Regisseur op de dorsvloer ! Pilotstudie Toekomst voor historische Zeeuwse landbouwschuren Mei 2013
1
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
2
Regisseur op de dorsvloer ! Een toekomst voor historische Zeeuwse landbouwschuren Een pilotstudie
Dorp, Stad en Land – Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland Rotterdam/Middelburg, mei 2013 543 PZL 12
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
3
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
4
Inhoudsopgave pagina 1. 2.
3.
Inleiding, conclusie en aanbevelingen De dorsvloer op ! Vijf schuren nader onderzocht:
7 17
- Casus 1: Monumentenstatus, lust of last ? - Casus 2: (On)mogelijkheden van bestemmingsplan - Casus 3: Wonen in een schuur - Casus 4: Duurzaam herbestemmen - Casus 5: Slopen of verplaatsen
19 29 39 49 59
Bijlagen o o
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
Flyer A3 gevouwen Schuren miniposter A3
5
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
6
1. Inleiding, conclusie en aanbevelingen Een samenleving heeft de kwaliteit van de omgeving waarin ze leeft grotendeels in eigen hand. Dat geldt ook voor de Zeeuwen en de manier waarop zij omgaan met het Zeeuwse landschap als leef- en werkmilieu. Zo zijn de grote landbouwschuren al eeuwenlang beeldbepalend in het Zeeuwse landschap. Het zijn iconen van de Zeeuwse agrarische en sociale geschiedenis en ze dragen bij aan een aantrekkelijke woon- en recreatieomgeving en een gunstig vestigingsklimaat voor bedrijven 1 . Investeren in behoud van deze schuren, en daarmee in het waardevolle cultuurlandschap, is lonend (zowel voor het welzijn als de welvaart), maar vraagt wel om een gedeelde (financiële) verantwoordelijkheid van het Rijk, de provincie, de Zeeuwse gemeenten, private partijen en de schuureigenaren. Door deze direct betrokkenen worden al bijdragen geleverd voor behoud, beheer en herstel, maar kennelijk onvoldoende om het verlies van oude, karakteristieke landbouwschuren, en daarmee van de ruimtelijke kwaliteit in Zeeland, te stoppen. De vraag is of de samenleving dit wel voldoende beseft. Aanleiding De problematiek van leegstand en de bijbehorende uitdaging van een goed hergebruik of duurzame herbestemming van (agrarisch) erfgoed is al langer bekend. In het afgelopen decennium heeft deze problematiek veel aandacht gekregen; erfgoedbreed onder andere door het programma Belvedere (‘behoud door ontwikkeling’) en specifiek voor het agrarisch erfgoed door het Jaar van de Boerderij in 2003 en, nu tien jaar later opnieuw door een themajaar. Ook in Zeeland hebben over dit onderwerp diverse activiteiten plaatsgevonden. Zo vonden er onder andere symposia plaats over het behoud van Zeeuwse boerderijen tussen de regels door (BSZ/SCEZ, 2006) en behoud van waardevolle boerderijen tussen praktijk en regelgeving (BSZ, 2009) en verschenen er in 2008 twee rapporten: ‘Cultuurhistorisch waardevolle boerderijen in Zeeland’ (BSZ) en ‘Een toekomst voor de Zeeuwse boerderij’(SCEZ). Ondanks deze aandacht is de verschraling van het Zeeuwse landschap door verval en afbraak van karakteristieke landbouwschuren in de afgelopen jaren niet tot een stoppen gebracht. Er gaan, ondanks soms goede bedoelingen voor behoud en herstel, nog veel dingen mis. Dit laatste kwam goed tot uiting tijdens een themamiddag over historische landbouwschuren in 2010 (SCEZ), bedoeld voor beleidsambtenaren van de Zeeuwse gemeenten. De conclusies en aanbevelingen die naar aanleiding van deze bijeenkomst zijn opgesteld 2 vormden uiteindelijk de aanleiding voor deze pilotstudie.
1
Rapport ‘Duurzame financiering van landschap, een onderzoek naar de financieringsbehoefte van beheer en herstel van waardevolle nationale en provinciale cultuurlandschappen’, KPMG april 2010. 2 Verslag n.a.v. de themamiddag over historische landbouwschuren op 15 september 2010 in Kamperland.
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
7
Onderzoeksmethode De benadering binnen deze pilotstudie was om vooral de eigenaren aan het woord te laten. Wat leeft bij hen? Hoe zien zij de toekomst van hun oude schuren? Wat weten, willen en kunnen ze zelf om verval en/of sloop tegen te gaan? In open keukentafelgesprekken zijn vragen, angsten en ideeën van schuureigenaren geïnventariseerd en gewogen. Wat is wenselijk, haalbaar en realiseerbaar? Wie kan bij het proces meerwaarde toevoegen en wat zijn de verschillende rollen van de betrokkenen? Voor de pilotstudie is gekozen voor vijf geheel verschillende casussen, omdat tijdens het onderzoek al gauw bleek dat de meeste gevallen waarbij de toekomst van historische landbouwschuren veilig gesteld kan worden herleid kunnen worden naar een van de volgende situaties: 1. 2. 3. 4. 5.
Maatregel herbestemmen met een andere functie aanpassen voor voortzetting agrarisch gebruik slopen en reconstrueren (zelfde maatvoering en locatie) slopen en elders herbouwen slopen en niet meer opbouwen (bruikbaar materiaal naar materialenbank)
Voorbeeld in pilotstudie Cadzand en St.-Maartensdijk Aandijkseweg 6, Zaamslag Strijenham en Cadzand Aandijkseweg 1(en evt. 6), Zaamslag Aandijkseweg 6, Zaamslag
De schuren uit de casussen zijn geselecteerd op hun voorbeeldwaarde, elk met een eigen problematiek en oplossingsrichting. Naast tekst en fotomateriaal zijn voor het rapport ook per schuur opnametekeningen gemaakt; de schuren verdienen het om gedocumenteerd te worden en zijn op deze wijze ook onderling goed vergelijkbaar gemaakt (zie bijlage). Bovendien wijst de ervaring uit dat bouwtekeningen een belangrijke functie hebben om de toekomstige mogelijkheden van schuren toegankelijk en meer inzichtelijk te maken. De betrokken eigenaren bleken inderdaad serieuzer naar hun schuur te gaan kijken: de ‘afgeschreven’ gebouwen kregen opeens weer nieuwe waarde!
De bespreking van de casussen in dit rapport geeft een beeld van de stappen die gevolgd zijn en de partijen die betrokken waren. Daarbij moet opgemerkt worden dat elke casus uniek is. Maatwerk is dan ook een voorwaarde voor succesvol hergebruik en herbestemming.
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
8
Conclusie De conclusie van dit pilotonderzoek is dat in theorie ingrediënten aanwezig zijn om een breed toekomstperspectief voor historische landbouwschuren te ontwikkelen, maar dat deze middelen in de praktijk niet (altijd) goed ingezet worden. Een goede operationalisering ontbreekt, met name door het bestaan van barrières bij de ‘hoofdrolspelers’: Gemeenten > Ambtelijk en bestuurlijk krijgt het hergebruik- en herbestemmingsvraagstuk in veel Zeeuwse gemeenten, onder andere door een gebrek aan politiek draagvlak, onvoldoende aandacht. Bovendien is in veel gemeenten de communicatie tussen de diverse betrokken afdelingen (Monumentenzorg/Ruimtelijke Ordening) voor verbetering vatbaar, een belangrijk aandachtspunt met het oog op een snelle en transparante procesgang richting schuureigenaren. Schuureigenaren > Vooral voor agrariërs betekent het eigendom van een historische schuur eerder een last dan een lust. Vaak hebben ze wel gevoel bij de schuur – vooral als deze al generaties lang in de familie is – maar prevaleert begrijpelijkerwijs het bedrijfsbelang. Een historische schuur is dan misschien ‘leuk en aardig’, maar economisch vaak onrendabel. Daarbij schrikken de ingewikkelde en langlopende procedures voor financiële regelingen en de vaak gebrekkige informatievoorziening (door met name overheidsinstanties) m.b.t. toekomstige gebruiksmogelijkheden schuureigenaren vaak af. Ook zien vooral veel agrariërs geen heil in de bestaande financiële regelingen en voeren ze daarentegen liever het (in veel gevallen provisorisch) herstel in eigen beheer uit.
