Retour à Belgique
De „terugkeer‟ van tweedegeneratie Belgen uit Frankrijk in de 19 de eeuw
Scriptie voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, voor het behalen van de graad van Master in de Geschiedenis.
Academiejaar: 2007-2008
Tessa Stylemans Promotor: Dr. Frank Caestecker
Universiteit Gent Examencommissie Geschiedenis Academiejaar 2007-2008
Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende, ………………………………………………………………………………... afgestudeerd als Licentiaat / Master in de Geschiedenis aan Universiteit Gent in het academiejaar 2007-2008 en auteur van de scriptie met als titel: ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… verklaart hierbij dat zij/hij geopteerd heeft voor de hierna aangestipte mogelijkheid in verband met de consultatie van haar/zijn scriptie: de scriptie mag steeds ter beschikking worden gesteld van elke aanvrager; de scriptie mag enkel ter beschikking worden gesteld met uitdrukkelijke, schriftelijke goedkeuring van de auteur (maximumduur van deze beperking: 10 jaar); de scriptie mag ter beschikking worden gesteld van een aanvrager na een wachttijd van … . . jaar (maximum 10 jaar); de scriptie mag nooit ter beschikking worden gesteld van een aanvrager (maximumduur van het verbod: 10 jaar). Elke gebruiker is te allen tijde verplicht om, wanneer van deze scriptie gebruik wordt gemaakt in het kader van wetenschappelijke en andere publicaties, een correcte en volledige bronverwijzing in de tekst op te nemen. Gent, ………………………………………(datum) ………………………………………( handtekening)
2
Dankwoord Bijzondere dank gaat uit naar mijn promotor, Dr. Frank Caestecker, die me gedurende twee jaar heeft begeleid en me steeds met raad en daad heeft bijgestaan wanneer ik problemen had. De liefde voor het thema migratie zal ik steeds met me meedragen. Een onbetwistbaar woord van dank richt ik tot mijn ouders en mijn broer Dimitri die me hebben gestimuleerd om deze universitaire studie af te ronden.
3
Inhoud
Inleiding
5
I. Algemene Context 1.1 België 1.2 Frankrijk
7 7 14
II. De Belgische migratie naar Frankrijk 2.1 Het thema migratie in de historiografie 2.2 De Belgische migratie naar Frankrijk - Het departement Nord- Pas-De-Calais - De Parijse regio - De frontaliers - De seizoensarbeiders
21 22 27 27 29 31 32
III. Bronnenmateriaal 3.1 Openbare Veiligheid: de Vreemdelingenpolitie 3.2 Individuele dossiers 3.2.1 Algemeen 3.2.2 De B-reeks 3.3 Historische realiteit in de bron 3.4 Verwerking van de bron 3.4.1 Methode en doelstellingen
34 35 36 36 37 40 43 43
IV. Analyse van de terugkeerders 4.1 De terugkeer van de tweedegeneratie Belgen 4.1.1 Profiel 4.1.2 Migratiedynamieken verklaard? - de invloed van de economie - de invloed van netwerken - de invloed van beleid - Verplicht versus vrijwillig 4.2 De terugkeer van de genaturaliseerde Fransen 4.2.1 Profiel
48 48 48 54 55 58 61 66 68 68
V. Conclusie
73
VI. Bronnen en Bibliografie
77
VII. Bijlagen
83
4
Inleiding Internationale migratie is een thema dat zowel in België als in andere Europese landen bijzonder omstreden is. Hoewel dit demografische proces waarbij men zich verplaatst naar een ander land vandaag de dag op heel wat aandacht kan rekenen, blijft migratie een terrein waar nog veel toekomstig onderzoek verricht dient te worden. Deze thesis wil een bijdrage leveren door een bijzondere groep migranten te belichten. Gedurende de negentiende eeuw emigreerden veel Belgen naar Frankrijk. Het is de terugkeer van hun kinderen naar België die het onderwerp van deze scriptie vormt1. Het doel is om enerzijds het profiel van de Belgen die in Frankrijk geboren zijn en hun migratiedynamieken in kaart te brengen aan de hand van de zeldzame beschikbare literatuur en een bronnenstudie van de B-reeks van de Vreemdelingenpolitie. Anderzijds om kort enkele instrumenten aan te reiken waarmee hedendaagse problematieken en discussies inzake migratie historisch gekaderd kunnen worden. Migratie is een fenomeen dat contextueel onderbouwd moet worden: „It is clear that any study of migration needs to consider the network of relations linking population mobility with the other major dimensions of change in the human activities2.‟ Het eerste hoofdstuk biedt dan ook een overzicht van de politieke ontwikkelingen en een socio-economische maatschappijschets van zowel België als Frankrijk in de negentiende eeuw. In hoofdstuk II, „De Belgische migratie naar Frankrijk‟, wordt aandacht geschonken aan de aanwezige migratieliteratuur in België en Frankrijk. Ik focus op de Belgische emigratie naar Frankrijk en plaats ze in tijd en ruimte. Het is immers nuttig om een beeld te krijgen van de migratiedynamieken en vestigingsgebieden van de ouders van de tweedegeneratie Belgen, om verder in de scriptie een verband te leggen met de resultaten van het onderzoek.
1
In principe is de migratie van tweedegeneratie Belgen naar het geboorteland van hun ouder(s) geen terugkeer, aangezien ze in Frankrijk geboren zijn. Om de zinsstructuren niet onnodig te verzwaren, wordt er echter wel van de term terugkeer gebruik gemaakt. 2
P.E. Ogden, P. E. White, ‘Migration in later 19th and 20th century France: The social and economic context.’, In: Migrants in Modern France. Population Mobility in the later 19th and 20th century. London, Unwin Hyman Ltd, p. 3. 5
Dit onderzoek werd gebaseerd op de individuele dossiers in het Algemeen Rijksarchief van de Vreemdelingenpolitie en meer specifiek de B-reeks. Deze reeks bestaat uit de dossiers van Belgen die de Belgische nationaliteit niet te danken hebben aan verblijf in combinatie met bloedband. Ze is dus bijzonder geschikt voor de studie van kinderen van de Belgische emigranten. In hoofdstuk III krijgt deze bronnenreeks dan ook ruim aandacht. Na een toelichting van de overheden die bevoegd waren inzake de vreemdelingenproblematiek, wordt het soort informatie en de documenten die in hun archieven terug te vinden zijn belicht. Ook de beperkingen van het bronnenmateriaal en de mogelijke vertekening van de historische realiteit worden aangehaald. Vervolgens verduidelijk ik de gehanteerde methode inzake de verwerking van de individuele dossiers en diep ik de doelstellingen en onderzoeksvragen van het onderzoek uit.
In hoofdstuk IV krijgen de resultaten van de analyse vorm via een profielschets van de teruggekeerde Belgen en een aanzet tot verklaring van de migratiedynamieken. Concreet zal een antwoord gegeven worden op volgende vragen : Gaat het om de migratie van mannen of vrouwen? Op welke leeftijd keert men terug? Wat is hun beroep? Migreert men alleen of met een gezin? Vanuit welke Franse streek is men afkomstig? Naar welk Belgisch gebied verhuist men? Keert men terug naar de geboorteregio van de ouders? Gaat het om een permanente of tijdelijke migratie? Is men uitgezet in Frankrijk of heeft men vrijwillig de keuze gemaakt? Zijn er verbanden met de economische, sociale en politieke situatie zowel in Frankrijk als in België? Wat is de invloed van het beleid in beide landen?
De conclusie is een korte samenvatting van de onderzoeksresultaten en sluit deze thesis af.
6
I. Algemene Context
In het begin van de negentiende eeuw verschilde het dagelijkse leven amper van de voorgaande eeuwen. Dé pijler van de economie die de dagelijkse voortgang bepaalde, was de landbouw. De agrarisch-ambachtelijke samenleving werd echter uitgedaagd door de industrialisering en de groeiende penetratie van de staat in de samenleving. Dit hoofdstuk geldt als schets van de maatschappelijke context van België en Frankrijk in de negentiende eeuw. De samenleving in beide landen vormde immers het raamwerk waarrond zowel de Belgische emigratie naar Frankrijk als de terugkeer van de tweedegeneratie Belgen naar het geboorteland van hun ouders zich afspeelde.
1.1 België
Met de Septemberrevolutie in 1830 verklaarde België zich onafhankelijk. De Conferentie van Londen werkte de scheiding der Nederlanden uit in het Verdrag der 24 artikelen, waarmee Willem I pas in 1839 instemde. Het kersverse België werd een grondwettelijke rechtsstaat waarin een onafhankelijke rechterlijke macht en een parlement de burgerlijke en politieke rechten waarborgden. Leopold van SaksenCoburg besteeg in 1831 de troon als eerste koning der Belgen.
De Belgische revolutie was een kaakslag voor de economie. Door het verlies van de Nederlandse en Oost-Indische markten werden de zware nijverheidssectoren in Henegouwen en Luik en de Gentse textielindustrie hevig getroffen. Tot 1839 werd de vaart op de Westerschelde geboycot door de Nederlanders, waardoor de Antwerpse haven economische klappen kreeg. De Belgische regering trachtte deze malaise op te vangen. Er werden internationale handelsverdragen met het Duitse Zollverein en met Frankrijk afgesloten. Via steun aan investeringsbanken stimuleerde de overheid industriële investeringen en bracht ze een kwalitatieve vernieuwing van de zware industrie teweeg. Het is pas met de totstandkoming van de internationale vrijhandel in de jaren ‟50 dat deze vernieuwingen tot een kwantitatieve groei leidden voor de Waalse industrie3. 3
G. Jacquemyns. Histoire de la crise économiques des Flandres (1845-1850). Bruxelles, Lamartin, 1929, p. 129 ; D.P. Blok. (red.). Algemene geschiedenis der Nederlanden. Haarlem, Fibula/Van Dishoeck, 1980, deel 10, pp. 12-22. 7
Vooral Vlaanderen kreeg het economisch hard te verduren. De Gentse katoenindustrie werd hevig getroffen door het wegvallen van de markten en herstelde traag. Daarnaast bezweek de traditionele vlasspinnerij en linnenweverij in de jaren „40 onder de druk van de gemechaniseerde Engelse linnenindustrie die modieuzere en goedkopere weefsels op de markt bracht. België was een land met kleine
landbouwbedrijven
en
een
intensieve
landbouw.
De
grond
was
geconcentreerd in handen van een kleine groep landeigenaars die hun voordeel haalden uit de opdeling van de grond en gebruik maakten van de ontstane concurrentie om de pachtprijzen op te drijven. De dure verpachting spoorde landbouwers ertoe aan om nevenactiviteiten te ontwikkelen onder de vorm van huisnijverheid4. De vlas- en linnensector besloeg als huisnijverheid in deze periode in Oost- en West-Vlaanderen 1/3 van de actieve bevolking. Onder het Verenigd Koninkrijk waren Oost- en West-Vlaanderen welvarende provincies, in de jaren ‟40 werden het verarmde streken. De crisis van de jaren ‟40 ontblootte de economische tegenstellingen tussen Vlaanderen en Wallonië. Vlaanderen, dat het overwicht had in de Zuidelijke Nederlanden, werd arm. Vlaanderen behield haar agrarisch karakter, gedomineerd door grondadel en de Kerk. In 1846 was 52.5 percent van de Vlaamse bevolking actief in de landbouw tegenover 23 percent in Henegouwen en Luik. Het duurde tot het derde kwart van de negentiende eeuw alvorens het aandeel van de industrie datgene van de landbouw zou overtreffen5.
Het aandeel van Vlaanderen in de totale werkgelegenheid in de nijverheid daalde tussen 1846-1880 van 41 percent naar 29 percent. Het aandeel van Wallonië steeg van 47 percent naar 62 percent. Vanuit Vlaanderen startten migratiebewegingen naar Waalse industriecentra en naar Noord-Frankrijk6. Naast de problemen met de huisnijverheid, werd het Vlaamse platteland geconfronteerd met een landbouwcrisis. Misoogsten, zoals tijdens de crisis van 1845-1847, waren fataal voor de lagere bevolkingsklassen. Tussen 1844-1846 mislukten de graan- en aardappeloogsten. De aardappel – het voedingsmiddel bij uitstek- werd getroffen door de schimmel
4
G. Jacquemyns. Op. Cit.. Bruxelles, Lamartin, 1929 ; H. Gaus. Politieke en sociale evolutie van België. Leuven-Apeldoorn, Garant, 2001, pp. 9-12. 5
H. Gaus. Op. Cit. p. 31.
6
J. Blom, E. Lamberts (red.). Geschiedenis van de Nederlanden. Baarn, HB Uitgevers, 2001, pp. 261-263. 8
„phytophthora infestans‟7. Andere landbouwgewassen mislukten in het jaar 1846 ten gevolge van hoge temperaturen en vochtigheidsgraad 8. De crisis in de huisnijverheid, gepaard met de voedselcrisissen maakten het volk zwak en vatbaar voor ziektes. Tyfus teisterde België gedurende twee jaar en verdween in 1848, maar toen deed cholera echter zijn intrede9.
Rond 1850 begon een economische hoogconjunctuur. Het derde kwart van de eeuw kende België een gunstige economische evolutie. Vanaf 1860 schaften liberale maatregelen de beperkingen rond het handelsverkeer af: de tol werd opgeheven (1860); de Scheldetol afgekocht (1863); de uitvoerbelasting werd afgeschaft (18581865), de invoerrechten op Amerikaans graan werden ingetrokken (1873), de belastingen op rivieren en wegen vielen weg. Men sloot vrijhandelsakkoorden en liberaliseerde de kapitaalsmarkt. Om het handels- en personenverkeer te bevorderen, werden de transportmiddelen, kanalen, spoorwegen en wegen verder uitgebouwd. Informatie-uitwisseling werd gestimuleerd door de verlaging van het posttarief (1848) en de telegrafiekosten (1855)10.
Desondanks
deze
economische
bloei
werd
de
kloof
tussen
het
snelle
geïndustrialiseerde Wallonië en de Vlaamse plattelandsgebieden steeds groter. Het gebrek aan krediet voor de Vlaamse bevolking beperkte de mechanisering in de agrarische sector. Toch waren er in Vlaanderen ook twee belangrijke industriële polen: Gent- met haar katoenindustrie- en Antwerpen- met haar banken, rederijen, verzekeringsmaatschappijen en handel. Na de katoennood van 1860-1865 tengevolge van de Amerikaanse burgeroorlog die de import van grondstoffen bemoeilijkte, werd de Gentse katoenindustrie gerationaliseerd en gemoderniseerd. Brussel vormde als hoofdstad de kern van de instellingen en banken. Zij kende in deze periode eveneens een groei dankzij de confectienijverheid en de kleine en middelgrote ondernemingen zoals drukkerijen, uitgeverijen en de metaalnijverheid11. 7
L. Schepens. Van vlaskutser tot Franschman. Bijdrage tot de geschiedenis van de Westvlaamse plattelandsbevolking in de 19de eeuw. Brugge, Westvlaams economisch studiebureau, 1973, p. 37. 8
G. Jacquemyns. Op. Cit. p. 256.
9
L. Schepens. Op. Cit. pp. 49-50.
10
E. Witte. (red.). Nieuwe geschiedenis van België. Tielt, Lannoo, 2005, Vol. 1, p. 373.
11
E. Witte. (red.). Op. Cit. pp. 373-374. 9
Ondanks de laisser faire- politiek steeg in deze periode ook de tussenkomst en controle van de Staat. De overheid mengde zich met het bank- en kredietstelsel ( Nationale Bank, Gemeentekrediet, Algemene Spaar- en Lijfrentekas). Vanaf de jaren ‟70 kwam ze tussen in de overname van de spoorwegen. Uiteraard had dit ook gevolgen voor de staatsbegroting: de uitgaven van de staat stegen van 9.3 percent van het BNP in 1846 naar 15.7 percent in 1880. De scheidingslijn tussen protectionisme en economisch liberalisme was dus niet altijd even strikt en was afhankelijk van de omstandigheden. De reglementering van arbeid bleef echter een gebied van non-interventie met sociale onrust en organisatie van de arbeiders tot gevolg. Tot 1889 kende België geen sociale wetgeving in tegenstelling tot de buurlanden Frankrijk en Duitsland12.
Vanaf 1873 heerste er een recessiefase die tot 1895 zou duren. De graanprijzen stortten in elkaar na de toename van de invoer uit Noord-Amerika en Oost-Europa. Een crisis teisterde opnieuw de Vlaamse landbouw. Het aandeel Vlaamse boeren daalde tot 36.5 percent. De landarbeiders vonden echter in de steden geen heil aangezien ook de industrie in de problemen zat13. Deze kreeg te maken met de staalomwenteling,
de
uitputting
van
ijzererts,
de
hoge
kostprijs
in
de
steenkoolindustrie en de concurrentie van het Ruhrgebied, Nord-Pas-De-Calais en Groot-Brittannië. De prijs van grondstoffen daalde en trok de kostprijs van industriële producten mee naar beneden. De lonen werden verlaagd en men investeerde in arbeidsbesparende technieken. De crisis noopte de staat tot een grotere inmenging in de economie. Ze voerde een protectionistisch beleid en financierde het openbaar vervoer en nutsvoorzieningen. Vooral de evolutie in de buurtspoorwegen was immens en zal tot massale verplaatsingen leiden. De lage tarieven bevorderden pendelarbeid en beletten de gevreesde plattelandsvlucht.14.
Omstreeks 1885 bereikte de crisis haar dieptepunt met werkloosheidscijfers die uit de pan swingden. In het voorjaar van 1886 lag deze prangende sociaaleconomische situatie aan de basis van een volksuitbarsting in de Waalse 12
E. Witte. (red.). Op. Cit. pp. 375-377; p. 395.
13
J. Blom, E. Lamberts. Op. Cit. pp. 261-263.
14
E. Witte. (red.). Op. Cit. pp. 460-465. 10
industriebekkens. 1886 geldt als scharnierpunt aangezien ze de stimulans is voor het ontwikkelen van een nieuwe sociale wetgeving15. De revolterende arbeiders konden concessies afdwingen op nationaal wetgevend vlak. De sociale evoluties kunnen niet enkel verklaard worden vanuit het arbeidersprotest en het gevaar dat deze protesten vormden. Er moet ook rekening gehouden worden met de economische veranderingen aan het einde van de negentiende eeuw. Mensen werden niet langer enkel bekeken als producenten, maar ook als consumenten. Betere loon- en werkvoorwaarden zouden de binnenlandse vraag stimuleren. Industriëlen eisten een goede conditie van hun werknemers om de productiviteit op te drijven. „ De veranderende houding- in positieve zin- van de overheid en de industriële elites tegenover de materiële bestaansvoorwaarden, arbeids- en levensomstandigheden van de lagere sociale groepen, heeft kortom economische, sociale en politieke oorzaken, die op een complexe manier in elkaar grijpen. Dit resulteert in een reeks sociale wetten en maatregelen- met een opvallend sterke concentratie in de periode 1886-1914waarin
we
een
sociaal-controlerend
en sociaal- integrerend
luik kunnen
onderscheiden16.’
Een nieuwe vorm van sociale controle was bijvoorbeeld de verandering van het strafrecht. Waar in de klassieke rechtsleer de bestraffing van het individu centraal stond, ontwikkelt men eind negentiende eeuw strategieën van sociaal verweer. De maatschappij moest beschermd worden tegen ziekmakers van het gezonde sociale weefsel: criminelen, onrustzaaiers en abnormalen, door ze te reïntegreren en herop te voeden.
In 1891 werd de wet op landloperij en bedelarij uitgevaardigd.
„Etablissements de correction‟ maakten de internering van landlopers en bedelaars mogelijk17. Er werd het onderscheid gemaakt tussen dépots de mendicité- zwaar regime voor chronische gevallen- maisons de refuge – tijdelijke internering- en écoles de bienfaisance voor jongeren18.
15
E. Witte. (red.). Op. Cit. p. 460.
16
E. Witte. (red.). Op. Cit. p. 567.
17
Een sociaal experiment in 1892 maakte de opname van vreemdelingen in maisons de refuge mogelijk, alvorens ze uit te wijzen. Op die manier poogde men de terugkeer van uitgezette landlopers tegen te gaan. In 1896 werd dit experiment echter afgevoerd wegens de hoge kostprijs. 18
E. Witte. (red.). Op. Cit. pp. 567-571. 11
Nieuwe sociale wetten brachten daarnaast een evolutie in de arbeidsvoorwaarden en sociale voorzieningen teweeg19:
-
1887: Wet op de afschaffing van het trucksysteem.
Via deze wet werd de uitbetaling van lonen gereglementeerd. Uitbetalingen in natura waarbij de werknemer zijn loon in de herbergen of winkels van de werkgever moest opnemen, werden verboden.
-
1887: Oprichting Nijverheids- en Arbeidsraden.
Dit is het begin van collectieve arbeidsverhoudingen en vrijwillige conflictregeling tussen werkgevers en arbeiders.
-
1889: Reglementering vrouwen- en kinderarbeid.
Er kwam een verbod op industriearbeid voor kinderen jonger dan 12. In 1892 werd werken in de mijnen onder 21 jaar verboden en konden vrouwen gebruik maken van 4 weken bevallingsverlof.
-
1889: Huisvestingswet.
Deze wet regelde eigendomsverwerving. Via leningen met lage interest konden arbeiders een huis verwerven.
-
1903: Wet op de arbeidsongevallen en invoeren notie beroepsrisico.
Men verschoof het accent van de
persoonlijke verantwoordelijkheid naar het
werkmilieu.
-
1905: Wet verplichte zondagsrust.
De politiek kende een democratisering wanneer het censuskiesrecht vervangen werd door het algemeen meervoudig stemrecht voor mannen in 1893.
Deze sociale en politieke evoluties gingen gepaard met een groeiende invloed van de staat op het maatschappelijke leven waardoor de samenleving nationaliseerde. Gedurende een groot deel van de negentiende eeuw was nationaliteit vrijwel 19
E. Witte. (red.). Op. Cit. pp. 572-577. 12
irrelevant. Het Belgisch burgerlijke wetboek zette, net zoals de Franse Code Civil, het afstammingsbeginsel voorop. De facto was de nationaliteitswetgeving echter gebaseerd op het ius soli. De sociale realiteit zag geen verschil tussen Belgen en buitenlanders. Vreemdelingen werden enkel geviseerd als armlastige of politieke actoren. „ Pour ce faire, les autorités centrales ont toujours tenté de contrôler ou du moins de surveiller la mobilité des personnes, de protéger les Belges à l’étranger, de sauvegarder l’ordre public et les relations diplomatiques du pays et de limiter les dépenses publiques liées à l’assistance aux étrangers nécessiteux20.‟ De staat verloochende wel de functie om de binnenlandse arbeid te beschermen tegen vreemde arbeidskrachten. Pas eind negentiende eeuw bestond in de sociale werkelijkheid een verschil tussen Belgen en vreemdelingen. Enkel Belgen genoten bescherming van de staat21. Voordien was het bezitten van de Belgische nationaliteit enkel een voordeel wanneer men een publieke functie wou uitoefenen, wou stemmen en niet uitgezet wou worden bij veroordeling of armlastigheid 22. Bij de bespreking van het bronnenmateriaal, in hoofdstuk III, ga ik hier verder op in.
Vanaf 1896 was er opnieuw sprake van een economisch gunstig klimaat. Zowel de export als de import namen toe. Vooral Vlaanderen profiteerde van de economische groei. Het industriële overwicht verschoof van Henegouwen naar Gent. De toename van de export en import betekende een heropleving van de Vlaamse zeehavens Gent, Zeebrugge en Antwerpen. In het begin van de twintigste eeuw werden kolenvoorraden ontdekt in Limburg die echter pas in 1917 systematisch ontgind zouden worden. Tenslotte kende Vlaanderen een nieuwe expansie in de textielindustrie door de terugval van de Engelse textielsector. De gemechaniseerde Gentse katoen- en vlasindustrie herademde en nieuwe centra zoals Eeklo, SintNiklaas, Lokeren en Kortrijk ontwikkelden zich. De actieve bevolking in de landbouw was flink gedaald als gevolg van de crisissen in de agrarische sector. Toch overleefde het agrarische familiebedrijf, deels door de inzet van de katholieke landbouwpolitiek en de Boerenbond. Aan de vooravond van WOI was België een middelgrote economische macht23. 20
N. Coupain. ‘L’expulsion des étrangers en Belgique (1830-1914).’ BTNG, 2003, 1-2, p. 10.
21
F. Caestecker. ‘In het kielzog van de Natie-staat. De Politiek van nationaliteitsverwerving,- toekenning en – verlies in België, 1830-1909. Belgisch tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, XXVII, 1997, 3-4, pp. 323-349. 22
23
F. Caestecker. Art. Cit. 1997, p. 329. J. Blom, E. Lamberts (red.). Op. Cit., p. 275. 13
1.2 Frankrijk
In 1815 werd de Franse monarchie hersteld met de aanstelling van Lodewijk XVIII. Karel X volgde deze laatste op in 1824. Hij ontbond het parlement, wijzigde het kiesstelsel en schafte de persvrijheid af. Tussen 1827 en 1830 viel Frankrijk in een zware economische crisis. Door slechte oogsten bleven de voedselprijzen de hoogte ingaan. Met deze context in het achterhoofd werd de koning afgezet na het uitbreken van een revolutie: de juliomwenteling van 1830.
Louis-Philippe van Orléans nam de macht in handen in een nieuwe parlementaire monarchie. Hij werd echter door een front van gematigde liberalen, republikeinen, niet-stemgerechtigde kleinburgers en arbeiders tot troonsafstand gedwongen in 1848 tijdens de februarirevolutie. Alweer speelde de revolutie zich af op een achtergrond van economische depressie en misoogst. In 1845 tastte een fungus de aardappelen aan. Het jaar erna stuwden misoogsten de graanprijzen de hoogte in.
De Tweede Republiek werd uitgeroepen met als president Louis-Napoleon. Deze pleegde in 1851 een staatsgreep. Het Tweede Keizerrijk (1852-1870) werd daarop uitgeroepen.
De nederlaag die Frankrijk in 1870 leed tegen Pruisen bracht
Napoleon III ten val. De familie Bonaparte werd van de troon vervallen verklaard en men riep de Derde Republiek uit. Adolphe Thiers werd de eerste president in 1871, nadat de half patriottische – half sociale opstand van de Commune eind mei op bloedige wijze was neergeslagen. De Derde Republiek werd na haar moeizame start uitgedaagd door het boulangisme en de Dreyfusaffaire waarbij een Joodse officier in het leger valselijk werd beschuldigd van landverraad. Vooral deze laatste affaire moet gekaderd worden in „‟la construction du fait national‟‟24.
In de negentiende eeuw vormden verschillende groepen een sociale dreiging voor de samenleving : vagebonden, bedelaars en marginalen. Deze waren de étrangers. De eerste helft van de negentiende eeuw sloeg de term vreemdeling dus in de eerste plaats op iemand die niet tot de lokale gemeenschap behoorde. De lokale identificatie haalde het van de nationale 25. 24
G. Noiriel. Le creuset français : histoire de l’immigration XIXe-XXe siècle. Paris, Seuil, 1988, p. 277.
25
G. Noiriel. La tyrannie du national : le droit d’asile en Europe 1973-1993. Paris, Calmann-Levy, 1991, p. 90. 14
Vanaf de jaren ‟80 won het principe van de nationaliteit aan belang. „C’est seulement à ce moment-là que l’opposition entre le national et l’étranger, qui nous semble pourtant si naturelle aujourd’hui, est entrée dans ce sens commun 26.‟ „Dans le même temps, l’usage du terme étranger évolue : s’il conserve son sens local (est étranger celui qui n’appartient pas au cadre de vie, professionel, familial, spatial), le mot renvoie néanmoins de plus en plus à un individu que sa nationalité distingue. Par conséquent, à la conception floue, foisonnante, attestée par la polysémie débordante du vocable, se substitue une perception de plus en plus unifiée de l’étranger. Mieux encore, étranger réfère désormais à trois catégories majeures : les travailleurs immigrés, les espions et, dans certains milieux, les juifs27.‟
In de eerste helft van de eeuw waren er weinig nadelen verbonden aan het bezitten van de Franse nationaliteit. Men werd enkel uitgesloten van het stemrecht en van de tewerkstelling binnen bepaalde publieke diensten.
