Reglement Maatschappijraad ex artikel 19 van de statuten
Algemeen Artikel 1 - Functie reglement 1. Dit reglement geeft nadere voorschriften, welke de Maatschappijraad van Stichting Stadgenoot (hierna ook: “de stichting”) bij de uitoefening van zijn taak in verhouding tot de stichting dient na te leven, zulks ter aanvulling op het bepaalde in de statuten van de stichting d.d. 8 december 2011. 2. Dit reglement regelt voorts de verhouding tussen de Maatschappijraad en het Bestuur van de stichting, zulks ter nadere uitwerking van het bepaalde in artikel 19 van de statuten van de stichting d.d. 8 december 2011. 3. Dit reglement wordt vastgesteld en gewijzigd door de Maatschappijraad, op voorstel van het Bestuur van de stichting. Door ondertekening van dit reglement door het Bestuur van de stichting en door de voorzitter van de Raad van Commissarissen van de stichting verklaren het Bestuur respectievelijk de Raad van Commissarissen van de inhoud van dit reglement kennis te hebben genomen en daarmee akkoord te gaan c.q. daaraan hun goedkeuring te hebben gegeven.
Artikel 2 - Onverenigbaarheden Lid van de Maatschappijraad kan niet zijn: a. Een persoon die deel uitmaakt van het Bestuur en/of de Raad van Commissarissen van de stichting; b. Een persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 610, eerste lid van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in dienst is van de stichting of regelmatig voor de stichting arbeid verricht; c. Een persoon die bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad is van, gehuwd is met, geregistreerd partner is van of een duurzame gemeenschappelijke huishouding voert met: • Leden van het Bestuur en/of • Leden van de Raad van Commissarissen en/of • Personen die een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 610 , eerste lid van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek hebben met de stichting; d. Een persoon die deel uitmaakt van een orgaan van een woningcorporatie in één van de gemeenten waarin de stichting feitelijk werkzaam is; e. Een persoon die deel uitmaakt van het bestuur van huurdersorganisaties; f. Een persoon die alleen of tezamen met anderen belast is met het toezicht of de controle op de stichting; g. Een persoon die deel uitmaakt van het College van Burgemeester & Wethouders of de gemeenteraad van één van de gemeenten waarin de stichting werkzaam is.
Artikel 3 - Samenstelling en profiel / deskundigheid leden Maatschappijraad 1. Bij de samenstelling van de Maatschappijraad wordt er rekening mee gehouden dat de Maatschappijraad een evenwichtige afspiegeling moet vormen van de verschillende deskundigheden uit de maatschappelijke praktijk van de stichting. De Maatschappijraad moet representatief zijn voor de maatschappelijke praktijk van de stichting. Ten behoeve van de samenstelling van de Maatschappijraad is een profielschets opgesteld die als Bijlage II bij dit reglement is opgenomen. 2. De leden van de Maatschappijraad van de stichting dienen te voldoen aan het profiel zoals neergelegd in de profielschets die als Bijlage II bij dit reglement is gevoegd. Er mag zich geen onverenigbaarheid voordoen als bedoeld in artikel 2 van dit reglement. 3. De profielschets als bedoeld in lid 1 en 2 wordt door de Maatschappijraad vastgesteld, daarbij gefaciliteerd door het Bestuur. De Maatschappijraad stelt daarvoor het Bestuur van de stichting in de gelegenheid gekwalificeerd advies uit te brengen. 4. Kandidaten worden getoetst op basis van het onder lid 1 en 2 bedoelde profiel. 5. De Maatschappijraad benoemt uit zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter.
