproken: a. de gebruikte apparatuur b. proeven op SOX-Iampen c. proeven op SOX-Iampen met versterkte ontladingsbuis. De gebruikte apparatuur bestaat uit drie toestellen, afgebeeld op btjlage 2. Het eerste is een elektrodynamische triller (fig. 1) die een beweging produceert, opgewekt door een signaal afkomstig van een oscillator, versterkt en toegevoerd naar een excotator, welke op zijn beurt een tafel in een sinusoiClaal trillende beweging brengt. Frequentie en amplitude zijn onafhankelijk regelbaar. De schoktafel, een ander apparaat om buitenomstandigheden na te bootsen is weergegeven in fig. 1. Hierbij wordt met een frequentie van ca. 1 Hz een schok gegeven aan een op tafel bevestigde lamp.
37
c
p
\
,11
\r,V p
IJ
u r
/ o
d'
I
,.
/
/
'~'': ~OLP
/",/;."."'".UAN PASSING ASt:ALT AAN $ÉSTAANDE SITUATIE
~"'-~:
"', ~,
/
TEKENING lA RW A 15
Ç>- '"
") I
-
\\
,f
~!JI
,p
/
"
\
,
-_." --: - Hsm
I - j - - -_.
'-~ ' - - " ' - - - -
"'~ _ _ ,~'"._
--.
----------
-
I
TEKENIN6 1B RW A 20
.
De schok wordt veroorzaakt door de ronddraaiende nok, die na oplichting de tafel laat vallen op een stuk hard weefsel of rubber. Allereerst worden de lampen uit de productie beproefd. Deze lampen zijn voorzien van normale veren: voetveer: CrNi staaldraad en kersimapijpjes, kopveer: CrNi staalband en kopplaat. Met de elektrodynamische triller wordt de resonantiefrequentie van de ontladingsbuis bepaald. Deze resonantiefrequenties blijken te liggen rond 21 Hz. De destructieve proeven op de elektrodynamische triller hebben ten doel te bepalen bij welke combinatie van frequentie en amplitude de lamp stuk gaat. Natuurkundig is het als volgt te omschrijven: Bij nadere analyse bi ijkt men drie frequentiegebieden te kunnen onderscheiden: 5-16 Hz. Zelfs bij maximale amplitude gaat bij deze frequentie geen enkele lamp stuk. 17-25 Hz. In dit gebied liggen de meeste resonantiefrequenties. De breukversnellingen nemen nu zeer lage waarden aan, behalve wanneer bij de aangelegde frequentie geen resonantie optreedt. 26-50 Hz. Hier liggen de breukversnellingen duidelijk hoger (ca. 3x) dan bij het voorgaande gebied. Bij 50 Hz treedt weer een tendens naar lagere waarden op, mogelijk een tweede resonantiefrequentie. Bij de proeven met de schoktafel wordt nagegaan hoeveel schokken een sax 180 W-Iamp kan verdragen. De resultaten zijn uitgedrukt in eenheden g. *). Men gaat tot 1000 schokken; wanneer de buis dit heeft doorstaan wordt hij afgenomen. Het blijkt dat bij 10 g een kans van ca. 20 procent bestaat dat de lamp geen 1000 schokken zal doorstaan, bij 20 g 60 procent, bij 30 g 70 procent en bij 40 g 100 procent. Bij 40 g mag worden aangenomen dat een éénmalige schok 30 procent kans op breuk heeft. Deze proeven worden herhaald met versterkte sax 180 W-Iampen. Door bepaalde extra vestigingen aan te brengen (waar nu niet verder op ingegaan wordt) veronderstelt men dat de mechanische eigenschappen van de lamp zullen verbeteren. Bij herhaling van deze metingen met deze versterkte lamp komen de resultaten naar voren: a. de breukversnellingen komen aanzienlijk hoger te liggen. b. bij de proeven met de schoktafel verkrijgt men de volgende waarden:
uitvoering
10 g
20 g
30 g
40 g
normale uitvoering
20%
60%
70%
100%
0%
0%
60%
25%
proef uitvoering
Het is duidelijk waarneembaar dat bij de proeflampen 20 g schokken nog veilig opgevangen kunnen worden.
*) 9 is de versnelling van de zwaartekracht (9,82 m/sec 2 ).
40
Conclusies en opmerkingen
a.
b.
1.
2.
Uit het voorgaande onderzoek blijkt het volgende: De construct~ van de lamp heeft een belangrijk aandeel in de levensduur. Bepaalde vrij eenvoudige veranderingen blijken de lamp aanmerkelijk sterker te maken, zodat juist bij de aankoop op dit soort constructieve factoren gelet moet worden. Ook de eigenschappen van de lichtmast zijn erg belangrijk, iets wat vooral blijkt uit de schokproeven en bij de bepaling van de resonantiefrequentie. Deze resonantiefrequentie van ;:::: 20 Hz komt vaak overeen met die van de lichtmast, hetgeen natuurlijk bijzonder ongunstig is. De eigenschappen van de lichtmasten zullen in de komende jaren op twee manieren moeten worden onderzocht: Door de lichtpuntenadministratie te automatiseren naar het voorbeeld van de PNEM, zodat bij ieder lichtpunt de soort mast vermeld wordt, is het mogelijk te bepalen bij welke masten veel lampen stuk gaan en bij welke masten weinig. Bij toepassing van schrijvende instrumenten is het mogelijk de gedragingen van de lichtmasten gedurende lange tijd te volgen.
6.5.
Analyse van de groepsremplacewerkzaamheden.
6.5.1.
Inleiding.
In hoofdstuk 3 blijkt dat de armatuurkappen op zeer veel verschillende wijzen worden gereinigd. De moeilijkheid bij de keuze van de juiste schoonmaakwijze is, dat er geen motivaties zijn die een bepaalde keuze rechtvaardigen. Het is op deze manier noodzakelijk om zelf te onderzoeken welke methoden de meest efficiënte is, bijvoorbeeld door middel van arbeidsanalyse. Alvorens echter het onderzoek kan plaatsvinden zuIlen de mogelijkheden worden nagegaan. Methode 1. De kappen reinigen ter plaatse, zodat tijdens dezelfde handelingenreeks de kap weer gemonteerd wordt. Methode 2. De kappen op één punt reinigen, bijvoorbeeld in een werkplaats en een zodanig buffervoorraad aanschaffen dat ook weer in dezelfde handelingenreeks de andere schone kap gemonteerd wordt. Methode 3. Met de hoogwerker twee maal langs de lichtmasten rijden, een maal om de vuile kappen en oude lampen te verwijderen en een maal om de nieuwe lampen en inmiddels schoongemaakte kappen te monteren.
6.5.2.
Keuze van de methode.
In een gesprek met een arbeidsanalyst van de firma Nettenbouw, werden de drie mogelijkheden nader bezien. In eerste instantie zou men geneigd zijn arbeidsanalyse toe te passen, doch bij een zeer globale tijdsopname van de verschillende werkzaamheden bij groepsremplace blijkt dit al niet meer nodig. Alvorens hierop verder in te gaan is het zinvol de verschillende handelingen, die verricht moeten worden bij methode 1 te noteren: 1. aanrijden 2. stempels uitzetten 3. hoogwerker omhoog 4. kap losmaken 5. kap schoonmaken 6. lamp uitwisselen. 7. kap plaatsen 8. hoogwerker omlaag 9. opruimen ( lampen in of uit bak)
41
10. deur los 11. scharnier invetten 12. controle bedrading 13. deur sluiten 14. stempels intrekken Ook zijn er afstemverliezen. Bovenstaande volgorde geldt als het werk gedaan moet worden door twee man, waarbij de ene man het bovenwerk doet en de andere het benedenwerk. Dit is ook de reden dat de afstemverliezen ontstaan, beide arbeidskrachten zijn nu eenmaal niet tegelijk klaar. De berekende procestijd voor bovengenoemde handeling bedraagt ca. 8 minuten. Deze tijd is uiteraard afhankelijk van de masthoogte, type armatuur en in mindere mate ook het type hoogwerker. De feitelijke schoonmaaktijd bedraagt ca. 1/6 deel van de totale procestijd. Overigens kan men bij de uitvoering van groepsremplace geconfronteerd worden met verkeerssituaties die verhinderen dat een volledige dag aan de groepsremplace gewerkt kan worden. Als gevolg van wachttijden ontstaat dan een verhoging van de procestijd. Relateert men nu de methoden 2 en 3 aan methode 1 dan ontstaat:
1. 2.
