Relatie & Gezag in de klas
Clarise Kroneman Geeske Bisschop Klas 6vA 2011/2012
1
Inhoud Inleiding
Pagina 2
Onderzoeksvraag
Pagina 3
Theorie
Klimaat in de klas
Pagina 4
Gezag
Pagina 5
Relatie
Pagina 9
Verschil Basis en Havo
Pagina 12
Verschil docent‐docente
Pagina 12
Verschil tussen geschiedenis/maatschappijleer/T&V,
Pagina 12
Verschil in werkervaring van de docent(e)
Pagina 13
biologie en Engels
Werkplan
Pagina 14
Resultaten
Pagina 16
Conclusie
Pagina 24
Evaluatie en suggesties
Pagina 26
Literatuur
Pagina 28
Logboek
Pagina 29
Bijlage
Pagina 34
2
Inleiding Elke dag zitten we zelf in de klas en hebben we te maken met veel docenten die allemaal op hun eigen manier lesgeven en met de klas omgaan. Daarom leek ons het ook erg leuk om te onderzoeken hoe dat nu precies gaat en dan als buitenstaander andere lessen te observeren. Hierbij wilden we ons vooral richten op de relatie tussen docent en leerlingen, en daarbij ook het gezag. Persoonlijk zijn we ook geïnteresseerd in het onderwijs, zo wil Clarise ook wat in het onderwijs gaan doen. Een onderzoek in het onderwijs is dan erg leuk. Als eerste waren we benieuwd wat het verschil nu is tussen een basis en een havoklas. Verder dachten we ook nog aan de verschillen tussen de vakken. Als derde leek ons het ook leuk om te kijken of er een groot verschil bestaat tussen mannelijke en vrouwelijke docenten. Als laatste wilden we ook nog gaan kijken of er verband bestond tussen de werkervaring van de docent en de manier waarop relatie en gezag ingevuld werden. Hierbij hebben we een onderzoeksvraag opgesteld. We hebben theorie opgezocht en een werkplan gemaakt. Toen hebben we in totaal 12 lessen bijgewoond, waarbij we veel onderzoeksbevindingen kregen. Dit hebben we uiteindelijk verwerkt in een conclusie. Daarna hebben we nog een evaluatie opgenomen in het verslag en nog eventuele suggesties. We hebben ernaar gestreefd om antwoorden op bovengenoemde vragen te vinden; vragen, die van belang zijn voor het onderwijs. We hebben een antwoord op de vragen gevonden, en we wensen u veel leesplezier toe bij het lezen ervan!
3
Onderzoeksvraag Hoe werkt een docent(e) aan relatie en gezag in een klas, en is er verschil hierin als we kijken naar verschillende niveaus, verschillende vakken, het geslacht van de docent(e) en de werkervaring van de docent(e)? Deelvragen 1) Wat is het verschil in de manier waarop een docent(e) aan relatie en gezag werkt in een klas wanneer we kijken naar een basis‐ en een havoklas? 2) Wat is het verschil in de manier waarop een docent(e) aan relatie en gezag werkt in een klas wanneer we kijken naar verschillende vakken? 3) Wat is het verschil in de manier waarop een docent(e) aan relatie en gezag werkt in een klas wanneer we kijken naar hun geslacht? 4) Wat is het verschil in de manier waarop een docent(e) aan relatie en gezag werkt in een klas wanneer we kijken naar hun werkervaring?
4
Theorie Klimaat in de klas Het klimaat in de klas heeft zijn basis in de interacties tussen docenten en leerlingen en tussen leerlingen onderling. De betrokkenen, docent en leerlingen, vormen een beeld van elkaar, dit wordt ook interpersoonlijke perceptie genoemd. In de klassensituatie gaat het om hoe de docent aankijkt tegen de leerlingen, de leerlingen naar de docent en de leerlingen naar elkaar. Wanneer mensen gedurende langere tijd met elkaar omgaan, ontstaan relatief stabiele patronen in hun percepties van elkaar. Het klasklimaat is dan het totaal aan interpersoonlijke relaties tussen de docent en leerlingen en tussen leerlingen onderling.
In deze cirkel staan acht aanduidingen, die aangeven wat voor beeld een leerling van een docent heeft. Deze acht aanduidingen vormen als het ware een netwerk waarbinnen interpersoonlijke woorden een positie krijgen. Woorden die dicht bij elkaar liggen, zoals ‘vriendelijk’ en ‘begrijpend’ zijn meer verwant dan woorden die verder van elkaar liggen, zoals ‘vriendelijk’ en ‘corrigerend’. Woorden die tegenover elkaar liggen zijn elkaars tegengestelde, zoals ‘vriendelijk’ en ‘ontevreden’. In deze figuur kunnen twee dimensies toegevoegd worden: nabijheid en invloed. De dimensie nabijheid geeft weer in hoeverre een docent(e) leerlingen het gevoel geeft dat ze begrepen worden of in hoeverre docenten open staan voor hun ideeën. De dimensie invloed 5
heeft betrekking op de mate van controle van de docent over de interactie met de leerlingen. Uit onderzoek naar de opvattingen van docenten en leerling blijkt dat ze vrijwel hetzelfde denken over de aard van de gewenste relatie tussen docenten en leerlingen. Beide geven de voorkeur aan een docent met behoorlijk wat invloed gecombineerd met een grote mate van nabijheid. De docent die zowel gezaghebbend als vriendelijk en begrijpend is, wordt als de ideale docent beschouwd. Dit kan ook weergegeven worden in de cirkel. Rechtsboven is er sprake van een klimaat waarin de docent een gezaghebbende relatie met leerlingen heeft. Lessen worden gekenmerkt door een gestructureerde en ontspannen sfeer. Rechtsonder is sprake van een meer tolerante relatie tussen docent en leerlingen. De docent besteedt zorg aan leerlingen, de sfeer in de lessen is vriendelijk, maar soms ook rommelig. Linksonder is sprake van een wanordelijke situatie die een wat onaangenaam karakter heeft. Er wordt regelmatig gedreigd met straf, wat eerder een averechts effect heeft. Linksboven is sprake van een autoritair klimaat. De lessen kennen een strenge discipline met weinig mogelijkheid voor eigen initiatieven van leerlingen. De gewenst relatie bevindt zich in het kwadrant rechtsboven, maar niet bovenin. Het wordt gekarakteriseerd als gezaghebbend en tolerant. Docenten die op deze gewenste relatie zitten hebben veel zorg voor leerlingen. Ze bieden structuur, dat wordt gecombineerd met het geven van ruimte aan leerlingen. Gezag Het is belangrijk voor leraren dat ze aan het begin van hun loopbaan gezag in de klas verwerven. We kunnen onderscheid maken tussen twee verschillende beginnende leraren: ‐
Nieuwe, jonge leraren die zichzelf sterker met de leerlingen identificeren dan met de rol van de leerkracht. Ze nemen zich voor om anders te gaan doen dan de ‘strenge’ leraren die ze in hun eigen schoolervaringen niet erg waarderen. Maar met de confrontatie met de relatie haken veel teleurgesteld af.