Reglement Maatschappijraad
1
Artikel 4 - Selectie en benoeming 1. De Maatschappijraad bestaat uit een oneven aantal van zeven of negen leden (personen). 2. De Maatschappijraad van de stichting benoemt de leden van de Maatschappijraad op persoonlijke titel (dus niet de maatschappelijke instanties). Voor de selectie van de leden van de Maatschappijraad worden de volgende twaalf terreinen uit de maatschappelijke praktijk van de stichting onderscheiden: • Maatschappelijke zorg / maatschappelijk werk; • Welzijnswerk; • Gezondheidszorg; • Milieu; • Onderwijs; • Levensbeschouwelijke organisaties; • Beroepsorganisaties; • Cultuur, sport en recreatie; • Veiligheid: politie, justitiële diensten; • Organisaties van en voor maatschappelijke groeperingen (jongeren, ouderen, gehandicapten, allochtonen, et cetera); • Stedelijke vernieuwing / ontwikkeling; • Handel / industrie / nijverheid. 3. De Maatschappijraad maakt een keuze uit de voorgedragen en/of aanbevolen personen. De Maatschappijraad stelt daarvoor het Bestuur van de stichting in de gelegenheid gekwalificeerd advies uit te brengen.
Artikel 5 - Kandidaatstelling 1. Tijdig voor elke periodieke benoeming stelt de Maatschappijraad het Bestuur van de stichting in kennis van de vacante zetels in de Maatschappijraad en van het feit dat kandidaten kunnen worden gesteld. 2. Deze bekendmaking geschiedt door een mededeling in ten minste één in de gemeenten Amsterdam veel gelezen huis-aan-huisblad en/of op de website van de stichting alsmede door aankondiging aan en/of in het kantoor van de stichting te Amsterdam. Daarbij worden de eisen voor benoeming genoemd, alsmede de datum waarvoor kandidaten moeten worden aangemeld. 3. Kandidaatstelling voor het lidmaatschap van de Maatschappijraad dient schriftelijk te geschieden onder overlegging van het curriculum vitae van de kandidaat en een verklaring van de betrokken kandidaat dat deze de kandidaatstelling aanvaardt. 4. Een selectiecommissie die bestaat uit twee door de Maatschappijraad uit zijn midden aangewezen leden en de voorzitter van het Bestuur van de stichting, beoordeelt of de kandidaten voldoen aan de eisen voor benoeming. Door de selectiecommissie wordt daartoe met de kandidaten ten minste één gesprek gevoerd.
Artikel 6 – Zittingstermijn en rooster van aftreden 1. De zittingstermijn van leden van Maatschappijraad is vier jaar. Leden van de Maatschappijraad kunnen niet langer dan twee aaneengesloten termijnen van vier jaar (maximaal acht jaar aaneengesloten) deel uitmaken van de Maatschappijraad. 2. Iedere twee jaar treedt de helft van de Maatschappijraad volgens rooster af. Het aftreden van de voorzitter kan niet tegelijkertijd plaatsvinden met het aftreden van de helft van de leden van de Maatschappijraad. 3. De Maatschappijraad stelt een rooster van aftreden op en maakt dit kenbaar aan de leden van de Maatschappijraad door een mededeling in de Maatschappijraad, in ten minste één in de gemeenten Amsterdam veelgelezen huis-aan-huisblad en/of op de website van de stichting. In het rooster van aftreden wordt rekening gehouden met het feit dat de helft van de leden van de Maatschappijraad niet tegelijkertijd met de voorzitter van de Maatschappijraad aftreedt.
Reglement Maatschappijraad
2
Artikel 7 - Schorsing en ontslag leden Maatschappijraad 1. De Maatschappijraad kan een lid van de Maatschappijraad schorsen en/of ontslaan om gewichtige redenen alsmede om redenen dat met het betreffende lid structurele onenigheid van inzichten bestaat, zich een onverenigbaarheid van belangen voordoet of het betreffende lid onvoldoende functioneert, op grond waarvan zijn handhaving als lid van de Maatschappijraad redelijkerwijs niet van de stichting kan worden verlangd. 2. Een besluit tot schorsing en/of ontslag kan slechts worden genomen in een daartoe bijeengeroepen vergadering van de Maatschappijraad. 3. Voor een besluit als bedoeld in het vorige lid is een meerderheid van twee/derde van de geldig uitgebrachte stemmen vereist in een vergadering waarin ten minste de helft van de in functie zijnde leden van de Maatschappijraad aanwezig zijn (betrokkene niet meegerekend). 4. Een besluit tot schorsing en/of ontslag wordt niet eerder genomen dan nadat het lid van de Maatschappijraad over wiens schorsing en/of ontslag wordt besloten vooraf de gelegenheid is geboden om te worden gehoord. 5. De schorsing vervalt van rechtswege indien de Maatschappijraad niet binnen drie maanden na aanvang van de schorsing overgaat tot ontslag op één van de gronden zoals genoemd in lid 1. 6. Een geschorst lid van de Maatschappijraad is niet bevoegd de in de statuten van de stichting en daarop gebaseerde reglementen aan hem toegekende bevoegdheden uit te oefenen.