Uit de pilotcasussen blijkt steeds weer dat alle betrokkenen het herbestemmingsproces (te?) complex vinden. Dit resulteert vaak in een afwachtende houding, een sfeer van passiviteit die leidt tot verlies van deskundigheid en een bepaalde mate van gelatenheid. Conclusie: het gebrek aan regie lijkt te leiden tot het onnodige verlies van de voor Zeeland karakteristieke landbouwschuren.
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
9
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
10
Aanbevelingen Op basis van de bevindingen uit het onderzoek doen de auteurs een drietal aanbevelingen: 1. Regisseursrol De hoofdaanbeveling van dit rapport is om binnen afzienbare tijd een centrale regie op te zetten. Een kleinschalig coördinatiepunt waarbinnen mensen, organisaties, kennis en middelen aan elkaar verbonden worden. Van waaruit een positief geluid over de toekomst van historische landbouwschuren wordt verspreid en dat mensen oproept een netwerk te vormen en samen activiteiten te ondernemen die het verval en de verdwijning van de karakteristieke landbouwschuren tegengaat. Het aanstellen van een regisseur en daarmee een deskundige begeleiding gedurende het gehele herbestemmingstraject zou heel wat frustraties bij met name schuureigenaren kunnen voorkomen en ongewenste ontwikkelingen (verval, aantasting van cultuurhistorische waarden) kunnen tegengaan. Er zijn niet méér zusters om het bed nodig. Wel meer zelfredzaamheid bij de eigenaar. Een actieve houding moet beloond worden. Beloning in de vorm van vakkundig advies. We zien een rimpeleffect van goede voorbeelden die tot enthousiasme bij andere eigenaren leidt. Een ‘community’ van agrariërs die affiniteit van het bedrijfsverleden omzet in een nieuw gebruik van historische landbouwschuren. Een gebruik dat door een nieuwe, andere exploitatie een duurzame toekomst voor de historische verschijningsvorm en het materiaal veilig stelt.
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
11
Het is van belang om de eigenaar van de schuur centraal te stellen. Hij neemt de besluiten over de toekomst van de schuur en is ‘eigenaar’ van de oplossing. Maar het proces (inclusief de mogelijke alternatieven) moet wel uitgestippeld en begeleid worden. Daar is een coördinerende instantie of persoon voor nodig, ondersteund door een georganiseerde benadering van zowel de eigenaren als de organisaties die mogelijk hulp kunnen bieden. De nieuwe samenwerking rond de schuur heeft een kleine effectieve kern, die bestaat uit de schuur, de eigenaar en de regisseur. Los van die kern, waarbinnen eerst het basiswerk gedaan moet worden, put de regisseur voor aanvullende kennis en ondersteuning uit een breed veld van flankerende partijen. Deze partijen zijn te vinden binnen de agrarische sector, de financiële en vastgoedmarkt, het bouwvak, erfgoedorganisaties én de lokale en regionale overheid. Per categorie wordt gekeken welke partij het meeste geschikt is, en welke zich het meest betrokken toont bij het onderwerp.
Er wordt expliciet niet voor gekozen de partijen in een regulier vergaderend platform onder te brengen. Dit omdat er in een dergelijke opzet weliswaar veel kennis wordt uitgewisseld, maar vaak ook blijkt dat niemand eigenaar wil of kan zijn van het probleem dat op de agenda staat. De regisseur werkt anders. Zijn of haar netwerk bestaat dan (in willekeurige volgorde) bijvoorbeeld uit vijf tot wel vijftien partijen, die alle op hun geheel eigen wijze te maken hebben met de Zeeuwse landbouwschuren:
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
12
Rijksoverheid (w.o. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) - Provincie Zeeland - SCEZ Erfgoedorganisaties (w.o. Boerderijenstichting Zeeland) - Nationaal Restauratiefonds Belastingdienst - Lokale banken en geldverstrekkers - Makelaars - Architecten(bureaus) - Lokale bouwbedrijven - Restauratie Opleiding Projecten (ROP) - Sloopbedrijven - Midden- en Kleinbedrijf (MKB) - Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (ZLTO). De eerste vijf partijen uit bovengenoemde lijst zijn nu al bekend en in het veld actief. Maar juist de daarna genoemde partijen zijn tot nu toe niet of nauwelijks bij het proces betrokken, en kunnen juist daarom nieuwe inzichten leveren. Partijen staan zo niet langer met de rug naar elkaar, maar vormen in steeds wisselende samenstelling op aangeven van de regisseur een actief en innovatief klankbord voor de schuur en de bijbehorende behoefte. Voor de financiering van de regisseursrol kan gedacht worden aan een bedrag van circa € 20.000,- tot 25.000,- op jaarbasis. Dit bedrag zou mogelijk kunnen worden ‘opgebracht’ door een bijdrage van elk van de dertien Zeeuwse gemeenten, de provincie Zeeland en RCE, marktpartijen én een beperkte eigen bijdrage van de desbetreffende schuureigenaren. In een dergelijke financieringsopzet komt de gedeelde verantwoordelijkheid goed tot uiting. Na het eerste jaar wordt het model geëvalueerd. Rekenvoorbeeld voor en denkbare financiering op jaarbasis: per Zeeuwse gemeente (13) à € 1.250,provincie Zeeland en RCE elk € 1.250,marktpartijen (banken, verzekeraars, makelaars) elk € 1.250,-
€ 16.250,€ 2.500,€ 3.750,-
per schuur wordt tevens van eigenaren een eigen startbijdrage gevraagd van
€
400,-
2. Rol gemeenten De gemeenten spelen een belangrijke rol in de informatievoorziening richting de burger en dus ook naar schuureigenaren met vragen over hergebruik en herbestemming. Vaak is een gemeente voor de schuureigenaar het eerste aanspreekpunt, een deskundige en pro-actieve houding van gemeentezijde is dan ook van wezenlijk belang voor een succesvol herbestemmingstraject. Helaas krijgt het onderwerp in veel Zeeuwse gemeenten niet de aandacht en prioriteit die het behoeft. Een spoedige prioritering op ambtelijk en politiek-bestuurlijk niveau is dan ook gewenst. Hiertoe is het belangrijk de problematiek inzichtelijk te maken en mogelijkheden voor oplossingen aan te dragen, onder andere met behulp van goede, wervende praktijkvoorbeelden. Daarnaast zal de nodige (pers)aandacht gegenereerd moeten worden.
