Bijlage A Opleidingsprogramma (voltijds en duaal) A.1
Introductie
A.1.1
Inleiding
In deze bijlage wordt aangegeven hoe de Stenden Hogeschool in Emmen haar beroepsprofiel voor werktuigbouwkundig ingenieurs definieert. In deze bijlage wordt inzichtelijk gemaakt hoe het curriculum in fasen is onderverdeeld en hoe het curriculum is onderverdeeld in (clusters van) bouwstenen en leerlijnen. De Body of Knowledge and Skills (BoKS) van de opleiding wordt uitgewerkt. In deze bijlage worden de voor het Domein Engineering vastgestelde competenties en de voor de opleiding voorgeschreven fasedoelstellingen beschreven. In deze bijlage is een overzicht van het aantal contacturen opgenomen.
A.1.2
Beroepsprofiel opleiding werktuigbouwkunde
De opleiding werktuigbouwkunde aan de Stenden Hogeschool in Emmen leidt haar studenten op tot innovatieve ontwerpers en ontwikkelaars van duurzame, technische producten, systemen en productieprocessen. Het begrip innovatief refereeert aan het vernieuwende en scheppende aspect van de werktuigbouwkundig ingenieur. De ontwerper vertaalt in een technisch ontwerp de functionele eisen die vanuit een behoefte gesteld zijn tot een concrete vorm. De ontwikkelaar realiseert vanuit het technisch ontwerp producten die in een behoefte voorzien. Het begrip duurzaam* refereeert aan het integreren van duurzame eisen in de ontwerpfase en het doen van toegepast onderzoek naar de toepassing van duurzame materialen. Het begrip techniek refereeert aan het door mensen gemaakte, in een industriële context. Het begrip product refereeert aan de materialisatie van een technisch ontwerp. Het begrip systeem refereeert aan een samenhangend geheel van onderdelen (frame, besturing, krachtbron en aandrijving). Het begrip productieproces appelleert aan het voortbrenginsgproces. * duurzame ontwikkeling: het voorzien in de behoefte van de huidige generatie zonder die van de toekomstige generaties te kort te doen.
A.3.4
Relatie beroepsprofiel werktuigbouwkundig ingenieur en Product Life Cycle
Het beroepsprofiel van de werktuigbouwkundig ingenieur is sterk verweven met het voortbrengingsproces in de industriële sector. Het voortbrengingsproces kan schematisch weergegeven worden in de zogeheten Product Life Cycle. Deze cyclus beschrijft de fasen die een product doorloopt. In onderstaande tabel is de relatie tussen de Product Life Cycle en werkzaamheden van de ingenieur weergegeven. De werkzaamheden die horen bij het beroepsprofiel overlappen in werkelijkheid verschillende fasen van de Product Life Cycle. Vandaar dat de start- en eindpunten van deze werkzaamheden niet volkomen synchroon lopen met de fasen van de Product Life Cycle. Product Life Cycle Onderzoek ->
Ontwerp ->
Onderzoeken van eisen en wensen
Productie ->
Gebruik ->
Afbraak/Hergebruik
werkzaamheden Assembleren of produceren van het product
In bedrijf nemen van het product
Afbreken van installaties
Diensten verlenen bij gebruik van het
Hergebruiken van materialen
Onderzoeken van behoeften markt
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
1
Ontwerpen en ontwikkelen van het product of proces Onderzoeken van toepassingen materialen Onderzoeken van productiemethode Optimaliseren van productie
product Onderhouden van installaties
Tabel 1: relatie beroepsprofiel en werkzaamheden werktuigbouwkundig ingenieur
A.1.3
Ontwikkelingen in de samenleving
De samenleving verandert voortdurend en van iedereen wordt daarom een goed ontwikkeld aanpassingsvermogen gevraagd. Aanpassen is geen eenvoudige opgave en vraagt om een houding gericht op een leven lang leren. Stenden wil studenten opleiden die goed functioneren in de snel veranderende en complexe maatschappij van de 21ste eeuw. Dit betekent dat afgestudeerden moeten beschikken over een brede beroepsbekwaamheid en zelf een bijdrage moeten kunnen leveren aan hun verdere competentieontwikkeling. De breed toepasbare competenties zijn belangrijk voor alle studenten, gezien de snelle ontwikkelingen binnen beroepen en het voortdurend ontstaan van nieuwe beroepen op de arbeidsmarkt.
A.1.4
Ontwikkelingen in het werkveld
De Nederlandse hogescholen leiden sinds jaar en dag engineers op die in binnen- en buitenland veelal in een industriële omgeving komen te werken. Door de continue ontwikkelingen in zowel beroepspraktijk, technologie en wetenschap ontwikkelt het kennisdomein voor hoger technisch opgeleiden zich razendsnel. Vanuit de economische positie van Nederland en een analyse van de arbeidsmarkt heeft de Nederlandse overheid een agenda opgesteld voor kennis en innovatie via het topsectorenbeleid. Daarin zijn negen sectoren benoemd waarin bedrijfsleven, onderzoek en onderwijs samen het verschil moeten gaan, zowel nationaal als internationaal. Deze sectoren zijn: Water, AgroFood, Life Sciences, Chemie, High Tech Systemen & Materialen, Energie, Logistiek, Creatieve Industrie en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen. In al deze sectoren spelen engineers met verschillende specialisaties een belangrijke rol. Voor alle sectoren en hun grensgebieden geldt dat er multidisciplinair gewerkt wordt, in een combinatie van onderzoeken en toepassen, denken en doen. Dit vraagt mensen met competenties zoals samenwerken met andere (niet technische) disciplines, creatief vermogen, fantasie & innovativiteit en een attitude van nieuwsgierigheid en exploreren. De meeste werkgevers in de technologie en industrie werken samen met buitenlandse partners, leveranciers en/of afnemers. Een internationale oriëntatie is dus essentieel.
A.1.5
Ontwikkelingen in het beroep werktuigbouwkundig ingenieur
De voortdurende verhoging van het welvaartsniveau is te danken aan de dynamische technologische ontwikkelingen. Onophoudelijk worden nieuwe producten en productieprocessen ontwikkeld en verbeterd. Ondernemingen worden geconfronteerd met een omgeving die steeds complexer en minder voorspelbaar wordt. Behalve efficiëntie, kwaliteit en flexibiliteit is er nog een aanvullende eis op ondernemingen afgekomen: innovativiteit, ofwel het vermogen om in een hoog tempo nieuwe producten te ontwikkelen en produceren. De werktuigbouwkundig ingenieur speelt hierin een centrale rol en onderscheidt zich van andere ingenieurs door zijn overkoepelende multidisciplinaire visie op en interesse in de techniek en de bedrijfsprocessen als geheel, waardoor hij in de technologische ontwikkelingen vaak de voortrekkersrol op zich neemt. Als intermediair tussen opdrachtgevers, leveranciers, gebruikers en collega’s is hij een sleutelfiguur die ervoor zorgt dat technische projecten succesvol zijn. Naast zijn brede kijk op ontwikkelingen is hij ook technisch voldoende onderlegd om goed gefundeerde beslissingen te nemen. Een werktuigbouwkundig ingenieur is zich ervan bewust dat hij niet alles weet, maar is wel in staat om zich de benodigde kennis voor het goed uit kunnen voeren van een innovatieproject snel eigen te maken. Binnen een projectteam is hij er steeds op gericht technische vraagstukken tot een oplossing te brengen. Vertrouwend op zijn basiskennis en zijn vermogen te verdiepen, te verbreden en te combineren treedt hij steeds het onbekende
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
2
tegemoet. Samen met de anderen in zijn projectteam werkt hij duidelijk oplossingsgericht aan de technische vraagstukken die voorliggen.
A.1.6
Werkveld voor werktuigbouwkundig ingenieurs
De Stenden Hogeschool hanteert de volgende indeling om te komen tot een illustratie van de arbeidsmarkt (werkveld) voor haar afgestudeerde werktuigbouwkundig ingenieurs: per werkgebied worden één of meerdere illustraties van functies & beroepen beschreven. Er is een kolom met bedrijven uit het werkgebied waar onze studenten afstuderen aan toegevoegd. Werkveldillustraties werktuigbouwkundig ingenieur Nr Werkgebied specificatie
functies & beroepen
01
Procesindustrie: chemie, olie en gas
Productiebedrijven Technische dienstverlening Ingenieursbureaus
Proces Engineer Projectleider Maintenance Engineer Quality Engineer
02
Productie en fabricage
Industriele productiebedrijven Kunststofverwerkende industrie Fijnmechanische industrie Apparatenbouw Ingenieursbureaus
Design Engineer Process Engineer Quality Engineer Bedrijfsleider Werkvoorbereider Projectleider
03
OEMs en Machinebouw
OEMs (= Original Equipment Manufacturers) Machinebouw (system integrators) Ingenieursbureaus
Systeemontwerper Constructeur Design Engineer Process Engineer Quality Engineer Maintenance Engineer Projectleider
04
Design & Engineering specialisten
Ontwerp- en ingenieursbureaus
Productontwerper Design Engineer Process Engineer Quality Engineer Constructeur Productontwikkelaar
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
bedrijven uit het werkgebied NAM/Shell (Assen, productielocaties in Noord Nederland) Coil Services Emmen Balance Point Control Emmen DSM Emmen Teijin Aramid Emmen EMMTEC Emmen Philips Drachten Creacon Emmen Spark Holland Emmen Landes Emmen VDL Wientjes Emmen Fokker Aerostructures Hoogeveen Schoeller Arca Hardenberg Wavin Hardenberg Manter Emmen Stevens Engineering Philips Drachten Irmato Drachten Case New Holland Brugge (B) Agrifac Steenwijk Honeywell Emmen Pezy Groningen Stevens Engineering Emmen Wavin I&T Dedemsvaart Bertrandt GmbH Tappenbeck (D)
3
Projectleider
05
Onderzoek
R&D (in-company en extern) onderzoeksinstellingen
Onderzoeker Projectleider
PRE Emmen API Emmen Teijin Aramid Emmen Wavin I&T Dedemsvaart
06
Technische ondersteuning / (commerciële) dienstverlening
In-company ondersteunende diensten commerciële dienstverlening importeurs van equipment
Technisch inkoper Technisch verkoper Productspecialist Technisch adviseur Projectleider
Nuon-EmmtecEmmen Arburg Nederland
07
Maintenance
Technische dienst Onderhouds-management
Maintenance Engineer Projectleider Maintenance manager
Stork maintenance Imtech Services Nuon-Emmtec Emmen
Tabel 2: werkveldillustraties
De afgestudeerde werktuigbouwer is startbekwaam. Dat wil zeggen dat hij beschikt over de competenties om zijn werk als startende ingenieur uit te kunnen voeren. Hij kan op termijn doorgroeien naar senior- en managementsfuncties. Een deel van de afgestudeerden wordt later directeur of eigenaar van een bedrijf.