Methode 2. De besparing die men verkrijgt is ongeveer eenzesde deel van de hoogwerktijd, aangezien het schoonmaken van de kap bovenin nu vervalt. (Er wordt even afgezien van de moeilijkheid dat een aantal kappen niet afneembaar is). Hiertegenover staan echter twee nadelen: de kap moet nu ergens centraal gereinigd worden, dit gaat zeker niet zonder kosten gepaard. er zal een extra investering gedaan moeten worden in een extra hoeveelheid kappen. Wanneer men per halve dag 40 lampen verwisseld, zou dit een extra investering vragen van circa f. 2.500,-- per armatuursoort, afhankelijk van de armatuursoort. Methode 3. Behalve dat deze methode hetzelfde bezwaar van de extra investering heeft als methode 2 gaat hierbij het voordeel van de kortere hoogwerktijd niet meer op, aangezien er nu tweemaal langs de lichtmasten gereden moet worden.
6.5.3.
42
Conclusie en opmerkingen. Wanneer men het voorgaande overziet, blijkt wel dat methode 1.in verband met de kosten de voorkeur geniet. Opmerking: Een andere mogelijkheid is de man die de benedenwerkzaamheden verricht tijdens de afstemverliestijd de kap van de voorlaatste mast te laten schoonmaken, zodat één kap extra nodig is.
7. 7.1.
CORROSIE VAN PATROONHOUDERS. Doel. Een onderzoek naar de toestand van de verschillende soorten patroonhouders in installaties met verschillende bouwjaren.
7.2.
Aanleiding. Alvorens men besluit een bepaald type houder te keizen, is het zinvol de toestand van de nu toegepaste te onderzoeken. Wij kunnen hiertoe onderscheid maken in verschillende soorten: 1. vernikkeld a. houder en coupe gerold b. houder gesneden en coupe gerold 2. niet vernikkeld De aanduidingen bij a en b verdienen enige nadere toelichting. Het gerolde materiaal bestaat uit blik dat door mechanische formatie zodanig wordt vervormd dat een schroefdraadlijn ontstaat. De gesneden houder bestaat uit een gegoten of geperste massieve ring waarin de schroefdraadlijn gedraaid wordt.
7.3.
Methode. De toe te passen methode is zeer eenvoudig. Er is een keuze uit de bestaande verlichtingsinstallaties. Van deze installatie is bepaald: 1. bouwjaar 2. merk van de houders 3. soort houder 4. toestand waarin de houder verkeert. Aangezien het om een visueel onderzoek gaat is het niet eenvoudig objectieve maatsta· ven te creëren, waarmee men de patroonhouders kan beoordelen. Er is gekozen voor de volgende aanduidingen: *=slechte gecorrodeerde toestand, schroefdraad functioneert niet naar behoren. **=matige toestand, metaal enigszins verkleur of gecorrodeerd ***=goede toestand, de houders zien er nog goed uit Zie verder tabel 4.
7.4.
Conclusie en Opmerkingen. Conclusie. Uit tabell1l1iblijkt dat van de totaal 11 onderzochte houders van het type 1b er 5 zeer goed zijn en 6 redelijk. Bij de andere soorten in totaal 8 stuks is 1 stuk redelijk en 7 stuks slecht. Bij dit onderzoek bleek ook nog: Opmerking 1. Bij veel masten bleek er water in het grondstuk te staan, iets wat veroorzaakt wordt door het niet afllullen met zand. De condens veroorzaakt door dit grondwater blijkt in sterke mate de corrosie van de in de mast gemonteerde onderdelen te versnellen, hetgeen de levensduur van de installatie in hoge mate bekort. Dringend moet dan ook geadviseerd worden bij het opleveren van de installatie het afvullen met zand te controleren.
43
TABEL 111 RW
KM
Nadere aanduiding
Jaar
15 15 16 16 21 21 21 20(W) 20(W) 20(W)
2.8 0.4 9.5 6.45 9.5 8.8 5.0 17.0 17.0 8.6
Brug over Noord Aansluiting Ridderkerk KW. van Kekum IJsselmondeplein Vaanplein Vaanplein Groene Kruisweg ANWB 6558/4 Aansluiting Maasdijk Noord. Randweg
66 70 70 65
20(W) 20(W) 20(W) 20 16/17 6 6 6 5
8.6 5.2 2.3
Noord. Randweg Noord. Randweg Noord. Randweg Klein Polderplein Klein Polderplein Velser tunnel Zijkanaal "C" Rottepolderplein
0 0 0.6 4.2 8.2 9.9
Soort
68
lb lb lb lb lb lb lb la 2 lb
68 68 68 70 71 65 73 73 73
2 2 la 2 x gesneden lb lb la la lb
72 69
72
Toestand *** ** ** ** *** *** *** * * ** * * * * *** ** ** * **
Opm.
1 1 2 2
2 3 3 3
Opmerking 2. De servicedeursluitbouten blijken niet overal regelmatig ingevet te worden, iets wat het openen van de masten bemoeilijkt en in sommige gevallen zelfs onmogelijk maakt. In een goed onderhoudsbestek mag dan ook het invetten van deze bouten als regelmatige handeling niet ontbreken. Opmerking 3. Bij dit onderzoek bleek dat de toestand van masten die niet verzinkt zijn, doch alleen zijn geverfd bijzonder slecht is. Bij een aantalonverzinkte masten waren al een aantal millimeters materiaal verloren gegaan door corrosie. Ten gevolge hiervan lag er in vele masten roeststof met roestschilfers op de apparatuur, hetgeen sluiting kan veroorzaken. Aan de hand van deze ervaringen kan zonder meer gesteld worden dat het plaatsen van onverzinkte masten in het kader van een goed onderhoudsbeleid niet wenselijk is.
44
8. 8.1.
RESUME. Samenvatting. De volgende conclusies zijn in dit rapport genoemd:
Blz.
15,20 15,20 25 15,20 25 26,27 21 e.v. 32 32 32 36 37 40 42 43 44 44 44
8.2.
Onderwerp. Groepsremplace Mastmaterialen Verfmethoden Ervaringen met aluminium Duplexsystemen Verzinken 110 L1m Verzinken algemeen Roestvaststaal Chromateren Aluminium masten Veroudering kappen Depreciatie Constructie van lampen Groepsremplace-werkzaamheden Patroonhouders Afvullen van masten Service deursluitbouten Verzinkte masten
De onderhoudsovereenkomst. Men kan zich nu afvragen wat het resultaat van dit onderzoek zal moeten zijn. Een doelmatig onderhoudsbeleid is voorop gesteld. Dit kan nu steunen op de con· clusies en bevindingen van dit onderzoek. Een uitwerking van dit onderhoudsbeleid is de onderhoudsovereenkomst. In deze overeenkomst zijn alle resultaten verwerkt in één merkbaar geheel. In bijlage 3 is een voorbeeld opgenomen. In grote lijnen bestaat de inhoud uit de volgende delen: Artikel 1. Algemene beschrijving Artikel 2. Plaatsbepaling Artikel 3. Mastverlichting 1. Lijnverlichting 2. Verkeersregelinstallaties 3. Schilderwerk 4. Tekenwerk. 4-14. Administratieve bepalingen. De overeenkomst geldt voor twee jaar en werkt met eenheidsprijzen die voor één jaar worden vastgesteld. De overeenkomst is zo universeel opgesteld dat deze voor alle installaties toepasbaar is, waarbij alleen artikel 2 aangepast behoeft te worden.