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
13
Veel beleidsambtenaren geven zelf aan dat ze deskundigheid op het vlak van herbestemmingstrajecten missen. Kennisbundeling is dan ook belangrijk. Dit kan in de vorm van een samenwerkingsverband tussen diverse gemeenten, door het maken van een op de Zeeuwse situatie toegepaste handleiding (coaching waarin de ‘route’ wordt aangegeven om een restauratie/ herbestemming te realiseren) en door het inschakelen van een specialist, mogelijk in de vorm van een regisseur. Bovendien is het belangrijk dat de diverse betrokken afdelingen binnen de gemeenten (met name Ruimtelijke Ordening en Monumentenzorg) vragen en voorstellen van schuureigenaren beter op elkaar afstemmen en meer flexibel omgaan met wet- en regelgeving (gebruiken speelruimte in bestemmingsplan, ruime toepassingmogelijkheden voor Nieuwe Economische Dragers (NED’s). 3. Schurenbank Er zijn in Zeeland waarschijnlijk om en nabij de 2.500 cultuurhistorisch waardevolle landbouwschuren (met een waardering A of B in de provinciale boerderij-inventarisatie 3 ). Niet al deze schuren zullen behouden kunnen blijven. Dit is ook niet nodig. Daarentegen is het wel belangrijk dat juist de meest waardevolle exemplaren gespaard blijven. Voor het behoud van deze schuren is het eveneens wenselijk dat historisch bouwmateriaal dat vrijkomt bij sloop elders zoveel mogelijk behouden blijft ten behoeve van hergebruik. Een dergelijke aanpak past in het geval van de Zeeuwse schuren bovendien in een traditie van eeuwen. Bepleit wordt daarom om op korte termijn een regionale of provinciale Schurenbank in te stellen, waar her te gebruiken materiaal van gesloopte historische schuren een weg vindt naar een nieuwe bestemming. Bij het te behouden materiaal valt te denken aan gebinten, spanten, gordingen, pannen, (men)deuren, staldelen, schotten, hang- en sluitwerk en kramerijen. Het materiaal zou op een centrale locatie ondergebracht kunnen worden, bijvoorbeeld bij een gemeentewerf, bij een aannemer of in de droogloodsen van een meewerkende regionale houthandel. Een beheerder voor een dergelijke bank is noodzakelijk, maar deze kan wellicht gevonden worden binnen de provinciale erfgoedorganisaties als Heemschut en de Boerderijenstichting Zeeland. Wellicht kan die beheerder ook via een kleine internetsite het aanwezige materiaal per categorie en inclusief soort en afmeting bekend maken. Particulieren en aannemers die materiaal afnemen van de schurenbank betalen bij afname een (beperkte) bijdrage in de beheerskosten van de bank. De voorgestelde regisseur kan meedenken in de totstandkoming van een Schurenbank. Daarbij dient gebruik gemaakt te worden van de positieve én negatieve ervaringen elders met materiaalbanken, zoals bijvoorbeeld in Amsterdam.
3
Provinciale boerderij‐inventarisatie, uitgevoerd in 2004‐2005 door Stichting Historisch Boerderij‐Onderzoek. In deze inventarisatie is een waardering opgenomen, waarbij A voor de hoogste waardering staat.
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
14
Uitvoering Deze pilotstudie is als samenwerkingsproject uitgevoerd door de stichting Dorp, Stad en Land (DSL) te Rotterdam, adviseurs ruimtelijke kwaliteit, en de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) te Middelburg, het aanspreekpunt en kenniscentrum voor het cultureel erfgoed in Zeeland. Deze twee organisaties zijn al meerdere jaren in het Zeeuwse actief met het verstrekken van informatie en advies over onder andere herbestemming, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit. Voor het huidige project hebben beide organisaties de handen ineengeslagen. De SCEZ beschikt over een multidisciplinair team van monumentenwachters en adviseurs die zich bezighouden met de diverse disciplines van het cultureel erfgoed in Zeeland. Met betrekking tot het agrarisch erfgoed verstrekt zij informatie over onder andere bouwhistorie, regelgeving, vergunningprocedures en financieringsmogelijkheden. De SCEZ kan ook de vraag naar en het aanbod van informatie koppelen, zodat overheden, organisaties en particulieren snel naar de juiste bron worden verwezen. DSL spitst zich toe op integrale advisering over ruimtelijke kwaliteit, herbestemming, monumentenzorg en cultuurhistorie en doet dat vaak op locatie. DSL is ervaren in het beoordelen van regelgeving, het oplossingsgericht betrekken van organisaties en het voeren van adviesgesprekken met eigenaren. Het onderzoek is uitgevoerd gedurende 2012 en begin 2013 en is door de beide initiatiefnemende organisaties grotendeels uit eigen middelen gefinancierd. De provincie Zeeland heeft haar interesse uitgesproken voor het pilotonderzoek en de daarbij horende resultaten. Ter ondersteuning van het project heeft ook zij een financiële bijdrage geleverd. Voor de bouw- en cultuurhistorie nam Marinus van Dintel, adviseur cultuurhistorie en monumenten van de SCEZ de verantwoordelijkheid. De bouwtechnische aspecten en gebruiksmogelijkheden werden onderzocht door Maarten Raaijmakers, architect en adviseur ruimtelijke kwaliteit bij DSL. De coördinatie van het project was in handen van GerhardMark van der Waal. Graag bedanken de auteurs hier ook de heer Kees Fase, die met archiefonderzoek en ideeën voor onderzoeklocaties op Tholen de start van het project mede heeft vormgegeven. Maar zonder goede samenwerking met de eigenaren van de bezochte landbouwschuren was dit onderzoek niet geslaagd. De auteurs bedanken de betrokken personen dan ook hartelijk voor hun medewerking en gastvrijheid. Hun input was onmisbaar. DSL en de SCEZ hopen dat met de resultaten van deze pilot een beknopt, maar helder beeld gegeven wordt van de huidige omstandigheden én toekomstmogelijkheden van historische landbouwschuren in Zeeland. Hopelijk vormt deze pilot een aanzet tot nadere plannen die leiden tot (beter) behoud van de resterende karakteristieke landbouwschuren in Zeeland.
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
15
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
16
2.0 DE DORSVLOER OP ! Er is maar één manier om de problematiek van de schurenleegstand en de bijbehorende uitdaging om deze duurzaam te hergebruiken en herbestemmen te begrijpen; in gesprek gaan met de schuureigenaar en samen kijken naar de toekomstige mogelijkheden en onmogelijkheden voor de schuur. Dat is dan ook wat de auteurs van deze pilotstudie hebben gedaan. Met de eigenaren van vijf historische landbouwschuren (verschillend van vormgeving, maatvoering en gebruik) zijn meerdere gesprekken gevoerd, zowel op de dorsvloer als aan de keukentafel. Een diversiteit aan onderwerpen is hierbij de revue gepasseerd, zoals de bewoningsgeschiedenis van de boerderij, het (on)praktische gebruik van de schuur vroeger en nu, ideeën voor hergebruik of herbestemming en de ervaringen met overheden en erfgoedorganisaties. De auteurs hebben ‘op de dorsvloer’ bovendien bijzondere aandacht gehad voor de bouwhistorie, de bouwkundige constructie en de staat ervan, de eventueel huidige bedrijfsvoering en het erf en de directe omgeving. In dit hoofdstuk worden vijf casussen beschreven. In elke casus komt aan de hand van een historische landbouwschuur een specifiek thema aan bod. De beschrijvingen zijn per schuur onderverdeeld in drie onderwerpblokken: A. Content, problematiek en mogelijkheden, B. Advies en C. Feitelijke gegevens. De besproken landbouwschuren zijn gelegen in Cadzand (3), Sint-Maartensdijk (4), Strijenham (2) en in Zaamslag (1 en 5).