A.2
Landelijk vastgestelde competenties
A.2.1
Inleiding
De opleiding werktuigbouwkunde valt in het domein HBO Engineering. In 2012 heeft het domein HBO Engineering haar ‘competentiegerichte profielbeschrijving Bachelor of Engineering’ uitgegeven. In dit hoofdstuk worden de domeincompetenties benoemd en toegelicht. Een competentie is een combinatie van kennis, vaardigheden en houdingen dat zichtbaar wordt in gewenst gedrag en resulteert in beroepsproducten.
A.2.2
Domeincompetenties Bachelor of Engineering
Het profiel van het domein Engineering omvat acht domeincompetenties. De opleiding werktuigbouwkunde heeft deze competenties geclusterd in vier ‘generieke’ en vier ‘technische’ competenties. technische competenties 1. analyseren 2. ontwerpen 3. realiseren 4. beheren generieke competenties
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
4
5. onderzoeken 6. adviseren 7. managen 8. professionaliseren Tabel 3: technische en generieke competenties
A.2.3
Definities van domeincompetenties
In deze paragraaf is voor elke competentie aangegeven welke betekenis dit heeft voor het type werkzaamheden van een engineer en welke gedragskenmerken hierbij horen. 1. Analyseren Het analyseren van een engineeringvraagstuk omvat de identificatie van het probleem of klantbehoefte, de afweging van mogelijke ontwerpstrategieën / oplossingsrichtingen en het eenduidig in kaart brengen van de eisen /doelstellingen / randvoorwaarden. Hierbij wordt een scala aan methoden gebruikt, waaronder wiskundige analyses, computermodellen, simulaties en experimenten. Randvoorwaarden op het gebied van o.a. (bedrijfs) economie & commercie, mens & maatschappij, gezondheid, veiligheid, milieu & duurzaamheid worden hierbij meegenomen. Hij laat dit zien m.b.v. de volgende gedragskenmerken: a. b. c. d. e.
selecteren van relevante aspecten met betrekking tot de vraagstelling; aangeven wat de mogelijke invloed is op bedrijfseconomische, maatschappelijke en tot het vakgebied gerelateerde aspecten; formuleren van een heldere probleemstelling, doelstelling en opdracht aan de hand van de wensen van de klant; opstellen van een programma van (technische & niettechnische) eisen en dit vast kunnen leggen; modelleren van een bestaand product, proces of dienst.
2. Ontwerpen Het realiseren van een engineeringontwerp en hierbij kunnen samenwerken met engineers en niet-engineers. Het te realiseren ontwerp kan voor een apparaat, een proces of een methode zijn en kan meer omvatten dan alleen het technisch ontwerp, waarbij de engineer een gevoel heeft voor de impact van zijn ontwerp op de maatschappelijke omgeving, gezondheid, veiligheid, milieu, duurzaamheid (bijv. cradle-to-cradle) en commerciële afwegingen. De engineer maakt bij het opstellen van zijn ontwerp gebruik van zijn kennis van ontwerpmethodieken en weet deze toe te passen. Het te realiseren ontwerp is gebaseerd op het programma van eisen en vormt een volledige en correcte implementatie van alle opgestelde eisen. Hij laat dit zien m.b.v. de volgende gedragskenmerken: a. b. c. d. e. f.
in staat zijn om vanuit de opgestelde eisen een conceptoplossing (architectuur) te bedenken en te kiezen; maken van gedetailleerde ontwerpen aan de hand van de gekozen conceptoplossing (architectuur); rekening kunnen houden met de maakbaarheid en testbaarheid van het ontwerp; het verifiëren van het ontwerp aan de hand van het programma van eisen; selecteren van de juiste ontwerphulpmiddelen opstellen van de documentatie ten behoeve van het product, dienst of proces.
3. Realiseren Het realiseren en opleveren van een product of dienst of de implementatie van een proces dat aan de gestelde eisen voldoet. De engineer ontwikkelt hiervoor praktische vaardigheden om engineeringproblemen op te lossen en voert hiervoor onderzoeken en testen uit. Deze vaardigheden omvatten kennis van het gebruik en de beperkingen van materialen, computer simulatie modellen, engineeringprocessen, apparatuur, praktische vaardigheden, technische literatuur en informatiebronnen. De bachelor is ook in staat om de (veelal niettechnische) gevolgen te overzien van zijn werkzaamheden, bijv. op het gebied van ethiek, maatschappelijke omgeving en duurzaamheid.
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
5
Hij laat dit zien m.b.v. de volgende gedragskenmerken: a. b. c. d.
passend gebruik maken van materialen, processen, methoden, normen en standaarden; assembleren van componenten tot een integraal product, dienst of proces; verifiëren en valideren van het product, dienst of proces t.o.v. de gestelde eisen; documenteren van het realisatieproces.
4. Beheren Het optimaal laten functioneren van een product, dienst of proces in zijn toepassingscontext of werkomgeving, rekening houdend met aspecten op het gebied van veiligheid, milieu, technische en economische levensduur. De engineer laat dit zien m.b.v. de volgende gedragskenmerken: a. b. c. d.
invoeren, testen, integreren en inbedrijfstellen van een nieuw product, dienst of proces; een bijdrage leveren aan beheersystemen en/of onderhoudsplannen, zowel correctief (monitoren, signaleren en optimaliseren) als preventief (anticiperen); de performance van een product, dienst of proces kunnen toetsen aan kwaliteitscriteria; terugkoppeling kunnen verzorgen n.a.v. gewijzigde omstandigheden en/of performance van een product, dienst of proces.
5. Onderzoeken De engineer heeft een kritisch onderzoekende houding en maakt gebruik van geschikte methoden en technieken m.b.t. het vergaren en beoordelen van informatie, om toegepast onderzoek uit te kunnen voeren. Deze methoden kunnen zijn: literatuuronderzoek, het ontwerp en de uitvoering van experimenten, de interpretatie van data en computer simulaties. Hiervoor worden databanken, standaarden en (veiligheids)normen geraadpleegd. Hij laat dit zien m.b.v. de volgende gedragskenmerken: a. b.
c. d. e.
de doelstellingen van een gewenst onderzoek vanuit de vraagstelling opstellen; zelfstandig (wetenschappelijke) literatuur en eigen / andere informatiebronnen selecteren en verkrijgen om zich verder in de vraagstelling te verdiepen, daarbij de betrouwbaarheid van de verschillende informatiebronnen kunnen valideren; de resultaten samenvatten, structureren en interpreteren en conclusies trekken in relatie tot de onderzoeksvraag; resultaten te rapporteren volgens de in het werkveld geldende standaard; op basis van de verkregen resultaten de gekozen aanpak kritisch evalueren en aanbevelingen te doen voor vervolgonderzoek.
6. Adviseren De engineer geeft goed onderbouwde adviezen over het ontwerpen, verbeteren of toepassen van producten, processen en methoden en brengt renderende transacties tot stand met goederen of diensten. Hij laat dit zien m.b.v. de volgende gedragskenmerken: a. b. c. d. e.
zich inleven in de positie van de (interne of externe) klant; verhelderen van de behoefte van de opdrachtgever; in overleg met relevante partijen de klantbehoefte vertalen naar technisch & economisch haalbare oplossingen; kunnen onderbouwen van een advies en de klant hiervan overtuigen; relaties met klanten op een adequate wijze onderhouden.
7. Managen De engineer geeft richting en sturing aan organisatieprocessen en de daarbij betrokken medewerkers teneinde de doelen te realiseren van het organisatieonderdeel of het project waar hij leiding aan geeft. Hij laat dit zien m.b.v. de volgende gedragskenmerken:
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
6
a. b. c. d. e.
opzetten van een (deel)project: kwantificeren van tijd en geld, afwegen en kwantificeren van risico’s, opzetten van projectdocumentatie en het organiseren van resources (mensen & middelen); monitoren en bijsturen van activiteiten in termen van tijd, geld, kwaliteit, informatie en organisatie; taak- en procesgericht communiceren; begeleiden van medewerkers, stimuleren van samenwerking en kunnen delegeren; communiceren en samenwerken met anderen in een multiculturele, internationale en/of multidisciplinaire omgeving en het voldoen aan de eisen die het participeren in een arbeidsorganisatie stelt.
8. Professionaliseren Het zich eigen maken en bijhouden van vaardigheden die benodigd zijn om de engineeringcompetenties effectief uit te kunnen voeren. Deze vaardigheden kunnen ook in breder verband van toepassing zijn. Dit omvat onder meer het hebben van een internationale oriëntatie en het kunnen plaatsen van de nieuwste ontwikkelingen, bijvoorbeeld in relatie tot maatschappelijke normen, waarden en ethische dilemma’s. De engineer laat dit zien m.b.v. de volgende gedragskenmerken: a. b. c. d. e. f.
A.2.4
op zelfstandige wijze een leerdoel en een leerstrategie bepalen en uitvoeren en het resultaat terugkoppelen naar het leerdoel; zich flexibel opstellen in uiteenlopende beroepssituaties; bij beroepsmatige en ethische dilemma’s een afweging maken en een besluit nemen, rekening houdend met geaccepteerde normen en waarden; op constructieve wijze feedback kunnen geven en ontvangen, zowel op gedrag als inhoud; kunnen reflecteren op eigen handelen, denken en resultaten; kunnen gebruiken van diverse communicatievormen en -middelen om effectief te kunnen communiceren in het Nederlands en Engels.
Relatie beroepsprofiel werktuigbouwkundig ingenieur en domeincompetenties
Het beroepsprofiel van de werktuigbouwkundig ingenieur is sterk verweven met de Product Life Cycle. In onderstaande tabel is de relatie tussen de Product Life Cycle en de domeincompetenties weergegeven. In het beroepsprofiel zijn geen competenties gerelateerd aan de fase Abraak/Hergebruik. De beroepscompetenties die horen bij het beroepsprofiel overlappen in werkelijkheid verschillende fasen van de Product Life Cycle. Vandaar dat de start- en eindpunten van deze competenties niet volkomen synchroon lopen met de fasen van de Product Life Cycle. Product Life Cycle Onderzoek ->
Ontwerp ->
Productie ->
Gebruik ->
Afbraak/Hergebruik
domeincompetenties onderzoeken analyseren ontwerpen (producten) ontwerpen (systemen) realiseren (producten) realiseren (systemen) beheren/optimaliseren adviseren managen (projecten) managen (organisatie) professionaliseren Tabel 4: relatie beroepsprofiel en domeincompetenties
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
7
De kleuren in deze tabel komen overeen met de kleuren van de clusters van bouwstenen waarmee de opleiding werktuigbouwkunde is opgebouwd. Meer hierover vindt u in hoofdstuk A.3.5. De handelingen die horen bij de competenties ontwerpen, realiseren en beheren zijn deels afgeleid van de beroepscompetenties. Vandaar dat de start- en eindpunten van deze competenties ook niet synchroon lopen met de fasen van de Product Life Cycle.
