REPORTAGE REPORTAGE
Nieuw
in Nederland Ondergedompeld in de Nederlandse taal, twintig uur per week. Dat overkomt de kinderen die nieuw zijn in Nederland. Ze leren eerst één of twee jaar de taal kennen in aparte klassen of scholen. De 17-jarige, Russische Katya is een van hen: ‘Ik vind het jammer dat ik niet alles wat in mijn hoofd zit kan zeggen.’
16
September 2011 september
Tekst Simone Barneveld
Beeld Rob Niemantsverdriet
>> September september 2011 2011
17
REPORTAGE
REPORTAGE [REPORTAGE] NIEUWKOMERS
‘I
k ben’ staat er in een cirkel op het bord. Met daaromheen kenmerken als: naam, taal, land, leeftijd, hobby, hoe lang in Nederland... Maar ook: ‘ik ben’ aardig, blij, vrolijk, lief, netjes, moe... De leerlingen, veertien in totaal, mogen aan de hand van die kenmerken vertellen wie ze zijn. In het Nederlands. Mohamed zit op het puntje van zijn stoel en vertelt met verve: ‘Ik kom uit Amerika. Ik ben vijf maanden in Nederland en ik wil dokter worden.’ Verbazingwekkend goed Nederlands spreken ze, sommigen in prachtige volzinnen. En ze zitten nog maar drie maanden op school. Op het Nova College in Den Haag zitten ruim 600 nieuwkomers, het is de grootste Internationale Schakelklas-school in Nederland. Kinderen tussen de 12 en 18 jaar die als nieuwkomer Nederland binnenkomen en de taal niet beheersen, komen in de Internationale Schakelklas (ISK) terecht. De ISK is een afdeling van een reguliere middelbare school en de leerlingen worden gewoon in het voortgezet onderwijs ingeschreven. Er zijn 60 à 65 ISK’s in Nederland. Je vindt ze vooral in de grote steden, maar ook in kleinere plaatsen waar asielzoekerscentra zijn of waren. ‘De kinderen verblijven er gemiddeld twee jaar, afhankelijk van hun schoolachtergrond’, vertelt Hariëtte Boerboom van Lowan, de organisatie die de belangen van nieuwkomers en eerste opvangscholen behartigt. Het is een diverse populatie: asielzoekers, gezinsherenigers, kinderen van huwelijksmigranten en van arbeidsmigranten. Die laatsten zijn vooral MOE-landers (uit Midden- en Oost-Europa) maar ook Engelsen (zij werken vaak in de metaal). Sommige leerlingen hebben al langere tijd (Westers) onderwijs gevolgd, anderen hebben nooit op school gezeten. Sommige leerlingen kampen met gedrags- of leermoeilijkheden, bijvoorbeeld vanwege traumatische gebeurtenissen die zij hebben meegemaakt. Soms lukt het niet om hen binnen twee jaar aansluiting te laten vinden bij Nederlandse leeftijdsgenoten en zijn ze langer afhankelijk van extra zorg.
Sommige kinderen hebben nog nooit op school gezeten
Onderdompelen Om het niveau van een kind te bepalen krijgt het eerst een intake. Op het Nova College doet Liesbeth Flipse dat: ‘Elke dag van het jaar kan een kind binnenkomen. Alle kinderen zijn welkom, ze moeten zich wel aanmelden met een geldig identiteitsbewijs samen met een ouder, of als het gaat om minderjarige asielzoekers, met een voogd van Nidos (voogdijinstelling). Kinderen die nog geen verblijfsdocument hebben en
Aantal nieuwkomers stijgt Het aantal immigranten stijgt de laatste jaren weer volgens het SCP, vooral door de instroom van westerse migranten (voor een belangrijk deel Polen). Maar ook onder niet-westerse migranten is de immigratie sinds 2008 weer toegenomen. Hoeveel nieuwkomers er in het onderwijs zijn, is niet goed te zeggen. Het ministerie kijkt alleen naar de aantallen waarvoor
18
september 2011
geld uit de regeling nieuwkomers is aangevraagd. Maar dat is niet zuiver, scholen krijgen pas geld als ze meer dan vier nieuwkomers hebben, en veel scholen vragen niet eens geld aan. Lowan schat dat het om zo’n 10.000 nieuwkomers per jaar in het primair onderwijs gaat. In het voorgezet onderwijs zijn het er naar schatting tussen de 7.000 en 10.000.