Eind negentiende eeuw
kwam er echter net zoals in België een wij-zij wetgeving tot stand. De eeuwwisseling was net een periode waarin de sociale wetgeving werd uitgewerkt. De wetten van 1882 en 1885 voor het verplicht en gratis lager onderwijs werden gevolgd door de wetten voor de persvrijheid (1881) en vakbondsvrijheid (1884). In 1892 kwamen er regels ten aanzien van vrouwen- en kinderarbeid tot stand. Er kwam een verbod op nachtwerk voor vrouwen en kinderen en een beperking van het dagwerk tot 10 uur per dag voor vrouwen en jongeren tot 18 jaar. Reeds in 1841 was er een verbod op kinderarbeid onder de 8 jaar, dat werd opgetrokken naar de leeftijd van 13 jaar in 1874. Vanaf 1906 werd een wekelijkse rustdag verplicht 28. Nationaliteit werd het criterium om te genieten van sociale voordelen. De verzekeringswet (1898) en de wet voor ouderen en zieken (1905) waren enkel bedoeld
voor
mensen
met
de
Franse
nationaliteit.
Lokale
autoriteiten
interpreteerden daarnaast wetten nationalistisch door bijvoorbeeld discriminerend op te treden in sociale welzijnsbureaus29.
26
G. Noiriel. Immigration, antisémitisme et racisme en France (XIXe-XXe siècle). Paris, Fayard, 2007, p. 17.
27
J. P. Derainne. Le travail, les migrations et les conflicts en France : représentations et attitudes sociales sous la Monarchie de Juillet et la Seconde République. Actes de l’histoire de l’immigration, 2001, p. 4. 28
http://www.ambafrance.nl/spip.php?article1624 < 2/03/2008>
29
F. Caestecker. Alien policy in Belgium, 1840-1940 : the creation of guest workers, refugees and illegal aliens. New York, Berghahn books, 2000, p. 24-25. 15
Frankrijk definieerde hiermee een groep mensen formeel als burgers. Binnen die groep met specifieke rechten en plichten, is iedereen gelijk voor de wet. Er wordt dus een onderscheid gemaakt tussen burgers en mensen die niet tot die burgergroep behoren. Burgerschap leidt bijgevolg tot social closure, zowel extern – door de staat af te schermen van immigranten -, als intern- door bepaalde voordelen en rechten te beperken tot de burgergroep. De band tussen burger en staat kan echter op verschillende manieren tot stand komen. Ascriptie- het toeschrijven van burgerschap bij de geboorte- en naturalisatie - de mogelijkheid om burgerschap later te verwerven- zijn algemeen de twee instrumenten waardoor men burger kan worden30.
De Code Civil was gebaseerd op het principe van ius sanguinis, dat burgers definieert als een gemeenschap van afkomst. Ze bezat echter ook elementen van ius soli, dat de burgergroep als een territoriale gemeenschap beschrijft. Personen geboren in Frankrijk met buitenlandse ouders hadden de mogelijkheid om bij meerderjarigheid het Frans burgerschap te claimen op basis van artikel 9. De meerderheid koos echter om geen gebruik te maken van die mogelijkheid om op die manier te ontsnappen aan de militaire dienst. „La volonté d’échapper au service militaire, la décision de devenir Français prise tardivement, après de longues années de résidence, le soupçon de vouloir tirer profit de la naturalisation motivaient souvent le rejet31.‟ Na de Napoleontische oorlogen verving Frankrijk wegens een beperkt militair budget zijn universele dienstplicht door een lotelingensysteem waarbij voor de gelote de mogelijkheid voorzien was om een vervanger op te sturen. Het Franse leger verkreeg zo een kern van beroepssoldaten met een aanvulling van dienstplichtigen uit de lagere klassen32.
Het feit dat buitenlanders werden vrijgesteld van militaire dienst georganiseerd via loterij, wekte een frustratie op bij de Fransen. Dit leidde tot de uitbreiding van ius soli
30
R. Brubacker. Citizenship and nationhood in France and Germany. Cambridge, Harvard university press, 1992, 270p. 31
C. Petillon. La population de Roubaix. Industrialisation, démographie et société 1750-1880. Villeneuve d’Ascq, Presses Universitaires du Septentrion, 2006, p.344. 32
P. Boulanger & A. Crépin. Le Soldat-citoyen. Une histoire de la conscription. Documentation photographique, dossier n° 8019, 2001, La Documentation française, 64 p; http://slis.acrennes.fr/pedagogie/hist_geo/ResPeda/paix/servicemilitaire.htm < 04/03/2008> 16
voor immigranten van de derde generatie in de wet van 7 februari 1851: „Est Français tout individu né en France d’un étranger qui lui-même y est né, à moins que, dans l’année qui suivra sa majorité telle qu’elle est fixée par la loi française, il ne réclame la qualité d’étranger par une déclaration. L’article 9 du Code Civil est applicable aux enfants de l’étranger naturalisé, quoique nés en pays étranger, s’ils étaient mineurs lors de la naturalisation. A l’égard des enfants nés en France ou à l’étranger, qui étaient majeurs à cette même époque, l’article 9 du Code Civil leur est applicable dans l’année qui suivra celle de la dite naturalisation33.‟
Ondanks het aangehaalde groeiende belang van het etnische aspect binnen het Franse nationaal bewustzijn in de late negentiende eeuw en het in vraag stellen van ius soli, werd in 1889 een verdere uitbreiding van ius soli aangenomen, die gold voor tweede generatie immigranten. De politieke noodzaak door de ongelijkheid met betrekking tot de militaire dienst lag ondermeer aan de basis van de hervorming 34.
De jaren 1880-1890 worden in de literatuur niet enkel aangehaald als de jaren waarin in Frankrijk de nationaliteit aan belang toenam, maar ook als de jaren waarin een stijging van xenofobie plaatsvond. Xenofobische uitingen zijn vaak te koppelen aan fluctaties van de conjunctuur. „Une mauvaise conjuncture économique transformait les immigrés en boucs émissaires35.‟ In een economische crisis verloren de Fransen hun werk en bijgevolg hun inkomen. Ze moesten terugvallen op bijstand en sociale hulp of konden aan de werkloosheid ontsnappen door werk te aanvaarden dat in perioden van economische voorspoed enkel door migranten uitgeoefend werd. „Mais souvent les immigrés se sont déja quelque peu envacinés dans ces secteurs36.‟ „ Les gens du pays reprochent aux ‘‘étrangers’’ de venir ‘’manger leurs pain’’ et de travailler à des tarifs inférieurs aux usages locaux 37.‟ In
33
C. Petillon. Op. Cit. 2006, p. 334.
34
R. Brubaker. Citizenship and nationhood in France and Germany. Cambridge, Harvard university press, 1992, 270p. 35
C. Petillon. Op. Cit. 2006, p.317.
36
G. Noiriel. Op. Cit. 2007, p. 271.
37
G. Noiriel. Op. Cit. 2007, p. 39. 17
perioden van economische onzekerheid werd de vreemdeling als outsider bestempeld38. Tot aan het Tweede Rijk gold dat de breuklijn bij economische conflicten te trekken was tussen lokale arbeiders en diegenen die van elders kwamen, ongeacht hun nationaliteit. Een eerste opborreling ontstond in 1848 met de economische en politieke crisis die leidde tot de val van het monarchistisch regime van LouisPhillipe39. In maart 1848 bijvoorbeeld werden een veertigtal Belgen in Duinkerke bedreigd en gedwongen te vertrekken. In Lille trokken arbeiders door de straten en riepen slogans tegen de Belgen en de mechanisering. In mei trokken arbeiders van Tourcoing naar Roncq, Halluin en Neuville om de Belgen in die gemeenten aan te pakken. Ze knevelden 23 dagloners die ze in de boerderijen hadden opgepakt. Enkele dagen later ontstond een nieuwe betoging die vanuit Lille naar de buitenwijken ging met de eis aan de patroons om Belgen weg te zenden. In dezelfde maand probeerde men Belgen uit te zetten op de werven van de spoorwegen
van
Somain,
Armentières
en
Lille.
De
conflicten
bereikten
Valenciennes, Anzin, Denain en Anich waar vele Belgen in de metaalbedrijven en glasblazerijen arbeidden. Ook de streek van Avesnes met ateliers van spijkersmeden en ijzerbewerkers bleef niet gespaard. In Fleigneux nam men Belgische handlangers en huisknechten gevangen om ze onder aanvoering van de nationale garde naar de grens te voeren40. Derainne wijst er echter op dat „ hier weze dus gewaarschuwd voor overschatting van deze dramatische opsomming van protesten, die de migratie en de vestiging van de migranten in Frankrijk trouwens niet tegenhouden hebben41.’
De stijging van de conflicten tussen Franse en vreemde arbeiders was voornamelijk waar te nemen op het einde van de eeuw, toen economische rampspoed gepaard ging met een toename aan nationaliteitsbelang. „A partir des années 1890, des 38
G. Noiriel. Op. Cit. 2007, pp. 270-275.
39
Voor de conflicten van 1848 zie P. J. Derainne. Le travail, les migrations et les conflicts en France : représentations et attitudes sociales sous la Monarchie de Juillet et la Seconde République. Actes de l’histoire de l’immigration, 2001, 22p ; Vijandigheid tegenover de Belgische arbeiders in Frankrijk in de 19 de eeuw. In : MORELLI (A.). Belgische emigranten : oorlogsvluchtelingen, economische emigranten en politieke vluchtelingen uit onze streken van de 16de eeuw tot vandaag. Berchem, EPO, 1999, pp. 95-107. 40
P.J. Derainne. Op. Cit. pp. 98-102.
41
P.J. Derainne. Op. Cit. pp. 106-107. 18
affrontements entre mineurs belges et français se produisent pratiquement tous les ans et touchent l’ensemble de la région42.‟ Conflicten vonden plaats in Liévin (1892, 1897) ; Lens (1893, 1897, 1901) ; Saint-Pol (1897, 1899) ; Belly-Montigny (1911), Ostricourt (1903) ; Vilun-Condé (1906) en Courrières (1913), Drocourt (1892). Ook textielarbeiders werden geviseerd bijvoorbeeld in Halluin (1893, 1895, 1896 en 1903). „ Les passages sont barrés avec des drapeaux tricolores ; de même à Biévilly, dans les Ardennes, les ouvriers se postent à la frontière pour empêcher l’arrivée des Belges43.‟ Na 1880 namen parlementsleden de arbeidersprotesten over. Ze manifesteerden zich als socialistisch en nationalistisch en maakten van de strijd tegen buitenlandse arbeiders hun stokpaardje.
Gedurende de negentiende eeuw veranderde niet enkel het politieke klimaat, maar ook de economie aanzienlijk in Frankrijk. In de eerste helft van de eeuw leunde Frankrijk dicht aan bij het traditionele Frankrijk. De meerderheid van de bevolking werkte in de landbouwsector. In 1846 was driekwart van de 35.402.000 Fransen ruraal. Men kan veronderstellen dat in het midden van de eeuw 52 percent van de actieve bevolking landbouwer was, in 1911 36 percent44. Het inkomen was laag, net als de vraag naar afgewerkte goederen. Communicatie- en transportnetwerken waren beperkt en de landbouw en industrie kenden slechts bescheiden technieken. Vanaf de jaren ‟40 veranderde geleidelijk aan het structureel karakter van de Franse economie en kwam de traditionele samenleving in een stroomversnelling terecht 45. Hoewel de landbouw, de artisanale en kleine bedrijfjes nog lang karakteristiek voor Frankrijk zouden blijven, voltrok zich een transformatie. Voor Frankrijk brak het industriële tijdperk aan. Het Tweede Keizerrijk is, vooral na 1860, in dit opzicht een bepalende periode46. De periode 1840-1860 gold als eerste groeifase met de ontwikkeling van de steenkoolindustrie en de metallurgie, naast de reeds aanwezige textielindustrie. Net zoals in België, werden in Frankrijk de spoorwegen uitgebouwd. Amper aanwezig in 1840, bestond het land in 1870 reeds uit 18.000 km spoorlijn dat in gebruik was. De tweede expansiefase verliep van 1896-1913 met de „ tweede 42
G. Noiriel. Op. Cit. 2007, p. 148.
43
G. Noiriel. Op. Cit. 2007, pp. 149-148.
44
Y. Lequin. Histoire des Français XIXe-XX siècles. Paris, Armand Colin, 1983,p. 10.
45
R. Price. A social history of nineteenth-century France. New York, Holmes&Meier, 1987, p. 10.
46
R. Price. A concise history of France. Cambridge, University Press, 1993, p. 143. 19
industriële revolutie‟ in de elektriciteit en de automobielsector. De voorspoed van de eerste jaren van „le Second Empire‟ werd eind de jaren ‟60 gevolgd door een neergang met kristallisatiepunt in de jaren ‟80. Vanaf 1896 verliep de economie opnieuw gunstig, zeker vanaf 190647.
Gedurende het Belle Epoque genoot
Frankrijk een grote internationale uitstraling. Het bezat het tweede grootste koloniale imperium en gold als voorbeeld van kunst en cultuur.
47
J. Carpentier en F. Lebrun. Histoire de France. Paris, Editions du Seuil, 1987, p. 301. 20
II. De Belgische migratie naar Frankrijk
Opzet van volgend hoofdstuk is om, na een bespreking van de specifieke literatuur die er voorhanden is, de verschillende vormen van Belgische migratie naar Frankrijk in tijd en ruimte te situeren. De Belgische migratie naar Frankrijk was één van de grootste migratiebewegingen tussen Europese landen. De Belgen vormden de omvangrijkste groep vreemdelingen in Frankrijk gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw. Tussen 1851 en 1886 steeg hun aantal van 128.100 tot 482.30048. Het is pas na de eeuwwisseling dat ze als grootste buitenlandse groep werden ingehaald door de Italianen.49 Tabel I: Aantal Belgen in de Franse volkstellingen (1851 - 1911)
Bron: F. Lentacker. La frontière franco-belge : Etude géographique des effets d‘une frontière internationale sur la vie de relations. Lille, Morel et Corduant, 1974, p. 219.
48
F. Lentacker. La frontière franco-belge : Etude géographique des effets d‘une frontière internationale sur la vie de relations. Lille, Morel et Corduant, 1974, p. 219. 49
C. Strikwerda. France and the Belgian immigration in the nineteenth century in : GUERIN-GONZALEZ (C.) en STRIKWERDA (C.). The politics of immigrant workers. New York, Holmes and Meier, 1993, p. 106. 21
2.1 Het thema migratie in de historiografie Recent erkennen Europese landen zichzelf als immigratielanden. Echter „ nowhere is such a definition more fraught with questions of history, memory and identity than in France50.‟ Toch is Frankrijk het Europese land met de langste massale immigratietraditie die teruggaat tot in de negentiende eeuw. Vanaf het midden van de jaren ‟70, begin jaren ‟80 van de twintigste eeuw kregen Franse historici aandacht voor migratie. Niet toevallig ontstond deze focus in een periode waarin een immigratiestop werd afgekondigd (1974) en er zich een economische crisis en olieboycot voordeed. Immigratie werd aangevoeld als een probleem. Wetenschappers trachtten echter migratie te analyseren en vaak een tegengewicht
te
bieden
voor het al te
eenzijdige
extreem-rechtse anti-
immigratiediscours. Het was wel zo dat men voorheen reeds de aanwezigheid van immigranten kaderde in de sociale geschiedenis van de werkklasse zonder expliciet te spreken van immigratiegeschiedenissen51. Een onderzoeksconferentie in 1972, verschillende boeken over vreemde arbeidskrachten en de zeer belangrijke werken van Y. Lequin, G. Noiriel en P. Ogden en P. White onstonden in het nieuwe intellectuele klimaat waarin het besef kwam dat Frankrijk wel degelijk een immigratieland was52. In „Le Creuset Français‟, gepubliceerd in 1989, poogt Noiriel onder meer een antwoord te geven op de vraag waarom generaties Franse historici het belang van immigratie voor Frankrijk vergaten, miskenden en minimaliseerden hoewel ongeveer één op vijf Fransen ouders of grootouders heeft die immigranten waren 53. Volgens hem ondersteunt „l’amnesie collective‟ de mythe van een Frankrijk dat niet enkel bestaat op basis van landsgrenzen, maar ook in de gedachten van het Franse
50
N. Green. ‘Le melting-pot: made in America, produced in France.’ Journal of American history, Vol. 86, No.3, 1999, p. 1188. 51
N. Green. Op. Cit. pp. 1194-1195.
52
Y. Lequin. La mosaïque France. Histoire des étrangers et de l'immigration en France, Larousse, 1988, 479p; P. E. Ogden & P. E. White. Migrants in Modern France. Population Mobility in the later 19th and 20th century., London, Unwin Hyman Ltd; G. Noiriel. Le creuset français : histoire de l’immigration XIXe-XXe siècle. Paris, Seuil, 1988, 438 p. 53
G. Noiriel. Op. Cit. 22
volk als een unitaire cultuur, één natie54. Historici waren dus de dienaars van de Republiek die uitgingen van de assimilatiekracht van hun Frankrijk. Bovendien was Frankrijk een natiestaat die zich reeds in grote mate had ontwikkeld voor de industriële opgang die gepaard ging met massale migratiestromen, waardoor migratie niet als een fundamentele bouwsteen in de constructie van de natie werd gepercipieerd. Het magnus opus van Braudel „l‟identité de la France‟ stelt dat de Franse nationale identiteit werd afgerond eind zeventiende eeuw en negeert zo honderdduizenden migranten die zich in de negentiende en twintigste eeuw in Frankrijk vestigden. Met die vaststelling linkt Noiriel zijn bevindingen aan de invloedrijke Franse Annalesschool waar o.a. Braudel een belichaming van is. Binnen de Annalesstroming legt men een sterke focus op de longue durée, waardoor discontinuïteiten over het hoofd worden gezien. En hoewel men pleit voor interdisciplinariteit, toont Noiriel aan dat disciplineschotten vaak overeind blijven staan. Hij ondersteunt zijn werk door constant te verwijzen naar de situatie in de Verenigde Staten en de eigenheid van Frankrijk te benadrukken. Le creuset, de franse variant van de Amerikaanse melting pot, stelt hij op die manier eveneens ter discussie. Hetzelfde jaar gaf Noiriel in het artikel „Vers une histoire d‟immigration‟ aan dat in het studieveld inzake migratie ‘la conquête du nouveau territoire est en bonne voie55.‟
Het is echter een ongelijke ontwikkeling binnen dat nieuwe studieveld
aangezien politieke geschiedenis en vooral de problemen tussen Fransen en immigranten worden overbelicht. Daarenboven is de periode voor WOI amper geanalyseerd en is er geen aandacht voor de geschiedenissen van de verschillende nationaliteitsgroepen. De geschiedenissen van de Duisters, Engelsen, Belgen in het 19de eeuwse Frankrijk en van de Armeniërs, Russen en Oekraïners in het interbellum zijn schaars56. Een belangrijke uitzondering is bijvoorbeeld de auteur Strikwerda die in „France and the Belgian immigration in the nineteenth century‟ bevestigt dat „the Belgian migration to France, one of the largest migratory movements between European 54
G. Noiriel. Op. Cit. 1988, p. 19.
55
G. Noiriel, ‘Vers une histoire de l’immigration.’Vingtième Siècle, No. 23, 1989, p. 138.
56
De immigratiegeschiedenissen van de Polen en Italianen zijn echter beter bekend. 23
countries in the nineteenth century, remains one of the least understood 57.‟ In zijn bijdrage onderscheidt hij de verschillende vormen van de Belgische migratie naar Frankijk en situeert hij ze in tijd en ruimte.
Men mag echter niet vergeten dat de Belgische migratie naar Frankrijk een emigratie vanuit België was. In de negentiende eeuw was België eerder een emigratie- dan een immigratieland58. Men kan dus veronderstellen dat heel wat Belgische auteurs aandacht hebben geschonken aan de Belgische migratie naar Frankrijk. Toch blijft het onderzoek naar emigratie selectief. Vooral genealogen en heemkundigen spitsten zich voornamelijk toe op de transatlantische emigratie vanuit België. Caestecker geeft in zijn artikel „De geschiedenis van grensoverschrijdende migraties
in
en
uit Vlaanderen,
weinig
grensverleggend
onderzoek’
een
historiografisch overzicht van de werken waarop men zich kan baseren om de Belgische emigratie naar Frankrijk in kaart te brengen59. Hij vermeldt twee veelzijdige bronnenstudies uit de jaren ‟70 die de migratie uit Vlaanderen en Frankrijk toelichten : het werk van Schepens „Van vlaskutser tot Franschman. Bijdrage tot de geschiedenis van de Westvlaamse plattelandsbevolking in de 19 de eeuw’ en de studie van Lentacker „La frontière franco-belge : Etude géographique des effets d‘une frontière internationale sur la vie de relations60’. Deze laatste had reeds in de jaren ‟50 twee korte artikelen uitgegeven over de Belgen in het departement Nord en over de frontaliers61.
De volgende jaren werd er slechts weinig en lokaal onderzoek verricht waarbij de Vlaamse en de Franse gebieden los van elkaar werden bestudeerd. ‘Migratie als
57
C. Strikwerda. Op. Cit. p. 101.
58
J. Stengers. ‘De immigratie van 1830 tot 1914: cijfermateriaal.’ In: MORELLI (A.), ed. Geschiedenis van het eigen volk. De vreemdeling in België van de prehistorie tot nu. Leuven, Kritak, 1993, p. 105. 59
F. Caestecker. ‘De geschiedenis van grensoverschrijdende migraties in en uit Vlaanderen, weinig grensverleggend onderzoek’ in : VRANCKEN (J.) e.a. Komende generaties. Wat weten we (niet) over allochtonen in Vlaanderen ? Leuven, Acco, 2001, pp. 71-98. 60
F. Lentacker. La frontière franco-belge : Etude géographique des effets d‘une frontière internationale sur la vie de relations. Lille, Morel et Corduant, 1974, 460p ; L. Schepens. Van vlaskutser tot Franschman. Bijdrage tot de geschiedenis van de Westvlaamse plattelandsbevolking in de 19 de eeuw. Brugge, Westvlaams economisch studiebureau, 1973, 292p. 61
F. Lentacker. ‘Les frontaliers belges travaillant en France: Caractères et fluctuations d'un courant de maind'oeuvre.’ Revue du Nord, No. 32, 1950, pp. 130-144; Les ouvriers Belges dans le département du Nord au milieu du XIXe siècle. Revue du Nord, No. 149, 1956, pp. 5-14. 24
sociaal en economisch fenomeen vereist evenwel een geïntegreerde behandeling die de geschiedenis van de Vlaamse oorsprongsregio’s doet passen in de Franse bestemmingsregio’s62.’
Het verzamelwerk van Morelli bundelt enkele beperktere studies van beschrijvende aard63.
Zo
behandelt
Woestenborghs
de
evolutie
van
de
Vlaamse
seizoensarbeiders in Frankrijk voor de periode 1870-197064. Piette schetst de situatie van de dienstmeiden in Parijs en stapt daarmee af van de dominante aandacht voor mannelijke migraties65. Daarnaast heeft Derainne aandacht voor de vijandigheden tegenover de Belgen in Frankrijk gedurende de negentiende eeuw 66. Tenslotte focust Petillon zich op de Belgen in Roubaix67. Hoewel deze laatste haar blikveld tot Roubaix beperkt, heeft ze in tegenstelling tot de andere auteurs meer oog voor de ontwikkelingen in zowel Frankrijk als in België.
Ook haar recente microstudie La population de Roubaix is het vermelden waard. Daarin stelt ze het demografisch profiel samen van de bevolking van de industriestad Roubaix voor de periode 1750-1880 aan de hand van de reconstructie van 11. 395 gezinnen68. Uiteraard houdt ze voor dat profiel ook rekening met interne én -door de talrijke aanwezigheid van de Belgen- eveneens internationale 62
F. Caestecker. Op. Cit. 2001, p. 74.
63
A. Morelli. Belgische emigranten : oorlogsvluchtelingen, economische emigranten en politieke vluchtelingen uit onze streken van de 16de eeuw tot vandaag. Berchem, EPO, 1999, 382p. 64
B. Woestenborghs. De Vlaamse seizoenarbeiders in Frankrijk van 1870 tot 1970. In : MORELLI (A.). Belgische emigranten : oorlogsvluchtelingen, economische emigranten en politieke vluchtelingen uit onze streken van de 16de eeuw tot vandaag. Berchem, EPO, 1999, pp. 194-202. Eerder van zijn hand en aangaande dezelfde thematiek : Vlaamse arbeiders in de vreemde, of hoe in de 19e en 20e eeuw Vlaamse seizoenarbeiders elders hun brood moesten verdienen. Gent, Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, 1993, 143p. 65
V. Piette. Belgische dienstmeiden in Parijs. In : MORELLI (A.). Belgische emigranten : oorlogsvluchtelingen, economische emigranten en politieke vluchtelingen uit onze streken van de 16 de eeuw tot vandaag. Berchem, EPO, 1999, pp. 76-94. 66
P. J. Derainne. Vijandigheid tegenover de Belgische arbeiders in Frankrijk in de 19 de eeuw. In : MORELLI (A.). Belgische emigranten : oorlogsvluchtelingen, economische emigranten en politieke vluchtelingen uit onze streken van de 16de eeuw tot vandaag. Berchem, EPO, 1999, pp. 95-107. Later verscheen van zijn hand Le travail, les migrations et les conflicts en France : représentations et attitudes sociales sous la Monarchie de Juillet et la Seconde République. Actes de l’histoire de l’immigration, 2001, 22p. 67
C. Petillon. Roubaix : een Belgische kolonie. In : MORELLI (A.). Belgische emigranten : oorlogsvluchtelingen, economische emigranten en politieke vluchtelingen uit onze streken van de 16 de eeuw tot vandaag. Berchem, EPO, 1999, pp. 58-75. 68
C. Petillon. La population de Roubaix. Industrialisation, démographie et société 1750-1880. Villeneuve d’Ascq, Presses Universitaires du Septentrion, 2006, 399 p. 25
immigratie. Vanuit haar wil om te begrijpen waarom mensen naar Roubaix komen, neemt ze in deel drie een punt op, „stratégies migratoires‟, waarin ze een uitgebreide mix aan verklaringsmechanismen integreert, hetgeen in voorgaande bijdragen vaak ontbreekt69. Op basis van huwelijksakten geeft ze een cartografisch overzicht van de geboorteplaats van de Belgen in Roubaix en incorporeert ze de rol van afstand, transport en – door een onderscheid te maken tussen een echtgenoot en echtgenote- gender.
Een andere hedendaagse studie die naast een beschrijvende onderbouw, eveneens een verklarende uitleg heeft, is diegene van Dillen. Haar onderzoek concentreert zich op de migratiebewegingen in het arrondissement Gent gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw. Via een microstudie van 280 families die vanuit het arrondissement naar Armentières emigreerden, wordt de relatie met NoordFrankrijk- net zoals Gent een gebied waar textielindustrie belangrijk is- in kaart gebracht70.
Het is duidelijk dat de analyse van de migraties tussen Frankrijk en België gebukt gaat onder heel wat gebreken. Toch stijgt sinds kort de aandacht voor migratie en worden er steeds gedetailleerdere studies aangevat die het beschrijvende en cijfermatige parcours verlaten. AMSAB-ING en KADOC vinden bijvoorbeeld dat de Belgische emigratie naar Frankrijk nog niet systematisch onderzocht is en startten in 2006 een project dat de Belgische aanwezigheid in het departement Nord verder wil belichten aan de hand van een erfgoedgids71.