‐
Andere leraren (vaak meer onzekere mensen) voorzien tuchtproblemen en zetten zich vooral schrap door een strenge aanpak van bij het begin. Maar heel wat onder hen weten die strengheid niet te doseren en verwarren het streng zijn nogal eens met onvriendelijk en ontoegankelijk zijn. Gevolg is dat deze leraren snel met ernstige 6
tuchtproblemen moeten kampen want de leerlingen hebben snel door dat die ‘strenge’ aanpak, gecamoufleerde onzekerheid is en pikken de ‘koele’ aanpak niet. Het is dus van belang om bij de start van de loopbaan op een doordachte en effectieve manier het verwerven van gezag te leren Gezag en macht Macht is de mate waarin je het gedrag van een leerling kunt beïnvloeden in een bepaalde richting, wat een ‘goede’ of een ‘slechte’ richting kan zijn. Het uitoefenen van macht is dus iemand dingen kunnen laten doen die jij wilt. Er zijn verschillende vormen van machtsuitoefening: ‐ ‐ ‐ ‐
deskundigheidsmacht: macht ontlenen aan kennis en vaardigheden strafmacht: iemand bepaalde straffen geven als diegene in overtreding gaat functiemacht: macht verbonden aan de rol of functie die men heeft referentiemacht: verwijzing naar een autoriteit, bijv. een bepaald persoon of een boek
Toch heeft iemand met macht niet automatisch gezag. Gezag is ook een vorm van macht, maar die verschilt essentieel van de vier bovenstaande. De macht wordt hier ontleend aan wie men is, aan zijn persoonlijkheid. Gezag is dan de mate waarin je in de relatie met iemand door je persoonlijkheid zijn gedrag kunt beïnvloeden in de door jou gewenste richting. Werken vanuit gezag betekent dan dat je kwetsbaar voor de klas staat en leiding verdient, waardoor de leerling je zien zitten en dat ze vertrouwen hebben in jouw manier van werken. Onderwijs is dan een wij‐woord, waarbij de docent wil leren van de kinderen en de kinderen op hun beurt willen leren van de leerkracht. Gezag en het beoogde doel Het doel is om de jongere tot zelfstandigheid en emancipatie te brengen zodat die zich ten volle kan ontplooien en zin kan geven aan zijn eigen leven en dat van anderen. Leraren moeten hen helpen om weerbaar te worden in deze toch wel harde en complexe maatschappij, zowel intellectueel als sociaal, religieus en moreel. Opvoedkundig gezag is begeleidend en altijd in functie van dit doel. Gezag en straf Straf is een veruitwendigen van gebrek aan gezag. Het is een uiting van omacht: ik ben niet in staat door mijn persoonlijkheid het doel te bereiken of de jongere heeft nog niet genoeg kracht opgebouwd om mijn voorstel te begrijpen en te aanvaarden. Straffen is het toegeven van deze onmacht en kan de positieve opbouw van het ‘tussen’ schaden. Elke straf die de docent geeft, bedreigt het soms moeizaam opgebouwde vertrouwen. De meest gezagvolle opvoeder is diegene die niet hoeft te straffen om de emancipatie van de jongere te begeleiden. Dit wil niet zeggen dat er nooit gestraft hoeft te worden. Omdat niemand een volmaakte opvoeder is, kan het soms niet anders. Er is namelijk niet altijd voldoende tijd en 7
ruimte om het ‘tussen’ te vullen en zo gezag op te bouwen. Ook zijn veel jongeren getekend door hun persoonlijke geschiedenis en daardoor zijn ze niet of maar zeer aarzelend in staat om vertrouwen te schenken of op anderen te vertouwen, hoeveel moeite men daar ook voor doet. Soms moet er dus gestraft worden en dan komt het er op aan zo te straffen dat de relatie tussen leerkracht en leerling zo weinig mogelijk geschaad wordt. Hieronder worden concrete aanwijzingen voor het straffen genoemd: 1. Impliciet straffen en belonen: Er zijn echte straffen die niet als straf ervaren worden en daarom zeer waardevol zijn in het ‘verwerven’ van gezag. Zo kan het fronsen van de wenkbrauwen een signaal zijn. 2. Het zinloze van ‘meer van hetzelfde’: Als een leerling in hetzelfde gedrag blijft volharden ondanks de straf die hij al heeft, bestaat er de neiging om ‘meer van hetzelfde’ te geven. Hierbij is de kans groot dat dit leidt tot escalatie van straf. De straf wordt zo omvangrijk of zo zwaar dat hij nog onmogelijk uit te voeren is en de leerling beseft meestal zeer goed dat de leerkracht uiteindelijk zal moeten terugkrabbelen. Zo’n leerling zal dus steeds meer uitlokken, want dan wint hij de strijd. Belonen is een krachtige versterker van het gezag. Maar als de docent elke keer bij het stellen van het gewenste gedrag blijft belonen, verdwijnt het effect en kan het zelfs het gezag ondermijnen. De leerling heeft immers geleerd zijn gedrag alleen te veranderen als er een beloning aan vastzit. Geregeld belonen zonder een vast of voorspelbaar patroon te volgen heeft het meeste effect. 3. Geen ‘etiketten kleven’: Het is verleiding om een leerling te ‘benoemen’: bijvoorbeeld ‘dit is een opstandige leerling’. Zulke etiketten kloppen niet, maar vaak gaat men er van uit dat ze juist zijn. 4. Uitstel van uitspreken van straffen: Hiermee wordt tijd gewonnen voor de docent om zich te gaan beheersen, kan de situatie objectief beoordeeld worden en eventueel hulp of raad gevraag worden. Een leerling krijgt hierdoor ook bedenktijd en de groep kijkt niet mee, waardoor de leerling zich niet hoeft te bewijzen voor de groep. 5. Geen vernederende straffen geven: Hierdoor verdwijnt het vertrouwen. Vernederen kan een bepaalde macht geven, maar nooit gezag. 6. Relevante straf geven: Straf sluit best aan bij het vergrijp en is, als dat kan, gericht op herstel. Over deze straf moet goed nagedacht worden, zodat het ‘tussen’ zo weinig mogelijk geschaad wordt. 7. Individuele gesprekken: Als er iets mis in de relatie kan een gesprek wonderen doen, maar het kan ook mislukken. Daarom is het goed voor de docent om enkele regels in acht te nemen: Het gedrag moet in duidelijke gedragstermen omschreven worden. De gevoelens van je uitdrukken en hoe je daar tegen aankijkt De wens uitdrukken: ‘Ik zou willen dat dit verandert’ en het concreet aangeven Openstaan voor de leerling en uitnodigen tot reactie. Het gesprek mag geen monoloog zijn 8
Streven naar consensus, met of zonder straf. De eventuele straf zal zo zinvoller zijn en de vertrouwensrelatie niet verbreken.
