REKENKAMERCOMMISSIE
GEMEENTE DRECHTERLAND
Hoe effectief is het minimabeleid? Een onderzoek naar instrumenten, bereik en effecten van het minimabeleid in Andijk, Drechterland, Enkhuizen en Wervershoof
Hoe effectief is het minimabeleid Een onderzoek naar instrumenten, bereik en effecten van het minimabeleid in Andijk, Drechterland, Enkhuizen en Wervershoof
september 2008
COLOFON Samenstelling Nico Brinkman, SGBO René van Griensven, SGBO Carla Vianen, SGBO Astrid Huisman, rekenkamercommissie SGBO Onderzoek > Advies > Implementatie Postbus 30435 2500 GK Den Haag SGBO Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van SGBO.
Aan de totstandkoming van deze publicatie is de grootst mogelijke zorg besteed. SGBO kan echter niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden, noch kunnen aan de inhoud rechten worden ontleend.
INHOUDSOPGAVE
1
Inleiding
0
1.1
Aanleiding en doel van het onderzoek
0
1.2
Methode van onderzoek
1
1.3
Leeswijzer
2
2
Omvang en samenstelling en doelgroep
3
2.1
Inleiding
3
2.2
Omvang en samenstelling doelgroep in Andijk
4
2.3
Omvang en samenstelling doelgroep in Drechterland
5
2.4
Omvang en samenstelling doelgroep in Enkhuizen
6
2.5
Omvang en samenstelling doelgroep in Wervershoof
7
2.6
Conclusies
7
3
Het minimabeleid in de vier gemeenten
9
3.1
Inleiding
9
3.2
Minimabeleid in Andijk
10
3.2.1
Beleid
10
3.2.2
Organisatie
11
3.2.3
Resultaten
13
3.2.4
Evaluatie
14
3.2.5
Belangrijkste bevindingen uit de interviews
14
3.3
Minimabeleid in Drechterland
15
3.3.1
Beleid
15
3.3.2
Organisatie
16
3.3.3
Resultaten
18
3.3.4
Evaluatie
18
3.3.5
Belangrijkste bevindingen uit de interviews
19
3.4
Minimabeleid in Enkhuizen
19
3.4.1
Beleid
19
3.4.2
Organisatie
20
3.4.3
Resultaten
22
3.4.4
Evaluatie
23
3.4.5
Belangrijkste bevindingen uit de interviews
23
3.5
Minimabeleid in Wervershoof
25
3.5.1
Beleid
25
3.5.2
Organisatie
26
3.5.3
Resultaten
28
3.5.4
Evaluatie
30
3.5.5
Belangrijkste bevindingen uit de interviews
30
4
Vergelijking resultaten en bereik in de vier gemeenten
32
4.1
Inleiding
32
4.2
Vergelijking vier gemeenten
32
4.3
Vergelijking met andere gemeenten
32
5
Resultaten doelgroeponderzoek
34
5.1
Inleiding
34
5.2
Achtergrondgegevens
34
5.3
Gebruik minimaregelingen
36
5.4
Informatie en dienstverlening
37
6
Conclusies en aanbevelingen
41
6.1
Conclusies
41
6.2
Aanbevelingen
43
A. Bevolkingssamenstelling in Andijk
65
B. Bevolkingssamenstelling in Drechterland
66
C. Bevolkingssamenstelling in Enkhuizen
67
D. Bevolkingssamenstelling in Wervershoof
68
A. Uitvoering armoedebeleid in Andijk
70
B. Uitvoering armoedebeleid in Drechterland
72
C. Uitvoering armoedebeleid in Enkhuizen
74
D. Uitvoering armoedebeleid in Wervershoof
78
1 1.1
Inleiding Aanleiding en doel van het onderzoek
Armoede is een complex verschijnsel met samenhangende dimensies zoals inkomen, maatschappelijke participatie, opleidingsniveau, gezondheid, zelfredzaamheid, wonen en leefomgeving. Hierin is het toekomstperspectief een belangrijk onderscheidend kenmerk, vooral in situaties waarin niet of nauwelijks uitzicht is op werk of verandering van de leefsituatie. Armoede in deze brede betekenis is sociale uitsluiting. Armoede in enge zin wordt beschouwd als een tekort aan financiële middelen.1 In onze onderzoeken hanteert SGBO een brede definitie van armoedebeleid waarbij zowel aandacht voor inkomensondersteunende regelingen als participatiebevorderende activiteiten en begeleiding van burgers een rol spelen. In het vervolg van dit rapport spreken we overigens van minimabeleid2. In 2006 hebben de gemeenten Andijk, Drechterland, Enkhuizen en Wervershoof een gezamenlijke rekenkamer ingesteld. De rekenkamer is de vier gemeenteraden behulpzaam bij het toetsen en verbeteren van de effectiviteit van het beleid. Op het gebied van sociale zekerheid voeren de gemeenten elk een autonoom beleid en ondersteunen huishoudens met een laag inkomen, onder andere door het verlenen van kwijtschelding voor gemeentelijke belastingen, het verstrekken van langdurigheidstoeslag en bijzondere bijstand. Ook zijn er specifiekere minimaregelingen zoals het minimafonds in Andijk, de regeling maatschappelijke participatie in Wervershoof, de collectieve ziektekostenverzekering in Enkhuizen en een pluspremie voor 65-plussers in Drechterland. In veel gemeenten in Nederland wordt kritisch gekeken naar de effectiviteit van het minimabeleid. Het bereik van de regelingen en de verhouding regelingskosten – uitvoeringskosten is daarbij een actueel aandachtspunt. Ook wordt nagedacht over de besteding van de extra gelden die aan het gemeentefonds worden toegevoegd om met name het aantal kinderen dat in armoede opgroeit te verminderen. Vanuit zijn onafhankelijke positie verwacht de rekenkamer met dit onderzoek een extra bijdrage te kunnen leveren aan een beter functionerend minimabeleid in de vier gemeenten. Voor dit onderzoek is de volgende centrale onderzoeksvraag geformuleerd: In hoeverre worden de minima met het minimabeleid in de gemeenten Andijk, Drechterland, Enkhuizen en Wevershoof bereikt, met welke instrumenten gebeurt dit en wat zijn de resultaten? Om op deze vraag antwoord te geven zijn drie facetten van de minimaproblematiek in de gemeenten onderzocht.:
1
Nationaal Actieplan ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting 2003, Ministerie van SZW, 2003.
2
Zie verder bijlage 5 waarin ingegaan wordt op definities, koopkracht en landelijke ontwikkelingen.
1. De kenmerken van de doelgroep: grootte, samenstelling, het bereik van de regelingen; 2. De doeltreffendheid en doelmatigheid van het minimabeleid in de gemeenten gedurende de periode 2005 - 2007; 3. De behoeften van de doelgroep in relatie tot het aanbod aan regelingen. Per onderdeel hebben wij een aantal onderzoeksvragen geformuleerd die aan het begin van het betreffende hoofdstuk gegeven worden.
1.2
Methode van onderzoek
Dit rapport is de weerslag van het onderzoek dat SGBO heeft uitgevoerd in de periode september 2007 – april 2008. Het geeft invulling aan de onderzoeksvragen die in het kader van de in de vorige paragraaf genoemde facetten van de armoedeproblematiek zijn opgesteld. De aftrap van het onderzoek vond plaats met een startbijeenkomst op 24 september waarbij vertegenwoordigers van de rekenkamer, de onderzoekers van SGBO en drie van de vier gemeenten aanwezig waren (fase 1). Naast uitwisseling van informatie over het onderzoek zijn op deze dag het normenkader vastgesteld en afspraken gemaakt over het verloop en de planning van het onderzoek. Vervolgens is een raming gemaakt van de doelgroep voor het minimabeleid in de vier gemeenten (fase 2). Hiervoor is onder andere informatie van het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) gebruikt. Het minimabeleid is geanalyseerd, waarbij de beleidscyclus onze leidraad voor het onderzoek was (fase 3). Hiervoor zijn relevante documenten geraadpleegd en is aan de gemeenten gevraagd een matrix in te vullen van kerngetallen met betrekking tot het minimabeleid. Een lijst van de geraadpleegde documenten in de gemeenten is opgenomen in bijlage 1. Als volgende stap binnen de tweede fase hebben we een aantal sleutelfiguren die bij het minimabeleid zijn betrokken geïnterviewd. Aan de hand van een vooraf opgestelde checklist zijn semi-gestructureerde (groeps)gesprekken gevoerd met vakwethouders, ambtenaren, enkele raadscommissievoorzitters en vertegenwoordigers van externe organisaties. Een lijst van geïnterviewde personen is opgenomen in bijlage 2 en de gebruikte vragenlijsten zijn opgenomen in bijlage 3. In fase 4 is een doelgroeponderzoek uitgevoerd. Hiervoor hebben we bij een aantal burgers van de gemeenten een telefonisch interview afgenomen. Voor de selectie van namen is gebruik gemaakt van door de afdelingen Sociale Zaken verzamelde bestanden van aanvragers van kwijtschelding gemeentelijke heffingen en cliënten en aanvragers van een uitkering in het kader van de Wet Werk en Bijstand (WWB) of bijzondere bijstand. Uit deze bestanden hebben wij een aselecte steekproef van 200 personen getrokken, naar ratio van de grootte van de gemeenten. De rekenkamer heeft deze groep een brief ter
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
1
aankondiging van het onderzoek gestuurd. Vervolgens zijn wij gaan bellen met het doel tot 60 interviews te komen. Uiteindelijk hebben wij ruim 60 mensen gesproken. Hiervan zijn 50 interviews bruikbaar voor het onderzoek. Helaas bevatte een deel van de aangeleverde lijsten geen telefoonnummers. Wij hebben de ontbrekende nummers voor een deel via internet kunnen achterhalen, maar bij een deel is dit niet gelukt. Ook bleek een deel van de opgegeven telefoonnummers niet juist te zijn. De selectie van 200 namen bleek juist genoeg om tot de 50 bruikbare interviews te komen. In een aantal gevallen was er wel sprake van een geslaagd gesprek maar was de informatie die de gesprekspartner kon leveren te miniem om op te nemen. Een aantal mensen had geen idee over het onderwerp, in enkele andere gevallen was de Nederlandse (of Engelse) taal een te grote barrière. Hoewel we niet de beoogde 60 bruikbare interviews hebben gehaald is besloten niet nogmaals een mailing naar een selectie van de doelgroep te laten uitgaan. Dit is ingegeven door de beperking in tijd en het feit dat de gesprekken herhalingen van informatie vertoonden. Met de gevoerde gesprekken menen we dat alle aspecten voldoende aan de orde zijn gekomen. De instructie en vragenlijst ten behoeve van het doelgroepenonderzoek zijn opgenomen in bijlage 4. De geraadpleegde documenten en de gevoerde gesprekken met gemeente, instellingen en leden van de doelgroep leveren voldoende informatie op om betrouwbare uitspraken ten aanzien van de onderzoeksvragen te kunnen doen. Er zou mogelijk getwijfeld kunnen worden aan de representativiteit van de telefonische interviews (daarvoor is het aantal interviews laag te noemen). Wij achten de indicaties echter betrouwbaar, de ervaring leert dat bij een dergelijk aantal respondenten de meest belangrijke aspecten wel aan de orde zijn geweest.
1.3
Leeswijzer
Dit rapport is als volgt opgebouwd. In het volgende hoofdstuk wordt de doelgroep voor het minimabeleid bepaald. Hoofdstuk 3 behandelt de verschillende onderdelen van het minimabeleid in de vier gemeenten aan de hand van de beleidscyclus. In hoofdstuk 4 vergelijken we de vier gemeenten met elkaar met betrekking tot de resultaten en het bereik van het beleid. In hoofdstuk 5 komt het doelgroeponderzoek aan de orde. In hoofdstuk 6 ten slotte worden de belangrijkste conclusies getrokken en geven we een aantal aanbevelingen voor verbetering van het minimabeleid in de vier gemeenten. Als bijlagen zijn opgenomen een lijst van geraadpleegde documenten (bijlage 1), de geïnterviewde vertegenwoordigers van gemeente en instellingen (bijlage 2), de gebruikte vragenlijsten voor de interviews (bijlage 3) en het doelgroeponderzoek (bijlage 4), enkele ontwikkelingen en aspecten van het minimabeleid en de problematiek van het nietgebruik van voorzieningen in Nederland (bijlage 5), overzicht van de bevolkingssamenstelling in de vier gemeenten (bijlage 6), een beschrijving van de uitvoering van het armoedebeleid per gemeente (bijlage 7) en overzicht van het fictieve budget bijzondere bijstand en de extra beschikbare gelden per gemeente (bijlage 8).
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
2
2 2.1
Omvang en samenstelling en doelgroep Inleiding
In dit hoofdstuk maken we een raming van de doelgroep voor het minimabeleid in de vier gemeenten. Hierbij maken we onder andere gebruik van gegevens over de bevolkingssamenstelling in de vier gemeenten. In bijlage 6 wordt een overzicht gegeven van de bevolkingssamenstelling van de gemeenten Andijk, Drechterland, Enkhuizen en Wevershoof. Voor dit onderdeel van het onderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: 1. Hoe groot is de beoogde doelgroep van het minimabeleid in de gemeenten Andijk, Drechterland, Enkhuizen en Wevershoof? 2. In hoeverre wijken de doelgroepen af van het landelijk gemiddelde. Landelijk is bekend hoeveel huishoudens van een minimuminkomen moeten rondkomen. Op gemeenteniveau is dit anders. Gemeenten kunnen onderling sterk verschillen en de situatie in een bepaalde gemeente kan sterk afwijken van het gemiddelde landelijke beeld. Daarom kunnen landelijke cijfers niet direct worden vertaald naar gemeenteniveau. Het CBS publiceert gegevens over het aantal huishoudens met een 'laag inkomen' per gemeente. Op basis van deze gegevens kan het aantal minimumhuishoudens worden geschat. De berekeningen worden uitgevoerd per sociaal-economische doelgroep (pensioenontvangers, werklozen e.d.). In de praktijk van het gemeentelijk beleid worden deze groepen veelvuldig gehanteerd. De bepaling van het aantal minima in de gemeente gebeurt in drie stappen: 1. Er wordt uitgegaan van zo recent mogelijke gegevens van CBS over het aantal huishoudens met een laag inkomen in de gemeente. In 2003 had 9% van de Nederlandse huishoudens een laag inkomen. In Andijk was dat 7%, in Drechterland 4%. In Enkhuizen 9% en in Wervershoof 8%. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) heeft voorspeld dat het landelijke percentage lage inkomens in 2006 zal zijn gestegen tot 9,7%. 2. Op basis van gegevens van CBS weten we hoe landelijk de verhouding is tussen het aantal huishoudens met een (% van het) minimuminkomen en het aantal huishoudens met een laag inkomen. Ook weten we hoe de doelgroep is samengesteld (naar sociaal-economische doelgroepen). Dit landelijke kengetal wordt toegepast op de gemeentelijke gegevens over deze sociaal-economische doelgroepen. 3. Op basis van de meest recente gegevens (ultimo 2006) over de ontwikkeling van sociaal-economische groepen landelijk en gemeentelijk maken we een raming voor 2006. Als bijvoorbeeld blijkt dat in de gemeente Andijk het aantal bijstandsgerechtigden in de periode 2003 – 2006 10% sterker is gegroeid dan landelijk, dan gaan we ervan uit dat het aantal bijstandsgerechtigden in de doelgroep
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
3
ook 10% groter is. In onderstaande berekeningen hebben we geen correctie hoeven toepassen. De ramingen van de gemeenten worden met elkaar vergeleken, ook zal gekeken worden in hoeverre de geraamde doelgroepen afwijken van het landelijk gemiddelde. De prognoses kunnen een hulpmiddel zijn voor het minimabeleid in de gemeenten. Zij geven aan voor welke doelgroepen de gemeenten in de toekomst specifieke maatregelen zouden kunnen treffen. Uiteraard blijven deze keuzes aan de politiek voorbehouden.
2.2
Omvang en samenstelling doelgroep in Andijk
We hebben voor de doelgroep van het minimabeleid de volgende raming voor Andijk gemaakt. Tabel 1
Raming omvang en samenstelling doelgroep Andijk, cumulatief - 2006 Huishoudens met inkomen tot …% van het sociaal minimum
Voornaamste inkomstenbron
Laag inkomen
100
105
110
115
120
125
130
1 Inkomen uit arbeid
22
25
31
37
44
53
63
34
2 Inkomen uit eigen onderneming
27
28
30
32
34
36
38
31
3.1.1 Uitkering i.v.m. werkloosheid
3
3
4
5
5
6
7
4
3.1.2 Uitk. i.v.m. ziekte en arb.ongesch.
12
16
21
24
28
31
34
19
3.1.3. Uitk. i.v.m. ouderdom en nabest.
23
44
65
86
107
126
146
32
3.2.1 Uitk. algemene bijstandswet
47
54
59
62
64
65
66
55
3.2.2 Sociale voorzieningen, overig
1
4
7
8
9
9
10
7
3.3 Overig overdrachtsinkomen
0
1
1
1
1
1
1
1
TOTAAL
135
175
217
254
292
328
364
181
Percentage van huishoudens met 52 weken inkomen
5,6
7,3
9,0
10,6
12,2
13,7
15,2
7,5
In deze raming gaat het om aantallen huishoudens tot een bepaald percentage van het sociaal minimum. In Andijk zijn er op basis van deze schatting 254 huishoudens met een inkomen tot 115%. Dit betekent niet dat alle aangegeven huishoudens een inkomen van 115% van het sociaal minimum hebben, maar slechts een deel. De anderen hebben een lager inkomen. De cijfers in deze tabel cumuleren. Bijvoorbeeld: van de 175 huishoudens met een inkomen tot 105% van het sociaal minimum hebben er 54 huishoudens (vetgedrukt in de tabel) een bijstandsuitkering als voornaamste inkomstenbron. 7 van deze huishoudens (54 minus 47) hebben een inkomen tussen 100% en 105% van het sociaal minimum.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
4
Hoe groot de doelgroep voor het minimabeleid is, is een lokale politieke keuze en hangt samen met de vastgestelde inkomensgrens om voor regelingen in aanmerking te komen. De gemeente Andijk hanteert voor de meeste inkomensondersteunende regelingen een grens van 115%. Volgens een opgave van CBS ontvingen in 2006 40 cliënten levensonderhoud WWB en 10 cliënten een IOAW of IOAZ uitkering. Dat het aantal mensen met een uitkering levensonderhoud WWB afwijkt van de doelgroepraming heeft verschillende redenen. Het komt onder andere doordat CBS alleen mensen met een uitkering gedurende 52 weken meetelt. Indien bijvoorbeeld alleen in de laatste maanden van 2006 een uitkering is ontvangen, telt deze persoon mee in een andere categorie.
2.3
Omvang en samenstelling doelgroep in Drechterland
De raming van de doelgroep minimabeleid in Drechterland ziet er als volgt uit. Tabel 2
Raming omvang en samenstelling doelgroep Drechterland, cumulatief - 2006 Huishoudens met inkomen tot …% van het sociaal minimum
Voornaamste inkomstenbron
Laag inkomen
100
105
110
115
120
125
130
1 Inkomen uit arbeid
34
40
48
58
69
84
98
53
2 Inkomen uit eigen onderneming
42
44
47
50
54
57
60
48
3.1.1 Uitkering i.v.m. werkloosheid
4
5
6
7
8
9
10
6
3.1.2 Uitk. i.v.m. ziekte en arb.ongesch.
19
25
32
38
44
48
53
29
3.1.3. Uitk. i.v.m. ouderdom en nabest.
37
69
101
135
168
199
229
50
3.2.1 Uitk. algemene bijstandswet
74
84
93
97
100
102
104
86
3.2.2 Sociale voorzieningen, overig
2
6
12
13
14
15
16
11
3.3 Overig overdrachtsinkomen
0
1
1
1
1
1
1
1
TOTAAL
212
275
341
399
458
515
572
285
Percentage van huishoudens met 52 weken inkomen
3,2
4,2
5,2
6,0
6,9
7,8
8,7
4,3
Zoals bij Andijk al is aangegeven gaat het om aantallen huishoudens tot een bepaald % van het sociaal minimum. In Drechterland zijn er bijvoorbeeld totaal 212 huishoudens met een inkomen tot 100%. Zoals eerder is toegelicht cumuleren de cijfers in de tabel. De gemeente Drechterland hanteert voor de meeste inkomensondersteunende regelingen een inkomensgrens van 100%.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
5
Volgens een opgave van CBS ontvingen in 2006 70 cliënten levensonderhoud WWB en 10 cliënten een IOAW of IOAZ uitkering. Dat het aantal mensen met een uitkering levensonderhoud WWB afwijkt van de doelgroepraming heeft verschillende redenen. Het komt onder andere doordat CBS alleen mensen met een uitkering gedurende 52 weken meetelt. Indien bijvoorbeeld alleen in de laatste maanden van 2006 een uitkering is ontvangen, telt deze persoon mee in een andere categorie.
2.4
Omvang en samenstelling doelgroep in Enkhuizen
Tabel 3 geeft de raming van de doelgroep minimabeleid in Enkhuizen. Tabel 3
Raming omvang en samenstelling doelgroep Enkhuizen, cumulatief - 2006 Huishoudens met inkomen tot …% van het sociaal minimum
Voornaamste inkomstenbron
Laag inkomen
100
105
110
115
120
125
130
1 Inkomen uit arbeid
83
96
116
142
167
202
238
129
2 Inkomen uit eigen onderneming
101
107
114
122
130
138
146
117
3.1.1 Uitkering i.v.m. werkloosheid
10
13
15
18
20
23
25
14
3.1.2 Uitk. i.v.m. ziekte en arb.ongesch.
46
61
79
92
105
117
128
71
3.1.3. Uitk. i.v.m. ouderdom en nabest.
89
167
245
326
407
481
555
121
3.2.1 Uitk. algemene bijstandswet
179
204
225
234
243
247
251
208
3.2.2 Sociale voorzieningen, overig
5
15
28
31
34
36
38
26
3.3 Overig overdrachtsinkomen
1
2
2
2
2
3
3
2
TOTAAL
514
665
824
967
1109
1247
1384
689
Percentage van huishoudens met 52 weken inkomen
7,2
9,4
11,6
13,6
15,6
17,6
19,5
9,7
Zoals bij de andere gemeenten al aangegeven gaat het ook hier om aantallen huishoudens tot een bepaald % van het sociaal minimum. In Enkhuizen zijn er bijvoorbeeld totaal 967 huishoudens met een inkomen tot 115%. Zoals eerder is toegelicht cumuleren de cijfers in de tabel. De gemeente Enkhuizen hanteert voor de inkomensondersteunende regelingen verschillende inkomensgrenen. Voor het Sociaal Cultureel Bijdragenfonds (SCB) bijvoorbeeld 115%. Volgens een opgave van CBS ontvingen in 2006 200 cliënten levensonderhoud WWB en 10 cliënten een IOAW of IOAZ uitkering. Dat het aantal mensen met een uitkering levensonderhoud WWB afwijkt van de doelgroepraming heeft verschillende redenen. Het komt onder andere doordat CBS alleen mensen met een uitkering gedurende 52 weken meetelt. Indien bijvoorbeeld alleen in de laatste maanden van 2006 een uitkering is ontvangen, telt deze persoon mee in een andere categorie.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
6
2.5
Omvang en samenstelling doelgroep in Wervershoof
De raming van de doelgroep minimabeleid in Wervershoof ziet er als volgt uit. Tabel 4
Raming omvang en samenstelling doelgroep Wervershoof, cumulatief - 2006 Huishoudens met inkomen tot …% van het sociaal minimum
Voornaamste inkomstenbron
Laag inkomen
100
105
110
115
120
125
130
1 Inkomen uit arbeid
32
37
45
55
65
79
92
50
2 Inkomen uit eigen onderneming
39
41
44
47
51
54
57
45
3.1.1 Uitkering i.v.m. werkloosheid
4
5
6
7
8
9
10
5
3.1.2 Uitk. i.v.m. ziekte en arb.ongesch.
18
24
30
36
41
45
50
28
3.1.3. Uitk. i.v.m. ouderdom en nabest.
35
65
95
127
158
187
216
47
3.2.1 Uitk. algemene bijstandswet
69
79
87
91
94
96
97
81
3.2.2 Sociale voorzieningen, overig
2
6
11
12
13
14
15
10
3.3 Overig overdrachtsinkomen
0
1
1
1
1
1
1
1
TOTAAL
200
258
320
375
431
484
537
267
Percentage van huishoudens met 52 weken inkomen
6,5
8,3
10,3
12,1
13,9
15,6
17,3
8,6
Ook hier gaat het om aantallen huishoudens tot een bepaald % van het sociaal minimum. In Wervershoof zijn er totaal 431 huishoudens met een inkomen tot 120%. Zoals eerder is toegelicht cumuleren de cijfers in de tabel. De gemeente Wervershoof hanteert voor de inkomensondersteunende regelingen een inkomensgrens van 120% (de gemeenteraad heeft in 2006 de grens verhoogd van 115% naar 120%). Volgens een opgave van CBS ontvingen in 2006 40 cliënten levensonderhoud WWB en 5 cliënten een IOAW of IOAZ uitkering. Dat het aantal mensen met een uitkering levensonderhoud WWB afwijkt van de doelgroepraming heeft verschillende redenen. Het komt onder andere doordat CBS alleen mensen met een uitkering gedurende 52 weken meetelt. Indien bijvoorbeeld alleen in de laatste maanden van 2006 een uitkering is ontvangen, telt deze persoon mee in een andere categorie.