69
C. Petillon, Op. Cit., pp. 111-158. Naast demografische druk als stimulus stelt ze dat ‘ des liens familiaux, le bouche à l’oreille explique également les migrations.’ Toch geeft ze aan de economische factoren, de economische conjunctuur meestal dominant zijn. Ze interpreteert dit in een brede zin door , naast de analyse van werk en salaris als pullfactor te kijken naar de mobiliteit bij de mensen van verschillende groepen van beroepscategorieën. Ze pleit er dan tenslotte voor om economische conjunctuur te koppelen aan andere facetten zoals beleid, moedertaal en alfabetisering om de dynamieken ten volle te begrijpen en te beseffen dat immigratie niet enkel een individueel fenomeen is, maar eveneens gezinsmigratie mogelijk is . 70
K. Dillen. ‘From one textile centre to another. Migrations from the district of Ghent to the city of Armentières (France) during the second half of the 19 th century.’ BTNG, Vol. 16, No. 3-4, 2001, pp. 431-452. 71
http://www.petitesbelgiques.be 26
2.2 De Belgische migratie naar Frankrijk
De Belgische mobiliteit richting Frankrijk verliep in verschillende golven en vormen, waarbij een onderscheid gemaakt moet worden tussen definitieve en tijdelijke migratie. Zoals aangehaald in het vorige hoofdstuk kreeg het rurale Vlaanderen het in de jaren ‟40 zwaar te verduren. Door de crisis in de huisnijverheid en misoogsten besloten vele Belgen hun geluk elders te beproeven. Sinds 1814-1815 was België niet langer een onderdeel van Frankrijk, maar men bleef de weg naar de Franse grensdepartementen kennen72. Tijdens de jaren „40-‟60 van de negentiende eeuw verplaatsten honderdduizenden zich naar Frankrijk. Hoewel er reeds Belgen voor 1840 naar Frankrijk migreerden, kan vanaf dan een groter volume en een migratie gekoppeld aan de Franse industrialisering vastgesteld worden. Gezien de Franse bevolking een trage demografische evolutie kende, was ze afhankelijk van buitenlandse arbeiders voor het industrialiseringsproces. De meerderheid van de emigranten was afkomstig uit de grensstreken van Henegouwen, West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen en vestigde zich voornamelijk in het departement Nord of de Parijse regio73. Beide regio‟s hadden hun eigen karakteristieken.
Het Departement Nord- Pas-De-Calais
Tussen 1851 en 1886 steeg de Belgische aanwezigheid van 77.674 naar het hoogtij 298.991 in het departement Nord. Deze cijfers houden in dat in 1886 achttien percent van de totale departementale bevolking- ofwel één op vijf- de Belgische nationaliteit had. Het departement Nord met de driehoek Lille-Roubaix-Tourcoing was een belangrijke industriële regio en genoot een aantrekkingskracht door de nabijheid van de Belgische grens en de sterke werkgelegenheid74. Men vond niet enkel Belgen in de textielindustrie, ook de steenkoolmijnen van Lens, Liévin en BillyMontigny
waren
in
trek
(Pas-De-Calais).
Daarnaast
waren
in
de
infrastructuurwerken, steenbakkerijen, de landbouw en de ambachtelijke sector Belgen terug te vinden. De meerderheid van de Belgische arbeiders werd dus tewerkgesteld in de lagere beroepsklassen.
72
A. Morelli. Op. Cit. p. 17.
73
C. Strikwerda. Op. Cit. p. 104.
74
F. Lentacker. Op. Cit. p. 239. 27
Tabel II: Bevolking Département Nord (1851-1911)
Bron: F. Lentacker. La frontière franco-belge : Etude géographique des effets d„une frontière internationale sur la vie de relations. Lille, Morel et Corduant, 1974, p. 238.
De Belgen waren niet enkel door hun numeriek gewicht belangrijk voor het departement Nord. De meeste historische analyses focussen op de Belgen als „ a conservative workforce whose migration into France was deliberately encouraged by employers and the state to undercut French workers‟ militancy, break strikes, and hold down French wages.75‟ Toch zijn er auteurs die wijzen op het belang van de Belgen in het opzetten van stakingen, het totstandkomen van vakbonden, socialistische coöperatieven en socialistische partijen76. De Belgen hadden dus een belangrijk aandeel in de vorming van de identiteit van de arbeidersklasse in het departement Nord.
75
B. Woestenborghs. De Vlaamse seizoenarbeiders in Frankrijk van 1870 tot 1970. In : MORELLI (A.). Belgische emigranten : oorlogsvluchtelingen, economische emigranten en politieke vluchtelingen uit onze streken van de 16de eeuw tot vandaag. Berchem, EPO, 1999, p. 102. 76
Deze inzichten zijn o.m. terug te vinden bij Lentacker en P. Couton. ‘Ethnic Institutions Reconsidered: The case of Flemish workers in 19th century France.’ Journal of Historical Sociology, 2003, Vol. 16, No. 1, pp. 80-110. 28
De Belgische grondwet verbood de productie van politieke pamfletten niet. Kranten, statuten van socialistische partijen en propaganda werd de Franse grens overgesmokkeld en inspireerden de Belgische immigranten77. Vanaf de jaren ‟80 namen de arbeidersbewegingen een hoge vlucht. De staking in mei en juni van 1880- één van de grootste arbeidersconflicten in Frankrijk- kende een enorme Belgische participatiegraad. Tijdens de staking werden er conferenties gehouden waarbij Belgische socialisten – bijvoorbeeld Edouard Anseele en Edmond Van Beveren- aanwezig waren. Na de stakingsgolf bleven dergelijke socialistische meetings in stand gehouden78. Daarnaast waren er op congressen van de Parti Ouvrier steeds een aanzienlijk deel Belgen aanwezig. Een van de grootste socialistische coöperatieven La Paix werd in 1885 in Roubaix opgericht door Vlaamse arbeiders met Vlaams geld, naar het model van de Gentse Vooruit. Al snel zouden dergelijke coöperatieven zich in heel Frankrijk verspreiden 79.
De Parijse regio
Gedurende de negentiende eeuw vormden de Belgen ongeveer tien percent van de stedelijke bevolking. De Parijse regio genoot door haar stedelijke kern en gevarieerd werkaanbod veel bijval. In tegenstelling tot het departement Nord waren de Belgen in meer gespecialiseerde beroepen- de skilled trades- terug te vinden. Het waren meubelmakers, schoenmakers, kleermakers etc. In Parijs was men ofwel tweetalig ofwel sprak men Frans, terwijl de Belgen in het departement Nord meestal enkel het Nederlands machtig waren80.
77
P. Couton. Op. Cit. p. 84.
78
P. Couton. Op. Cit. pp. 90-91.
79
P. Couton. Op. Cit. pp. 93-94.
80
C. Strikwerda. Op. Cit. p.105. 29
Tabel III: Belgische bevolking in Parijs (1851-1911)
Bron: F. Lentacker. La frontière franco-belge : Etude géographique des effets d„une frontière internationale sur la vie de relations. Lille, Morel et Corduant, 1974, p. 219.
In de periode tussen 1870-1900 voltrok zich echter een verandering in de migratiepatronen, voornamelijk voor het departement Nord. Tijdens de economische recessie van de vroege jaren ‟70 daalde de permanente en dominant mannelijke migratie naar Frankrijk aanzienlijk. Na een kleine heropflakkering eind jaren ‟70, daalde ze opnieuw midden jaren ‟80. Hoewel ze aan het einde van de eeuw de buitenlandse competitie aankon dankzij de protectionistische maatregel van hoge tarieven, behield de textielindustrie in het Noorden niet langer haar groeitempo. In de jaren ‟90 implodeerde haast de wolindustrie in Roubaix tengevolge van concurrentie en de hoge prijs van wol. Van textiel ging men zich in departement eerder focussen op metallurgie. De daling van het aantal jobs in de textielindustrie ging gepaard met een daling van de Belgische aanwezigheid van 289.000 in 1891 naar 169.000 in 191181. Deze daling heeft ook te maken met de verandering van het migratiekarakter. Vanaf ongeveer 1880 kunnen twee migratiebewegingen van stijgend belang onderkend worden. Teneerste, de Belgen die in het grensgebied woonden en naar het departement Nord pendelden om er te gaan werken. Ten
81
F. Lentacker.Op. Cit. p. 238. 30
tweede, de Belgen die jaarlijks migreerden om te gaan werken in de Franse landbouw of steenbakkerij.
De Frontaliers
Frontaliers zijn de Belgen die dagelijks of wekelijks heen en weer pendelden als grensarbeider tussen België en Frankrijk. „Dans les cas de Roubaix et d’Halluin la diminution de la population depuis la période 1890-1900 est due, pour une large part au départ de Belges devenant frontaliers. Entre 1900-1914, le mouvement frontalier s’augmentait ainsi d’un nombre assez important d’ouvriers belges ayant résidé plus ou moins longtemps en France ; il recrutait aussi des travailleurs venant des communes rurales belges proches de la frontière.82.‟ De grensarbeid kende een succes dankzij de lagere kosten voor levensonderhoud in België en door de hogere lonen, kortere werktijden en betere werkvoorwaarden in Frankrijk plus een arbeidswetgeving die Franse patroons stimuleerde om grensarbeiders aan te trekken. Verplaatsingsmogelijkheden werden uitgebreid door de groei
van het
openbaar vervoer en het gebruik van fietsen83. Grensarbeid werd gestimuleerd door de Belgische katholieke regeringen. Men poogde een rurale exodus te voorkomen via goedkope spoorwegabonnementen. Op die manier had men de kans om een beter inkomen in de industrie te bekomen en op het Belgische platteland te blijven wonen. „As a result, the late nineteenth century saw a huge increase in the number of frontaliers, or border workers, who lived in Belgium, but commuted to work in France84. In 1870 werden 14.223 abonnementen uitgereikt, in 1890 meer dan een miljoen en in 1900 4.5 miljoen85. Wegens gebrekkig bronnenmateriaal is het echter moeilijk om exacte cijfers weer te geven van de frontaliers.
82
F. Lentacker. ‘Les frontaliers belges travaillant en France: Caractères et fluctuations d'un courant de maind'oeuvre.’ Revue du Nord, No. 32, 1950, p. 135. 83
C. Petillon. Op. Cit. 1999, p. 65.
84
C. Strikwerda. Op. Cit. p. 108.
85
F. Caestecker. Op. Cit. pp. 75-76. 31
De seizoensarbeiders Seizoensarbeid was verbonden aan bepaalde perioden in het jaar en de migratiebeweging die ermee gepaard ging, was van tijdelijke aard. Bij de terugkeer werden de Vlaamse seizoensarbeiders „Franschmannen‟ genoemd. Hoewel seizoensarbeid doorheen heel de negentiende eeuw plaatsvond, zette de landbouwcrisis in Vlaanderen in het laatste kwart van de eeuw de Vlaamse plattelandsbevolking en masse in beweging. Er was een overschot aan arbeidskrachten door de overbevolking, de versnippering van de landbouwgronden, een gebrek aan industriële ontwikkeling en de teloorgang van de huisnijverheid. Ongeveer gelijktijdig was er in Frankrijk echter een vraag naar ongeschoolde arbeidskrachten wegens de ontvolking van de landbouwgebieden. Het ging voornamelijk om de suikerbietenteelt, de hoppluk en het drogen van cichorei. Maar ook in de steenbakkerijen werden seizoensarbeiders, zij het een minderheid, tewerkgesteld. Een seizoensarbeider werd uitbetaald per stuk, per perceel of per prestatie. Het was dus van belang om in korte tijd zoveel mogelijk te werken.
Tabel IV : Sectoren in de seizoensarbeid
Bron : B. Woestenborghs. Vlaamse arbeiders in de vreemde, of hoe in de 19e en 20e eeuw Vlaamse seizoenarbeiders elders hun brood moesten verdienen. Gent, Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, 1993, p. 39.
32
De Vlaamse seizoenarbeiders, die voornamelijk uit Oost-en West-Vlaanderen kwamen, trokken voor WOI elk jaar met een veertigduizendtal naar de Franse departementen voor Parijs. Tijdens het interbellum daalde hun aanwezigheid tot ongeveer 15.000 à 20.000 per jaar en tegen de jaren ‟60 was hun aantal gezakt tot 4.000 wegens de toenemende mechanisering in de landbouw86.
86
B. Woestenborghs. De Vlaamse seizoenarbeiders in Frankrijk van 1870 tot 1970. In : MORELLI (A.). Belgische emigranten : oorlogsvluchtelingen, economische emigranten en politieke vluchtelingen uit onze streken van de 16de eeuw tot vandaag. Berchem, EPO, 1999, pp. 194-197. 33
III. Bronnenmateriaal Internationale migratie naar en van België is een onderwerp dat binnen de historische demografie amper aan bod komt. Nochtans kan België terugvallen op een unieke bron voor migratieonderzoek. Sinds 1846 waren immers elke buitenlander en Belg onderworpen aan de aangifteplicht bij elke wijziging van woonplaats. België was daarmee koploper in Europa. Doordat een analyse van het bevolkingsregister veel tijd in beslag neemt, hebben weinig historici deze bronnen echter uitgediept87. In Frankrijk bijvoorbeeld, werd het opvolgen van inwoners in bevolkingsregisters verworpen als een inbreuk op de persoonlijke vrijheid. Slechts vanaf 1888 dienden enkel buitenlanders zich bij vestiging in een Franse gemeente aan te melden. Voor Frankrijk komt de informatie dus noodzakelijkerwijze uit censusdata88.
Een tweede bijzondere bron betreft de dossiers van de vreemdelingenpolitie die vanaf 1840 werden opgemaakt van elke buitenlander die in België verbleef. Deze dossiers werden tot nu toe enkel voor biografisch onderzoek gebruikt 89. De eerste pogingen om deze documenten te doorgronden, zijn weinig kritisch over het gehanteerde bronnenmateriaal. De bijdragen van Caestecker pogen deze lacune op te vullen door de genese en de veranderingen in de bronnen toe te lichten 90. De individuele dossiers van de vreemdelingenpolitie vormen de basis van deze thesis. Het is noodzakelijk om eerst stil te staan bij het migratiebeleid en de overheden die bevoegd waren inzake de vreemdelingenproblematiek, om vervolgens een overzicht te krijgen op het soort informatie en de documenten die in hun archieven terug te vinden zijn. Ook de problemen die gepaard gaan met de analyse van individuele dossiers worden belicht, alvorens over te gaan op de methode van onderzoek en de verwerking van de gegevens. 87
Frank Caestecker haalt in ‘ Belgisch immigratiebeheer: veranderende doelstellingen, resultaten en statistische presentatie (1861-2005)’ enkele uitzonderingen aan. Voor de studie van internationale migratie vermeldt hij de microstudies van Vanzieleghem (1995) en Van der Stichele (1987). Globalere microstudies zijn terug te vinden bij Pasleau (1993), Oris (1993) en Eggerickx (2004). 88
P.E. Ogden, P. E. White. Op. Cit. pp. 1-12.
89
Schreiber (1996) trachtte een zicht te krijgen op de joodse immigratie in de 19 de eeuw. Ook op gemeentelijk niveau werden dergelijke dossiers opgesteld en Devos (1995) maakte ervan gebruik. 90
F. Caestecker. Op. Cit. 2005; Zoekwijzer : individuele vreemdelingen dossiers Openbare Veiligheid (niet gepubliceerd) 34
3.1 Openbare veiligheid : De Vreemdelingenpolitie Het jonge België had een gedecentraliseerde staatsstructuur91. Het was de taak van de lokale authoriteiten om aan de grens de paspoorten en werkboekjes van de immigranten te controleren. Vanaf de jaren ‟40 voltrok zich een centralisatie doordat enerzijds de staatsdouane het licht zag en anderzijds de Openbare Veiligheid haar centrale rol opnam. „Elle doit être avertie de l’arrivée de chacun d’entre eux en Belgique et décide, par la suite, s’il peut rester sur le territoire. La Sûreté publique prend dès lors cette tâche à coeur et appelle les administrations locales, le pouvoir judiciaire et les forces de l’orde à fournir un maximum d’informations les concernant92.‟ In 1842 werd de grenscontrole afgeschaft. De ontwikkeling van de spoorwegen bemoeilijkte immers het douanewerk en men ging over op een interne controle van migratie. 1861 markeerde de afschaffing van het paspoortgebruik. Deze liberale principes triomfeerden over heel Europa : de grenzen werden opengesteld93. Vrije circulatie betekende echter geen afschaffing van interne controle. De Openbare Veiligheid speelde daarbij een hoofdrol.
Op 16/10/1830 werd de Openbare Veiligheid toegewezen aan de AdministrateurGénéral de la Sûreté Publique door een besluit van het voorlopig bewind. In 1832 werd deze bevoegdheid echter overgeheveld naar het Ministerie van Justitie. In 1840 kwam ze definitief bij Justitie terecht, na in 1834 opnieuw overgebracht te zijn naar Binnenlandse Zaken94. De dienst Openbare Veiligheid had de taak de vreemdelingen in België te controleren. Ongewenste vreemdelingen werden uit het land verwijderd. Alle documenten die de autoriteiten, het leger en de gerechtelijke macht opstelden met betrekking tot vreemdelingen, moesten naar de Openbare Veiligheid gestuurd worden. Binnen de vreemdelingendossiers zijn er ook files van onaangemelde vreemdelingen die de politie op Belgisch grondgebied aantrof of die op openbare diensten beroep deden, zoals een opname in het ziekenhuis.
91
F. Caestecker. Op. Cit., 2000, p. 4.
92
N. Coupain. Op. Cit. p. 8.
93
F. Caestecker. Op. Cit. 2005.
94
E. Put. Het Ministerie van Justitie (1831-1988). Deel I. Organisatie: structuur van de centrale administratie en de adviesorganen. Brussel, 1990, p. 54. 35
Daarnaast werden preventief dossiers geopend van subversieve en criminele vreemdelingen die misschien naar België zouden kunnen komen.
3.2 Individuele dossiers
3.2.1 Algemeen
In december 1948 legde de Vreemdelingenpolitie een groot deel van de individuele vreemdelingendossiers die ze sinds haar ontstaan gevormd had neer in het Algemeen Rijksarchief te Brussel. De individuele dossiers werden geopend tussen 1835 en 1912. Het ordeningssysteem van de administratie werd bewaard, wat betekent dat de dossiers zich dus in chronologische volgorde van registratie bevinden. Doordat de dossiers echter gedurende het hele verblijf van de vreemdeling in België werden aangevuld, vormt de openingsdatum geen indicatie over de datum van het meest recente document in het dossier. Het betrof de nummers 69 tot 500.000. In 1965 werden de dossiers tot en met nummer 999.999 in het rijksarchief gedeponeerd. Zeven jaar later werd het bestand vervolledigd met de alfabetische steekkaarten die de toegang tot de dossiers vormen. Deze alfabetische klapper is verdeeld in twee series. De eerste bestaat uit de dossiers 69-500.000 ; de tweede beslaat de overige dossiers. Om de raadpleging eenvoudiger te maken, werden van de kartonnen fiches kopies gemaakt. De eerste reeks en de steekkaarten van de tweede reeks gaande van Aa tot Kab werden op microfilm gezet. De andere steekkaarten werden op microfiches geplaatst. De steekkaarten bevatten volgende informatie : naam van de vreemdeling, voor gehuwde vrouwen eveneens de naam van de echtgenoot, de geboorteplaats en –datum, het dossiernummer en soms het beroep. Nationaliteit werd niet vermeld. De steekkaarten van mannen en vrouwen werden apart geklasseerd. De zoekwijzer van De Poortere R. en Boone B. uit 1996 belicht de alfabetische toegang tot deze bronnen, de totstandkoming, bewaring en informatiewaarde ervan95.
Daarnaast kan ook beroep gedaan worden op de gids van Solange Vervaeck die aanzet tot de speurtocht naar bronnenmateriaal inzake immigratie en emigratie. Ze bespreekt in de inleidende paragraaf de archiefvormende instantie en belicht de 95
B. Boone & R. Depoortere. Ministère de la Justice, service de la Police des Etrangers. Inventaire des microfilms du fichier des dossiers individuels. Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1996, 12p. 36
algemene en individuele dossiers die ervan bewaard zijn in het Algemeen Rijksarchief96.
3.2.2 De B-reeks
Deze thesis behandelt een steekproef van de dossiers 69 tot 23.714 van het databestand of de zogenaamde B-reeks. Deze reeks bestaat uit de dossiers van Belgen die de Belgische nationaliteit niet te danken hebben aan verblijf in combinatie met bloedband. Vooral kinderen van Belgische emigranten die dus op basis van bloedband Belg waren en die bij de terugkeer in het land waar hun ouders geboren zijn zich aanmelden in een gemeente werden in deze reeks opgenomen. De Openbare Veiligheid beschouwde deze Belgen soms abusievelijk als vreemdelingen waardoor hun nationaliteit aan een onderzoek werd onderworpen. De reeks bevat ook dossier van vrouwen van buitenlandse nationaliteit die door huwelijk met een Belg, Belgische zijn geworden. Deze laatste categorie past echter niet
binnen
dit
onderzoek.
Dit
eindwerk
spitst
zich
toe
op
de
tweedegeneratiemigranten die op basis van bloedband Belg waren, maar wél in Frankrijk geboren waren. Daartoe werd een aanzienlijk deel van de B-reeks doorgenomen, namelijk de nummers 4.951-13.054 ; 13.913-14.581 en tenslotte de nummers 19.931-20.012. Het al te ambitieuze doel was om de hele B-reeks door te nemen, maar wegens het beperkte éénjarige tijdsbestek van de masteropleiding, moest geschift worden.
De individuele dossiers in de B-reeks zijn administratieve dossiers die waardevol zijn voor zowel genealogisch, biografisch als migratieonderzoek. Ze zijn bewaard in bruinachtige mappen met op de kaft het dossiernummer, de naam, voornaam en geboorteplaats van de vreemdeling. Soms wordt er verwezen naar „affaires connexes‟. Dit zijn aanverwante zaken zoals de dossiers van familieleden 97. Toch is het zo dat de dossiers van de kinderen en de echtgenote vaak in het dossier van de vader of echtgenoot werden opgenomen.
96
S. Vervaeck. Gids voor sociale geschiedenis. Bronnen voor de studie van immigratie en emigratie. Hedendaagse tijden. Deel I : Archiefbronnen bewaard in het Algemeen Rijksarchief. Algemeen Rijksarchief, Brussel, 1996, 79p. 97
S. Vervaeck. Op. Cit., p. 26. 37
Wat vindt men terug in de dossiers ? De gemeentelijke autoriteiten moesten in regel een „bulletin de renseignement opstellen‟ van de vreemdelingen die zich bij aankomst in een gemeente aanmeldden. Wanneer de gemeenten de teruggekeerde Belgen dus op basis van hun geboorteplaats verkeerdelijk als Fransen beschouwden, werd op basis van dit document een dossier geopend bij de Openbare Veiligheid. Het „bulletin de renseigenement‟ bestond uit een aantal gestandaardiseerde vragen, hoewel elke gemeente haar eigen bulletin opstelde. Bij elke verhuis moest een nieuw inlichtingenblad opgemaakt worden dat in het bevolkingsregister werd opgenomen en waarvan een kopie in het vreemdelingendossier terecht kwam. De gemeentelijke inlichtingenbladen zijn een handige bron om het migratieparcours in kaart te brengen. Het gaf meestal volgende gegevens weer :
-
Naam van de gemeente
-
De burgelijke stand van de vreemdeling en van de familieleden die hem vergezelden (namen, geboortedata, -plaatsen en burgerlijke stand)
-
De plaats en datum van het huwelijk
-
De naam, voornaam, geboorteplaats en geboortejaar van de ouders
-
Wettige woonplaats in het buitenland
-
Het laatste verblijf in het buitenland
-
De datum van aankomst in het land
-
De verblijfplaatsen in België
-
Het adres
-
Het beroep
-
De middelen van bestaan
-
Het gedrag
-
De papieren die de vreemdeling in zijn bezit heeft
-
Verduidelijking of de vreemdeling een politiek vluchteling is
38
-
Een signalement of persoonbeschrijving
Daarnaast moest door de lokale autoriteiten steeds een afschrift geleverd worden van akten van huwelijk, geboorte en overlijden. Uit deze akten kan het beroep en de familiale situatie opgemaakt worden. Van vervolgingen en veroordelingen werd de Openbare Veiligheid eveneens op de hoogte gesteld. Aldus kan het dossier Pro Justitia‟s bevatten (kopies van vonnissen), processen-verbaal en bulletins opgemaakt in de gevangenis of in een landloperskolonie98. Qua informatie zijn ze te vergelijken met de gemeentedocumenten.
Een dossier kon afgesloten worden met een overlijdensakte of met het verkrijgen of vaststellen van de Belgische nationaliteit. Een dossier kon ook ten einde komen door een definitief vertrek uit België, waardoor men de persoon in kwestie niet
98
B. Boone & R. Depoortere. Ministère de la Justice, service de la Police des Etrangers. Inventaire des microfilms du fichier des dossiers individuels. Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1996, p.5. 39
langer kon opvolgen. Meestal vertrok men zonder de gemeente te verwittigen. Ten slotte werd een beperkt aantal onder begeleiding van de Rijkswacht uit het land gezet99.
3.3 Historische realiteit in de bron In de dossiers worden de tweedegeneratie Belgen „aan het woord gelaten‟. Bijvoorbeeld door ze te laten antwoorden op de vragen in de fiches, maar soms is er ook commentaar bijgeschreven. Toch blijft een rechtstreekse confrontatie met de gedachten van deze mensen achterwege door de aard van de bronnen. De individuele dossiers zijn bureaucratische bronnen die opgesteld zijn met specifieke doeleinden. Automatisch krijgt de onderzoeker dus een beperkt beeld van de historische werkelijkheid voorgeschoteld. Ten eerste doordat de administratie voor de overdracht naar het rijksarchief verschillende dossiers had vernietigd waardoor niet alle nummers bewaard gebleven zijn. Aangezien men op het einde van de negentiende eeuw te weinig plaats had, selecteerde men de documenten die men wou blijven bewaren. Bij de selectie sneuvelden vooral de passanten. Ten tweede bestaat de meerderheid van de documenten uit bronnenmateriaal van de politiediensten, waardoor vooral de criminele of behoeftige migrant naar voor komt. Dit ligt natuurlijk in de lijn van het doel van de dienst om ongewenste vreemdelingen op te sporen en uit het land te verwijderen. Het valt op dat de gemeenten zelden een informatiefiche doorstuurden naar de Openbare Veiligheid. Wanneer ze dit toch deden, bleek het vooral om grensgemeenten te gaan. De stad Gent bijvoorbeeld berichtte bijna altijd dat ze het niet nodig achtte de Sûreté op de hoogte te stellen bij aankomst van een terugkeerder omdat hij of zij de Belgische nationaliteit had. De Openbare Veiligheid werd geconfronteerd met de nalatigheid van de gemeenten om de dienst te informeren. In de eerste helft van de eeuw had de Staat de ambitie om rationeel het land te beheren. In de praktijk bleef alles echter in gebreke. Gedurende een groot deel van de eeuw was de staatsinfrastructuur en de administratieve capaciteit van de overheid immers beperkt en heerste er een grote maatschappelijke autonomie. Dat de informatiestroom niet zoals gepland verliep, 99
F. Caestecker. Zoekwijzer : individuele vreemdelingen dossiers Openbare Veiligheid (niet gepubliceerd) 40
wordt geïllustreerd door de talrijke omzendbrieven waarin de Openbare Veiligheid aanmaant dat ze over elk administratief contact met vreemdelingen in België moet geïnformeerd worden100. Dat wordt ook duidelijk bij analyse van de individuele dossiers. De eerste dossiers zijn dun en weinig talrijk. Hoe meer naar het einde van de eeuw toe, hoe dikker en talrijker ze worden. Dit wijst niet noodzakelijk op meer immigratie, maar kan gelinkt worden aan de stijging van de administratieve centralisatie. De Staat beriep zich daarenboven steeds meer op nieuwe technieken zoals foto‟s, beveiligde documenten tegen vervalsing etc. , hetgeen een uitbouw van het administratief apparaat is101. Aan het eind van de negentiende eeuw werden de doelstellingen van de Staat dus beter in de praktijk gebracht.
Vraag blijft waarom de Belgische terugkeerders in de reeks werden opgenomen. Hiermee wordt de kwestie van het belang van nationaliteit aangesneden. Een vreemdeling is iemand die de gegeven nationaliteit van een land niet bezit 102. Toch is het pas aan het einde van de negentiende eeuw dat de vreemdeling als juridische categorie definitief vorm kreeg. Vreemdelingen die in België geboren waren, werden voordien als Belg opgevat. Omgekeerd was het bijgevolg zo dat veel personen die zich in het buitenland aanmeldden Belg waren en dat Belgische terugkeerders soms als buitenlanders werden beschouwd. De abstracte binding tussen burger en staat was dus gedurende een groot deel van de eeuw niet gevormd in de sociale realiteit. „Er was een verwarring tussen staatsburgers de iure en staatsburgers de facto103.‟ Vreemdelingen werden enkel geviseerd als politieke of
gevaarlijke
actoren,
zoals
de
B-reeks
illustreert.