45
Bijlage 1 Vervuiling van armatuurkappen
Meetresultaten van de verlichting op de plaatsen aangegeven op de tekeningen 1a en 1b. E . HOR. Waarden in lux RW 21. Meetpunt
Nov. Jan.
1 2 3 4
35 19,5 28,5 40,9
Mrt. Apr. Jun.
34 34,5 32,5 19,5 18 19 27,5 28 28 39,5 40 39
32,5 18 27,5 40
Aug.
Okt.
Nov.
Jan.
Feb. Apr.
32 18 27 40
32 17,5 27 39
31,5 17 26,5 39
30 16,5 26,5 38,5
30 16,5 26,5 39
Aug.
Okt.
Nov.
Jan.
Feb.
25 29 30
25,5 29,5 29,5
26 29 29
25,5 29 29
30,5 16,5 26,5 38,5
E· HOR. Waarden in lux RW 20. Meetpunt
Nov. Jan.
Mrt. Apr. Jun.
1 2 3
28,5 27,5 32 32 31 30,5
25,5 26,5 26 26 29 - 29,5 29,5 29,5 29,5 30 30
Totale achteruitgang in% Percentage
RW
Meetpunt
21 21 21 21
1 2 3 4
12,86 15,38 7,02 6
20 20 20
1 2 3
10,53 9,38 6,67
I
Gemiddeld per installatie
Gemiddelde achteruitgang
10,32 9,59%
8,86
47
Bijlage 2
n
11
II
LRMP
11
)
I
II I F16.1
OSCILLRTOR
-
VERSTERKER
EXC/TRTOR
r--
VERSTELBRRE PEN WELKE VRLH006TE BEPRRLT
FIG.2 NOK
HRRO RUBBER OF WEEFSEL
/
TOUWREM
// //tI(
FIG. 3
//
// //
,"--... ",//
~..........
..... )-.....JLL_,-rhmm71l771/Jr;;;::;?j;::;;;;:\:'g ..... " L+_....r~f'440'""''..i.I.J.'.I.L.i.'.LLi.r-~:::::SIt:'
o
~---t
HRMER
OPNEMER
VERSTERKER OSCILlOSKOOP
49
Bijlage 3 MINISTERIE VAN VERKEER EN WATERSTAAT Nr. N-2257 Rijkswaterstaat Directie Wegen Rijkswegen 15, 16 en 21 Onderhouds verlichtings- en verkeersregel insta Ilaties Rijkswegenfonds Dienst 1977 - 1978 Met 23 tekeningen.
OVEREENKOMST voor het verrichten van werkzaamheden en leveringen ten behoeve van het onderhouden van de verlichtingsinstallaties en verkeersregelinstallaties op en langs de rijkswegen 15 (ged.), 16 (ged.) en 21.
De ondergetekenden: Ir. C.J.H. Oudshoorn, Hoofdingenieur-directeur van de Rijkswaterstaat in de directie Wegen te 's-Gravenhage, handelende namens het Rijk, daartoe gemachtigd door de Minister van Verkeer en Waterstaat (brief van de directeur-generaal van de Rijkswaterstaat d.d. nr.). Contractant te ener zijde, en TECHNlsèHE AANNEMINGSMAATSCHAPPIJ contractant te andere zijde, verder genoemd "de aannemer", zijn overeengekomen als volgt:
Artikel 1. ALGEMENE BESCHRIJVING De aannemer verbindt zich tot het in deze overeenkomst beschreven werk. Het werk bestaat uit het verrichten van werkzaamheden en leveringen ten behoeve van het onderhouden van de verlichtingsinstallaties en verkeersregelinstallaties op en langs de in artikel 2 van deze overeenkomst genoemde rijkswegen respectievelijk rijksweggedeelten.
Artikel 2.
2.1.
PLAATSBEPALING Het werk is gelegen op en langs de hieronder genoemde rijksweggedeelten in de gemeenten Rotterdam, Ridderkerk en Barendrecht, te weten: Rijksweg
van km
tot km
16 15 21
7,000 0,000 1,000
12,550 2,554 13,900 51
2.2.
Op de hieronder vermelde tekeningen zijn ligging van de genoemde wegen en langs deze wegen aanwezige verlichtings- respectievelijk verkeersregel-installaties aangegeven. Rijksweg
van km
tot km
Tekeningnummer
15 15 15 15 21 21 21 21 21 21 21 21 21 21 21 21 21 21 16 16 16 16 16
0,0 0,2 1,0 2,0 1,0 0,5 1,3 2,4 3,5 4,6 5,7 6,6 7,7 8,7 9,5 10,4 11,1 11,8 7,0 9,3 10,3 12,4 8,2
0,2 1,0 2,0 3,0 0,5 1,3 2,4 3,5 4,6 5,7 6,6 7,7 8,7 9,5 10,4 t 1,1 11,8 13,1 8,2 10,3 11,4 13,4 9,3
Vw 76 - 017 Vw 76 - 018 Vw 76 - 019 Vw 76 - 020 Vw 76 - 023 Vw 76- 024 Vw 76 - 025 Vw 76 - 026 Vw 76 - 027 Vw 76 - 028 Vw 76- 029 Vw 76 - 030 Vw 76 - 031 Vw 76- 032 Vw 76 - 033 Vw 76 - 034 Vw 76 - 035 I i'l Vw 76 - 041 Vw76 - 042 Vw 76 - 043 Vw76 - 044 Vw 76 - 037*
I
Artikel 3. NADERE BESCHRIJVING
3.1.
3.2.
3.3.
52
Algemeen Tot de verlichtingsinstallatie behoren de lichtmasten, armatures, lichtbakken, verlichte wegwijzers, verlichte verkeersborden, verlichte waarschuwingsborden, bevestigingsmiddelen, lampen, hoofdkabels, aansluitkabels naar en in de masten, kabel moffen, bedieningskasten en bij lijnverlichtingsinstallaties eveneens de spankabels met toebehoren. Tot de verkeersregelinstallaties behoren de montagemasten, portale lierkeerslantaarns, voorwaarschuwingslichten met verkeersborden en aanstraallampen, achtergrondschilden, bevestigingsmiddelen, lampen, hoofdkabels en aansluitkabels van in het asfalt geslepen detectielussen met toebehoren, lichtpunten, kabelmoffen en bedieningskasten. Mastverlichting Zorgen voor het aanhouden van de juiste in- en uitschakeltijden van de verlichting.
3.4.
Eenmaal per periode van drie maanden controle uitoefenen op het goed functioneren van de gehele verlichtingsinstallatie, het daarbij vervangen van defect aangetroffen lampen en het verrichten van kleine reparaties, die nodig blijken om storingen in de installatie te verhelpen en het rapporteren aan de directie van defecten en schade aan de installatie. De eerste controle dient te geschieden binnen een maand na aanzegging van de directie.
3.5.
De lampen periodiek groepsgewijs vervangen volgens onderstaande tabel. Soort lamp
Vervangen na
Natriumlampen Fluorescentiebuizen Kwiklampen Gloeilampen Halogeenlampen
6000 6000 6000 2000 1500
branduren branduren branduren branduren branduren
3.6.
Bij de in 3.5. genoemde vervanging de navolgende werkzaamheden verrichten:
3.6.1.
de contacten van de lamphouders en de aansluitingen van de geleiders controleren;
3.6.2.
de steunen van de lampen controleren;
3.6.3.
de bevestiging van de armaturen controleren;
3.6.4.
de armaturen als volgt reinigen:
3.6.4.1. de armaturen in· en uitwendig reinigen met een door de directie goed te keuren zeepsoort, opgelost in water; 3.6.4.2. de spiegels, voorzover niet voorzien van scherpe oneffenheden die dienst doen als refractoren, reinigen met een droge doek; 3.6.5.
de scharnieren en de pakkingen controleren, de scharnierpunten invetten of oliën en de losse pakkingen opnieuw vastlijmen;
3.6.6.
de servicedeuren van de masten openen, de apparatuur in de masten reinigen en de slu itbouten invetten;
3.6.7.
het richten van scheefstaande masten;
3.7.