2.6
Conclusies
In dit hoofdstuk is voor elk van de vier gemeenten een onderbouwde schatting van de doelgroep gegeven, op basis van CBS gegevens en een vertaling van deze gegevens naar gemeenteniveau. Deze schatting is gemaakt voor huishoudens met inkomens die variëren van 100% tot 130% van het sociaal minimum. Uit de analyse van de vier gemeenten wordt duidelijk dat de doelgroepen qua opbouw van elkaar verschillen. Zo heeft Drechterland van de vier gemeenten het laagste percentage huishoudens met een laag inkomen (4,3%). In Andijk is dat 7,5%, in Enkhuizen 9,7% en in Wervershoof 8,6%. Hebben met name Andijk, Drechterland en Enkhuizen een relatief hoog percentage
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
7
inwoners in de leeftijdscategorie 45-65 jaar. Het aandeel jeugd tot 25 jaar is in Wervershoof met 33,1% het hoogst van de vier gemeenten. Dit ligt boven het landelijk gemiddelde van 30%. In Wervershoof komt ook het grootste percentage huishoudens met kinderen voor (44,1%). In Enkhuizen is dit het laagst (35,3%). Het percentage nietwesterse allochtonen ligt in de gemeente Andijk, Drechterland en Wervershoof iets boven de 2%. In Enkhuizen is dit 6,4%. Dit kunnen reden zijn om voor de gemeenten verschillende vormen van het minimabeleid te hanteren. De vraag is echter of het huidige minimabeleid van de vier gemeenten inspeelt op de aard van de doelgroep. Dit komt in het volgende hoofdstuk aan de orde. Het is van belang op te merken dat het bepalen van de doelgroep geen rekenexercitie is maar een politieke keuze. In deze politieke keuze omtrent het bepalen van de precieze doelgroep kunnen de volgende elementen een rol spelen: •
• •
Inkomen: voor de definiëring van de doelgroep kan worden gekozen voor een percentage van de bijstandsnorm of het minimumloon. Daarnaast kan worden afgesproken dat de regeling geen huishoudens met een specifieke inkomstenbron (bijv. WW, WAO of AOW) mag uitsluiten. De vier gemeenten hanteren verschillende inkomensgrenzen: Wervershoof is het meest ruimhartig met 120%. Gevolgd door Andijk met 115%. Drechterland daarentegen hanteert het minimum van 100%. Enkhuizen hanteert verschillende percentages maar bijvoorbeeld 115% voor het SCB. Vermogen: de gemeente kan ervoor kiezen om het vermogen wel of niet in de beoordeling mee te nemen. Leeftijd: de regeling kan worden gericht op kinderen, jongeren, ouderen of andere leeftijdsgroepen. Het aanbod kan aantrekkelijker worden gemaakt voor bepaalde leeftijdsgroepen en er kunnen leeftijdsgroepen worden uitgesloten.
.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
8
3 3.1
Het minimabeleid in de vier gemeenten Inleiding
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van de in 2004 ingevoerde WWB en ook voor het uitvoeren van lokaal minimabeleid. Dit minimabeleid wordt in elke gemeente op een andere wijze vormgegeven. In bijlage 5 wordt een kort overzicht gegeven van verschillende ontwikkelingen op landelijk en lokaal niveau ten aanzien van het minimabeleid en niet/gebruik van regelingen. In deze bijlage worden definities gegeven van armoede en gaan we in op een aantal actuele ontwikkelingen op het gebied van minimabeleid vanuit zowel een landelijk als gemeentelijk perspectief. Ten slotte wordt ingegaan op redenen van niet gebruik van regelingen en voorzieningen en wordt een aantal instrumenten om het gebruik te bevorderen gegeven. Hoe ziet het minimabeleid er in de vier gemeenten uit? In de gemeenten lijkt te worden uitgegaan van de bredere definitie en aanpak van armoede, dat wil zeggen met zowel aandacht voor inkomensondersteuning als maatschappelijke participatie. We zijn echter wel vooral inkomensondersteunende maatregelen tegengekomen, de regelingen gericht op participatie komen veel minder vaak voor. We beschrijven de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid en uitvoering aan de hand van het model van de beleidscyclus. We onderscheiden daarin de volgende vijf aspecten: • • • • •
Beleid Organisatie Uitvoering Resultaten Evaluatie
Voor de leesbaarheid van dit rapport maken we een splitsing. In dit hoofdstuk gaan we per gemeente in op beleid, organisatie en evaluatie. De resultaten voor zover deze bekend zijn geven we weer in hoofdstuk 4. Een meer gedetailleerde beschrijving van de uitvoering van het minimabeleid per gemeente wordt niet in het rapport zelf opgenomen maar in bijlage 7. Per aspect wordt een feitelijke beschrijving gegeven van de situatie. Daarbij gaat het onder andere om de beleidsuitgangspunten op het gebied van het minimabeleid, de wijze van samenwerking en afstemming met andere partners, de organisatie en de resultaten in termen van bereik van de doelgroep en het uitputten van budgetten. We hebben gebruik gemaakt van de beschikbare (beleids)documenten, programmabegrotingen, afdelingsplannen en managementrapportages. Vervolgens is het beeld dat wij daaruit hebben verkregen getoetst, genuanceerd en aangevuld met de kennis en ideeën van sleutelfiguren binnen en buiten de gemeente. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de beantwoording van de vragen uit de beleidscyclus die voor de verschillende onderdelen van de beleidscyclus voor het minimabeleid zijn geformuleerd.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
9
Voor dit hoofdstuk zijn de volgende onderzoeksvragen relevant: 1. Hoe is het beleid gedefinieerd? 2. Welke doelstellingen zijn hierbij geformuleerd? 3. Welke instrumenten worden gebruikt om de doelstellingen te behalen? 4. Wat is het beschikbare budget voor elk van de instrumenten? 5. Hoe wordt het minimabeleid ambtelijk georganiseerd en uitgevoerd? 6. Op welke wijze worden de raden geïnformeerd omtrent het minimabeleid? 7. In hoeverre vervullen de raden hun kaderstellende en sturende rol wat betreft het minimabeleid.
3.2 3.2.1
Minimabeleid in Andijk Beleid
Doelstellingen In 1999 is de laatste nota minimabeleid vastgesteld waarin het doel van het minimabeleid als volgt is geformuleerd: • bestrijding van de armoede waarbij het brede spectrum (cumulatie van problemen als geen werk, laag inkomen, schulden, tegenslag in de privésfeer) wordt erkend, • bestrijding van sociaal isolement of het bevorderen van deelname aan sport- en andere verenigingen, • bestrijding van het niet-gebruik van inkomensondersteunende voorzieningen. De programmabegroting 2006 spreekt van een tijdige, rechtmatige en klantgerichte uitvoering van het lokaal sociaal beleid. Voor 2008 zijn de speerpunten het toeleiden naar de arbeidsmarkt of participatie en het voorkomen en verminderen van armoede. Aanwijzingen hoe deze doelstellingen bereikt gaan worden en op basis van welke criteria vervolgens van een eventueel geslaagd of niet geslaagd beleid gesproken kan worden, zijn wij niet tegengekomen. Een duidelijke actuele visie op het minimabeleid ontbreekt, daarbij kan ook gedacht worden aan afstemming van het beleid op specifieke doelgroepen. In het collegeprogramma van CDA en VVD komt het onderwerp minimabeleid niet voor. Om te bepalen of een belanghebbende over een inkomen beschikt welke niet toereikend is om bijzondere noodzakelijke kosten te kunnen voldoen, dient de aanwezige eigen financiële draagkracht te worden vastgesteld. Als draagkracht wordt aangemerkt het deel van het inkomen boven de bijstandsnorm. Gemeenten zijn vrij om zelf het percentage van de draagkracht waar rekening mee gehouden wordt, te bepalen. In Andijk geldt bij incidentele bijzondere bijstand een bijdrage van de aanvrager van 35% van de draagkracht (= verschil tussen netto maandinkomen en de bijstandsnorm). Voor periodieke verstrekkingen is deze bijdrage 100% van de draagkracht. Naast een inkomenstoets vindt ook een vermogenstoets plaats, waarbij 100% van het vermogen
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
10
boven de in de WWB genoemde vermogensgrens als draagkracht wordt aangemerkt. De gemeente past geen (administratief) drempelbedrag toe. Integraal beleid De interne samenwerking tussen Sociale Zaken en andere afdelingen beperkt zich tot noodzakelijke wettelijk bepaalde onderwerpen. Het minimabeleid in de gemeente beperkt zich vooral tot inkomensondersteuning, van een integrale aanpak van bijvoorbeeld maatschappelijke isolatie is geen sprake. Extern zijn verschillende organisaties bij het minimabeleid betrokken. De gemeente besteedt de schuldhulpverlening uit aan Plangroep in Hoorn. De gemeente zoekt voor verschillende beleidsvelden samenwerking met andere regiogemeenten. Bijvoorbeeld met Wervershoof t.a.v. huisbezoeken aan 65plussers. Dit wordt samen met de Stichting Welzijn Ouderen West Friesland uitgevoerd, waarbij professionals worden ingezet. Een andere organisatie waar mee samengewerkt wordt is Wonen Plus, deze organisatie zet vooral vrijwilligers in voor allerlei activiteiten voor ouderen zoals een boodschappendienst en het invullen van belastingformulieren. In 2004 heeft de gemeente de Verordening cliëntenparticipatie vastgesteld. Ondanks verschillende pogingen is de participatie van bijstandsgerechtigden bij het minimabeleid niet goed gelukt. Een cliëntenraad of –platform is door gebrek aan animo niet ingesteld. Ook een jaarlijks terugkerend ‘Cliëntenoverleg’ met als doel belanghebbenden te informeren en te raadplegen over wet- en regelgeving, kwaliteit van uitvoering en dienstverlening heeft weinig mensen getrokken. In 2005 was het eerste overleg waarvoor 47 uitnodigingen zijn verstuurd. Er waren vijf cliënten aanwezig. Overwogen wordt nu een insteek via de recent ingestelde Wmo-raad te kiezen.
3.2.2
Organisatie
Budgetten en uitgaven Tabel 5 geeft een overzicht van de budgetten en gerealiseerde uitgaven voor de periode 2004 - 2006.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
11
Tabel 5 Budget en uitgaven minimabeleid 2004-2006 gemeente Andijk in € Kengetallen Bijzondere LDT3 Minima KGH4 SHV5 CAZ6 bijstand fonds
Totaal
2004 Budget verstrekkingen Budget uitvoeringskosten Totaal budget Realisatie verstrekkingen Realisatie uitvoeringskosten Totaal realisatie
37.323
8.230
1.954
3.558
81.384
2005 Budget verstrekkingen
40.000
2.000
Budget uitvoeringskosten
45.886
14.339
Totaal budget
85.886*
Realisatie verstrekkingen
36.580
1.389
Realisatie uitvoeringskosten
8.759
5.768
Totaal realisatie
45.339
27.000
5.226
142.225 9.400
1.168
26.804
3.434
85.473
2006 Budget verstrekkingen
45.000
2.500
27.450
Budget uitvoeringskosten
42.776
13.367
0
Totaal budget
87.776*
Realisatie verstrekkingen
27.907
1.967
26.743
Realisatie uitvoeringskosten
18.329
3.142
7.481
Totaal realisatie
46.236
133.593
5.614
2.005
9.772
3.927
94.672
*inclusief CAZ De meerjaren Programmabegroting 2008 geeft vanaf 2008 een jaarlijks budget van € 103.406 aan. In de begrotingen worden ook inkomsten aangegeven, onduidelijk wat de bron hiervan is (rijksgeld, inkomsten van cliënten e.d.).
3
LDT= Langdurigheidstoeslag
4
KGH=Kwijtschelding gemeentelijke heffingen
5
SHV=Schuldhulpverlening
6
CAZ=Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
12
Gesteld kan worden dat in 2005 en 2006 een onderbesteding van het beschikbare budget heeft plaatsgevonden. Deze onderbesteding is waarschijnlijk veroorzaakt door gebrek aan voldoende menskracht waardoor in het ambtelijk apparaat weinig is gedaan aan het intensiveren van het beleid. Voor beleid en uitvoering van de WWB en het minimabeleid zijn 2 fte’s beschikbaar. De inzet van de uren is gekoppeld aan de wettelijk meest noodzakelijke werkzaamheden, waardoor bij een toename van WWB aanvragen of bezwaarschriften er geen of weinig tijd meer is voor het minimabeleid.
3.2.3
Resultaten
In tabel 5, paragraaf 3.2.2 hebben we al de uitgaven van het minimabeleid weergegeven. We hebben toen een forse onderbesteding geconstateerd. De volgende tabel geeft het gebruik van de verschillende regelingen weer. Tabel 6 Gebruik minimabeleid 2004-2006 gemeente Andijk Kengetallen BijzonLDT7 Minima KGH8 SHV9 dere fonds bijstand
CAZ10
Totaal
2004 Aantal aanvragen
98
Aantal aanvragen bijstandscliënten Aantal afwijzingen Aantal toekenningen
28 46
27
31
70
2005 Aantal aanvragen
100
12
Aantal aanvragen bijstandscliënten Aantal afwijzingen
33
Aantal toekenningen
35
15
15
67
2006
Doelgroe p 100% 135
onbeke nd
Doelgroe p 115% = 254
100% = 135
Aantal aanvragen
93
13
Aantal aanvragen bijstandscliënten Aantal afwijzingen
23
Aantal toekenningen
43
16
30
70
Totaal aantal toekenningen als % van de doelgroep
32%
onbeke nd
12%
52%
7
LDT= Langdurigheidstoeslag
8
KGH=Kwijtschelding gemeentelijke heffingen
9
SHV=Schuldhulpverlening
10
CAZ=Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
13
Door de toegekende aanvragen af te zetten tegen het aantal huishoudens in de doelgroep ontstaat een beeld van het bereik. Er is wel sprake van verschillende doelgroepen. Om in aanmerking te komen voor KGH mag men niet meer dan 100% van het sociaal minimum aan inkomen hebben (volgens tabel 3 zijn dit 135 huishoudens). Het bereik van de LDT is slechts te berekenen indien het aantal huishoudens dat daar in principe aanspraak op kan maken gezien de entree eisen. Dit aantal is echter niet bekend. In 2006 was het bereik van de kwijtschelding gemeentelijke heffingen met 52% het hoogste en nog redelijk te noemen. Ook de bijzondere bijstand met 32% is nog redelijk, laag is echter het Minimafonds met 12%. Een cijfer voor het totaalbereik geven is moeilijk en heeft ook weinig zin. De aantallen in de kolom totaal zegt iets over het gebruik van de regelingen samen, maar niets over het bereik van het minimabeleid onder unieke huishoudens. Alleen de kolomen over de regelingen geven een beeld van het bereik onder huishoudens. Het totaal aantal aanvragen overstijgt het aantal huishoudens: een huishouden kan meerdere aanvragen indienen.
3.2.4
Evaluatie
De gemeente heeft in 2002 voor het laatst een cliëntenonderzoek gehouden. Het is onbekend wat de uitkomsten hiervan waren. De informatievoorziening aan de gemeenteraad is middels de programmabegroting summier te noemen. Er worden wel bedragen genoemd op het subniveau van de productindeling. Hierdoor is het budget voor het minimabeleid zichtbaar. Dit geldt echter niet voor de afzonderlijke regelingen. Voorstellen voor beleidswijzigingen zijn we in deze rapportages niet tegengekomen. De gemeenteraad maakt amper gebruik van haar mogelijkheden om een kadergevende rol ten aanzien van het minimabeleid te spelen. 3.2.5
Belangrijkste bevindingen uit de interviews
We hebben gesproken met de wethouder, de beleidsmedewerker en (in groepsverband) met een raadscommissievoorzitter. De gesprekspartners zijn unaniem in hun opvatting dat minimabeleid in de gemeente niet een heel hoge prioriteit heeft. Dat zou wel beter moeten. Problemen met de ambtelijke bezetting hebben gezorgd dat er weinig nieuwe impulsen zijn gekomen. Men hoopt in de toekomst op een inhaalslag. Daarbij zou meer aandacht aan maatschappelijke participatie gegeven moeten worden. De gemeente zou daarin volgens de wethouder als regisseur moeten optreden samen met welzijnsorganisaties en de kerken (die erg actief zijn in Andijk). Op dit moment is er weinig onderling contact tussen gemeente en organisaties. In de gemeente is een goede basis voor een goed sociaal beleid aanwezig, er is een rijk verenigingsleven en een flink kader aan vrijwilligers en mensen die aan burenhulp doen. Gêne lijkt volgens de geïnterviewden de belangrijkste reden van het hoge niet-gebruik. Meer huisbezoeken kan een oplossing bieden. SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
14
3.3 3.3.1
Minimabeleid in Drechterland Beleid
De gemeente Drechterland bestaat sinds de laatste herindeling in 2006 uit de kernen Hoogkarspel, Venhuizen,, Hem, Schellinkhout, Wijdenes, Oosterleek, Westwoud en Oosterblokker. Door deze samenvoeging is alleen informatie beschikbaar vanaf 2006. Van voor die tijd is het volgens het ambtelijke apparaat moeilijk om informatie boven tafel te krijgen. Doelstellingen beleid In de programmabegroting 2006 van de gemeente staat niets specifieks over het minimabeleid opgenomen. Wel staat bij het onderwerp ‘Inkomensvoorziening WWB’ het volgende openomen: ‘Wij willen een bestaansminimum bieden aan cliënten die daarop zijn aangewezen. Door een actief uitstroombeleid wordt getracht cliënten weer in eigen middelen van bestaan te laten voorzien. Daarnaast is het doel de instroom te beperken door een actieve invulling van de poortwachterfunctie. Voor wie niet kan werken is het doel het voorkomen of doorbreken van sociaal isolement (programma 9: werk en inkomen). Het adagium van de gemeente is ‘werk boven uitkering bevordert de zelfredzaamheid van de klant’. De Bijzondere bijstand en de langdurigheidstoeslag zijn wel als indicatoren benoemd in de programmabegroting. Dat houdt in dat hierover per kwartaal gerapporteerd wordt aan de gemeenteraad. Aan de indicatoren zijn verder geen doelstellingen verbonden. Om te bepalen of een belanghebbende over een inkomen beschikt welke niet toereikend is om bijzondere noodzakelijke kosten te kunnen voldoen, dient de aanwezige eigen financiële draagkracht te worden vastgesteld. Als draagkracht wordt aangemerkt het deel van het inkomen boven de bijstandsnorm. Gemeenten zijn vrij om zelf het percentage van de draagkracht waar rekening mee gehouden wordt, te bepalen. In Drechterland geldt bij bijzondere bijstand een bijdrage van de aanvrager van 35% van de draagkracht (= verschil tussen netto maandinkomen en de bijstandsnorm). Als inkomensonderdeel wordt niet meegenomen de langdurigheidstoeslag en de vrijlating oude dagsvoorziening. Naast een inkomenstoets vindt ook een vermogenstoets plaats, waarbij 100% van het vermogen boven de in de WWB genoemde vermogensgrens als draagkracht wordt aangemerkt. De gemeente past een administratief drempelbedrag toe van € 25. In de voorjaarsnota 2006 staat geschreven dat de aanvragen bijzondere bijstand en de uitgaven hiervan zeer laag zijn. Ondanks voorlichting wordt er weinig gebruik gemaakt van het instrument. CAZ is gecontinueerd na de komst van de Zorgverzekeringswet. Men is (nog) niet geconfronteerd met inwoners die als gevolg van onverzekerdheid te maken hebben met financiële problemen. Dit laatste staat ook in de najaarsnota 2006 vermeld. In de loop van 2006 zou de Nota bijzondere bijstand worden herzien en zou een
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
15
verstrekkingenboek gemaakt gaan worden, waarmee cliënten inzicht krijgen hoe zij een aanvraag bijzondere bijstand kunnen indienen op een eenvoudige en transparante manier. Van het verstrekkingenboek hebben wij niet kunnen vaststellen dat dit geëffectueerd is. Er is wel een nieuwe nota ‘Bijzondere Bijstandsbeleid gemeente Drechterland 2007’ verschenen. Deze nota is te lezen als een beschrijving van de werkprocessen. Een visie op het armoebeleid wordt hierin niet verwoord. De programmabegroting 2007 geeft hetzelfde beeld als die van 2006. In de voorjaarsnota 2007 staat niets specifieks genoemd over het minimabeleid hetgeen ook geldt voor de najaarsnota 2007. Zoals ook in de andere gemeenten kan voor Drechterland geconcludeerd worden dat het armoedebeleid geen politieke aandacht heeft. Per kwartaal wordt de commissie van de raad op de hoogte gehouden van de (financiële) resultaten van de afdeling Werk en Inkomen. Hierin staan de uitgaven bijzondere bijstand en het aantal trajecten Schuldhulpverlening weergegeven. 3.3.2
Organisatie
Budgetten en uitgaven Tabel 7 geeft een overzicht van de budgetten en gerealiseerde uitgaven over de periode 2006.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
16
Tabel 7 Budget en uitgaven minimabeleid 2004-2006 gemeente Drechterland in € Kengetallen BijzonLDT11 StimulerKGH12 SHV13 CAZ14 Totaal dere ingsfonds bijstand 2004 Budget verstrekkingen Budget uitvoeringskosten
22.134
Totaal budget Realisatie verstrekkingen Realisatie uitvoeringskosten Totaal realisatie 2005 Budget verstrekkingen Budget uitvoeringskosten Totaal budget Realisatie verstrekkingen Realisatie uitvoeringskosten Totaal realisatie 2006 Budget verstrekkingen
121.000*
50.500
Budget uitvoeringskosten
0
10.618
Totaal budget Realisatie verstrekkingen
22.237
32.855 78.093
10.331
10.279
Realisatie uitvoeringskosten Totaal realisatie
* In de productenraming 2006 staat een bedrag van € 125.500 vermeld. Het bedrag €121.000 komt uit de Marap van de gemeente Uit bovenstaande tabel kan voorzichtig geconcludeerd worden dat de uitgaven niet boven het begrote bedrag uitkomen.