Gezag en straf in groepsverband
De docent kan gezag verwerven tegenover individuele personen, maar dat betekent niet noodzakelijk dat hij ook gezag heeft in de groep. Mensen gedragen zich in een groep anders dan in individuele contacten. Naast de persoonlijke relatie van de leerkracht met elk van de leerlingen spelen ook nog de onderlinge relaties onder de leerlingen mee. Dit ‘tussen’ heb je niet onder controle. Een docent moet dus ook leren om met een klas als geheel om te gaan en gezag te verwerven tegenover de groep. Hiervoor zijn enkele aanwijzingen: ‐ Oogcontact houden met de leerlingen om ze te laten ervaren dat je hen elk afzonderlijk ‘in het oog’ houdt. ‐ De leerlingen als individuen bekijken ‐ Reageer als iemand de les stoort, niet alleen als het jezelf stoort ‐ Geef zeker nooit klassikale straffen als je moet ingrijpen. Dat schaadt het vertrouwen met de hele groep. Zorg ervoor de echte ‘schuldige’ te kennen, werk dan verder op dit individuele ‘tussen’. ‐ In het begin is het zeker belangrijk dat een jonge leerkracht heel zijn persoonlijkheid in de weegschaal gooit en gebruik maakt van zijn formele en deskundigheidsmacht. Bewaar daarom zeker in het begin de nodige afstand. Gezag en groei
Bij het eerste contact is het ‘tussen’ met elke leerling een leeg blad. De nieuwe leerkracht moet dus veel tijd en energie besteden aan het bewerken van dit ‘tussen’. In de periode voor hij zijn gezag ‘verworven’ heeft, moet hij steunen op de andere machten en vooral op zijn deskundigheidsmacht. Het is dus cruciaal voor de startende leraar om zijn lessen goed voor te bereiden, zodat hij op dat vlak respect afdwingt. Gezag verwerven kun je leren en het is nooit te laat om dat te doen. Als de basis voor het gezag gelegd is, komt er energie en ruimte vrij om zich sterker te ontplooien op didactisch vlak en meer leerlinggericht te werken. Een jonge docent heeft in de beginperiode dus vooral nood aan een schoolcultuur waar voldoende ruimte en ondersteuning aanwezig is om deze periode door te worstelen. Ervaren docenten kunnen, mits het in acht nemen van een paar spelregels in de begeleiding en zonder de verantwoordelijkheid over te nemen, jongere collega’s door deze periode heen loodsen en laten opbloeien. Gezag en relatie Als we het over gezag hebben, hebben we het over de leerling, de leerkracht en de relatie tussen beiden. Gezag heeft alles te maken met dit ‘tussen’. Het gaat niet om de leerkracht, niet om de leerling, maar om dit ‘tussen’. Zo is gezag krijgen ingrijpen in dat ‘tussen’. Gezag
9
ligt in de individuele relatie ‘tussen’ die mensen besloten. Daarom is het zo belangrijk de andere te ‘kennen’. Het ‘tussen’ moet opgevuld worden, dit kan met hartelijkheid, redelijkheid en geloof. Dit ‘tussen’ is te vergelijken met een soort ballon tussen de leerling en de leerkracht. In het begin is die ballon leeg. Gezag verwerven kan alleen maar als je die ballon weet te vullen. Dit is een langzaam proces, waarin het belangrijk is om een vertrouwengevende en vertrouwenwinnende relatie op te bouwen. Zo wordt die ballon langzaam gevuld en krijgt de jongere vertrouwen in de leerkracht. Dit vertrouwen vormt de basis van zijn gezag. Gezag is dan de mate waarin de leerkracht door zijn persoonlijke optreden zoveel wederzijds vertrouwen in de relatie met de leerling weet te leggen, dat het het gedrag van de leerling beïnvloedt in de door de leraar gewenste richting. De jongere aanvaart dan het gezag omdat hij weet dat de leerkracht positieve bedoeling met hem heeft. Hij schenkt dan zijn vertrouwen. Relatie Relatie is evenzo een belangrijk begrip in het onderwijs. Immers, de kwaliteit van de verstandhouding tussen leraar en leerlingen is één van de hoekstenen van het onderwijs, zo wordt wel beweerd. Als het contact tussen de leraar en leerlingen goed is, voelen de leerlingen zich veilig, kunnen ze actief mee doen, zijn de leerprestaties hoger en kunnen ze zich optimaal ontwikkelen. 3 basisvoorwaarden Hoogleraar Orthopedagogiek L. Stevens stelt dat relatie één van de drie basisvoorwaarden is van het welbevinden van leerlingen. Competentie (dit houdt in dat leerlingen vertrouwen en plezier hebben in het eigen kunnen) en autonomie (dit wordt verkregen wanneer leerlingen de zelfstandigheid krijgen om taken zelf te verrichten) zijn de andere twee. Relatie gaat echter nog dieper. Relatie heeft te maken met de waardering die ze krijgen om wie ze zíjn. Start relatie Een goede relatie met tussen de leraar en de leerlingen moet starten zodra ze na de zomer de klas in komen. Dit is wetenschappelijk bewezen. Wetenschapper T. Mainhard heeft namelijk het contact tussen leraar en leerling op diverse scholen vanaf het begin wat het schooljaar onderzocht. Zijn conclusie was als volgt: Vooral in klassen die het schooljaar starten met een docent die weinig invloed heeft op wat er in de klas gebeurt, en waar een relatief lage 'nabijheid' van de docent is, neemt de kwaliteit van de relatie langzaam verder af.