Nadat de groepsgewijze vervanging heeft plaatsgevonden, de installatie per voedings· punt beproeven. De nieuw gemonteerde lampen met constructie·fouten voor rekening van de aannemer vervangen.
3.8.
Na de eerste groepsgewijze vervanging bepaalt de aannemer aan de hand van de urentel· Ier op het voedende verdeel rek, wanneer er een deel van de verlichtingsinstallatie in aanmerking komt voor groepsgewijze vervanging.
53
3.9.
De aannemer dient vier weken voordat hij met de groepsgewijze vervanging aanvangt de directie daarvan in kennis te stellen.
3.10.
Op de eerste aanzegging van en in overleg met de directie defecten en/of storingen aan de installatie herstellen.
3.11.
Indien naar het oordeel van de directie door defecten of storingen gevaar voor het verkeer ontstaat, moet binnen twee uur na de aanzegging van de directie met de herstelwerkzaamheden daadwerkelijk zijn begonnen.
3.12.
Het rijk stelt de nodige materialen voor de vervanging van de beschadigde onderdelen op een nader aan te wijzen plaats ter beschikking. Ingeval deze materialen door de aannemer volgens opdracht van de directie moeten worden geleverd, worden de kosten verrekend als meer werk tegen bedragen en prijzen als bedoeld in paragraaf 36, lid 2 van de A.V.W. 1968. Binnen een maand na het sluiten van de overeenkomst bepaalt de directie, welke onderdelen de aannemer in voorraad dient te houden.
3.13.
Masten, welke, door een schaderijding buiten gebruik zijn geraakt, moeten met behulp van een kraan worden vervangen. Schade, welke door derden is veroorzaakt worden afzonderlijk als meer werk op declaratie verrekend, tegen bedragen en prijzen als bedoeld in paragraaf 36, lid 2 van de A.V.W. 1968. Beschadigde masten dienen te worden afgevoerd naar het rijksopslagterrein Ridderkerk.
3.14.
Lijnverlichting Zorgen voor het aanhouden van de juiste in- en uitschakeltijden van de verlichting.
3.15.
Eenmaal per periode van zes maanden controle uitoefenen op het goed functioneren van de gehele verlichtingsinstallatie, het daarbij vervangen van defect aangetroffen lampen en het verrichten van kleine reparaties die nodig blijken om storingen in de installatie te verhelpen en het rapporteren aan de directie van defecten en schade aan de installatie. De eerste controle dient te geschieden binnen een maand na aanzegging van de directie.
3.16.
De lampen periodiek groepsgewijs vervangen na 6000 branduren.
3.17.
Bij de in 3.16 genoemde vervanging de navolgende werkzaamheden verrichten:
3.17.1. de contacten van de lamphouders en de aansluitingen van de geleiders controleren; 3.17.2. de steunen van de lampen controleren; 3.17.3. de ophangconstructie van de armaturen controleren; 3.17.4. de armaturen als volgt reinigen: 3.17.4.1.de armatuurkappen in- en uitwendig reinigen met een door de directie goed te keuren zeepsoort, opgelost in water; 3.17.4.2.de spiegels, voor zover niet voorzien van scherpe oneffenheden die dienst doen als
54
reflactoren, reinigen met een droge doek; 3.17.5. de scharnieren en de pakkingen controleren, de scharnierpunten invetten of oliën en de losse pakkingen opnieuw vastlijmen; 3.17.6. de servicedeuren van de masten openen, de apparatuur in de masten reinigen en de sluitbouten invetten; 3.17.7. het richten van scheefstaande masten; 3.17.8. de staalkabels en spanwartels controleren, zowel van de hangdraad als van de tuien; 3.17.9. de trekspänning in de staalkabels controleren. Deze dient vergeleken te worden met een door de directie nadere aan te geven waarde; 3.17.10. de glijblokken of -rollen controleren en de niet-zelfsmerende onderdelen invetten; 3.17.11. de aansluitdozen van de armaturen controleren op dichtheid. 3.18.
Nadat de groepsgewijze vervanging heeft plaatsgevonden, de installatie per voedingspunt beproeven. De nieuw gemonteerde lampen met constructie-fouten voor rekening van de aannemer vervangen.
3.19.
Na de eerste groepsgewijze vervanging bepaalt de aannemer aan de hand van de urenteller op het voedende verdeelrek, wanneer er een deel van de verlichtingsinstallatie in aanmerking komt voor groepsgewijze vervanging.
3.20.
De aannemer dient vier weken voordat hij met de groepsgewijze vervanging aanvengt de directie daarvan in kennis te stellen.
3.21.
Op de eerste aanzegging van en in overleg met de directie defecten en/of storingen aan de installatie herstellen.
3.22.
Indien naar het oordeel van de directie door defecten of storingen gevaar voor het verkeer ontstaat, moet binnen twee uur na de aanzegging van de directie met de herstelwerkzaamheden daadwerkelijk zijn begonnen.
3.23.
Het rijk stelt de nodige materialen voor de vervanging van de beschadigde onderdelen op een nader aan te wijzen plaats ter beschikking. In geval deze materialen door de aannemer volgens opdracht van de directie moeten worden geleverd, worden de kosten verrekend als meer werk tegen bedragen en prijzen als bedoeld in paragraaf 36, lid 2 van de A.V.W. 1968. Binnen een maand na aanvang van het werk bepaalt de directie, welke onderdelen de aannemer in voorraad dient te houden.
3.24.
Masten. welke door een schaderijding buiten gebruik zijn geraakt, moeten met behulp van een kraan worden vervangen. Schade welke door derden is veroorzaakt, wordt afzonderlijk als meer werk op de declaratie verrekend, tegen bedragen en prijzen als bedoeld in paragraaf 36, lid 2 van de A.V.W. 1968. Beschadigde masten di'enen te worden afgevoerd naar het rijksopslagterrein Ridderkerk.
55
3.25.
Verkeersregelinstal/aties. Vervallen
3.26.
Zorgen voor het optimaal functioneren van de installatie ook tijdens de werkzaamheden, waarbij geldt dat de aannemer alleen werk mag verrichten aan lantaarns en verbindingskabels en -draden tot en met de klemmenstrook van de regelkast. Werk in de regel kast mag alleen verricht worden, na overleg met de fabrikant van de verkeersregelinstallatie en de directie.
3.27.
De lampen periodiek groepsgewijs vervangen na 2000 branduren aangegeven op een nader door de directie aan te wijzen urenteller.
3.28.
Bij de in 3.27. genoemde vervanging de navolgende werkzaamheden verrichten:
3.28.1. de contacten van de lamphouders en de aansluitingen van de geleiders controleren; 3.28.2. de steunen van de lampen controleren; 3.28.3. de bevestiging van de armaturen controleren; 3.28.4. de armaturen als volgt reinigen: 3.28.4.1.de lenzen in- en uitwendig reinigen met een door de directie goed te keuren zeepsoort, opgelost in water; 3.28.4.2.de spiegels, voor zover niet voorzien van scherpe oneffenheden die dienst doen als refractoren, reinigen met een droge doek; 3.28.5. de scharnieren en de pakkingen controleren, de scharnierpunten invetten of oliën en de losse pakkingen opnieuw vastlijmen; 3.28.6. de service deuren van de masten openen, de apparatuur in de masten reinigen en de sluitbouten invetten; 3.28.7. het richten van scheefstaande masten. 3.29.
Nadat de groepsgewijze vervanging heeft plaatsgevonden de vervangen lampen beproeven. De nieuw gemonteerde lampen met constructie-fouten voor rekening van de aannemer vervangen.
3.20.
Na de eerste groepsgewijze vervanging bepaalt de aannemer aan de hand van de aangewezen urenteller, wanneer er een deel van de verkeersregelinstallatie in aanmerking komt voor groepsgewijze vervanging.
3.31.
De aannemer dient twee weken voordat hij met de groepsgewijze vervanging aanvangt, de directie daarvan in kennis te stellen.
3.32.
Op de eerste aanzegging van de directie defecten en/of storingen aan de installatie herstellen.
56
3.33.