Artikel 8 - Einde lidmaatschap Het lidmaatschap van de Maatschappijraad eindigt: a. door overlijden b. door periodiek aftreden; c. het bedanken voor de functie; d. wanneer één van de in artikel 2 genoemde onverenigbaarheden zich voordoet; e. door ontslag door de Maatschappijraad op grond van artikel 7.
Artikel 9 - Vergoedingen leden Het Bestuur van de stichting kent aan de leden van de Maatschappijraad een redelijke vergoeding toe voor door hen ten behoeve van de stichting verrichte werkzaamheden. Het Bestuur stelt deze vergoeding vast op voorstel van de Maatschappijraad van de stichting.
Artikel 10 - Voorzitter 1. De voorzitter heeft tot taak het leiden van (voorzitten van) de vergaderingen van de Maatschappijraad. Daarnaast is de voorzitter belast met het: • zorgdragen voor een goed functioneren van de Maatschappijraad; • zorgdragen voor optimale participatie van leden van de Maatschappijraad. Ingeval van afwezigheid van de voorzitter zit de vice-voorzitter de vergadering van de Maatschappijraad van de stichting voor. 2. De voorzitter draagt er zorg voor dat notulen van de vergaderingen van de Maatschappijraad worden opgemaakt. 3. De voorzitter stelt de data van de vergaderingen van de Maatschappijraad in overleg met het Bestuur van de stichting vast. 4. Er dient regelmatig contact plaats te vinden tussen de voorzitter van de Maatschappijraad enerzijds en het Bestuur van de stichting anderzijds.
Artikel 11 - Vergaderingen en werkwijze 1. De Maatschappijraad vergadert ten minste vier maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of twee leden van de Maatschappijraad dit noodzakelijk achten. Voor deze vergaderingen stelt de Maatschappijraad zijn eigen agenda op. 2. Overige vergaderingen van de Maatschappijraad worden belegd wanneer het Bestuur van de stichting dit nodig acht of daartoe volgens dit reglement verplicht is. 3. De voorzitter kan de bij de vergadering aanwezigen geheimhouding opleggen omtrent zaken die de stichting betreffen. 4. Naast de in lid 1 genoemde vergaderingen vergadert de Maatschappijraad ten minste één maal
Reglement Maatschappijraad
3
per jaar met als doel het functioneren van de Maatschappijraad te evalueren, met inbegrip van zijn werkwijze en dit reglement.
Artikel 12 - Taken en bevoegdheden De Maatschappijraad heeft tot taak: a. het gevraagd en ongevraagd adviseren van het Bestuur bij de beleidsvorming en de uitvoering van het maatschappelijk beleid en het oplossen van maatschappelijke problemen rondom het wonen; b. het functioneren als maatschappelijk klankbord voor het Bestuur. 2. Hij tracht dit doel ondermeer te bereiken door: a. Het verstrekken en verkrijgen van informatie; b. Periodiek overleg te voeren met het Bestuur van de stichting; c. Het Bestuur van de stichting gevraagd en ongevraagd te adviseren over nader te bepalen aangelegenheden; d. Zijn werkzaamheden jaarlijks te verantwoorden in een eigen jaarverslag, waarvan de tekst zal worden opgenomen in het jaarverslag van de stichting; e. Ten minste één maal per jaar een vergadering uit te schrijven voor het Bestuur van de stichting, waarin dat bestuur verantwoording aflegt van zijn activiteiten in het verstreken jaar en zijn plannen voor het eerstvolgende jaar bespreekt.