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
17
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
18
2.1 MONUMENTENSTATUS LUST OF LAST ? Boerderij Aandijkseweg 6 te Zaamslag A. Content, problematiek en mogelijkheden Zeeland kent circa 175 boerderijen met een beschermde status. Het merendeel hiervan, ruim 150 stuks, is rijksmonument. Niet al deze boerderijen bevinden zich in een goede onderhoudsstaat. Ook enkele rijksbeschermde landbouwschuren, en dan met name schuren met een agrarische bestemming, behoeven op korte termijn aandacht. Een beschermde status biedt nu eenmaal geen 100% garantie voor behoud. Want zelfs meer dan niet-beschermde objecten worden er aan gemeentelijke en rijksbeschermde landbouwschuren speciale eisen gesteld aan de kwaliteit van onderhoud en restauratie. Doorgaans zijn de bouwmaterialen duurder en de werkzaamheden arbeidsintensiever. Vandaar dat de eigenaren een bijdrage in de kosten, in de vorm van een subsidie of lening, kunnen aanvragen. In de praktijk blijken echter niet alle eigenaren hiervan gebruik te maken. Zij geven de voorkeur aan (kleinschalig) onderhoud en herstel in eigen beheer of geven bij te beperkt gebruik van de schuur de natuurelementen vrij spel. Ingewikkelde aanvraagprocedure en hoge kosten Voor een particulier eigenaar is het zelfstandig aanvragen van een lening of subsidie vaak (te) ingewikkeld en tijdrovend. Ook brengen de in te dienen bescheiden aanzienlijke kosten met zich mee, terwijl vooraf niet bekend is of de aangevraagde lening of subsidie toegekend zal worden. Daarnaast blijkt de te verkrijgen lening of subsidie niet altijd toereikend om de kosten van onderhoud of restauratie te dekken. Deskundige en laagdrempelige advisering in een vroeg stadium is dan ook een belangrijke voorwaarde voor succes. Maar ook de wil en wensen van de eigenaar en de voorwaarden voor het verkrijgen van financiële middelen kunnen doorslaggevend zijn. Dit blijkt uit het relaas van de familie Kalisvaart-Dekker, eigenaar van de boerderij aan de Aandijkseweg 6 in Zaamslag. Ruim vijfentwintig jaar lang heeft de familie in eigen beheer klein onderhoud aan de monumentale landbouwschuur gepleegd. Het riet van de kap werd in gedeelten vervangen en een vervallen gevelgedeelte werd opnieuw opgetrokken. Van de mogelijkheid om een subsidie bij het Rijk aan te vragen werd geen gebruik gemaakt, onder andere omdat de werkzaamheden niet (gedeeltelijk) in eigen beheer mochten worden uitgevoerd. Door deze voorwaarde vond de familie de eigen bijdrage voor restauratie te hoog uitvallen. Daarnaast was de aanvraagprocedure naar de mening van de eigenaars te complex en te langlopend en hadden ze moeite met een relatief hoge voorinvestering.
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
19
Aandijkseweg 6, de feiten De uitgevoerde kleinschalige herstelwerkzaamheden van de afgelopen decennia hebben verder verval niet kunnen tegengaan. De schuur is nog beperkt in gebruik als stalling voor schapen, balen hooi en stro en enkele kleine werktuigen. De grotere werktuigen staan gestald in een loods bij familie die in de directe nabijheid boert. De familie Kalisvaart-Dekker heeft besloten geen herstel of onderhoud meer aan de rijksmonumentale schuur te plegen. De te maken kosten hiervoor wegen niet op tegen het (geringe) gebruiksgemak; voor de moderne, grotere werktuigen zijn de mendeuropeningen nu eenmaal te smal, daarbij vormen de gebintstijlen obstakels (draaicirkel). Met de bouw van een nieuwe damwandloods zullen zowel de schapen als het bedrijfsmaterieel comfortabel en functioneel gestald kunnen worden. Op het begin 2012 ingediende principeverzoek voor bouw van de loods bij de gemeente Terneuzen is, onder voorwaarden, positief geadviseerd. In het commissievoorstel om de oppervlakte van de nieuwe loods beperkter te houden en zo de monumentale schuur nog zoveel mogelijk in gebruik te houden kan de familie zich niet vinden. Van overheidswege verwacht ze geen substantiële financiële bijdrage meer, daarbij is het verval van de schuur inmiddels ook te ver doorgezet. Zowel de bouwkundige staat als de financiën komen nogmaals ter sprake bij een locatiebezoek door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, de Provincie, de gemeente Terneuzen en de SCEZ in juli 2012. Alle aanwezigen zijn onder de indruk van de slechte onderhoudsstaat van de monumentale schuur. Toch worden van diverse kanten nog ideeën voor hergebruik geopperd. De aanwezigen zijn het er echter over eens dat restauratie en hergebruik in de praktijk nagenoeg onhaalbaar zal zijn, ook omdat de eigenaars vastbesloten zijn om alleen in een nieuwe damwandloods te investeren. Hiermee lijkt het lot van de oudst bekende stenen landbouwschuur in Zeeland bezegeld. Het wachten is op ineenstorting en/of sloop. De eigenaar aan zet Medio 2012 wordt door de gemeente Terneuzen een bouwvergunning afgegeven voor bouw van de nieuwe damwandloods. Deze loods laat de familie Kalisvaart-Dekker in november 2012 plaatsen voor een totaalbedrag dat lager uitvalt dan de geschatte kosten voor het rietdekken van de monumentale schuur (ca. 100.000,-). Met de bouw van de loods als werktuigberging en schapenloods heeft de historische landbouwschuur zijn agrarische functie volledig verloren en is de kans op een financiële injectie tot nul gereduceerd. De monumentale schuur, waarvan bij het locatiebezoek in februari 2013 bleek dat het verval gestaag had voortgezet, kan dan ook als verloren worden beschouwd. De familie Kalisvaart-Dekker heeft aangegeven op korte termijn bij de gemeente Terneuzen een sloopvergunning voor de schuur te zullen aanvragen. Documentatie van de schuur (middels deze pilot) en behoud van historisch bouwmateriaal lijkt in dit geval het hoogst haalbare.
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
20
B. Advies Mogelijkheden en onmogelijkheden van hergebruik/herbestemming
Voorkeursoptie: Restauratie en agrarisch hergebruik als werktuigberging Via verkleining/optimalisatie van binnenruimte is beter gebruik ook denkbaar Rijksmonumentale monumentenstatus schuur kan aanpassing in de weg staan Nieuwbouwinvestering levert meer rendement dan een herstelinspanning ? Realiteit : Achterstallig onderhoud, schade, verder verval en uiteindelijk sloop
Behoefte De familie Kalisvaart-Dekker had in het verleden behoefte aan een goede begeleiding bij het aanvragen van subsidiegelden vanuit het Rijk (aanvraag werd als complex en langlopend ervaren). Daarnaast vindt zij versoepeling van de voorwaarden voor het verkrijgen van subsidiegelden wenselijk, aangezien de eigen financiële bijdrage in de regelingen vaak nog als te hoog werd en wordt bevonden. De monumentenstatus is met deze voorwaarden voor de familie duidelijk een last. Wat overblijft is herstel in eigen beheer (zonder bemoeienis van het Rijk), zolang dit soelaas biedt. Voorwaarden voor een succesvol hergebruik van een monumentale schuur Een eigenaar die zich (financieel) verantwoordelijk voelt voor het behoud van de eigen landbouwschuur en zich goed laat informeren over de diverse (on)mogelijkheden en regelingen van hergebruik Een gemeente die beleid ontwikkelt voor agrarisch erfgoed, dit beleid duidelijk maakt aan initiatiefnemers en zich pro-actief en flexibel opstelt bij het begeleiden van agrarische herbestemmingstrajecten Een provincie die een regisseursfunctie voor agrarische hergebruik- en herbestemmingstrajecten mogelijk maakt en door middel van gerichte financiële regelingen deze trajecten voor eigenaren laagdrempelig maakt Het Rijk dat zorgt voor eenvoudige en kortlopende (aanvraag)procedures voor financiële regelingen en daarbij voor de eigenaren realistische voorwaarden stelt.