Indien naar het oordeel van de directie door defecten of storingen gevaar voor het verkeer ontstaat, moet binnen twee uur na de aanzegging van de directie met de herstelwerkzaamheden daadwerkelijk zijn begonnen.
3.34.
Het rijk stelt de nodige materialen voor de vervanging van de beschadigde onderdelen op een nader aan te wijzen plaats ter beschikking. Ingeval deze materialen door de aannemer volgens opdracht van de directie moeten worden geleverd, worden de kosten verrekend als meer werk tegen bedragen en prijzen als bedoeld in paragraaf 36 lid 2 van de A.V.W. 1968. Binnen een maand na aanvang van het werk bepaalt de directie, welke onderdelen de aannemer in voorraad dient te houden.
3.35.
Masten, welke door een aanrijding buiten gebruik zijn geraakt, moeten met behulp van een kraan worden vervangen. Schade welke door derden is veroorzaakt, worden afzonderlijk als meer werk op declaratie verrekend tegen bedragen en prijzen als bedoeld in paragraaf 36 lid 2 van de A.V.W, 1968.
3.36.
Eenmaal per zes maanden door de fabrikant van de verkeersregelinstallatie een inspectie van de regel kast laten houden en een afschrift van het inspectierapport toezenden aan de directie. De eerste maal dient dit te geschieden binnen een maand na aanzegging van de directie. De kosten van de inspectie worden als meer werk op aparte declaratie verrekend, tegen bedragen en prijzen als bedoeld in paragraaf 36, lid 2 van de A.V.W, 1968.
3.37.
Indien door werkzaamheden uitgevoerd door de aannemer de garantie van de fabrikant van de verkeersregelinstallatie vervalt, zijn de hieruit voortvloeiende kosten voor rekening van de aannemer.
3.38.
Reparaties worden afzonderlijk als meer werk op declaratie verrekend, tegen bedragen en prijzen als bedoeld in paragraaf 36,lid 2 van de A.V.W. 1968.
3.39.
Schilderwerk. Op aanwijzing van de directie stalen masten conserveren.
3.40.
Onder een mast wordt verstaan de mast met de daarbij behorende uitlegger.
3.41.
Het schilderen van de overige onderdelen van de installatie zal door de directie afzonderlijk worden opgedragen. Verrekening hiervan zal geschieden als meer werk tegen bedragen en prijzen als bedoeld in paragraaf 36, lid 2 van de A.V.W. 1968.
3.42.
Bij het conserveren van de masten dient het volgende in acht te worden genomen:
3.42.1. Verzinkte masten waarvan 5%of minder van de oppervlakte is aangegeven door corrosie, ondergaan één van de volgende behandelingen: 3.42.1.1. Conservering van het mastoppervlak, met behulp van Poluran Hermeti (fabrikant Fortis) verwerkt in twee lagen, als voorgeschreven door de fabrikant. 3.42.1.2.Conservering van het mastoppervlak met behulp van Teodur constructieverf 040371/2 (fabrikaat Wagemakers) verwerkt in twee lagen, als voorgeschreven door de fabrikant.
57
3.42.2. Onverzinkte, reeds eerder geschilderde masten en verzinkte masten waar meer dan 5 van de oppervlakte is aangetast door corrosie, ondergaan één van de volgende behandelingen: 3.42.2.1.Conservering van het mastoppervlak met behulp van een laag Siconex overgrondverf ijzerglimmer (fabrikaat Sikkens) en een laag Siconex ijzerglimmer, als voorgeschreven door de fabrikant. 3.42.2.2.Conservering van het mastoppervlak niet behulp van Teochlor H.B. constructielak 70950 verwerkt in twee lagen (fabrikaat Wagemakers) als voorgeschreven door de fabrikant. 3.42.3. De voorbehandelingen, de uitvoering van de hoofdbehandeling, de weersomstandigheden tijdens het conserveren en de controle op het werk moeten van zodanige aard zijn, dat de aannemer vijf jaar schriftelijke garantie geeft op de conservering, zodanig dat na vijf jaar het oppervlak voor minder dan 50/0 door corrosie is aangetast. Tekenwerk
3.43.
Binnen een half jaar na het sluiten van de overeenkomst, dient de aannemer de bij deze overeenkomst behorende tekeningen bijgewerkt te hebben. Hieronder wordt verstaan:
3.43.1. het aangeven van de huidige plaatsen van de lichtmasten; 3.43.2. het aangeven van de soort lichtmast met aanduiding van lampvermogen en -soort type armatuur en type mast; 3.43.3. het aangeven van de ligging van de kabels, moffen en voedingskasten; 3.44.
58
de aannemer dient de door de directie op te geven symbolen bij het tekenen te gebruiken.
Volgnr.
Omschrijving
1
Het leveren en het niet-groepsgewijs vervangen van natriumlampen in de middenberm:
1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.7. 1.8. 1.9. 1.10.
1 x 35 W 2 x 35W 1 x 55W 2 x 55W 1 x 90W 2x90W 1 x 135 W 2 x 135 W 1 x 180 W 2 x 180 W
2.
Het leveren en het groepsgewijs vervangen van natriumlagedruklampen in de middenberm:
2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 2.6. 2.7. 2.8. 2.9. 2.10.
1 x 35 W 2x35W 1 x 55 W 2 x 55W 1 x 90W 2x90W 1 x 135 W 2 x 135 W 1 x 180 W 2 x 180 W
3.
Het leveren en het groepsgewijs vervangen van natriumlagedruklampen in de zijberm:
3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7. 3.8. 3.9. 3.10.
1 x 35 W 2 x 35W 1 x 55 W 2 x 55W 1 x 90W 2x90W 1 x 135 W 2 x 135 W 1 x 180 W 2 x 180 W
Eenheid
per per per per per per per per per per
armatuur armatuur armatuur armatuur armatuur armatuur armatuur armatuur armatuur armatuur
per per per per per per per per per per
armatuur armatuur armatuur armatuur armatuur armatuur armatuur armatuur armatuur armatuur
prijs per eenheid
per armatuur per armatuur per armatuur per armatuur per armatuur per armatuur per armatuur per armatuur per armatuur per armatuur
59
eenheid
60
4.
Het leveren en het groepsgewijs vervangen van natriumlagedruklampen in de zijberm:
4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7. 4.S. 4.9. 4.10.
1 x 35W 2x 35W 1 x 55W 2 x 55W 1 x 90W 2x90W 1 x 135 W 2 x 135 W 1 x 1S0 W 2 x 1S0 W
5.
Het leveren en niet groepsgewijs vervangen van kwikhogedruklampen in de middenberm:
5.1. 5.2. 5.3. 5.4. 5.5.
1 x SOW 2xSOW 1 x 125 W 2 x 125 W 1 x 250 W
6.
Het leveren en het groepsgewijs vervangen van kwikhogedruklampen in de middenberm:
6.1. 6.2. 6.3. 6.4. 6.5.
1 x SOW 2xSOW 1 x 125 W 2 x 125 W 1 x 250 W
7.
Het leveren en het niet groepsgewijs vervangen van kwikhogedruklampen in de zijberm:
7.1. 7.2. 7.3. 7.4. 7.5.
1 x SOW 2xSOW 1 x 125 W 2 x 125 W 1 x 250 W
per armatuur per armatuur per armatuur per armatuur per armatuur per armatuur per armatuur per armatuur per armatuur, per armatuur
per armatuur per armatuur per armatuur per armatuur per armatuur
per armatuur per armatuur per armatuur per armatuur per armatuur
per armatuur per armatuur per armatuur per armatuur per armatuur
prijs per eenheid
eenheid
8.
Het leveren en het groepsgewijs vervangen van kwikhogedruklampen in de zijberm:
8.1. 8.2. 8.3. 8.4.
1 x 80W 2 x80W 1 x 125 W 2 x 125 W
9.
Het leveren en het niet groepsgewijs vervangen van fluorescentiebuizen in de middenberm:
9.1. 9.2. 9.3. 9.4. 9.5.
1 x 40W 2x40W 1 x 65 W 2 x 65W 1 x 65 W en 1 x 40 W
10.