A.3
Opleidingsprogramma opleiding werktuigbouwkunde voltijds
A.3.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt inzichtelijk gemaakt hoe het curriculum van de voltijds opleiding is opgebouwd en hoe het curriculum is onderverdeeld in clusters van bouwstenen en leerlijnen. A.3.2 Opbouw curriculum Het curriculum van de opleiding Werktuigbouwkunde kan op verschillende manieren worden opgebouwd: 1. 2. 3.
opbouw met een major- en minorfase, opbouw in een propedeutische- en een hoofdfase, opbouw in basisjaren en eindjaren (stage, minor, afstuderen).
opbouw
propedeuse hoofdfase major basisjaren semester S1 S2 S3 S4 periode 1.1 1.2 1.3 1.4 2.1 2.2 2.3 2.4 studielast (EC) 15 15 15 15 15 15 15 15 Tabel 5: opbouw curriculum opleiding werktuigbouwkunde
S5 3.1 15
3.2 15
stage S6 3.3 3.4 30
minor minor S7 4.1 4.2 30
major afstuderen S8 4.3 4.4 30
Ieder studiejaar bestaat uit ca. 42 studieweken van 40 uur. Een studiejaar is onderverdeeld in perioden en/of semesters waarin 60 studiepunten (EC’s: European Credits) behaald kunnen worden. Eén EC komt overeen met een studiebelasting van 28 uur. De studielast voor de gehele opleiding bedraagt 240 studiepunten. Na het eerste studiejaar moet de student minimaal 51 studiepunten uit de propedeuse behaald hebben om door te mogen stromen naar het tweede jaar. De student krijgt van de examencommissie een bindend studieadvies. Meer informatie over het bindend studieadvies is opgenomen in de OER (Onderwijs- en Examenreglement) van de opleiding werktuigbouwkunde. A.3.3
Majorfase
De majorfase van elke opleiding bestaat uit basisjaren (twee-en-half jaar, 150 EC) plus het verplichte praktijkjaar van de opleiding (stage 30 EC / afstuderen 30 EC). Hiermee heeft de major een omvang van 210 EC. In de Majorfase van de opleiding worden studenten opgeleid tot op uitstroomniveau. Kenmerkend voor de basisjaren van de voltijds student is dat de ontwikkeling in school plaatsvindt. Studenten blijven in meer dan één opzicht binnen de opleiding. De te ontwikkelen beroepscompetenties worden binnen de muren van de eigen opleiding ontwikkeld. Het onderwijsaanbod is opleidingsspecifiek. Daarnaast impliceert binnen ook fysiek binnen de opleiding, de praktijk wordt naar binnen gehaald. Uiteraard worden de studenten intensief in contact met de praktijk gebracht. Projectopdrachten zijn gebaseerd op authentieke beroepssituaties, de studenten leveren reële beroepsproducten op. Het praktijkjaar werkt de voltijds student aan praktijkopdrachten bij bedrijven, buiten de muren van de hogeschool. De student bepaalt zelf een gewenst ontwikkelingsgebied en heeft zelf de verantwoordelijkheid voor het vinden van een geschikte stage- of afstudeeropdracht bij een bedrijf. Vanzelfsprekend kan deze opdracht alleen plaatsvinden binnen de grenzen die door het beroeps- en competentieprofiel van de opleiding worden bepaald. Deze grenzen worden bewaakt door de stage- en afstudeercoördinator namens de
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
8
curriculumcommissie. A.3.4
Minorfase
In de minorfase kunnen studenten zich verbreden en verdiepen door het volgen van specifieke minoren. De minor heeft een omvang van 30 EC en bestaat uit twee blokken van 15 EC elk. Bij de minoren is er een onderscheid tussen verbredende, verdiepende en open minoren. De opleiding Werktuigbouwkunde biedt twee verdiepende en één verbredende minor aan. Verbredende minoren zijn breed van opzet. Zij draaien deels om competenties die niet letterlijk staan genoemd in het beroepsprofiel van de opleiding. Verdiepende minoren draaien om competenties die wel letterlijk in het beroepsprofiel van de opleiding zijn genoemd: ze brengen deze competenties op een hoger niveau waardoor de student met een hoger profiel kan afstuderen. De opleiding werktuigbouwkunde biedt de volgende minoren aan: 1. 2. 3.
Engineering (verdiepend) Productontwikkeling en markt (verbredend) Kunststoftechnologie (verdiepend)
Een beschrijving van de aangeboden minoren is opgenomen in de OER. Een beschrijving van de inhoud van de minoren is tevens opgenomen in bijlage C. Studenten die een minor kiezen uit de OER hoeven geen aanvraag via de examencommissie in te dienen. Open minoren zijn minoren die niet in de OER van de opleiding zijn opgenomen. Studenten zijn vrij om open minoren te volgen bij universiteiten (pre-masters o.a. in Twente en Groningen) en andere hogescholen. Als voorwaarde geldt dat deze minoren op de website van www.KiesOpMaat.nl zijn te vinden. Mogelijkheden voor verbreding en verdieping zijn:
een door de hogeschool aangeboden verbredende minor, vastgelegd in de OER een door de opleiding aangeboden verdiepende minor, vastgelegd in de OER een door de opleiding aangeboden open minor. Het kan voorkomen dat een minor wordt aangeboden die niet vastgelegd is in de OER. een door de Hochschule Osnabrück aangeboden minor. Er is een formele overeenkomst tussen de beide hogescholen. Deze studie gevolgd door een afstudeeropdracht in Duitsland levert naast het Nederlandse getuigschrift ook het Duitse getuigschrift van de Bacheloropleidingen. Dit traject wordt ook wel Doppeldiplomiering genoemd, vastgelegd in de OER. Keuze uit het aanbod van domeingerelateerde open minoren van Universiteiten en hogescholen in Nederland.
A.3.5 Specialisaties De opleiding Werktuigbouwkunde kent geen afstudeerrichtingen, maar wel drie specialisaties: engineering, productontwikkeling en kunststoftechnologie. De eindkwalificaties voor stage, minor en afstuderen zijn wisselend omdat de aard van de gekozen opdracht en de context waarbinnen de competenties worden getraind en getoetst specifiek zijn voor iedere opdracht. Als een student zowel zijn 3e jaars project (9 EC), stage- (30 EC), minor (30 EC) én de afstudeeropdracht (30 EC) binnen één beroepscontext kiest is er sprake van een specialisatie van 96 EC. A.3.6 Bouwstenen Stenden Hogeschool heeft de strategische keuze gemaakt om al haar opleidingen op te bouwen met behulp 1 van (deels gemeenschappelijke) bouwstenen . Een studiejaar is opgedeeld in onderwijsperioden van 9 weken. Binnen een onderwijsperiode worden verschillende bouwstenen aangeboden. 2:
Er bestaan vier soorten bouwstenen 1. opleidingsspecifieke bouwstenen, 1 2
Uitgangspunten en operationalisering Bouwstenen, 2009. Referentiekader Bouwstenen, 2009.
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
9
2. 3. 4.
domeingerelateerde bouwstenen, integratieve bouwstenen, generieke bouwstenen.
Een opleidingsspecifieke bouwsteen is uniek voor de eigen opleiding. In deze bouwstenen worden sets van kennis en vaardigheden aangereikt die kenmerkend zijn voor die specifieke opleiding. Een domeingerelateerde bouwsteen wordt aangeboden in een aantal verwante opleidingen. Deze opleidingen kunnen afkomstig zijn uit hetzelfde domein of uit verschillende domeinen. In deze bouwstenen worden opleidingsoverstijgende sets van kennis en vaardigheden aangeboden. Een integratieve bouwsteen is uniek voor de eigen opleiding. In deze bouwstenen staat de competentieontwikkeling centraal aan de hand van het periodethema. Deze bouwstenen vormen de basis van een onderwijsperiode en zijn in die periode leidend, de overige bouwstenen zijn ondersteunend. Een generieke bouwsteen wordt aangeboden in alle opleidingen van Stenden hogeschool. In deze bouwstenen worden sets van kennis en vaardigheden aangeboden die voortkomen uit de Dublin Descriptoren en de generieke Hbo-kernkwalificaties. 3:
Er zijn vier clusters van generieke bouwstenen 1. Studievaardigheden, algemene vaardigheden en studieloopbaan-begeleiding Aan deze bouwstenen ligt de Dublin Descriptor ‘Leervaardigheden’ ten grondslag. 2. Mondelinge en schriftelijke communicatie Aan deze bouwstenen ligt de Dublin Descriptor ‘Communicatie’ ten grondslag. 3. Onderzoeksvaardigheden en rekenen Aan deze bouwstenen liggen de Dublin Descriptoren ‘Kennis en inzicht’, ‘Toepassen kennis en inzicht’ en ‘Oordeelsvorming’ ten grondslag. 4. Creativiteit en conceptueel denken Aan deze bouwsteen ligt de Dublin Descriptor ‘Oordeelsvorming’ ten grondslag. A.3.7 Opbouw Curriculum voltijds opleiding in bouwstenen Binnen het opleidingsprogramma van de opleiding werktuigbouwkunde zijn bouwstenen geclusterd naar inhoud. Bouwstenen zijn de onderwijseenheden waarmee de Stenden Hogeschool werkt. In onderstaande tabel is de relatie weergegeven tussen de clusters van bouwstenen en de onderverdeling van typen bouwstenen. type cluster
opleidingsspecifiek ontwerpen en ontwikkelen
fundamentele werktuigbouwkunde
Quality engineering
domeinspecifiek geregelde systemen
wiskunde
Bedrijfskunde
generiek
integratief
generieke bouwstenen
projecten / minoren / stage / afstuderen
Tabel 6: Clusters van bouwstenen
In onderstaand curriculumoverzicht is de opbouw van de bouwstenen over het hele curriculum van de opleiding werktuigbouwkunde voor het schooljaar 2014-2015 weergegeven. Iedere bouwsteen heeft een waarde van 3 EC’s of veelvouden hiervan.
3
generieke bouwstenen startdocument, 2009.