Op het Stedelijk Dalton Lyceum in Dordrecht leren kinderen zelfstandig, computers spelen daarbij een belangrijke rol.
leerplichtig zijn, worden niet geweigerd.’ Teamleider Rob Schmidt vult aan: ‘Vaak hebben ama-jongeren nog geen papieren. Op dat moment zijn zij in feite “illegaal”, maar zij mogen wel gewoon bij ons naar school in afwachting van hun registratie bij officiële instanties.’ De leerlingen worden getoetst op taal, rekenen et cetera, maar ook wordt er gevraagd naar hun achtergrond en familie. Eerst komen alle kinderen in de instroomklas. Ze volgen een zesweeks programma waarin ze letterkennis opdoen, klankenkennis en schoolse vaardigheden (‘pak je boek’, ‘schrijf op’) leren. Taal wordt in eerste instantie geleerd volgens TPR (Total Physical Respons). Alles wordt letterlijk fysiek voorgedaan: opstaan, zitten, de gang oplopen. Daarna volgt een vorderingstoets en worden de kinderen op niveau ingedeeld, niet op leeftijd. Een 17-jarige kan dus met een 13-jarige in een groep zitten. Het eerste jaar worden ze twintig uur per week ondergedompeld in het Nederlands. Leerlingen doorlopen na de instroomklas drie fasen. In de tweede fase krijgen de leerlingen twaalf uur taalles en daarnaast vakken als aardrijkskunde, biologie en geschiedenis
om hen voor te bereiden op het regulier onderwijs. Maar omdat de taal zo essentieel is, is deze ook geïntegreerd in de andere vakken. In de laatste fase stromen de leerlingen door naar het regulier onderwijs, waar ze ook nog worden begeleid. Instroom Het Stedelijk Dalton Lyceum in Dordrecht kent ook een ISK. De schakelklassen vormen een aparte afdeling binnen de vmbo-locatie. 135 leerlingen zitten er, 38 nationaliteiten, vooral Polen, Somaliërs en Afghanen. Ze werken anders dan op het Nova-college. Er zijn acht groepen op taalniveau. A1 en A2 zijn starters- of instroomgroepen. B en C zijn doorstroom- en determinatiegroepen, waar wordt gekeken naar welke school kinderen kunnen uitstromen. D en E zijn uitstroomgroepen waar kinderen worden voorbereid op regulier onderwijs. Leerlingen zijn verantwoordelijk voor hun eigen leerproces en werken zelfstandig op eigen niveau en tempo aan de hand van studiewijzers. Computers spelen daarbij een belangrijke rol. Wat opvalt als je op beide ISK’s rondloopt, is de prettige, rustige sfeer. Er is veel saamhorigheid,
>> september 2011
19
REPORTAGE REPORTAGE
nieuwe leerlingen worden onmiddellijk op sleeptouw genomen. En de leerlingen zijn erg gemotiveerd. Zoals de 17-jarige Katya van het Stedelijk Dalton Lyceum. Ze komt uit Rusland, is tien maanden in Nederland en een snelle en praatgrage leerling. ‘Ik vind het jammer dat ik niet alles wat in mijn hoofd zit kan zeggen. Ik begrijp alles. Ik vind schrijven makkelijk, maar spreken moeilijk. Ik heb veel vrienden op de ISK, maar niet op het gewone vmbo, want die kan ik niet zo goed verstaan.’ Op beide ISK’s stromen wekelijks nieuwe leerlingen in. Dat is lastig voor de leraar, die moet organisatorisch sterk in zijn schoenen staan. ‘Dan heb je net een fijne sfeer in de klas’, zegt teamleider Carine Zwart van