Het leveren en het groepsgewijs vervangen van fluorescentiebuizen in de middenberm:
10.1. 10.2. 10.3. 10.4. 10.5.
1 x 40W 2x40W 1 x 65W 2 x 65W 1 x 65 W en 1 x 40 W
11 ..
Het leveren en het niet groepsgewijs vervangen van fluorescentiebuizen in de zijberm:
11.1 11.2. 11.3. 11.4. 11.5.
1 x 40W 2x40W 1 x 65 W 2x65W 1 x 65 W en 1 x 40 W
12.
Het leveren en het groepsgewijs vervangen van fluorescentiebuizen in de zijberm:
12.1. 12.2. 12.3. 12.4. 12.5.
1 x 40W 2x40W 1 x 65 W en 1 x 40 W 2 x 65W 1 x 65 W en 1 x 140 W
per per per per
armatuur armatuur armatuur armatuur
per per per per per
armatuur armatuur armatuur armatuur armatuur
per per per per per
armatuur armatuur armatuur armatuur armatuur
per per per per per
armatuur armatuur armatuur armatuur armatuur
per per per per per
armatuur armatuur armatuur armatuur armatuur
prijs _ per eenheid
61
eenheid
62
13.
Het leveren en het niet groepsgewijs vervangen van natriumhogedruklampen in de middenberm:
13.1. 13.2. 13.3. 13.4. 13.5.
1x 2x 1x 2x 4x
14.
Het leveren en het groepsgewijs vervangen van natriumhogedruklampen in de middenberm:
14.1. 14.2. 14.3. 14.4. 14.5.
1x 2x 1x 2x 4x
15.
Het leveren en het niet groepsgewijs vervangen van natriumhogedruklampen in de zijberm:
15.1. 15.2. 15.3. 15.4. 15.5.
1x 2x 1x 2x 4x
16.
Het leveren en het groepsgewijs vervangen van natriumhogedruklampen in de zijberm:
16.1. 16.2. 16.3. 16.4. 16.5.
1x 2x 1x 2x 4x
17.
Het leveren en het niet groepsgewijs vervangen van lampen, die zonder hoogwerker bereikbaar zijn:
17.1. 17.2. 17.3. 17.4. 17.5. 17.6. 17.7.
1 x gloeilamp 75 W 2 x gloeilamp 75 W 1 x gloeilamp 100 W 2 x gloeilamp 100 W 1 x gloeilamp 150 W 1 x hogedruk kwiklammp 80 w 1 x cirkelvormige fluorescentiebuis 40 W • starterloos
250 W 250 W 400 W 400 W 400W
250 W 250 W 400 W 400 W 400W
250 W 250 W 400 W 400 W 400W
250 W 250W 400 W 400 W 400W
per per per per per
armatuur armatuur armatuur armatuur armatuur
per per per per per
armatuur armatuur armatuur armatuur armatuur
per per per per per
armatuur armatuur armatuur armatuur armatuur
per per per per per
armatuur armatuur armatuur armatuur armatuur
per per per per per per
armatuur armatuur armatuur armatuur armatuur armatuur
per armatuur
prijs per eenheid
eenheid
18.
Het leveren en het groepsgewijs vervangen van lampen, die zonder hoogwerker bereikbaar zijn:
18.1. 18.2. 18.3. 18.4. 18.5. 18.6. 18.7.
1 x gloeilamp 75 W 2 x gloeilamp 75 W 1 x gloeilamp 100 W 2 x gloeilamp 100 W 1 x gloeilamp 150 W 1 x hogedruk kwiklamp 80 w 1 x cirkelvormige fluorescentiebuis 40 W - starterloos
19.
Het conserveren van een mast in de middenberm volgens 3.42.1. van de overeenkomst met een hoogte van maximaal:
19.1. 19.2. 19.3. 19.4. 19.5. 19.6. 19.7. 19.8. 19.9. 19.10. 19.11. 19.12. 19.13. 19.14.
6m 10 m met enkele uitlegger 10 m met duobele uitlegger 12 m met enkele uitlegger 12 m met dubbele uitlegger 15 m met enkele uitlegger 15 m met dubbele uitlegger 15 m voor lijnverlichting 18 m met enkele uitlegger 18 m met dubbele uitlegger 18 m voor lijnverlichting 22 m met enkele uitlegger 22 m met dubbele uitlegger 22 m voor lijnverlichting
20.
Het conserveren van een mast in de zijberm volgens 3.42.1. van de overeenkomst met een hoogte van maximaal:
20.1. 20.2. 20.3. 20.4. 20.5. 20.6. 20.7. 20.8. 20.9. 20.10.
6m met 10 m met enkele uitlegger 10 m met enkele uitlegger 12 m met enkele uitlegger 12 m met dubbele uitlegger 15 m met enkele uitlegger 15 m met dubbele uitlegger 15 m voor lijnverlichting 18 m met enkele uitlegger 18 m met dubbele uitlegger
prijs per eenheid
per armatuur per armatuur per armatuur per armatuur per armatuur per armatuur per armatuur
per per per per per per per per per per per per per per
mast mast mast mast mast mast mast mast mast mast mast mast mast mast
per per per per per per per per per per
mast mast mast mast mast mast mast mast mast mast
63
eenheid
20.11. 20.12. 20.13. 20.14.
18 22 22 22
21.
Het conserveren van een mast in de middenberm volgens 3.42.2. van de overeenkomst met een hoogte van maximaal:
21.1. 21.2. 21.3. 21.4. 21.5. 21.6. 21.7. 21.8. 21.9. 21.10. 21.11. 21.12. 21.13. 21.14.
6m 10 m met enkele uitlegger 10 m met dubbele uitlegger 12 m met enkele uitlegger 12 m met dubbele uitlegger 15 m met enkele uitlegger 15 m met dubbele uitlegger 15 m voor lijnverlichting 18 m met enkele uitlegger 18 m met dubbele uitlegger 18 m voor lijnverlichting 22 m met enkele uitlegger 22 m met dubbele uitlegger 22 m voor lijnverlichting
22.
Het conserveren van een mast in de zijberm volgens 3.42.2. van de overeenkomst met een hoogte van maximaal:
22.1. 22.2. 22.3. 22.4. 22.5. 22.6. 22.7. 22.8. 22.9. 22.10. 22.12. 22.13. 22.14.
6m 10 m met enkele uitlegger 10 m met dubbele uitlegger 12 m met enkele uitlegger 12 m met dubbele uitlegger 15 m met enkele uitlegger 15 m met dubbele uitlegger 15 m voor lijnverlichting 18 m met enkele uitlegger 18 m met dubbele uitlegger 22 m met enkele uitlegger 22 m met dubbele uitlegger 22 m voor lijnverlichting
64
m voor lijnverlichting m met enkele uitlegger m met dubbele uitlegger m voor lijnverlichting
per per per per
mast mast mast mast
per per per per per per per per per per per per per per
mast mast mast mast mast mast mast mast mast mast mast mast mast mast
per per per per per per per per per per per per per
mast mast mast mast mast mast mast mast mast mast mast mast mast
prijs per eenheid
eenheid 23.
Het herstellen van defecten en storingen en verrichten van reparaties:
23.1.
23.3.3.
hoogwerker met een werkhoogte van max. 12 m met chauffeur en monteur: maandag tlm vrijdag 6-18 uur maandag t/m vrijdag 18-24 uur en 0-6 uur en zaterdagen zon- en feestdagen hoogwerker met een werkhoogte van max 16 m met chauffeur en monteur: maandag t/m vrijdag 6-18 uur maandag t/m vrijdag 18-24 uur en 0·6 uur en zaterdagen zon· en feestdagen hoogwerker met een werkhoogte van max 22 m met chauffeur en monteur: maandag t/m vrijdag 6-18 uur maandag tlm vrijdag 18-24 uur en 0-6 uur en zaterdagen zon· en feestdagen
24.
Vakkundig monteur werkklasse 5/6:
24.1. 24.2. 24.3.
maandag t/m vrijdag 6·18 uur maandag t/m vrijdag 18-24 uur en 0·6 uur en zaterdagen zon· en feestdagen
25.