11
LDT= Langdurigheidstoeslag
12
KGH=Kwijtschelding gemeentelijke heffingen
13
SHV=Schuldhulpverlening
14
CAZ=Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
17
3.3.3
Resultaten
Tabel 8 Kengetallen
Gebruik minimabeleid 2004-2006 gemeente Drechterland BijzonLDT15 Minima KGH16 SHV17 CAZ18 Ouderdere fonds en e.d. bijstand
Totaal
2004 Aantal aanvragen
25
Aantal aanvragen bijstandscliënten Aantal afwijzingen Aantal toekenningen 2005 Aantal aanvragen Aantal aanvragen bijstandscliënten Aantal afwijzingen Aantal toekenningen 2006 Aantal aanvragen
101
31
25
Aantal aanvragen bijstandscliënten Aantal afwijzingen Aantal toekenningen
13
25
Totaal aantal toekenningen als % van de doelgroep
Gezien de summiere overlegde gegevens kunnen wij geen goed onderbouwde conclusies ten aanzien van het bereik van de verschillende regelingen trekken.
3.3.4
Evaluatie
In de afgelopen jaren heeft er geen brede evaluatie van het minimabeleid plaatsgevonden in de gemeente Drechterland. De informatievoorziening aan de gemeenteraad middels de programmabegroting en de kwartaalrapportages is summier te noemen. Hierin worden alleen bedragen genoemd op het niveau van bijzondere bijstand. Hierdoor is er geen overzicht van het totale minimabeleid.
15
LDT= Langdurigheidstoeslag
16
KGH=Kwijtschelding gemeentelijke heffingen
17
SHV=Schuldhulpverlening
18
CAZ=Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
18
De gemeenteraad maakt weinig gebruik van haar mogelijkheden om een kadergevende en sturende rol ten aanzien van het minimabeleid te spelen. In hoeverre dit een consequentie is van de beperkte informatievoorziening of politieke belangstelling is lastig te bepalen. 3.3.5
Belangrijkste bevindingen uit de interviews
Wij hebben gesproken met een beleidsmedewerker, een klantmanager en (in groepsverband) met een raadscommissievoorzitter. Volgens de ambtenaren is de lijn tussen ambtenaren en politiek kort en goed. Het beleid wordt als ruimhartig gekenschetst, maar kent een duidelijke emancipatorische insteek doordat de nadruk ligt op participatie (werk) om mee te doen aan te maatschappij. Er wordt aangegeven dat de gemeenteraad nog bezig is om haar rol vorm te geven, op dit moment is het beleid op het niveau van visie en missie nog niet SMART geformuleerd. De informatie die de raad bereikt wordt vaak ingewikkeld bevonden (qua taalgebruik). Erkend wordt dat armoedebeleid geen belangrijk onderwerp is. De WMO heeft wel veel aandacht gehad de afgelopen tijd. Men denkt dat burgers bang zijn voor de stigmatiserende werking van beleid en maatregelen. De evaluatie van beleid vindt vooral plaats bij de behandeling van de najaars- en voorjaarsrapportages en de kwartaalrapportages. Zoals we hebben kunnen constateren is armoedebeleid geen apart onderdeel en wordt als zodanig ook niet besproken. In Drechterland is de politiek van mening dat de drempels voor het indienen van de aanvragen verlaagd moeten worden. Een drempel is bijvoorbeeld het taalgebruik in de publicaties. Een term als ‘casemanager’ kan de doelgroep al afschrikken. Voor de toekomst wordt gewerkt aan versnelde procedures waarbij in de spreekkamer een beschikking meegegeven kan worden. Hiervoor dienen de werkprocessen vereenvoudigd te worden. Men heeft geen zicht op de doelgroep en er is een groot niet-gebruik.
3.4 3.4.1
Minimabeleid in Enkhuizen Beleid
Doelstellingen De centrale doelstelling van het minimabeleid in Enkhuizen is het verstrekken van een tegemoetkoming voor diverse kosten aan mensen met een inkomen op het bestaansminimum (bijstandsnorm). De doelgroep voor dit beleid wordt als volgt omschreven: inwoners van Enkhuizen met een inkomen op of rond het bestaansminimum.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
19
In de programmabegroting 2007 staat aangegeven dat het voor deze doelgroep vaak niet lukt om zonder inkomensondersteunende maatregelen rond te komen. Daarom zet de gemeente, in aanvulling op de huur- en zorgtoeslag, in op inkomensondersteuning in de vorm van Bijzondere Bijstand, een bijdrage uit het Sociaal Cultureel Bijdragefonds, en/of het Woonlastenfonds en het door verlenen van kwijtschelding. Een belangrijke doelstelling die de gemeente Enkhuizen heeft geformuleerd is het stimuleren van het gebruik van regelingen en het verlagen van de drempels bij het aanvragen van regelingen. Het verhogen van het gebruik van regelingen met 20% is als kwantitatieve doelstellingen opgenomen. Verschillende maatregelen worden genoemd om deze doelstelling te realiseren: vereenvoudigen en/of samenvoegen van formulieren, bestandskoppeling (overigens wordt uit de beschikbare stukken niet duidelijk of en op welke wijze de maatregelen zijn geïmplementeerd). Integraal beleid Teneinde de doelgroep beter te identificeren en te bereiken zet de gemeente Enkhuizen in op (intensieve) samenwerking met maatschappelijke organisaties. Potentiële klanten worden proactief benaderd met informatie over de minimaregelingen. Via bestandsvergelijking kan de gemeente groepen identificeren die nog geen gebruik maken van minimaregelingen. Het Sociaal Cultureel Bijdragefonds verstrekt een tegemoetkoming voor de kosten van het lidmaatschap van een (sport)vereniging. Informatie over deze voorziening gaat worden verstrekt via scholen, sport- en andere verenigingen. In het kader van preventieve schuldhulpverlening worden cursussen budgetbeheer en een voorlichtingsavond georganiseerd. Hierbij wordt contact gezocht met het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD). Uit de beleidsstukken wordt niet duidelijk in hoeverre de afdeling Sociale Zaken de activiteiten intern afstemt met de andere afdelingen. Ook beperkt het minimabeleid zich vooral tot inkomensondersteuning. Een integrale aanpak waarin ook participatiebevordering een plaats heeft, komt niet naar voren. Uit de interviews blijkt overigens wel dat de laatste jaren een verschuiving plaatsvindt in de aard van het minimabeleid van inkomensondersteuning naar participatiebevordering. Het minimabeleid wordt volgens de geïnterviewden dan ook breed opgepakt. Een bevorderende maatregel was het samenvoegen van SZ-beleid met dat van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW). Hierdoor is directe afstemming beter mogelijk tussen de verschillende beleidsthema’s en –medewerkers.
3.4.2
Organisatie
Tabel 9 geeft een overzicht van de budgetten en gerealiseerde uitgaven over de periode 2004-2006. Het bleek voor de gemeente niet mogelijk een onderscheid te maken naar
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
20
budgetten/uitgaven voor regelingen en uitvoering. Ook is niet voor alle jaren een uitsplitsing mogelijk naar het budget en uitgaven per type regeling. De beschikbare bedragen zijn in de onderstaande tabel ingevuld. Tabel 9 Kengetallen
Budget en uitgaven minimabeleid 2004-2006 gemeente Enkhuizen in € Bijzondere LDT19 CAZ20 KGH21 Vangnet Woon SCB22 bijstand regeling lasten fonds
SHV23
Totaal
2004 Budget verstrekkingen Budget uitvoeringskosten Totaal budget
544.572
Realisatie verstrekkingen Realisatie uitvoeringskosten Totaal realisatie
77.170
18.926
4.966
73.043
34.420
34.590
29.163
26.891
465.763
2005 Budget verstrekkingen Budget uitvoeringskosten Totaal budget
587.435
Realisatie verstrekkingen Realisatie uitvoeringskosten Totaal realisatie
576.237
2006 Budget verstrekkingen Budget uitvoeringskosten Totaal budget
479.588
Realisatie verstrekkingen Realisatie uitvoeringskosten Totaal realisatie
19
LDT= Langdurigheidstoeslag
20
CAZ=Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering
21
KGH=Kwijtschelding gemeentelijke heffingen
22
SCB=Sociaal Cultureel Bijdragenfonds
23
SHV=Schuldhulpverlening
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
21
Gezien de summiere overlegde gegevens kunnen wij nog geen conclusies ten aanzien van de onderbenutting of overbesteding van de budgetten van de verschillende regelingen trekken. Uit bovenstaande kan voorzichtig geconcludeerd worden dat in 2005 de realisatie net onder het totale budget is gebleven. Het budget voor 2006 was ruim een ton lager dan het budget voor 2005. Het lijkt dat er flinke onderbesteding is ten aanzien van het fictieve budget (zie bijlage 8).
3.4.3
Resultaten
Tabel 10 geeft het gebruik van de verschillende regelingen in Enkhuizen. De gemeenten heeft een (zeer) beperkt aantal gegevens beschikbaar gesteld. Gezien de summiere overlegde gegevens kunnen wij geen conclusies ten aanzien van de onderbenutting of overbesteding van de budgetten van de verschillende regelingen trekken. Tabel 10
Gebruik minimabeleid 2004-2006 gemeente Enkhuizen
Kengetallen
Bijzondere bijstand
LDT24
CAZ25
KGH26
260
265
Vangnet regeling
Woon lasten fonds
SCB27
SHV28
150
180
50
2004 Aantal aanvragen
250
Aantal aanvragen bijstandscliënten Aantal afwijzingen Aantal toekenningen 2005 Aantal aanvragen Aantal aanvragen bijstandscliënten Aantal afwijzingen Aantal toekenningen 2006 Aantal aanvragen Aantal aanvragen bijstandscliënten Aantal afwijzingen Aantal toekenningen
24
LDT= Langdurigheidstoeslag
25
CAZ=Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering
26
KGH=Kwijtschelding gemeentelijke heffingen
27
SCB=Sociaal Cultureel Bijdragenfonds
28
SHV=Schuldhulpverlening
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
22
Totaal
3.4.4
Evaluatie
In de afgelopen jaren heeft er geen brede evaluatie van het minimabeleid plaatsgevonden in de gemeente Enkhuizen. De informatievoorziening aan de gemeenteraad is middels de programmabegroting summier te noemen. Er worden wel bedragen genoemd op het subniveau van de productindeling. Hierdoor is het budget voor het minimabeleid zichtbaar. Dit geldt echter niet voor de afzonderlijke regelingen. De gemeenteraad maakt weinig gebruik van haar mogelijkheden om een kadergevende en sturende rol ten aanzien van het minimabeleid te spelen. In hoeverre dit een consequentie is van de beperkte informatievoorziening of politieke belangstelling is lastig te bepalen.
3.4.5
Belangrijkste bevindingen uit de interviews
We hebben gesproken in een groepsgesprek met de wethouder, afdelingshoofd en de beleidsmedewerker minimabeleid. Tijdens dit gesprek kwamen de volgende zaken aan de orde: De gesprekspartners kenschetsen het minimabeleid als “ruimhartig”. Er zijn veel inkomensondersteunende maatregelen genomen. Minder succesvol wordt de 105% inkomensgrens voor het woonlastenfonds bevonden, dit zou hoger kunnen. De nieuwe nota voorziet in een harmonisering van de verschillend gehanteerde inkomenspercentages (naar 115%). Verantwoording vindt plaats middels programmabegrotingen en –rekeningen. Er worden geen kwartaalrapportages gemaakt, wel worden incidenteel brieven aan de raad gestuurd. In 2004 heeft de gemeente een aantal bezuinigingen doorgevoerd die ook z’n weerslag op het armoedebeleid hadden. Onder andere zijn totaal voor de gemeente 20 formatieplaatsen opgeheven. Het woonlastenfonds zou aanvankelijk qua budget gehalveerd worden, dit is echter teruggedraaid. De laatste jaren vindt een verschuiving plaats in de aard van het minimabeleid van inkomensondersteuning naar participatiebevordering. Dit onderwerp wordt welzijnbreed opgepakt. Een bevorderende maatregel was het samenvoegen van SZ-beleid met OCW. Hierdoor is directe afstemming beter mogelijk tussen de verschillende beleidsthema’s en –medewerkers. Het interne brede welzijnsbeleid blijft wel een aandachtspunt. De Wmo nota is klaar, deze verwijst naar het armoedebeleid en de nieuwe nota in wording. Meedoen is het primaire motto met aandachtspunten arbeid, sociale activering en het tegengaan van onderbenutting. In 2006 is uit de bestaande Wmo-commissie een Wmo-raad ingesteld met 16 vertegenwoordigers uit het maatschappelijke veld. Voor de nieuwe nota armoedebeleid is van dit platform gebruik gemaakt. De nota is extern integraal tot stand gekomen (met raadpleging van maatschappelijke instellingen, de Raad
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
23
van Kerken, GGZ e.a.). De jongerenadviescommissie moet nog worden betrokken bij het armoedebeleid, dit is een doel voor de toekomst. De externe organisaties weten echter nog niet heel veel van elkaar. Een doel van de gemeente als regisseur is het bevorderen van de afstemming tussen de organisaties. Geschat wordt dat het armoedebeleid uitgevoerd wordt met 3 uur beleid en 0,7 fte uitvoering. Ongeveer 400 tot 450 mensen ontvangen een uitkering in het kader van de WWB. Zij zijn ook bekend i.v.m. kwijtschelding gemeentelijke tarieven. Erkend wordt dat maar een deel van mensen met een laag inkomen wordt bereikt. Een van de nieuwe maatregelen om mensen beter te bereiken is het uitvoeren van huisbezoeken (formulierenbrigade) en spreekuren. Daarnaast is gesproken met een vertegenwoordiger van het Sociaal Beraad. Het Sociaal Beraad Enkhuizen, al sinds de jaren 80 actief, is met de invoering van de WWB in 2004 geïnstalleerd als vorm van cliëntenraad. Op ambtelijk niveau is er een goede samenwerking, op bestuurlijk niveau minder. WWBers kunnen nu gebruik maken van een verkorte aanvraagprocedure. Dit geldt niet voor andere mensen met een laag inkomen, ook niet voor mensen die bijvoorbeeld twee maanden eerder al eens een aanvraag voor een vergoeding in het kader van het armoedebeleid hebben aangevraagd. Gesteld wordt dat schaamte een grote drempel is om ondersteuning te vragen. In het verleden werd een sociaal raadvrouw gesubsidieerd. Deze functie is in 2004 wegbezuinigd. Een alternatief nu is het juridisch loket in Alkmaar. In de nieuwe nota wordt voorgesteld € 50.000 op te nemen in de begroting van 2008 en verdere jaren voor de herinstelling van een sociaal raadsman/vrouw. Tenslotte is gesproken met een klantmanager rechtmatigheden. De sociale dienst kent twee soorten klantmanagers: voor rechtmatigheid en doelmatigheid. Volgens een schatting is één op de drie aanvragen voor minimaregelingen afkomstig van mensen met een ander inkomen dan een WWB uitkering. Cliënten WWB ontvangen van de afdeling Sociale Zaken folders en de nieuwsbrief. Andere lage inkomens worden geïnformeerd door een pagina info in het huis-aan-huis verspreidde weekblad de Drom. Informatiemateriaal wordt ook bij de bibliotheek gelegd. Sociale Zaken is vier dagen per week telefonisch bereikbaar tussen 9.00 en 10.00 uur. In noodgeval kan het algemene nummer gedraaid worden. De servicedesk ontvangt ook mail van cliënten en speelt deze door naar de klantmanagers. Deze hebben dan in principe drie dagen om antwoord te geven. Direct mailcontact tussen cliënten en klantmanagers vindt ook plaats (en wordt niet zo gewaardeerd). Het Sociaal Cultureel Bijdragenfonds (SCB) voorziet o.a. in de kosten van zwemmen, Wonen-plus abonnement (div. activiteiten ter ondersteuning van ouderen met een kleine eigen bijdrage), de bibliotheek e.d. Het is een laagdrempelige maatregel: eenvoudige
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
24
aanvraagformulieren voor WWBcliënten die ook geen bewijsstukken hoeven te leveren. Voor andere groepen lage inkomens is de procedure zwaarder. In het verleden werden de SCB aanvragen door een vaste medewerker behandeld, nu gebeurt dat door alle klantmanagers. De regeling is ruimhartig: € 114,- per gezin plus € 45,50 per gezinslid. Mensen verzamelen vaak hun bonnen voor het eind van het jaar, maar kunnen elk moment van het jaar een aanvraag indienen.
3.5 3.5.1
Minimabeleid in Wervershoof Beleid
Doelstellingen In 2006 heeft de gemeente een beleidsplan 2007 vastgesteld waarin een visie op het bijstands- en minimabeleid is vastgelegd. Eerder in 2006 is een Verordening Maatschappelijke participatie vastgesteld en in 2005 is een beleidsnotitie categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken en gehandicapten (CBB) vastgesteld en in werking getreden. Ook is er over het minimabeleid een passage in het huidige collegeprogramma opgenomen. Het minimabeleid in Wervershoof volgt in zijn doelstellingen het bijstandsbeleid. Dit laatste is er op gericht instroom van mensen in de bijstand zoveel mogelijk te voorkomen en het beroep op de bijstand zo gering mogelijk te laten zijn door zelfstandigheid en onafhankelijkheid te bevorderen. Het minimabeleid heeft als primaire doelstelling de positie te verbeteren van huishoudens die langdurig zijn aangewezen op een inkomen op bijstandsniveau. Daarvoor dienen inkomensondersteunende maatregelen in samenhang te worden aangewend. Daarnaast dient het minimabeleid ingezet te worden om de uitstroom te bevorderen. Het minimabeleid richt zich enerzijds op het activeren van mensen waarbij de armoedeval zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Anderzijds wil het mensen met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt ondersteunen. Speerpunten in het minimabeleid zijn: • Stimuleren van deelname aan maatschappelijke activiteiten en werk om isolement te voorkomen. • Inkomensondersteuning met een ruimhartige benadering voor hen die het niet zelf kunnen. • Beperking van vaste lasten c.q. het bevorderen van doelmatig budgetbeheer. • Terugdringen van niet-gebruik van voorzieningen. Als drempels worden genoemd onbekendheid met bepaalde voorzieningen en lastige procedures.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
25
Alle mensen met een minimuminkomen behoren tot de doelgroep voor het beleid. Tot 1 januari 2007 werd een inkomensnorm van 115% gehanteerd, deze is in 2007 verruimd naar 120%. Specifieke aandacht krijgen ouderen met een AOW-uitkering (eventueel aangevuld met een klein pensioen) én personen met een inkomen rond bijstandsniveau en problematische schulden. De gemeente hanteert een vermogensgrens, conform de in de WWB genoemde normbedragen. Voor 2007 was dit € 5.245 voor alleenstaanden en € 10.490 voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaande ouders. Chronisch zieken, gehandicapten en ouderen mogen een extra bedrag van € 5.000 vrij laten indien geen (toereikende) begrafenisverzekering is afgesloten. Integraal beleid Er is geen duidelijk integraal minimabeleid in de gemeente. De interne samenwerking tussen de sector Burgers, waar de uitvoering van het minimabeleid onder valt, en andere afdelingen beperkt zich tot het noodzakelijke: er is afstemming waar nodig met de afdeling belastingen. Verder wordt de Wmo integraal ontwikkeld. Externe maatschappelijke instellingen worden, voor zover zij zich bezighouden met minimabeleid, weinig betrokken bij het minimabeleid. Er is wel afstemming met de seniorenraad en Wonen Plus. Incidenteel is er contact met organisaties als de GGD, Opmaat, integratiebedrijven en de JGZ/CJG. De schuldhulpverlening wordt uitgevoerd door Plangroep uit Hoorn.
3.5.2
Organisatie
Tabel 11 geeft een overzicht van de budgetten en gerealiseerde uitgaven over de periode 2004-2006. De gemeente heeft geen onderscheid kunnen maken tussen de regelingskosten en de uitvoeringskosten. De door de gemeente Wervershoof verstrekte gegevens zijn dus uitsluitend de uitgaven voor de regelingen.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
26
Tabel 11 Budget en uitgaven minimabeleid 2004-2006 gemeente Wervershoof in € Kengetallen BijzonLDT29 MaatschapKGH30 SHV31 CAZ32 Catedere pelijke goriale bijstand participatie bijstand
Totaal
2004 Budget verstrekkingen
37.000
Budget uitvoeringskosten Totaal budget Realisatie verstrekkingen
43.000
38.200
3.470
Realisatie uitvoeringskosten Totaal realisatie 2005 Budget verstrekkingen
39.300
26.500
Budget uitvoeringskosten Totaal budget Realisatie verstrekkingen
37.184
7.700
40.900
15.258
3.977
3.250
11.374
4.949
16.198
Realisatie uitvoeringskosten Totaal realisatie 2006 Budget verstrekkingen
50.100
Budget uitvoeringskosten Totaal budget Realisatie verstrekkingen
29.497
8.022
16.197
45.300
Realisatie uitvoeringskosten Totaal realisatie
Met name informatie over de budgetten ontbreekt waardoor er geen uitspraken gedaan kunnen worden over onder- dan wel overbesteding.
29
LDT= Langdurigheidstoeslag
30
KGH=Kwijtschelding gemeentelijke heffingen
31
SHV=Schuldhulpverlening
32
CAZ=Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
27
Uit het werkdeel WWB worden o.a. kosten gefinancierd voor werk, scholing en schuldhulpverlening t.b.v. uitkeringsgerechtigden. In 2006 werd hieruit € 2.446 voor schuldhulpverlening en ten behoeve van bijstandsgerechtigden gefinancierd. Bij de decentralisatie van de bijstandswet heeft de gemeente in 2004 eenmalig een bedrag extra van € 36.000 ontvangen via het gemeentefonds. Dit bedrag is destijds niet aangewend omdat er nog geen beleid voor chronisch zieken e.a. was ontwikkeld. De regeling is in 2005 ingegaan. Vanaf 2005 wordt structureel ruim € 8.000 extra per jaar ontvangen voor de bijzondere bijstand aan chronisch zieken e.a. Het fictief budget bijzondere bijstand 2004 bedraagt € 68.000. De uitgaven bijzondere bijstand 2004 bedragen € 43.000, een onderbesteding van € 25.000 (hierbij dient wel aangetekend te worden dat de uitvoeringskosten niet zijn meegenomen in deze berekening. Dit bedrag wordt gebruikt om de aanvullende regeling te financieren. Er is geen inzicht in de uitvoeringskosten. Het minimabeleid vormt een onderdeel van de taken van de afdeling Sociale Zaken. Deze kent een coördinator voor 36 uur, twee klantmanagers samen 52 uur, 18 uur administratie en 18 uur toetsing en interne controle. Een deel hiervan wordt besteed aan het minimabeleid.