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
21
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
22
C. Feitelijke gegevens Algemene beschrijving schuur De historische landbouwschuur maakt deel uit van een boerderijencomplex dat is gelegen op een kreekrug in de Aandijkepolder, ten noordoosten van de bebouwde kom van Zaamslag. Het complex bestaat naast de historische landbouwschuur uit een 18e eeuws woonhuis en een moderne garage. De landbouwschuur staat haaks op het woonhuis, met een kopgevel naar het noordwesten gericht. Het heeft een rechthoekige plattegrond onder een schilddak dat gedekt is met riet. De schuur heeft twee dwarsdelen, twee stel mendeuren (onder een opgewipt dak) in beide lange gevels verlenen toegang hiertoe. Eveneens bevinden zich in de schuur stallen voor kleinvee en paarden en een piezel. De gevels van de schuur zijn volledig in baksteen opgetrokken, met gebruik van rode handmatige steen in kruisverband. De noordwestelijke kopgevel is symmetrisch, de zuidoostelijke daarentegen asymmetrisch. In de tweede helft van de 19e-eeuw heeft een uitbreiding in noordwestelijke richting plaatsgevonden. De houtconstructie bestaat grotendeels uit grenen etagegebinten van het type dekbalkgebint, met tweezijdig overstekende bovenste gebintbalk. De spantconstructie bestaat uit schaarspanten met geschoorde, horizontale balken.
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
23
Bijzonder aan deze schuur is dat hij al in de 18e eeuw van bakstenen gevels is voorzien. De toepassing van bakstenen gevels vond in Zeeland over het algemeen pas vanaf circa 1900 plaats. Daarnaast is de, tegenwoordig ín de schuur gesitueerde, oorspronkelijke noordwestelijke kopgevel waardevol. Dit omdat deze een goede indruk geeft van de oorspronkelijke grootte van de schuur en de uitbreiding in de tweede helft van de 19e-eeuw. Gebruik schuur Door de eeuwen heen heeft de schuur vooral dienst gedaan als opslagplaats voor hooi en stro. Daarnaast waren er stallen voor kleinvee en een aantal paarden. In de tweede helft van de 20e eeuw werd er ook klein landbouwmaterieel in de schuur gestald. Maar vanaf de jaren 70 van de 20e eeuw werden de mendeuren te smal voor de steeds groter wordende bedrijfswerktuigen, zoals tractoren en combines. De schuur werd steeds onpraktischer in het gebruik; naast balen hooi en stro werden er alleen nog kleine werktuigen en een aantal schapen in gestald. Grotere werktuigen werden bij familie verderop in de straat gestald. Meer en meer werd de schuur zo aan de agrarische bedrijfsvoering onttrokken. Bewoningsgeschiedenis boerderij De familie Kalisvaart-Dekker woont sinds 1985 op de boerderij aan de Aandijkseweg 6. De vader van mevrouw Kalisvaart-Dekker kocht in 1965 de toen reeds als rijksmonument aangewezen boerderij uit de nalatenschap van zijn ongetrouwd gebleven ooms en tantes. Het woonhuis stond tussen 1965 en 1980 leeg, de 18e eeuwse landbouwschuur was in die periode met name in gebruik als opslagplaats voor hooi en stro. Rond 1980 besloot de familie Kalisvaart-Dekker om zelf op het erf te gaan wonen. Een aangevraagde sloopvergunning voor het zwaar vervallen woonhuis werd geweigerd en na een juridisch getouwtrek met de Rijksdienst besloot de familie het huis op te knappen. Dit duurde bijna vijf jaar. De schuur bevond zich in die tijd in een goede onderhoudsstaat, het rieten dak werd regelmatig in eigen beheer hersteld, onder andere met riet uit nabijgelegen sloten en kreken. Ook werden herstelwerkzaamheden soms uitbesteed, doordat hierbij soms inferieur materiaal of verkeerde technieken werden gebruikt (onder andere ijzerdraadjes voor rietleggen) was het resultaat echter niet altijd duurzaam. Het verval van de schuur zette in. Aangezien de schuur steeds minder praktisch in het gebruik werd maar de herstelkosten daarentegen steeds hoger leken uit te vallen, besloot de familie het onderhoud van de schuur te stoppen. Een nieuwe damwandloods moet uitkomst brengen.
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
24
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
25
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
26
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
27
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
28
2.2 (ON)MOGELIJKHEDEN VAN EEN BESTEMMINGSPLAN Boerderij Scheldestraat 12 te Strijenham (Poortvliet, Tholen) A. Content, problematiek en mogelijkheden In een tijd dat steeds meer historische landbouwschuren (grotendeels) in onbruik raken is het van belang om bij vrijkomende schuren tijdig de mogelijkheden van hergebruik en herbestemming na te gaan. Bij het verkennen van deze mogelijkheden blijkt vooral de bestemming nogal eens problemen op te leveren. In de regel rust op een landbouwschuur een agrarische bestemming, een bestemming die diverse nieuwe (woon- en werk)functies uitsluit. Vanwege de beperkingen is het dan ook vaak wenselijk dat bij vrijkomende landbouwschuren de bestemming in het vigerende bestemmingsplan gewijzigd wordt. In de praktijk blijkt de politiek echter niet altijd hiertoe bereid te zijn. Een wijziging of vrijstelling van de bestemming kan nu eenmaal een precedentwerking en/of ongewenste (infrastructurele) ontwikkelingen zoals een toename van de verkeersstroom tot gevolg hebben. Het denken in kansen in plaats van problemen (en daarmee het streven naar een win-win situatie) blijft in deze het belangrijkste uitgangspunt bij het vinden van nieuwe functies voor, en daarmee het behoud van, agrarisch erfgoed. Houding van gemeente bepalend Hoewel cultuurhistorie sinds kort door de Modernisering van de Monumentenzorg (MoMo) moet worden meegenomen bij het opstellen van bestemmingsplannen, is de praktische uitwerking ervan nog weinig zichtbaar. In veel oudere bestemmingsplannen wordt in de regel weinig over cultuurhistorie gerept, in menig recent opgesteld bestemmingsplan wordt het onderwerp aangestipt, maar onvoldoende uitgewerkt. Een proactieve benadering van de gemeente, waarbij creatief wordt meegedacht om een gewenste ontwikkeling te stimuleren, is echter van belang voor het behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en landschapselementen. Starre regelgeving kan daarentegen leiden tot ongewenste ontwikkelingen, zoals blijkt uit het voorbeeld van de historische landbouwschuur op adres Scheldestraat 12 in de buurtschap Strijenham op Tholen. De eigenaars, de zussen Corrie en Adrie van der Slikke, besluiten in 2011 om schuur en bijbehorende woning te koop te zetten. Bewoonster Adrie van der Slikke vindt het tijd worden om de verouderde woning in te ruilen voor een nieuwbouwappartement in Sint Philipsland, daarbij is de schuur al langere tijd alleen maar in gebruik als opslagplaats voor oude bouwmaterialen. Ondanks de slechte staat van onderhoud van beide objecten, dienen zich al gauw diverse potentiële kopers aan, ook voor de schuur.