Het
politionele
standaarddocument dat door de rijkswacht werd gebruikt –„ procès verbal d‟arrestation d‟un individu qui nous paraisse étranger‟- duidt de beperkte aflijning van de vreemdeling.
Het onderscheid tussen Belg en vreemdeling begon zich pas het laatste kwart van de negentiende eeuw af te tekenen en ging gepaard met de groeiende invloed van 100
F. Caestecker.Op. Cit. 2005.
101
Mann bespreekt de infrastructurele macht van de staat en het groeiende belang ervan in de 19 de eeuw in M. Mann. ‘The Autonomous Power of the State: Its Origins, Mechanisms, and Results.’ Archives européenes de sociologie. Vol. 25, 1984, pp. 185-213. 102
S.N., Op. Cit. p. 6.
103
F. Caestecker. Op. Cit. 2005, p. 6. 41
de staat op de samenleving. Deze invloed was niet enkel van infrastructurele aard, zoals reeds aangegeven. De staat transformeerde van een nachtwakerstaat in een interventiestaat. Zoals aangegeven in het eerste hoofdstuk was het einde van de eeuw een periode waarin de verzorgingsstaat werd uitgebouwd en het democratiseringsproces evolueerde met het meervoudig stemrecht voor mannen. Nationaliteit werd het juridisch instrument om te bepalen of iemand deel uitmaakte van de gemeenschap en bijgevolg het middel om een selectie te maken tussen diegenen die recht hadden op steun en bescherming van de staat en diegenen die tussen de mazen van het net vielen. Nationaliteit werd een bron van rechten maar ook een uitsluitingscriterium. Landlopers bijvoorbeeld, werden opgesloten in de strafkolonie te Merksplas. De „heropvoeding‟ van buitenlandse landlopers werd echter niet als taak van de overheid opgevat. Zij werden naar de grens gebracht. Het gevolg is dat verschillende personen, ondanks hun Belgische nationaliteit, volhouden dat ze over de Franse nationaliteit beschikken om opsluiting te vermijden.
Uit de analyse van de documenten uit de B-reeks blijkt het groeiende belang van de nationaliteit naar de eeuwwisseling toe. In het gemeentelijk inschrijvingsdocument werd vanaf 1880 de vraag naar nationaliteit voor de nieuwe inwoners opgenomen. In het bevolkingsregister vanaf 1890. Vanaf 1891 in het ondervragingsprotecol van vagebonden voor politie en rijkswacht. In het inschrijvingsdocument van de gevangenis werd in de jaren 1890 de vraag naar geboorteplaats aangevuld met „s‟il s‟agit d‟un détenu né en Belgique de parents d‟étrangers ou à l‟étranger de parents belges indiquer la nationalité q‟il s‟attribue.‟ Tien jaar later werd de nationaliteit aan de gedetineerden gevraagd. Het document „ procès verbal d‟arrestation d‟un individu qui nous paraisse étranger‟ werd „procès verbal d‟arrestation d‟un étranger‟.
Ondanks de verscheidenheid van de informatie kan toch een aanzet tot analyse van de tweedegeneratie Belgen uit Frankrijk gegeven worden.
42
3.4 Verwerking van de bron
3.4.1 Methode en doelstellingen „Migration is a subject that cries out for an interdisciplinary approach 104.‟ Toch is er nog steeds geen gedeeld paradigma en zijn de aandachtspunten verdeeld al naargelang de discipline. „ The migration landscape is full of canyons and fast running
rivers.‟
De
sociologie
focust
voornamelijk
op
de
structurele
maatschappelijke veranderingen die met migratie verband houden. Antropologen doen onderzoek naar kleine groepen en verzamelen informatie over het doen en laten van een individu in zijn sociale, economische en culturele inbedding via netwerken en transnationale gemeenschappen. Economen reduceren de migrant tot homo economicus en hebben enkel aandacht voor de zuiver economische factoren. Politicologen daarentegen hebben oog voor de politiek en het ontstaan van en de invloed van het migratiebeleid. Geografen spitsen zich toe op de ruimtelijke dimensie. Demografen benaderen migratie op een kwantitatieve wijze, terwijl historici het fenomeen in tijd en ruimte trachten te plaatsen. Ik zal proberen om bij de verwerking van de bronnen rekening te houden met de verschillende aanpakken en zal ze trachten te integreren in deze scriptie.
Door te werken met individuele dossiers komt het individu automatisch naar voor. De informatie die voor elk individu uit de bron gepuurd wordt, kan daarnaast, na statistische verwerking, structuren blootleggen die gekoppeld kunnen worden aan de samenleving in zowel België als Frankrijk. ‘Migration and other demographic variables cannot be fully integrated into a historical worldview where all explanations must eventually lead to politics, nor can people’s movements be analyzed simply as texts. If quantifiers, deconstructionists, and political primacists merely spar with each other over questions of priority, the jigsawpuzzle of human history will never take recognizable shape. Some pieces of the puzzle of human history have numbers, and those need to be analyzed with the tools of social science and the understanding of social history.105’ Opmerkelijk is dat deze demografische analysetak nooit volledig geaccepteerd is door historici. Hochstadt verklaart dit door 104
J. F. Hollifield. Migration Theory. Talking accros disciplines. Londen, Routledge, 2000, p. 7.
105
S. Hochstadt. Mobility and modernity. Migration in Germany 1820-1989. Ann Arbor, University of Michigan Press, 1999, p. 281. 43
te wijzen op de terughoudendheid die de meeste historici kennen tegenover cijfermateriaal. Cijfers zijn apolitiek, ontmenselijken het individu en dienen enkel om te beschrijven. Met de komst van de linguistic turn werd daarnaast de focus op de constructie en het discours van individuen en groepen gelegd waardoor cijfers naar de achtergrond werden geduwd. Hochstadt is als historicus een uitzondering en wijst op het belang van demografische data voor de sociale geschiedenis. Hij stelt dat veronderstellingen met betrekking tot migratie en mobiliteit, mee de dominante ideeën over industrialisatie, urbanisering en proletarisering vorm geven. Via een kwantitatieve aanpak tracht hij de lineaire moderniteitsidee voor Duitsland te nuanceren. Hij komt tot de vaststelling dat de pre-industriële samenleving helemaal niet zo statisch was als gedacht. Eveneens holt hij de inzichten uit over de koppeling tussen stedelijke mobiliteit en industrialisatie. Hij vergelijkt voor de periode van het Keizerrijk de mobiliteitsgraden in grote steden, provinciale steden, agrarische gemeenschappen en buitenwijken om tot een Duitse migratiestructuur te komen. Hij schets een beeld van wie er migreerde, de leeftijd, het geslacht, de familie en socio-economische status.
Ook ik beroep me deels op een kwantitatieve aanpak om niet enkel een beschrijvende schets te geven van het profiel van de Belgen die uit Frankijk terugkeren, maar om patronen te onderscheiden binnen de migratiedynamieken. „History itself, as a discipline, has by and large not been a hospitable locus for theory106.‟ Toch zal ik me baseren op verschillende migratietheorieën uit een veelheid aan disciplines om de migratiebewegingen te verklaren.
106
J. F. Hollifield. Op. Cit., p. 38. 44
In een eerste fase heb ik een tabel opgesteld waarin ik via een coderingsschema de gegevens uit de dossiers verwerkt heb. In bijlage kan de volledige databank, opgesteld
in
Acces,
opgezocht
worden.
De
verduidelijking
van
het
coderingssysteem krijgt hier aandacht aan de hand van een voorbeeld uit de databank. 1 14.117
2
3
4
5
De Keyser Denis 0 19 1877
6
7
62.063
8
9
10
11
NEGOCIA 59350 1 100 44.021 NT EN PAPIER
12 44.021
1. Het dossiernummer Dit is het nummer dat terug te vinden is op de bruine kaft in het archief 2. De naam van de migrant 3. Het geslacht Mannen krijgen code 0, vrouwen code 1 4. De leeftijd bij aankomst in België 5. Het jaar van aankomst in België 6. De plaats van aankomst in België Hiervoor maak ik gebruik van een NIS-code. De NIS-code is een alfanumerieke code die men in België gebruikt voor de statistische verwerking van geografische gebieden. De code is opgebouwd uit 5 cijfers. Het eerste cijfer slaat op de provincie, het tweede bepaalt het arrondissement binnen de gegeven provincie. De laatste drie cijfers staan voor de unieke code van de gemeente binnen het arrondissement. Met de fusie van de Belgische gemeenten eind jaren ‟70 werd het aantal gemeenten en het aantal codes fors gereduceerd. Er is echter nog steeds een lijst beschikbaar die alle NIS-codes die ooit zijn toegekend, weergeeft107. 7. Het beroep 8. De geboorteplaats in Frankrijk Ik heb gekozen om de geboorteplaats op te nemen, hoewel bijvoorbeeld de gemeentelijke inlichtingenfiches de vraag stellen waar de laatste verblijfplaats in het buitenland was. Vaak werd deze vraag niet ingevuld en wanneer dit wel het geval
107
http://mineco.fgov.be/enterprises/crossroads_bank/xls/niscode.xls ; Bijlage 1.
45
was, viel het op dat de overeenkomst tussen geboorteplaats en laatste verblijfplaats dominant was. Voor de Franse gebieden kan de actuele „code officiel géographique‟ gehanteerd worden aangezien het land geen ingrijpende gemeentenhervormingen heeft gekend. De code bestaat uit vijf cijfers waarvan de eerste twee voor een departement staan. De laatste drie cijfers geven de gemeente weer. De online zoekmachine van het INSEE- Institut National de la Statistique et des Etudes Economiques - is een handig en snel instrument om codes terug te vinden 108. 9. De vorm van migratie 1 :Individuele verplaatsing 2 :Verplaatsing met gezin 21: Belgische man met Belgische vrouw 22: Belgische man met Franse vrouw 23: Belgische man met vrouw andere nationaliteit 24: Belgische vrouw met Belgische man 25: Belgische vrouw met Franse man 26: Belgische vrouw met man ander nationaliteit 27: Genaturaliseerde Fransman met Belgische vrouw 28: Genaturaliseerde Fransman met Franse vrouw 29: Genaturaliseerde Fransman met vrouw andere nationaliteit Wanneer er een derde cijfer werd toegevoegd, slaat dit op het aantal kinderen. 3: Verplaatsing in gezelschap van ouder(s)
10. De soort van migratie 100: permanent 200: terugkeer 300: slingerbeweging
11. De geboorteplaats van de vader 12. De geboorteplaats van de moeder Met uitzondering van de code 0 bij het geslacht en bij de INSEE en NIS-codering, geldt de weergave van 0 als onbekende. Op basis van de tabel worden de verschillende profielen van de terugkeerders duidelijk. Keren voornamelijk mannen of vrouwen terug ? Hoe oud zijn ze bij hun terugkeer ? Ondergaan ze de migratie alleen of zijn ze in gezelschap van hun ouders of gezin ? Wat is hun beroep ?
Inzake de migratiedynamieken kan onderzocht worden of het om een tijdelijke of permanente migratie gaat. 108
Waarom heeft men zich verplaatst? De datum van
http://www.insee.fr/fr/nom_def_met/nomenclatures/cog/index.asp ; Bijlage 2. 46
aankomst in het land kan ingebed worden in een groter geheel door aandacht te schenken aan de ontwikkelingen in zowel België als Frankrijk. Hebben de economische omstandigheden en het politieke beleid een invloed op de migratie? Zijn er regelmatigheden te onderkennen in de Franse geboorteplaats en Belgische aankomstplaats? Wat is de rol van netwerken?
47
IV. Analyse van de terugkeerders
Het onderzoek op basis van de B-reeks omhelst de nummers 4.951-13.054; 13.91314.581 en 19.931-20.012. Uit deze analyse konden twee grote groepen onderscheiden worden. 272 Belgen, zowel mannen als vrouwen, en 41 genaturaliseerde Fransen met Belgische ouders werden uit de dossiers gepuurd. Dit maakt dat mijn gehele onderzoek gebaseerd is op 313 samples. Ik zal starten met de bespreking van de 272 Belgen om naderhand de genaturaliseerde Fransen apart te behandelen. Om de leesbaarheid van de tekst te bevorderen, heb ik overmatig figuurgebruik achterwege gelaten. Ik verwijs naar de bijlagen waarin alle tabellen waarop ik me gebaseerd heb, opgenomen zijn109.
4.1 De terugkeer van de tweedegeneratie Belgen
4.1.1 Profiel
Van de 272 Belgen die remigreren, zijn er 195 (72%) van het mannelijke geslacht en 76 (28%) van het vrouwelijke geslacht. Het is wel mogelijk dat er sprake is van een vrouwelijke ondervertegenwoordiging door de voornamelijk politionele aard van de bronnen.
Bij de berekening van de leeftijd waarop men (voor het eerst) aankomt, zijn voor beide seksen grote lacunes. Voor ongeveer 26 percent van de mannen en 32 percent van de vrouwen is de leeftijd bij aankomst niet gekend. Toch valt op dat voor de twee groepen een aanzienlijk aantal jonger dan 18 was bij aankomst in België (36% mannen en 34% vrouwen). Zij worden bij aankomst in het geboorteland van hun ouders niet opgemerkt door de autoriteiten, maar worden pas op latere leeftijd zichtbaar, meestal bij aanraking met de politiediensten. Specifiek voor de mannen geldt dat er een belangrijk aandeel van 32 % migreert in de leeftijdscategorie 18-29 jaar, met een piek van 14 personen op achtienjarige leeftijd. Dit kan te maken hebben met de dienstplicht die men wou vervullen in België of vanaf 1889 ontvluchten in Frankrijk. Maar het is ook de levensperiode waarin men
109
Bijlage 4. 48
het meest mobiel en avontuurlijk is. Bij de vrouwen is 23% in deze leeftijdscategorie te plaatsen en zijn geen uitzonderlijke piekjaren vast te stellen110.
Vanwaar in Frankrijk waren de tweedegeneratie Belgen afkomstig? Zowel bij de mannen als bij de vrouwen springen twee departementen in het oog. Departement 59- het departement Nord- en departement 75- Parijs. Dit is niet verwonderlijk, aangezien in hoofdstuk II reeds duidelijk werd dat de meeste Belgen en dus ook de ouders van de terugkeerders voornamelijk naar deze departementen emigreerden. 60% van de mannen en 76% van de vrouwen werd geboren in departement Nord; 16% van de mannen en 10.5% van de vrouwen in Parijs. Voor diegenen die in departement Nord geboren zijn, valt op dat Lille (59350) en Roubaix (59512) het meest courant waren111.
Drie Belgische aantrekkingspolen kunnen bij beide geslachten onderscheiden worden. Teneerste Brussel (30 % mannen en 24 % vrouwen), ten tweede provincie Henegouwen met focus op arrondissementen Charleroi (8% mannen en 16 % vrouwen) en Bergen(5 % mannen en 4 % vrouwen). Tenslotte het arrondissement Gent in Oost-Vlaanderen (8% mannen en 9 % vrouwen)112. Verder in de scriptie maak ik gebruik van deze vaststellingen om de migratiedynamieken te verklaren aan de hand van netwerken.
Nu zowel de geboorteplaatsen in Frankrijk, als de aankomstplaatsen in België gekend zijn, blijft het de vraag onder welke vorm men migreerde en of de migratiebeweging definitief of tijdelijk van aard was. Inzake de vorm, heb ik drie wijzen kunnen onderscheiden. Een individuele verplaatsing, een migratie in gezelschap van een partner en/of kinderen en een verhuis onder het waakzame oog van de ouder(s). Voor beide geslachten is de terugkeer met ouder(s) dominant. Dit hangt uiteraard samen met het aanzienlijke deel terugkeerders onder de 18 dat bij de paragraaf leeftijd besproken is. 38 % van de mannen en 37 % van de vrouwen migreert onder 110
Bijlagen 6 en 7.
111
Bijlagen 14 en 15.
112
Bijlagen 18 en 19. 49
deze vorm. Daarnaast remigreren 33 % mannen en 21 % vrouwen individueel. Slechts een kleine 7 % van de mannen is gehuwd, waarvan ongeveer de helft ook kinderen heeft.
Het aantal gehuwde vrouwen ligt iets hoger, ongeveer 12 %,
waarvan er 1/3 kinderen had gebaard. Deze resultaten zijn evenwel met een korrel zout te nemen aangezien er in de bronnen niets over de vorm terug te vinden is voor 22 % van de mannen en 30 % van de vrouwen 113.
Er
kunnen
drie
soorten
migratiebewegingen
gepuurd
worden
uit
het
bronnenmateriaal. Ten eerste, een permanente migratie. Dit houdt in dat de remigrant uit Frankrijk hoogstwaarschijnlijk in België gebleven is, aangezien de bronnen niet spreken van een terugkeer. Uiteraard kan men dit nooit zeker weten aangezien de mogelijkheid bestaat dat de terugkeerder België verliet zonder de gemeente te verwittigen of de Sûreté op de hoogte was. Deze beweging blijkt dominant uit de analyse: 56 % van de mannen en 66 % van de vrouwen keert niet terug naar zijn/haar geboorteland. De tweede soort staat voor een terugkeer naar Frankrijk (1.5 % mannen en 3 % vrouwen) en de derde tenslotte is een pendelbeweging waarbij de migrant over en weer reisde tussen beide landen (3 % mannen en 5 % vrouwen)114.
Een laatste kenmerk waarover de dossiers informatie geven, is het beroep. Kennis van het beroep is nuttig, niet enkel op individueel niveau, maar ook op het niveau van de samenleving ter identificatie van sociale groepen. Vooraf opgestelde criteria om beroepsgroepen te catalogiseren zijn echter niet voor de hand liggend. Er zijn verschillende mogelijkheden om een ordening op te stellen. Julie Dalle bijvoorbeeld maakt
een
onderscheid
tussen
geschoolde
en
ongeschoolde
gespecialiseerde ambachtslui en diegenen die buiten categorie vallen
arbeiders, 115
. Andere
opties zijn de indeling van de beroepen via bedrijfstakken of aan de hand van het gebruikte materiaal. Art en Vanhaute baseren zich daarnaast op het statuut van de verrichte arbeid. Vier grote onderverdelingen – zelfstandige arbeid, loonarbeid, niet-
113
Bijlagen 22 en 23.
114
Bijlagen 26 en 27.
115
J. Dalle. Over de terugkeer/uitwijzing van Belgische migranten uit Frankrijk naar België tijdens de economische crisis van 1848 : De affaire Risquons-Tout anders bekeken. Gent ( onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Gent), 2006, 1 dl., 139p. 50
arbeidsinkomen en geen officieel geregistreerde beroepen fungeren bij hen als leidraad116. Er moet echter op gewezen worden dat de registratie van beroepsgegevens een zwakke plek van de bronnen is. Niet alle actieve personen krijgen een beroepsaanduiding: vrouwen en kinderen verdwijnen dikwijls uit het beeld. Specifiëringen worden niet gemaakt. Bij de weergave van het beroep journalierdagloner- blijft het bijvoorbeeld de vraag of het gaat om een dagloner in de industriële of rurale sector. Daarnaast geldt de beroepsvermelding alleen voor het moment van opgave. Het registratiemoment (zomer of winter) beïnvloedt de opname van tijdelijke bezigheden zoals seizoensarbeid of huisnijverheid. Ik heb gekozen om het beroep bij aankomst in België weer te geven, maar wijzigingen in de beroepssituatie na registratie zijn uiteraard mogelijk117.
Op basis van de verschillende methoden om de beroepen te catalogiseren, heb ik volgende opdeling gemaakt.
Mannen -
Er zijn acht journaliers of dagloners, zonder verdere specifiëring
-
Landbouw: één ouvrier agricole
-
Industrie: twee ouvriers de fabrique; één mouleur118, één ajusteur ; één loodarbeider; één mechanicien
-
Ambachten:
1. Voeding: één slager, één kok en twee brouwers 2. Textiel: één spinner, één draadtrekker, één kleermaker en twaalf wevers 3. Hout: één dozenmaker, één timmerman, één houtsnijder, twee wagenmakers 4. Bouw: één dakdekker, één metser 5. Metaal: één blikslager, één smid, twee slotenmakers 6. Glas: twee glasblazers 7. Overig: één schoorsteenveger 116
J. Art & E. Vanhaute. Inleiding tot de lokale geschiedenis van de 19 de en 20ste eeuw. Gent, Mens en Cultuur Uitgevers Gent, 2003, pp 148-149. 117
http://historyofwork.iisg.nl/index.php?PHPSESSID=3a1dccf851a0ddbd1a0d2fdead44097a Deze website verduidelijkt het History of work information system. Ze geeft meer informatie over de beroepsterminologie en biedt een coderingschema aan, hetgeen nuttig kan zijn voor verder onderzoek. Daarnaast is de site http://www.breurhenket.com/Beroep.html een handig instrument om beroepen uit het Frans naar het Nederlands te vertalen. 118
mouleur is een vermaler in industriële context 51
- Mijnsector: vier mijnwerkers, drie kolendelvers - Handelaars: één kolenhandelaar, één papierhandelaar, één marskramer, vier handelsvertegenwoordigers - Bedienden en dienstpersoneel: één dienstknecht, één garçon, één tuinman, twee winkelbedienden, één typist. - Overigen: één paardentemmer, twee rondreizende musici, één gymnast, twee beeldhouwers, vier schilders.
Voor 60% van de mannen is het beroep niet geweten. Het beeld van de overige 40% is zeer ruim. In verschillende beroepsgroepen zijn migranten terug te vinden. De dagloners, de ambachten- voornamelijk de wevers- en de beroepen in de mijnsector tekenen zich vaag af.
Vrouwen -
Er zijn vier journalières of dagloonsters, zonder verdere specifiëring
-
Industrie: één fabriekarbeidster
-
Ambachten:
1. Textiel: één kleermaakster -
Handelaars: twee handelaarsters
-
Bedienden en dienstpersoneel: twee diensters
-
Overigen: één zangeres, zeven huisvrouwen, één strijkster
Amper 24% van de vrouwen staat geregistreerd met een beroep. De dagloonsters en de huisvrouwen springen in het oog. De bijdrage van André Rosental „La migration des femmes et des hommes en France au XIX siecle‟ belicht nieuwe aandachtspunten119. Hoewel het artikel handelt over interne migratie in Frankrijk gedurende de negentiende eeuw, kunnen zijn inzichten denkvoer voor verder onderzoek rond internationale mobiliteit zijn. Wetenschappelijk werk heeft aangetoond dat migratie over een korte of lange afstand niet arbitrair is. Hij stelt vast dat migratie een sociaal hiërarchisch proces is waarin sociale diversiteit de stromen structureert. Migranten die zich over een beperkte afstand verplaatsen, behoren vaak tot de lagere klassen, terwijl de 119
A. Rosental, ‘La migration des femmes et des hommes en France au XIX siecle.’ Annales de Démographie Historique, No.1, 2004, pp. 107-135. 52
stedelijke en geletterde bevolking zich sneller over een lange afstand waagt. Het beroep kan daarbij als criterium dienen. De mogelijkheid bestaat om de onderzochte personen op te sporen in de bevolkingsregisters en uit deze bronnen de beroepsstatus te puren.
53
4.1.2 Migratiedynamieken verklaard?
De aantallen van terugkeerders per jaar die ik heb kunnen weerhouden mogen niet als absolute cijfers geïnterpreteerd worden. Veeleer moeten ze als een indicatie opgevat worden, aangezien er ten eerste in vele dossiers geen jaar van aankomst is weergegeven en er ten tweede slechts een selectie van samples is gemaakt. De vaststelling is echter dat de laatste twee decennia van de negentiende eeuw, het aantal terugkeerders stijgt120. Dit kan wijzen op een verhoogde terugkeer, maar eveneens op een betere registratie van de Vreemdelingenpolitie. Het komt er nu op neer om enkele hypothesen te formuleren die de migratiebeweging van de tweedegeneratie Belgen kunnen verklaren.
Een allesomvattende migratietheorie bestaat niet. De literatuur biedt een veelheid aan theorieën en aan inzichten. Binnen het gamma aan benaderingsperspectieven kan een opdeling gemaakt worden tussen macro- en microtheorieën. Het macroniveau focust zich op migratiestromen, de omstandigheden waarin die ontstaan, identificeert ze en legt de economische, sociale en demografische karakteristieken van de migranten bloot. Het microniveau gaat uit van het individuele standpunt en brengt socio-psychologische elementen mee in rekening. Het denkframe waarin algemeen inzichten worden geplaatst, is het push-pullmodel. Binnen dat model gaat men ervan uit dat door onevenwichten tussen regio‟s bepaalde elementen mensen wegduwen uit hun regio of land van oorsprong en andere elementen van een bepaalde regio of een bepaald land mensen aantrekken121. Al te vaak is er echter een eenzijdige focus op ofwel de push- ofwel de pullfactoren, die meestal dan nog economisch worden vertaald, hoewel ze evengoed van demografische, technologische, ecologische of sociale aard kunnen zijn122.
120
Bijlagen 10 en 11.
121
De internationale migratiedynamieken. www.kbs-frb.be
122
G. Rystad , Art. Cit. p. 1175. 54
De invloed van de economie Het klassieke economische model kan opgedeeld worden in een macro- en een microperspectief. Het macroperspectief ziet het verschil in loon als de oorzaak van migratie. Geografische verschillen in vraag en aanbod naar werk vertalen zich in een arbeidsoverschot in lage loonlanden en in een arbeidstekort in hoge loonlanden. Het opheffen van loonverschillen maakt een einde aan de beweging van arbeidskrachten123.
Zoals in het macroperspectief staat ook in het microperspectief de arbeidsmarkt centraal. De individuele keuze is hierin echter de oorzaak van migratie. Op basis van
een
kosten-baten
berekening
probeert
het
individu
de
baten
te
124
maximaliseren
. Migratiestromen worden gevormd door de som van deze
individuele keuzes125.
Voorgaande opvattingen worden uitgedaagd door nieuw-economische inzichten waarin niet het individu centraal staat, maar de familie, het gezin als unit. Migratie is een collectieve beslissing van die unit met als doel het inkomen te maximaliseren en de economische risico‟s te beperken. Loonverschil is geen noodzakelijke stimulus aangezien binnen deze opvatting aandacht wordt geschonken aan de condities binnen een variatie aan markten. Naast de arbeidsmarkt zijn er immers eveneens kredietmarkten of verzekeringsmarkten die de levensstandaard beïnvloeden en bij een gebrek aan dergelijke markten de druk tot migratie kunnen opvoeren. De besproken analyses gaan allen uit van pushfactoren126.
De dual labor market theory schenkt echter aandacht aan de pull factoren en is gebaseerd op de tweedeling van de arbeidsmarkt. Modern-geïndustrialiseerde landen zijn op zoek naar arbeid, rekruteren arbeiders en geven op die manier aanzet tot immigratie. Dergelijke industrielanden worden vaak geconfronteerd met 123
D.S. Massey, ‘Theories of International Migration: A Review and Appraisal.’ Population and Development Review, Vol. 19, No. 3, 1993, pp. 433-434. 124
Kosten kunnen zijn: investeringen, reiskosten, problemen die gepaard gaan met een nieuwe cultuur, psychologische druk; baten kunnen zijn: hogere lonen, grotere arbeidsproductiviteit. 125
D. S. Massey, Art. Cit., pp. 434-436.
126
D.S. Massey, Art. Cit., pp. 436-440. 55
een aantal problemen waardoor ze niet langer voldoende op de „eigen‟ arbeidskrachten een beroep kunnen doen. Binnen het aantal jobs bestaat er een hiërarchie die gekoppeld wordt aan sociale status. Hoe lager de sector van tewerkstelling wordt gepercipieerd, hoe lager het loon. Wanneer men dus in dergelijke „lage sectoren‟ te kampen krijgt met arbeidstekort, kan men niet zomaar de lonen opvoeren om op die manier arbeidskrachten aan te trekken aangezien de lonen in de hogere sectoren bijgevolg eveneens moeten stijgen. Structurele noden van de economie liggen dus aan de basis van het rekruteren van immigranten127.