3.5.3
Resultaten
Tabel 12 geeft een overzicht van het gebruik van de verschillende regelingen.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
28
Tabel 12 Kengetallen
Gebruik minimabeleid 2004-2006 gemeente Wervershoof BijzonLDT33 Maatschap- KGH34 SHV35 CAZ36 dere pelijke bijstand participatie
Categoriale bijstand
Totaal
2004 Aantal aanvragen
124
Aantal aanvragen bijstandscliënten
51
Aantal afwijzingen
24
Aantal toekenningen
100
2005 Aantal aanvragen
145
Aantal aanvragen bijstandscliënten
55
Aantal afwijzingen
18
Aantal toekenningen
26
127
16
43
34
2006
Doelgroep 100%=200
Onbe kend
Doelgroep 120%=431
Doelgroep 100%= 200
onbe kend
Doelgroep 115= 375
Doel-groep 118
Aantal aanvragen
38
27
80
168
17
13
51
Aantal aanvragen bijstandscliënten
57
Aantal afwijzingen
2
3
12
25
Aantal huishoudens met toekenning
31
21
60
143 (hiervan was een deel nog in behandel ing)
Totaal aantal toekenningen als % van de doelgroep
16%
14%
60-70%
8 17
80%W WB plus 28 (=68)
44
18%
37%
Ook voor Wervershoof hebben we de toegekende aanvragen (althans de huishoudens, omdat een huishouden meerdere aanvragen kan indienen) afgezet tegen het aantal huishoudens in de doelgroep. Hierdoor ontstaat er een beeld van het bereik van de regelingen. De gemeente hanteert voor de verschillende regelingen ook verschillende inkomenspercentages. Om bijvoorbeeld in aanmerking te komen voor individuele bijzondere bijstand mag niet meer dan een inkomen op bijstandsniveau ontvangen worden. Heeft men meer dan wordt een draagkrachtberekening gemaakt (feitelijk is de 33
LDT= Langdurigheidstoeslag
34
KGH=Kwijtschelding gemeentelijke heffingen
35
SHV=Schuldhulpverlening
36
CAZ=Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
29
doelgroep dus nog wat groter, maar mensen met een inkomen hoger dan 100% kunnen slechts een deel van de kosten vergoed krijgen en zijn hier niet meegeteld). In 2006 was het bereik van de kwijtschelding gemeentelijke heffingen het grootst. Het juiste percentage is niet te geven omdat op het moment van aanleveren gegevens door de gemeente een aantal aanvragen nog in behandeling was. De categoriale bijstand kent met 37% ook nog een redelijk bereik. De andere regelingen scoren laag. De doelgroep voor de langdurigheidstoeslag is moeilijk te bepalen, hier hebben we geen bereikcijfer voor kunnen berekenen. 3.5.4
Evaluatie
Richtlijnen rondom informatievoorziening aan de gemeenteraad zijn er niet. Er wordt wel gebruik gemaakt van actieve informatieplicht, inzage beleid via beleidsplan en verslag. Programmabegrotingen e.d. hebben we niet ontvangen, alleen een jaarverslag WWB 2006 waar enige gegevens over het minimabeleid in vermeld staan. Geconcludeerd kan worden dat de mate van rapportering summier is.
3.5.5
Belangrijkste bevindingen uit de interviews
Geen van de geïnterviewden kan een schatting maken van de totale doelgroep voor het minimabeleid. Kennis over de doelgroep en hoe zij het minimabeleid ervaren is dan ook summier. De klantmanager maakt zich zorgen over mensen die niet bekend zijn en buiten de boot vallen. Hij constateert ook multiproblematiek die niet onderdoet voor de problemen van sommige gezinnen in een grote stad. Het minimabeleid staat niet heel hoog op de politieke agenda hoewel de gemeente wel de ambitie heeft meer mensen mee te laten doen. Hierbij is aandacht voor werk de eerste insteek. Tevens was het optrekken van de inkomensgrens voor een aantal regelingen naar 120% een initiatief van de gemeenteraad. Sociale controle en gêne spelen een grote rol in de gemeente. Volgens o.a. de wethouder en de beleidsmedewerker wordt het niet-gebruik van regelingen voor een groot deel hierdoor verklaard. Ook het niet van de grond komen van de participatie van cliënten en het uitblijven van signalen e.d. uit de doelgroep worden hier aan toegewezen. Hoewel de cultuur van binnenhouden van problemen tegendraads werkt is het voordeel van een hechte gemeenschap ook het bloeiende verenigingsleven en vrijwillige inzet. Deze vormen dan ook een goede basis voor de ontwikkeling van een sociaal beleid. Het beleid wordt door de meeste gesprekspartners (wethouder, beleidsmedewerker, klantmanager, Wmo-raad) ruimhartig en humaan genoemd. Werk staat voorop, maar indien dat niet lukt zijn er verschillende ondersteunende regelingen. De gemeente heeft de aanvraagprocedures vereenvoudigd waardoor aanvragen redelijk simpel worden beoordeeld.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
30
De organisatie wordt door de gesprekspartners als kwetsbaar gezien. Er is weinig personeel dat zich met de sociale zekerheid bezighoudt. Bij ziekte van een collega kan de doorlooptijd van aanvragen zeer snel oplopen. Er is sprake van onderbesteding ten opzichte van het fictief budget. Dit wordt door de beleidsmedewerker en de Wmo-raad geconstateerd. Wel dient te worden opgemerkt dat de uitvoeringskosten in deze berekening niet zijn meegenomen. Enkele suggesties: - introduceer een computerregeling (beleidsmedewerker, casemanager) - versoepel de vermogenstoets bij de KGH (Wmo-raad) - voer meer en intensievere huisbezoeken uit (Wonen Plus, casemanager) - introduceer extra regelingen zoals een spaarlampactie of kerstpakket (Wmo-raad) heb meer oog voor maatschappelijke participatie (Wonen Plus, de wethouder is overigens bereid de regeling maatschappelijke participatie uit te breiden indien dit nodig blijkt te zijn).
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
31
4 4.1
Vergelijking resultaten en bereik in de vier gemeenten Inleiding
In dit hoofdstuk staat de onderlinge vergelijking van het minimabeleid van de vier gemeenten en de vergelijking met andere gemeenten in Nederland centraal. In paragraaf 4.3 wordt geprobeerd iets te zeggen over de vergelijking van de vier gemeenten als het gaat om resultaten en bereik van het minimabeleid. In paragraaf 4.3 wordt het minimabeleid van de vier gemeenten vergeleken met het minimabeleid van andere gemeenten in Nederland.
4.2
Vergelijking vier gemeenten
Eén van de doelstellingen van het onderzoek was om een (kwantitatieve) vergelijking te maken van de resultaten en bereik van het minimabeleid van de vier onderzochte gemeenten. Helaas moeten we constateren dat, wat betreft de resultaten en het bereik van de verschillende minimaregelingen, er onvoldoende kwantitatieve gegevens konden worden aangeleverd om een effectieve vergelijking tussen de vier gemeenten mogelijk te maken. Het feit dat deze gegevens moeilijk boven tafel zijn te krijgen, laat wel zien dat een effectieve monitoring van het armoedebeleid, met name als het gaat om resultaten en bereik, zeer moeilijk is. Deze informatie is evenwel belangrijk om te komen tot onderbouwde politieke keuzes omtrent het vaststellen van het budget voor het minimabeleid en de prioriteitenstelling en focus op specifieke regelingen binnen dat minimabeleid.
4.3
Vergelijking met andere gemeenten
In vergelijking met andere gemeenten (we hebben hier met name gekeken naar de 25 deelnemers aan de benchmark armoedebeleid), kan het minimabeleid van de vier gemeenten als volgt worden gekenmerkt: Beleid Het minimabeleid in de vier gemeenten kenmerkt zich, evenals het minimabeleid van de meeste andere gemeenten, door de volgende kenmerken: (1) geen samenhangende visie op armoedebeleid, (2) geen SMART geformuleerde doelstellingen en (3) geen integraliteit van beleid met de gemeente als regisseur. Wat kenmerkend is voor de vier onderzochte gemeenten is de beperkte betrokkenheid van klanten (bijv. in de vorm van klantenparticipatie) bij de totstandkoming van beleid. Schaamte bij de doelgroep wordt hierbij als belangrijke reden genoemd.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
32
In het lokale minimabeleid is in de afgelopen jaren de tendens om de inkomensgrens voor minimaregelingen op te trekken van 100% tot 120% en zelfs 130%. In een deel van de vier gemeenten is deze trend ook zichtbaar (bijv. in Wervershoof.). In Drechterland houdt men vast aan een inkomensgrens van 100%. Organisatie en uitvoering Zeker in vergelijking met andere kleinere gemeenten, hebben de vier gemeenten een relatief uitgebreid aanbod van inkomensondersteunende regelingen, waarbij veel maatwerk wordt toegepast. Wat herkenbaar is bij andere gemeenten is de focus van het beleid op de doelgroep die al bekend is bij de gemeente (bijv. de WWB klanten of de personen die al eerder hebben gebruik gemaakt van een regeling). Inzicht in de ware omvang van de doelgroep en bijbehorende vragen en behoeften, ontbreekt. De uitvoering van het minimabeleid heeft in de vier gemeenten geen hoge prioriteit. Het aantal personen die betrokken zijn bij de uitvoering van het beleid is beperkt en daardoor is het beleid nogal kwetsbaar. Het is onduidelijk hoeveel budget beschikbaar is voor de uitvoeringskosten en heldere werkprocessen en instructie rondom de uitvoering van het beleid ontbreken. Deze situatie is vergelijkbaar met andere kleine gemeenten in Nederland. Ook de informatievoorziening omtrent de verschillende regelingen wordt bij de onderzochte gemeenten, evenals bij andere gemeenten in Nederland, als onvoldoende gewaardeerd door de doelgroep (Andijk vormt hierop een positieve uitzondering). Over de duidelijkheid van (aanvraag)formulieren en benodigde procedures, lopen de meningen in de vier gemeenten uiteen maar over het algemeen scoren gemeenten hier niet hoog (Andijk scoort hier het hoogst). Dit beeld is conform de waardering bij andere gemeenten. Op servicegerichtheid en bereikbaarheid scoren de vier gemeenten redelijk tot goed (Enkhuizen scoort niet goed op bereikbaarheid). Hier zijn overigens geen goede vergelijkingscijfers met andere gemeenten. Resultaten De resultaten (en het bereik) van het minimabeleid in de vier gemeenten zijn, zoals eerder geconstateerd in de vorige paragraaf, moeilijk te beoordelen. Dit heeft met name te maken met het feit dat de gemeenten deze cijfers niet boven tafel kan krijgen. In de gemeenten die deelnemen aan de benchmark armoedebeleid, zijn deze cijfers over het algemeen wel te achterhalen. In die zin is er substantieel minder stuurinformatie beschikbaar in de vier onderzochte gemeenten in vergelijking met andere gemeenten. evaluatie De kaderstellende en sturende rol van de raden is in de vier gemeenten, evenals in andere gemeenten in Nederland, gering. Minimabeleid lijkt een lage politieke prioriteit te hebben. War ook vergelijkbaar is met andere gemeenten is de summiere en zeer algemeen geformuleerde informatievoorziening naar de raad, zodat het onduidelijk is hoe de realisatie zich verhoudt tot de beschikbare budgetten.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
33
5 5.1
Resultaten doelgroeponderzoek Inleiding
Na gesprekken met vertegenwoordigers van de gemeenten en enkele instellingen is ook onderzoek gedaan onder de doelgroep van het minimabeleid in de vier gemeenten. Op basis van een aselecte steekproef uit verschillende bestanden van de gemeenten, is uiteindelijk bij 50 personen een voor dit onderzoek geschikt semi-gestructureerd telefonisch interview afgenomen37. De informatie die uit de gesprekken naar voren is gekomen wordt hieronder samengevat. Voor dit deel van het onderzoek staan de volgende onderzoeksvragen centraal: 1. Hoe goed is de doelgroep op de hoogte van het beleid en de regelingen in het kader van armoedebestrijding? 2. Welke ervaringen heeft de doelgroep met gebruik (of niet-gebruik) van regelingen in het kader van armoedebeleid? 3. Wat zijn belemmeringen bij gebruik en/of redenen voor niet-gebruik? 4. Welke behoefte aan ondersteuning heeft de doelgroep en hoe sluit de huidige ondersteuning daar bij aan in de beleving van de doelgroep? 5. Welke suggesties voor verbetering heeft de doelgroep? Voor de volledige vragenlijst wordt verwezen naar bijlage 4.
5.2
Achtergrondgegevens
Wie hebben we gesproken? Tabel 13 geeft een verdeling van de brieven en de geslaagde interviews over de vier gemeenten. Tabel 13 Overzicht interviews doelgroep Gemeente Inwonertal
Verdeling 200 brieven
Verdeling interviews
Andijk
6.593
24
5
Drechterland
18.596
72
19
Enkhuizen
17.826
70
18
Wervershoof
8.527
34
8
Totaal
52.542
200
50
Tabel 14 geeft een indeling van de respondenten naar gemeente en leeftijd, en tabel 23 naar huishoudensoort.
37
Dit is een interview dat wel een script volgt met een geschreven lijst van vragen en topics in een bepaalde volgorde, maar
geen volledig gesloten vragen- en antwoordensets bevat.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
34
Tabel 14 Indeling respondenten naar leeftijd Leeftijdscategorie Andijk Drechterland <30 jaar
1
1
Enkhuizen
Wervershoof
2
30-40 jaar
3
40-50 jaar
3
2
1
4
2
1
50-65 jaar
1
65-80 jaar
3
80-90 jaar Totaal
5
2
6
6
3
2
6
1
19
18
8
Tabel 15 Indeling respondenten naar huishoudensoort Huishoudensoort Andijk Drechterland Enkhuizen Alleenstaand
4
Samenwonend/gehuwd
1
Eenoudergezin Totaal
5
11
15
Wervershoof 3
4
2
2
4
1
3
19
18
8
De meeste geïnterviewden zijn vrouw: Andijk 3, Drechterland 13, Enkhuizen 15 en Wervershoof 7. Ook gaat het in de meeste gevallen om alleenstaanden, uit tabel 17 blijkt met name om ouderen. De meeste mensen wonen al langere tijd in de gemeente (vaak al hun hele leven). Verreweg de meeste zijn van Nederlandse afkomst, in Drechterland hebben we één iemand van Congolese afkomst gesproken, in Enkhuizen iemand uit voormalig Joegoslavië en een Chileen, in Wervershoof iemand met de Duitse nationaliteit en een Colombiaan. We hebben niemand gesproken uit de niet-westers allochtone groepen (zie ook hoofdstuk 2). Tabel 16 geeft een indeling naar belangrijkste inkomenssoort. Tabel 16 Indeling respondenten naar belangrijkste inkomenssoort Inkomenssoort Andijk Drechterland Enkhuizen WWB
1
3
1
Wervershoof 2
WW Wajong
2
1
WAO
1
4
2
1
AOW
2
5
8
3
AOW + klein pensioen
1
3
5
1
2
1
1
19
18
8
Werk Totaal
5
De meeste mensen die wij geïnterviewd hebben ontvangen een AOW uitkering, al of niet met een klein pensioen. We hebben opvallend weinig mensen met alleen een WWB uitkering gesproken. Een aantal mensen met werk of AOW heeft ook een WWB aanvulling (deze staan niet als WWB genoteerd).
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
35
Hoewel we een aselecte steekproef hebben genomen is er toch sprake van relatief veel geïnterviewde mensen met een inkomen anders dan een WWB uitkering. Belangrijkste reden lijkt het grote aandeel ouderen in het onderzoek, mensen met AOW. Enkele van hen hebben wel een aanvullende WWB.
5.3
Gebruik minimaregelingen
Voor alle vier gemeenten geldt dat nagenoeg alle respondenten bekend zijn met het bestaan van één of meer minimaregelingen. Fysieke beperkingen (3 personen) en het niet lezen van informatie (2 personen) vormen de reden van het onbekend zijn. Tabel 17 laat een inventarisatie van het gebruik van de verschillende minimaregelingen zien. Daarbij was de vraag van welke regelingen de respondenten de afgelopen drie jaar een of meer keer gebruik hebben gemaakt. Tabel 17 Regeling
Inventarisatie gebruik minimaregelingen Andijk Drechterland
Enkhuizen
Wervershoof
Kwijtschelding gemeentelijke heffingen
5
18
14
6
Declaratieregeling38
3
3
8
6
Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering
1
1 1
2
1
2
6
5
3
Categoriale bijstand39
n.v.t.
3
n.v.t.
Vangnetregeling
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
3
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
1
n.v.t.
Langdurigheidstoeslag Individuele bijzondere bijstand Schuldhulpverlening 40
Woonlastenfonds Kerstattentie
41
42
n.v.t.
Niet alle regelingen worden door alle vier gemeenten uitgevoerd. Van de kwijtschelding gemeentelijke heffingen (KGH) en de verschillende vormen van maatschappelijke participatieregelingen (in de tabel als declaratieregeling aangegeven) wordt het meeste gebruik gemaakt. Van alle respondenten maken 43 respondenten gebruik van KGH en 20 van de declaratieregeling. De deelname in Drechterland is met 3 personen overigens laag te noemen. Niemand van de respondenten heeft gebruik hoeven maken van schuldhulpverlening. Van de mensen die gebruik hebben gemaakt van een van de participatieregelingen in de gemeenten deed verreweg het meeste aantal dat voor 38
Minimafonds in Andijk, Stimuleringsfonds in Drechterland, Sociaal Cultureel Bijdrage Fonds in Enkhuizen, Maatschappelijke participatie in Wervershoof
39
Alleen in Drechterland en Wervershoof
40
Alleen in Enkhuizen
41
Alleen in Enkhuizen
42
Alleen in Enkhuizen
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
36
culturele- of sportactiviteiten (75%) of openbaar vervoer (50%). Slechts een persoon heeft gebruik gemaakt van de kerstattentie in Enkhuizen. Als redenen om geen gebruik te maken (of waar mensen ondanks gebruik last van hebben) zijn: stigma of schaamte ( 1 persoon in Andijk, 1 persoon in Drechterland, 9 personen in Enkhuizen en 4 in Wervershoof), trots en wens van onafhankelijkheid (7 in Drechterland, 10 in Enkhuizen en 3 in Wervershoof). Slechts een enkeling noemde taalproblemen als barrière. 2 personen in Drechterland, 1 in Enkhuizen en 1 in Wervershoof noemden problemen met het voorschieten van kosten voor witgoed. De vraag of er optimaal gebruik gemaakt wordt van de regelingen die de gemeenten aanbieden werd door de meeste mensen met nee of weet niet (zeker) beantwoord. Tabel 18 geeft een overzicht van de mensen die deze vraag hebben beantwoord per gemeente. Tabel 18 Optimaal gebruik van minimaregelingen Optimaal gebruik Andijk Drechterland
5.4
Enkhuizen
Wervershoof
Ja
2
5
7
3
Nee
2
9
8
3
Weet niet
1
4
2
Informatie en dienstverlening
We hebben gevraagd hoe men van het bestaan van de minimaregelingen af wist. Tabel 19 geeft de bronnen van informatie per gemeente. Tabel 19 Informatiebronnen (meer antwoorden mogelijk) Informatiebron Andijk Drechterland Enkhuizen Persberichten Weekkrant
1 2
4
Nieuwskrant
4
1 nvt
nvt
1
8
2
1
Nieuwsbrief cliëntenraad Folder gemeente
3
1
1 2
1 3
Casemanager of balie Via kennissen e.d. Anders (werk, organisaties)
1 nvt
Huisbezoek Brief van de gemeente
3
1
Kabelkrant/Internet Klantenmap
Wervershoof
3
1 3
2
5
1
2
1
1
Brieven direct toegestuurd aan de mensen en berichtgeving in de weekkrant werden het meest genoemd. Daarnaast ook informatie door derden. Opvallend is de lage score huisbezoeken (deze worden door de gemeenten ook weinig of niet uitgevoerd, anders dan
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
37
rechtmatigheidsonderzoeken). Door de onderzochte personen in Enkhuizen werd door niemand de klantenmap genoemd. Daarbij wordt opgemerkt dat het aantal mensen in de responsgroep met een uitkering via de gemeente ook erg klein is. We hebben de respondenten ook gevraagd naar hun tevredenheid over een aantal kwaliteitsindicatoren ten aanzien van de minimaregelingen. Tabel 20 geeft hier een overzicht van. Tabel 20 Inventarisatie tevredenheid regelingen Indicatoren Waardering Andijk Drechter -land Informatievoorziening
Uitstekend Voldoende Te weinig
Enkhuizen
Wervershoof
4 1
7 10
4 11
3 4
Tevreden Ontevreden Weet niet/geen mening
2
8 5 4
7 5 3
5 2
Tevreden Ontevreden Weet niet/geen mening
3
12 4 2
8 2 3
2 4
Duidelijkheid met formulieren en procedures
Tevreden Ontevreden Weet niet/geen mening
3
9 5 4
6 6 2
4 3
Bereikbaarheid Sociale Zaken
Tevreden Ontevreden Weet niet/geen mening
3
9 6 3
4 5 4
4 3
Ondersteuningsmogelijk heden minimaregelingen Servicegerichtheid Sociale Zaken
1
2
Samenvattend kan gesteld worden dat de respondenten in Andijk tevreden zijn over de informatievoorziening en in Drechterland, Enkhuizen en Wervershoof veel minder. Over de ondersteuningsmogelijkheden is men doorgaans wel tevreden (opvallend vaak met als kanttekening dat het dan gaat om wat men kent!). In Drechterland werd een paar keer aangegeven dat men maar voor weinig regelingen in aanmerking komt. Servicegerichtheid en bereikbaarheid scoren ook wel redelijk tot goed, behalve in Enkhuizen waar meer respondenten ontevreden waren over de bereikbaarheid. Over de duidelijkheid van de formulieren en de procedures lopen de meningen uiteen. In Andijk is men tevreden, in de andere gemeenten geven ook veel mensen aan ontevreden te zijn. Een aantal mensen (in elke gemeente een paar) geeft aan geen vergelijkingsmateriaal te hebben, bijvoorbeeld hoe het in een andere gemeente geregeld is, en het dus te moeten doen met de mogelijkheden die er zijn. Wat servicegerichtheid betreft constateren de mensen die niet tevreden zijn onvriendelijkheid en een zakelijke opstelling van casemanagers. Anderen zijn juist heel erg te spreken over de casemanager. Dit geeft duidelijk de persoonsgebondenheid aan. De mensen die niet tevreden zijn over de bereikbaarheid zien graag een uitbreiding van de tijd dat men kan bellen of langs komen. Ook direct geholpen worden i.p.v. een afspraak moeten maken wordt genoemd.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
38
Op de vragen over tips van verbetering en regelingen die men mist werden de volgende zaken het meest genoemd, zie tabel 21. Tabel 21 Verbetervoorstellen (meer antwoorden mogelijk) Verbetervoorstellen Andijk Drechterland Brief gemeente met een overzicht van de mogelijkheden
2
Meer informatie gemeente in weekkrant Minder formulieren, bewijsstukken en eenvoudigere procedure
1
Persoonlijke benadering, maatwerk
Enkhuizen
Wervershoof
10
8
3
7
4
2
1
6
4
2
1
10
2
2
4
5
1
3
2
3
2
5
2
3
Voorschotmogelijkheid Diverse regelingen (CAZ, medische kosten, verhuisvergoeding, hogere uitkering etc.)