Grondwerker, klasse 4:
25.1. 25.2.
maandag t/m vrijdag 6-18 uur maandag tlm vrijdag 18-24 uur en 0-6 uur en zaterdagen zon- en feestdagen
23.1.1. 23.1.2. 23.1.3. 23.2. 23.2.1. 23.2.2. 23.2.3. 23.3. 23.3.1. 23.3.2.
25.3. 26.
27.
28.
29.
prijs per eenheid
uur uur uur
uur uur uur
uur uur uur
uur uur uur
uur uur uur
Werken van een kraan, dragline, shovel of atlasknijper
uur
Vrachtauto geschikt voor het plaatsen van lichtmasten (laadvermogen min. 5 ton) incl. chauffeur en brandstof
uur
Het leveren en monteren van een urenteller op een voedend verdeelrek.
stuk
Het verrichten van het in 3.43. aangegeven tekenwerk
65
Artikel 4. VERREKENING 4.1.
De verrekening van hetgeen de aannemer voor de volgens deze overeenkomst uit te voeren werkzaamheden en leveringen toekomt geschiedt tegen de in artikel 13 vermeide eenheidsprijzen waarin geen omzetbelasting is begrepen. Deze eenheidsprijzen gelden gedurende een jaar na aanvang van het werk. Voor het tweede jaar zullen de eenheidsprijzen in een te sluiten wijzigingsovereenkomst opnieuw worden vastgesteld.
4.2.
In deze eenheidsprijzen worden geacht te zijn begrepen alle rechtstreeks of zijdelings voor de uitvoering nodige kosten en een aannemersvergoeding. In de aannemersvergoeding worden de algemene kosten en een normale aannemerswinst geacht te zijn begrepen.
4.3.
Voorzoveel niet anders is bepaald worden de te verrekenen hoeveelheden in het werk gemeten of geteld.
4.4.
Ten aanzien van door de aannemer aan de directie ter beschikking te stellen hoogwerkers, zelfknippende vrachtauto en kraan, dragline, shovel of atlasknijper wordt bepaald dat alleen de uren zullen worden verrekend waarop het materieel in opdracht van de directie arbeid heeft verricht. De tijd benodigd voor aan- en afvoer wordt niet verrekend.
4.5.
De ter beschikking te stellen werknemers dienen naar het oordeel van de directie geschikt te zijn voor de hun op te dragen werkzaamheden en moeten zijn voorzien van het hiervoor benodigde gereedschap. Uitsluitend die uren worden verrekend dat de werknemers werkelijk ter beschikking van de directie zijn geweest, reisuren e.d. komen derhalve niet voor verrekening in aanmerking. De kosten van reisuren, reiskosten, sociale lasten, arbeidsvoorwaarden, bedrijfskosten, gereedschap, renteverlies, algemene kosten en winst worden geacht te zijn begrepen in de voor deze posten geldende eenheidsprijzen.
Artikel 5 ALGEMENE VOORWAARDEN 5.1.
Op dit werk zijn, voor zoveel daarvan in dit bestek niet is afgeweken, van toepassing:
5.1.1.
De Algemene Voorwaarden voor de uitvoering van werken 1968, vastgesteld bij de beschikking van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 27 januari 1969, nr. U 6049, Hoofddirectie van de Waterstaat (A. V.W. 1968);
5.1.2.
de plaatselijke en landelijke installatie voorschriften.
5.2.
Mede in verband met het vierde lid van paragraaf 40 van de A.V.W. 1968 wordt bepaald, dat geen betaling aan de aannemer zal geschieden dan nadat deze een declaratie heeft ingediend.
66
Artikel5a. VOORSCHRIFTEN VOOR DE UITVOERING Bij werkzaamheden in de nabijheid van sterktestroomleidingen op stalen masten moet een afstand van 50 meter, bij leidingen op houten palen een afstand van 25 meter uit het midden van de lijn worden afgebakend (bijvoorbeeld met behulp van in een opvallende kleur geschilderde olievaten). Moet binnen deze afstand worden gewerkt, dan dient overleg gepleegd te worden met het electriciteitsbedrijf dat de leiding exploiteert, over de te nemen veiligheidsmaatregelen. De betreffende electriciteitsmaatschappij dient tenminste één week voor de aanvang van de werkzaamheden op de hoogte te worden gesteld. Bij deze werkzaamheden mag een werkhoogte. die overeenkomt met de hoogte van de lichtmasten niet worden overschreden.
Artikel 6. WERKTERREIN. Het werkterrein als bedoeld in par. 15 van de A. V.W. 1968 wordt door de directie aangewezen.
Artikel 7. BEPALINGEN IN VERBAND MET HET SPOORWEGVERKEER. Het betreden van de spoorbanen is niet toegestaan.
ArtikelS. MAATREGEL IN BELANG VAN HET VERKEER. 8.1.
Voordat de aannemer tot groepsgewijze vervanging, herstelwerk of tot opheffen van een storing overgaat, dient hij aan de directie te vragen een verkeersleider aan te wijzen. Deze geeft aanwijzigingen en moet geraadpleegd worden over alle zaken welke direct of indirect het verkeer betreffen. De aannemer wordt hierdoor niet van zijn verantwoordel ijkheid ontheven.
8.2.
Het verkeer mag zonder uitdrukkelijke toestemming van de verkeersleider niet worden gehinderd of gestremd.
8.3.
De aannemer stelt in overleg met de verkeersleider voldoende geschikte werkkrachten te werk om alle door de verkeersleider nodig geachte verkeersmaatregelen uit te voeren. Onder geschikte werkkrachten wordt mede begrepen het zgn. werkplaatspersoneel.
67
8.4..
Zonder toestemming van de verkeersleider mag aan de getroffen verkeersmaatregelen worden veranderd.
8.5.
De aannemer is verplicht alle aanwijzingen en opdrachten welke door de verkeersleider ten behoeve van het veilig verkeer zullen worden gegeven, stipt en onmiddellijk op te volgen.
8.6.
Van een half uur na zonsopgang tot een half uur voor zonsopgang, bij slecht zicht en tijdens de spitsuren mogen geen werkzaamheden op of nabij de hoofdrijbanen worden verricht. Als spitsuur wordt aangemerkt de tijd tussen 7 en 9 uur en die tussen 15.30 uur en 19 uur.
8.7.
De materialen benodigd voor de verkeersmaatregelen worden door de aannemer ter beschikking gesteld.
8.8.
Bij dreiging van of het optreden van verkeersstagnaties wegenverkeersoverbelasting, mist of verkeersongevallen e.d., zulks ter beoordeling van de verkeersleider, kan deze gelasten dat de werkzaamheden voor een door hem te bepalen periode worden onderbroken. De rijbanen moeten alsdan door de aannemer binnen 15 minuten zijn ontruimd om het verkeer onbelemmerd doorgang te doen vinden.
8.9.
Indien de aannemer de terzake van het verkeer gegeven opdrachten van de verkeersleider, de directie of van de politie niet nakomt of de in het artikel gegeven voorschriften niet naleeft zal per geval en per dag een korting worden toegepast van EENDUIZEND GULDEN (f 1.000,--). Deze korting wordt verbeurd zonder dat deswege een ingebrekestelling nodig is.
Artikel 9. VEILIGHEIDSKLEDING 9.1.
De aannemer is verplicht de door hem tewerkgestelde personen, die zich ter uitvoering van hun taak buiten enig voertuig langs of op een rijksweg bevinden, veiligheidskleding te doen dragen, welke voldoet aan de volgende voorwaarden:
9.1.1.
bij gebruik bij dag fluorescerend oranje kleur met een oppervlakte van tenminste 1500 cm2, gezien uit de richting van de waarnemer;
9.1.2.
de kleurcoördinaten zijn: y<0,176x+0,262 grens naar oranje x>- y+ 0,900 grens naar wit y>0,048x+0,301 grens naar rood;
9.1.3.
bij gebruik bij schemer en duisternis moeten op de kleding retroflecterende strips zijn aangebracht;
9.1.4.
de kleding dient in zodanige staat te verkeren dat de waarneembaarheid voldoende is gewaarborgd.