10
Relatie en schoolprestaties Een ander wetenschappelijk onderzoek, uitgevoerd in 2010 door NWO‐onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam en Utrecht, onderzocht het verband tussen de leraar‐leerling relatie en schoolprestaties. Dit onderzoek toont aan dat een positieve relatie tussen leerlingen en leraar een gunstig effect op het welbevinden van de leerlingen heeft. Bovendien geeft het onderzoek aan dat een goede leraar‐leerling relatie tot betere prestaties van de leerlingen leidt. Dit geldt voor zowel basisschoolleerlingen, als voor leerlingen op de middelbare school. Één van de onderzoekers (H. Koomen): ‘’Vaak neemt de motivatie om te leren op latere leeftijd af. Juist dan maakt het kennelijk uit of je als leerling een warme band met je leraar hebt. Je zet je dan als het ware in voor die docent.’’ Verder blijkt dat jongens zich in het geval van positieve relaties meer betrokken en gemotiveerd voelen op school en meisjes juist beter gaan leren. Een ander opvallend aspect in de resultaten van het onderzoek is dat vooral kinderen uit lagere sociaal‐economische milieus baat hebben bij een goede relatie met hun leraar. H. Koomen: ’’Zij voelden meer betrokkenheid en presteerden beter. Er is meer onderzoek nodig om precies uit te zoeken hoe affectieve relaties en leeropbrengsten op elkaar inwerken.’’ Belang relatie voor leraren Maar ook de leraren zelf profiteren van een goede band met de leerlingen. Ze ontlenen er namelijk voldoening en zingeving aan. Ongunstige relaties daarentegen, roepen bij de leraren negatieve emoties op. Ook dragen negatieve leraar‐leerling relaties waarschijnlijk bij aan de werkstress van de leraren. Hoewel veel leraren dit ook wel intuïtief aanvoelen (dat relaties met leerlingen belangrijk zijn) ontbreekt van de benodigde kennis om het pedagogisch handelen te verbeteren, aldus één van de onderzoekers. Relatie in de praktijk Wat is nu belangrijk bij een relatie? De belangrijkste zaken die een docent(e) in praktijk moet bezitten/in de praktijk moet brengen, volgen hieronder. -
De docent(e) wordt geacht van alle leerlingen persoonlijk iets te weten, vooral wanneer het de mentor betreft. Maar als er bijvoorbeeld een leerling is wiens ouders gescheiden zijn, een ouder verloren heeft etc., is het van belang dat alle leraren van deze leerling dit weten.
-
De docent(e) moet laten merken dat hij zijn/haar leerlingen ziet staan en hen mag. Dit kan op de volgende manieren: * Bij de deur staan als de leerlingen het lokaal inkomen * Iedere leerling persoonlijk begroeten (en hen bij de naam noemen) * Tegen de individuele leerling iets aardigs en persoonlijks zeggen
11
-
De docent(e) moet ook uitdrukking geven aan zijn/haar oprechte belangstelling voor de leerlingen. De volgende gedragswijzen zijn dan raadzaam: * waar nodig is, en waar het gepast is, de leerlingen een schouderklopje geven * de leerlingen op het juiste moment toelachen, toeknikken * de leerlingen recht in de ogen kijken als ze tegen de docent(e) praten * belangstellend kijken als leerlingen tegen de docent(e) praten * de juiste afstand behouden: dichtbij genoeg om de oprechte belangstelling te tonen, maar ver genoeg om de persoonlijke ruimte niet te schenden
-
De docent(e) zal er goed aan doen om de interesses van de leerlingen in de lesstof te verwerken. Dit zal niet in elk geval toepasbaar zijn, maar wanneer dit bij een aantal opdrachten in praktijk gebracht wordt, zal het effect te zien zijn. Leerlingen werken dan namelijk met meer enthousiasme aan het werk, omdat het hen dan interesseert
-
De docent(e) zal humor ‘moeten’ gebruiken; dit zal de sfeer in de klas ten goede komen. De volgende drie zaken zijn hierbij van belang: * lachen om eigen fouten * grapjes maken met de leerlingen * woordgrapjes verzinnen
-
Wat ook van groot belang is, is dat de docent(e) consequent is in het opleggen van zowel negatieve als positieve consequenties
-
Omdat het over het algemeen niet zo is dat een docent(e) alle leerlingen even graag mag, is het raadzaam dat er op het volgende gelet wordt: * proberen gedachten en emoties onder controle te houden * altijd naar een verklaring zoeken voor het gedrag van een leerling
‐ Het laatste punt betreft het bewaren van kalmte, hoe erg de leerling de docent(e) ook tergt. Hierbij zijn de volgende punten belangrijk: * de leerling kalm en met respect toespreken * de leerling aankijken zonder boze blikken op hem/haar te werpen * zorgen voor een neutraal, en indien mogelijk, een positieve gezichtsuitdrukking Kort gezegd, een goede relatie tussen leerling en leraar is van belang voor het welbevinden en de leerprestaties van kinderen en werpt ook zijn vruchten af voor de leraar, die hiervoor verschillende zaken in de praktijk kan brengen. Verschil basis en havo Basisberoepsgerichte leerweg (BB) is bestemd voor leerlingen die vooral praktisch ingesteld zijn. Qua theoretische belasting is deze leerweg minder zwaar dan de kaderberoepsgerichte leerweg, vandaar ook de benaming. De leerlingen doen examen in vier algemene vakken en
12
een beroepsgericht vak. Het examenprogramma voor deze leerweg is minder uitgebreid en meer praktisch dan dat van de andere leerwegen. Havo staat voor hoger algemeen voortgezet onderwijs en duurt vijf jaar. De havo bereidt leerlingen voor op het hoger beroeps onderwijs (hbo). De havo is gesplitst in een algemeen deel, de onderbouw, een specialisatie en de bovenbouw. In de bovenbouw kunnen leerlingen profielen kiezen. Daarmee kunnen zij zich in een bepaalde richting specialiseren. Verschil docent‐docente Mannelijke en vrouwelijke leerkrachten geven anders les. Ze gaan anders om met seksespecifiek gedrag. Samenwerking, taalvaardigheid en communicatie worden genoemd als kwaliteiten die door vrouwelijke leerkrachten worden uitgedragen en gestimuleerd onder leerlingen. Deze verklaring suggereert dat vrouwelijke leerkrachten een andere stijl hanteren dan mannelijke leerkrachten. Er is echter nog weinig empirisch onderzoek naar kwalitatieve verschillen in het handelen tussen de vrouwelijke en mannelijke leerkracht. Verschil tussen geschiedenis/maatschappijleer/t&v, biologie en Engels Geschiedenis, maatschappijleer en T&V behoren tot de maatschappijvakken, waarbij veel geredeneerd wordt. Engels is een taalvak. Biologie is een exact vak, bij dit vak wordt veel uitleg gevraagd. Wij hebben zelf ervaring met al deze vakken, zodat ook empirische argumenten kunnen aangedragen worden bij het beantwoorden van de deelvragen. Verschil werkervaring van docent(e) Wij denken: Hoe meer werkervaring, hoe beter het gezag en de relatie tussen de leraar en de leerlingen is, omdat een docent(e) met meer werkervaring na jaren van vallen en opstaan heeft kunnen bepalen hoe hij/zij hiermee het beste om kunnen gaan om tot een zo goed mogelijk ‘resultaat’ te komen. Dit is ook al enigszins aan de orde geweest onder het eerste kopje ‘Gezag’. Ook uit bronnen blijkt dit. Leerlingen ervaren bij een docent met weinig ervaring minder gezag dan bij een ervaren docent. In de eerste drie jaar neemt het gezag het snelste toe. Voor emotionele nabijheid geldt het omgekeerde: hoewel er de eerste tien jaar nog een lichte toename te zien is, lijkt over de gehele loopbaan de mate waarin docenten zich helpend en begripvol opstellen juist af te nemen. Wellicht heeft dit te maken met de groter wordende leeftijdskloof met leerlingen, waardoor de normen en waarden verder uit elkaar liggen en het lesgeven meer energie kost. Opmerkelijk is dat de 60‐plussers juist weer wat hoger scoren.