2
Vergoeding culturele/sportactiviteiten Witgoedregeling
2
Reiskostenvergoeding Tevreden
2
2
De tabel maakt duidelijk dat de meeste mensen in alle vier de gemeente behoefte hebben aan meer overzicht van de mogelijkheden aan regelingen specifiek voor mensen met een laag inkomen. Ook meer informatie in de weekkrant is gewenst in Drechterland, Enkhuizen en Wervershoof. Vooral mensen in Drechterland geven aan meer mogelijkheden te wensen of gemakkelijker in aanmerking te komen. Eén persoon klaagde over het gebrek aan privacy in het gemeentekantoor van Enkhuizen. Een respondent uit Drechterland wil graag de casemanager op cursus laten sturen om de dienstverlening verbeterd te zien. De respondenten is ook gevraagd of men hulp nodig heeft met het invullen van aanvraagformulieren en zo ja wie daar doorgaans bij helpt. In Andijk heeft drie van de vijf respondenten geen hulp nodig, de andere twee worden geholpen door de gemeente. In Drechterland geven zeven mensen aan geen hulp nodig te hebben, 11 wel en zij worden geholpen door de contactpersoon bij de gemeente (5), familie of kennissen (3) of een andere instantie (2). Een persoon heeft wel hulp nodig, maar geen oplossing. In Enkhuizen hebben vijf mensen geen hulp nodig, 11 wel waarvan de meeste geholpen worden door familie of kennissen (6) en de gemeente (3) of door derden (2). In Wervershoof is de verdeling: drie personen hebben geen hulp nodig, vijf wel waarna drie door de gemeente en een door familie en een door een bewindvoerder.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
39
Ten slotte is gevraagd naar de bekendheid met een cliëntenraad. Het antwoord is in de meeste gevallen nee (Andijk, 3; Drechterland, 12; Enkhuizen, 12 en Wervershoof 6). Van de mensen die wel bekend zijn maken slechts twee personen er ook gebruik van (in Andijk en in Wervershoof). Verschillende mensen maken wel gebruik van een ouderenbond of seniorenraad (7).
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
40
6
Conclusies en aanbevelingen Op basis van het onderzoek formuleren we de belangrijkste conclusies aan de hand van de verschillende aspecten van de beleidscyclus.
6.1
Conclusies
Beleid •
•
•
•
•
•
Wij hebben in alle vier de gemeenten geen samenhangend, integraal armoedebeleid waarin inkomensondersteuning, preventie, hulpverlening, maatschappelijke participatie en reïntegratie in samenhang worden vormgegeven kunnen constateren. Over het formuleren van heldere en afrekenbare doelen en het versterken van de samenhang met andere beleidsterreinen wordt niets vermeld. Er zijn nauwelijks doelstellingen geformuleerd op het terrein van armoedebeleid en in het geval ze wel aanwezig zijn, zijn ze niet SMART 43geformuleerd op basis waarvan de raad haar kaderstellende en sturende rol kan vervullen. De rol van de gemeente als regisseur van het minimabeleid komt onvoldoende naar voren. Dit geldt voor alle vier de gemeenten. Deze regierol is met name voor de gemeenteraad van groot belang om op basis van periodieke informatie te komen tot onderbouwde politieke keuzes. De gemeenten zelf karakteriseren hun beleid als ruimhartig, rechtvaardig en met een emancipatorische insteek. Werk voor uitkering is in ieder geval in alle vier de gemeenten een belangrijk motto. Als dat niet lukt wordt de mogelijkheid van inkomensondersteuning geboden. Er worden verschillende inkomensgrenzen voor de regelingen gehanteerd. Uiteenlopend van 100% tot 120%. Ook de inkomensgrenzen per regeling kunnen in één gemeente verschillen. Cliëntenparticipatie komt in Andijk en Wervershoof moeilijk van de grond. Dit komt volgens de geïnterviewden door de aanwezigheid van hoge mate van schaamte. De neiging is groot niet met je problemen (of uitkeringssituatie) te koop te lopen. In Enkhuizen functioneert al langere tijd het Sociaal Beraad dat een goede verstandhouding heeft met de (beleids)ambtenaren. In Drechterland wordt een koppeling met de Wmo-raad gemaakt.
Organisatie en uitvoering •
•
43
Integraliteit van het beleid is niet vanzelfsprekend. In enkele gemeenten (Andijk, Wervershoof) is er bijvoorbeeld nog weinig contact met externe organisaties. In de grotere gemeenten gebeurt dit wel meer, hier zijn ook wat meer organisaties actief. De doelmatigheid van het beleid kan worden afgemeten aan de verhouding regelingskosten en uitvoeringskosten. Helaas zijn bij de gemeenten hierover zeer beperkt gegevens beschikbaar. Alleen Andijk heeft hierover gegevens kunnen aanleveren in relatie tot de uitvoering van de bijzondere bijstand en het minimafonds. SMART=Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
41
•
•
•
• • •
• • •
•
•
Hieruit blijkt het volgende: Verhouding regelingskosten – uitvoeringskosten (budget) is in 2005 1 : 1,14. Dit betekent dat voor elke euro die uitgegeven wordt aan de regeling, € 1,14 tegenover staat aan uitvoeringskosten. In 2006 komt deze verhouding uit op 1 : 1,05. De uitvoering en de verbetering van het minimabeleid staat laag op de prioriteitenlijst van de gemeente. Met name in de kleinere gemeenten beperkt men zich tot met name de wettelijke verplichte uitvoering van de WWB. Hierdoor kan er minder ondersteuning bij de doelgroep terecht komen. In de gemeenten houden zich relatief weinig mensen bezig met het minimabeleid waardoor dit erg kwetsbaar is, doorlooptijden van aanvragen kunnen bij ziekte van een werknemer snel oplopen. Alle vier de gemeenten hebben een redelijk uitgebreid aanbod aan inkomensondersteunende regelingen. Dit komt met name doordat veel maatwerk wordt toegepast. Alle vier de gemeenten kennen een regeling maatschappelijke participatie. Maar deze beperkt zich tot een financiële vergoeding. Inzicht in de grootte en wensen van de totale doelgroep ontbreekt in alle vier de gemeenten. De gemeenten zoeken de doelgroep niet actief op. Het beleid en de procedures zijn vooral gericht op mensen die al bekend zijn bij de gemeenten zoals mensen met een WWB-uitkering of mensen die al in een eerder stadium gebruik hebben gemaakt van een regeling. De kwaliteit van de dienstverlening wordt door gemeenten en de enkele geïnterviewde instelling (Wonenplus en cliëntenraad) als goed bestempeld. De respondenten in Andijk zijn tevreden over de informatievoorziening en in Drechterland, Enkhuizen en Wervershoof is men hier veel minder tevreden over. Over de financiële ondersteuningsmogelijkheden is men doorgaans wel tevreden (opvallend vaak met als kanttekening dat het dan gaat om wat men kent!). In Drechterland werd een paar keer aangegeven dat men maar voor weinig regelingen in aanmerking komt. Dit heeft te maken met de inkomensgrens van 100%. Servicegerichtheid en bereikbaarheid scoren ook wel redelijk tot goed, behalve in Enkhuizen waar meer respondenten ontevreden waren over de bereikbaarheid van sociale zaken. Over de duidelijkheid van de formulieren en de procedures lopen de meningen uiteen. In Andijk is men tevreden, in de andere gemeenten geven ook veel mensen aan ontevreden te zijn. De veelheid aan te overleggen bewijsstukken is voor veel mensen een drempel. Wat servicegerichtheid betreft constateren de mensen die niet tevreden zijn onvriendelijkheid en een zakelijke opstelling van casemanagers. Anderen zijn juist heel erg te spreken over de casemanager. Dit geeft duidelijk de persoonsgebondenheid aan. De mensen die niet tevreden zijn over de bereikbaarheid zien graag een uitbreiding van de tijd dat men kan bellen of langs komen. Ook direct geholpen worden i.p.v. een afspraak moeten maken wordt genoemd.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
42
Resultaten •
•
• • •
•
•
Er wordt een relatief hoog niet-gebruik van de regelingen geconstateerd/vermoed. Gegevens over het bereik zijn zeer beperkt beschikbaar. Uit deze gegevens blijkt dat het bereik bij de bijzondere bijstand in Andijk 32% en in Wervershoof 16% is. In Andijk is er sprake van onderbesteding van het budget in 2005 en 2006. In Drechterland in 2006 (gegevens niet compleet). Enkhuizen kent geen onderbesteding maar heeft in 2006 wel het budget met een ton verlaagd ten opzichte van 2005. Van Wervershoof ontbreken voldoende gegevens om iets over het bestedingsniveau te kunnen vermelden. Sociale controle en schaamte worden vaak genoemd als reden voor het hoge nietgebruik van regelingen (zowel door geïnterviewden als de doelgroep). Van de kwijtschelding gemeentelijke heffingen (KGH) en de verschillende vormen van maatschappelijke participatieregelingen wordt het meeste gebruik gemaakt. Wervershoof heeft een onderbenutting van het budget KGH in 2006. In Andijk zijn in de jaren 2005 en 2006 de uitgaven KGH nagenoeg gelijk aan de beschikbaar gestelde budgetten. In Enkhuizen en Drechterland zijn te weinig gegevens bekend m.b.t. KGH. Van de mensen die gebruik hebben gemaakt van een van de participatieregelingen in de gemeenten deed verreweg het meeste aantal dat voor culturele- of sportactiviteiten (75%) of openbaar vervoer (50%). Groot deel van de respondenten denkt onvolledig gebruik te maken van de mogelijkheden.
Evaluatie •
•
6.2
De kaderstellende / sturende rol van de raad bij het minimabeleid lijkt gering in Andijk, Drechterland en Wervershoof. Hier lijkt het beleidsterrein ook een minder interessant gespreksthema voor de raad. In Enkhuizen is de raad actiever met het ontwikkelen van eigen initiatieven en vooral ook het stellen van vragen. Verder kan worden geconcludeerd dat de informatievoorziening naar de raad summier is en op een te hoog algemeen niveau beschikbaar wordt gesteld. Klanttevredenheidsonderzoeken worden niet uitgevoerd.
Aanbevelingen
De aanbevelingen worden onderverdeeld naar aanbevelingen richting gemeenteraad, college en management. Gemeenteraad • Ontwikkel een duidelijk, integraal en samenhangend armoedebeleid. • Verlang periodieke terugkoppeling van voortgang en resultaten armoedebeleid in relatie tot de geformuleerde SMART doelstellingen. Op basis daarvan kan inhoud
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
43
gegeven worden aan de sturende rol en kan een steviger dialoog met het college worden gevoerd. College • Formuleer Smart doelstellingen op basis waarvan de gemeenteraad heldere kaders kan stellen en kan sturen op voortgang en resultaten. • Voer het minimabeleid uit samen met partners, maar wel met een duidelijke regisserende rol. • Met het oog op de doelmatigheid (met name de huidige ongunstige verhouding regelingskosten – uitvoeringskosten) en de kwetsbaarheid bij de uitvoering van het beleid in termen van het aantal beschikbare fte, kennis en middelen, wordt in overweging gegeven om over te gaan op intensievere vormen van samenwerking tussen de gemeenten bij het organiseren en uitvoeren van het armoedebeleid en, eventueel, het integreren van de uitvoering van regelingen. Management Organisatie en uitvoering • Realiseer verbeterpunten met betrekking tot organisatie en uitvoering en bewaak en rapporteer voortgang. • Benader specifieke doelgroepen intensiever met informatie over het minimabeleid. Maak meer gebruik van zelforganisaties, verenigingen en belangengroepen zoals de ouderenbond. Zorg ervoor dat alle relevante organisaties op de hoogte zijn van de regelingen. Overweeg geld beschikbaar te stellen voor de professionalisering van deze ondersteuning. • Het regelmatig publiceren van een helder overzicht van de mogelijkheden kan zorgen voor een beter gebruik van de regelingen. • Uit het doelgroepenonderzoek blijkt dat Drechterland zou kunnen overwegen om de inkomensgrens op te trekken naar bijvoorbeeld 120%. • Onderzoek of er een samenwerking met de belastingdienst kan worden aangegaan om op basis van inkomensgegevens de doelgroep beter in beeld te brengen en te bereiken. Resultaten • Zorg dat er duidelijk inzicht is in het bereik en de uitputting van budgetten van alle afzonderlijke regelingen binnen het minimabeleid, zodat voor elke afzonderlijke regeling de effectiviteit kan worden vastgesteld. • Blijf aandacht besteden aan de vereenvoudiging van verschillende regelingen en aanvraagformulieren. Maak, mede gelet op de hoge uitvoeringskosten, nog meer gebruik van ambtshalve toekenningen. Een goed voorbeeld hiervan vormt de uitvoering van regeling Maatschappelijke Participatie in Wervershoof voor personen ouder dan 65 jaar.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
44
Evaluatie • Verbeter als afdeling Sociale Zaken de informatievoorziening naar het College van B&W en de gemeenteraad zodat zij hun sturende rol kunnen vervullen. Inzicht in de kosten en resultaten van de verschillende regelingen binnen het minimabeleid zouden hierbij beschikbaar moeten worden gesteld. • Houdt regelmatig een klanttevredenheidsonderzoek (KTO) over het armoedebeleid en schuldhulpverlening.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
45
Bijlage 1 Overzicht geraadpleegde documenten Andijk Gemeentegids Organogram Collegeprogramma CDA/VVD Programmabegroting 2006 Programmabegroting 2007 Programmabegroting 2008 Burgerjaarverslag 2006 Div. managementinfo saldi uitkeringen 2005 – 2007 1e Tussenrapportage 2007 + raadsbesluit 2e Tussenrapportage 2007 + raadsbesluit Nota Minimabeleid 1999 Evaluatierapport minimabeleid 2000 Beleidsnota Bijzondere Bijstand 2000 Verordening Cliëntenparticipatie 2004 Beleidsnota Langdurigheidstoeslag 2007 B&W nota Evaluatie cliëntenonderzoek Aanvraagformulier geldelijke bijdrage minimafonds Info minimafonds 2006 Info minimafonds 2007 Info cliëntenparticipatie Nieuwsbrief gemeente Andijk Dienstenfolders WonenPlus Andijk Nieuwsbrief WonenPlus Andijk nr 32 Herfst 2007 Drechterland Gemeentegids Organogram Overzicht bevolkingsopbouw per 01-01-2006 Programmabegroting 2006 Productenraming 2006 Voorjaarsnota 2006 Najaarsnota 2006 Programmabegroting 2007 Productenraming 2007 Voorjaarsnota 2007 Najaarsnota 2007 Managementrapportage 2006 en 2007
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
46
Nota Bijzondere bijstandsbeleid gemeente Drechterland 2007 Nota ‘Schuldhulpverlening vanaf 1 januari 2006 Werkinstructie aanvraag Bijzondere Bijstand voor tandartskosten Aanvraagformulieren Bijzondere Bijstand, Pluspremie 2007, Langdurigheidstoeslag, stimuleringsfonds Verslagen cliëntenraad WWB Klantbrieven WWB Info Univé Zorgverzekering Info Drechterland Stichting Stimuleringsfonds Enkhuizen Managementrapportage 2004 Programmabegroting 2005 Productenbegroting 2005 Jaarrekening 2005 Programmabegroting 2006 Productenbegroting 2006 Programmabegroting 2007 Productenbegroting 2007 Verordening Woonlastenfonds 2006 Raadsbesluit Kwijtscheldingsverordening 1996 Verordening sociaal-culturele participatie 2005 Plan van aanpak implementatie WWB, aug 2003 Uitgangspuntennotitie WWB, nov 2003 Hoogwaardig handhaven 2004 Beleidsregels bijzondere bijstand 2007 Advies Verordening Klantenparticipatie 2006 Advies Subsidieverlening SHV 2006 Advies CAZ 2006 Klantenmap sociale voorzieningen 2005 Klantinformatie minimaregelingen Prijzenboekje bijzondere bijstand 2007 Aanvraagformulier Woonlastenfonds Aanvraagformulier sociaal-culturele participatie 2007 Aanvraagformulier sociaal-culturele activiteiten 2007 Aanvraag- en inlichtingenformulier bijzondere bijstand
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
47
Wervershoof Gemeentegids Organogram Collegeprogramma 2006-2010 Programmaoverzicht 2006 Gemeentelijk beleidsplan bijstandsbeleid Beleidsnotitie categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen + aanvulling op financiële paragraaf Verordening Maatschappelijke Participatie + raadsbesluit Jaarverslag WWB 2006 Uitgaven maatschappelijke participatie 2006 Verschillende brieven aanvraag minimabeleid 2005/2006 Aanvraagformulier bijstand chronisch zieken , gehandicapten en ouderen 2007 Aanvraagformulier Maatschappelijke Participatie 2007 Aanvraagformulier deelname AZG Informatie Bijstand voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen Informatie CAZ 2006
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
48
Bijlage 2 Overzicht geïnterviewde personen Mw. G. Kroezen – gemeente Andijk Dhr. G. van Keulen – gemeente Andijk Dhr. A. Meijers – gemeente Andijk Dhr. J. Klasen – gemeente Drechterland Mw. A. Schrevel-Blokhuizen – gemeente Drechterland Mw. J. Roddenhof – gemeente Drechterland Dhr. D. van Pijkeren – gemeente Enkhuizen Mw. A. Stelling – gemeente Enkhuizen Mw. I. Visser – gemeente Enkhuizen Mw. M. Roemer – gemeente Enkhuizen Dhr. Edelenbos – Sociaal Beraad Enkhuizen Mw. R. Wilms – gemeente Wervershoof Dhr. H. Jaeqx – gemeente Wervershoof Dhr. R. Visser – gemeente Wervershoof Mw. M. v.d. Gulik - gemeente Wervershoof Dhr. R. Smulders – gemeente Wervershoof Dhr. J. Luken – FNV en Wmoraad Wervershoof Mw. M. Pasteuning – Wonen Plus Wervershoof
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
49
Bijlage 3 Vragenlijst interviews gemeenten en instellingen Vragen onderzoek minimabeleid Noord Holland Beleid •
Is er sprake van een volledig, integraal en goed werkend armoedebeleid? `
•
Wat moet volgens u onder een integraal armoedebeleid worden verstaan?
•
In hoeverre heeft de raad een kaderstellende en sturende rol in het formuleren van het beleid?
•
Is het beleid (te) streng? In welk opzicht?
•
Zijn de doelstellingen helder (en SMART) geformuleerd?
•
Hoe ziet de doelgroep er uit: schatting aantallen, typering e.d.?
•
Hoe verloopt de interne samenwerking en hoe de externe?
Organisatie •
Welke budgetten zijn er beschikbaar voor het minimabeleid?
•
Is er sprake van over- of onderbesteding van de budgetten en wat is daarvan de reden?
•
Bestaat er een calamiteitenfonds en wordt daar gebruik van gemaakt? Zijn er externe financiers zoals bijvoorbeeld de voedselbank of legaten?
•
Hoe is de verhouding met het fictief budget in 2006/2007?
•
Hoe is de verhouding nu tussen de kosten van de regelingen zelf en de uitvoeringskosten?
•
Hoeveel FTE’s worden ingezet voor het minimabeleid en hoe verhoudt zich dat tot de benodigde tijd om alle aanvragen te behandelen?
•
Wat zijn de doorlooptijden van aanvragen?
Uitvoering •
Hoe laagdrempelig zijn de regelingen aan te vragen?
•
Zijn de formulieren eenvoudig te lezen en in te vullen?
•
Wat zijn de knelpunten bij de uitvoering van de regelingen?
•
Dienen alle regelingen voorafgaande aan de kosten te worden aangevraagd? Is bevoorschotting mogelijk?
•
Leidt de hoogte van het inkomen en/of draagkracht en/of drempel tot veel afwijzingen (m.a.w. wel veel aanvragen, minder toekenningen)? Of niet, m.a.w. is er sprake van weinig aanvragen?
•
Heeft men voldoende inzicht in de uitvoering van schuldhulpverlening en is men tevreden over de resultaten?
•
Hoe wordt reclame gemaakt? folders, nieuwsbrieven, krant, internet, posters,….
• •
Wat wordt gemist? Hoe beoordeelt de doelgroep deze instrumenten?
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
de
(preventieve)
50
•
Hoe wordt invulling gegeven aan persoonlijke benadering cq maatwerk? Bv. huisbezoek, hoe loopt de formulierenhulp, collectieve voorlichting in een verzorgingshuis e.d.
•
En hoe aan gerichte informatieverstrekking?
•
Hoe wordt momenteel de mate van dienstverlening en klantvriendelijkheid door baliepersoneel en door cliëntconsulenten beoordeeld? En hoe de (tel.) bereikbaarheid?
•
Welke verbeteringen zijn er de afgelopen periode doorgevoerd in het vergroten van het bereik en verbeteren van de informatievoorziening. Wat zijn de uitkomsten van deze verbeteringen?
Resultaten •
In welke mate is er sprake van niet-gebuik van regelingen?
•
Worden de doelgroepen die het nodig hebben bereikt?
•
Welke regelingen worden wel, minder of niet aangevraagd?
•
Waarom worden regelingen niet aangevraagd?
•
Is er een verschil tussen het aantal aanvragen door cliënten van de sociale dienst en niet-cliënten?
•
Welke regelingen worden gemist en welke regelingen lijken juist overbodig?
•
Wat is de doorlooptijd van een aanvraag (bijzondere bijstand)?
Evaluatie •
Hoe wordt de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid en de regelingen getoetst?
•
Staan er KTO’s en/of doelgroeponderzoeken op het programma?
•
Hoe wordt de raad over de voortgang van het minimabeleid geïnformeerd?
•
Welke vragen zouden we de doelgroep moeten stellen?
•
Uiteraard steeds weer de vraag hoe zaken verbeterd kunnen worden, welke oplossingen en adviezen de gesprekspartners hebben.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
51
Bijlage 4 Instructies en vragenlijst doelgroeponderzoek Wat gaan we onderzoeken? Dit onderzoek is gericht op het gebruik van regelingen bedoeld voor mensen met een laag inkomen (zogenaamde minima). Doel van het onderzoek is te achterhalen om welke redenen mensen, die in aanmerking komen voor minimaregelingen, wel of niet (voldoende) gebruik van maken van deze regelingen. SGBO voert het onderzoek uit voor de rekenkamer van Andijk, Drechterland, Enkhuizen en Wervershoof. Vragen die daarbij belangrijk zijn: • Is er sprake van niet-gebruik van voorzieningen onder deze minima? • Indien het voorgaande het geval is, om welke redenen worden de voorzieningen in het kader van het minimabeleid niet aangevraagd. • Hoe worden betrokken minima op de hoogte gesteld van de inhoud van het gemeentelijk minimabeleid en bereikt deze informatie hen? • Welke ervaringen heeft de doelgroep met het gebruik van de minimaregelingen? • Welke voorzieningen in het minimabeleid worden door betrokken minima in de gemeenten gemist? • Welke behoefte aan ondersteuning heeft de doelgroep en hoe sluit de huidige ondersteuning aan? • Wat kunnen de gemeenten veranderen aan haar wijze van bedrijfsvoering, uitvoering en de communicatie van de regelingen, waardoor het gebruik beter wordt? Hoe gaan we onderzoeken? Na interviews met betrokkenen aan de beleidskant volgt de fase van het onderzoek waarin de doelgroep van het minimabeleid wordt geraadpleegd. Dit gaan we doen door het uitvoeren van korte telefonische enquête onder de doelgroep. Via een steekproef worden 200 huishoudens uit de doelgroep benaderd middels een brief (opgesteld door SGBO en verzonden door de rekenkamer) met de vraag om mee te doen. De gemeenten stellen met hulp van SGBO de adresbestanden samen. SGBO voert 50-60 geslaagde interviews uit. Op basis hiervan zullen indicaties over het gebruik en niet-gebruik gegeven kunnen worden. Het worden semi-gestructureerde interviews. Dat wil zeggen dat er wel een vragenlijst is, maar dat niet alle vragen bestaan uit gesloten vragen met antwoordcategorieën. Sommige vragen zijn open gesteld en kunnen allerlei antwoorden opleveren. Ook informatie die in de loop van het interview zijdelings naar voren komt, maar wel bijdraagt aan een antwoord op de vraag, is ook relevant en moet worden meegenomen. Het is dan de taak van de interviewer om uit een open antwoord de juiste informatie te halen. Vaak betekent dat: • Doorvragen naar meer/achterliggende motieven. • Mensen die uitweiden terugleiden naar de vraag.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
52
•
Uitleggen dat wij niet van de gemeenten zijn en alleen de minimaregelingen onderzoeken.