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
29
Niet om het object te slopen, maar om het juist op te knappen en het vervolgens een functie te geven van autostalling, buurthuis of Bed & Breakfast-accommodatie. Het blijft echter bij plannen, mede doordat de gemeente Tholen zich gereserveerd opstelt ten aanzien van nieuwe functies voor de landbouwschuur. Een wijziging van de (agrarische) bestemming blijkt voor de gemeente geen optie, aangezien dit ongewenste ontwikkelingen voor de buurtschap teweeg zou kunnen brengen (een opstelling die uiteindelijk mede leidt tot het verdwijnen van de schuur uit het hart van de buurtschap Strijenham). Scheldestraat 12, de feiten Direct nadat de zussen Van der Slikke de boerderij te koop hebben gezet, tonen diverse personen belangstelling voor de historische landbouwschuur. Deze potentiële kopers zien uiteindelijk van aankoop af, onder andere doordat de gemeente Tholen de agrarische bestemming niet van de schuur wil halen. Hierdoor blijven de mogelijkheden van hergebruik/herbestemming van de schuur beperkt, té beperkt om een financiële injectie lonend te maken. Gesprekken met de gemeente over een bestemmingswijziging, onder andere door verkopend makelaar ZLTO Vastgoed leiden niet tot resultaat. Een nieuwe eigenaar blijft uit en het verval van de schuur zet door. De slechte staat van onderhoud van de schuur wordt bevestigd tijdens de opname van schuur in het kader van dit pilotonderzoek, op 23 november 2011. Daarbij blijkt het hoge houtje-touwtje-gehalte van de hoofdconstructie (gebinten en spanten) een restauratievariant lastig én financieel nauwelijks haalbaar te maken. Bouw van een volledig vergelijkbaar nieuw schuurvolume met hoofdvorm als de bestaande op dezelfde locatie lijkt beter en realistischer. Bij deze optie zal de (nieuwbouw)schuur de functie van ‘landmark’ van de buurtschap behouden. De eerste conclusies liggen nog maar net op tafel, als op 1 januari 2012 bij stormachtige wind een deel van het schuurdak instort. Twee dagen later valt eveneens de westelijke kopgevel om. Uit veiligheidsoverwegingen wordt in overleg met een van de eigenaren besloten de schuur per direct te slopen. Wat uiteindelijk overblijft is een gapende leegte, in het hart van Strijenham. De eigenaar aan zet Op 23 november 2011 wordt in het kader van de pilot een bezoek gebracht aan de Scheldestraat in Strijenham. De schuur wordt ingemeten en gefotografeerd en tevens vindt er een gesprek plaats met Adrie van der Slikke en haar neef Guus Verburg. Uit het gesprek blijkt al gauw dat Adrie zeer begaan is met de boerderij aan de Scheldestraat. Haar hele leven heeft ze op deze locatie gewoond en nu ze recentelijk verhuisd is naar een appartement in Sint Philipsland, maakt ze zich vooral zorgen om het lot van de landbouwschuur. Ze beseft dat door achterstallig onderhoud de schuur in slechte staat verkeert, maar hoopt toch dat zich een nieuwe eigenaar aandient die de schuur een nieuwe bestemming zal en mag geven. Vooral dit laatste is van belang, omdat zij weet dat de gemeente Tholen niet met alle vormen van herbestemming zal instemmen. Het woonhuis en de schuur zijn via
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
30
ZLTO Vastgoed, separaat van elkaar, te koop gezet. Ze hoopt dat de gemeente Tholen zich flexibeler zal opstellen ten aanzien van een mogelijke herbestemming, allereerst door de agrarische bestemming van de schuur af te halen. Dit zal potentiële kopers aantrekken en de kans op behoud van de schuur aanzienlijk vergroten. Onder andere heeft een particulier uit Bergen op Zoom serieus interesse getoond voor zowel de woning als de schuur. De bestemming die op de schuur ligt vormt echter een obstakel. De potentiële koper is bereid op termijn in de schuur te investeren (door inzet van een deskundig familielid denkt hij de restauratiekosten schappelijk te kunnen houden). De investering is echter alleen lucratief indien een van de door hem geopperde herbestemmingsmogelijkheden (buurthuis/etc.) gerealiseerd mag worden. De gemeente wil hier echter geen garantie voor geven en blijft erbij de agrarische bestemming op de schuur te willen houden. Omdat deze particulier vreest dat op deze manier een belangrijk stuk agrarisch erfgoed voor Strijenham verloren gaat besluit hij de schuur aan te melden bij het Meldpunt Erfgoed Zeeland. Hierop wordt de locatie bezocht door de regiovertegenwoordiger Tholen/St.-Philipsland van de Boerderijenstichting Zeeland en op een later moment door de auteurs van deze pilotstudie.
B. Advies Mogelijkheden en onmogelijkheden van hergebruik/herbestemming
Voorkeursoptie: Gecontroleerde afbraak en reconstructie op zelfde locatie Hergebruik volume voor twee vakantiewoningen denkbaar (insteekhaven vlakbij) Rondom het volume mogelijkheden voor aangepast gebruik terrein Realiteit: Gedeeltelijke instorting na storm en afbraak zonder reconstructie
Behoefte De zusters Van der Slikke lopen bij de verkoop van hun boerderij vooral aan tegen de beperkingen van het vigerende bestemmingsplan en de weinig flexibele houding van de gemeente Tholen inzake een eventuele functie- bestemmingswijziging voor de schuur. Zelf krijgen de zussen weinig zicht op wat nu juist wel en wat niet mogelijk is met betrekking tot het gebruik van de schuur. Maar ook een potentiële koper en de ZLTO-makelaar die zorg draagt voor de verkoop van de boerderij lopen te berde tegen de rigide houding van de gemeente. De gemeente zelf geeft aan voorzichtig te willen zijn met toenemende verkeersstromen (in het belang van de buurtbewoners) en precendentwerking te willen voorkomen. De behoefte aan een centrale persoon die de belangen van alle partijen kan behartigen is hier duidelijk aanwezig.
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
31
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
32
Voorwaarden voor een succesvolle herbestemming Eigenaars die zich niet te snel laten afschrikken door onwillige gemeenten en lastige procedures, maar zelf initiatief nemen en houden Een gemeente die beleid ontwikkelt voor agrarisch erfgoed, dit beleid duidelijk maakt aan initiatiefnemers en zich pro-actief en flexibel opstelt bij het begeleiden van agrarische herbestemmingstrajecten (o.a. wijziging van functie/bestemming in bestemmingsplan, eventueel onder voorwaarde van restauratie/reconstructie en een goede erfindeling) Een provincie die een regisseursfunctie voor agrarische herbestemmingstrajecten mogelijk maakt en door middel van gerichte financiële regelingen deze trajecten voor eigenaren laagdrempelig maakt
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
33
C. Feitelijke gegevens Algemene beschrijving schuur De historische landbouwschuur maakt deel uit van een boerderijencomplex dat is gelegen aan weerszijden van de Scheldestraat in de buurtschap Strijenham, twee kilometer ten zuidoosten van de bebouwde kom van Poortvliet. Het complex bestaat naast de historische landbouwschuur uit een 19e eeuws woonhuis. De landbouwschuur is parallel aan de Scheldestraat en het woonhuis gelegen, met een kopgevel naar het noordwesten gericht. Het heeft een rechthoekige plattegrond onder een zadeldak dat gedekt is met pannen. De schuur heeft een dwarsdeel, een stel mendeuren in de lange gevel aan de straatzijde verleent toegang hiertoe. Eveneens bevinden zich in de schuur stalvoorzieningen voor kleinvee en een afgesloten stal voor paarden. De gevels van de schuur zijn, met uitzondering van de lange gevel aan de straatzijde, volledig in baksteen opgetrokken, met gebruik van rode en appelbloesem baksteen in kruisverband. De gevelindeling van de kopgevels is asymmetrisch. De oorspronkelijke schuur was beduidend kleiner van opzet, in de eerste helft van de 20e eeuw is de schuur zowel in noordwestelijke als zuidoostelijke richting uitgebreid. De houtconstructie bestaat grotendeels uit grenen gebinten van het type dekbalkgebint. De spantconstructie bestaat uit schaarspanten met geschoorde, horizontale balken. Elk spant is anders samengesteld en één spant ontbreekt. Gebruik schuur Circa een eeuw lang heeft de schuur dienst gedaan als opslagplaats voor hooi en stro en als stalling voor kleinvee, een aantal paarden en materieel. Vervolgens werd de schuur in de jaren 70 van de 20e eeuw onttrokken aan de agrarische bedrijfsvoering, om dienst te gaan doen als caravanstalling. De laatste jaren bleef het gebruik beperkt tot de stalling van oud bouwmaterieel. Bewoningsgeschiedenis boerderij Adrie van der Slikke is samen met haar zus Corrie de 5e generatie Van der Slikke die de boerderij op adres Scheldestraat 12 in Strijenham in bezit heeft. De toenmalige hofstede kwam in 1858 in het bezit van de familie, toen Cornelis van der Slikke de hofstede aankocht. De onlangs ingestorte schuur werd door hem in de periode 1858-1880 gebouwd, ter vervanging of als uitbreiding van de oorspronkelijke schuur. In 1888 liet Cornelis de huidige boerenwoning optrekken, het oude woonhuis was toen nog aanwezig. Door zijn huwelijk met een telg uit het schippersgeslacht Verburg (Anna Verburg), bracht de vader van Adrie en Corrie (Hermanus van der Slikke) aan de boorden van de Oosterschelde, twee werelden bij elkaar: een boerengeslacht en een schippersgeslacht. Dochter Corrie vertrok na haar huwelijk naar elders, dochter Adrie bleef ongehuwd bij haar ouders inwonen. Moeder Anna overleed in 1986, vader Hermanus in 2008. Adrie heeft daarna nog enkele jaren alleen op de Scheldestraat gewoond, totdat ze in 2011 naar een appartement in Sint-Philipsland verhuisde.