13
14
Werkplan Voorbereiding: ‐
Zoek docenten die aan havo en basis lesgeven 2 docenten die biologie geven 2 docenten die geschiedenis/maatschappijleer/T&V geven 2 docenten die Engels geven Kies bij elk vak een mannelijke en een vrouwelijke docent ‐ Zoek bij elke docent een basis en havoklas uit ‐ Neem contact op met de betreffende docenten en vraag of je ongeveer 20 tot 25 minuten een les mag bijwonen ‐ Regel de uren wanneer je langs komt ‐ Verdeel de taken Eén observeert het ‘gezag’ tussen leraar en leerling Eén observeert de ‘relatie’ tussen leraar en leerling Uitvoering: ‐ ‐ ‐
‐ ‐
Sta bij de deur als de bel van het lesuur gaat Houd pen en papier klaar Observeer vanaf het begin van de les ‘gezag’ en ‘relatie’ Verbaal Non‐verbaal Noteer de waarnemingen Verlaat na ongeveer 20 tot 25 minuten de klas
Verwerking: ‐ ‐ ‐ ‐
‐
‐
‐
Typ alle waarnemingen uit Schrijf bij elke observatie ‘gezag’ een korte conclusie Schrijf bij elke observatie ‘relatie’ een korte conclusie Vergelijk bij de docenten de manier waarop zij gestalte geven aan gezag en relatie in de klas, wanneer je kijkt naar verschillende niveaus: Basis ‐ Havo Vergelijk bij de docenten, die hetzelfde vak geven, de manier waarop zij gestalte geven aan gezag en relatie in de klas, wanneer je kijkt naar het geslacht: Man ‐ vrouw Vergelijk bij de docenten de manier waarop zij gestalte geven aan gezag en relatie in de klas, wanneer je kijkt naar de verschillende vakken: Biologie – Engels – geschiedenis/maatschappijleer/T&V Vergelijk bij de docenten de manier waarop zij gestalte geven aan gezag en relatie in de klas, wanneer je kijkt naar hun werkervaring
15
Resultaten Zie bijlage voor de onbewerkte gegevens De opmerkingen bij ‘gezag’ en ‘relatie’ die met groen onderstreept zijn, houden in dat het positief is voor de relatie /het gezag of dat het een positief effect heeft. De rode onderstrepingen houden in dat het negatief is voor de relatie/het gezag of dat het een negatief effect heeft. GESLACHT: MAN WERKERVARING: 8,5 JAAR NIVEAU: BASIS 3 Gezag ‐ Krijgt klas rustig; leerlingen zeiden zelf ook ‘stil zijn!’ ‐ Hele klas aanspreken, noemt ook personen individueel Relatie ‐ De leerlingen begroeten de leraar enthousiast en wensen hem gelukkig Nieuwjaar ‐ Leraar legt zijn hand op schouder van leerlingen ‐ Leerlingen begrijpen de leraar zonder dat hij expliciet waarschuwt ‐ Leerlingen vermanen elkaar om naar de leraar te luisteren ‐ Leerlingen reageren serieus op leraar ‐ Leraar reageert niet altijd op verhalen van leerlingen, is meer gefocust op zijn eigen verhaal NIVEAU: HAVO 4 Gezag ‐ Wanneer hij om stilte vraagt, wordt het stil ‐ Hele klas aanspreken, maar ook individuele leerlingen Relatie ‐ Bij binnenkomst níet bij de deur staan, maar achter de computer zitten ‐ Hij gebruikt humor ‐ Leerlingen gaan in op zijn humor; doen enthousiast mee ‐ Leerlingen mogen inspraak hebben op de les ‐ Er is ruimte voor leerlingen die wat zeggen zonder dat ze hun hand opsteken Allebei 1 rode streep bij relatie Gezag op dezelfde 2 manieren bereikt Relatie anders: leerlingen bij basis iets ‘kinderlijker’, vermanen elkaar om naar de leraar te luisteren, bij havo mogen de leerlingen zelf inspraak hebben op de les VAK: GESCHIEDENIS 16
GESLACHT: VROUW WERKERVARING: 12 JAAR NIVEAU: BASIS 2 Gezag ‐ Klas stil krijgen door rond te lopen ‐ Klas stil krijgen door mensen apart bij naam te noemen ‐ Ze benoemt ongewenst gedrag; leerling reageert hierop ‐ De waarschuwen missen enigszins hun uitwerking; het wordt niet helemaal rustig Relatie ‐ Ze staat aan het begin van de les voor in de klas; zo ziet ze iedereen binnenkomen ‐ Ze geeft complimenten; stimulans voor meer leerlingen om een antwoord te geven ‐ Ruimte voor inbreng (antwoord/vraag/opmerking) van leerlingen zonder de hand op te steken ‐ Ruimte voor het feit dat een leerling het lokaal verlaat die (bijv.) iets vergeten is en moet ophalen NIVEAU: HAVO 2 Gezag ‐ Klas stil krijgen door leerlingen persoonlijk te vragen om goed te gaan zitten en boeken te pakken. ‐ Leerlingen moeten eerst een paar keer berispt worden, dan pas doen ze goed mee ‐ Dreigen met straf; verklaring geven waarom ‐ Ongewenst gedrag aanpakken Relatie ‐ De lerares staat aan het begin van de les voorin de klas ‐ Aan het begin van de les praat ze over ‘van alles en nog wat’ met wat leerlingen ‐ Ze geeft complimentjes ‐ Ze laat merken dat ze de individuele leerlingen echt ziet Bij allebei één rode bij gezag De manier waarop gezag in de beide klassen gehandhaafd wordt, komt grotendeels overheen. Maar er is toch een verschil: bij de Basisklas probeert ze de klas stil te krijgen door rond te lopen, dit doet ze bij de havoklas niet. De manier waarop ze relatie in de beide klassen bewerkstelligt verschilt daarentegen iets meer, met als belangrijkste verschil dat er in de havoklas de ruimte was om eerst met wat leerlingen te praten over ‘van alles en nog wat’, terwijl bij de basisklas bijna meteen de les geschiedenis begint. VAK: BIOLOGIE 17
GESLACHT: MAN WERKERVARING: 5 JAAR NIVEAU: BASIS 3 Gezag ‐ Met stemverheffing de klas stil krijgen ‐ Klas stil krijgen door te dreigen met straf ‐ Er wordt geluisterd, maar soms pas na enkele waarschuwingen ‐ Non‐verbaal: wanhopig kijken naar iemand ‐ Personen bij naam noemen ‐ Bij ongewenst gedrag reageren met ‘nablijven’ of ‘voorlezen’ Relatie ‐ Hij begroet de leerlingen bij de deur ‐ Hij betrekt de leerlingen actief bij de les ‐ Hij noemt ze persoonlijk bij hun naam ‐ Hij gebruikt ‘humor’ ‐ Hij lacht om zijn eigen fout NIVEAU: HAVO 3 Gezag ‐ Mensen apart vragen om stilte ‐ Leerlingen meerdere keren aanspreken of wachten, dan pas wordt ernaar hem geluisterd ‐ Leerlingen bij naam noemen, dat ze aan het werk moeten ‐ Niet altijd geluisterd naar de waarschuwingen, het is daardoor redelijk stil Relatie ‐ Hij begroet de leerlingen bij de deur ‐ Hij maakt met bijna iedere leerling wel even een praatje ‐ Hij gebruikt humor ‐ Er is ruimte voor een leuke aanpak van strafbare dingen ‐ Reageert direct en behulpzaam op vragen van leerlingen (bukt bij tafeltje etc.) Resp. 3 en 2 rode strepen bij gezag.