Het gesprek Goedemorgen /goedemiddag,……… U spreekt met ….van SGBO Spreek ik met mw./dhr.……? Enige tijd geleden heeft u een brief ontvangen van de rekenkamer van uw gemeente waarin uw medewerking werd gevraagd voor een onderzoek naar het gebruik van gemeentelijke voorzieningen voor de minima. Doel van het onderzoek is te achterhalen om welke redenen mensen die in aanmerking komen voor minimaregelingen daar wel of niet (voldoende)gebruik van maken. Daarnaast willen we graag weten aan welke ondersteuning u nog meer behoefte heeft (als het gaat om dit soort regelingen). Heeft u deze brief ontvangen/gelezen? 0
Vindt u het goed dat ik daar nu een aantal vragen over stel? Het interview kost u ca. 20 minuten en komt ten goede aan de dienstverlening van de afdeling sociale zaken van uw gemeente o Persoon spreekt onvoldoende Nederlands om het interview te kunnen houden. o Zo nee: kunnen we een andere afspraak maken? • Zo nee: U bent niet bereid mee te werken? Mag ik vragen waarom? Redenen aankruisen wat van toepassing is: geen interesse in het onderzoek nare tijd achter me gelaten vertrouw het niet slechte ervaringen wil er niks meer mee te maken hebben geen tijd anders, nl………………………………………. • Zo Ja, Datum. ………….. tijd …………… o Afsluiting: Hartelijk dank voor uw tijd
0
Zo ja, dan zou ik u graag eerst wat vragen stellen over u en daarna over uw ervaring met het minimabeleid van de gemeente. Vooraf zou ik voor de duidelijkheid nog willen stellen dat ik een onderzoeker van SGBO ben. Ik werk aan dit onderzoek in opdracht van de rekenkamer van de gemeente en beperk mij tot het onderwerp zoals in de brief vermeld staat.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
53
Vragenlijst
1) Achtergrondgegevens cliënt a) Leeftijd (uitgedrukt in jr.):………………. b) Geslacht Man / vrouw c) Gezinssamenstelling
Alleenstaand Samenwonend/getrouwd Éénoudergezin Met .. kinderen in de leeftijd van……………..
d) En hoe lang woont u al in de gemeente Andijk/Drechterland/Enkhuizen/Wervershoof? (uitgedrukt in jr.): ………………. e) Etnisch culturele achtergrond: (meerdere antwoorden mogelijk)
Nederlands Surinaams Antilliaans Turks Marokkaans Anders, namelijk:…………….
2) U komt in aanmerking voor een of meer minimaregelingen vanwege uw inkomen. Wat voor soort inkomen heeft u? (Op welke grond kan iemand aanspraak maken op minimaregelingen? evt. voorbeelden noemen uit de lijst) Uitkering o WWB o IOAW/IOAZ o WWIK o WW o WAO/WIA o Uitsluitend AOW o AOW met een klein pensioen Gehandicapt (WAJONG) Chronisch ziek Minimum inkomen uit werk
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
54
3) Bent u bekend met de ondersteuningsmogelijkheden die er zijn voor mensen met een laag inkomen, zoals minimaregelingen en kwijtschelding belastingen? Ja (naar vraag 6) Nee (vraag 4) 4) Is er een aanwijsbare reden waarom u niet bekend zou kunnen zijn met het minimabeleid? (bijvoorbeeld: ik woon nog maar net in deze gemeente) Ja, namelijk………………………………………………. Nee 5) Op welke manier (welk medium) zou de gemeente informatie over minimaondersteuning kunnen verspreiden zodat het ook u bereikt? ………………………………………………… Ga door met vraag 19 6) Zo ja, hebt u de afgelopen 3 jaar wel eens een aanvraag ingediend voor een voorziening voor minima en zo ja hoe vaak? (meerdere antwoorden mogelijk) Ja, namelijk: Langdurigheidstoeslag: …….keer Individuele bijzondere bijstand (o.a. medische kosten, duurzame gebruiksgoederen e.d.): …….keer Categoriale bijstand (voor 65+, gehandicapten en chronisch zieken): …….keer (Wervershoof en Drechterland) Kwijtschelding gemeentelijke belastingen: …….keer Schuldhulpverlening: …….keer Collectieve (aanvullende) ziektekostenverzekering: …….keer Vangnetregeling…….keer (alleen in Enkhuizen) Woonlastenfonds……keer (alleen in Enkhuizen) Kerstattentie (alleen in Enkhuizen):……….keer Sociaal Cultureel Bijdragefonds (Enkhuizen)/Minimafonds (Andijk)/Stimuleringsfonds (Drechterland)/ maatschappelijke participatie (Wervershoof)…….keer, was dit voor (meerdere antwoorden mogelijk): o culturele of sportactiviteiten o dagbladabonnement o openbaar vervoer o peuterspeelzaal/tussenschoolse opvang o telefoonabonnement o maaltijdvoorziening o overige, nl.:…….. Overige regelingen, nl:……… : …….keer Nee (vraag 7)
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
55
7) Zo nee, ofschoon u wel bekend bent, wat is dan de reden dat u er geen gebruik van maakt? (mogelijk zijn er meerdere oorzaken/redenen)
Stigmatiserend Schaamte Nog niet zo lang een uitkering Bereikbaarheid van Sociale Zaken (bijv. mensen woonachtig in verzorgingshuis of andere gemeente) Procedure te ingewikkeld Niet in staat geld voor te schieten Taal Niet gunstig/ te weinig voordeel Onafhankelijkheidsgevoel Niet nodig, kom zo ook wel rond Anders, namelijk…………………………………………… Vervolg met vraag 16 8) Was u op het moment van aanvraag cliënt van Sociale Zaken? Ja Nee 9) Maakt u naar uw idee optimaal gebruik van de mogelijkheden die de minimaregelingen bieden? Ja Nee Weet niet 10) Hoe wist u van de mogelijkheden, van het bestaan van de regeling(en)? (meerdere antwoorden mogelijk) Persberichten Weekkrant, Nieuwskrant/brief van de gemeente Kabelkrant/Internet Klantenmap van Sociale Zaken (alleen bij bijstandscliënten Enkhuizen, anderen hebben er geen voor zover ik weet) Huisbezoek bij rechtmatigheidstoets WWB (alleen bij bijstandscliënten) Brief van de gemeente of Sociale Zaken Nieuwsbrief van de Cliëntenraad (is er niet in elke gemeente) Anders, namelijk: …………………
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
56
11) Wat vind u van de informatievoorziening en berichtgeving rond de regelingen? Duidelijkheid Te weinig Voldoende Uitstekend
Volledigheid Te weinig Voldoende Uitstekend
Frequentie Te weinig Voldoende Uitstekend
Omdat, ……………………………………………………………………………………………… ……………………………..……………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………….. 12) Hoe tevreden bent u over de ondersteuningsmogelijkheden die de gemeente biedt met de regelingen? ……………………………………………………………………………………………… .……………………………..……………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………….. 13) Hoe tevreden bent u over de servicegerichtheid bij aanvragen in het kader van de minimaregelingen? …Balie:…………………………………………………………………………………… …Klantmanager…….……………………………..……………………………………… ……………………………………………………………………………………………… …………………….. 14) Zijn de formulieren/en de aanvraagprocedure duidelijk? ……………………………………………………………………………………………… .……………………………..……………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………….. 15) Hoe beoordeelt u de bereikbaarheid van Sociale Zaken die de regelingen uitvoert? ……………………………………………………………………………………………… .……………………………..……………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………….. 16) Wat moet er veranderen om ervoor te zorgen dat u gebruik gaat maken van de minimaregelingen? ……………………………………………………………………………………………… .……………………………..……………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………..
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
57
17) Wat kan door de gemeente worden verbeterd om het gebruik van minimaregelingen te verbeteren? ……………………………………………………………………………………………… .……………………………..……………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………….. 18) Welke regelingen zijn voor uw gevoel overbodig, welke worden gemist? Overbodig:………………………………………………………………………………… Gemist:………………………………………………………………………………… 19) Welke vorm van financiële ondersteuning of andere ondersteuning zou u willen? ……………………………………………………………………………………………… .……………………………..……………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………….. 20) Heeft u hulp nodig met het invullen van aanvraagformulieren, zo ja heeft u daar een oplossing voor gevonden, wie helpt u daarbij? Ja en ik wordt geholpen door…………………………………………………. (bijv. de sociale dienst, een sociaal raadsman, Wonenplus, de buren e.d.) Nee
21) Ben u bekend met de Cliëntenraad in uw gemeente en zo ja maakt u er wel eens gebruik van (geldt alleen voor Enkhuizen, er is een WmoRaad in Andijk en Wervershoof): ? Ja en ik maar er wel/niet gebruik van Nee Tot slot: Hoe gaat het verder: de resultaten van dit gesprek en andere geïnterviewden wordt door SGBO verwerkt tot een rapport, met daarin bevindingen en aanbevelingen. Dat wordt aan de rekenkamer van de vier gemeenten opgeleverd, waarna bepaald zal gaan worden of en welke maatregelen zullen worden genomen om het minimabeleid te veranderen. Hebt u nog een toevoeging aan het gesprek (iets gemist in het interview, laatste opmerking)? ……………………………………………………………………………………………… .……………………………..……………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………….. Hartelijk dank voor dit gesprek.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
58
Bijlage 5 Minimabeleid en niet gebruik Armoede, definitie en koopkrachtontwikkeling Zoals in de inleiding van dit rapport al is aangegeven is armoede een complex verschijnsel met verschillende samenhangende dimensies waarbij het toekomstperspectief een belangrijk onderscheidend kenmerk is. Minimabeleid heeft een brede reikwijdte. In die zin kunnen we spreken van sociale uitsluiting. In engere zin is het een tekort aan financiële middelen. Om met dit laatste te beginnen zien wij de volgende aspecten of regelingen: bijzondere bijstand, kwijtschelding van gemeentelijke belastingen, schuldhulpverlening, collectieve aanvullende ziektekostenverzekeringen, kortingspassen, beleid rond chronisch zieken en gehandicapten, tegengaan niet-gebruik en langdurigheidstoeslag. Doordat er geen categoriale uitzonderingen meer gemaakt mogen worden in de toekenning van de bijzondere bijstand (behalve voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten) zal er een toenemende noodzaak zijn tot individualisering van de toekenningen. De omstandigheden moeten individueel beoordeeld worden, wat een extra beslag zal leggen op de uitvoeringskosten. Om terug te komen op de bredere reikwijdte van armoede kan betoogd worden dat armoedebeleid integraal beleid zou moeten zijn. Door het armoedebeleid integraal te benaderen en rekening te houden met de verschillende aspecten die hieraan verbonden zijn, kunnen gemeenten hun inwoners zo optimaal mogelijk van dienst zijn. De verschillende beleidsterreinen zoals reïntegratiebeleid, onderwijs en zorg mogen naar onze mening niet los van elkaar gezien worden. Zo kan de begeleiding naar werk van (langdurig) werklozen een uitweg uit een armoedesituatie zijn, maar indien de betreffende persoon te maken heeft met problematische schulden, is dat minder vanzelfsprekend. Assertiviteitstrainingen, projecten om pesten op school aan te pakken en de inzet van jongerenwerk kunnen zorgen voor betere kansen voor jongeren (uit traditioneel arme gezinnen en families). Maar ook ouderenwerk met huisbezoeken, formulierenhulp en het instellen van een financiële coach zijn onderdelen van het (brede) minimabeleid. Armoede en armoedebeleving hebben een aantal subjectieve aspecten. Het ene huishouden zal goed uit kunnen komen met het inkomen dat voor handen is terwijl een ander altijd tekort komt. De een zal zich niet arm voelen, al of niet gebruik maken van specifieke voorzieningen en blijmoedig er het beste van maken terwijl voor een ander geldt dat bijvoorbeeld het niet kunnen kopen van merkkleding voor de kinderen als een groot gemis gevoeld wordt. De Denktank armoedebestrijding geeft in haar aanbevelingen in 200444 een aantal typen gezinnen dat risico loopt door langdurig geldgebrek of de dreiging daarvan. Enkele typen zijn: de ‘harde kern’ met intergenerationele overdracht, ook wel sociale reproductie genoemd, van armoede. Deze gezinnen leven al gedurende meerdere generaties in armoede; ‘aan de zijlijn’: vooral eenoudergezinnen en/of tienermoeders die al langere tijd van een minimuminkomen moeten rondkomen; de ‘sappelaars’: hard werken voor weinig geld. Ten slotte nog gezinnen die plotseling veel minder inkomsten hebben of waar 44
Doen en meedoen, aanbevelingen van de Denktank armoedebestrijding om de participatie van kinderen en jongeren uit arme gezinnen te vergroten, september 2004.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
59
armoede een tijdelijk probleem is én gezinnen die feitelijk niet arm zijn maar zich arm voelen. Hier is de armoede veel meer een psychologisch probleem. Landelijk worden voor de afbakening van het minimuminkomen twee methoden gehanteerd. Het CBS publiceert gegevens over het aantal huishoudens met een ‘laag inkomen’. Hierbij is het uitgangspunt de koopkracht van een bijstandsuitkering voor een alleenstaande in 1979, toen deze op zijn hoogst was. De tweede is de zogenaamde beleidsmatige grens die is afgeleid van het sociaal minimum of bijstandsniveau. Dit minimum is in principe gekoppeld aan de loonontwikkeling die als indicator voor de welvaart wordt beschouwd. Omdat beide definities tekort zouden schieten heeft het Sociaal Cultureel Planbureau een derde definitie gegeven waarbij de basisbestedingen zoals voedsel, kleding, wonen e.d. als maatstaf voor een tekortschietend inkomen gelden45. Het armoedebeleid staat hoog op de politieke agenda op zowel landelijk als lokaal niveau. Dit komt niet in de laatste plaats door de economische situatie van de laatste jaren die de armoedeproblematiek extra actueel heeft gemaakt. De koopkracht is afgenomen (gemiddeld 1% in 2004 en 1,5% in 2005) en zoals uit de in december 2007 verschenen Armoedemonitor 200746 blijkt, is het aantal huishoudens met een laag inkomen47 gegroeid van 596.000 in 2002 tot ruim 660.000 in 2005, dit is 10% van alle huishoudens in Nederland. In 2006 waren grote verschillen tussen huishoudens in koopkrachtontwikkeling te constateren. Voor 2007 werd een gemiddelde koopkrachtverbetering van 1% tot 2% verwacht. Dit lijkt voor 2008 echter niet weggelegd. Het Nibud geeft aan dat de lonen wel zullen stijgen, maar ook de kosten van zorg en verschillende accijnzen. Er lijken daarmee wederom net als in 2006 grote verschillen te ontstaan tussen huishoudens. Het aantal lage inkomens daalt de laatste jaren: in 2006 naar ongeveer 9,7% en in 2007 naar 8,3%. De prognose voor 2008 is een verdere daling tot 7,9%. Voor veel mensen is het moeilijk hun financiële huishouding op orde te houden dan wel te krijgen. 17% van de huishoudens geeft aan moeilijk rond te kunnen komen en 10% geeft aan schulden te moeten maken, een verdubbeling in drie jaar. Verschillende landelijke ontwikkelingen maken het er voor veel personen niet eenvoudiger op. Te denken valt aan het wegvallen van de Zalmsnip en verschillende tariefstijgingen die zijn doorgevoerd, bijvoorbeeld voor ziektekosten en energie. Huishoudens met kinderen kampen vaak met hoge school- en vervoerslasten. Bijvoorbeeld onderzoek in Rotterdam48 toont aan dat bijstandsgerechtigden met kinderen nauwelijks kunnen rondkomen van hun uitkering.
45
SCP-werkdocument 126, Naar een nieuwe armoedegrens? Basisbestedingen als maatstaf voor een tekortschietend inkomen, Sociaal en Cultureel Planbureau, augustus 2006.
46 47
Armoedemonitor 2007, Sociaal en Cultureel Planbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek, december 2007. In de armoedemonitor wordt een lage inkomensgrens gehanteerd van 5% boven de normbedragen voor bijstand, AOW en kinderbijslag.
48
Het onderzoek ‘De waarde van de norm’, april 2006.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
60
Het aantal huishoudens met een laag inkomen is onder niet-westerse allochtone groepen ongeveer viermaal zo groot als onder autochtonen, waarbij het armoederisico bij nieuwe groepen allochtonen (Somalische, Afghaanse en Irakese huishoudens) het grootst is. Het moeilijker vinden van werk speelt hierbij een belangrijke rol. Hiertegenover staat de gunstige ontwikkeling van de positie van ouderen. Het percentage lage inkomens is momenteel onder de 65-plussers lager dan onder de nietgepensioneerden. Het aandeel 65-plus huishoudens met een laag inkomen daalde tussen 2000 en 2005 van 12% tot 7%. Dit percentage ligt onder het landelijk gemiddelde van 10%. In 2008 zal dit volgens ramingen verder zijn afgenomen tot iets minder dan 3%. Ouderen hebben inmiddels dus geen verhoogd risico meer op armoede. De 65-plussers hebben vergeleken met jongeren minder te maken met materiële achterstanden en vinden gemakkelijker toegang tot instanties. Overigens ontvangt een behoorlijk aantal ouderen een gekorte AOW vanwege tijdelijk verblijf in het buitenland. Deze groep maakt niet altijd gebruik van de mogelijke aanvulling via de WWB. Op basis van ons doelgroeponderzoek lijkt dit probleem in de vier gemeenten niet of nauwelijks te spelen. Mensen hebben doorgaans een volledige AOW. In een enkel geval was er sprake van een gekorte AOW waar wel een aanvulling via de WWB bij werd ontvangen. Eenoudergezinnen en alleenstaanden tot 65 jaar hebben de grootste kans op armoede. In 2005 hadden vier op de tien eenoudergezinnen met minderjarige kinderen een inkomen onder de lage-inkomensgens. Voor alleenstaanden tot 65 jaar was dit twee op de tien49. Het aantal kinderen dat opgroeit in arme gezinnen is fors. In Nederland leven ongeveer 310.000 ( 9,1%) kinderen en jongeren onder de 18 jaar in gezinnen met een inkomen op of onder de armoedegrens. Hiervan is een groot deel (+ 35%) van niet-westers allochtone afkomst. Aandacht dient ook uit te gaan naar de zogenaamde werkende armen. Van alle werkenden in Nederland hadden er ruim 280.000 (4%) in 2002-2004 een inkomen onder het niveau van het ‘niet-veel-maar-toereikendcriterium’50. Van hen waren er bijna 175.000 werkzaam in een baan voor ten minste 24 uur per week gedurende het gehele kalenderjaar. Zelfstandige ondernemers vormen binnen deze groep de meerderheid (60%). In 2007 zijn enkele maatregelen genomen om de koopkracht te verbeteren: onder andere is de kinderopvang voor de gebruikers goedkoper geworden, de kinderbijslag is verhoogd en de AOW-tegemoetkoming voor gepensioneerden is verhoogd. Het kabinet heeft voor de huidige kabinetsperiode 80 miljoen euro extra vrijgemaakt voor de bestrijding van armoede. Dit geld is met name bedoeld om mensen die al langer in de bijstand zitten en geen perspectief hebben op een baan, een extraatje te geven en voor arme gezinnen met schoolgaande kinderen. Voor die laatstgenoemde gaat het dan om kosten van de aanschaf van computers, vervoerskaarten of lidmaatschapsgelden voor sportverenigingen. Ook 49 50
Armoedemonitor 2007, Sociaal en Cultureel Planbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek, november 2007 In deze variant is in het budget enige ruimte voor uitgaven in verband met sociale participatie. Dit i.t.t. de basisbehoeftenvariant, die gebaseerd is op noodzakelijke en moeilijk vermijdbare uitgaven. Ter vergelijking: in 2005 was de lage inkomensgrens voor een alleenstaande € 870 netto per maand. De besisbehoeftenvariant € 770 en de niet-veel-maar-toereikendvariant € 870.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
61
mag het geld gebruikt worden voor de schuldhulpverlening aan mensen met problematische schulden. Ten slotte is er nogmaals € 80 miljoen beschikbaar gesteld en overgemaakt naar het gemeentefonds voor de aanpak van armoede onder kinderen (motie van Geel). In bijlage 8 wordt aangegeven om welke bedragen het voor de vier gemeenten in Noord Holland gaat. Wetgeving en gemeentelijke taken Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van de in 2004 ingevoerde WWB en ook voor het uitvoeren van lokaal minimabeleid. De invoering van de WWB is gepaard gegaan met de afschaffing van de mogelijkheden van categoriale bijstand anders dan aan ouderen (65-plus), chronisch zieken en gehandicapten. Gemeenten verlenen maatwerk ter aanvulling op het generieke inkomensbeleid van het rijk door onder andere het verstrekken van individuele bijzondere bijstand en regelingen voor maatschappelijke participatie. Op 1 januari 2006 is de nieuwe zorgverzekeringswet ingegaan. Onduidelijk is nog of de stijging van kosten tot een groter beroep op de bijzondere bijstand heeft geleid. Veel gemeenten bieden inmiddels een collectieve (aanvullende) ziektekostenverzekering aan, met name om te voorkomen dat mensen onverzekerd raken. Deze regeling wordt aangeboden in alle vier gemeenten in Noord Holland. Bij het vormgeven van het minimabeleid zijn twee zaken belangrijk. In de eerste plaats in hoeverre de nadruk wordt gelegd op de eigen verantwoordelijkheid van minima om uit te zoeken waarvoor zij inkomensondersteuning kunnen krijgen. De gemeente heeft als taak de mondigheid en daarmee het maatschappelijk participeren van haar burgers te bevorderen. Daarnaast dient de gemeente een actief beleid te voeren om burgers die dit nodig hebben te benaderen en (inkomens)ondersteuning te bieden. De inzet van de eigen gemeentelijke middelen en van (semi)overheidsinstanties van maatschappelijk werk en gezondheidszorg, particuliere (charitatieve) organisaties en de al of niet gevraagde inbreng van cliënten(organisaties) maken een sterke regie door gemeenten noodzakelijk. Gemeenten moeten daarbij rekening houden met de ontwikkelingen in het aantal huishoudens met een laag inkomen en de schuldenproblematiek. Een actuele politieke vraag is of gemeenten wel voldoende aandacht aan minimabeleid geven. Uit onderzoek van Divosa onder haar leden en SGBO onder de gemeenten van de G27 blijkt dat gemeenten veel meer geld uitgeven aan minimabeleid dan het fictief budget bijzondere bijstand in het gemeentefonds. Uit dit laatste onderzoek kwam echter ook naar voren dat de uitvoeringskosten vaak hoog zijn. Onderzoeken hoe het beleid effectiever kan worden uitgevoerd lijkt dus belangrijk. Gemeenten geven veel geld uit aan de uitvoering van het minimabeleid. Uit ons onderzoek onder de G27 bleek dat de uitvoeringskosten, hoewel gemeenten dit niet
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
62
eenduidig konden opgeven vanwege de verwevenheid in de gemeentebegroting, aanzienlijk zijn (minimaal 50% van de totale kosten). Gemeentelijke regelingen en voorzieningen Zoals hiervoor is aangegeven is het met de inwerkingtreding van de WWB gemeenten niet meer toegestaan om categoriale bijzondere bijstand te verlenen. Op deze regel zijn enkele uitzonderingen. De volgende vormen van categoriaal inkomensbeleid blijven in de WWB toegestaan: • Kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en heffingen; • Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering (CAZ) voor minima; • Categoriale regelingen voor 65-plussers (bij 65-plussers speelt de armoedeval geen rol); • Categoriale regelingen voor chronisch zieken en gehandicapten; • Regelingen ter bevordering van de maatschappelijke participatie van mensen met een laag inkomen (stadspassen e.d.), mits deze participatie bestaat uit deelname aan sociaal-culturele, educatieve en sportieve activiteiten. Verder voeren veel gemeenten inkomensafhankelijke regelingen met een categoriaal karakter uit, zoals de individuele bijzondere bijstand, de langdurigheidstoeslag en de schuldhulpverlening. Naast de gemeentelijke regelingen zijn er tal van organisaties die huishoudens met een laag inkomen kunnen ondersteunen. Hierbij kunnen o.a. genoemd worden de voedselbanken, de kerken en organisaties als het Leger des Heils, Stichting Leergeld51 en het Jeugdsportfonds52. Gemeenten kunnen deze organisaties door middel van subsidies ondersteunen. Een belangrijke vraag voor gemeenten is hoe zij het gebruik van voorzieningen kunnen optimaliseren. Nog altijd, en dat is een landelijk beeld, is er sprake van een relatief hoog niet-gebruik door mensen met een laag inkomen van voor hen bestemde regelingen en voorzieningen. Hiervoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen, zoals: • Onbekendheid van de doelgroep met de regelingen; • Bij de doelgroep ervaren ingewikkeldheid van aanvragen; • Mensen zijn wel bekend met regelingen maar willen geen aanvraag indienen; • Gêne bij de doelgroep om bij de sociale dienst binnen te stappen; • Privacyinbreuk ten opzichte van de hoogte van het bedrag dat men kan ontvangen; • De informatie bereikt de doelgroep niet; • Taalproblemen.