De wereldsysteembenadering tenslotte zoekt verklaringen binnen de structuur van de wereldmarkt. Migratie is een logisch gevolg van de penetratie van de wereldmarkt in perifere gebieden. De modernisering van perifere gebieden concurreert niet-kapitalistische sectoren weg en introduceert industrie en onzekere loonarbeid. Men creëert op die manier nieuwe levensomstandigheden en een sociaal-economische groep, vatbaar voor migratie.
Zonder uitgebreid in te gaan op de prijzen- en lonengeschiedenis, staat het vast dat Frankrijk in de negentiende eeuw voor de Belgen een land was van hoge lonen, maar ook van een hoge levenskost. De voornaamste aantrekkingskracht van Frankrijk, was echter voor de Belgische immigranten de zekerheid van werk geweest128. Naar het einde van de eeuw toe, wanneer ook Frankrijk met economische recessie te maken kreeg, verviel voor de Belgen eveneens de werkzekerheid. Dit had niet enkel te maken met de economische conjunctuur, maar ook met het gevoerde Franse beleid. Er werden wetten afgekondigd die Franse arbeiders
een
bescherming
boden
tegen
de
concurrentie
van
vreemde
129
arbeidskrachten
. Bij de bespreking van de invloed van het beleid op migratie, ga
ik hier verder op in. De Pro Justitia‟s in de dossiers vragen naar het doel van de komst naar België: „ Quel est le but de votre voyage en Belgique et combiens de temps êtes- vous d’intention d’y rester?‟ Wanneer er een antwoord staat gegeven op deze vraag, is het vaak de zoektocht naar werk die wordt aangegeven. Zo antwoordt bijvoorbeeld 127
D.S. Massey, Art. Cit., pp. 440-444.
128
F. Lentacker. Op. Cit. p. 229.
129
Bijvoorbeeld de wet van 08/08/1893. 56
Detelder Henri-Louis: „Je veux excercer ici mon métier de chanteur130.‟ Ook Ghiot Joseph en Colpaert Francois willen in België werk zoeken en er zo lang mogelijk blijven131. Over Hurtmans Léon staat in de inlichtingenfiche dat hij „venant directement de Lille à cause qu’il ne trouvait pas d’ouvrage132.‟
Het is ook belangrijk om aan te stippen dat aan het einde van de eeuw het aantal grensarbeiders steeg, zoals reeds vermeld in hoofdstuk II. De mogelijkheid bestaat dus dat de Belgische ouders met wie de tweedegeneratie Belgen meereisden, kozen voor deze werkvorm. Of dat de migranten zelf beslisten frontalier te worden. Op die manier konden ze genieten van het loonsvoordeel in Frankrijk en de lagere levenskost in België.
De verslechtering van de economische conjunctuur maakte van de migranten de zondebokken, zoals aangehaald in hoofdstuk I. ‘A la fin du XIX siècle, la violence xénophobe atteint une intensité inoue133.‟ Xenofobe uitingen kunnen een terugkeer gestimuleerd hebben, hoewel Noiriel en Lentacker erop wijzen dat een stigmatisering het integratieproces eveneens kan versnellen.
130
ARA. Ministerie van Justitie. Bestuur Openbare Veiligheid. Dienst Vreemdelingenpolitie. Individuele dossiers. Nr. 11.802. Pro Justitia 04/04/1886. 131
ARA. Ministerie van Justitie. Bestuur Openbare Veiligheid. Dienst Vreemdelingenpolitie. Individuele dossiers. Nr. 13.930. Pro Justitia 30/10/1891; ARA 14.013. 132
ARA Ministerie van Justitie. Bestuur Openbare Veiligheid. Dienst Vreemdelingenpolitie. Individuele dossiers. Nr. 14.242. 133
G. Noiriel. Op. Cit. p. 258. 57
De invloed van netwerken Sinds T. Hägerstrand op basis van microdata de rol van netwerken blootlegde voor migratie in en uit Zweden, wordt aandacht geschonken aan netwerktheorieën om mobiliteit te verklaren. Hij opperde in 1957 dat niet de sociaal-economische omstandigheden migratie stimuleerden, maar de rol van eerdere migratie/migranten.
De netwerktheorie legt de nadruk op linken tussen migranten reeds aanwezig in het gastland en potentiële immigranten. Connecties zoals familiebanden, vriendschap, gelijkaardig origine verlagen de drempel tot immigratie en doordat netwerken zich doorheen de tijd verspreiden, leidt het eveneens tot een aanhoudende migratiestroom134. Hoewel de theorie vaak wordt vermeld, is de analyse in de literatuur beperkt.
Specifiek voor retourmigratie geldt dat het traditioneel wordt opgevat als een falen van migratie135. Dillen bewijst echter dat families in haar onderzoek zeer frequent terugkeren naar gemeenten die ze voordien hadden verlaten. Daarbij migreert ongeveer 1/3 naar een Franse gemeente waar ze voordien waren geweest. De overige 2/3 keert terug naar Gent. De auteur verklaart dit, door erop te wijzen dat men niet louter om economische redenen migreert, maar dat sociale netwerken de bewegingen eveneens beïnvloedden. Het belang van sociale netwerken in de negentiende eeuwse samenleving werd bevestigd door het onderzoek naar familiebanden. De families bleken één kluwen verwanten. De auteur concludeert dat de veronderstelde associaties tussen migratie en overlevingsstrategie moeten worden herbekeken136.
Uitgaande van voorgaande inzichten, heb ik geprobeerd om op basis van de gegevens uit de bron, te toetsen of de tweedegeneratie Belgen migreerden naar de geboorteplaatsen van de ouders. 59 mannen (30 %) keerden terug naar een arrondissement dat gelijkaardig was aan de geboorteplaats van één of beide ouders. Vijftien mannen keerden terug naar dezelfde gemeente waar de vader geboren werd; veertien mannen naar de gemeente waar hun moeder het licht 134
D.S. Massey, Art. Cit., pp. 448-450.
135
Bijvoorbeeld de auteurs Oris en Kok
136
K. Dillen. Op. Cit. 58
zag137. Bij de Belgische mannen valt op dat de vorm van terugkeer steeds diegene in gezelschap van de ouder(s) is. 21 % of 16 van de 76 Belgische vrouwen heeft een link met de geboorteplaats van de ouder(s). Zes vrouwen gingen naar een arrondissement waar de vader geboren werd, waarvan drie naar dezelfde gemeente. Twee naar het arrondissement van de moeder, waarvan één naar dezelfde gemeente. Acht vrouwen hadden een verband met beide ouders138. Ook bij de vrouwen is de terugkeer met ouders dominant, hoewel er twee zijn die individueel komen en twee zussen.
Een andere manier om te analyseren in welke mate familie een invloed heeft op de beslissing om te migreren, wordt aangeboden door Christian Dustman. Hij heeft een economisch model op poten gezet waarbij de invloed van de kinderen centraal staat. Hoewel zijn onderzoek is toegepast op de recente periode, kunnen zijn inzichten een basis vormen voor later onderzoek. Als ouders de toekomst van het kind in het gastland als gunstig zien, zal men niet terugkeren. Wanneer de omstandigheden in het land van oorsprong als beter worden opgevat, kan een remigratie plaatsvinden. Hij erkent hierbij een verschil in geslacht. „While concerns about preserving traditions may be important for female offsprings, concerns about future economic career and prosperity may be dominant for male offsprings139.‟ Ook N. Bonneuil focust zich op de invloed van familie op mobiliteit140. Hij bestudeert interne migratie in het negentiende eeuwse Frankrijk en analyseert de eerste migratie na huwelijk. De inzichten van Bonneuil liggen in de lijn van de analyses inzake interne migratie van Rosental, Dupâquir en Kessler. Net zoals beroep en opleidingsniveau een rol spelen, kan de grootte van het gezin een indicator zijn. Grotere families zouden verder migreren dan kleinere families.
137
Bijlage 30.
138
Bijlage 31.
139
C. Dustman. ‘Children and return migration.’, Journal of Population Economics, No. 16, p.816.
140
N. Bonneuil Familial components of first migrations after marriage in nineteenth-century France. Social
history. No. 1, 2008, pp. 36-59.
59
Nancy Green geeft tenslotte weer dat het overlijden van een ouder, en dan voornamelijk bij sterfte van de moeder, of de komst van een nieuwe ouder bij een tweede huwelijk migratie gaat stimuleren141.
141
N. Bonneuil. Op. Cit. 60
De invloed van beleid
Voorgaande hypothesen onderkennen het belang van de staat en instellingen. Hun opvatting is dat migratiebeleid slechts een minieme aberratie in de vrije markt is 142. Als de aangehaalde percepties ervan uitgaan dat de individuele migrant rationeel is, zou het bijgevolg eveneens logisch zijn dat de migrant kiest voor het land met het meest gunstige beleid (pullfactor). Beleid kan eveneens fungeren als een pushfactor143. Hollifield hanteert treffend een Weberiaanse metafoor:” If the speeding train of international migration is fueled by economic and sociological forces, then it is the state that acts as a switching mechanism, which can change the course of the train, or derail it altogether144.‟ Hij wijst daarmee op het belang van de wettelijke en institutionele context.
Zoals reeds besproken, intervenieert zowel de Franse als de Belgische staat op het einde van de negentiende eeuw meer en meer in de maatschappij en in het alledaagse leven. Het onderscheid tussen „burgers‟ en „vreemdelingen‟ wordt steeds fundamenteler en de samenleving „nationaliseert‟. Niet-burgers worden uitgesloten van rechten en privilegies. Gedurende een groot deel van de eeuw gold echter dat „le fait qu’être français ne procure pas d’avantages substantiels à cette époque 145.‟ Niet-fransen waren enkel uitgezonderd van stemrecht en tewerkstelling in publieke diensten. Frankrijk had beter uitgewerkte sociale wetten dan België. „En Belgique, l’ouvrier est un ilote, un esclave. Il n’y a point de loi sur le travail des enfants dans les manufactures, point de loi sur la limitation des heures de travail. L’ouvrièr est voué à un travail incessant et sans limites, sa mise est négligée146.‟
142
G. Rystad, ‘Immigration History and the future of International Migration.’ IMR, Vol. 26, No. 4, 1992, pp. 1174-1175. 143
D.S. Massey, ‘International Migration at the dawn of the 21 ste century: The role of the state.’ Population and Development Review, Vol 25, No. 2, 1999, p. 311. 144
J.F. Hollifield, ‘The politics of international migration.’ In: Migration Theory. Talking accros disciplines. Londen, Routledge, 2000, p. 148. 145
G. Noiriel. Op. Cit. p. 76.
146
F. Lentacker. Op. Cit. p. 230. 61
Naar het einde van de eeuw toe kenden de wetten een nationalistische interpretatie en kenden ze ook een uitwerking in België. ‘A partir du début du XX siècle, l’avantage de la France du point de vue de la condition ouvrière a progressivement disparu147.‟ Het decreet van tien augustus 1899- het decreet Millerand- bepaalde daarnaast quota voor vreemde arbeiders op de werven van de staat148. Belgen hadden dus ofwel de mogelijkheid om te migreren naar het land waarvan ze de nationaliteit hadden om daar te genieten van de verleende rechten en privilegies. Ofwel had men de mogelijkheid om zich tot Fransman te laten naturaliseren. Tot aan de wijziging van naturalisatiemodaliteiten met de wet van 1889, waren naturalisaties echter uitzonderlijk : „ les acquisitions de la nationalité française par les Belges demeurant en France ne furent pas tellement fréquentes 149.‟ Artikel acht van de Code Civil bepaalde dat een vreemdeling pas na een verblijf van tien jaar kon genaturaliseerd worden. Een decreet uit 1848 verminderde die verblijfsduur tot vijf jaar; maar de wet van 3/12/1849 stipuleerde pas gevolg te geven aan een aanvraag na tien jaar woonst in Frankrijk. Daarnaast was de naturalisatieprocedure duur en ging ze gepaard met een administratieve rompslomp. Daardoor drong naturalisatie niet door tot de grote massa. Dit veranderde met een herformulering van het naturalisatiebeleid150. Noiriel stipt aan dat „le terme de deuxième génération désigne le processus sociologique par lequel des individus sont soumis à des formes contradictoires de socialisation, à cet âge décisif des acquisitions fondamentales qu’est l’enfance 151.‟ Enerzijds groeien de tweedegeneratie Belgen op in het milieu van de familie en andere geïmigreerde Belgen- l‟entre soi communautaire. Ze leren de moedertaal en worden volwassen met de geuren, smaken en huisinrichting van hun ouders. Talloze keren aanhoorden ze hun ouders “le roman des origines” verhalen: „la vie d‟avant, le départ, le voyage152.‟ Anderzijds worden ze onderworpen aan de 147
F. Lentacker. Op. Cit. p. 230.
148
R. D’haim. L’entrée et le séjour des étrangers en France. Parijs, Presses Universitaires de France, 1999, p.
12. 149
F. Lentacker. Op. Cit. p. 236.
150
F. Lentacker. Op. Cit. p. 236.
151
G. Noiriel. Op. Cit. p. 213.
152
G. Noiriel. Op. Cit. p. 215. 62
dominante waarden van het gastland Frankrijk.
Vaak herhalen de ouders het
belang van integratie in de Franse samenleving: „ils prêchent à leur fils ou à leur fille la soumission au pays d’acceuil parce que, disent-ils, « on n’est pas chez nous »153.‟ Daarenboven gebruiken ze hun kinderen als vertegenwoordiger wanneer ze in contact komen met officiële instellingen, aangezien ze de taal beter beheersen. Toch merken de kinderen vaak hun „inferieure‟ situatie op. Ze behoren niet tot de nationale ingroup. Op school kunnen ze geconfronteerd worden met de hardheid van kinderen. In economisch minder gunstige omstandigheden brengen xenofobe uitingen verwarring (retournez chez vous). „Alors que la première génération peut toujours se dire qu’effectivement le retour chez soi est possible, pour la deuxième génération la contradiction est des les termes, puisque le chez soi est en France154.‟ Vraag is dus hoe kinderen volwassen gedrag interioriseren en hoe ze bepaalde normen en waarden assimileren. Daar waar de ene zich Fransman voelt en zich laat naturaliseren, is het mogelijk dat de andere België als vaderland beschouwt en daarom naar daar migreert. In de literatuur wordt meestal verwezen naar de gemengde huwelijken en naturalisering als teken van „la volonté d‟enracinement dans le pays d‟acceuil‟ 155. Toch kan bewijs van integratie in de Franse samenleving ook in andere richtingen gezocht worden: „alphabétisation et transfert linguistique, cohabitation, contact sur le lieu du travail, dans l’atelier, dans l’usine, où, cepedant, en cas de crise économique, les tensions pouvaient étre très vives, promotion sociale, résidence prolongée, demande de naturalisation, participation à l’action syndicale et à la vie politique156.‟ Le rôle joué par les Belges dans le développement du socialisme, signe éminent d’intégration politique, est connu pour notre région157.
Chantal Petillon erkende dat voor Roubaix bepaalde straten een overwegend Vlaamse huisvesting kenden, bijvoorbeeld le quartier de l‟Epeule en la rue des Longues Haies. Homogeen Belgisch waren ze echter niet. Daarenboven haalt ze aan dat de Belgische concentratie niet te wijten was aan ethnische redenen, maar 153
G. Noiriel. Op. Cit. p. 216.
154
G. Noiriel. Op. Cit. p. 217.
155
G. Noiriel. Op. Cit. p. 192.
156
C. Petillon. Op. Cit. p. 314.
157
C. Petillon. Op. Cit. p 315. 63
eerder aan socio-economische: „les personnes de même métier ou de même condition sociale vivaient dans les mêmes rues, quelle que fût leur nationalité158.‟ Met de wet van 26/06/1889 - „considérée comme le premier véritable Code de la nationalité159‟- verkregen tweedegeneratie Belgen bij meerderjarigheid de Franse nationaliteit, tenzij ze er uitdrukkelijk vanaf zagen160. Lentacker haalt aan dat het aantal naturaliseringen op basis van deze wet opmerkelijk steeg. In 1889 zouden 1300 Belgen genaturaliseerd zijn, 2500 in 1890; in de periode 1891-1895 zo‟n 2000 per jaar; 1896-1905 een gemiddelde van 1000 per jaar en een 2200-tal op jaarlijkse basis tussen 1906-1913. De statistische daling van de Belgische aanwezigheid in Frankrijk kan hiermee dus deels verklaard worden161.
Een belangrijke stimulans voor de herziening van het naturalisatiebeleid waren de discussies rond de dienstplicht geweest. Vreemdelingen in Frankrijk hadden het voordeel dat ze niet onder de Franse wapens moesten. Daarnaast was het lotelingensysteem, dat in beide landen bestond, gunstiger in België. Luc De Vos schets de militiewetgeving en haar toepassing voor België: de vrijstelling,
loting,
vervanging,
het
verwisselen
van
de
nummers
en
de
tussenpersonen, de duur van de diensplicht en de voorwaarden waaraan vervuld moeten worden162. Het onafhankelijke België behield de militiewetgeving die gold tijdens het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. In deze wetgeving gaf men de voorkeur aan vrijwilligers om de krijgsmacht te vormen. Doordat slechts een beperkt aantal Belgen geneigd was om vrijwillig in dienst te treden, kwamen de meesten via het lotingsysteem onder de wapens163. De militiewet van 1817 bepaalde dat alle jonge mannen in het jaar waarin ze 19 werden, moesten opgeroepen worden om 158
C. Petillon. Op. Cit. p 314.
159
G. Noiriel. Op. Cit. p. 81
160
Andere bepalingen waren dat in het algemeen na drie jaar verblijf in Frankrijk een aanvraag kon indienen. Speciale gevallen kregen een uitzondering en konden na een jaar ene aanvraag indienen: bijvoorbeeld een vreemdeling die met een Franse huwde; vrouwen die met een Fransman huwden moesten enkel ene verklaring afleggen. Wanneer twee vreemdelingen in Frankrijk huwden, konden de vrouw en meerderjarige kinderen zich laten naturaliseren enkel op basis van ene verklaring, wanneer de vader/echtgenoot genaturaliseerd was. 161
F. Lentacker. Op. Cit. p. 236.
162
L. Devos. Het effectief van de Belgische krijgsmacht en de militiewetgeving. 1830-1914. Brussel, Bijdragen van het Centrum voor Militaire Geschiedenis, 1985, 480p . 163
L. Devos. Op. Cit. p. 39. 64
deel te nemen aan de loting164. Vanaf 1848 gold het jaar waarin men 20 werd. In maart trokken de kandidaat-soldaten naar de hoofdplaats van het militiekanton waar ze werden gemeten en in alfabetische volgorde een nummer uit een urne moesten trekken. Diegenen met lage cijfers (zoveel als elke gemeenten soldaten moest leveren) zouden snel in het leger ingelijfd worden voor een termijn van twee tot drie jaar, de hogere cijfers waren vrijgesteld. Wie het zich kon veroorloven kocht een plaatsvervanger165. In 1909 werd de dienstplicht voor één zoon per gezin ingevoerd waardoor de loting werd afgeschaft, de algemene dienstplicht vond ingang in 1913.
Na de nederlaag van Frankrijk tegen Pruisen, streefde men naar een groot en krachtig Frans leger. Bovendien kreeg men te maken met de Franse demografische stagnatie. Door de tweede generatie automatisch de Franse nationaliteit te schenken, wou men de soldatenreserves aanvullen. Men wou ook het risico van een Fremdfrage ontwijken. „Il faut donc réformer le droit pour mettre fin à l’existence des noyaux allogènes sur le sol de France166.‟ Daarnaast waren vreemdelingen een concurrentie op de arbeidsmarkt aangezien werkgevers arbeiders prefereerden die geen militaire dienst moesten doen167. De publieke opinie was de beleidsmakers dus niet goed gezind. ‘En Belgique, le conscrit entre au service à 19 ans, reste deux ans sous les drapeaux puis retourne à sa famille pour faire quelques périodes par la suite ; il ne perd jamais de vue ni son clocher, ni sa profession. Le soldat français part au service, lui, à plus de 20 ans et pour cinq ans au moins. Les soldats ne peuvent se marier qu’après 27 ans168.’
164
L. Devos. Op. Cit. p. 40.
165
L. Devos. Op. Cit. pp. 48-72.
166
G. Noiriel. Op. Cit. p. 81.
167
G. Noiriel. Op. Cit. p. 83.
168
F. Lentacker. Op. Cit. p. 230. 65
Verplicht versus vrijwillig
Niet elke migratiebeweging ontstaat op vrijwillige basis. Uitzetting uit Frankrijk kan eveneens een oorzaak zijn tot terugkeer naar België.
De eerste Franse wetgeving rond de uitzetting van vreemdelingen dateert van 1849. De wet van 3 december 1849 bleef gedurende een eeuw in gebruik en maakte het de Ministre de l'Intérieur mogelijk om een vreemdeling die de openbare orde verstoorde naar de grens te sturen
169
. „En théorie du moins, l'expulsion est donc
une sanction, qui de fait suit la plupart du temps une condamnation ou une arrestation’170. Uitgezette terugkeerders riskeerden in tegenstelling tot in België allen een gevangenisstraf.
Hoewel de bronnen hierover amper berichten, kan ik toch enkele voorbeelden aanhalen. Vandercruysen Eugène „déclare avoir été expulsé de la France après y avoir subi un jugement de 5 mois de prison du chef d’abus de confiance 171.‟ Toch bleef hij verschillende malen terugkeren naar Frankrijk. In verschillende documenten is dan ook terug te vinden dat „ il ait été, à diverses reprises, expulsé de ce pays.‟ Over Vanbuggenhout Pierre-Joseph meldt de Préfecteur de Police: ‟ Cet individu a logé, à diverses reprises, dans la maison garnie située (…) à Paris. Il était sans travail. Il a subi huit condamnations prononçues par le tribunal correctionel ou la Seine dont cinq pour vagabondage, deux pour rupture de ban et une pour abus de confiance.‟ La Maison de sûreté à Bruxelles geeft bijgevolg in haar fiche weer dat hij „ Expulsé de la Françe, n’ayant aucun moyen d’existence, étant sans travail, d’après sa déclaration172.‟
169
G. Noiriel. Op. Cit. p. 72.
170
http://barthes.ens.fr/clio/revues/AHI/articles/preprints/ryg.html#notes#notes
171
ARA. Ministerie van Justitie. Bestuur Openbare Veiligheid. Dienst Vreemdelingenpolitie. Individuele dossiers. Nr. 7.222. 172
ARA. Ministerie van Justitie. Bestuur Openbare Veiligheid. Dienst Vreemdelingenpolitie. Individuele dossiers. Nr. 8.022. 66
In
de
dossiers
van
zeven
andere
Belgische
mannen
zijn
gelijkaardige
uitzettingsberichten terug te vinden173.
Het voorbeeld van Bouvart Charles Louis illustreert dat het vermijden van een veroordeling ook een stimulans tot verhuis kan zijn. Een krantenartikel dat in zijn dossier bijgevoegd werd, verhaalt het volgende: ‘ Il y a environ deux ans avoit commis à Valenciennes, au préjudice de differents negociants dont il était employé un grand nombre de vols et d’escroqueries, se chiffcant par plusieurs milliers de francs. Ses exploits accomplis, il s’était tranquillement réfugié en Belgique et vivait à Bernissart avec sa femme et ses enfants. Il était entouré de la considération de sa commune. Malheureusement, l’idée lui vint la semaine dernière d’assister au pélérinage organisé sur la frontière française, hameau de Bonsecours, à l’occasion de la pose de la première pierre d’une chapelle. Comme il foulait tranquillement le sol français, et pendant qu’il marmottait pieusement des patenôtes, il fut appréhendre par la police de Condé et incarcéré à Valenciennes. Il s’est entendu condamné, vu son état de récidive, à cinq ans de prison pour les vols et à six ans pour les escroqueries174.’
173
ARA. Ministerie van Justitie. Bestuur Openbare Veiligheid. Dienst Vreemdelingenpolitie. Individuele
dossiers. Nrs. 8.705 ; 11.357 ;12.455 ; 12.519 ; 12.992 ; 13.946 ; 14.211. 174
ARA. Ministerie van Justitie. Bestuur Openbare Veiligheid. Dienst Vreemdelingenpolitie. Individuele dossiers. Nr. 11.657. 67
4.2 De terugkeer van de genaturaliseerde Fransen
4.2.1 Profiel 41 Fransen werden uit de bronnen gepuurd waarvan 39 mannen en 2 vrouwen 175. Opmerkelijk is dat er veel minder gebrek aan gegevensmateriaal is. Er zijn amper drie mannen wiens leeftijd bij aankomst niet gekend is. 18 % mannen bezit een leeftijd onder de 18 jaar. Net zoals bij de Belgische mannen is de migratieleeftijd te situeren tussen de 18-29 jaar. 62 % is in deze groep onder te verdelen176.
Vergelijkbaar met de tweedegeneratie Belgen is de geboorteplaats. Het departement Nord geldt als dominante herkomstregio: 28 mannen (72 %) en alle vrouwen zijn daar geboren. Lille is de meest voorkomende geboorteplaats van 13 mannen. Een gelijkaardige verklaring dringt zich op: het departement Nord was de belangrijkste immigratieplek van de Belgische ouders177. De aankomststreken zijn gelijkaardig aan diegene van de Belgen. Zowel de provincie Henegouwen als Oost-Vlaanderen zijn geliefd (18 %). Opmerkelijk is dat ook bij de genaturaliseerde mannen 32 % naar Brussel migreert. Voor 15 % zijn geen gegevens beschikbaar178. 10 % van de mannen besloot zich te verplaatsen naar de geboorteplaats van hun vader. Een man verkoos hetzelfde arrondissement als de moeder. Twee genaturaliseerde mannen hebben een overeenkomst met beide ouders179.
Inzake de beroepen heb ik volgende gegevens kunnen weerhouden: -
Er zijn drie journaliers of dagloners en één ouvrier of arbeider, zonder verdere specifiëring
-
Industrie: één ajusteur, één ouvrier drapeur
175
Aangezien op basis van twee personen geen algemene wetmatigheden kunnen afgeleid worden, laat ik een algemene bespreking van de genaturaliseerde vrouwen achterwege. 176
Bijlagen 8 en 9.
177
Bijlagen 16 en 17.
178
Bijlagen 20 en 21.
179
Bijlage 31. 68
-
Ambachten:
1. Voeding: één bakker 2. Textiel: twee spinners, vier wevers 3. Bouw: drie metsers, één plafonneur 4. Metaal: één metaalgieter 5. Overig: één leisteenhakker, één schoorsteenveger - Mijnsector: één mijnwerker - Bedienden en dienstpersoneel: één garçon de café; één typist, één werknemer in een handelszaak, drie tuinmannen - Overigen: één zakenman, één schilder
De dominante vorm van terugkeer is bij de genaturaliseerde mannen individueel. 24 mannen of 62 % verplaatsen zich zonder gezelschap. 16 % keert terug samen met de ouders. Slechts drie mannen zijn gehuwd. Vanhoorde Charles-Louis verlaat Frankrijk samen met zijn Duitse vrouw180. Van Overschelde Jean-Baptist en Dupont Emile migreren beiden in gezelschap van hun vrouw en vier kinderen181. Voor 15 % van de mannen is hierover geen informatie182.
Ongeveer 82 % van de mannen beweegt zich meerdere malen tussen Frankrijk en België183. Dit valt te verklaren doordat deze mannen de Franse nationaliteit hebben en dus uit België kunnen gezet worden. Als vreemdelingen vallen ze onder het Belgische vreemdelingenbeleid. Nicholas Coupain wijdde een artikel aan de uitzetting uit België van vreemdelingen. Artikel 128 van de grondwet stipuleert dat „tout étranger qui se trouve sur le territoire de la Belgique, fouit de la protection accordée aux personnes et aux biens, saufs les exceptions établies par la loi184.‟
180
ARA. Ministerie van Justitie. Bestuur Openbare Veiligheid. Dienst Vreemdelingenpolitie. Individuele dossiers. Nr. 8060. 181
ARA. Ministerie van Justitie. Bestuur Openbare Veiligheid. Dienst Vreemdelingenpolitie. Individuele dossiers. Nrs. 12.317 ; 12.191. 182
Bijlagen 24 en 25.
183
Bijlagen 28 en 29.