Artikel 13 - Informatie 1. Het Bestuur van de stichting informeert de Maatschappijraad over de gang van zaken in de stichting en over het gevoerde beleid. 2. Het Bestuur van de stichting informeert de Maatschappijraad uit eigen beweging schriftelijk over de daartoe in Bijlage I bij dit reglement vermelde onderwerpen. Het Bestuur van de stichting legt jaarlijks de jaarstukken van de stichting ter verantwoording voor aan de Maatschappijraad. 3. Voorts informeert het Bestuur van de stichting de Maatschappijraad op zijn verzoek schriftelijk over de daartoe in Bijlage I bij dit reglement vermelde onderwerpen. 4. De verplichting, genoemd in de eerste twee leden van dit artikel, geldt niet voor informatie waarvan de verstrekking in strijd is met het bedrijfsbelang van de stichting. 5. Indien de Maatschappijraad aan het Bestuur van de stichting te kennen geeft overleg te willen voeren over de overeenkomstig deze bepalingen verstrekte informatie, stelt het Bestuur van de stichting de Maatschappijraad daartoe in de gelegenheid.
Artikel 14 - Overleg 1. Het Bestuur van de stichting voert overleg met de Maatschappijraad over de hoofdlijnen van het voorgenomen maatschappelijk beleid en de daarbij te nemen strategische beslissingen. 2. De Maatschappijraad en (ten minste één lid van) het Bestuur van de stichting overleggen ten minste drie maal per jaar aan de hand van een door het Bestuur van de stichting opgesteld schema over de onderwerpen zoals genoemd in Bijlage I bij dit reglement. Het hiertoe op te stellen schema wordt tijdig ter goedkeuring aan de Maatschappijraad voorgelegd. 3. Het Bestuur van de stichting en de voorzitter van de Maatschappijraad bepalen gezamenlijk de datum van het overleg. Met inachtneming van het bepaalde in lid 2 van dit artikel stellen het Bestuur van de stichting en de voorzitter van de Maatschappijraad gezamenlijk de agenda voor het overleg vast. De agenda, zo nodig met schriftelijke toelichting, wordt door het Bestuur van de stichting ten minste twee weken vóór het overleg aan de voorzitter van de Maatschappijraad toegezonden. 4. Buiten dit driejaarlijkse overleg en het overleg dat op grond van het elders in dit reglement bepaalde plaatsvindt, kan telkens zowel op verzoek van het Bestuur van de stichting als van de Maatschappijraad overleg plaatsvinden. 5. Het Bestuur van de stichting voorziet in een voorzitter van de overlegvergadering. 6. Van hetgeen tijdens het overleg tussen het Bestuur van de stichting en de Maatschappijraad wordt besproken, worden door de stichting notulen opgesteld die binnen vier weken na het overleg aan de voorzitter van de Maatschappijraad worden toegezonden. Elke overlegvergadering stelt de notulen van de vorige overlegvergadering vast.