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
10
1e jaar 1.1 Studieloopbaanbegeleiding 1A Wiskunde 1 CAD/CAM/CAE 1
1.2 Mondelinge Communicatie 1 Wiskunde 2 Materiaalkunde 1
Methodisch ontwerpen 1 Windrichtingsmeter 1 15EC
Statica 1 Windrichtingsmeter 2 15EC
1.3 Schriftelijke Communicatie 1 Geregelde systemen 1 CAD/CAM/CAE 2
1.4 Studieloopbaanbegeleiding 1B Quality Engineering 1 Constructieleer 1
Statica 2 Dynamica 1 Project W1: Methodisch ontwerpen 15EC 15EC
e
2 jaar 2.1 Engels I Wiskunde 3 Stromingsleer 1 Duurzame productontwikkeling en Ontwerpen 1 Studieloopbaanbegeleiding 2 15EC
2.2 Schriftelijke Communicatie 2 Materiaalkunde 2 Stromingsleer 2 Duurzame productontwikkeling en Ontwerpen 2 Sterkteleer 1
2.3 2.4 Project W2: onderzoek en innovatie Quality Engineering 2 Quality Engineering 3 Warmteleer 1 Warmteleer 2 Duurzame productontwikkeling en Ontwerpen 3
Sterkteleer 2
Geregelde systemen 2
15EC
15EC
15EC
3.1 Project W3
3.2 Project W3
3.3
Management en Organisatie 1 Constructieleer 2 Quality Engineering 4 Geregelde systemen 3
Sterkteleer 3 Quality Engineering 5 Geregelde systemen 4
15 EC
15 EC
4.1 Minor 1 15 EC
4.2 Minor 2 15 EC
e
3 jaar 3.4 Stage
30 EC
e
4 jaar 4.3
4.4 Afstuderen 30 EC
Tabel 7: opbouw curriculum werktuigbouwkunde in bouwstenen
A.3.8 Opbouw curriculum voltijds opleiding in leerlijnen Leerlijnen bepalen de onderwijskundige vormgeving van het onderwijs. De leerlijnen in kwestie zijn vastgesteld op basis van de eerder geformuleerde omschrijving van het begrip ‘competentie’ en de componenten daarvan. Om er zeker van te zijn dat alle samenstellende delen van de competenties worden getraind en getoetst, is het met name in de eerste fase van de opleiding noodzakelijk deze administratief in aparte leerlijnen op te nemen. De eerste 2,5 jaar van de studie (basisjaren) is feitelijk opgebouwd uit twee leerlijnen. De leerlijn Kennis en Vaardigheden (K&V) is gericht op reproduceerbare kennis en vaardigheden uit de Body of Knowledge en Skills (BoKS). De leerlijn Persoonlijke en Professionele Ontwikkeling (PPO) is gericht op competentieontwikkeling. De leerlijn K&V is opgebouwd uit een vakinhoudelijke-, vaardigheden en een conceptuele leerlijn. De leerlijn PPO is opgebouwd uit een reflectieve- en integrale leerlijn. De stage, minor en afstudeeropdracht vallen onder de integrale leerlijn.
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
11
semester periode leerlijn K&V leerlijn PPO
propedeuse S1 S2 1.1 1.2 1.3
1.4
hoofdfase S3 S4 2.1 2.2 2.3
2.4
S5 3.1
3.2
S6 3.3 stage
3.4
S7 4.1 minor
4.2
S8 4.3
4.4
afstudere n
Tabel 8: opbouw curriculum in leerlijnen De leerlijn Kennis en Vaardigheden De vakinhoudelijke leerlijn De vakinhoudelijke lijn is opleidingsspecifiek, hij legt het fundament onder het curriculum en verschaft de studenten zoveel mogelijk inzicht in de latere beroepspraktijk. De keuze omtrent de inhoudelijke lijn in het curriculum wordt bepaald door een analyse te maken van de beroepspraktijk en deze zo realistisch mogelijk in het curriculum te brengen. De rode draad zorgt voor de verticale en horizontale afstemming binnen het curriculum. Dit betekent dat de rode draad zorgt voor een logische opvolging van de te ontwikkelen competenties, voor afdekking van alle competenties, voor een logische opvolging van rollen en contexten, ook wat betreft toename in complexiteit en voor een goede aansluiting tussen de verschillende onderdelen. De vaardigheden-leerlijn De vaardigheden-leerlijn beslaat zowel de training en toetsing van vaardigheden als het reflecteren op vaardigheden. In deze leerlijn ontvangen studenten opdrachten om (zo zelfstandig mogelijk) vaardigheden te verwerven (vooral oefenen) die nodig zijn voor een of meer competenties. Het gaat om vaardigheden die deels apart van de competenties geleerd en geoefend worden, maar die wel van begin af aan in verband met die competenties worden aangebracht. Naarmate de opleiding vordert zal afzonderlijke en gerichte training van vaardigheden verdwijnen en zal de student in staat moeten zijn integraal te handelen (de vaardigheden- en integrale lijn gaan in elkaar op). De conceptuele leerlijn Deze leerlijn heeft betrekking op het separaat aanbrengen van kennis. Het betreft hier kennis die de studenten leert als een professional te redeneren: ‘separaat’ is dus iets anders dan ‘strikt gescheiden’. De aan te brengen kennis wordt weliswaar in een aparte onderwijssetting aangebracht, maar is zoveel mogelijk gerelateerd aan de contexten in de integrale leerlijn. De leerlijn Persoonlijke en Professionele ontwikkeling De integrale leerlijn Binnen de integrale leerlijn worden de studenten in authentieke, complexe situaties gebracht, om de gewenste competenties te verwerven. Studenten maken op een gestructureerde manier beroepsproducten. De mate van structurering en complexiteit van de opdrachten in de tijd verloopt volgens een tegengesteld patroon. Anders uitgedrukt: ondersteuning door middel van sturende opdrachten en intensiteit van de begeleiding verdwijnt meer en meer naar de achtergrond naarmate de studie vordert en de complexiteit toe neemt. De opdrachten voor de studenten zijn in de propedeuse gestructureerd en richtinggevend voor de te volgen aanpak. Vanaf de hoofdfase worden opdrachten steeds minder gestructureerd aangeboden. Uiteindelijk wordt studenten in een gegeven context een probleem aangeboden, waarbij de te volgen methodiek tot en met het uitbrengen van een advies door de studenten geïnitieerd moet worden. Er is sprake van een toenemende mate van complexiteit. De reflectieve leerlijn Het studiesucces van een student is niet alleen afhankelijk van de inrichting en kwaliteit van het onderwijs, daarnaast zijn de eigenschappen van de student zelf van belang. De reflectieve leerlijn heeft dan ook als doel aandacht te besteden aan leerstijlen, houding, vaardigheden en studeerproblemen. Hoofddoel is bovendien zelfsturing (gevoed door zelfreflectie en reflectie op eigen competenties) te bevorderen. De reflectieve leerlijn van de duale opleiding is geïntegreerd in de integrale leerlijn. Leerlijnen in bouwstenen
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
12
De opbouw van de opleiding werktuigbouwkunde kan ook weergegeven worden door het plaatsen van bouwstenen in leerlijnen: Leerlijn Kennis en Vaardigheden vakinhoudelijke leerlijn Ontwerpen & fundamentele ontwikkelen werktuigbouwkunde conceptuele leerlijn Ontwerpen & fundamentele ontwikkelen werktuigbouwkunde vaardigheden leerlijn Ontwerpen & fundamentele ontwikkelen werktuigbouwkunde
Quality Engineering
Geregelde systemen
Quality Engineering
geregelde systemen
Genenriek cluster
wiskunde
Quality Engineering
geregelde systemen
Genenriek cluster
wiskunde
bedrijfskunde
Leerlijn Persoonlijke en Professionele Ontwikkeling integrale leerlijn Projecten / Minoren reflectieve leerlijn Genenriek cluster
Projecten / Minoren
tabel 9: leerlijnen voltijds opleiding werktuigbouwkunde
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
13
A.4
Opleidingsprogramma opleiding werktuigbouwkunde duaal
A.4.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt inzichtelijk gemaakt hoe het curriculum van de duale opleiding is opgebouwd in fasen en hoe het curriculum is onderverdeeld in clusters van bouwstenen en leerlijnen. Duaal leren betekent werkendleren waarbij theorie, praktijk en persoonlijk en professioneel functioneren in een continue wisselwerking samengaan. Duaal leren maakt gebruik van werkvormen waarin de theorie en de praktijk zich verbinden en elkaar verrijken om zo de meest optimale leeromgeving voor de student te kunnen zijn. A.4.2 Opbouw curriculum in fasen Het curriculum van de opleiding Werktuigbouwkunde kan op verschillende manieren worden opgebouwd: 1. 2. 3.
opbouw met een major- en minorfase, opbouw in een propedeutische- en een hoofdfase, opbouw in basisjaren en eindjaren (stage, minor, afstuderen).
opbouw
propedeuse hoofdfase major basisjaren semester S1 S2 S3 S4 periode 1.1 1.2 1.3 1.4 2.1 2.2 2.3 2.4 studielast (EC) 15 15 15 15 15 15 15 15 Tabel 10: opbouw curriculum opleiding werktuigbouwkunde
S5 3.1 15
3.2 15
stage S6 3.3 3.4 30
minor minor S7 4.1 4.2 30
major afstuderen S8 4.3 4.4 30
Ieder studiejaar bestaat uit ca. 42 studieweken van 40 uur. Een studiejaar is onderverdeeld in perioden en/of semesters waarin 60 studiepunten (EC’s: European Credits) behaald kunnen worden. Eén EC komt overeen met een studiebelasting van 28 uur. De studielast voor de gehele opleiding bedraagt 240 studiepunten. Na het eerste studiejaar moet de student minimaal 51 studiepunten uit de propedeuse behaald hebben om door te mogen stromen naar het tweede jaar. De student krijgt van de examencommissie een bindend studieadvies. Meer informatie over het bindend studieadvies is opgenomen in de OER (Onderwijs- en Examenreglement) van de opleiding werktuigbouwkunde. A.4.3
Majorfase
De majorfase van elke opleiding bestaat uit basisjaren (twee-en-half jaar, 150 EC) plus het verplichte praktijkjaar van de opleiding (stage 30 EC / afstuderen 30 EC). Hiermee heeft de major een omvang van 210 EC. In de Majorfase van de opleiding worden studenten opgeleid tot op uitstroomniveau. Kenmerkend voor de basisjaren van de duale student is dat de ontwikkeling zowel op school als bij het leerbedrijf plaatsvindt. Op school wordt de verplichte kennis en vaardigheden bijgebracht. In het bedrijf oefent de student zijn persoonlijke en professionele competenties. De student bepaalt in overleg met zijn school- en bedrijfscoach gewenste ontwikkelingsgebieden en is zelf verantwoordelijk voor het plannen, organiseren en realiseren van de gestelde leerdoelen. De kwalificaties voor de eindjaren (stage, minor, afstuderen) worden bewaakt door de stage-, minor- en afstudeercoördinatoren namens de curriculumcommissie van de opleiding. A.4.4
Minorfase
In de minorfase kunnen duale studenten zich verbreden en verdiepen door het volgen van specifieke minoren. In de regel volgen de duale studenten de minor binnen hun leerbedrijf. De minor heeft een omvang van 30 EC en bestaat uit twee blokken van 15 EC elk. Bij de minoren is er een onderscheid tussen verbredende, verdiepende en open minoren. De opleiding Werktuigbouwkunde biedt twee verdiepende en één verbredende minor aan. Verbredende minoren zijn breed van opzet. Zij draaien deels om competenties die niet letterlijk staan genoemd in het beroepsprofiel van de opleiding. Verdiepende minoren draaien om competenties die wel letterlijk in het beroepsprofiel van de opleiding zijn genoemd: ze brengen deze competenties op een hoger niveau waardoor de student met een hoger profiel kan afstuderen. De opleiding werktuigbouwkunde biedt de volgende minoren aan:
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
14
1. 2. 3.