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
34
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
35
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
36
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
37
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
38
2.3 WONEN IN EEN SCHUUR Boerderij Nooitgedacht, Zuidzandseweg 2 te Cadzand A. Content, problematiek en mogelijkheden Voor het behoud van leegstaande historische landbouwschuren is het belangrijk dat zij een nieuwe bestemming krijgen. In sommige gevallen is een woonfunctie een optie. Bij het herbestemmen van schuren tot woningen heeft de architect vaak veel vrijheid. Meestal is de voormalige stalinrichting reeds verdwenen en hoeft alleen rekening te worden gehouden met de gebintconstructie en de mogelijkheid van gevel- en dakopeningen voor een goede lichtinval. Dit laatste aandachtspunt kan echter tot problemen leiden. Een schuur is nu eenmaal niet gebouwd om mensen te huisvesten, de oorspronkelijke gevelopeningen zijn dan ook klein of zelfs geheel afwezig. Bij aanpassingen hiervan kan het bouwbesluit tot ongewenste verrassingen leiden; doordat zolderverdiepingen en deurhoogtes voor hedendaagse woondoeleinden te laag zijn moeten gebintconstructies en gevelopeningen vaak aangepast of zelfs verwijderd worden. Om de cultuurhistorische waarden geen onnodig geweld aan te doen is het in deze gevallen belangrijk dat de gemeente goed informeert over de mogelijkheden van een vrijstelling van het bouwbesluit. Behalve het bouwbesluit kan ook het bestemmingsplan tot ongewenste effecten leiden. Als het niet is toegestaan om meerdere wooneenheden op een erf te hebben, dan kan het wonen in een schuur ten koste gaan van een ander erfobject, zoals de oude boerenwoning. Een wijziging van de bestemming in het bestemmingsplan kan dan uitkomst bieden. Uit het bovenstaande blijkt dat een pro-actieve en coulante houding van gemeenten ervoor kan zorgen dat cultuurhistorische waarden niet of zo min mogelijk worden aangetast. Regelgeving en het belang van maatwerk In bepaalde gevallen is het restaureren van een historische schuur bouwkundig en/of financieel niet haalbaar. Nieuwbouw met eenzelfde hoofdvorm en bij voorkeur een vergelijkbaar volume geniet dan de voorkeur. Een dergelijke schuur kan nog steeds een functie als landmark vervullen en hoeft zeker geen afbreuk te doen aan de ensemblewaarde van een erf. Soms kan relocatie, herinrichting van het erf en/of toepassing van specifieke materialen zelfs bijdragen tot versterking van de ensemblewaarde. Het is dan wel belangrijk dat de eigenaar gedurende het gehele proces goed begeleid en ondersteund wordt, zowel door de architect als door de desbetreffende gemeente. Dat dit in de praktijk nog niet zo eenvoudig is blijkt uit het voorbeeld van de landbouwschuur aan de Zuidzandseweg 2 in Cadzand. Zowel de eigenaar, familie Den Hollander-Faro, als de gemeente Sluis hebben oog voor de cultuurhistorische waarde van de schuur en de ensemblewaarde van het erf.
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
39
Desalniettemin is er de afgelopen twee jaar weinig vooruitgang geboekt in het herbestemmingstraject. Regelgeving lijkt hier een win-win situatie in de weg te staan. De enigszins rigide toepassing ervan dreigt zelfs eerder tot ongewenste effecten te leiden, zoals de voorgestelde afbraak van het woonhuis. Een pro-actieve opstelling van en het leveren van maatwerk door de gemeente is dan ook noodzakelijk om het proces in goede banen te leiden. Zuidzandseweg 2, de feiten De familie Den Hollander-Faro heeft het voornemen om na pensionering op het voorouderlijke boerenerf aan de Zuidzandseweg in Cadzand te gaan wonen. Vanwege de wens om ruim en gelijkvloers te wonen is de voormalige boerenwoning niet geschikt. Vandaar dat het idee is ontstaan om aan de schuur een woonfunctie te geven. De schuur is echter relatief klein, daarbij is bij een bouwkundige expertise gebleken dat de bouwkundige staat zodanig slecht is dat investeren gelijk staat aan nieuwbouw. Afbraak van de schuur en vervolgens nieuwbouw in de directe nabijheid lijkt de beste optie. De familie wil het woonhuis zoveel mogelijk in de oorspronkelijke staat terugbrengen, als bestemming wordt gedacht aan een vakantiewoning annex gastenverblijf. De familie is zich bewust van de cultuurhistorische en de ensemblewaarde van schuur en woonhuis. Zij is dan ook bereid om bij nieuwbouw daarin te investeren. Bij het erf horen ook ruim 10 hectare omliggende gronden, die in de toekomstige plannen meegenomen kunnen worden. De eigenaar aan zet De familie Den Hollander-Faro verzoekt in 2010 Bosch-Slabbers landschapsarchitecten uit Middelburg om in een vroeg stadium mee te denken over de toekomstige inrichting van het erf en de omliggende gronden. Daartoe stelt Bosch-Slabbers in januari 2011 een ontwikkelingsvisie op. Bij een eerste locatiebezoek op 16 maart 2011 worden in aanwezigheid van de eigenaar, de architect, twee ambtenaren van de gemeente Sluis en de SCEZ-adviseur de planologische mogelijkheden van het erf en de omliggende gronden besproken. Uitgangspunt is bestemmingsverandering van de cultuurhistorisch waardevolle schuur (woonbestemming), afbraak van deze zelfde schuur wegens te slechte bouwkundige staat en heropbouw als groter volume op een enigszins gewijzigde locatie. Ook wordt de mogelijkheid van het realiseren van een landgoed besproken. Ruim twee maanden later laat de gemeente in een brief weten in principe met herbouw én een woonbestemming in te stemmen, mits in de planologische procedure kan worden aangetoond dat de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe situatie de verloren gegane cultuurhistorische waarde in voldoende mate compenseert. Herbouw moet overigens wel op (nagenoeg) dezelfde plek en met eenzelfde volume plaatsvinden. Uit een gesprek met een beleidsambtenaar van de gemeente in november 2011 wordt geconcludeerd dat er gestreefd moet worden naar een maatwerkoplossing, waarbij de argumentatie erg belangrijk is. Deze maatwerkoplossing wordt eind maart 2012 aangeboden aan het college van B&W van de gemeente Sluis. In het voorgelegde plan wordt niet alleen rekening gehouden met het waardevolle ensemble
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
40
nabij de entree van Cadzand, maar ook met de mogelijkheden van dagrecreatief gebruik van een gedeelte van de omliggende gronden. Bijna 7 maanden later stuurt de gemeente eindelijk een reactie op het voorgelegde plan. In de reactie staan dezelfde uitgangspunten uit de brief van mei 2011 vermeld; herbouw is mogelijk indien kan worden aangetoond dat de bouwkundige staat te slecht is voor herstel, schuurvolume en locatie mogen niet aangepast worden. Daarbij staat in de brief vermeld dat permanente bewoning van zowel het woonhuis als de schuur niet is toegestaan. Van een maatwerkoplossing van de gemeente, eventueel in de vorm van een alternatieve oplossing, blijkt dus geen sprake. Op een schrijven van de familie volgt geen reactie, totdat de verantwoordelijk wethouder begin 2013 contact zoekt met de familie. In dit gesprek geeft hij aan geen precedentwerking te willen. Pas begin april 2013, twee jaar na het indienen van het principeverzoek door Bosch-Slabbers, volgt weer een gesprek met de gemeente. In dit gesprek komt het hoofd Ruimtelijke Ordening met een nieuwe mogelijke oplossing; het afbreken van het oude woonhuis, zodat een nieuw woonhuis met een beduidend groter volume gerealiseerd kan worden. Bij deze oplossing wordt opmerkelijk genoeg geen rekening gehouden met de cultuurhistorische waarde van het woonhuis en de molenbiotoop. De familie is verrast over dit antwoord en legt de problematiek enkele dagen later tijdens een locatiebezoek aan de auteurs van de pilot voor.