Gezag: Komt in de meeste gevallen overeen, maar met één belangrijk verschil. De desbetreffende leraar dreigt in de basisklas bij ongewenst gedrag meerdere malen met nablijven (en voorlezen), terwijl hier bij de havoklas geen sprake van is. Relatie: Ook de manier waarop hij relatie bewerkstelligt, komt in de beide klassen grotendeels overeen. Maar toch is er een verschil, dat echter ook samenhangt met het gezag. In de havoklas is er namelijk ruimte voor een leuke aanpak van strafbare dingen, en is de sfeer meer ontspannen. In de basisklas is de docent meer geconcentreerd om de leerlingen actief bij de les te houden, zodat er voor de leuke kanten van relatie minder VAK: BIOLOGIE ruimte is.
18
GESLACHT: VROUW WERKERVARING: 13 JAAR NIVEAU: BASIS 2 Gezag ‐ Met stemverheffing de klas stil krijgen ‐ Het duurt een poosje voordat de klas stil is ‐ Sommige leerlingen meerdere keren aanspreken, dan pas wordt er geluisterd ‐ Groot deel van de les bezig met het berispen van leerlingen Relatie ‐ Ze begroet de leerlingen bij de deur ‐ Ze laat soms een leerling nauwelijks uitspreken; ze wil dan weer verder met les (ze is erg geconcentreerd op de te geven uitleg) ‐ Er is geen ruimte voor het verlaten van het lokaal van een leerlingen die bijv. een flesje wil vullen ‐ Ze deelt de toetsblaadjes ‘persoonlijk’ uit (per tafeltje) NIVEAU: HAVO 2 Gezag ‐ Klas rustig krijgen door leerlingen apart aan te spreken ‐ Stemverheffing gebruiken om voor orde te zorgen ‐ Duurt een poosje voordat iedereen aan het werk is ‐ Oog contact maken met leerlingen wanneer ze niet aan het werk zijn Relatie ‐ Een aantal leerlingen wenst haar bij binnenkomst (enthousiast) gelukkig Nieuwjaar ‐ Ze reageert op signalen uit de klas (n.a.v. een vraag van een leerling besteedt ze een halve les aan dat onderwerp) ‐ Er is geen ruimte voor het feit dat leerlingen reageren/vragen stellen zonder hun hand op te steken ‐ Leerlingen die hun hand opsteken, moeten soms lang wachten voor ze een beurt krijgen Resp. 4 en 1 rode strepen bij gezag Bij relatie beide keren 2 rode strepen. Er is een verschil in het gezag van de docente in de basisklas en in de havoklas. In de basisklas is het nodig dat ze een groot deel van de les leerlingen aan het berispen is; dit is in de havoklas minder. Bovendien is in meerdere gevallen oogcontact in de havoklas voldoende om de leerlingen tot stilte te manen. In de basisklas is dit niet het geval. De relatie is in beide klassen redelijk overeenkomstig. Wel valt op dat de docente vanuit de havoklas wel signalen opvangt en deze verwerkt, terwijl hiervan bij de basisklas nauwelijks tot geen sprake van is. VAK: ENGELS 19
GESLACHT: MAN WERKERVARING: 13,5 JAAR NIVEAU: BASIS Gezag: ‐ Hij krijgt de klas stil door direct stevig op te treden en personen apart aan te spreken ‐ Hij krijgt de klas stil door in de klas rond te lopen ‐ Hij kijkt nadrukkelijk naar mensen, die niet goed zitten of naar achterstevoren zitten ‐ Hij moet vaak eerst de mensen een paar keer aanspreken, voordat ze werkelijk luisterden ‐ Hij maakt veel gebruik van stemverheffing Relatie: ‐ Hij staat aan het begin van het lesuur niet lang in de deuropening (alle leerlingen zijn nog niet binnen, als hij al naar binnen gaat) ‐ Er is veel persoonlijk contact ‐ Hij geeft (indirect) complimenten ‐ Hij speelt in op de interesses van leerlingen ‐ Hij gebruikt humor NIVEAU: HAVO Gezag ‐ In het begin de klas stil krijgen door leerlingen apart aan te spreken ‐ Stemverheffing ‐ De klas praat in het begin door en luistert niet naar zijn vermaningen om stil te zijn, pas als hij een cd aandoet stopt de klas met praten Relatie ‐ Hij staat aan het begin van het lesuur niet in de deuropening ‐ Hij gebruikt humor ‐ Hij geeft complimenten ‐ Hij vermaant ‘mild’ en niet streng Bij basisklas: zowel 1 rode streep bij gezag als bij relatie Bij havoklas: bij gezag 2 rode strepen, en bij relatie 1 In de basisklas in de praktijk anders wordt het gezag anders in de praktijk gebracht dan in de havoklas. In de basisklas krijgt de docent de klas stil door direct stevig op te treden en door rond te lopen in de klas. Van deze beide zaken is in de havoklas geen sprake. Ook maakt hij in de basisklas meer gebruik van stemverheffing dan in de havoklas. De relatie bewerkstelligt hij deels op dezelfde wijze. Toch zijn er wel verschillen. In de basisklas is er (veel) meer persoonlijk contact dan in de havoklas. (Dit kan in de basisklas ook gemakkelijker, omdat deze kleiner is). Ook speelt hij in de basisklas meer in op de interesses van de leerlingen dan in de havoklas. 20
GESLACHT: VROUW WERKERVARING: 24 JAAR NIVEAU: BASIS Gezag ‐ De klas stil te krijgen door te zeggen ‘luister goed, luister goed’ ‐ Alleen in het begin een paar keer om stilte te vragen Relatie ‐ Ze gebruikt humor ‐ Er is ruimte voor het feit dat leerlingen iets vragen/opmerken zonder dat ze hun hand opsteken ‐ Ze speelt in op signalen vanuit de klas ‐ Ze laat duidelijk merken dat ze de leerlingen serieus neemt NIVEAU: HAVO Gezag ‐ Zij kreeg de klas pas stil na een aantal keren de hele klas te vermanen ‐ De leerlingen waren de rest van de les rustig Relatie ‐ Ze geeft de klas de mogelijkheid tot inspraak ‐ Ze gebruikt mimiek ‐ Ze gebruikt humor ‐ Ze geeft complimenten ‐ Ze verbetert op een behulpzame wijze Alles groen, op één rode streep bij gezag bij de havoklas na. Gezag heeft ze in beide klassen op ongeveer dezelfde manier. Wel valt op dat ze in de havoklas meer moet waarschuwen om het stil te krijgen dan in de basisklas. Ook de relatie tussen de docente en de leerlingen is in beide klassen grotendeels gelijk. Wel is er het kleine verschil dat ze de havoklas zelf de mogelijkheid tot inspraak geeft, en ze het bij de basisklas ‘beperkt’ tot het inspelen op signalen vanuit de klas. 21