Engineering (verdiepend) Productontwikkeling en markt (verbredend) Kunststoftechnologie (verdiepend)
Een beschrijving van de aangeboden minoren is opgenomen in bijlage C van de OER. Studenten die een minor kiezen uit de OER hoeven geen aanvraag via de examencommissie in te dienen. Open minoren zijn minoren die niet in de OER van de opleiding zijn opgenomen. Studenten zijn vrij om open minoren te volgen bij universiteiten (pre-masters o.a. in Twente en Groningen) en andere hogescholen. Als voorwaarde geldt dat deze minoren op de website van www.KiesOpMaat.nl zijn te vinden. Mogelijkheden voor verbreding en verdieping voor duale studenten zijn:
een door de hogeschool aangeboden verbredende minor, vastgelegd in de OER een door de opleiding aangeboden verdiepende minor, vastgelegd in de OER Keuze uit het aanbod van domeingerelateerde open minoren van Universiteiten en hogescholen in Nederland.
A.4.5 Bouwstenen Stenden Hogeschool heeft de strategische keuze gemaakt om al haar opleidingen op te bouwen met behulp 4 van (deels gemeenschappelijke) bouwstenen . Een studiejaar is opgedeeld in onderwijsperioden van 9 weken. Binnen een onderwijsperiode worden verschillende bouwstenen aangeboden. 5:
Er bestaan vier soorten bouwstenen 1. opleidingsspecifieke bouwstenen, 2. domeingerelateerde bouwstenen, 3. integratieve bouwstenen, 4. generieke bouwstenen. Een opleidingsspecifieke bouwsteen is uniek voor de eigen opleiding. In deze bouwstenen worden sets van kennis en vaardigheden aangereikt die kenmerkend zijn voor die specifieke opleiding. Een domeingerelateerde bouwsteen wordt aangeboden in een aantal verwante opleidingen. Deze opleidingen kunnen afkomstig zijn uit hetzelfde domein of uit verschillende domeinen. In deze bouwstenen worden opleidingsoverstijgende sets van kennis en vaardigheden aangeboden. Een integratieve bouwsteen is uniek voor de eigen opleiding. In deze bouwstenen staat de competentieontwikkeling centraal aan de hand van het periodethema. Deze bouwstenen vormen de basis van een onderwijsperiode en zijn in die periode leidend, de overige bouwstenen zijn ondersteunend. Een generieke bouwsteen wordt aangeboden in alle opleidingen van Stenden hogeschool. In deze bouwstenen worden sets van kennis en vaardigheden aangeboden die voortkomen uit de Dublin Descriptoren en de generieke Hbo-kernkwalificaties. 6:
Er zijn vier clusters van generieke bouwstenen 1. Studievaardigheden, algemene vaardigheden en studieloopbaan-begeleiding Aan deze bouwstenen ligt de Dublin Descriptor ‘Leervaardigheden’ ten grondslag. 2. Mondelinge en schriftelijke communicatie Aan deze bouwstenen ligt de Dublin Descriptor ‘Communicatie’ ten grondslag. 3. Onderzoeksvaardigheden en rekenen Aan deze bouwstenen liggen de Dublin Descriptoren ‘Kennis en inzicht’, ‘Toepassen kennis en inzicht’ en ‘Oordeelsvorming’ ten grondslag. 4 5 6
Uitgangspunten en operationalisering Bouwstenen, 2009. Referentiekader Bouwstenen, 2009. generieke bouwstenen startdocument, 2009.
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
15
4.
Creativiteit en conceptueel denken Aan deze bouwsteen ligt de Dublin Descriptor ‘Oordeelsvorming’ ten grondslag.
A.4.6 Opbouw Curriculum voltijds opleiding in bouwstenen Binnen het opleidingsprogramma van de duale opleiding werktuigbouwkunde zijn bouwstenen geclusterd naar inhoud. Bouwstenen zijn de onderwijseenheden waarmee de Stenden Hogeschool werkt. In onderstaande tabel is de relatie weergegeven tussen de clusters van bouwstenen en de onderverdeling van typen bouwstenen. type cluster
opleidingsspecifiek ontwerpen en ontwikkelen
fundamentele werktuigbouwkunde
Quality engineering
domeinspecifiek geregelde systemen
wiskunde
Bedrijfskunde
generiek
integratief
generieke bouwstenen
opdrachten/ projecten / minoren / stage / afstuderen
Tabel 11: Clusters van bouwstenen
In onderstaand curriculumoverzicht is de opbouw van de bouwstenen over het hele curriculum van de opleiding werktuigbouwkunde voor het schooljaar 2014-2015 weergegeven. Iedere bouwsteen heeft een waarde van 3 EC’s of veelvouden hiervan. 1e jaar 1.1 In house Wiskunde 1 CAD/CAM/CAE 1 WIRI 1
1.2
1.3
1.4
Wiskunde 2 Materiaalkunde 1 Statica 1
Geregelde systemen 1 CAD/CAM/CAE 2 Statica 2
Quality Engineering 1 Constructieleer 1 Dynamica 1
PW1: projectmanagement / methodisch ontw. 2 In company Persoonlijke en Professionele ontwikkeling 1 (PPO1)
PPO 2
e
2 jaar 2.1 In house Wiskunde 3 Stromingsleer 1 Duurzame productontwikkeling en Ontwerpen 1
2.2
2.3
2.4
Materiaalkunde 2 Stromingsleer 2 Duurzame productontwikkeling en Ontwerpen 2 Sterkteleer 1
Quality Engineering 2 Warmteleer 1 Sterkteleer 2
Quality Engineering 3 Warmteleer 2 Geregelde systemen 2
PW2: onderzoek
In company PPO 3
PPO 4
e
3 jaar 3.1 In house Constructieleer 2 Quality Engineering 4 Geregelde systemen 3
3.2
3.3
3.4
Sterkteleer 3 Quality Engineering 5 Geregelde systemen 4
In company PPO 5
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
stage
16
4.1 In house / andere hogeschool Minor 1 In company
4.2
4.3
4.4
Minor 2 afstuderen
Tabel 12: opbouw curriculum werktuigbouwkunde in bouwstenen
A.4.7 Opbouw curriculum voltijds opleiding in leerlijnen Leerlijnen bepalen de onderwijskundige vormgeving van het onderwijs. De eerste 2,5 jaar van de studie (basisjaren) is feitelijk opgebouwd uit twee leerlijnen. De leerlijn Kennis en Vaardigheden (K&V) is gericht op reproduceerbare kennis en vaardigheden uit de Body of Knowledge en Skills (BoKS). De leerlijn Persoonlijke en Professionele Ontwikkeling (PPO) is gericht op competentieontwikkeling. De leerlijn K&V is opgebouwd uit een vakinhoudelijke-, vaardigheden en een conceptuele leerlijn. De leerlijn PPO is opgebouwd uit een reflectieveen integrale leerlijn. De stage, minor en afstudeeropdracht vallen onder de integrale leerlijn.
semester periode leerlijn K&V leerlijn PPO
propedeuse S1 S2 1.1 1.2 1.3
1.4
hoofdfase S3 S4 2.1 2.2 2.3
2.4
S5 3.1
3.2
S6 3.3 stage
3.4
S7 4.1 minor
4.2
S8 4.3
4.4
afstudere n
Tabel 13: opbouw curriculum in leerlijnen De leerlijn Kennis en Vaardigheden De vakinhoudelijke leerlijn De vakinhoudelijke lijn is opleidingsspecifiek, hij legt het fundament onder het curriculum en verschaft de studenten zoveel mogelijk inzicht in de latere beroepspraktijk. De keuze omtrent de inhoudelijke lijn in het curriculum wordt bepaald door een analyse te maken van de beroepspraktijk en deze zo realistisch mogelijk in het curriculum te brengen. De rode draad zorgt voor de verticale en horizontale afstemming binnen het curriculum. Dit betekent dat de rode draad zorgt voor een logische opvolging van de te ontwikkelen competenties, voor afdekking van alle competenties, voor een logische opvolging van rollen en contexten, ook wat betreft toename in complexiteit en voor een goede aansluiting tussen de verschillende onderdelen. De vaardigheden-leerlijn De vaardigheden-leerlijn beslaat zowel de training en toetsing van vaardigheden als het reflecteren op vaardigheden. In deze leerlijn ontvangen studenten opdrachten om (zo zelfstandig mogelijk) vaardigheden te verwerven (vooral oefenen) die nodig zijn voor een of meer competenties. Het gaat om vaardigheden die deels apart van de competenties geleerd en geoefend worden, maar die wel van begin af aan in verband met die competenties worden aangebracht. Naarmate de opleiding vordert zal afzonderlijke en gerichte training van vaardigheden verdwijnen en zal de student in staat moeten zijn integraal te handelen (de vaardigheden- en integrale lijn gaan in elkaar op). De conceptuele leerlijn Deze leerlijn heeft betrekking op het separaat aanbrengen van kennis. Het betreft hier kennis die de studenten leert als een professional te redeneren: ‘separaat’ is dus iets anders dan ‘strikt gescheiden’. De aan te brengen kennis wordt weliswaar in een aparte onderwijssetting aangebracht, maar is zoveel mogelijk gerelateerd aan de contexten in de integrale leerlijn. De leerlijn Persoonlijke en Professionele ontwikkeling De integrale leerlijn Binnen de integrale leerlijn worden de studenten in authentieke, complexe situaties gebracht, om de gewenste competenties te verwerven. Studenten maken op een gestructureerde manier beroepsproducten. De mate van
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
17
structurering en complexiteit van de opdrachten in de tijd verloopt volgens een tegengesteld patroon. Anders uitgedrukt: ondersteuning door middel van sturende opdrachten en intensiteit van de begeleiding verdwijnt meer en meer naar de achtergrond naarmate de studie vordert en de complexiteit toe neemt. De opdrachten voor de studenten zijn in de propedeuse gestructureerd en richtinggevend voor de te volgen aanpak. Vanaf de hoofdfase worden opdrachten steeds minder gestructureerd aangeboden. Uiteindelijk wordt studenten in een gegeven context een probleem aangeboden, waarbij de te volgen methodiek tot en met het uitbrengen van een advies door de studenten geïnitieerd moet worden. Er is sprake van een toenemende mate van complexiteit. De reflectieve leerlijn Het studiesucces van een student is niet alleen afhankelijk van de inrichting en kwaliteit van het onderwijs, daarnaast zijn de eigenschappen van de student zelf van belang. De reflectieve leerlijn heeft dan ook als doel aandacht te besteden aan leerstijlen, houding, vaardigheden en studeerproblemen. Hoofddoel is bovendien zelfsturing (gevoed door zelfreflectie en reflectie op eigen competenties) te bevorderen. De reflectieve leerlijn van de duale opleiding is geïntegreerd in de integrale leerlijn. Leerlijnen in bouwstenen De opbouw van de opleiding werktuigbouwkunde kan ook weergegeven worden door het plaatsen van bouwstenen in leerlijnen: Leerlijn Kennis en Vaardiheden vakinhoudelijke leerlijn Ontwerpen & fundamentele ontwikkelen werktuigbouwkunde conceptuele leerlijn Ontwerpen & fundamentele ontwikkelen werktuigbouwkunde vaardigheden leerlijn Ontwerpen & fundamentele ontwikkelen werktuigbouwkunde
Quality Engineering
Geregelde systemen
Quality Engineering
geregelde systemen
wiskunde
Quality Engineering
geregelde systemen
wiskunde
Leerlijn Persoonlijke en Professionele Ontwikkeling integrale leerlijn Opdracht en/ projecten
bedrijfskunde
reflectieve leerlijn Generieke cluster tabel 14: leerlijnen duale opleiding werktuigbouwkunde
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
18
A.5
(Internationale) kwalificaties
A.5.1
Inleiding
Er zijn twee belangrijke standaarden waaraan de beginnende beroepsbeoefenaar op HBO-niveau dient te voldoen: 1. Dublin-descriptoren 2. De HBO-standaard Eén van de eisen die door de overheid wordt gesteld aan de accreditatie, is dat het niveau van de HBO7 opleidingen aansluit bij het internationaal en nationaal geaccepteerde niveau van de bachelor. De Dublindescriptoren beschrijven het internationaal geaccepteerde niveau van de bachelor. Het nationale niveau van de bachelor wordt beschreven in de HBO-standaard. De opleiding werktuigbouwbouwkunde hanteert de Dublin-descriptoren en de HBO-standaard als referentiekader om te voldoen aan het internationaal en nationaal geaccepteerde niveau van de Bachelor of Engineering. 7 www.hbo-raad.nl/opleidingsprofielen : procedure op- en vaststelling landelijke opleidingsprofielen bachelor-opleidingen hogescholen
(vastgesteld door de Algemene Vergadering van de HBO-raad op 15-10-2010).