184
N. Coupain. Op. Cit. p. 12. 69
Voor 1835 baseerde de regering zich voor de uitzettingen op beschikkingen uit de Franse tijd en de aanvang van de Belgische onafhankelijkheid. Het ging om het decreet van 23 messidor an III, de wet van 28 vendémaire an VI en het Besluit van het Voorlopig Bewind van zes oktober 1830185.
De vreemdelingenwet van 22 september regelde vanaf 1835 de voorwaarden tot uitzetting. Deze wet werd om de drie jaar verlengd om pas in 1897 een definitief karakter te krijgen. Ze stelde dat „qui pour sa conduite, compromet la tranquillité publique, ou qui aurait été poursuivi ou condamné à l’étranger pour des crimes et délits donnant lieu à l’extradition.‟ Dit kwam er in de praktijk op neer dat er drie motieven golden om een vreemdeling uit het land te verwijderen. Ten eerste, wanneer hij of zij een veroordeling had opgelopen. Ten tweede politieke motieven en tenslotte het ontbreken aan middelen van bestaan. Aangezien de wet van 1835 vrij ruim opgesteld was, dienden de wetten van 1848, 1866 en 1891 omtrent de repressie van lanloperij en bedelarij als aanvulling186.
Er werd wel een verschillende aanpak gehanteerd al naargelang het soort vreemdeling. Vreemdelingen zonder verblijfstatus, vreemdelingen met verblijfstatus en domiciliés werden onderscheiden. De eersten werden enkel getolereerd en konden willekeurig uitgewezen worden (renvoyer). Voor de tweede soort gold dat diegenen die de openbare rust verstoorden of veroordeeld waren in het buitenland, via een Koninklijk Besluit verplicht werden het land te verlaten. De domiciliés waren, uitgezonderd de politieke rechten, wettelijk aan de Belgen gelijkgesteld en konden niet uit het land gezet worden187.
Coupain baseerde zich op documenten van de Minister van Justitie en statistieken van de Sûreté om een schatting te maken van het aantal uitgezette vreemdelingen voor de periode 1835-1913. Hij telde ongeveer 340.000 „mesures d‟éloignement‟. De
overgrote
meerderheid
daarvan
werd
uitgezet
wegens
gebrek
aan
bestaansmiddelen (77 %), hetgeen ook blijkt uit het bronnenmateriaal van de Breeks. Dit hoge aantal valt te verklaren doordat er velen terugkeerden en meerdere 185
N. Coupain. Op. Cit. p. 13.
186
N. Coupain. Op. Cit. p. 14.
187
F. Caestecker. Op. Cit. 2000, pp. 9-11. 70
malen werden uitgezet. Een 11,3 % werd uitgezet wegens misdaden en delicten ; slechts 0.35 % op basis van hun politiek ideeëngoed. Mogelijk is deze laatste categorie onderschat en maskeerde de staat uitzettingen door ze te betichten van misdaden188.
In de meeste gevallen werd een vreemdeling opgepakt door de gendarmerie en begeleid naar de grens bij uitzetting. Wie poogde om terug te keren naar België, riskeerde een gevangenisstraf van vijfien dagen tot zes maanden voor rupture de ban d‟expulsion. Enkel vreemdelingen met een verblijfsstatus werden onderworpen aan een gevangenisstraf. Voor de overigen gold een onmiddellijke administratieve uitzetting. Vanaf 1850 kreeg men de mogelijkheid om te beslissen langs welke grensovergang men het land wou uitgezet worden. Op die manier wilde de liberale regering
vermijden
dat
het
uitzettingsbeleid
zou
transformeren
tot
een
uitleveringsbeleid. Individuele vrijheid bleef voor de Belgische staat zelfs bij ongewenste
gasten van belang189. Vanaf 1880 werd de vrije keuze echter
afgeschaft voor vagebonden, vanaf 1886 voor iedereen190.
Men kan zich afvragen waarom genaturaliseerde Fransmannen die tot de Franse burgergroep behoren, toch de beslissing maken om naar het geboorteland van hun ouder(s) te migreren. Net zoals bij de Belgen valt op dat er verschillende mannen, zeven om precies te zijn, weergeven dat ze in België werk komen zoeken191. Daarnaast zijn verschillende mannen op de vlucht. Een Brussels bulletin bericht bijvoorbeeld dat Vanhoorde Charles-Louis „ a servi sous le commune de Paris en qualité de simple garde au 129ième bataillon, mais n’est pas refugié politique192‟. Wanneer de Sûreté verdere informatie opvraagt bij de Parijse autoriteiten, krijgt ze als antwoord in een brief van 20/11/1876 dat hij „ condamné 18/05/1874 par le 3e conseil de guerre à la déportation dans une enceinte fortifiée pour participation à l’insurrection parisienne.‟ Hij zou kapitein van het 129ste bataillon geweest zijn. 188
N. Coupain. Op. Cit. p. 21.
189
F. Caestecker. Op. Cit.
190
N. Coupain. Op. Cit. p. 15.
191
ARA. Ministerie van Justitie. Bestuur Openbare Veiligheid. Dienst Vreemdelingenpolitie. Individuele dossiers. Nrs. 7.569; 7.671; 8.070; 11.777; 11.933; 12.494; 12.932; 13.995; 14.509. 192
ARA. Ministerie van Justitie. Bestuur Openbare Veiligheid. Dienst Vreemdelingenpolitie. Individuele dossiers. Nr. 8.060. Bulletin Brussel 30/10/1876. 71
Verder is van twee Fransmannen geweten dat ze deserteurs waren. Verstraeten Gustave Edouard was deserteur du 145e régiment de ligne en garnisson à Maubeuge193. Hij had reeds verschillende veroordelingen in Frankrijk opgelopen en werd administratief uitgezet in België. Van Ceulen Fréderic was déserteur du 67e régiment de ligne194. Over hem is geen informatie van uitzetting terug te vinden.
193
ARA. Ministerie van Justitie. Bestuur Openbare Veiligheid. Dienst Vreemdelingenpolitie. Individuele dossiers. Nr. 12.658. 194
ARA. Ministerie van Justitie. Bestuur Openbare Veiligheid. Dienst Vreemdelingenpolitie. Individuele dossiers. Nr. 8.632. 72
Algemene Conclusie Deze thesis wil een bijdrage leveren aan het onderzoeksthema internationale migratie. De negentiende eeuw kende een Belgische emigratiestroom richting Frankrijk. Het is de terugkeer van hun kinderen naar België die deze scriptie belicht. De informatie die uit de individuele dossiers van de Vreemdelingenpolitie werd gepuurd, legde na cijfermatige verwerking het profiel van de migranten bloot en gold als basis voor het formuleren van de migratiedynamieken. 313 individuen werden weerhouden waarvan 272 tweedegeneratie Belgen en 41 Belgen die de Franse nationaliteit hadden verworven.
De tweedegeneratie Belg die migreert, is meestal een man. Hij keert ofwel terug als kind met zijn ouder(s) of beslist individueel te migreren tussen de 18 en 29 jaar. De mannen die migreren met een gezin zijn miniem. De vrouwen zijn minder aanwezig in het bronnenmateriaal, maar dezelfde conlusies kunnen gemaakt worden. Zowel bij de mannen als bij de vrouwen springen twee Franse geboortedepartementen in het oog: het departement Nord en Parijs. Deze vaststelling is geen verassing aangezien de meeste Belgen en dus ook de ouders van de terugkeerders voornamelijk naar deze departementen emigreerden. Netwerken speelden bij de verhuis naar België een niet te onderschatten rol. Vele terugkeerders vestigden zich in de gemeente of in het arrondissement waar hun ouder(s) geboren waren. Dit kan natuurlijk te maken hebben met de dominante vorm van terugkeer met ouders. De Belgische trekpleister was Brussel. Dit was een verrassing aangezien de literatuur Brussel niet aanhaalt als herkomstplaats van Belgen die naar Frankrijk migreerden. Verder waren de provincie Henegouwen aan de Franse grens en de textielstad Gent erg in trek. Van de meeste personen wordt verondersteld dat ze zich permanent in België vestigden. Uiteraard kan men dit nooit zeker weten aangezien de mogelijkheid bestaat dat de terugkeerder België verliet zonder de gemeente te verwittigen of zonder dat de Openbare Veiligheid op de hoogte was. Een beperktere groep keerde terug naar Frankrijk of pendelde tussen beide landen.
Om de migratiebewegingen te verklaren, zijn verschillende aanpakken mogelijk. Vanuit economisch oogpunt is de zoektocht naar werk een belangrijke motivatie. De economische conjunctuur in beide landen vormt het kaderwerk waartegen de
73
mobiliteit geplaatst moet worden. Bij een economisch ongunstig klimaat in Frankrijk kunnen xenofobe uitingen als push-factor fungeren.
Naast het belang van netwerken, is het beleid eveneens een doorslaggevende factor. Aan het einde van de negentiende eeuw doordrong de staat de samenleving in veel grotere mate en nationaliseerde de maatschappij. Ook de infrastructurele macht van de staat groeide, administratieve opvolging van migranten werd doeltreffender.
Rechten en plichten van de burgergroep werden zowel in Frankrijk als in België afgebakend. Het stemrecht was enkel toegankelijk voor diegenen die de nationaliteit van het land hadden. Sociale en economische maatregelen waren gunstig voor hen. De voordelen om lid uit te maken van de ingroup, kunnen ofwel naturalisatie stimuleren ofwel de terugkeer naar België bevorderen.
Tenslotte kon men als Belg en vreemdeling in Frankrijk uitgezet zijn wegens veroordelingen, waardoor men verplicht werd een andere thuis te zoeken.
Van de 41 Fransen waren er 39 mannen en 2 vrouwen. Opmerkelijk is dat er bij deze groep veel minder gebrek aan gegevensmateriaal is. In tegenstelling tot bij de Belgische mannen is de vorm van terugkeer voornamelijk individueel en ligt de migratieleeftijd tussen de 18-29 jaar. Vergelijkbaar met de tweedegeneratie Belgen is de geboorteplaats. Het departement Nord geldt als dominante herkomstregio. Een gelijkaardige verklaring dringt zich op: het departement Nord was de belangrijkste immigratieplek van de Belgische ouders. Ook de Belgische aankomststreken zijn gelijkaardig aan diegene van de Belgen, hoewel de invloed van de geboorteplaats van de ouder(s) veel minder treffend is. Hét grote verschil tussen beide groepen is de soort van migratie. 82% percent van de tot Fransman genaturaliseerde Belgen beweegt zich meerdere malen tussen Frankrijk en België. Doordat ze de Belgische nationaliteit niet bezitten, zijn ze geen onderdeel van de Belgische burgergroep. Zo vallen ze onder het Belgische uitzettingsbeleid wanneer ze zich als een gevaar voor de openbare orde manifesteren. Net zoals bij de Belgen valt op dat er verschillende mannen weergeven dat ze in België werk komen zoeken. Daarnaast zijn verschillende mannen op de vlucht voor een veroordeling of zijn ze deserteurs. 74
Deze thesis heeft als doel een eerste aanzet te geven tot verder onderzoek. Ander bronnenmateriaal zou de voornamelijk politionele aard van de documenten kunnen aanvullen. Ik denk hierbij aan Belgische bevolkingsregisters en bescheiden uit de Franse archieven. De hypotheses geformuleerd over de migratiedynamieken zouden op die manier verder uitgewerkt kunnen worden en het profiel van de terugkeerders zou vastere vorm kunnen krijgen. Meer informatie is bijvoorbeeld nodig over het beroep. Toekomstig onderzoek zal zich hopelijk focussen op internationale migratie, een thema dat analyse zeker waard is.
75
76
Bronnen en Bibliografie Bronnen Algemeen Rijksarchief (ARA) Ministerie van Justitie. Bestuur Openbare Veiligheid. Dienst Vreemdelingenpolitie. Individuele dossiers geopend tussen 1835-1912.
Bibliografie ART (J.) & VANHAUTE (E.). Inleiding tot de lokale geschiedenis van de 19de en 20ste eeuw. Gent, Mens en Cultuur Uitgevers Gent, 2003, 416p. BIGORGNE (D.). „Main-d'oeuvre etrangere et mouvement ouvrier au XIXe siecle: l'exemple des Belges dans les Ardennes frontalieres.‟ Le Mouvement social, 1997, No. 178, pp. 11-26. BLOK (D.P.) (red.). Algemene geschiedenis der Nederlanden. Haarlem, Fibula/Van Dishoeck, 1980, 15 delen. BLOM (J.), LAMBERTS (E.) (red.). Geschiedenis van de Nederlanden. Baarn, HB Uitgevers, 2001, 432p. BONNEUIL (N.). „Familial components of first migrations after marriage in nineteenth-century France.‟ Social history, Vol. 33, No. 1, 2008, pp.36-59. BOONE (B.) & DEPOORTERE (R.). Ministère de la Justice, service de la Police des Etrangers. Inventaire des microfilms du fichier des dossiers individuels. Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1996, 12p. BOULANGER (P.) & CREPIN (A.). Le Soldat-citoyen. Une histoire de la conscription. Documentation photographique, dossier n° 8019, 2001, La Documentation française, 64 p. BRUBAKER (R.). Citizenship and nationhood in France and Germany. Cambridge, Harvard university press, 1992, 270p. CAESTECKER (F.). „Historici ontdekken migranten (2).‟ In : E. DESLE, R. LESTHAEGE & E. WITTE. Denken over migranten in Europa, Brussel, VUBpress, 1993, pp. 61-81. CAESTECKER (F.). „In het kielzog van de Natie-staat. De Politiek van nationaliteitsverwerving,- toekenning en –verlies in België, 1830-1909. Belgisch tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, XXVII, 1997, 3-4, pp. 323-349. CAESTECKER (F.). Migratiecontrole in Europa gedurende de 19de eeuw. In : ART (J.) en FRANCOIS (L.). Docendo Discimus. Liber amicorum Romain Van Enoo. Gent, Academia Press, 1999, pp. 241-255.
77
CAESTECKER (F.). Alien policy in Belgium, 1840-1940 : the creation of guest workers, refugees and illegal aliens. New York, Berghahn books, 2000, 330p. CAESTECKER (F.). „De geschiedenis van grensoverschrijdende migraties in en uit Vlaanderen, weinig grensverleggend onderzoek‟ in : VRANCKEN (J.) e.a. Komende generaties. Wat weten we (niet) over allochtonen in Vlaanderen ? Leuven, Acco, 2001, pp. 71-98. CAESTECKER (F.). Belgisch immigratiebeheer : veranderende doelstellingen, resultaten en statistische presentatie (1861-2005). Paper Chaire Quetelet 2005 ‘Bevolkingsgeschiedenis van België.’ (27.10.2005), pp. 1-19. CARPENTIER (J.) en LEBRUN (F.). Histoire de France. Paris, Editions du Seuil, 1987, 488p. COUPAIN (N.). „L‟expulsion des étrangers en Belgique (1830-1914).‟ BTNG, 2003, 1-2, pp. 5-48. COUTON (P.). „Ethnic Institutions Reconsidered: The case of Flemish workers in 19th century France.‟ Journal of Historical Sociology, 2003, Vol. 16, No. 1, pp. 80110. DALLE (J.). Over de terugkeer/uitwijzing van Belgische migranten uit Frankrijk naar België tijdens de economische crisis van 1848 : De affaire Risquons-Tout anders bekeken. Gent ( onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Gent), 2006, 1 dl., 139p. (promotor : Prof. Dr. E. Vanhaute) D‟ANTOING (A. ). „Une manifestation de défense ouvrière contre le travail étranger dans les mines du Pas-de-Calais en 1892.‟ BTNG, 1976, No. 3-4, pp. 427-445. DENECKERE (G.). Sire, het volk mort. Sociaal protest in België (1831-1918). Antwerpen-Baarn, Halewijck, 1997, 415p. DERAINNE (P.J.). Vijandigheid tegenover de Belgische arbeiders in Frankrijk in de 19de eeuw. In : MORELLI (A.). Belgische emigranten : oorlogsvluchtelingen, economische emigranten en politieke vluchtelingen uit onze streken van de 16 de eeuw tot vandaag. Berchem, EPO, 1999, pp. 95-107. DERAINNE (P.J.). Le travail, les migrations et les conflicts en France : représentations et attitudes sociales sous la Monarchie de Juillet et la Seconde République. Actes de l‟histoire de l‟immigration, 2001, 22p. DESLÉ (E.), LESTHAEGHE (R.), WITTE (E.), red. Denken over migranten in Europa. Brussel, VUBpress, 1993, 230 p. DESLÉ (E.). „Historici ontdekken migranten.‟ In : E. DESLE, R. LESTHAEGE & E. WITTE. Denken over migranten in Europa, Brussel, VUBpress, 1993, pp. 33-60. DE VOS (L.). Het effectief van de Belgische krijgsmacht en de militiewetgeving. 1830-1914. Brussel, Bijdragen van het Centrum voor Militaire Geschiedenis, 1985, 480p.
78
DUSTMANN (C.). „Children and return migration.‟, Journal of Population Economics, No. 16, pp. 815-830. DILLEN (K.). „From one textile centre to another. Migrations from the district of Ghent to the city of Armentières (France) during the second half of the 19 th century.‟ BTNG, Vol. 16, No. 3-4, 2001, pp. 431-452. GAUS (H.). Politieke en sociale evolutie van België. Leuven-Apeldoorn, Garant, 2001, 233p. GREEN (N.). „The politics of exit: reversing the immigration paradigm‟, The Journal of Modern History, No. 77, 2005, pp. 263-289. GREEN (N.). „Le melting-pot: made in America, produced in France.‟ Journal of American history, Vol. 86, No. 3, 1999, pp. 1188-1208. GREEN (N.). „L'immigration en France et aux Etats-Unis. Historiographie comparee.’ Vingtième Siècle, No. 29, 1991, pp. 67-82. GREEN (N.). „L'histoire comparative et le champ des études migratoires.‟ Annales: Economies, Sociétés, Civilisations, Vol. 45, No. 6, 1990, pp. 1335-1350. HARGREAVES (A.). Immigration, race and ethnicity in contemporary France. London, Routledge, 1995, 267p. HOCHSTADT (S.). Mobility and modernity. Migration in Germany 1820-1989. Ann Arbor, University of Michigan Press, 1999, 331p. HOLLIFIELD (J.F.). „The politics of international migration.‟ In: Migration Theory. Talking accros disciplines. Londen, Routledge, 2000, pp. 137-187. HULLEBROECK (P.). „Het algemene migrantenbeleid en de wetgeving over vreemdelingen.‟ In: MORELLI (A.). ed. Geschiedenis van het eigen volk. De vreemdeling in België van de prehistorie tot nu. Leuven, Kritak, 1993, pp. 127-146. LENTACKER (F.). La frontière franco-belge : Etude géographique des effets d‘une frontière internationale sur la vie de relations. Lille, Morel et Corduant, 1974, 460p. LENTACKER (F.). Les ouvriers Belges dans le département du Nord au milieu du XIXe siècle. Revue du Nord, No. 149, 1956, pp. 5-14. LENTACKER (F.). „Les frontaliers belges travaillant en France: Caractères et fluctuations d'un courant de main-d'oeuvre.‟ Revue du Nord, No. 32, 1950, pp. 130144. MASSEY (D.S). „International Migration at the dawn of the 21ste century: The role of the state.‟ Population and Development Review, Vol. 25, No. 2, 1999, pp. 303-322. MASSEY (D.S). „Theories of International Migration: A Review and Appraisal.‟ Population and Development Review, Vol. 19, No. 3, 1993, pp. 431-466.
79
MORELLI (A.). red. Geschiedenis van het eigen volk. De vreemdeling in België van de prehistorie tot nu. Leuven, Kritak, 1993, 340p. MORELLI (A.). Belgische emigranten : oorlogsvluchtelingen, economische emigranten en politieke vluchtelingen uit onze streken van de 16 de eeuw tot vandaag. Berchem, EPO, 1999, 382p. NOIRIEL (G.). Immigration, antisémitisme et racisme en France (XIXe-XXe siècle). Paris, Fayard, 2007, 715p. NOIRIEL (G.). „ Histoire de l‟immigration en France. Etat des lieux, perspectives d‟avenir.‟, H&M, No. 1255, 2005, pp. 38-48. NOIRIEL (G.). „ Amnesia and Memory.‟, French Historical Studies, No. 2, 1995, pp. 367-380. NOIRIEL (G.). La tyrannie du national : le droit d’asile en Europe 1973-1993. Paris, Calmann-Levy, 1991, 355p. NOIRIEL (G.). „Vers une histoire de l‟immigration.‟Vingtième Siècle, No. 23, 1989, pp. 138-140. NOIRIEL (G.). Le creuset français : histoire de l’immigration XIXe-XXe siècle. Paris, Seuil, 1988, 438 p OGDEN (P. E), WHITE (P. E.). „Migration in later 19th and 2Oth century France: The social and economic context.‟, In: OGDEN (P. E)& WHITE (P. E.). Migrants in Modern France. Population Mobility in the later 19th and 20th century., London, Unwin Hyman Ltd, pp. 1-12. OGDEN (P. E.). „International migration in the 19th and 20th century.‟ , In: OGDEN (P. E)& WHITE (P. E.). Migrants in Modern France. Population Mobility in the later 19th and 20th century., London, Unwin Hyman Ltd, pp. 34-59. PETILLON (C.). La population de Roubaix. Industrialisation, démographie et société 1750-1880. Villeneuve d‟Ascq, Presses Universitaires du Septentrion, 2006, 399p. PETILLON (C.). Roubaix : een Belgische kolonie. In : MORELLI (A.). Belgische emigranten : oorlogsvluchtelingen, economische emigranten en politieke vluchtelingen uit onze streken van de 16de eeuw tot vandaag. Berchem, EPO, 1999, pp. 58-75 PIETTE (V.). Belgische dienstmeiden in Parijs. In : MORELLI (A.). Belgische emigranten : oorlogsvluchtelingen, economische emigranten en politieke vluchtelingen uit onze streken van de 16de eeuw tot vandaag. Berchem, EPO, 1999, pp. 76-94. POULAIN (M.), FOULON (M.), DEGIOANNI (A.) & DARLU (P.).‟Flemish immigration in Wallonia and in France: patronyms as data.‟ History of the Family , jg. 5, Vol. 2, pp. 227-241. PRICE (R.). A concise history of France. Cambridge, University Press, 1993, 380p. 80
PRICE (R.). A social history Holmes&Meier, 1987, 403p.
of
nineteenth-century
France.
New
York,
PUT (E.). Het Ministerie van Justitie (1831-1988). Deel I. Organisatie: structuur van de centrale administratie en de adviesorganen. Brussel, 1990, Algemeen Rijksarchief, 54p. ROSENTAL (P.A). „La migration des femmes et des hommes en France au XIX siecle.‟ Annales de Démographie Historique, No. 1, 2004, pp. 107-135. RYSTAD (G.). „Immigration History and the future of International Migration.‟ IMR, Vol. 26, No. 4, 1992, pp. 1174-1175. SCHEPENS (L.). Van vlaskutser tot Franschman. Bijdrage tot de geschiedenis van de Westvlaamse plattelandsbevolking in de 19de eeuw. Brugge, Westvlaams economisch studiebureau, 1973, 292p. SCHREIBER (J.P.) & SLACHMUYLDER (J.L.). L‟immigration des Juifs en Belgique, 1840-1890. Analyse de données issues des dossiers de la Police des étrangers. Anthropologie et Préhistoire, 108, 1997, pp. 43-54. STENGERS (J.). ‘De immigratie van 1830 tot 1914: cijfermateriaal.’ In: MORELLI (A.), ed. Geschiedenis van het eigen volk. De vreemdeling in België van de prehistorie tot nu. Leuven, Kritak, 1993, pp. 103-114. STENGERS (J.). Emigration et immigration en Belgique au XIXe et au XXe siècles. Bruxelles, Académie royale des sciences d'outre-mer, 1978, 106p. STRIKWERDA (C.). France and the Belgian immigration in the nineteenth century in : GUERIN-GONZALEZ (C.) en STRIKWERDA (C.). The politics of immigrant workers. New York, Holmes and Meier, 1993, pp. 101-133. THEYS (J.). Een analyse van de West-Vlaamse grensarbeiders in Noord-Frankrijk. Gent ( doctoraatsverhandeling Universiteit Gent), 1967, 356p. TRIBALAT (M.). Cent ans d’immigration, étrangers d’hier, français d’aujourd’hui : apport démographique, dynamique familiale et économique de l’immigration étrangère. Paris, PUF, 1991, 301 p. VANDENBROEKE (C.). „Migraties tussen Vlaanderen en Noord-Frankrijk in de 19e en 20e Eeuw.‟ De Franse Nederlanden, 1993, pp. 157-167. VERVAECK (S.). Gids voor sociale geschiedenis. Bronnen voor de studie van immigratie en emigratie. Hedendaagse tijden. Deel I : Archiefbronnen bewaard in het Algemeen Rijksarchief. Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1996, 79p. WITTE (E.). (red.). Nieuwe geschiedenis van België. Tielt, Lannoo, 2005, Vol. 1, 679p.
81
WITTE (E.). „Migranten en immigranten als voorwerp van wetenschappelijk onderzoek‟. In : E. DESLE, R. LESTHAEGE & E. WITTE. Denken over migranten in Europa, Brussel, VUBpress, 1993, pp. 7-32. WITTE (E.) en CRAEYBECKX (J.). Politieke geschiedenis van België sinds 1830: spanningen in een burgerlijke democratie. Antwerpen, Standaard, 1985, 642p. WOESTENBORGHS (B.). De Vlaamse seizoenarbeiders in Frankrijk van 1870 tot 1970. In : MORELLI (A.). Belgische emigranten : oorlogsvluchtelingen, economische emigranten en politieke vluchtelingen uit onze streken van de 16 de eeuw tot vandaag. Berchem, EPO, 1999, pp. 194-202. WOESTENBORGHS (B.). Vlaamse arbeiders in de vreemde, of hoe in de 19e en 20e eeuw Vlaamse seizoenarbeiders elders hun brood moesten verdienen. Gent, Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, 1993, 143p.