Reglement Maatschappijraad
4
Artikel 15 - (Gekwalificeerd) advies 1. Het Bestuur van de stichting stelt de Maatschappijraad ten minste één maal per jaar in staat een advies uit te brengen over het strategisch beleid. 2. Teneinde de in artikel 12 genoemde taken te kunnen uitoefenen heeft de Maatschappijraad het recht om het Bestuur van de stichting gevraagd en ongevraagd te adviseren bij de beleidsvorming en de uitvoering van het maatschappelijk beleid. Dit adviesrecht van de Maatschappijraad betreft een zogenaamd gekwalificeerd adviesrecht hetgeen inhoudt dat het Bestuur van de stichting slechts van het advies van de Maatschappijraad kan afwijken als het Bestuur dat zorgvuldig heeft gemotiveerd / toegelicht. 3. Indien de stichting voornemens is een besluit te nemen ten aanzien van één van de daartoe in Bijlage I bij dit reglement genoemde onderwerpen, stelt zij de Maatschappijraad door middel van een schriftelijke adviesaanvraag gedurende een periode van zes weken in de gelegenheid met haar te overleggen en haar schriftelijk te adviseren over het beoogde besluit, zulks tenzij het bedrijfsbelang van de stichting zich daartegen verzet. De Maatschappijraad en de stichting kunnen de in de vorige zin genoemde periode van zes weken met wederzijds goedvinden verlengen of verkorten. 4. De Maatschappijraad verplicht zich om bij het uitbrengen van zijn advies voorgenomen besluiten van het Bestuur niet alleen te beoordelen op hun maatschappelijke betekenis sec, maar daarbij ook de bedrijfseconomische belangen van de stichting in aanmerking te nemen (balans tussen kosten en opbrengsten, investeringen en waardeontwikkeling). 5. Het Bestuur van de stichting geeft binnen twee weken na ontvangst van het schriftelijk advies van de Maatschappijraad aan, in hoeverre het dit advies zal opvolgen. Als het Bestuur van de stichting het advies geheel of gedeeltelijk niet opvolgt, belegt het Bestuur hierover een vergadering met de Maatschappijraad en zal het de (gedeeltelijke) afwijzing van het advies schriftelijk toelichten / motiveren. 6. De stichting kan de voorgenomen besluiten nemen: • na ontvangst van de schriftelijke mededeling van de Maatschappijraad dat hij geen bezwaar heeft tegen het voorgenomen besluit; • nadat de termijn van zes weken (of de met wederzijds goedvinden verlengde of verkorte termijn), bedoeld in lid 3 is verstreken zonder bericht van de Maatschappijraad; • drie dagen nadat de schriftelijke reactie van de stichting, bedoeld in lid 5 van deze bepaling, door de Maatschappijraad is ontvangen. 7. Het Bestuur van de stichting legt de adviezen van de Maatschappijraad ter kennisneming aan de Raad van Commissarissen van de stichting over. 8. Van de werkzaamheden van de Maatschappijraad wordt door het Bestuur van de stichting verslag gedaan aan de Raad van Commissarissen van de stichting.
Artikel 16 - Voordrachtsrecht zetel Raad van Commissarissen 1. De Maatschappijraad heeft op grond van het bepaalde in artikel 5 van de statuten van de stichting het recht een bindende voordracht te doen voor een zetel in de Raad van Commissarissen van de stichting. De Raad van Commissarissen deelt – bij monde van het Bestuur – van de stichting zo spoedig mogelijk aan de Maatschappijraad mee wanneer een zetel bestemd voor een persoon die door de Maatschappijraad bindend wordt voorgedragen, vrijkomt en nodigt de Maatschappijraad uit een voordracht te doen. 2. Bij een voordracht als in dit artikel bedoeld, neemt de Maatschappijraad de door de Raad van Commissarissen van de stichting vastgestelde profielschets in acht. 3. De voordracht dient binnen twee maanden na dagtekening van de uitnodiging van de Raad van Commissarissen als bedoeld in lid 2 te worden gedaan. 4. Wordt door de Maatschappijraad de voordracht niet binnen de in lid vier genoemde termijn gedaan, dan draagt de Raad van Commissarissen zelf iemand voor.
Artikel 17 - Materiële ondersteuning 1. De kosten die de Maatschappijraad maakt die rechtstreeks samenhangen met en redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de vervulling van de in dit reglement genoemde taken: dit betreft kosten van
Reglement Maatschappijraad
5
vergaderruimten en vergaderfaciliteiten, worden door de stichting gedragen. 2. Over de hoogte van de desbetreffende kosten als bedoeld in lid 1 alsmede over het betalen daarvan door de stichting maken de Maatschappijraad en het Bestuur van de stichting onderling afspraken. 3. De Maatschappijraad kan zich – in overleg met het Bestuur van de stichting – laten bijstaan of worden ondersteund door derden / adviseurs. De kosten van deze derden / adviseurs zullen door de stichting worden gedragen. De Maatschappijraad kan tevens – in overleg met het Bestuur van de stichting – informatie inwinnen bij medewerkers en de Raad van Commissarissen van de stichting.