A.5.2
Dublin-descriptoren
De Dublin-descriptoren komen voort uit de Europese afspraken die gemaakt zijn om het niveau van opleidingen met elkaar te kunnen vergelijken. In onderstaande tabel zijn de descriptoren beschreven waaraan de beginnende beroepsbeoefenaar op HBO-niveau dient te voldoen: Dublin-descriptor beschrijving Kennis en inzicht Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. Toepassen kennis en inzicht Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. Oordeelsvorming Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. Communicatie Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten. Leervaardigheden Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan. Tabel 15: Dublin-descriptoren
A.5.3
HBO standaard
In 2010 heeft de HBO-raad de HBO-standaard vastgesteld. Deze standaard beschrijft een aantal generieke kernkwalificaties waaraan de beginnende beroepsbeoefenaar op HBO-niveau dient te voldoen. HBO-standaard beschrijving Een gedegen theoretische Bij elke standaard behoort een hoeveelheid basiskennis. Voor de instroom is basis kennis op vakgebieden als Nederlands, Engels en rekenen/wiskunde een
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
19
Het onderzoekend vermogen
Professioneel vakmanschap
Beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie
vereiste. Deze kennis dient gedurende de opleiding toe te nemen. Maar daarnaast gaat het vooral om de vakspecifieke kennis van het beroepsdomein waarvoor wordt opgeleid. Het gaat hierbij om de noodzaak dat studenten over de theoretische bagage beschikken die hen de basis biedt om kritisch en creatief naar hun eigen vakgebied te kunnen kijken. Deze kennisbasis is daarmee onlosmakelijk verbonden met het hbo-bachelorniveau. Bij professionele bachelors gaat het niet alleen om het vertalen van aangeleerde kennis van hoog niveau naar een praktijksituatie. In onze moderne samenleving is het cruciaal dat hbo-bachelors over een onderzoekend vermogen beschikken dat leidt tot reflectie, tot evidence based practice, en tot innovatie. Vakmanschap is onlosmakelijk verbonden met de opleidingen die hogescholen verzorgen. De professionele bacheloropleiding is voor velen de hoogste vorm van beroepsonderwijs die zij volgen. Dat betekent dat onze bacheloropleidingen moeten zorgen dat studenten de kennis en vaardigheden aanleren die specifiek zijn voor de rol van de professional in een werkveld. Een goede verbinding tussen de opleiding en de beroepspraktijk is daarvoor een noodzakelijke voorwaarde. Docenten met actuele praktijkervaring en het inzetten van gastdocenten geven hiervoor de juiste context. De stages bieden studenten de confrontatie tussen de opgedane kennis en oefeningen met de realiteit van de eigenlijke beroepspraktijk. Ook het hebben van een internationale oriëntatie maakt onderdeel uit van het vakmanschap, evenals het beschikken over een ondernemende houding. HBO-bachelors zijn geen eenzijdige toepassers, maar beroepsbeoefenaren die relaties moeten leggen met maatschappelijke en soms ethische vraagstukken, die beschikken over een culturele bagage, die - in de ware betekenis van het woord - academische vorming hebben genoten. Het wordt steeds belangrijker professionals voor de zorg op te leiden die kritisch kunnen reflecteren op de waardigheid van het leven, economen op te leiden die zichzelf vragen stellen over de relatie tussen winstmaximalisatie op de korte termijn en het vertrouwen in het economisch stelsel op de langere termijn en ingenieurs voor te bereiden op een werkzaam leven waar aandacht voor duurzaamheid meer centraal komt te staan. Het gaat om het bewustzijn van de betekenis van aangeleerde kennis en vaardigheden in hun maatschappelijke context. Van studenten mag worden verwacht dat zij beschikken over het vermogen om kennis kritisch te beoordelen aan de hand van morele waarden.
Tabel 16: HBO-standaard
De relatie tussen de Dublin-descriptoren en de domeincompetenties
x x a, b x a d a
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
Communicatie
x x x x x x x
Oordeelsvorming
2. analyseren 3. ontwerpen 4. realiseren 5. beheren 5. onderzoeken 6. adviseren 7. managen
Toepassing kennis en inzicht
Kennis en inzicht
De competenties voor het Domein Engineering zijn als volgt gerelateerd aan de Dublin-descriptoren: Dublin-descriptoren domeincompetenties
a, b a, e c c b c b
c, d f d c c, d, e a, b, d, e c, d, e
Leervaardigheden
A.5.4
e
20
8. professionaliseren
x
x
a, b, c
d, f
x
Tabel 17: relatie Dublin-descriptoren en domeincompetenties
Een ‘x’ houdt in dat alle gedragskenmerken van de betreffende domeincompetentie bijdragen aan de invulling van de Dublin-descriptor. Een letter (bijvoorbeeld ‘a’) geeft aan dat het specifieke gedragskenmerk van die domeincompetentie bijdraagt aan invulling van de Dublin-descriptor.
A.5.5
De relatie tussen de Hbo-standaard en de domeincompetenties
De competenties voor het domein Engineering zijn als volgt gerelateerd aan de Hbo-standaard:
1. onderzoeken 2. analyseren 3. ontwerpen 4. realiseren 5. beheren 6. managen 7. adviseren 8. professionaliseren
x x x x x x x x
a x
x x x x x c x
c, d a, b, c, d
Beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie
Professioneel vakmanschap
Onderzoekend vermogen
Gedegen theoretische basis
HBO-standaard domeincompetenties
b x
a, b, d, e c, d, e
Tabel 18: relatie HBO-standaard en domeincompetenties
Een ‘x’ houdt in dat alle gedragskenmerken van de betreffende domeincompetentie bijdragen aan de invulling van de Dublin-descriptor. Een letter (bijvoorbeeld ‘a’) geeft aan dat het specifieke gedragskenmerk van die domeincompetentie bijdraagt aan invulling van de Dublin-descriptor.
A.5.6
Relatie Dublin-descriptoren, HBO-standaard en de domeincompetenties
De opleiding heeft de domeincompetenties op de volgende wijze gekoppeld aan de Dublin-descriptoren en de HBO-standaard: Dublin-descriptoren Kennis en inzicht
HBO-standaard Gedegen theoretische basis Onderzoekend vermogen Professioneel vakmanschap
Toepassing kennis en inzicht
Gedegen theoretische basis Professioneel vakmanschap
competenties Onderzoeken Analyseren Ontwerpen Realiseren Beheren Managen Adviseren Professionaliseren Onderzoeken: doel vaststellen Analyseren Ontwerpen Realiseren: normen, assembleren Beheren Managen: opzetten (deel-)project Adviseren: advies onderbouwen Professionaliseren
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
21
Oordeelsvorming
Communicatie
Professioneel vakmanschap
Leervaardigheden
Gedegen theoretische basis Onderzoekend vermogen Professioneel vakmanschap
Gedegen theoretische basis Onderzoekend vermogen Professioneel vakmanschap Beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie
Onderzoeken: onderzoek opzetten en uitvoeren Analyseren: bepalen hoofd- en bijzaken, resultaten kunnen interpreteren Ontwerpen: oplossingsroute, gebruik hulpmiddelen Realiseren: product of proces verifiëren Beheren: verifiëren performance Managen: sturen werkzaamheden Adviseren: behoeften verduidelijken Professionaliseren: zelfstandig leerstrategie bepalen, flexibele houden, verantwoorde keuzes maken Onderzoeken: resultaten structureren en conclusies trekken, rapporteren, aanbevelingen doen Analyseren: formuleren probleemstelling, opstellen programma van eisen Ontwerpen: technisch dossier Realiseren: technisch dossier Beheren: terugkoppeling Managen: taakgericht communiceren, begeleiden en samenwerken (intern, multidisciplinair, international) Adviseren: inleven klant, behoeft klant verhelderen, advies onderbouwen, relaties opbouwen en onderhouden Professionaliseren: constructief, communiceren in Nederlands en Engels Onderzoeken: aanbevelingen doen Professionaliseren
Tabel 19: relaties Dublin-descriptoren, HBO-standaard en domeincompetenties
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
22
A.6
Fasedoelstellingen
A.6.1
inleiding
In dit hoofdstuk worden competenties gekoppeld aan niveaus. Tevens zijn fasedoelstellingen opgenomen: per fase van de opleiding worden de niveaus van de te behalen competenties weergegeven. Deze fasedoelstellingen gelden voor de Cohorten vanaf 2012. De Cohorten voor 2012 worden formatief beoordeeld op hun eindscriptie.