68
Artikel 10. ONGEVAllEN 10.1.
De aannemer is verplicht van alle op of in verband met het werk voorkomende ongeval· len onverwijld kennis te geven aan de directie, met verstrekking van alle vanwege de directie gewenste gegevens.
Artikel 11. BOUWSTOFFEN
Algemeen 11.1.
Indien toe te passen materialen een "KEMA·keur" merk kunnen bezitten, moeten materialen gebruikt en verwerkt worden die het "KEMA-keur"·merk dragen.
11.2.
Voorzover materialen als bedoeld in het vorige lid niet verkrijgbaar zijn, materialen toepassen die door de KEMA zijn goedgekeurd.
11.3.
Vervanging van materialen dient te geschieden met materialen van hetzelfde fabrikaat, tenzij de directie anders beslist. Lampen
11.4.
De eisen waar de lampen aan moeten voldoen zijn vermeld in de volgende tabel: Onschrijving/type
Soort lamp natrium natrium natrium natrium natrium
lagedruk lagedruk lagedruk lagedruk lagedruk
35W 55W 90W 135W 180W
fabrikaat
35W 55W 90W 135W 180W
SOX SOX SOX SOX SOX
natrium hogedruk natrium hogedruk natrium hogedruk
150W 250W 400W
SON (T) 150W SON (T) 250W SON (T) 400W
Na V (T) 150W Na V (T) 250W Na V (T) 400W
kwik hogedruk kwik hogedruk kwik hogedruk
80W 125W 250W
HPl 80W HPl125W HPl125W
Hal 80W Hal 125W Hal 250W
fluorescentie fluorescentie fluorescentie fluorescentie; cirkelvormig
40W 65W 140W
Tl (M) 40W Tl (M) 65W Tl (M) 140W
l 40W (SA) 120 l 65W (SA) 120 l 140W (SA) 120
Tl EM 40W
l 40WC (SA) 120
zie 11.6.
zie 11.6.
gloeilamp gloeilamp gloeilamp
40W
75W 100W 150W
Na Na Na Na Na
35W 55W 90W 135W 180W
69
11.5.
De geleverde lampen dienen aan dezelfde eisen te voldoen als de in de overeenkomstige armaturen gebruikte lampen, tenzij de directie dit anders beslist.
11.6.
De te leveren gloeilampen dienen voor de groepsgewijze vervanging te worden goedgekeurd door de directie.
11.7.
Onder lampen met constructiefouten worden die lampen verstaan die binnen 100 branduren na uitwisseling defect raken.
11.8.
De uitkomende lampen hebben voor het Rijk geen waarde en dienen aan de fabrikant ter vernietiging te worden aangeboden, tenzij de directie anders beslist.
Artikel 12. VERREKENING IN VERBAND MET WIJZIGINGEN IN LOONKOSTEN
12.1.
Na de datum van aanbieding van de voor de betaling gehanteerde eenheidsprijzen optredende wijzigingen in de loonkosten van alle ten behoeve van het werk tewerkgestelden worden verrekend overeenkomstig de hiernavolgende bepalingen.
12.2.
De verrekening geschiedt met behulp van de in 12.8. bedoelde bedragen aan loonkosten en de in 12.1. bedoelde datum optredende wijzigingen van het in 12.3. genoemde normloon.
12.3.
Onder normloon wordt verstaan het normloon vastgesteld door de Commissie Standaardprijzen en ·Ionen voor werknemers in water·, spoor· en wegenbouw. Werknemers, die niet vallen onder bovengenoemde categorie, worden geacht tot deze categorie te behoren voor wat de in dit artikel bedoelde verrekening betreft.
12.4.
De door de in 12.3. genoemde Commissie vastgestelde normlonen zijn bindend voor beide partijen.
12.5.
De met de wijzigingen van het in 12.3. genoemde normloon overeenkomende percentage van de bedragen aan loonkosten die begrepen zijn in hetgeen de aannemer toekomt voor werk verricht worden verrekend na het ingaan van die wijzigingen.
12.6.
Een in 12.5. bedoeld percentage van een bedrag aan loonkosten wordt gevonden door het normloon van de in 12.3. genoemde werknemers ten tijde van de uitvoering van het verrichte werk te verminderen met het normloon van dezelfde werknemers geldend op de in 12.1. bedoelde datum en dit verschil uit te drukken in een percentage van laatstbedoeld normloon.
12.7.
Het bedrag aan loonkosten, dat geacht wordt te zijn begrepen in de eenheidsprijzen wordt gesteld op 30% van de eenheidsprijzen.
12.8.
Het bedrag aan loonkosten, dat is begrepen in hetgeen de aannemer toekomt voor verricht werk wordt eveneens op het in 12.7. genoemde percentage daarvan gesteld.
12.9.
De verrekening van hetgeen de aannemer ingevolge deze overeenkomst toekomt en van
70
de daarop betrekking hebbende wijzigingen in loonkosten zal zoveel mogelijk gelijktijdig geschieden. 12.10.
Werkzaamheden uitgevoerd tegen in de aannemingsovereenkomst vermelde eenheidsprijzen worden ten aanzien van bovenbedoelde verreking geacht deel uit te maken van het werk. Opdrachten tot uitvoering van bijkomende werkzaamheden, welke niet in het bestek zijn voorzien en anders dan tegen in de aannemingsovereenkomst vermelde eenheidsprijzen worden verrekend, worden ten aanzien van bovenbedoelde verrekening als afzonderlijke werken beschouwd.
12.11.
Indien de aannemer het werk niet binnen de daarvoor gestelde termijn· verleend uitstel daaronder begrepen - heeft uitgevoerd, blijven wijzigingen van het normloon als bedoeld in 12.3. bij de verrekening buiten beschouwing voor zover die wijzigingen zijn ingegaan na het verstrijken van bedoelde termijn.
Artikel 13. BETALING
13.1.
De betalinggeschiedt na el ke periode van vier weken, te rekenen van de datum van aanvang af tot de datum van oplevering aan de hand van de op de volgnummers van de in dat artikel vermelde staat vermelde werkzaamheden en leveringen tegen de daarbij vermelde eenheidsprijzen.
13.2.
De betaling geschiedt op door de aannemer in viervoud in te dienen declaraties welke vergezeld dienen te gaan van een specificatie van de op de declaraties vermelde bedragen.
13.3.
Het bedrag van de te verrichte betalingen wordt verhoogd met de te vergoeden omzetbelasting.
Artikel 14. TIJDSBEPALING.
14.1.
Het werk moet worden opgeleverd 104 weken na de datum van aanvang.
14.2.
Voor elke dag waarmee de in 14.1. genoemde termijn, dan wel één van de in deze overeenkomst vastgestelde of door de directie krachtens deze overeenkomst bepaalde tijdstippen worden overschreden wordt een korting toegepast van: TWEEHONDERD VIJFTIG GULDEN.
Artikel 15 ZEKERHEIDSSTELLING.
1.
De aannemer dient zo spoedig mogelijk na de opdracht doch uiterlijk vóór het verschijnen van de eerste betalingstermijn een zekerheid te stellen ten bedrage van f 20.000,.-. 71
2.
Indien de in lid 1 bedoelde zekerheidstelling niet vóór het verschijnen van de eerste betalingstermijn is ontvangen en akkoord bevonden, wordt het bedrag van de zekerheidsstelling ingehouden op de eerste en zonodig op de daarop volgende betalingstermijnen totdat de bovenbedoelde zekerheidsstelling zal zijn ontvangen en akkoord bevonden.
3.
De zekerheidsstelling blijft van kracht totdat zal zijn gebleken, dat de aannemer aan al zijn verplichtingen voortvloeiend uit deze overeenkomst heeft voldaan.
Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend, 's-Gravenhage,
De contractant te ener zijde
C.J.H.Oudshoorn
72
1976.
De contractant te anderer zijde,