Artikel 18 - Geheimhouding De Maatschappijraad is verplicht tot geheimhouding van alle aangelegenheden die hij in zijn hoedanigheid verneemt en waarvan hij het vertrouwelijk karakter moet begrijpen. Zaken die nog in het overlegstadium verkeren worden als vertrouwelijk beschouwd. De Maatschappijraad zal deze verplichting tot geheimhouding ook opleggen aan door hem in te schakelen adviseurs.
Artikel 19 - Geschillen 1. Ingeval van een geschil tussen de Maatschappijraad en de stichting over dit reglement, de wijze of de gewenste ontwikkelingen van de tussen hen bestaande verhoudingen, streven de Maatschappijraad en de stichting naar een minnelijke regeling van het geschil. Een geschil is reeds aanwezig indien de Maatschappijraad of de stichting verklaart dat hij / zij een geschil aanwezig acht en dit meedeelt. 2. Indien er tussen de Maatschappijraad en de stichting een geschil van zakelijk inzicht bestaat over de uitvoering van dit reglement zijn de Maatschappijraad en de stichting, indien een minnelijke regeling uitblijft, gehouden het geschil voor te leggen aan de Raad van Commissarissen van de stichting. 3. De Raad van Commissarissen van de stichting stelt het Bestuur van de stichting en de Maatschappijraad in de gelegenheid hun standpunten toe te lichten. 4. Geschillen die voortvloeien uit dit reglement kunnen – indien een minnelijke regeling niet kan worden bereikt, ook niet nadat het geschil daartoe is voorgelegd aan de Raad van Commissarissen – op verzoek van de Maatschappijraad of de stichting of door hen gezamenlijk worden voorgelegd aan een (ad hoc) te benoemen geschillencommissie. 5. De in het vierde lid genoemde geschillencommissie bestaat uit drie personen. De Maatschappijraad en het Bestuur van de stichting wijzen elk een lid aan, deze beide leden wijzen tezamen het derde lid aan. De commissie benoemt uit haar midden een voorzitter. 6. Medewerkers, leden van het Bestuur en de Raad van Commissarissen van de stichting en /of leden van het bestuur van Huurgenoot alsmede personen die rechtstreeks bij het ontstane geschil zijn betrokken, kunnen geen deel uitmaken van de geschillencommissie. Van deelname aan de geschillencommissie kunnen verder worden uitgesloten personen van wie de Maatschappijraad of het Bestuur van de stichting de onafhankelijkheid of zuiverheid van geschilbeslechting op redelijke gronden betwist. 7. De geschillencommissie toetst of de Maatschappijraad en /of het Bestuur van de stichting de bepalingen dan wel de afspraken in dit reglement zijn nagekomen. 8. De geschillencommissie besluit binnen zes weken na haar aantreden over het voorgelegde geschil. Deze termijn kan eenmalig, na schriftelijke en gemotiveerde kennisneming, worden verlengd met maximaal twee weken. 9. De uitspraak van de geschillencommissie is bindend.
Artikel 20 - Reglementen 1. Naast het onderhavige reglement kan de Maatschappijraad reglementen vaststellen, waarin datgene geregeld wordt waarvan de regeling door de Maatschappijraad noodzakelijk of gewenst wordt geacht of de statuten van de stichting niet voorzien. 2. De Maatschappijraad streeft er steeds naar dat de in lid 1 bedoelde reglementen door het Bestuur van de stichting voor akkoord worden ondertekend.
Reglement Maatschappijraad
6
Artikel 21 - Bijlage Als Bijlage I is aan dit reglement gehecht een overzicht van de onderwerpen waarvoor aan de Maatschappijraad een informatierecht als bedoeld in artikel 13, een overlegrecht als bedoeld in artikel 14 en een (gekwalificeerd) adviesrecht als bedoeld in artikel 15 van dit reglement toekomt.