Grafieken Bij deze grafieken houdt elke staaf in het percentage ‘groen’, dus het percentage waarnemingen van gezag en relatie dat positief is of een positief effect heeft. Deze grafieken zijn gebaseerd op bovenstaande verwerkte gegevens. Gezag en relatie links horen bij de man, gezag en relatie rechts bij de vrouw. Achter elke persoon staat tussen haakjes een getal, dit houdt het aantal jaren werkervaring in.
Geschiedenis/maatschappijleer/T&V 120% 100% 80% 60% Basis
40%
Havo
20% 0% Gezag
Relatie
Gezag
Relatie
Vrouw (12)
Man (8,5)
Biologie 120% 100% 80% 60% Basis
40%
Havo
20% 0% Gezag
Man (5)
Relatie
Gezag .
Relatie
Vrouw (13)
22
Engels 120% 100% 80% 60% Basis
40%
Havo
20% 0% Gezag
Relatie
Man (13,5)
Gezag Astitel
Relatie
Vrouw (24)
Onderstaande grafiek is gebaseerd op de 3 grafieken hierboven
% van het gemiddelde van basis en havo
Werkervaring 120,0% 100,0% 80,0% 60,0% Gezag
40,0%
Relatie
20,0% 0,0% 5
8,5
12
13
13,5
24
Aantal jaren
23
Conclusie Er wordt aan gezag gewerkt door een docent(e) op verschillende manieren. Zo spreken ze meestal bij het stil krijgen van de klas niet alleen heel de klas aan, maar ook leerlingen individueel. Terwijl de ene docent(e) rustig blijft praten, gebruikt de ander stemverheffing, dit kan een positief effect hebben, maar ook een negatief effect. Non‐verbaal toont men vooral gezag door oogcontact met de leerlingen te maken. Oogcontact is niet alleen positief voor het gezag, maar ook voor de relatie. Hiermee laat een docent(e) zien dat ze de leerling individueel ziet. Ook met humor en complimenten wordt gewerkt aan de relatie. Deelvraag 1 Wat is het verschil in de manier waarop een docent(e) aan relatie en gezag werkt in een klas wanneer we kijken naar een basis‐ en een havoklas? Er zit vooral verschil per docent(e) hoe hij/zij werkt aan relatie en gezag als we kijken naar een basis‐ en een havoklas. In een basisklas wordt meer rondgelopen om het gezag te handhaven dan in een havoklas. Ook wordt er sneller gedreigd met straf. Voor het werken aan relatie geldt dat havoklassen vaker inspraak hebben op de les. Deelvraag 2 Wat is het verschil in de manier waarop een docent(e) aan relatie en gezag werkt in een klas wanneer we kijken naar verschillende vakken? Bij geschiedenis/maatschappijleer/T&V is er meer ruimte voor onderling gesprek, hier is de relatie tussen docent en leerling ook het best. Ook het gezag scoort bij deze vakken het hoogst. Dit laat zien dat er een samenhang tussen gezag en relatie is. Biologie is voor velen een moeilijk vak, waardoor de nadruk ook meer op de leerstof ligt dan op relatie. Omdat er hier in de les minder ruimte voor relatie is, maken de docenten ruimte voor relatie voordat de les begint, door bij de deur te staan en de leerlingen persoonlijk te begroeten. Dit was bij de andere vakken niet het geval. Deelvraag 3 Wat is het verschil in de manier waarop een docent(e) aan relatie en gezag werkt in een klas wanneer we kijken naar hun geslacht? Voor 2/3 geldt dat vrouwelijke docenten een betere relatie met de klas hebben dan mannelijke docenten. Voor gezag is er niet een duidelijk verschil tussen mannelijke en vrouwelijke docenten.
24
Deelvraag 4 Wat is het verschil in de manier waarop een docent(e) aan relatie en gezag werkt in een klas wanneer we kijken naar hun werkervaring? Het gezag stijgt met de jaren werkervaring. Maar na een aantal jaren is er wel een daling van het gezag, met als minimumpunt bij de 13 jaar. Als dit punt weggelaten werd, zou de daling minder zijn. Daarna stijgt het gezag weer. Met de daling van het gezag, daalt ook de relatie, waarmee het verband tussen gezag en relatie wordt aangetoond. Verder is er geen nauw verband tussen werkervaring en relatie, relatie ligt bij bijna alle docenten op één lijn. Ook is bij een beginnend docent met weinig werkervaring het verschil tussen gezag en relatie het grootst. Er zijn dus verschillende manieren om aan relatie en gezag te werken in een klas, de docenten doen dit ook op hun eigen manier. Ook is er een aantoonbaar verschil hierin als we kijken naar de verschillende niveau’s, dus basis en havo. Ook tussen de vakken geschiedenis/maatschappijleer/T&V, biologie en Engels is er verschil in de manier waarop aan gezag en relatie wordt gewerkt, het verschil is hier het duidelijkst tussen geschiedenis/maatschappijleer/T&V en biologie. Het geslacht van de docent(e) speelt ook mee, vrouwelijke docenten hebben over het algemeen een betere relatie met de klas. Ook is er verschil te zien in het verband tussen werkervaring en gezag en relatie, zo stijgt het gezag met de jaren werkervaring. Het aantal jaren werkervaring heeft minder invloed op de relatie.