A.6.2
Definities niveau’s
In het HBO onderwijs wordt gewerkt met een niveauaanduiding. Naast het eindniveau van een pas afgestudeerde bachelor (niveau III), zijn er nog een aantal lagere niveaus geformuleerd, namelijk 0, I en II, waarvan niveau 0 het pre-hboniveau is (ook wel instroomniveau genoemd, niveau I overstijgt het eindniveau 5 van een mbo-opleiding ). In tabel 14 worden deze niveaus nader toegelicht. De volgende factoren zijn van invloed op deze niveaus: a. Omvang en complexiteit van de taak b. Complexiteit van de professionele situatie c. Mate van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid Opleidingen kunnen door middel van de indeling in competentieniveaus een keuze maken voor bepaalde accenten in het opleidingsprofiel. Een sterk op productontwerp gerichte opleiding zal er waarschijnlijk voor kiezen om de hbo-bachelor op te leiden voor niveau III voor de competenties ‘Analyseren’ en ‘Ontwerpen’. Zo kan een landelijk overleg per opleiding ook overwegen om een domeincompetentie(zoals bijv. ‘Onderzoeken’) een hoger minimumniveau af te spreken. niveau I aspect complexiteit van de eenvoudig taak gestructureerd
context van de professionele omgeving
mate van zelfstandigheid
II
III
complex
complex
gestructureerd
ongestructureerd
past bekende methoden direct toe volgens vaststaande normen
past bekende methoden aan wisselende situaties aan
verbetert methoden en past normen aan de situaties aan
bekend
bekend
onbekend
eenvoudig
complex
complex
monodisciplinair
monodisciplinair
multidisciplinair
in house
in de praktijk onder begeleiding
in de praktijk
sturende begeleiding
begeleiding indien nodig
zelfstandig
Tabel 20: definitie van de niveaus van de domeincompetenties
Een niveau wordt behaald als tenminste twee van de drie aspecten (taak, context of zelfstandigheid) op dat niveau aangetoond zijn.
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
23
A.6.3
Eindniveau Bachelor of Engineering
In de profielbeschrijving van het domein Engineering is vastgesteld dat de som van de acht competentieniveaus minimaal 18 dient te zijn. Daarnaast is bepaald dat een domeincompetentie niet weggelaten kan worden (minimum is niveau I).
A.6.4
Fasedoelstellingen propedeutische fase (major)
De opleiding werktuigbouwkunde kent de volgende fasedoelstellingen voor de propedeutische fase: na het afronden van de propedeutische fase heeft de student over de acht domeincompetenties een niveauscore van acht behaald.
onderzoeken
I
analyseren
I
ontwerpen
I
I I
I
voorgeschreven niveau
Bedrijfskunde
Generieke bouwstenen
Projecten
Wiskunde
Geregelde Systemen
Quality Engineering
Domeincompetenties
PPO
Fundamentele werktuigbouwkunde
Ontwerp & Ontwikkeling
Clusters bouwstenen
propedeutische fase (major)
I
I
I
I
I
I
I
I
I
realiseren
I
I
I
I
beheren
I
I
I
I
I
I
adviseren managen
!
I
I
I
professionaliseren
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I totaal
8
Tabel 21: fasedoelstellingen propedeutische fase
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
24
A.6.5
Fasedoelstellingen hoofdfase: basisjaren (major)
De opleiding werktuigbouwkunde kent de volgende fasedoelstellingen voor de basisjaren: na het afronden van de basisjaren heeft de student over de acht domeincompetenties een niveauscore van vijftien behaald.
voorgeschreven niveau
Bedrijfskunde
Generieke bouwstenen
Projecten PPO
Wiskunde
Geregelde Systemen
Domeincompetenties
Quality Engineering
Fundamentele werktuigbouwkunde
Ontwerp & Ontwikkeling
Clusters bouwstenen
Hoofdfase: basisjaren (major)
onderzoeken
I
I
analyseren
II
II
II
II
ontwerpen
II
II
I
I
II
II
realiseren
II
II
II
II
beheren
I
I
I
adviseren
II
II I
I
II
II
II
I
I
I
managen
!I
II
II
II
professionaliseren
II
II
II
II
I
II
II I
II
II
II
II
II
II
II
II
totaal
15
Tabel 22: fasedoelstellingen basisjaren hoofdfase
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
25
A.6.6
Fasedoelstellingen hoofdfase: stage (major)
De stage heeft een oriënterend karakter. De student maakt kennis met het werkveld en voert beroepsspecifieke werkzaamheden uit in een bedrijfsmatige context. Bovendien voert de student een toegepast onderzoek uit gerelateerd aan de bedrijfsmatige context (veiligheid, arbo, ontwerp- en ontwikkelstrategie e.d.). De opleiding werktuigbouwkunde kent de volgende fasedoelstellingen voor de stage: na het afronden van de stage heeft de student over de acht domeincompetenties een niveauscore van minimaal twaalf behaald. De te behalen scores voor de competenties onderzoeken, managen en professionaliseren zijn vastgesteld op niveau 2. De te behalen scores voor de overige competenties liggen niet vast, maar zijn afhankelijk van de aard van de werkzaamheden. De student zou in de praktijk zelfs tot een niveau 3 kunnen komen als er extensief gewerkt wordt aan één deelcompetentie.
Behaald niveau
Hoofdfase: stage (major)
Domeincompetenties onderzoeken
II
analyseren
*
ontwerpen
*
realiseren
*
beheren
*
adviseren
*
managen
II
professionaliseren
II totaal
≥ 12
* niveau afhankelijk van de aard van de werkzaamheden
Tabel 23: fasedoelstellingen stage
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
26
A.6.7
Fasedoelstellingen hoofdfase: minoren (minor)
Een minor geeft de student de mogelijkheid eigen kleur en smaak aan het onderwijsprogramma te geven. De student kan kiezen uit verdiepende, verbredende en open minoren. Als een student er voor kiest om een verdiepende minor te doen brengt hij zijn competenties op een hoger niveau waardoor hij met een hoger profiel kan afstuderen. De student kan binnen de opleiding werktuigbouwkunde de volgende minoren volgen:
1. 2. 3. 4.
engineering: Machinebouw of Solar Boat (verdiepend), kunststoftechniek (verdiepend), productontwikkeling en markt (verbredend), kunststoftechnik Osnabrück (in ontwikkeling, niet voor duale studenten).
De opleiding werktuigbouwkunde kent de volgende fasedoelstellingen voor de minoren:
Kunststoftechnik Osnabrück
Kunststoftechnologie
Domeincompetenties
Productontwikkeling En markt
Engineering
Hoofdfase: minoren (minor)
onderzoeken
*
*
*
*
analyseren
*
*
*
*
ontwerpen
*
*
*
*
realiseren
*
*
*
*
beheren
*
*
*
*
adviseren
*
*
*
*
managen
II
II
II
II
professionaliseren
II
II
II
III
≥ 14
≥ 14
≥ 14
≥ 15
totaal
* niveau afhankelijk van de aard van de werkzaamheden
Tabel 24: fasedoelstellingen minoren
Stenden University OER 2014-2015 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0
27
A.6.8
Fasedoelstellingen hoofdfase: afstuderen (major)
Na afronding van de afstudeeropdracht zal de student voldoen aan de eisen van het eindniveau van de opleiding. Dit kan hij aantonen door een portfolio te overleggen met behaalde competenties in de basisjaren, stage, minor en te behalen competenties tijdens het afstuderen. Het niveau van de competenties van de afstudeeropdracht moet aan een vereiste verdeling voldoen en in totaal op minimaal 17 uitkomen. Het eindniveau van de competenties van de opleiding moet aan een vereiste verdeling voldoen en in totaal op minimaal 18 uitkomen. De te behalen scores voor de competenties onderzoeken, managen en professionaliseren liggen vast. De te behalen scores voor de competenties analyseren, ontwerpen, realiseren, beheren en adviseren liggen niet vast, maar zijn afhankelijk van de aard van de opdracht en het portfolio. De doelstellingen van de afstudeeropdracht zijn in lijn met de omschrijving niveau bachelor van de NVAO (Dublin Descriptoren). De doelstelling van de afstudeeropdracht luidt: De afstudeeropdracht stelt de student in de gelegenheid aan te tonen dat hij voldoet aan het eindniveau van de opleiding werktuigbouwkunde en kan functioneren op het beginniveau van een Hbo-bachelor. De opleiding werktuigbouwkunde kent de volgende doelstellingen voor afstuderen en eindniveau:
Domeincompetenties
voorgeschreven eindniveau opleiding
afstudeeropdracht
Hoofdfase: afstuderen (major)
onderzoeken
II
II-III
analyseren
*
III
ontwerpen
*
II-III
realiseren
*
II-III
beheren
*
II-III
adviseren
*
I-II
managen
II
II
professionaliseren
III
III
≥16
≥18
totaal
* niveau afhankelijk van de aard van de afstudeeropdracht
Tabel 25: fasedoelstellingen afstuderen
Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A
28
A.7
Body of Knowledge and Skills (BoKS)
A.7.1
Inleiding
In dit hoofdstuk is een algemene omschrijving van de inhoud van de bouwsteenclusters opgenomen. De verzameling van al deze beschrijvingen vormt de Body of Knowledge & Skills (BoKS) van de opleiding werktuigbouwkunde. De BoKS is de groepering van kennis en vaardigheden die in een specifieke opleiding worden gedoceerd. Deze kennis en vaardigheden dienen studenten zich eigen te maken om competent te worden in het beroep. In de bijlagen B en C is een verzameling van beschrijvingen van alle bouwstenen opgenomen. Hierin wordt de BOkS verder uitgewerkt.