Financiën Het eerste opvangonderwijs is geen apart onderwijstype; de scholen vallen onder hetzelfde financiële regime als reguliere scholen. Wel kunnen scholen via de Regeling nieuwkomers aanvullende financiering ontvangen voor alle leerlingen die korter dan twee jaar in Nederland zijn. De scholen krijgen per kind het eerste jaar 4500, het tweede jaar 2500 euro. Daarnaast zijn er voor de tussentijdse instromers nog twee peildata, 1 oktober en 1 april, die een extra financiering geven van 2250 euro per nieuwkomer. In het primair onderwijs is het anders geregeld, vertelt Rob Andriol van het Lowan: ‘De doelgroep is 4 tot 14 jaar. Basisscholen kunnen voor één jaar een bijdrage vragen (ruim 2500 euro per leerling) als ze minimaal vier nieuwkomers op school hebben. Bij kleinere aantallen worden de kinderen in reguliere klassen opgevangen. Bij grotere aantallen gaan de kinderen naar een aparte klas of school. Er zijn drie peildata: 1 oktober, 1 februari en 1 april. Als een leerling verhuist, kan de nieuwe school ook een deel van het geld aanvragen.’ Scholen voor eerste opvangonderwijs kampen vaak met wisselende (en moeilijk te voorspellen) leerlingaantallen, samenhangend met stijgende en dalende migratiestromen en bijvoorbeeld opening en sluiting van asielzoekerscentra. Omdat de financiering van het onderwijs gebaseerd wordt op het aantal leerlingen op de peildatum, kunnen scholen lange tijd achterlopen in hun bekostiging. De scholen krijgen ook geld uit het onderwijsachterstandenbeleid van OCW. ‘Maar dat is wel problematischer geworden sinds de gewichtenregeling geen rekening meer houdt met etniciteit’, zegt Andriol. ‘Het opleidingsniveau van de ouders is vaak moeilijk vast te stellen. En kinderen van hoger opgeleide buitenlanders vallen er sowieso buiten.’
Voor meer informatie over het aanvragen van financiering voor de opvang van nieuwkomers kijk op: www.lowan.nl.
20
september 2011
de ISK in Dordrecht, ‘en dan kun je weer opnieuw beginnen.’ Toename De laatste jaren is er weer een toename van nieuwkomers (zie kader pag. 18), zowel kinderen van arbeidsmigranten als asielzoekerskinderen. De laatsten komen vooral uit Somalië. ‘Dat is een moeilijke groep’, vertelt Hariëtte Boerboom. ‘Kinderen komen hier door gezinshereniging en zijn soms vervreemd van hun ouders. Ze hebben geen duidelijke relatie met hun ouders, een ouder is slechts degene die voor hen zorgt.’ In het thuisland kenden ze veel vrijheid, de kinderen zijn losgeslagen. Elke groep nieuwkomers heeft zijn eigen problemen. Minderjarige asielzoekers hebben veel psychische problemen. Maar Poolse kinderen bijvoorbeeld hebben het ook niet makkelijk. ‘Deze kinderen zijn erg op zich zelf aangewezen’, vertelt Rob Schmidt. De ouders staan vroeg op om te gaan werken, dus kunnen hun kinderen niet naar school helpen. Ontslag dreigt snel als ouders vrij nemen omdat er iets met hun kind aan de hand is, of voor zoiets simpels maar belangrijks als oudergesprekken. En het is als school moeilijk om een ingang te vinden in de Poolse gemeenschap.’ Daarom hecht het Nova College ook zo aan de huisbezoeken die de mentor – voor alle kinderen het eerste aanspreekpunt – aflegt. Als dat niet genoeg is, zijn er de interne zorgcoördinator en het maatschappelijk werk, dat is toevallig een Poolse dame. Als zij er niet uitkomen, wordt doorverwezen naar jeugdzorg of psychiatrie (Parnassia). Maar Schmidt zelf houdt ook vinger aan de pols en belt met ouders als er iets is, of bij verzuim. Ook deze leerlingen zijn namelijk gewoon leerplichtig. Carine Zwart vertelt: ‘Kinderen zijn plop in Nederland gezet uit vaak hele andere culturen. We hebben soms te maken met heftige problematiek. Zoals een jongen uit de Filipijnen die daar altijd op straat had gezworven, lijm had gesnoven en hier totaal onaangepast gedrag vertoonde.’ Het vraagt veel van leraren om zulke kinderen te begeleiden, maar de school krijgt ondersteuning van een Zorg Advies Team (ZAT), de GGZ en het maatschappelijk werk. ‘Elke dinsdag heeft maatschappelijk werkster Saskia de Waard spreekuur (op de gang hangt een briefje: heb je problemen, voel je je niet goed, kom gerust langs) en gaat ze de klassen langs. Sommige kinderen kennen nog niet genoeg Nederlands om hun problemen met haar te bespreken, maar dan maakt ze gebruik van tekeningen. ‘We proberen zo snel mogelijk aan de slag te