51
Gezinnen met financiële problemen kunnen gebruik maken van Stichting Leergeld om hun kinderen van 4 tot 18 jaar zo gewoon mogelijk te laten deelnemen aan onderwijs en buitenschoolse activiteiten. Leergeld biedt financiële ondersteuning voor een aantal kosten. Leergeld ontvangt subsidie van gemeenten, bedrijven, instellingen en particulieren.
52
Het Jeugdsportfonds is een landelijke stichting die lokale initiatieven ondersteunt in een soort franchise formule. Het biedt kansarme kinderen door een financiële bijdrage voor contributie en sportkleding een directe kans om te sporten. En zo de structuur van een nieuwe sociale omgeving en een vangnet tegen afglijden. Bedrijven kunnen zich ook maatschappelijk profileren.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
63
Oplossingen zijn meestal te vinden in het vergroten van de bekendheid, het versimpelen van de regelingen, bestandskoppeling en het ondersteunen van cliënten bij het indienen van een aanvraag. Bij deze maatregelen ligt het voor de hand dat de gemeente informatie vraagt aan en samenwerking zoekt met lokale maatschappelijke organisaties en cliëntenorganisaties. Alvorens over te gaan tot het nemen van nieuwe maatregelen of bestaande maatregelen te intensiveren dienen gemeenten wel voldoende inzicht te hebben in de doelgroep en zoveel mogelijk een eenduidige definitie van armoede te hanteren. Gemeenten zijn niet de enige spelers op het terrein van het minimabeleid. Diverse organisaties zoals fondsen en welzijnsorganisaties bieden minima ondersteuning. De laatste jaren zijn in veel gemeenten voedselbanken opgericht. Onderzoek van Regioplan53 toont aan dat 43% van de huishoudens die hier gebruik van maken eenoudergezin zijn, 83% van de huishoudens heeft schulden.
53
Klantenanalyse Voedselbanken, Regioplan, maart 2006.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
64
Bijlage 6 Bevolkingssamenstelling in de vier gemeenten A. Bevolkingssamenstelling in Andijk
De gemeente Andijk had op 1 januari 2008 6.571 inwoners. Het aantal inwoners is de laatste jaren licht gestegen (ter vergelijking: op 1 januari 2003 waren er 6.390 inwoners), maar in 2007 iets gedaald (6.593). De prognose is dat het aantal de komende jaren zal stijgen tot ongeveer 7.436 in 202054. Tabel 22 geeft de bevolkingsopbouw van de gemeente naar leeftijdscategorieën. Tabel 22 Leeftijd
Bevolkingsopbouw Andijk naar leeftijdscategorieën (per 1 jan. 2007) Absoluut aantal Percentage Percentage landelijk
0-10 jaar
839
12,7
12,0
10-25 jaar
1.163
17,6
18,0
25-45 jaar
1.709
25,9
28,5
45-65 jaar
2.055
31,2
26,9
65-80 jaar
650
9,9
10,8
80 jaar en ouder
177
2,7
3,7
Totaal
6.593
100
100
In vergelijking met de landelijke cijfers kan geconcludeerd worden dat de gemeente Andijk een gemiddelde, relatief wat oudere gemeente is. Het aandeel kinderen tot 10 jaar (12,7 %) is iets hoger dan het landelijk gemiddelde (12,0%). De groepen daarna, 10-25 jaar (17,6%, landelijk 18,0%) en 25 tot 45 jaar (25,9%, landelijk 28,5%) kennen echter een kleiner aandeel in de bevolking dan landelijk het geval is. De groep 45-65 jaar is met 31,2% relatief groter dan landelijk het geval is (26,9%). Het aandeel mensen boven de 65 jaar ligt weer iets lager (12,6% tegen 14,5% landelijk). Uit de prognoses van Primos (Primos staat voor Prognose-, Informatie-, en MOnitoring Systeem) blijkt dat het aandeel ouderen de komende jaren flink zal toenemen. Het aantal mensen van 65 jaar en ouder dat nu 827 (12,6%) bedraagt zal stijgen tot ongeveer 1.600 (21,6%) in 2020. Het aantal kinderen tot 15 jaar zal de komende jaren constant blijven, 18,8% in 2007 en ook in 2020. Tabel 23 geeft de bevolkingssamenstelling naar burgerlijke staat. Tabel 23 Bevolkingssamenstelling gemeente Andijk naar burgerlijke staat (2007) Burgerlijke staat Absoluut aantal Percentage 15 jaar en Percentage ouder landelijk
54
Ongehuwd
2.855
30,1
33,4
Gehuwd
3.117
58,3
52,7
Verweduwden
287
5,4
6,6
Gescheiden
334
6,2
7,3
Totaal
6.593
100
100
Bronnen: CBS Statline en Primos – prognoses 2007. CBS geeft nog geen onderverdeling naar leeftijdscategorie per 1 jan. 2008.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
65
In de gemeente is sprake van een flink hoger aandeel gehuwden (58,3%) dan het landelijk gemiddelde (52,7%). Het totaal aantal huishoudens bedroeg in 2006 in Andijk 2.583 met een gemiddelde grootte van 2,49 personen. Dit ligt boven het landelijk gemiddelde (2,26). Van deze huishoudens zijn 681 eenpersoonshuishoudens (26,4%). Dit aandeel is laag ten opzichte van het landelijk cijfer (35,0%). In Andijk zijn er 1.035 huishoudens met kinderen (40,1%). Dit aandeel ligt ruim boven het landelijk gemiddelde (35,4%). Van de totale bevolking van Andijk zijn 150 mensen (2,3%) niet westers-allochtoon (dat wil zeggen afkomstig uit Turkije, Afrika, Latijns-Amerika of Azië met uitzondering van Indonesië en Japan). Dit aandeel ligt ruim onder het landelijk gemiddelde (10,6%). De grootste te onderscheiden groep betreft Surinamers (absoluut 32, dit is 0,5% van de totale bevolking).
B. Bevolkingssamenstelling in Drechterland
De gemeente Drechterland had op 1 januari 2008 18.825 inwoners. Op 1 januari 2006 zijn de gemeente Drechterland en de gemeente Venhuizen samengevoegd. Het aantal inwoners stijgt de laatste jaren relatief snel (ter vergelijking: op 1 januari 2003 waren er totaal 14.269 inwoners: 6.390 in Drechterland en 7.879 in Venhuizen), hoewel in 2007 dit lijkt afgevlakt (18.596 per 1 januari 2007). De prognose is dat het aantal de komende jaren zal stijgen tot ongeveer 23.350 in 202055. Tabel 24 geeft de bevolkingsopbouw van de gemeente naar leeftijdscategorieën. Tabel 24 Leeftijd
Bevolkingsopbouw Drechterland naar leeftijdscategorieën (per 1 jan. 2007) Absoluut aantal Percentage Percentage landelijk
0-10 jaar
2.390
12,9
12,0
10-25 jaar
3.506
18,9
18,0
25-45 jaar
4.743
25,5
28,5
45-65 jaar
5.600
30,1
26,9
65-80 jaar
1.854
10,0
10,8
80 jaar en ouder
503
2,7
3,7
Totaal
18.596
100
100
De gemeente Drechterland is in vergelijking met de landelijke cijfers een gemiddelde gemeente. Het aandeel jeugd tot 25 jaar (31,8%) is iets hoger dan het landelijk gemiddelde (30,0%). Het aandeel mensen van middelbare leeftijd 45-65 jaar is ook wat hoger (30,1%, landelijk 26,9%). Het aandeel mensen boven de 65 jaar ligt iets lager (12,7% tegen 14,5% landelijk). Uit de prognoses van Primos blijkt dat het aandeel ouderen de komende jaren flink zal toenemen. Het aantal mensen van 65 jaar en ouder dat nu 2.357 (12,7%) bedraagt zal
55
Bronnen: CBS Statline en Primos – prognoses 2007. CBS geeft nog geen onderverdeling naar leeftijdscategorie per 1 jan. 2008.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
66
stijgen tot ongeveer 4.522 (19,4%) in 2020. Ook het aantal jongeren (15-29 jaar) zal stijgen: van 3.134 (16,9%) in 2006 tot 4.345 (18,6%) in 2020. Tabel 25 geeft de bevolkingssamenstelling naar burgerlijke staat. Tabel 25 Bevolkingssamenstelling gemeente Drechterland naar burgerlijke staat (2007) Burgerlijke staat Absoluut aantal Percentage 15 jaar en Percentage ouder landelijk Ongehuwd
8.249
30,7
34,2
Gehuwd
8.823
59,1
51,7
Verweduwden
762
5,1
6,5
Gescheiden
762
5,1
7,6
Totaal
18.596
100
100
Het aantal gehuwden in de gemeente (59,1%) ligt ruim boven het landelijk gemiddelde (51,7%). Het totaal aantal huishoudens in Drechterland bedroeg in 2006 7.113 met een gemiddelde grootte van 2,58 personen. Dit ligt ruim boven het landelijke gemiddelde (2,26). Verreweg de meeste huishoudens (42,5%) hebben kinderen. Dit aantal is een stuk hoger dan het landelijk gemiddelde (35,4%). Het aantal éénpersoonshuishoudens ligt met 23,8% ruim onder het landelijk gemiddelde (35,0%). Van de totale bevolking van Drechterland zijn 374 mensen (2,0%) niet westersallochtoon (dat wil zeggen afkomstig uit Turkije, Afrika, Latijns-Amerika of Azië met uitzondering van Indonesië en Japan). Dit aandeel ligt ruim onder het landelijk gemiddelde (10,6%). De grootste te onderscheiden groep betreft Surinamers (absoluut 64, dit is 0,3% van de totale bevolking).
C. Bevolkingssamenstelling in Enkhuizen
De gemeente Enhuizen had op 1 januari 2008 17.826 inwoners. Het aantal inwoners stijgt langzaam (ter vergelijking: op 1 januari 2003 had de gemeente 17.117 inwoners). De prognose is dat het aantal de komende jaren zal stijgen tot ongeveer 19.348 in 202056. Tabel 26 geeft de bevolkingsopbouw van de gemeente naar leeftijdscategorieën. Tabel 26 Leeftijd
56
Bevolkingsopbouw Enkhuizen naar leeftijdscategorieën (per 1 jan. 2007) Absoluut aantal Percentage Percentage landelijk
0-10 jaar
2.003
11,3
12,0
10-25 jaar
3.251
18,2
18,0
25-45 jaar
5.020
28,2
28,5
45-65 jaar
5.066
28,4
26,9
65-80 jaar
1.843
10,3
10,8
80 jaar en ouder
643
3,6
3,7
Totaal
17.826
100
100
Bronnen: CBS Statline en Primos – prognoses 2007. CBS geeft nog geen onderverdeling naar leeftijdscategorie per 1 jan. 2008.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
67
De gemeente Enkhuizen is in vergelijking met de landelijke cijfers een gemiddelde gemeente. Het aandeel kinderen tot 10 jaar (11,3%) is iets lager dan het landelijk gemiddelde (12,0%). Verder is het aandeel mensen van middelbare leeftijd 45-65 jaar ook wat hoger (28,4%, landelijk 26,9%). Uit de prognoses van Primos blijkt dat de gemeente vergrijst: het aandeel ouderen zal de komende jaren flink toenemen. Het aantal mensen van 65 jaar en ouder dat nu 2.486 (13,9%) bedraagt zal stijgen tot ongeveer 4.286 (22,2%) in 2020. Het aandeel kinderen tot 14 jaar zal bijvoorbeeld dalen van 18,1%) in 2006 tot 15,4%) in 2020. Tabel 27 geeft de bevolkingssamenstelling naar burgerlijke staat in Enkhuizen. Tabel 27 Bevolkingssamenstelling gemeente Enkhuizen naar burgerlijke staat (2007) Burgerlijke staat Absoluut aantal Percentage 15 jaar en Percentage ouder landelijk Ongehuwd
7.976
32,8
34,2
Gehuwd
7.669
52,3
51,7
Verweduwden
938
6,4
6,5
Gescheiden
1.243
8,5
7,6
Totaal
17.826
100
100
Het aantal gehuwden in de gemeente (52,3%) ligt net boven het landelijk gemiddelde (51,7%). Het aantal gescheiden mensen is ook iets hoger (8,5% en 7,6% landelijk). Het totaal aantal huishoudens in Enkhuizen bedroeg in 2006 7.720 met een gemiddelde grootte van 2,27 personen, hetgeen op het landelijke gemiddelde (2,26) ligt. De meeste huishoudens (35,3%) hebben kinderen. Dit aantal ligt ook op het landelijk gemiddelde (35,4%). Evenals het aantal éénpersoonshuishoudens (33,4% en landelijk 35,0%). Van de totale bevolking van Enkhuizen zijn 1.148 mensen (6,4%) niet westers-allochtoon (dat wil zeggen afkomstig uit Turkije, Afrika, Latijns-Amerika of Azië met uitzondering van Indonesië en Japan). Dit aandeel ligt onder het landelijk gemiddelde (10,6%). De grootste te onderscheiden groep betreft Turken (absoluut 379, dit is 2,1% van de totale bevolking). De tweede groep betreft mensen afkomstig uit Marokko (128 resp. 0,7%).
D. Bevolkingssamenstelling in Wervershoof
De gemeente Wervershoof had op 1 januari 2008 8.597 inwoners. Het inwonertal stijgt licht, op 1 januari 2003 waren er bijvoorbeeld 8.470 inwoners. De verwachting is dat het aantal inwoners verder zal stijgen tot ongeveer 8.685 in 2020. Tabel 28 geeft de bevolkingsopbouw van de gemeente naar leeftijdscategorieën.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
68
Tabel 28 Leeftijd
Bevolkingsopbouw Wervershoof naar leeftijdscategorieën (per 1 jan. 2007 57) Absoluut aantal Percentage Percentage landelijk
0-10 jaar
1.131
13,3
12,0
10-25 jaar
1.679
19,8
18,0
25-45 jaar
2.274
26,7
28,5
45-65 jaar
2.323
27,2
26,9
65-80 jaar
871
10,2
10,8
80 jaar en ouder
249
2,9
3,7
Totaal
8.527
100
100
De gemeente Wervershoof is in vergelijking met de landelijke cijfers een gemiddelde wat jeugdige gemeente. Het aandeel jeugd tot 25 jaar (33,1%) is iets hoger dan het landelijk gemiddelde (30,0%). Het aandeel mensen met een leeftijd van 25-65 jaar schommelt rond het gemiddelde. Het aandeel mensen boven de 65 jaar ligt iets lager (13,1% tegen 14,5% landelijk). Tabel 29 geeft de bevolkingssamenstelling naar burgerlijke staat. Tabel 29 Bevolkingssamenstelling gemeente Wervershoof naar burgerlijke staat (2007) Burgerlijke staat Absoluut aantal Percentage 15 jaar en Percentage ouder landelijk Ongehuwd
3.984
32,4
34,2
Gehuwd
3.792
56,4
51,7
Verweduwden
392
5,8
6,5
Gescheiden
359
5,3
7,6
Totaal
8.527
100
100
Het aantal gehuwden in de gemeente (56,4%) ligt ruim boven het landelijk gemiddelde (51,7%). Het totaal aantal huishoudens in Wervershoof bedroeg in 2006 3.247 met een gemiddelde grootte van 2,62 personen. Dit ligt ruim boven het landelijke gemiddelde (2,26). Verreweg de meeste huishoudens (44,1%) hebben kinderen. Dit aantal is een stuk hoger dan het landelijk gemiddelde (35,4%). Het aantal éénpersoonshuishoudens ligt met 25,4% ruim onder het landelijk gemiddelde (35,0%). Van de totale bevolking van Wervershoof zijn 177 mensen (2,1%) niet westers-allochtoon (dat wil zeggen afkomstig uit Turkije, Afrika, Latijns-Amerika of Azië met uitzondering van Indonesië en Japan). Dit aandeel ligt ruim onder het landelijk gemiddelde (10,6%). De grootste te onderscheiden groep betreft Surinamers (absoluut 35, dit is 0,4% van de totale bevolking).
57
Bronnen: CBS Statline en Primos – prognoses 2007. CBS geeft nog geen onderverdeling naar leeftijdscategorie per 1 jan. 2008.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
69
Bijlage 7 Uitvoering armoedebeleid in de vier gemeenten A. Uitvoering armoedebeleid in Andijk
Het minimabeleid in Andijk kent sedert 2004, de invoering van de WWB, de volgende regelingen: • Individuele bijzondere bijstand • Langdurigheidstoeslag (LDT) • Minimafonds = sociale, culturele en sportactiviteiten tot 115% • Kwijtschelding heffingen tot 100% van het sociaal minimum (KGH) • Schuldregeling/sanering • Collectieve Aanvullende Ziektekostenverzekering (CAZ) Tot 2004 had de gemeente ook een regeling duurzame gebruiksgoederen in de bijzondere bijstand, een regeling schoolkosten kinderen 4-18 jaar en een regeling brugpiepers. Deze regelingen zijn met de invoering van de WWB afgeschaft vanwege het categoriale karakter. Individuele bijzondere bijstand Bijzondere bijstand is bedoeld voor mensen die een minimuminkomen hebben en die door bijzondere omstandigheden extra uitgaven moeten doen. Met bijzondere bijstand kunnen deze uitgaven worden vergoed. Een cliënt komt hiervoor in aanmerking als er geen andere regelingen zijn waarvan hij gebruik kan maken. Het college kan beleidsregels opstellen waarmee richting kan worden gegeven aan bepaalde aspecten van de uitvoering. Bij de uitvoering van de bijzondere bijstand staat het principe van “maatwerk” voorop. In beginsel kunnen alle denkbare kosten voor vergoeding in aanmerking komen, zolang maar kan worden aangetoond dat het gaat om kosten die iemand op grond van zijn individuele bijzondere omstandigheden niet kan betalen. Het college kan er ook voor kiezen de kosten die hebben geleid tot deze bijzondere omstandigheden te normeren. In Andijk wordt de bijzondere bijstand onderverdeeld in aanvragen voor periodieke kosten (draagkracht 100%) en voor incidentele kosten (draagkracht 35%). Langdurigheidstoeslag De LDT is met de komst van de WWB in 2004 geïntroduceerd en wordt gefinancierd uit het WWB-inkomensdeel. Het is een toeslag voor mensen die vijf jaar of langer onafgebroken leven van een inkomen op bijstandsniveau en die geen inkomsten uit of in verband met arbeid hebben ontvangen in die periode. Het geld is onder andere bedoeld voor vervanging of aanschaf van spullen die van de uitkering nauwelijks betaald kunnen worden. De belangrijkste voorwaarden voor deze toeslag kunnen als volgt worden samengevat: • Vijf jaar (60 maanden) of langer een inkomen op bijstandsniveau;
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
70
•
In die vijf jaar geen of nauwelijks inkomsten ontvangen uit werk of in verband met werk; • In de afgelopen vijf jaar geen loon, uitkering in het kader van de Werkeloosheidswet (WW) of een uitkering volgens de ziektewet (ZW); • Het vermogen (bijvoorbeeld spaargeld) is in 2007 niet hoger dan € 5.245,-(alleenstaanden) of € 10.490,-- (gezinnen); • Leeftijd tussen de 23 en 65 jaar. Bij toekenning van de LDT worden door de gemeente Andijk de wettelijke bepalingen in acht genomen: 5 jaar ononderbroken op het bijstandsniveau. Mensen die een korte periode inkomsten hebben ontvangen blijven recht houden (max. 3820,- per 5 jaar). Overigens zal de LDT per 1 januari 2009 naar de gemeenten gedecentraliseerd worden. Gemeenten kunnen het beleid LDT dan zelf gaan invullen, bijvoorbeeld door de referteeis te wijzigen. Het aantal aanvragen LDT is in 2005 en 2006 ongeveer gehalveerd t.o.v. 2004. De teruggang kan vooral worden verklaard door de uitstroom van een deel van de potentiële doelgroep naar werk, dat daardoor niet meer aan de voorwaarden voldeed. Vanaf 2007 wordt (landelijk) weer een stijging verwacht, als gevolg van de versoepeling van de voorwaarden. Minimafonds Al vele jaren kent de gemeente het Minifonds dat met name bedoeld is voor de bevordering van sociale, culturele en sportieve activiteiten. De vergoeding is maximaal € 50,- per persoon/gezinslid per kalenderjaar en voor een alleenstaande (éénpersoonshuishouden) € 85,-. Er is ook een regeling voor de kosten van kerktelefoon, voor het telefonisch beluisteren van de kerkdienst. Hiervoor geldt geen maximum bedrag. De werkelijk kosten worden vergoed tegen overleg van bewijsstukken. Aanvragen kunnen ingediend worden tot uiterlijk drie maanden na afloop van het kalenderjaar waarin de kosten zijn gemaakt. Kwijtschelding gemeentelijke heffingen De regeling KGH voorziet in een mogelijke kwijtschelding van de afvalstoffenheffing en de heffing rioolrecht. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van deze regeling ligt bij de afdeling Financiën. De doelgroep van de regeling is kleiner dan bij de overige regelingen. Alleen bij een (meerjarig) inkomensniveau van 100% van de bijstandsnorm kan men een beroep doen op deze regeling. Daarnaast is de vermogenstoets ongunstiger dan bij de bijzondere bijstand. Via ingewikkelde rekenregels wordt het vrij te laten vermogen vastgesteld. De uitkomsten leiden uiteindelijk tot aanmerkelijk lagere vrijlatingsbedragen dan binnen de bijstand. Overigens dient te worden opgemerkt dat bij de kwijtschelding gemeentelijke heffingen, anders dan bij de andere minimaregelingen, de eigen beleidsvrijheid beperkt is.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
71
Schuldregeling/sanering De gemeente koopt schuldhulpverleningstrajecten in bij Plangroep in Hoorn. Het gaat om ongeveer 12 aanmeldingen per jaar. Collectieve Ziektekostenverzekering De gemeente heeft een collectieve basisverzekering en een CAZ afgesloten voor minima met Univé. De gemeente ziet deze voorziening niet als voorliggende voorziening voor de bijzondere bijstand. De mensen die gebruik maken van deze voorziening krijgen een korting van 2% op de premie. Doorlooptijden Wij hebben hier geen informatie over kunnen achterhalen. Voorlichting De gemeente maakt gebruik van een paar klassieke vormen van voorlichting. Maandelijks wordt via de lokale krant en een nieuwsbrief gepubliceerd waar mensen recht op hebben. Informatie is ook op de website van de gemeente te vinden. Huisbezoeken worden zeer summier uitgevoerd. Op het gebeid van schuldhulpverlening wordt geen aandacht aan preventie gegeven, zoals een budgetcursus op school.