Overgangsbepaling 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 2 en lid 3 en artikel 5 lid 4 van dit reglement worden de leden van de eerste Maatschappijraad bij het inwerkingtreden van dit reglement voorgedragen door een selectiecommissie, bestaande uit (voormalige) leden van de ledenraad van Woningbouwvereniging Stadgenoot en een lid van het Bestuur. De selectiecommissie beoordeelt of de kandidaten voldoen aan de eisen voor benoeming. In afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 2 van dit reglement worden de leden van de eerste Maatschappijraad benoemd door de (voormalige) ledenraad in samenspraak met het Bestuur. 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 1 van dit reglement bestaat de eerste Maatschappijraad bij het inwerkingtreden van dit reglement uit twaalf personen, waarvan de helft minus één (derhalve vijf) (voormalige) leden van de ledenraad van Woningbouwvereniging Stadgenoot zijn. Binnen vier jaar na het inwerkingtreden van dit reglement zal de Maatschappijraad zijn samengesteld met inachtneming van het in dit reglement bepaalde. 3. In afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 5 van dit reglement wordt bij de benoeming van de eerste Maatschappijraad de voorzitter in functie benoemd, die deel uitmaakt van de Maatschappijraad.
Bijlage I: overzicht van onderwerpen Bijlage II: profielschets leden maatschappijraad
Reglement Maatschappijraad
7
Bijlage I: overzicht van onderwerpen Conform artikel 21 van het Reglement van de Maatschappijraad wordt als bijlage I is aan het reglement een overzicht van de onderwerpen gehecht waarvoor aan de Maatschappijraad een informatierecht als bedoeld in artikel 13, een overlegrecht als bedoeld in artikel 14 en een (gekwalificeerd) adviesrecht als bedoeld in artikel 15 van dit reglement toekomt. Op 4 april 2012 hebben de leden van de Maatschappijraad de volgende onderwerpen vastgesteld.
Onderwerp
Informatierecht
Meerjarenplanning • Verbindingen • Benoemen en ontslaan leden RvC • Jaarcijfers (art. 12.2.e en 13.2 reglement MR) • Jaarverslag (art. 12.2.e en 13.2 reglement MR) • Maatschappelijk beleid (art. 14 reglement MR) Begroting (art. 12.2.e reglement MR) Jaarplan (art. 12.2.e reglement MR) Strategisch beleid (art. 14 reglement MR) Ondernemingsplan Statutenwijziging (art. 23 statuten)
Bijlage I: overzicht van onderwerpen
Adviesrecht/overlegrecht
• • • • • •
8
Bijlage II: profielschets leden maatschappijraad Algemeen De Maatschappijraad heeft tot taak: a. het gevraagd en ongevraagd adviseren van het Bestuur bij de beleidsvorming en de uitvoering van het maatschappelijk beleid en het oplossen van maatschappelijke problemen rondom het wonen; b. het functioneren als maatschappelijk klankbord voor het Bestuur; c. de maatschappijraad heeft geen controlerende maar een stimulerende en initiërende taak. De Maatschappijraad bestaat uit een oneven aantal van zeven of negen leden (personen). De maatschappijraad komt minimaal vier maal per jaar bij elkaar. In ieder geval zal advies uitgebracht worden over het jaarplan en de jaarstukken. De vergoeding voor leden van de maatschappijraad zal nog nader bepaald worden. Daarbij zal onderzocht worden wat leden van adviesraden van andere corporaties aan vergoedingen ontvangen. Bij de samenstelling van de Maatschappijraad wordt er rekening mee gehouden dat de Maatschappijraad een evenwichtige afspiegeling moet vormen van de verschillende deskundigheden uit de maatschappelijke praktijk van de stichting. De Maatschappijraad moet representatief zijn voor de maatschappelijke praktijk van de stichting.