Internetsites http://www.ambafrance.nl/spip.php?article1624 http://slis.ac-rennes.fr/pedagogie/hist_geo/ResPeda/paix/servicemilitaire.htm http://www.petitesbelgiques.be http://mineco.fgov.be/enterprises/crossroads_bank/xls/niscode.xls http://www.insee.fr/fr/nom_def_met/nomenclatures/cog/index.asp http://historyofwork.iisg.nl/index.php?PHPSESSID=3a1dccf851a0ddbd1a0d2fdead44097a http://www.breurhenket.com/Beroep.html http://www.kbs-frb.be
82
Bijlagen 1. NIS-code Belgische gemeenten
84
2. INSEE-code Franse gemeenten
88
3. Kaart Franse departmenten
90
4. Algemene tabel tweedegeneratie Belgen
91
5. Algemene tabel genaturaliseerde Fransen
99
6. Leeftijd Belgische mannen
101
7. Leeftijd Belgische vrouwen
102
8. Leeftijd Franse mannen
103
9. Leeftijd Franse vrouwen
103
10. Jaartallen aankomst Belgische mannen
104
11. Jaartallen aankomst Belgische vrouwen
105
12. Jaartallen aankomst Franse mannen
106
13. Jaartallen aankomst Franse vrouwen
106
14. Herkomst Belgische mannen
107
15. Herkomst Belgische vrouwen
109
16. Herkomst Franse mannen
110
17. Herkomst Franse vrouwen
110
18. Belgische aankomstplaats Belgische mannen
111
19. Belgische aankomstplaats Belgische vrouwen
113
20. Belgische aankomstplaats Franse mannen
115
21. Belgische aankomstplaats Franse vrouwen
116
22. Vorm Belgische mannen
117
23. Vorm Belgische vrouwen
117
24. Vorm Franse mannen
117
25. Vorm Franse vrouwen
117
26. Soort Belgische mannen
118
27. Soort Belgische vrouwen
118
28. Soort Franse mannen
118
29. Soort Franse vrouwen
118
30. Netwerken Belgische mannen
119
31. Netwerken Belgische vrouwen
120
32. Netwerken Franse mannen
120
83
Bijlage 1: NIS-code Belgische gemeenten
CODE 11.002 11.005 11.006 11.009 11.020 11.022 12.021 12.025 12.029 13.017 13.049 13.051 20.000 21.001 21.002 21.004 21.005 21.007 21.009 21.010 21.012 21.013 21.014 21.015 21.018 21.502 23.047 23.060 23.088 24.001 24.020 24.062 24.098 24.106 24.109 25.014 25.029 25.048 25.058 25.059 25.082 25.108 31.005 31.022 31.025 32.003 32.020 33.011 33.029 33.031 33.037 34.002 34.008 34.009 34.012 34.013 34.022 34.024
FRANSE BENAMING
NEDERLANDSE BENAMING
Anvers Lierre Malines Pr.Brabant Anderlecht Auderghem Bruxelles Etterbeek Forest Ixelles Jette Molenbeek-SaintJean Saint-Gilles Saint-Josse-tenNoode Schaerbeek Woluwe-SaintLambert Laeken Vilvorde Louvain Braine-l'Alleud Folx-les-Caves Jodoigne Longueville Loupoigne Orp-le-Grand Virginal-Samme Bruges Dixmude Ypres Courtrai -
Antwerpen Boom Borgerhout Brecht Hoevenen Kalmthout Lier Mechelen Putte Kasterlee Westerlo Wortel Pr.Brabant Oudergem Brussel Vorst Elsene -
84
Sint-Jans-Molenbeek Sint-Gillis (bij-Brussel) Sint-Joost-ten-Node Schaarbeek Sint-Lambrechts-Woluwe Laken Machelen (Brab.) Opwijk Vilvoorde Aarschot Diest Leuven Overwinden Tielt (Brab.) Tremelo Eigenbrakel Geldenaken Brugge Oostkamp Ruddervoorde Diksmuide Pollinkhove Ieper Wervik Westvleteren Zonnebeke Anzegem Bossuit Deerlijk Gullegem Harelbeke Kortrijk Lauwe
34.026 34.027 34.033 34.035 34.037 34.038 34.040 34.041 35.013 36.008 36.010 36.015 36.017 36.019 37.007 37.011 37.015 40.000 41.002 41.006 41.012 41.018 41.024 41.040 41.044 41.047 41.048 41.052 41.069 41.078 42.004 42.006 42.018 42.021 42.025 43.001 43.005 43.006 43.010 44.005 44.011 44.012 44.021 44.028 44.032 44.038 44.040 44.049 44.050 44.059 44.070 44.072 44.078 44.080 44.081 45.017 45.035 45.041 45.056 45.061 46.014 46.021 51.004 51.009
Menin Ostende Roulers Pr.Fl.Orientale Grammont Termonde Gand Audenarde Renaix Saint-Nicolas (Waes) Ath Bernissart
Marke Menen Rollegem Sint-Eloois-Vijve Tiegem Vichte Waregem Wevelgem Oostende Izegem Ledegem Roeselare Rumbeke Staden Meulebeke Pittem Tielt Pr.Oost-Vlaanderen Grimminge Bambrugge Denderwindeke Geraardsbergen Haaltert Mere Nederhasselt Nieuwerkerken (Aalst) Ninove Oordegem Velzeke-Ruddershove Zandbergen Buggenhout Dendermonde Schellebelle Sint-Gillis-bij-Dendermonde Wetteren Adegem Eeklo Ertvelde Maldegem Baaigem Deinze De Pinte Gent Heusden (Vl.) Ledeberg Mariakerke Melle Nevele Olsene Scheldewindeke Vosselare Waarschoot Zeveren Zomergem Zulte Kruishoutem Oudenaarde Ronse Zegelsem Wortegem-Petegem Lokeren Sint-Niklaas Aat -
85
51.012 51.014 51.049 51.052 52.011 52.014 52.016 52.022 52.023 52.026 52.040 52.042 52.043 52.044 52.045 52.049 52.066 52.501 53.006 53.010 53.011 53.014 53.015 53.027 53.028 53.030 53.039 53.041 53.043 53.045 53.053 53.059 53.065 53.069 53.071 53.073 53.079 53.080 54.002 54.007 54.009 55.002 55.004 55.006 55.013 55.016 55.022 55.026 55.034 56.001 56.005 56.006 56.011 56.043 56.044 56.051 56.059 56.063 56.074 56.087 57.004 57.008 57.008
Brugelette Chièvres Pommeroeul Rebaix Charleroi Couillet Dampremy Fontaine-l'Evêque Forchies-la-Marche Gilly Lodelinsart Luttre Manage Marchienne-au-Pont Marcinelle Montignies-surSambre Trazegnies Charleroi(D 1) Aulnois Bauffe Blaregnies Boussu Cambron-Casteau Flénu Frameries Ghlin Hensies Hornu Jemappes La Bouverie Mons Nimy Quaregnon Roisin Saint-Symphorien Sirault Wasmes Wasmuel Comines Mouscron Warneton Bois-de-Lessines Braine-le-Comte Casteau Gottignies Hennuyères La Louvière Maurage Petit-Roeulx-lezBraine Anderlues Beaumont Beauwelz Binche Leval-Trahegnies Lobbes Momignies Peissant Ressaix Solre-sur-Sambre Morlanwelz Bailleul Blandain Blandain
86
Charleroi(D 1) Bergen Komen Moeskroen Waasten Lessenbos s Gravenbrakel -
57.013 57.015 57.024 57.034 57.037 57.048 57.052 57.062 57.064 57.072 57.081 57.091 61.034 61.056 62.003 62.032 62.051 62.059 62.063 63.020 63.023 63.072 63.079 64.024 71.023 71.032 71.045 72.020 73.009 84.043 84.061 84.074 85.034 85.039 85.042 91.034 92.094 92.130 93.026
Brasmenil Bury Esplechin Grandmetz Hérinnes Leuze Maulde Pecq Péruwelz Rumes Tournai Willaupuis Landenne Seraing-le-Château Ans Esneux Herstal Jupille-sur-Meuse Liège Dison Spa Verviers Fallais Looz Neufchâteau Saint-Pierre Vivy Saint-Léger (Lux.) Tintigny Villers-devant-Orval Dinant Namur Vezin Frasnes (lezCouvin)
87
Doornik Luik Heppen Kuringen Nieuwerkerken (Limb.) Lommel Borgloon Namen -
Bijlage 2: INSEE-code Franse gemeenten Code 2197 2468 2691 3100 6088 8028 8185 8186 8409 25318 27489 33063 41203 51362 54249 54395 58235 59014 59017 59021 59043 59053 59100 59122 59152 59172 59183 59194 59207 59225 59230 59249 59279 59291 59297 59332 59350 59365 59368 59370 59375 59378 59392 59410 59458 59474 59491 59508 59512 59526
Gemeente Clairfontaine Marle Saint-Quentin Diou Nice Aubrives Fumay Germont Sedan Jougne Reuilly Bordeaux Saint-Bohaire Merfy Hannonville Nancy Saint-Brisson Anzin Armentières Assevent Bailleuil Bavay Bousignies Cambrai Komen Denain Duinkerke Englefontaine Escautpont Feignies Ferrière-la-Grande Fourmies Halluin Hautmont Hélesmes Lannoy Lille Louvroil La Madeleine Mairieux Marchienne Marcq-en-Barœul Maubeuge Mons-en-Barœul Péronne-enMélantois Prisches Raismes Roncq Roubaix St-Amand 88
59530 59556 59574 59599 59603 59606 59616 59636 59660 60471 62041 62178 62215 62443 62498 62510 62617 62907 65024 75056 76351 76352 78646 79202 80021 80763 92010 92049 92062 93066 95280
Saint-Aybert Sassegnies Somain Tourcoing Trith-Saint-Léger Valenciennes Vieux-Condé Wambrechies Willems Noyon Arras Bruay-la-Buissière Carvin Hersin-Coupigny Lens Liévin Nœux-les-Mines Libercourt Argèles Parijs Le Havre La Haye Versailles Parthenay Amiens Le Titre Bondy Montrouge Puteaux Saint-Denis Goussainville
89
Bijlage 3: Kaart Franse Departementen
Bron: http://dbiville.club.fr/Departements_France.htm
90
Bijlage 4: Algemene tabel tweedegeneratie Belgen
Archiefnummer
Naam
Geslacht
Leeftijd AB
Jaar AB
Plaats
Beroep
5573
De Landy Jules Edouard
0
18
1884
21.012
RAMONEUR
59350
1
300 31.005 00.000
6880
Buysse Constantin Eugène
0
18
1887
21.004
AFRICHTER VAN PAARDEN
75056
1
300 44.072 75056
7130
Coulon AnthineLouis
0
37
1874
54.009
TISSERAND
59350
1
300 21.004 59152
7031
De Liege Charles
0
0
1858
00.000
FERBLANTIER
75056
0
300 63.020 63417
7222
Vandercruysen Eugène Gustave
0
18
1874
21.004
JOURNALIER
75056
1
300 21.004 44.021
7296
Pequeur Ursule
1
26
1873
53.006
JOURNALIER
59584
1
100 00.000 00.000
7326
Wacken MarieLouise
1
0
0
00.000
-
75056
0
7671
Martiny Auguste
0
0
0
00.000
-
59368
0
7743
Bonche Augustin
0
1
1837
55.034
-
59122
3
300 55.004 55.013
7787
Martin Françoise
1
12
1864
63.079
NEGOCIANTE
60522
3
100 00.000 00.000
7834
Drubbels LouisJoseph
0
28
1875
21.004
COLPOLTEUR
59512
1
100 44.021 34.041
7873
Legrand JeanBaptiste
0
0
0
00.000
JOURNALIER
27489
0
7910
Parent François
0
25
1873
52.023
HOUILLEUR
59526
1
100 62.063 62.063
7973
Desorgher Marie
1
20
1876
24.062
COUTURIERE
59512
1
100 31.005 59512
8022
Vanbuggenhout Pierre-Joseph
0
53
1876
21.004
TAILLEUR
75056
1
300 21.004 00.000
8119
VanhopplymusDecock Jules
0
0
1876
21.012
REPRESENTANT DE COMMERCE
59350
0
300 44.021 00.000
8131
De Cuyper Albert
0
24
1883
71.023
SERRURIER
27489
1
300 21.001 59606
8206
Brunner Auguste Alexandre
0
1
1857
21.014
-
92049
3
300 00.000 00.000
8367
Bockstael Joseph
0
1
1855
53.041
CHARBONNIER
59616
3
100 00.000 57.064
8413
Basteng Victor
0
15
1877
21.004
-
75056
1
100 21.004 00.000
8498
Verfaille Charles Louis
0
28
1878
33.011
OUVRIER AGRICOLE
59279
1
300 36.017 34.041
8501
Durieux Victor
0
0
0
00.000
GYMNASIAQUE?HERCULE 62907
1
300 57.081 45.041
8515
Mertens Louis
0
0
1860
21.004
MOULEUR
59350
3
100 44.021 44.021
8536
De Geetere Georges Joseph
0
10
1870
31.005
SCULPTEUR
80021
3
300 31.005 80021
8557
Callaert François
0
24
1875
44.021
OUVRIER DE FABRIQUE
59350
21
100 44.005 45.035
8528
Dogiment Aline
1
24
1877
53.043
MENAGERE
59172
1
100 56.043 59172
8596
Boite Josephine
1
0
1851
51.052
-
59603
3
300 51.052 51.052
8705
Pollet Alphonse
0
20
1878
34.022
TISSERAND
59279
1
100 34.027 34.027
8821
Royer Marie Louise
1
7
1867
21.004
-
59279
3
100 21.004 00.000
9138
Meers Pierre Albert Auguste
0
20
1879
21.014
-
75056
1
300 21.004 00.000
10115
Steenackers Edouard
0
30
1880
21.014
CUISINIER
76351
21
100 11.005 50359
10167
Delbecq Marie Sophie
1
18
1876
57.081
MENAGERE
59172
1
100 52.501 59606
10369
Voranger Marie
1
2
1850
35.013
-
59183
3
100 35.013 00.000
10427
De Grilles JeanBaptiste
0
8
1867
11.002
-
75056
3
100 12.025 11.002
91
Afkomst Vorm Soort
afkomst afkomst vader moeder
0
00.000 00.000
0
53.043 63.023
0
51.004 00.000
Leeftijd AB
Jaar AB
Plaats
Beroep
0
2
1861
11.002
-
93066
3
100 41.002 41.002
0
15
1880
21.014
-
59512
3
100 00.000 00.000
Halof Marie Joséphe
1
4
1845
11.002
-
75056
3
100 24.062 24.109
Van Aerden Emile
0
3
1866
11.002
-
75056
3
100 12.029 00.000
10991
Rouzet Sylvie
1
14
1875
52.016
-
59207
3
100 57.034 57.015
11017
Speckaert Emile
0
23
1884
34.027
TISSERAND
59279
1
100 44.080 34.012
11022
Goor JeanBaptiste
0
3
1869
52.011
-
59350
3
100 13.049 41.018
11152
Sceleppe Auguste
0
0
1836
21.004
-
59350
3
100 00.000 57.081
11241
Lecoutre Edouard
0
21
1880
54.007
COUVREUR
59599
1
300 54.007 80515
11254
Haine Louis
0
34
1883
52.016
PUDDELEUR
59392
1
100 00.000 00.000
11260
Vandendrissche Charlotte
1
19
1884
21.004
PROSTITUEE
59297
1
100 56.001 27020
11357
Debardt Auguste
0
18
1883
21.004
JOURNALIER
75056
1
300 21.004 76035
11499
Cuypers Joseph André
0
5
1870
21.004
-
75056
3
100 21.004 21.004
11568
Kleinaert Lucien
0
2
1874
21.004
-
33063
3
100 21.004 21.004
11568
Kleinaert Jean
0
0
1874
21.004
-
33063
3
100 21.004 21.004
11585
Croissant Marie
1
0
1885
52.011
MENAGERE
59122
24
100 61.034 00.000
11609
Resteau HenriJules
0
6
1870
21.009
-
75056
3
100 21.009 00.000
11619
Peeters Philippe-Pierre
0
5
1885
12.025
-
59350
3
100 12.025 12.025
11620
Peeters Ferdinand
0
3
1885
12.025
-
59350
3
300 12.025 12.025
11657
Bouvart Charles Louis
0
29
1885
51.009
VOYAGEUR DE COMMERCE
59194
221
300 53.069 59194
11665
Van Hoorde Jean François
0
18
1862
44.021
TISSERAND
59512
1
100 44.021 44.021
11657
Lievens Alberie
0
14
1871
21.502
MECHANICIEN
59350
3
100 37.007 00.000
11705
Delzenne Alphonse
0
19
1885
63.072
GARCON DE CAFE
59122
1
300 00.000 57.072
11708
Bouchonville Théodore Joseph
0
16
1884
00.000
-
75056
1
300 00.000 00.000
11727
Londot Nathalie
1
15
1885
53.053
-
59606
3
100 53.053 53.053
11802
Detelder HenriLouis
0
22
1885
21.004
CHANTEUR AMBULANTE
75056
1
300 31.500 44.021
11808
Defeytere Paul Philippe
0
6
1877
41.002
-
75056
3
100 44.021 41.002
11818
Heyndrickx Lieven
0
10
1868
41.002
-
59332
3
300 44.021 41.069
11863
Verburght Pierre Adolphe
0
2
1883
41.002
-
59350
3
300 44.021 44.032
11900
Nizet Louis Jean Joseph
0
28
1886
52.022
TREFILEUR
59365
233
100 00.000 00.000
11903
Correur Louis Clementine
1
3
1866
21.004
-
59350
3
100 21.001 21.004
11907
Valentin Georges
0
12
1874
52.026
-
79202
3
100 52.026 00.000
11927
Ketels Charlotte
1
17
1883
41.002
OUVRIERE DE FABRIQUE
59350
0
100 34.040 00.000
11931
Van Weerts Joseph
0
25
1886
21.004
PEINTRE
75056
1
100 44.021 00.000
11932
Van Pottelberghe Pierre
0
0
0
00.000
-
65024
0
300 44.021 65286
11939
Scoupreman
0
1
1867
57.081
-
59350
3
100 57.081 00.000
Archiefnummer
Naam
Geslacht
10519
Mertens Pierre
10596
Watteyne Désiré Theophile
10890 10961
92
Afkomst Vorm Soort
afkomst afkomst vader moeder
Archiefnummer
Naam
Geslacht
Leeftijd AB
Jaar AB
Plaats
Beroep
Afkomst Vorm Soort
afkomst afkomst vader moeder
Guillaume 11958
Standaert Auguste
0
9
1870
00.000
-
59350
3
100 43.005 24.001
11961
De Coninck Mathilde
1
20
1886
21.005
REPASSEUSE
59512
1
100 44.040 00.000
11962
Looten MarieSophie
1
22
1884
11.002
PROSTITUEE
59478
1
300 33.031 33.011
12004
Desmet Pierre
0
5
1873
44.021
-
59350
3
300 44.028 34.038
12012
Mabille Adonis
0
28
1886
52.044
LAMINEUR
59291
212
100 21.001 52.022
12016
Desmet Virginie
1
0
1868
21.004
ONGEKEND
75056
3
100 41.048 57.081
12088
Vercruysen Rosalie
1
6
1874
21.012
-
59350
3
100 44.021 44.070
12102
Costermans Georges
0
1
1867
21.004
-
75056
3
100 00.000 21.004
12103
Van Coillie Emile
1
2
1866
36.015
-
59279
3
300 33.029 36.015
12124
Royaerts Marie
1
34
1887
21.004
-
59350
1
100 21.012 59350
12124
Royaerts Eugène-Jeanne
1
31
1887
21.004
NEGOCIANTE EN TAPIS
59350
1
100 21.012 59350
12143
Deplechin Henri-Clement
0
0
1857
45.041
-
76351
3
100 45.041 45.041
12144
Evens Oscar Emile
0
22
1886
21.013
MODELEUR
59350
1
100 00.000 00.000
12151
Van Avermaele Marie-Louise
1
8
1871
21.004
-
59350
3
100 45.035 34.037
12174
Trembloy Jeanne
1
5
1886
21.004
-
75056
3
100 21.009 53.053
12194
Depauw Fréderic-Louis
0
14
1887
41.040
-
75056
1
100 41.040 39418
12208
Delaere HenriJoseph
0
3
1870
21.007
-
59350
3
100 31.022 00.000
12210
Van Meerhaege Emile Joseph
0
7
1876
34.040
-
59508
3
300 34.040 34.009
12216
Devos Gustave
0
9
1883
21.004
-
59350
3
300 21.014 21.004
12217
Favresse François
0
4
1871
21.004
-
59350
3
100 21.004 21.004
12233
Jaenen Henri Victor
0
6
1876
92.094
-
59599
3
100 24.020 57.004
12241
Roseel Charles
0
2
1870
21.014
-
59350
3
100 31.025 36.015
12258
Laureys Charles Louis
0
18
1883
44.021
TISSERAND
59512
1
300 46.014 46.014
12259
Crossé Alphonse
0
10
1881
21.014
-
59350
3
300 21.004 31.500
12261
Salmain HenriPhilippe
0
1
1870
21.015
-
75056
3
300 24.062 00.000
12282
Deruelle Maximilien
0
20
1888
21.004
-
59599
1
100 54.002 00.000
12287
Dupont Constant Henri
0
0
1866
84.061
-
59508
3
100 84.061 24.106
12296
Van Londerseel Donat
0
23
1887
21.502
TISSERAND
59378
1
100 41.024 41.044
12385
De Schrijver Maurice
0
26
1885
21.015
JOURNALIER
33063
1
100 00.000 00.000
12393
Gellinck Hector
0
16
1895
21.004
-
59512
3
100 44.011 59512
12393
Gellinck Marguerite
1
13
1895
21.004
-
59512
3
100 44.011 59512
12454
Lauwers François
0
15
1888
00.000
-
59350
1
300 12.025 00.000
12455
Debaets Edouard
0
48
1888
21.012
SERRURIER
92062
1
300 44.021 00.000
12473
Defrenne Adeline Henriette
1
24
1886
21.004
CHANTEUSE
59350
1
300 00.000 57.008
12478
Derycker
0
18
1887
56.087
DOMESTIQUE
59350
1
100 31.500 00.000
93
Geslacht
Leeftijd AB
Jaar AB
Plaats
Beroep
Chavay Joseph Arthur
0
0
0
00.000
-
41203
0
100 00.000 00.000
12509
Penninckx Honoré
0
10
1866
21.015
-
58235
3
100 00.000 00.000
12513
Buyl Hippolyte Pierre
0
8
1880
21.013
-
59512
3
100 41.012 00.000
12519
Piécart Ferdinand
0
26
1888
34.022
CHANTEUR AMBULANTE
75056
1
300 21.004 75004
12532
Bosquette André
0
16
1888
52.011
-
59024
3
100 00.000 52.049
12534
Hamal de Focan Comte Guillaume François
0
0
1865
61.056
-
80763
3
100 64.024 00.000
12547
Rigeaux Alexander
0
18
1887
53.065
HOUILLEUR
76147
1
100 57.064 12.025
12555
Deruyck Charles Victor
0
28
1888
21.012
GAZIER PLOMBIER
59350
223
200 45.061 59350
12619
De Winter JeanBaptiste
0
1
1870
54.007
-
59279
3
100 41.078 34.040
12644
Dewaepenaere Edouard
0
19
1885
56.063
MACON
93010
1
100 23.047 34.002
12654
Legrand François
0
9
1880
21.013
-
59350
3
100 21.004 21.004
12655
Verfaille HenriLouis-Edouard
0
33
1921
71.045
TISSERAND
59017
1
100 00.000 00.000
12663
Petit Louis
0
25
1889
53.041
MINEUR
62771
23
100 53.041 00.000
12681
Bascour Gustave
0
2
1870
21.502
-
59350
3
100 41.048 45.035
12742
Le Comte Justin Joseph
0
29
1885
11.002
CHARPENTIER
59230
21
100 00.000 00.000
12815
Fontaine JeanBaptiste
0
10
1882
52.049
-
93066
3
100 00.000 00.000
12861
Crommen Edouard
0
0
1873
21.012
-
59350
3
100 11.002 21.004
12884
Degonhier Pierre Joseph
0
35
1889
52.044
PUDDLEUR
59370
1
300 62.003 59370
12911
Uytersprot Joseph
0
1
1871
21.004
-
59350
3
100 21.004 00.000
12918
Destrée Olivier
0
0
0
00.000
-
76352
0
12966
Delcourt Joseph
0
0
1870
45.041
-
12971
De Saint Ghislain
0
24
1883
52.040
VERRIER
12992
Duvez Joseph
0
27
1890
52.016
13012
Goddschimdt Achille
0
18
1876
21.014
13023
Charles Marie
1
23
1890
63.079
13049
Vanackere Guillaume
0
49
1890
13054
Lasalle Jeanette
1
32
13913
Denijs EmilieElise
1
14
13922
Bruneel Joseph
0
13926
De Bruyn Eugène
0
13927
Planckaert Marie-Louise
1
13928
Lenaerts Marie
13930
Ghiot Joseph
13933 13934
Archiefnummer
Naam
12491
Afkomst Vorm Soort
afkomst afkomst vader moeder
Charles Louis
0
00.000 00.000
3
300 45.056 34.026
59008
1
300 53.039 00.000
HOUILLEUR
59526
222
100 55.002 59.526
NEGOCIANT
75056
1
100 21.004 21.004
SERVANTE
8316
1
100 85.042 08.316
21.004
FILEUR
59350
225
100 44.021 51.004
1890
21.004
JOURNALIERE
62062
24
100 44.021 00.000
1891
52.011
-
59365
3
100 34.026 59142
0
0
21.009
-
59350
0
0
00.000 00.000
18
1887
21.015
-
62041
1
0
34.035 23.088
35
1891
52.011
MENAGERE
59599
24
100 34.022 34.027
1
21
1891
52.011
-
59350
1
100 11.002 21.004
0
16
1891
41.002
CHARETTIER
59365
1
100 21.004 51438
Goeminne Jules Adolphe
0
22
1891
00.000
TISSERAND
59279
1
100 45.017 00.000
Nadin Jean-
0
18
1891
21.004
OUVRIER SAILLEUR
80021
1
100 84.074 80023
94
Archiefnummer
Naam
Geslacht
Leeftijd AB
Jaar AB
Plaats
Beroep
Afkomst Vorm Soort
afkomst afkomst vader moeder
Nicholas-Léon 13937
Bolle JeanLouis
0
2
1869
32.003
-
59599
3
100 32.003 32.003
13946
Vanlaere JeanBaptiste
0
20
1891
00.000
-
59512
1
100 40.000 36.008
13957
Duez Nellie Louise
1
0
1891
20.004
COUTURIERE
59014
1
100 53.065 53.041
13959
Cabotier Fidèle Joseph-Bernard
0
16
1880
52.011
-
59350
3
100 73.009 32.020
13975
Cocquyt PierreJean
0
28
1890
34.027
TISSERAND
59508
1
100 44.078 44.078
13978
Brie Aimée
0
0
0
00.000
-
59574
0
14001
Cultiaux Aimé
0
4
1868
52.011
-
59291
3
14005
Peetrons Louis
0
0
0
00.000
-
75056
0
14013
Colpaert François
0
27
1891
35.013
BRASSEUR
59350
1
100 45.035 12.025
14017
Dubois Marie
1
20
1891
11.002
SERVEUSE
59603
1
100 93.026 23.180
14027
Meyer Théodore
0
0
0
20.004
JANNIER
59350
0
14036
Dangreaux Adèle
1
26
1886
55.006
MENAGERE
59392
203
100 00.000 00.000
14037
Dineur Florentine Palmyre
1
29
1892
52.014
MENAGERE
59021
24
100 00.000 64414
14063
De Baets Alexandre
0
13
1892
00.000
-
59350
1
14064
Planckaert Alphonse
0
19
1896
54.007
OUVRIER DE FABRIQUE
59599
1
14076
Jandil Rosalie Marie
1
0
0
00.000
-
59350
0
0
21.004 59350
14086
Barer LouiseSidonie
1
0
0
00.000
-
59512
0
0
00.000 00.000
14097
Vandeputte Napoléon-Louis
0
32
1892
51.004
TISSEUR
59512
222
100 85.034 59176
14098
Hannequart Emile Félicien
0
2
1874
53.027
-
2691
3
100 53.015 00.000
14107
Welsch Joseph
0
0
0
00.000
-
75056
0
14110
Didier Henriette
1
16
1885
52.011
-
75056
0
200 52.501 52.044
14115
Van Oost Léopold Gustave François
0
24
1892
52.011
FORGERON
59512
21
100 31.500 00.000
14116
Mousschoot Jean
0
11
1891
52.043
-
75056
3
100 43.001 00.000
14117
De Keyser Denis
0
19