B. Uitvoering armoedebeleid in Drechterland
De afdeling Werk en Inkomen (sector Samenleving) voert het beleid uit. De kwijtschelding gemeentelijke belastingen valt onder de sector Middelen, afdeling Financiën. Een goed beeld van de doelgroep minimabeleid ontbreekt, er is sprake van een hoog nietgebruik van voorzieningen. De gemeente richt zich voor verspreiding van informatie over regelingen vooral op de plaatselijke krant en de gemeentegids, maar ook via ouderenbonden en de cliëntenraad WWB. Naar de WWB-klanten worden persoonlijke brieven gestuurd. Wij kunnen hieruit concluderen dat er niet breed reclame wordt gemaakt voor de minimaregelingen. Ook is er geen sprake van een verkorte aanvraagprocedure, dit is wel een wens voor de toekomst. Sinds 2006 bestaat er een cliëntenraad WWB. Hier worden zaken met betrekking tot het minimabeleid besproken. Het minimabeleid in Drechterland kent de volgende regelingen:
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
72
Bijzondere Bijstand Bij de uitkering van bijzondere bijstand wordt draagkracht berekend. Er is geen drempelbedrag, wel een administratieve drempel van €25,-. Zijn de kosten lager dan kan eens per jaar een aanvraag worden ingediend (voor 1 november). De inkomensgrens voor alle regelingen ligt op 100% van het sociaal minimum. Alleen voor de Categoriale Ziektekostenverzekering ligt deze op 115%. Aan de verstrekkingen is geen maximumbedrag verbonden, het beleid kent geen specifieke doelgroepen. De bijzondere bijstand wordt opgedeeld in vier categorieën: 1. Periodieke bijzondere bijstand: zoals alarmeringskosten, huishoudelijke hulp, woonkosten bij eigen woning en huurlasten. 2. Incidentele Bijzondere Bijstand: zoals de kosten van een geboorte van een kind, begrafenisof crematiekosten, kinderopvang, woninginrichtingskosten, peuterspeelzaal, rechtsbijstand, verhuiskosten en schuldhulpverlening. 3. Medische kosten: zoals tandartskosten, brillen en contactlenzen, dieetkosten, gehoorapparaat en pedicure. 4. Categoriale bijzondere bijstand: zoals de pluspremie voor ouderen (gelijk aan het normbedrag van de langdurigheidstoeslag). Stimuleringsfonds Het stimuleringsfonds is een initiatief van de gezamenlijke kerken en de gemeente. Toekenning is afhankelijk van het gezinsinkomen, waarbij de bijstandsnorm in het algemeen en persoonlijke omstandigheden in het bijzonder als uitgangspunten worden genomen. De bijdrage is maximaal €75,- per jaar per persoon, per gezin en per kalenderjaar. Het stimuleringsfonds vergoedt de kosten van: - deelname vereniging; - schoolreisje; - lesgelden met betrekking tot de muziekschool; - zwemabonnement; - peuterspeelzaal. CAZ (Categoriale Ziektekostenverzekering) De gemeente heeft een collectieve basisverzekering en een CAZ afgesloten voor minima met Univé. Verder geen informatie over de hoogte van de tegemoetkoming. Kwijtschelding gemeentelijke belastingen Mensen met een laag inkomen kunnen in aanmerking komen voor kwijtschelding van de volgende gemeentelijke heffingen: - Onroerende- zaakbelasting - Afvalstofheffing - Grafrechten. De kwijtschelding WOZ wordt voor WWB-klanten ambtshalve afgehandeld.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
73
Langdurigheidstoeslag De LDT is met de komst van de WWB in 2004 geintroduceerd en wordt gefinancierd uit het WWB-inkomensdeel. Het is een toeslag voor mensen die vijf jaar of langer onafgebroken leven van een inkomen op bijstandsniveau en die geen inkomsten uit of in verband met arbeid hebben ontvangen in die periode. Het geld is onder andere bedoeld voor vervanging of aanschaf van spullen die moeilijk van het inkomen betaald kunnen worden. Bij toekenning van de LDT worden de wettelijke bepalingen in acht genomen: 5 jaar ononderbroken op het bijstandsniveau en vrijwel geen arbeid verricht. Voor mensen boven de 65 jaar heeft de gemeente een ouderenregeling, welke gelijk is aan de langdurigheidstoeslag (de Pluspremie). Schuldhulpverlening Tot een inkomen tot 150% van het sociaal minimum kunnen de mensen met schulden terecht bij de afdeling Werk en Inkomen. Mensen met een inkomen boven 150% van het sociaal minimum worden doorverwezen naar de kredietbank Alkmaar. Drechterland geeft aan dat er bijna geen aanvragen worden afgewezen (99% wordt goedgekeurd). De doorlooptijd van de aanvragen ligt op 24 dagen. Aanvragen waar medische adviezen voor nodig zijn hebben een langere doorlooptijd. Veel bijstand wordt in natura verstrekt. Voorbeelden hiervan zijn computers en fietsen (als deze nodig zijn om weer aan het werk te gaan). C. Uitvoering armoedebeleid in Enkhuizen
Regelingen Het minimabeleid in Enkhuizen bestaat uit de volgende regelingen: Bijzondere bijstand De bijzondere bijstand is bijstand voor noodzakelijke kosten in bijzondere situaties. Enkhuizen kent in 2003 zowel individuele als categoriale bijzondere bijstand. De “Beleidsregels bijzondere bijstand” zijn voor het eerst begin 2003 vastgesteld. Als gevolg van de invoering van de WWB in 2004, wordt door het Rijk een bedrag in het gemeentefonds gestort, waaruit de uitgaven voor bijzondere bijstand dienen te worden bekostigd. De invoering van de WWB heeft voor de Bijzondere Bijstand verschillende consequenties gehad: Afschaffing categoriale bijzondere bijstand Voor Enkhuizen heeft dit alleen tot gevolg gehad dat de kerstattentie is afgeschaft. De andere categoriale regelingen die in Enkhuizen bestonden (CAZ en bijzondere bijstand voor chronisch ziekten en gehandicapten) blijven ook na de invoering van de WWB mogelijk. Omdat er vrijwel geen gebruik wordt gemaakt van de categoriale bijstand voor chronisch zieken en gehandicapten, is de regeling afgeschaft.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
74
Bijzondere Bijstand Met de invoering van de WWB hebben gemeenten de mogelijkheid om een drempelbedrag in te voeren van maximaal € 107. Op basis van 170 aanvragen per jaar, heeft de gemeente uitgerekend dat de invoering van dit drempelbedrag jaarlijks € 18.000 oplevert. Daarnaast kan bij een inkomen boven de bijstandsnorm, rekening worden gehouden met de draagkrachtruimte. Een percentage van de draagkrachtruimte wordt dan aangemerkt als eigen bijdrage. Het gaat om 100% bij bijstand voor algemene kosten zoals woonkostentoeslag eigen woning en toeslagen levensonderhoud. Bij andere bijzondere kosten past de gemeente een specifieke berekening toe waarbij eerst een bedrag wordt vrijgelaten en van het restbedrag een percentage tussen 17,5% en 35% wordt toegepast. In Enkhuizen wordt het vermogen volledig in aanmerking genomen voorzover dit meer bedraagt dan het buiten beschouwing te laten vermogen zoals beschreven in de WWB. Met het oog op gewijzigde wetgeving en jurisprudentie zijn de beleidsregels voor Bijzondere Bijstand in 2007 herzien. Uitgangspunt in de nota is dat bijzondere bijstand kan worden verstrekt als door bijzondere omstandigheden het inkomen van een individu niet toereikend is voor het betalen van noodzakelijke kosten. Van belang hierbij is wel dat de belanghebbende voor deze kosten geen beroep kan doen op voorliggende voorzieningen en, naar het oordeel van het college, de uitgaven niet uit eigen middelen kan betalen. Ter beoordeling van een aanvraag bijzondere bijstand worden steeds vier vragen gesteld, die in de beleidsregels verder worden uitgewerkt: 1. 2. 3. 4.
Betreft het (aantoonbare) noodzakelijke kosten van het bestaan? Betreft het kosten waarin de algemene bijstand voorziet? Is er sprake van bijzondere omstandigheden? Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige draagkracht?
Verder worden in de beleidsregels de verschillende vormen van bijzondere bijstand onderscheiden (om niet, leenbijstand en borgstelling) en zijn er bepalingen opgenomen voor het vaststellen van de draagkracht. Tenslotte worden de beleidsregels voor de verschillende vormen van bijzondere bijstand neergelegd: -
Bijzondere bijstand voor woonkosten Toeslag levensonderhoud Bijzondere bijstand voor zelfstandigen Studiekosten Kosten van inrichting en verhuizing Bijzondere bijstand voor medische kosten Bijzondere bijstand voor niet-medische kosten
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
75
Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen Sinds 2000 kan aan mensen, die langer dan drie jaar een inkomen op bijstandsniveau ontvangen, bijzondere bijstand worden verstrekt voor duurzame gebruiksgoederen. Het gaat hier om een wasmachine, koelkast, fornuis, bed en geiser. Afhankelijk van individuele omstandigheden, kan ook voor andere duurzame (gebruiks)goederen bijzondere bijstand worden verstrekt. Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering (CAZ) Vanaf 1999 is het voor uitkeringsgerechtigden mogelijk een collectieve ziektekostenverzekering af te sluiten bij Univé. Door deze verzekering worden kosten vergoed die daarvoor onder de bijzondere bijstand vielen. Dit is ook de reden dat door de gemeente een vergoeding voor de premie wordt verstrekt. Kwijtschelding gemeentelijke heffingen Een verzoek om kwijtschelding voor gemeentelijke heffingen kan worden ingediend voor de volgende tegemoetkomende aanslagen: Aanslag onroerende zaak belastingen Onderhoudsrecht begraafplaats Huisvuilrecht van Centraal afvalverwijderingsbedrijf (CAW/SOW) Verontreinigingsheffing en waterschapsheffing van Dienst Centrale Omslagheffing Het verzoek om kwijtschelding wordt beoordeeld door het cluster Fiscaal Juridisch Bestuurssecretariaat Vangnetregeling Dit is een landelijke regeling, die door de gemeente wordt uitgevoerd en door het Rijk volledig wordt vergoed. Als het inkomen met 20% of meer daalt kan pas het jaar daarop aanspraak worden gedaan op (hogere) huursubsidie. Ter overbrugging kan beroep worden gedaan op deze regeling. Woonlastenfonds Het woonlastenfonds bestaat sinds 1999. Vanuit dit fonds wordt aan huurders van zelfstandige woningen een aanvulling op dit huursubsidie (vanaf 2006 huurtoeslag), de vangnetregeling en de woonkostentoeslag verstrekt, waardoor de te betalen netto huur gelijk is aan de normhuur. De maximale inkomensgrens voor deze regeling bedraagt 105% van het Wettelijk Minimum Loon (WML). De Stichting Woondiensten voert de regeling uit voor haar huurders. De overige aanvragen worden door de gemeente afgehandeld. Sociaal Cultureel Bijdragenfonds (SCB) Het Sociaal cultureel bijdragenfonds stamt uit 1994. Dit fonds geeft mensen met een inkomen tot 115% van het sociaal minimum een bijdrage voor identiteitspapieren, sport, cultuur en indirecte kosten onderwijs. Het fonds bestaat uit twee vormen van
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
76
vergoedingen: (1) volledige vergoeding voor zwemlessen en Wonen Plus en (2) maximale tegemoetkoming voor kosten op sociaal, cultureel en educatief gebied. De tegemoetkoming bedraagt € 114 per huishouden en € 45,50 per gezinslid per jaar. Het beleid rondom het fonds is vastgelegd in de verordening sociaal-culturele participatie (2001). Schuldhulpverlening Als het niet lukt om rond te komen van een inkomen, kunnen mensen een beroep doen op schuldhulpverlening. De schuldhulpverlening wordt sinds 1998 uitgevoerd door de Kredietbank Noord-West in Alkmaar. De intake wordt gedaan in samenwerking met maatschappelijk werk, die de budgetbegeleiding voor haar rekening neemt. Langdurigheidstoeslag Met de komst van de WWB is ook de langdurigheidstoeslag ingevoerd. Deze toeslag wordt op aanvraag verstrekt aan belanghebbenden die vijf jaar of langer zijn aangewezen op een bijstandsuitkering en geen arbeidsmarktperspectief hebben. Dit ontbreken van arbeidsmarktperspectief dient op basis van objectieve criteria daadwerkelijk te worden getoetst. De 65-plussers zijn hiervan uitgesloten, zij ontvangen al een hogere bijstandsnorm en kunnen gebruik blijven maken van de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en het Sociaal cultureel bijdragenfonds. Overige relevante ontwikkelingen De volgende ontwikkelingen die in het kader van de uitvoering van het minimabeleid, zijn relevant: Nieuwe overeenkomst collectieve ziektekostenverzekering 2006 Als gevolg van de introductie van het nieuwe zorgverrzekeringsstelsel in 2006 moest de collectieve overeenkomst met Univé worden aangepast aan de nieuwe wetgeving. Hierbij zijn enkele keuzen gemaakt met betrekking tot het eigen risico en de collectiviteitskorting. Het eigen risico wordt vastgesteld op € 0. De volledige collectiviteitskorting op de basisverzekering komt ten gunste van de klant, de collectiviteitskorting op de aanvullende verzekering komt ten gunste van de gemeente. Introductie Klantenmap 2005 De gemeenten Enkhuizen heeft een Klantenmap beschikbaar gesteld voor bijstandsgerechtigden. De map is bedoeld als hulpmiddel waarin alle zaken die met de uitkering te maken hebben kunnen worden bewaard. Daarnaast zijn er folders en andere informatie opgenomen op het terrein van werk, inkomen, minimaregelingen en algemene informatie over rechten en plichten. Intensivering van het beleid rondom schuldhulpverlening 2007 De gemeente heeft een aanvraag ingediend voor een bijdrage uit de Tijdelijke subsidieregeling schuldhulpverlening 2006 van het Rijk. Deze aanvraag is voor een bedrag
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
77
van € 23.000 gehonoreerd. Hiermee worden in 2007 verschillende activiteiten uitgevoerd: cursus budgetbeheer, voorlichting op de Regionale Scholen gemeenschap (RSG) voor mensen met schulden, verstrekken van NIBUD agenda’s en cursussen over schulden voor hulpverleners.
D. Uitvoering armoedebeleid in Wervershoof
Regelingen In Wervershoof worden de volgende minimaregelingen uitgevoerd: • Individuele bijzondere bijstand • Langdurigheidstoeslag (LDT) • Maatschappelijke participatie • Kwijtschelding gemeentelijke heffingen (KGH) • Schuldhulpverlening (SHV) • Collectieve Ziektekostenverzekering (CZ) • Categoriale bijstand voor zieken, gehandicapten en ouderen. Individuele bijzondere bijstand De bijzondere bijstand is voor de gemeente Wervershoof een belangrijk instrument bij de bestrijding van armoede en de bevordering van uitstroom. Voor dit laatste kunnen mensen met een laag inkomen tot 100% van het sociaal minimum een bijdrage ontvangen voor reiskosten, studiekosten, boekengeld, overblijfkosten en kinderopvang. Langdurigheidstoeslag De LDT wordt conform de wet uitgevoerd (zie ook de beschrijving bij de gemeente Andijk). De toeslag voor gehuwden bedraagt € 473,-, voor een alleenstaande ouder € 425,- en voor een alleenstaande € 331,- per jaar. Maatschappelijke participatie De huidige regeling Maatschappelijke participatie is in 2006 ingevoerd. Er was al wel een regeling minimabeleid voor personen van 65 jaar en ouder vanaf 2004. Er kan een bijdrage worden verstrekt voor de kosten van bijvoorbeeld sport, cursussen, lidmaatschap bibliotheek, reiskosten etc. en voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen. Mensen onder de 65 dienen de kosten aan te tonen. Een eerste aanvraag kan ingediend worden voor een totaal aan uitgaven van € 50,-. Een vervolgaanvraag steeds na € 50,- minimaal. De regeling is bedoeld voor mensen met een inkomen tot 120% van het bijstandsniveau. De maximale bijdrage bestaat uit een basisbedrag per huishouden van € 150,- per jaar én een bedrag van € 100,- per jaar per lid van het huishouden (inclusief kinderen jongeren dan 18 jaar). Mensen boven de 65 jaar hoeven geen uitgaven te overleggen en ontvangen voor dit doel per jaar € 350,- voor gehuwden/samenwonenden en € 250,- voor alleenstaanden.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
78
Kwijtschelding gemeentelijke heffingen Personen met een inkomen tot 100% van het sociaal minimum kunnen kwijtschelding van de gemeentelijke heffingen krijgen. De grootste heffing betreft de afvalstoffenheffing. Alle bekende mensen met een AOW uitkering ontvangen tegelijkertijd een aanslag en een kwijtscheldingsbeschikking en hoeven geen aanvraag in te dienen. Andere bij de gemeente bekende personen die tot de potentiële doelgroep behoren ontvangen een aanvraagformulier, deze kan verkort zijn (WWBers) of uitgebreid. Schuldhulpverlening Mensen met schulden kunnen gebruik maken van het volgende aanbod: sanering van bestaande schulden, schuldhulpbemiddeling, budgettering, begeleiding in het nazorgtraject en het voorkomen van het aangaan van (nieuwe) schulden. De uitvoerder van de schuldhulpverlening is Plangroep SHV in Hoorn. De gemeente koopt de diensten in via de gemeente Hoorn. Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering Sinds 1999 wordt een CAZ aan cliënten van Sociale Zaken aangeboden. Deze regeling is in 2004 verruimd naar niet-cliënten WWB met een minimuminkomen tot 115% van het sociaal minimum en in 2006 verder verruimd naar 120% van het sociaal minimum. Vanaf 1 jan. 2006 wordt naast de CAZ ook een collectieve basisverzekering aangeboden met een collectiviteitskorting op de nominale premie. Categoriale Bijstand voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen De regeling categoriale bijstand voor zieken, gehandicapten en ouderen is in 2005 ingevoerd. Personen behorend tot de doelgroep kunnen een bedrag van € 250,- per jaar ontvangen zonder dat zij de extra kosten hoeven aan te tonen. De inkomensgrens is 120% van de bijstandsnorm. Rekening wordt gehouden met het max. vrij te laten vermogen. De meerkosten boven de € 250,- kunnen in het kader van de bijzondere bijstand worden vergoed. Doorlooptijden Uit de door de gemeente verstrekte informatie blijkt dat de doorlooptijden nogal verschillen. In sommige gevallen is de afhandeling binnen een week geregeld. In andere gevallen gaat het om substantieel langere doorlooptijden. Een gemiddelde doorlooptijd kan niet worden gegeven. Communicatie en voorlichting Via een roulatiemap worden medewerkers geïnformeerd over actuele onderwerpen, maandelijks overleg waarbij beleid en uitvoering op elkaar afstemmen. Personen die bijstand ontvangen krijgen bij aanvang van de uitkering diverse informatie in een map over het ontvangen van de uitkering. Via persoonlijke brieven en tijdens
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
79
gesprekken op het gemeentehuis worden wijzigingen en nieuwe onderwerpen bekend gemaakt. De gemeente maakt minimaregelingen bekend in de regionale krant Binding. Ook worden de burgers geïnformeerd via de website van de gemeente. Mensen die bekend zijn bij de gemeente vanwege eerdere aanvragen ontvangen wanneer dit aan de orde is informatie over bijzondere bijstand en kwijtschelding gemeentelijke heffingen. De gemeente maakt gebruik van koppeling van bestanden om mensen beter te kunnen bereiken. Dit geldt echter alleen voor mensen die al bekend zijn bij de gemeenten, andere mensen met een laag inkomen worden op deze wijze niet bereikt. Op de website van de gemeente staan diverse procesbeschrijvingen, w.o. aanvragen bijzondere bijstand, categoriale bijzondere bijstand, langdurigheidstoeslag, de administratieve verwerking van uitkeringen door Sociale Zaken en kwijtschelding gemeentelijke heffingen. Cliëntenparticipatie Tot en met 2004 werd cliëntenparticipatie vormgegeven via een tweejaarlijkse enquête c.q. tevredenheidsonderzoek. Daarbij is de deelnemers ook gevraagd zitting te nemen in de cliëntenraad. Door lage interesse is dit echter niet haalbaar gebleken. In 2004 is een verordening cliëntenparticipatie vastgesteld met als doel minimaal eenmaal per jaar een klantenoverleg te organiseren. Ook hier was de animo te laag voor zodat in 2006 geen initiatieven zijn ondernomen. Eind 2007 is de Wmo adviesraad ingesteld. De cliëntenparticipatie WWB (inclusief minimabeleid) is hierin geïntegreerd. In de adviesraad is namens de doelgroep een vertegenwoordiger geïnstalleerd.
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
80
Bijlage 8 Fictief budget en toevoeging aan het gemeentefonds
Tabel 30
Opgave fictief budget bijzondere bijstand 2004 in € Totaal Bijzondere bijstand
Uitvoeringskosten
Andijk
331.000
84.000
216.000
Drechterland
417.000
106.000
272.000
Enkhuizen
1.201.000
316.000
771.000
Wervershoof
392.000
96.000
260.000
Tabel 31
Toevoeging aan het gemeentefonds armoedebeleid en shv (stand prinsjesdag 2007) in €
Armoede
SHV 2008
2009
2010
2011 e.v.
2007
2008
2009
Andijk
1.047
2.094
12.565
16.753
4.561
2.914
2.375
Drechterland
2.460
4.919
29.515
39.353
11.613
7.420
6.045
Enkhuizen
4.677
9.354
56.126
74.855
24.369
15.569
12.684
Wervershoof
1.299
2.599
15.594
20.792
5.855
3.741
3.048
Tabel 32 Extra middelen via motie van Geel in € Jeugd en Armoede 2008
2009
Andijk
6.000
6.000
Drechterland
15.000
15.000
Enkhuizen
31.000
31.000
Wervershoof
7.000
7.000
SGBO MINIMABELEID IN ANDIJK, DRECHTERLAND, ENKHUIZEN EN WERVERSHOOF
81