‘We hebben soms te maken met heftige problematiek’
De Kernschool
Beeld Allard de Witte
In de klas van juf Soekartijem gaat het over vlinders. De kinderen zitten in een kring en een Somalisch meisje vertelt over vlinders en bloemen en wat vlinders ‘net als cola’ uit de bloemen drinken. Ze komt er niet helemaal goed uit, dus haar buurvrouw springt te hulp en vertelt wat ze eigenlijk bedoelt. ‘We bieden de kinderen een veilig klassenklimaat’, vertelt directeur Irma Klaassen van de Kernschool, een eerste opvangschool voor 6 tot 12-jarigen in Zaandam. De leerlingen, 53 aan het einde van het schooljaar, komen uit de hele regio. ‘Iedereen komt aan de beurt, niemand wordt overgeslagen. We luisteren altijd naar de kinderen, ook al komen ze niet uit hun woorden. We geven hun mee dat ze gezien worden. Veel van deze kinderen worden gediscrimineerd voor het leven. Omdat onze school één grote leefgemeenschap is, is het er vertrouwd en zorgen we zo voor een goede basis. ’ De eerste twee uur van de dag volgen kinderen Nederlandse les in niveaugroepen. Daarna gaan deze klassen uit elkaar en volgen de kinderen andere vakken in groepen, ingedeeld op niveau én leeftijd. Een jaar bestaat uit vier blokken van tien weken. Na een jaar stromen kinderen meestal in het regulier onderwijs in. De kernschool biedt een uitgebreid nazorgtraject van twee maal zeven weken. Als de kinderen 11 of 12 zijn, gaan ze veelal naar een ISK. Dit eerste jaar is er veel aandacht voor mondeling Nederlands. ‘We spreken langzaam en in hele zinnen’, vertelt Klaassen. ‘Als een kind zegt: “toilet” dan zeggen wij “ja, je mag naar het toilet”, niet “ja, is goed”. Na tien weken beklijft het Nederlands een beetje, de taal wordt vertrouwd.’Alle leraren zijn NT2 gespecialiseerd. ‘We geven gerichte instructie, want deze kinderen hebben veel structuur nodig. De kinderen moeten veel. Gespeeld wordt er weinig in de klas, behalve als onderdeel van de les, gerelateerd aan opdrachten en thema’s. Ze pikken dan ook veel op, zijn enthousiast en willen alles weten. Maar ze zijn vooral erg aanhankelijk. Slaan als het even kan hun armpjes om je heen’, besluit Klaassen vertederd.
gaan met deze kinderen en het lukt ons bijna altijd het probleem te tackelen. Zo was er een jongen uit Afghanistan die een zelfmoordpoging had ondernomen. Wij leraren houden zijn welzijn nauwlettend in de gaten, letten erop dat hij op school komt, controleren of hij zijn medicijnen neemt en houden contact met verzorgers en GGZ.’ Scholen moeten daarom veel investeren in de zorgstructuur, daarbij helpt Lowan hen. Voor de meeste kinderen heeft school een therapeutische waarde. Op school zijn, is uit de sores zijn. Dat
‘Deze kinderen hebben veel structuur nodig.’
geldt niet alleen voor de kinderen met serieuze problemen, maar voor alle nieuwkomers. Liesbeth Flipse van het Nova-College: ‘Deze kinderen zijn zo leuk. Ze zitten allemaal in hetzelfde schuitje. Dat schept een band. De motivatie is groot. Als ze net binnenkomen, zitten ze hier met bibberende handjes. Na een week is het ‘hallo juf ’. Dan weet je dat ze zijn geland. School geeft houvast.’ ■
september 2011
21