1877
62.063
NEGOCIANT EN PAPIER
59350
1
100 44.021 44.021
14119
Dewilde Gustave
0
14
1886
21.004
-
59043
3
300 42.006 42.006
14123
Hinderyckx Felix-Edmond
0
21
1891
21.015
CHARETTIER
59350
1
100 31.500 33.037
14145
Hoogstoel Henri
0
19
1892
21.004
GOURNEUR EN BOIS
62215
1
300 45.035 62215
14146
Haguet PaulGeorges
0
28
1884
11.002
EMPLOYE DE COMMERCE 59350
21
300 57.048 59350
14152
Goddeau Jeanne-Marie
1
21
1892
52.044
MENAGERE
59225
24
100 25.058 59225
14159
Heulers Oscar
0
1
0
00.000
-
59100
3
100 56.059 00.000
14160
Rivière Emile
1
30
1892
57.037
-
59512
1
100 57.037 00.000
14175
Coppens Mélanie Virginie
1
0
0
00.000
-
93066
0
14176
Corier Caroline
1
0
0
00.000
-
21145
0
14177
Terneus Gustave Pierre
0
25
1892
21.005
TYPOGRAPHE
75056
1
100 44.021 51.012
14178
Desmette Angèle
1
7
1892
44.012
-
59350
3
100 00.000 52.045
95
0
00.000 00.000
100 20.000 20.000 0
0
0
00.000 00.000
00.000 00.000
00.000 72.020
300 00.000 59350
0
00.000 00.000
0
41.002 41.006
0
11.002 11.002
Geslacht
Leeftijd AB
Jaar AB
Plaats
Beroep
Desmette Blanche-Marie
1
7
1892
44.021
-
59350
3
100 00.000 52.045
14178
Desmette Gustave Felix
0
3
1892
44.021
-
59350
3
100 00.000 52.045
14184
Vilain François
0
0
1880
53.053
--
2468
0
14186
Aerschot Charles
0
0
1876
21.004
-
59512
3
100 31.500 21.001
14191
Lacomblez Adolphine Marie
1
26
1892
52.011
JOURNALIERE
59392
242
100 56.074 00.000
14194
Dechange Henriette
1
0
0
00.000
ONGEKEND
93066
0
14196
Paÿs Charles Auguste
0
2
1862
53.053
-
8108
3
100 25.059 53.071
14210
Baffroy Joseph
0
3
1870
21.012
-
75056
3
100 21.502 21.010
14211
Cardon Auguste
0
0
1892
57.052
-
95280
0
0
53.065 57.091
14212
Vrijdaghs François
0
0
0
00.000
-
59512
0
0
11.002 00.000
14216
Van Hooidonck Dominique
0
0
0
00.000
-
59350
0
0
11.022 00.000
14223
Ronveaux Blaise
0
23
1892
62.063
EMPLOYE DE COMMERCE 75056
1
100 56.005 75056
14233
Plaeschaert Marie-Rosalie
1
8
1881
21.004
-
59350
3
100 21.004 21.004
14236
Van Der Aura Pélagie Joseph
0
0
0
00.000
-
59512
0
14242
Hurtmans Léon
0
20
1892
56.011
OUVRIER MINEUR
59350
1
100 34.022 34.022
14243
Demartheau Walthère
0
18
1894
62.063
PEINTRE EN BATIMENTS
59350
1
300 62.063 62.063
14245
Walter JeanAntoine
0
0
0
00.000
-
39140
0
14249
Delville EliseMarie
1
38
1892
51.004
-
59599
245
14253
Vannerum Marie-Louise
1
0
0
00.000
-
59350
0
0
11.002 11.002
14254
Vanmieghem Caroline
1
0
0
00.000
-
59512
0
0
00.000 00.000
14256
Laurent Léon Clément
0
0
0
00.000
-
75056
0
0
00.000 00.000
14267
Mornie Florentine
1
0
0
00.000
-
59512
0
0
00.000 00.000
14269
Martin Florentin Albert
0
0
0
00.000
-
2197
0
0
56.006 00.000
14279
De Brandt Gustave
0
24
1892
21.009
PEINTRE
59512
1
200 23.060 25.014
14284
Bascour François
0
20
1891
11.006
STOKER
59350
1
100 41.048 11.006
14285
Dumont Charles
0
0
0
00.000
-
6088
0
0
00.000 00.000
14286
Quintin Louis Antoine
0
0
0
00.000
-
59350
0
0
00.000 00.000
14288
Denoël Julie
1
25
1892
62.063
-
8409
1
14294
Van Den Broeck Cornelia
1
0
0
00.000
-
59350
0
14295
Nijkers MarieLouise
1
7
1877
31.500
-
59512
3
100 31.500 31.500
14296
Bruyninckx Jean François
0
8
1877
71.032
-
92062
3
100 00.000 21.004
14297
Demuylder Henri
0
0
0
00.000
-
75056
0
14305
Desmet Hélène
1
1
1869
21.004
-
75056
3
100 41.048 00.000
14316
Goossens Maria
1
1
1878
21.015
-
59350
3
100 21.012 21.018
14318
Smal Camille
0
0
0
00.000
-
54395
0
0
92.130 52.066
0
0
00.000
--
59350
0
0
11.002 00.000
24
1860
62.063
JOURNALIER
59474
1
Archiefnummer
Naam
14178
Afkomst Vorm Soort
afkomst afkomst vader moeder
Eléonore
14326 14327
Fontenelle
0
96
0
0
0
0
53.080 59172
62.063 00.000
12.021 11.002
62.059 62.059
200 53.065 00.000
100 00.000 62.032 0
0
11.002 00.000
21.004 00.000
100 00.000 00.000
Geslacht
Leeftijd AB
Jaar AB
Plaats
Beroep
Danquiny Zelia
1
38
1892
52.014
MENAGERE
59504
24
14354
Denutte Cécile
1
0
0
00.000
-
59512
0
0
00.000 00.000
14364
Rossez LéonJoseph
0
0
0
00.000
-
59660
0
0
00.000 00.000
14384
Brissez Augustine Célina
1
1
1864
52.042
-
51362
3
14388
Devaux Louise
1
0
0
00.000
-
59350
0
14392
Bouquet Ferdinand
0
5
1885
51.014
-
59392
3
100 51.014 50173
14396
Nalengred Célestin
0
20
1892
56.087
BOUCHER
75056
1
100 53.045 53.045
14404
Van Even JanPieter
0
1
1897
11.002
-
75056
3
100 13.017 00.000
14414
Descamps Emilie Marie Julie
1
4
1872
56.087
-
62426
3
100 53.028 00.000
14430
Lambert Jeanne
1
0
0
00.000
-
59350
0
14442
D'Haenens Charles
0
1
1864
44.021
-
59512
3
300 44.011 44.021
14455
Descheemaeker Séraphin
0
9
1880
00.000
-
59350
3
100 43.010 11.009
14515
Dieu PierreEmmanuel
0
28
1892
55.026
BOLQUALIFIE
62498
1
100 00.000 00.000
14516
Wachel Edmond
0
0
0
00.000
-
59014
0
14518
Crenérinne Ernest
0
29
1893
56.005
JOURNALIER
59157
1
300 56.005 00.000
14519
Dujardin Anna
1
12
1884
44.021
-
59017
3
100 00.000 00.000
14531
De Bruyne Henri-Joseph
0
5
1869
21.015
-
62041
3
100 34.035 23.088
14539
Géva François
0
4
1866
53.079
-
62617
3
100 53.073 53.011
14549
Adrianssens Auguste Mathieu
0
0
0
00.000
-
73131
0
0
11.020 31.005
14555
Surin Léon Gustave
0
0
0
00.000
-
8185
0
0
53.010 52.501
14558
Michot DésiréArsène
0
0
0
00.000
-
59556
0
0
00.000 00.000
14565
Frix Aimable
0
10
1886
50.053
-
59392
3
14567
Oeriex François Joseph
0
0
0
00.000
-
75056
0
0
11.002 00.000
14569
Leclercq MarieRosalie
1
0
0
00.000
-
59410
0
0
00.000 00.000
14572
Preudhomme Rodolphe Edmond
0
18
1884
21.001
NEGOCIANT
59530
1
100 51.049 00.000
14581
Dewever Charles
0
24
1891
44.021
AJUSTEUR
59350
1
200 00.000 44.021
19933
Defourny Adolphe Sylvain
0
18
1902
00.000
CARTONNIER
59350
0
0
63.079 59350
19936
Vandecasteele Blanche
1
0
0
21.004
-
59183
0
0
00.000 00.000
19937
De Groote Marie
1
0
0
00.000
-
59512
0
0
44.059 00.000
19943
Sengier Amand
0
37
1902
21.004
PEINTRE
59512
0
0
34.022 44.011
19944
Dejaeghere Emile
0
31
1902
34.027
TISSERAND
59378
1
19945
Elegeers François
0
19
1892
21.004
JOURNALIER
59512
1
19947
Hollebeke François
0
1
1880
44.038
-
59183
3
19950
Meyers Louis
0
7
1870
21.004
-
75056
3
Archiefnummer
Naam
14330
Afkomst Vorm Soort
afkomst afkomst vader moeder
Humbert
97
100 00.000 00.000
100 53.014 51362
0
0
0
57.013 44.021
00.000 00.000
00.000 00.000
100 00.000 53.030
100 44.081 34.040 0
42.018 42.025
100 44.038 44.038 0
11.009 11.002
Archiefnummer
Naam
Geslacht
Leeftijd AB
Jaar AB
Plaats
Beroep
19957
Bogaerts Rosalie
1
41
1897
11.002
COUTURIERE
75056
0
100 12.021 00.000
19959
Lavenne Julien
0
13
1892
53.041
-
62443
3
100 53.041 53.041
19962
Vandervelde Désiré
0
0
0
44.021
-
59017
0
0
00.000 00.000
19964
Vandersteene Adolphe
0
0
0
44.021
-
59458
0
0
00.000 00.000
19965
Timmermans Auguste
0
0
0
44.021
O-
59350
0
0
00.000 00.000
19966
Wielfaert LeonAuguste
0
4
1882
36.015
-
59043
3
100 37.015 59043
19971
Ronfort Fernand
0
0
0
52.044
ELENISTE
0
100 00.000 75056
19973
Herrewijn François
0
13
1895
44.021
-
59512
3
100 31.005 31.005
19975
Cauwels Julie
1
0
0
44.021
-
59350
3
100 00.000 00.000
19976
De Fré Dominique
0
0
0
44.021
-
59350
3
100 00.000 00.000
19977
De Scanfeler Françoise
1
0
0
44.021
-
59512
3
19978
Haeck Marie
1
3
1879
44.021
-
59512
3
19979
Hamel Jeanne
1
0
0
44.021
-
59183
0
0
00.000 00.000
19980
Helskens Jacob
0
0
0
44.021
-
59512
0
0
00.000 00.000
19993
Massart Isidore
0
0
0
00.000
-
62498
0
0
92.094 00.000
19994
Maebe Gustave
0
3
1885
44.021
-
59317
3
19995
Flamend Paul
0
0
0
53.065
-
0
0
55.044 00.000
19996
Tassin Marie
1
0
0
00.000
-
62510
0
0
00.000 00.000
19997
Gouttière Charles
0
0
0
56.044
-
59392
0
0
00.000 00.000
19998
Quentin Elisabeth
1
27
1902
52.044
JOURNALIER
59291
0
0
00.000 00.000
20003
Nelen Pelagie
1
20
1893
21.004
-
59350
0
100 00.000 00.000
20003
Steyaert Camille
0
25
1893
21.004
JOURNALIER
59350
0
300 31.005 00.000
20004
Lebrun Hector
0
0
0
56.011
VERRIER
8186
0
20005
Evrard Louis
0
0
0
43.006
-
25318
3
100 43.006 00.000
20009
Notteghem Malvina-Helène
1
14
1890
34.027
-
75056
3
100 57.024 21.004
20011
Cordier EmileJoseph
0
24
1902
34.037
TISSERAND
59279
1
100 32.011 36.010
98
Afkomst Vorm Soort
0
afkomst afkomst vader moeder
00.000 00.000
100 44.021 44.021
100 44.049 44.021
0
51.004 00.000
Bijlage 5: Algemene tabel genaturaliseerde Fransen
Naam
Geslacht
Leeftijd AB
Jaar AB
Plaats
Beroep
7025
Delbauwe Auguste-Noël
0
1
1856
00.000
-
59172
3
300
25.108
0
7194
Chombeau Louis-Joseph
0
24
1850
21.004
GARCON DE CAFE
59279
1
300
54.007
33.011
7472
Echerin Admond Auguste
0
28
1874
12.025
-
59350
1
300
57.008
59350
7569
Van Cuttem Léopold
0
18
1875
21.004
PLAFONEUR
14646
1
300
21.004
14118
7671
Martiny Adolphe
0
1
1875
44.021
-
59350
3
300
53.043
63.023
8060
Vanhoorde Charles-Louis
0
26
1873
42.021
OUVRIER
75056
29
300
44.021
0
8070
Bondroit Charles
0
20
1876
21.004
MACON
59350
1
300
57.072
0
8326
Ottevaere Oscar Joseph
0
29
1877
21.004
BOULANGER
59512
1
300
44.050
41.006
8372
Trivière Jean Baptiste
0
20
1877
21.009
MINEUR
59172
1
300
55.016
0
8632
Van Ceulen Fréderick
0
18
1878
21.004
PEINTRE
59392
1
300
21.004
13.051
8740
De Percival Ferdinand
0
22
1868
21.004
EMPLOYE DE COMMERCE
78646
1
300
00.000
0
Archiefnummer
Afkomst Vorm Soort
afkomst afkomst vader moeder
9958
Oger Auguste
0
0
0
00.000
-
59512
0
300
41.047
0
10837
Seuttenaire Albert Gaston
0
24
1902
21.013
JOURNALIER
59458
1
100
00.000
0
11179
Février Thèophile Adolphe
0
9
1886
52.014
-
75056
3
300
56.051
58144
11230
Declercq Charles Louis
0
18
1884
00.000
TISSERAND
59279
0
300
00.000
36.019
11370
Nackaerts Gérard
0
16
1882
21.004
FILEUR
59350
0
300
12.025
46.014
11777
Inslegers Louis Jacques
0
16
1885
84.043
-
60589
3
300
31.500
31.500
11830
Dernoncourt Marie
1
0
0
41.002
-
59350
0
0
00.000
0
11887
Romans JeanPierre
0
1
1865
45.041
-
59350
3
300
45.041
45.041
11933
Vercaemst Jules
0
18
1886
57.081
OUVRIER DRAPEUR
59350
1
300
36.008
45.035
12035
Callant Emile
0
18
1885
55.022
-
59350
0
300
34.009
34.009
12183
Kremer Joseph
0
34
1887
25.048
AGENT D'AFFAIRES
54249
1
300
00.000
55228
12185
Leblois Jean Désiré
0
21
1887
53.053
FILEUR DE LIN
59350
1
300
24.098
59350
12191
Dupont Emile
0
38
1888
91.034
JARDINIER
59292
284
200
25.082
25.029
12232
Masurel Elise
1
35
1875
21.004
-
59599
1
100
34.027
34.027
12301
Anry Julien Jos
0
36
1883
62.051
AJUSTEUR
59350
1
100
44.021
54.002
12317
Van Overschelde Jean-Baptiste
0
35
1890
54.007
ARDOISIER
59599
274
300
73.009
34.013
12494
Tavernier JeanBaptiste
0
27
1888
12.025
FONDEUR EN FER
59512
1
300
41.052
21.002
12601
Mehuys Arthur
0
10
1875
45.017
-
59350
3
300
45.017
35.013
12622
Cardon Pierre
0
23
1888
52.011
RAMONEUR
59512
1
300
57.062
85.039
12658
Verstraete Gustave
0
20
1888
44.021
TISSERAND
59378
1
300
46.021
24.106
12814
Thiebaut Alexandre Jules
0
23
1889
44.021
JARDINIER
60471
1
100
55.006
62046
12889
De Tavernier André
0
32
1889
21.013
JOURNALIER
59350
1
300
37.011
2142
12926
Van Den Driessche Jean-
0
20
1889
41.002
MACON
59350
1
300
34.008
42.004
99
Geslacht
Leeftijd AB
Jaar AB
Plaats
Beroep
Van Haverbeke Emile
0
22
1890
34.027
TISSERAND
59279
1
300
34.033
34.033
12987
Frise Emile
0
22
1888
53.059
MACON
59392
1
300
55.006
53.030
13979
De Brabander Henri-Victor
0
25
1891
00.000
JOURNALIER
78379
1
200
31.500
0
13995
Vandendriesche Louis
0
0
0
00.000
-
59350
0
0
450.35
0
14373
Heineman Georges
0
0
0
00.000
-
29019
0
300
210.04
23008
14390
Deryckere Gustave
0
23
1892
21.004
TYPOGRAPHE
75056
1
200
340.22
33.011
14509
Staelens Arthur
0
28
1893
21.004
MACON
63252
1
300
340.24
0
Archiefnummer
Naam
Afkomst Vorm Soort
afkomst afkomst vader moeder
Richard 12932
100
Bijlage 6: Leeftijd Belgische mannen Leeftijd Belgische mannen Leeftijd Aantal 0 51 1 12 2 8 3 7 4 4 5 5 6 3 7 2 8 3 9 4 10 6 11 1 12 1 13 3 14 3 15 3 16 5 18 14 19 6 20 7 21 2 22 3 23 3 24 8 25 5 26 2 27 2 28 8 29 3 30 1 31 1 32 1 33 1 34 1 35 1 37 2 48 1 49 1 53 1
101
Bijlage 7: Leeftijd Belgische vrouwen Leeftijd Belgische vrouwen Leeftijd Aantal 0 24 1 3 2 2 3 2 4 2 5 1 6 1 7 4 8 2 12 2 13 1 14 3 15 1 16 1 17 1 18 1 19 1 20 4 21 2 22 1 23 1 24 2 25 1 26 3 27 1 29 1 30 1 31 1 32 1 34 1 35 1 38 2 41 1
102
Bijlage 8: Leeftijd Franse mannen
Leeftijd Franse mannen Leeftijd Aantal 0 3 1 3 9 1 10 1 16 2 18 5 20 4 21 1 22 3 23 3 24 2 25 1 26 1 27 1 28 2 29 1 32 1 34 1 35 1 36 1 38 1
Bijlage 9: Leeftijd Franse vrouwen Leeftijd Franse vrouwen Leeftijd Aantal 0 1 35 1
103
Bijlage 10: Jaartallen aankomst Belgische mannen Jaartal
Aantal
0 1836 1837 1855 1857 1858 1860 1861 1862 1864 1865 1866 1867 1868 1869 1870 1871 1873 1874 1875 1876 1877 1878 1879 1880 1881 1882 1883 1884 1885 1886 1887 1888 1889 1890 1891 1892 1893 1894 1895 1896 1897 1902 1921
104
39 1 1 1 2 1 2 1 2 1 1 4 3 2 3 12 3 3 6 2 6 4 2 1 9 1 2 7 5 10 6 6 6 2 3 9 14 2 1 2 1 1 4 1
Bijlage 11: Jaartallen aankomst Belgische vrouwen Jaartal
Aantal
0 1845 1850 1851 1864 1866 1867 1868 1869 1871 1872 1873 1874 1875 1876 1877 1878 1879 1881 1883 1884 1885 1886 1887 1890 1891 1892 1893 1895 1897 1902
105
20 1 1 1 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 1 1 1 1 3 3 4 2 3 5 9 1 1 1 1
Bijlage 12: Jaartallen aankomst Franse mannen Jaartal
Aantal
0 1850 1856 1865 1868 1873 1874 1875 1876 1877 1878 1882 1883 1884 1885 1886 1887 1888 1889 1890 1891 1892 1893 1902
3 1 1 1 1 1 1 3 1 2 1 1 1 1 2 2 2 5 3 2 1 1 1 1
Bijlage 13: Jaartallen aankomst Franse vrouwen Jaartal
Aantal
0 1875
106
1 1
Bijlage 14: Herkomst Belgische mannen: Departement Aantal 0 3 2 3 6 1 8 3 25 1 27 2 33 3 39 1 41 1 54 1 58 1 59 117 62 9 65 1 73 1 75 32 76 4 79 1 80 3 92 3 93 3 95 1
Afkomst Belgische mannen Gemeente CountOfAfkomst 0 2197 2468 2691 6088 8108 8185 8186 25318 27489 33063 39140 41203 54395 58235 59008 59014 59017 59024 59043 59100 59122
107
3 1 1 1 1 1 1 1 1 2 3 1 1 1 1 1 1 2 1 2 1 2
Afkomst Belgische mannen Gemeente CountOfAfkomst 59157 1 59183 1 59194 1 59230 1 59279 6 59291 2 59317 1 59332 1 59350 48 59365 2 59368 1 59370 1 59378 2 59392 4 59458 1 59474 1 59508 3 59512 18 59526 2 59530 1 59556 1 59574 1 59599 5 59616 1 59660 1 62041 2 62215 1 62443 1 62498 2 62617 1 62771 1 62907 1 65024 1 73131 1 75056 32 76147 1 76351 2 76352 1 79202 1 80021 2 80763 1 92049 1 92062 2 93010 1 93066 2 95280 1
108
Bijlage 15: Herkomst Belgische vrouwen Departement Aantal 8 2 21 1 51 1 59 58 60 1 62 3 75 8 93 2
Afkomst belgische vrouwen Gemeente CountOfAfkomst 8316 1 8409 1 21145 1 51362 1 59014 1 59017 1 59021 1 59122 1 59172 2 59183 3 59207 1 59225 1 59279 2 59291 1 59297 1 59350 19 59365 1 59392 2 59410 1 59478 1 59504 1 59512 12 59584 1 59599 2 59603 2 59606 1 60522 1 62062 1 62426 1 62510 1 75056 8 93066 2
109
Bijlage 16: Herkomst Franse mannen Departement Aantal 14 1 29 1 54 1 59 29 60 2 63 1 75 3 78 2
Afkomst Franse mannen Gemeente CountOfAfkomst 14646 1 29019 1 54249 1 59172 2 59279 3 59292 1 59350 13 59378 1 59392 2 59458 1 59512 4 59599 1 60471 1 60589 1 63252 1 75056 3 78379 1 78646 1
Bijlage 17: Herkomst Franse vrouwen Departement Aantal 59 1
110
Bijlage 18: Belgische aankomstplaats Belgische mannen Plaats 0 11 12 20 21 31 32 33 34 35 36 41 43 44 45 50 51 52 53 54 55 56 57 61 62 63 71 84 92
Aantal 36 7 2 1 59 1 1 1 7 1 1 5 1 15 2 1 3 16 9 4 2 7 2 1 4 1 3 1 1
Plaats 00.000 11.002 11.006 12.025 20.004 21.001 21.004 21.005 21.007 21.009 21.012 21.013 21.014 21.015 21.502 31.005 32.003 33.011 34.022
Aantal 36 6 1 2 1 1 28 1 1 3 6 3 7 6 3 1 1 1 2 111
34.027 34.037 34.040 35.013 36.015 41.002 41.040 43.006 44.021 44.038 45.041 50.053 51.004 51.009 51.014 52.011 52.016 52.022 52.023 52.026 52.040 52.043 52.044 52.049 53.027 53.041 53.053 53.065 53.079 54.007 54.009 55.026 55.034 56.005 56.011 56.044 56.063 56.087 57.052 57.081 61.056 62.063 63.072 71.023 71.032 71.045 84.061 92.094
3 1 1 1 1 4 1 1 14 1 2 1 1 1 1 5 2 1 1 1 1 1 3 1 1 3 2 2 1 3 1 1 1 1 2 1 1 2 1 1 1 4 1 1 1 1 1 1
112
Bijlage 19: Belgische aankomstplaats Belgische vrouwen Plaats 0 11 20 21 24 31 34 35 36 41 44 51 52 53 55 56 57 62 63
Aantal 16 4 1 18 1 1 1 1 1 1 7 2 12 3 1 1 2 1 2
Plaats 00.000 11.002 20.004 21.004 21.005 21.012 21.015 24.062 31.500 34.027 35.013 36.015 41.002 44.012 44.021 51.004 51.052 52.011 52.014 52.016 52.042 52.044 53.006 53.043 53.053 55.006 56.087 57.037
Aantal 16 4 1 15 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 6 1 1 6 2 1 1 2 1 1 1 1 1 1 113
57.081 62.063 63.079
1 1 2
114
Bijlage 20: Belgische aankomstplaats Franse mannen Plaats 0 12 21 25 34 41 42 44 45 52 53 54 55 57 62 84 91
Aantal 6 2 12 1 1 1 1 3 2 2 2 1 1 1 1 1 1
Plaats 00.000 12.025 21.004 21.009 21.013 25.048 34.027 41.002 42.021 44.021 45.017 45.041 52.011 52.014 53.053 53.059 54.007 55.022 57.081 62.051 84.043 91.034
Aantal 6 2 9 1 2 1 1 1 1 3 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
115
Bijlage 21: Belgische aankomstplaats Franse vrouwen Plaats 21 41
Aantal 1 1
Plaats 21.004 41.002
Aantal 1 1
116
Bijlage 22: Vorm Belgische mannen Vorm Belgische mannen Vorm Aantal 0 42 1 65 3 75 21 5 23 1 212 1 221 1 222 2 223 1 225 1 233 1 Bijlage 23: Vorm Belgische vrouwen Vorm Belgische vrouwen Vorm Aantal 0 23 1 16 3 28 24 6 203 1 242 1 245 1 Bijlage 24: Vorm Franse mannen Vorm Franse mannen Vorm Aantal 0 6 1 24 3 6 29 1 274 1 284 1
Bijlage 25: Vorm Franse vrouwen Vorm Franse vrouwen Vorm Aantal 0 1 1 1
117
Bijlage 26: Soort Belgische mannen Belgische mannen soort aantal Soort Aantal 0 40 100 108 200 3 300 44 Bijlage 27: Soort Belgische vrouwen Belgische vrouwen soort aantal Soort Aantal 0 20 100 50 200 2 300 4 Bijlage 28: Soort Franse mannen Franse mannen soort aantal Soort Aantal 0 1 100 3 200 3 300 32
Bijlage 29: Soort Franse vrouwen Franse vrouwen soort aantal Soort Aantal 0 1 100 1
118
Nummer
Plaats
Afkomst vader
Afkomst moeder
7222
21.004
21.004
44.021
7743
55.034
55.004
55.013
8022
21.004
21.004
00.000
8413
21.004
21.004
00.000
8536
31.005
31.005
80021
8557
44.021
44.005
45.035
8705
34.022
34.027
34.027
9138
21.014
21.004
00.000
10427
11.002
12.025
11.002
11017
34.027
44.080
34.012
11241
54.007
54.007
80515
11357
21.004
21.004
76035
11499
21.004
21.004
21.004
11568
21.004
21.004
21.004
11568
21.004
21.004
21.004
11609
21.009
21.009
00.000
11619
12.025
12.025
12.025
11620
12.025
12.025
12.025
11665
44.021
44.021
44.021
11808
41.002
44.021
41.002
11818
41.002
44.021
41.069
11907
52.026
52.026
00.000
11939
57.081
57.081
00.000
12004
44.021
44.028
34.038
12012
52.044
21.001
52.022
12102
21.004
00.000
21.004
12143
45.041
45.041
45.041
12194
41.040
41.040
39418
12210
34.040
34.040
34.009
12216
21.004
21.014
21.004
12217
21.004
21.004
21.004
12259
21.014
21.004
31.500
12287
84.061
84.061
24.106
12532
52.011
00.000
52.049
12654
21.013
21.004
21.004
12663
53.041
53.041
00.000
12861
21.012
11.002
21.004
12911
21.004
21.004
00.000
12966
45.041
45.056
34.026
13012
21.014
21.004
21.004
13937
32.003
32.003
32.003
14098
53.027
53.015
00.000
14184
53.053
53.080
59172
14186
21.004
31.500
21.001
14196
53.053
25.059
53.071
14210
21.012
21.502
21.010
14211
57.052
53.065
57.091
14243
62.063
62.063
62.063
14284
11.006
41.048
11.006
14392
51.014
51.014
50173
14442
44.021
44.011
44.021
14518
56.005
56.005
00.000
14539
53.079
53.073
53.011
14581
44.021
00.000
44.021
19944
34.027
44.081
34.040
19947
44.038
44.038
44.038
19959
53.041
53.041
53.041
19994
44.021
44.049
44.021
20005
43.006 43.006 00.000 59 verbanden gevonden op 159 items
Bijlage 30 : netwerken Belgische mannen
119
verband met
aantal
met vader
23
met moeder
14
met beiden
22
Bijlage 31: Netwerken Belgische vrouwen Archiefnummer
Plaats
Afkomst vader
Afkomst Moeder
8596
51.052
51.052
51.052
8821
21.004
21.004
00.000
verband met
Aantal 6
10369
35.013
35.013
00.000
vader
11727
53.053
53.053
53.053
moeder
2
11903
21.004
21.001
21.004
beiden
8
12103
36.015
33.029
36.015
12124
21.004
21.012
59350
12124
21.004
21.012
59350
12174
21.004
21.009
53.053
14110
52.011
52.501
52.044
14160
57.037
57.037
00.000
14233
21.004
21.004
21.004
14288
62.063
00.000
62.032
14295
31.500
31.500
31.500
14316
21.015
21.012
21.018
19978
44.021
44.021
44.021
16 verbanden op 76 items
Bijlage 32: Netwerken Franse mannen Archiefnummer
Plaats
Afkomst vader
Afkomst moeder
7569
21.004
21.004
14118
8632
21.004
21.004
13.051
11887
45.041
45.041
45.041
12601
45.017
45.017
35.013
12932
34.027
34.033
34.033
12987
53.059
55.006
53.030
6 verbanden op 29 items
Voor de Franse vrouwen werden er geen verbanden gevonden.
120
verband met
aantal
vader moeder beiden
3 1 2