25
Evaluatie en suggesties Evaluatie Het was erg leuk om dit onderzoek te doen. Je gaat zo op een andere manier naar ‘het in de klas zitten’ kijken. In plaats van dat we zelf les hadden, moesten we de relatie en gezag observeren tussen leraar en leerling in andere lessen. Dit is erg interessant. Maar niet alles ging goed in ons onderzoek, en we hebben zeker wat verbeterpunten. Zo waren we pas heel laat begonnen met echte onderzoek, omdat we heel veel tijd besteed hebben aan het uitzoeken van de docenten. Dit kwam namelijk best precies, omdat we docenten moesten vinden die en aan basis en aan havo les gaven. Daarnaast wilden we per vak 2 docenten en dan ook nog een vrouwelijke en een mannelijke. Uiteindelijk is dit gelukt, maar toen waren we wel heel wat lessen verder. En daarnaast hadden we ook nog het probleem dat de roosters in deze tijd ook nog vaak veranderen, waarbij we steeds weer opnieuw de lessen en uren konden gaan uitzoeken. Voor ons onderzoek zijn we ook nog een paar keer bij meneer Trouwborst langs geweest, dit was erg verhelderend voor ons onderzoek. Hierdoor hadden we duidelijke richtlijnen. Alleen bij het tweede gesprek, om te vragen hoe we onze resultaten moesten verwerken, kwamen we erachter dat we vooral naar het verbale in de klas hebben gekeken. Maar het non‐ verbale is ook erg belangrijk voor de relatie en het gezag en daar hebben we veel minder naar gekeken. Aan de ene kant is dat ook wel logisch, omdat het verbale makkelijker te observeren is dan het non‐verbale. Het non‐verbale zie je niet altijd, vooral niet als je druk aan het schrijven bent. Daarnaast hebben we ook een deel van de theorie pas achteraf gemaakt, na ons onderzoek. Het is een verbeterpunt om dit eerst aan het begin te doen, omdat we hierdoor beter zicht zouden hebben op ‘gedrag’ en ‘relatie’ tijdens het observeren. Een verbeterpunt is ook dat we in plaats van schrijven misschien beter een laptop kunnen gebruiken. Omdat we zo snel moesten schrijven, gaat het snel erg slordig. Hierdoor is het achteraf soms moeilijk om te lezen wat je nu precies opgeschreven heb. Ook gaat typen sneller dan schrijven. Een nadeel is dan natuurlijk wel, dat je altijd een zware laptop moet meenemen en pen en papier makkelijker is. We zouden eventueel ook een videocamera geplaatst kunnen hebben, waardoor we achteraf alles ook nog konden waarnemen of controleren. Voor onze uiteindelijke resultaten en conclusie zou dat beter zijn geweest, maar een nadeel is dat een camera voor een docent en de leerlingen niet fijn zal zijn, dan zijn ze er nog bewuster van dat je er bent. Dat is ook iets dan kon meespelen in ons onderzoek. Sommige docenten waren er duidelijk van bewust dat we in de klas zaten, het kan ook zijn dat ze dan ‘anders doen’. Daarom is een verbeterpunt ook dat we meerdere lessen bij een docent bijwonen. Maar dat was weer niet haalbaar, omdat dat ten koste zou gaan van onze eigen lessen en we niet zoveel tijd hadden. 26
Suggesties In dit onderzoek hebben we naar vier verschillende zaken gekeken in het verband met ‘gezag’ en ‘relatie’. Voor een vervolgonderzoek zouden we nog steeds naar ‘gezag’ en ‘relatie’ kunnen kijken, alleen dan in het verband met andere zaken. Hieronder noemen we enkele: ‐
‐
‐
Wat is het verschil in de manier waarop een docent(e) aan relatie en gezag werkt in een klas wanneer we kijken naar een jongens‐ en meisjesklas? Tijdens het observeren kwamen we ook in een paar klassen dat alleen bestond uit meisjes. Daarom zou het ook een interessant onderzoek zijn om te kijken naar het verschil hoe relatie en gezag vormgegeven worden in een jongensklas en in een meisjesklas Wat is het verschil in de manier waarop een docent(e) aan relatie en gezag werkt in een klas wanneer we kijken naar klas 1, klas 2, klas 3, klas 4, klas 5 en klas 6? Hierbij denken we dus aan een onderzoek naar de verschillende leeftijdsfasen, die dus verdeeld zijn over de klassen, en hoe daarmee omgegaan wordt met betrekking tot relatie en gezag. Hierbij moet wel één niveau genomen worden, dus als we alle leeftijdsfasen willen gaan bekijken, moeten we vwo nemen. Wat is het verschil in de manier waarop een docent(e) aan relatie en gezag werkt in een klas wanneer we kijken naar de verschillende lesuren? Hierbij willen we eventueel gaan onderzoeken in welk lesuur van de dag het best aan relatie en gezag wordt gewerkt, waarbij we ook zouden kunnen concluderen welk lesuur het effectiefst is wanneer het om relatie en gezag gaat.
27
Literatuur M. Brekelmans (2010). ‘Klimaatverandering in de klas’, (Universiteit Utrecht, Faculteit Sociale Wetenschappen) http://igitur‐archive.library.uu.nl/fss/2010‐0625‐200136/Brekelmans.pdf R. J. Marzano (2011). De kunst en wetenschap van het lesgeven. Een evidence‐based denkkader voor goed, ontwikkelingsgericht onderwijs; tien vragen (en antwoorden) om uw lessen sterker te maken. Vlissingen: Bazalt I. Mijland, ‘Onderwijs is een wij‐woord’, Jeugd in school en onderwijs (94) (oktober 2009) p. 32‐35 C. Schaumont en L. Verlinde, ‘Gezag verwerven in de klas’, Over de grens. Gezag en structuur in salesiaans perspectief, (Oud‐Heverlee, Don Boscovormingscentrum 2005), p. 91‐104 M. J. H. Rietveld, C. E. M. van Beijsterveldt en D. I. Boomsma, ‘Sekse van de leerkracht en probleemgedrag bij leerlingen’, www.tweelingenregister.org/2011/Rietveld_PS_2011.pdf (geraadpleegd op 10‐03‐2012) http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/voortgezet‐onderwijs/vraag‐en‐antwoord/wat‐ is‐hoger‐algemeen‐voortgezet‐onderwijs‐havo.html, ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Geraadpleegd op 10‐03‐2012 http://nl.wikipedia.org/wiki/Voorbereidend_middelbaar_beroepsonderwijs, Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs. Geraadpleegd op 10‐03‐2012 28