cluster Ontwerpen en ontwikkelen
Fundamentele werktuigbouwkunde
Omschrijving Het moderne bedrijfsleven is steeds meer georiënteerd op duurzame producten vanuit een verantwoordelijkheid voor de toekomst. In de bouwstenen in dit cluster worden competenties getoetst die te maken hebben met ontwerpen en duurzame productontwikkeling. CAD/CAM/CAE1&2: de student leert over en oefent met verschillende productietechnieken en werkvoorbereiding. de student leert parametrisch te modelleren op NX. MO1&2: de student leert hoe een systeem is opgebouwd uit componenten. Hij leert de theorie van het methodisch ontwerpen omzetten tot te komen tot een technisch ontwerp. DPO&O1: Hoe een product wordt ontwikkeld qua activiteiten in de fasen in het productontwikkelingsproces wordt geoefend aan de hand van een opdracht. De student verdiept zich in de milieu-impact. Hierbij maakt hij gebruik van het programma Simapro om een Levenscyclus analyse (LCA) te maken en de milieu-effecten van dit product door te rekenen in de levenscyclus van een product: productie, gebruik en afdanking. Dit helpt hem bij het duurzaam ontwerpen van producten. DPO&O2: Het duurzame ontwerpen wordt geoefend aan de hand van actiepunten waarop inhoudelijk gelet moet worden bij het ontwerp van voorgaand product. Bij het gebruik van duurzame gebruiksgoederen is de toepassing van kunststoffen niet meer weg te denken. Om rekening te kunnen houden met het spaarzaam gebruik van materialen worden ontwerpmethoden en de bijbehorende berekeningsmethoden voor kunststof producten toegepast. DPO&O3: In deze bouwsteen binnen dit cluster wordt ook een product gerealiseerd met behulp van de meest gebruikte productiemethode voor kunststoffen spuitgieten. Hiervoor wordt het spuitgietproces gesimuleerd en een matrijs voor een spuitgietmachine ontworpen. Om een apparaat of installatie werktuigbouwkundig te kunnen ontwikkelen, ontwerpen en onderhouden heeft de student kennis & inzicht nodig uit bouwstenen, die het fundament leggen voor dit inzicht en deze kennis. De clustering, die voor de hand ligt omdat de inhoud van de bouwstenen met elkaar te maken heeft, bevat de volgende bouwstenen: Materiaalkunde: Hiermee is kennis & inzicht te verkrijgen in het verband tussen de samenstelling en structuur van materialen aan de ene kant en hun eigenschappen aan de andere kant. Belangrijke materialen, die toegepast worden in werktuigbouwkundige constructies, zijn metalen en kunststoffen. Dynamica: gevolgen van krachten voor de beweging van voorwerpen. Het laatst genoemde onderscheidt dit vak van statica. In apparaten en installaties bewegen veel onderdelen. Statica: evenwicht van constructies, die onderhevig zijn aan krachten. Zo mag een constructie onder zijn eigen gewicht en de te verwachten belasting niet bezwijken, verschuiven of kantelen. Sterkteleer: Hiermee is kennis & inzicht te verkrijgen in de voorwaarden, waaraan stilstaande en bewegende constructies moeten voldoen om niet te bezwijken, de gewenste stijfheid te hebben en voldoende duurzaam te zijn. Constructieleer: Met behulp van berekeningen is kennis & inzicht te verkrijgen in de stijfheid en sterkte van constructies. Warmteleer: Hiermee is kennis & inzicht te verkrijgen in de werking en inrichting van de apparaten en installaties waarin gewenste energieomzettingen worden gerealiseerd. Mechanische energie wordt meestal verkregen door transformatie van thermische energie en wordt voor allerlei doeleinden toegepast. Stromingsleer: Hiermee is kennis & inzicht te verkrijgen in verscheidene technische
Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A
29
Quality engineering
stromingsverschijnselen. Bij de omzetting van de ene energievorm in de andere, speelt heel vaak de stroming van één of meerdere vloeibare of gasvormige stoffen een grote rol. De cluster Quality Engineering wordt aandacht besteed aan kansrekenen, statistiek, procesbeheersing, kwaliteitsmanagementssytemen, bedrijfszekerheid en Lean Six Sigma. On-line Quality Engineering : procesbeheersing gebaseerd op SPC: Statistical Proces Control. Theorie (toegepaste kansrekening en statistiek) en praktijk (het produceren van producten met een spuitgietproces en bewerken van meetgegevens). In de uitwerking worden uitschieters gedetecteerd, verdelingen gekarakteriseerd (normaal en niet-normaal) , regelkaarten gemaakt, Cp en Cpk waarden berekend, tussen-holte verschillen getest m.b.v. statistische verschiltoetsen voor varianties en gemiddelden. Later wordt e.e.a. geplaatst in de context van Lean Six Sigma (LSS). Kwaliteitsmanagement: De basiskenmerken van een kwaliteitsmanagementsysteem worden bestudeerd, t/m de opbouw van ISO 9000 en van ISO-TS 16949. De filosofie achter Six Sigma en Lean Six Sigma wordt behandeld en geplaatst in het kader van het streven naar Continuous Improvement en Innovatie.
Geregelde Systemen
Wiskunde
Bedrijfskunde
Elementen uit de LSS-toolbox worden behandeld: reductie van variatie, werken in projecten, pull en perfectie, Value Stream Mapping, 6S, SMED, kanban, SPC, Design- en process-FMEA, Validatie van meetsystemen (Gage R&R), DoE (Design of Experiments), Robuust optimaliseren. Voor levensduurproblemen wordt de theorie van faalgedrag behandeld t/m modellering middels Weibullverdelingen. Minitab software wordt gebruikt voor de uitvoering van opdrachten. In Geregelde Systemen 1 maakt de student kennis met industriële automatisering. Hij maakt kennis met verschillende componenten van automatisering: hydrauliek, pneumatiek, elektrische systemen, besturing en sensoren. In een practicum doet de student ervaring op met het simuleren en besturen van een aantal eenvoudige geregelde systemen. In Geregelde Systemen 2 worden elementaire begrippen uit de kinematica verdiept (de theorie waarmee bewegingen beschreven kunnen worden) en dynamica (wetten van Newton, krachtenleer, impulswet) aan de orde. In Geregelde Systemen 3 worden elementaire begrippen uit de meet en regeltechniek behandeld. In Geregelde Systemen 4 gaat de student aan de slag met populaire industriële hardware componenten. Hij brengt een servo besturing in regeling. Hij maakt een proof of principle (POP) opstelling met hardware en brengt deze in regeling. In Wiskunde 1 wordt een gedeelte van de HAVO wiskunde B herhaald om zodoende een voldoende basisniveau te garanderen van de wiskundige kennis en vaardigheden, die voor de beroepspraktijk zijn vereist. In Wiskunde 2 maakt de student kennis met het opstellen van wiskundige modellen van technische processen. Aan de hand van concrete voorbeelden zal een aantal wiskundige begrippen worden behandeld. De kennis en vaardigheden met betrekking tot de onderwerpen exponentiële functies, logaritmen en differentiëren worden herhaald en uitgebreid. Daarbij worden twee nieuwe onderwerpen geïntroduceerd: differentiaalvergelijkingen en integreren. Bovendien maakt de student kennis met het computerprogramma MathCad, waarmee wiskundige berekeningen eenvoudig kunnen worden uitgevoerd. In de bouwsteen Wiskunde 3 maakt de student nader kennis met het opstellen en gebruiken van wiskundige technieken. De kennis en vaardigheden met betrekking tot de onderwerpen (partieel) differentiëren en integreren wordt herhaald en uitgebreid. Nieuwe onderwerpen als differentiaalvergelijkingen en complexe getallen worden geïntroduceerd. In Management en Organisatie 1 gaat het om het functioneren van organisaties en de wijze waarop deze worden aangestuurd, kortweg organisatie en management.
Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A
30
Generieke Bouwstenen
Studeren op HBO niveau betekend meer eigen regie in handen nemen: ‘Je bent zelf verantwoordelijk voor je studie. Je leert ontdekken wie je bent, en wat je na je afstuderen in huis moeten hebben om een goede professional te kunnen zijn. In het onderdeel studieloopbaanbegeleiding maak je een begin met het kijken naar je zelf, naar je competenties en naar het zogenaamde beroeps- en opleidingsprofiel. Om je eigen ontwikkelingsproces goed vast te leggen en te kunnen volgen, maak je een portfolio en een Persoonlijk Ontwikkel Plan (POP), dat, net als jij je gehele studieloopbaan blijft ontwikkelen.’ Een centrale thema binnen de studieloopbaanbegeleiding is: “werk maken van jezelf”. ‘Je gaat zelfstandig aan de slag met een aantal competenties. Deze worden in de voltijdsopleiding voorgeschreven. Studenten in de duale opleiding stellen een Persoonlijk Activiteiten Plan (PAP) op, dat dient als leercontract. Hierin heeft de duale student een bepaalde keuzevrijheid. Werk maken van jezelf is in principe nooit klaar en ook tijdens jouw actieve loopbaan blijf je jezelf ontwikkelen. De student maakt kennis met de Deming Circle. In het onderdeel Mondelinge Communicatie wordt ingegaan op effectief mondeling presenteren. Daarbij staan drie zaken centraal: het doel, het publiek en de hulpmiddelen. Tevens moet je als Hbo’er effectief kunnen vergaderen. In deze bouwsteen leer je de spelregels, de voorbereiding, hoe je een vergadering leidt en hoe je een zo actief mogelijke bijdrage kan leveren. In het onderdeel Schriftelijke Communicatie 1 wordt aandacht besteed aan rapporten schrijven, goed citeren (plagiaat voorkomen), samenvatten en argumenteren. Je leert jezelf gepast schriftelijk uit te drukken en je gebruikt hiervoor IT faciliteiten. Je maakt complexe informatie schriftelijk duidelijk en je stuurt de juiste boodschap naar de juiste doelgroep via het juiste kanaal. In het onderdeel Schriftelijke Communicatie 2 richt de student zich op het schrijven van een literatuurverslag. Een literatuurverslag is een onderdeel van diverse onderzoeksrapporten die je tijdens je opleiding zult schrijven. Verslagen, bouwsteenopdrachten en je scriptie bevatten allen een soort van literatuuronderzoek.
Integratieve bouwstenen
In de bouwsteen Engels I leer je Engels zowel schriftelijk als mondeling toepassen in het vakgebied. Het leerbedrijf van de opleiding werktuigbouwkunde begeleidt voltijds studenten bij het uitvoeren van projecten. In het project W1 doorlopen de voltijds studenten de complete Product Life Cicle bij het methodisch ontwerpen, ontwikkelen en testen van een karretje met energiebron. In het project W2 ligt de nadruk op onderzoek en innovatie. De duale studenten volgen de introducerende lessen bij de projecten en passen het geleerde toe in eigen projecten op de werkvloer. Zowel voltijds als duale studenten werken in stages, minoren en tijdens het afstuderen aan het verdiepen en verbreden van hun competenties.
Tabel 26: BoKS opleiding Werktuigbouwkunde
Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A
31
A.8
Contacturen propedeuse opleiding werktuigbouwkunde voltijds/duaal
Opleiding:
Werktuigbouwkunde
Studiejaar:
2014-2015
Contactuur (in minuten):
45
Aantal onderwijsweken per jaar:
738 (voltijds) / 518 (duaal)
Gemiddeld aantal contacturen per week:
36
Contacturen 1e jaar voltijd bacheloropleiding Period 1 Hoorcolleges
32/32
Period 2 64/64
PGO werkcolleges/practica
Period 3 Period 4 64/64
64/64
224/224
12/8
12/8
24/16
64/64
100/40
128/40
128/40
420/160
8/0
8/0
8/0
8/0
32/0
Excursies/werkveldbezoek Stagebegeleiding
0
Studiebegeleiding Tentamens Totalen
8/16
8/16
8/16
8/16
32/64
2/2
4/4
2/2
4/4
12/12
184/122 220/140
220/142
738/518
114/114
Aantal dagen stage (indien van toepassing) Aantal onderwijsweken per periode
8,0
e
Tabel 27: contacturen 1 studiejaar opleiding Werktuigbouwkunde
Bovenstaande gegevens zijn verkregen op basis van geroosterde contacturen
Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A
32