Deskundige leden die betrokken zijn bij de stad Leden van de maatschappijraad dienen betrokken te zijn bij stedelijke problematiek en de volkshuisvesting. De maatschappijraad bestaat uit leden die op een van de volgende terreinen – of meerdere terreinen – deskundig zijn: a. Maatschappelijke zorg / maatschappelijk werk b. Welzijnswerk c. Gezondheidszorg d. Milieu e. Onderwijs f. Levensbeschouwelijke organisaties g. Beroepsorganisaties h. Cultuur, sport en recreatie i. Veiligheid: politie, justitiële diensten j. Organisaties van en voor maatschappelijke groeperingen (jongeren, ouderen, gehandicapten, allochtonen, etc.) k. Stedelijke vernieuwing / ontwikkeling l. Handel / industrie / nijverheid
Persoonlijke vaardigheden Naast de genoemde deskundigheden wordt van de leden van de maatschappijraad verwacht dat zij: kennis hebben van maatschappelijke verhoudingen en dat zij zich aantoonbaar maatschappelijk hebben ingezet; • mee kunnen denken en praten over de missie en visie van Stadgenoot; • interesse hebben in de werkzaamheden van Stadgenoot en betrokkenheid hebben met en kennis hebben van sociale volkshuisvesting; • op een bepaald niveau kunnen functioneren; • beschikken over een stevige persoonlijkheid; • beschikken over een aantoonbare vaardigheid om ideeën op papier te zetten, goede mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid; • creatief kunnen denken en doen; • samenwerkings- en resultaatgericht zijn, een constructieve bijdrage leveren aan de maatschappijraad en een open mind hebben;
Bijlage II: profielschets leden maatschappijraad
9
• in het verleden blijk hebben gegeven van een coöperatieve, stimulerende en initiërende instelling en werkhouding; • integer zijn. Uiteraard wordt van de leden een actieve bijdrage verwacht (bij het opstellen van de adviezen). Gestreefd wordt naar een diverse samenstelling van de maatschappijraad, zowel voor wat betreft leeftijd, geslacht, sociale achtergrond en etniciteit.
Onverenigbaarheden De leden van de maatschappijraad mogen geen afhankelijkheidsrelatie ten opzichte van Stadgenoot hebben, maar professionele contacten zullen niet uitgesloten kunnen worden. De volgende personen kunnen geen lid van de Maatschappijraad zijn: a. een persoon die deel uitmaakt van het Bestuur en/of de Raad van Commissarissen van de stichting; b. een persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 610, eerste lid van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in dienst is van de stichting of regelmatig voor de stichting arbeid verricht; c. een persoon die bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad is van, gehuwd is met, geregistreerd partner is van of een duurzame gemeenschappelijke huishouding voert met: • Leden van het Bestuur en/of • Leden van de Raad van Commissarissen en/of • Personen die een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 610 , eerste lid van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek hebben met de stichting; d. een persoon die deel uitmaakt van een orgaan van een woningcorporatie in één van de gemeenten waarin de stichting feitelijk werkzaam is; e. een persoon die deel uitmaakt van het bestuur van huurdersorganisaties; f. een persoon die alleen of tezamen met anderen belast is met het toezicht of de controle op de stichting; g. een persoon die deel uitmaakt van het College van Burgemeester & Wethouders of de gemeenteraad van één van de gemeenten waarin de stichting werkzaam is.
Overgangsbepaling In afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 1 van het reglement van de maatschappijraad bestaat de eerste Maatschappijraad bij het inwerkingtreden van dit reglement uit twaalf personen, waarvan de helft minus één (derhalve vijf) (voormalige) leden van de ledenraad van Woningbouwvereniging Stadgenoot zijn. Uiterlijk vier jaar na het inwerkingtreden van dit reglement zal de Maatschappijraad zijn samengesteld met inachtneming van het in dit reglement bepaalde. De ledenraadsleden die toetreden tot de maatschappijraad dienen te voldoen aan de eisen zoals gesteld in deze profielschets.
Bijlage II: profielschets leden maatschappijraad
10