B. Advies Mogelijkheden en onmogelijkheden van hergebruik/herbestemming Voorkeursoptie: Behoud constructie en historische gevels erfzijde Ontwerp van een woonhuisfunctie in bestaand volume met keukenuitbouw richting open landschap (zie ontwerptekening blz 44.). Een eigentijdse woning blijkt goed mogelijk ! Alternatief is afbraak historische schuur en reconstructie (met vergrote) hoofdvorm met terugbrengen historische gevels erfzijde op passende, alternatieve erflocatie Behoefte De familie Den Hollander-Faro heeft behoefte aan duidelijkheid en maatwerk van de kant van de gemeente Sluis. De familie heeft zelf initiatief genomen om vroegtijdig de (on)mogelijkheden van het herbestemmen van hun schuur tot woonhuis te verkennen, al dan niet resulterend in nieuwbouw. De gemeente geeft, via monde van diverse beleidsmedewerkers, geen eenduidig antwoord op wat kan en wat niet kan. Daarbij laat de reactie van de gemeente lang op zich wachten en wordt onvoldoende meegedacht met de eigenaars. Een centrale contactpersoon, die goed op de hoogte is van de mogelijkheden in de diverse gemeenten en bovendien regelmatig met de beleidsambtenaren hierover in contact is, zou tot groot voordeel zijn voor de familie Den Hollander-Faro en andere schuureigenaren met plannen voor hergebruik of herbestemming.
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
41
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
42
Voorwaarden voor een succesvolle herbestemming tot woonhuis Eigenaars die zich niet te snel laten afschrikken door onwillige gemeenten en lastige procedures, maar zelf initiatief nemen en houden Een gemeente die beleid ontwikkelt voor agrarisch erfgoed, dit beleid duidelijk maakt aan initiatiefnemers en zich pro-actief en flexibel opstelt bij het begeleiden van agrarische herbestemmingstrajecten (o.a. verruimen van mogelijkheden van dubbele erfbewoning in bestemmingsplan, eventueel onder voorwaarde van restauratie en een goede erfindeling) Een provincie die een regisseursfunctie voor agrarische herbestemmingstrajecten mogelijk maakt en door middel van gerichte financiële regelingen deze trajecten voor eigenaren laagdrempelig maakt
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
43
Denkbaar ontwerp woonhuis vanuit bestaand schuurvolume door toevoegen van een ruime uitbouw. Ontwerp: © M. Raaijmakers , arch bna
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
44
C. Feitelijke gegevens Algemene beschrijving schuur De historische landbouwschuur maakt deel uit van een klein voormalig boerderijencomplex dat is gelegen aan zuidoostelijke rand van de bebouwde kom van Cadzand. Het complex bestaat naast de historische landbouwschuur uit een van oorsprong 19e eeuws woonhuis. Het complex heeft een ensemblewerking met de nabijgelegen beltmolen. De landbouwschuur is parallel aan de Zuidzandseweg en het woonhuis gelegen, met een kopgevel naar het noordwesten gericht. Het heeft een rechthoekige plattegrond onder een zadeldak dat gedekt is met pannen. De schuur heeft een dwarsdeel, een stel mendeuren in de lange gevel aan de erfzijde verleent toegang hiertoe. Het object heeft een open constructie, alleen het voormalige varkens- en kolenkot tegen de zuidoostelijke kopgevel worden door middel van een houten wand van het grote schuurvolume gescheiden. De gevels van de schuur zijn, met uitzondering van een gedeelte van de lange gevel aan de erfzijde en de zuidoostelijke kopgevel, in baksteen opgetrokken (deels versteend), met gebruik van diverse soorten rode baksteen in halfsteens en kruisverband. De gevelindeling van beide kopgevels is asymmetrisch, tegen de noordwestelijke kopgevel bevindt zich een aanbouw met zadeldak. Gebruik schuur De gedeeltelijk gepotdekselde landbouwschuur is relatief klein in omvang en werd oorspronkelijk gebruikt voor de opslag van hooi en stro en als stalling voor paarden en kleinvee. Ook was er een varkenshok en een kolenopslag in ondergebracht. In de Tweede Wereldoorlog heeft de schuur oorlogsschade opgelopen, na de bevrijding is vooral steen en beton als herstelmateriaal toegepast en is de indeling aangepast. Tegenwoordig is de schuur niet meer in agrarisch gebruik en functioneert deze met name als opslag van (bouw)materieel. Korte bewoningsgeschiedenis boerderij Het huidige boerenwoonhuis (1908 met oudere kern) en de bijbehorende schuur (1908) staan op een eeuwenoud boerenerf dat tegenwoordig in eigendom is van familie Den Hollander-Faro uit Oostburg. Beide objecten waren samen met de nabijgelegen beltmolen in het begin van de 20e eeuw in bezit van de familie Leenhouts- de Hullu, de grootouders van mevrouw Den Hollander-Faro. Na het overlijden van de grootouders in de jaren 30 van de 20e eeuw is de beltmolen door een andere tak van de familie uit de erfenis gekocht, maar nog steeds vormen de voormalige boerderij en de molen een bijzonder ensemble dat van groot landschappelijk belang is bij de entree van Cadzand. De familie Den Hollander-Faro woont zelf in Oostburg en verhuurt de woning, de schuur wordt als opslag gebruikt.
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
45
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
46
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
47
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
48
2.4 DUURZAAM HERBESTEMMEN Boerderij De Kleine Warde, Lageweg 2 te Poortvliet A. Content, problematiek en mogelijkheden Vooral kleine en middelgrote landbouwschuren bieden volop mogelijkheden voor hergebruik of herbestemming. Bij agrarisch hergebruik kan de schuur, vaak als aanvullende opslagruimte of stalling, ingezet blijven bij de agrarische bedrijfsvoering. Bij herbestemming zal de schuur aan de agrarische bedrijfsvoering onttrokken worden, om te worden omgevormd tot bijvoorbeeld wooneenheid, kantoorunit, of Bed&Breakfast-ruimte. In theorie is een breed scala aan herbestemmingsmogelijkheden denkbaar, in de praktijk is het belangrijk dat de nieuwe bestemming op de lange termijn duurzaam zal zijn. Dit houdt in dat de herbestemming economisch rendabel is, maar ook dat het de instandhouding van de schuur bevordert en de historische betekenis ervan zoveel mogelijk in ere houdt. Behoud van het gebouw en de directe omgeving, zowel in fysiek als visueel opzicht zal het uitgangspunt moeten zijn. Bestemming met licht zakelijk gebruik Voor sommige eigenaren is een werkfunctie een optie bij het herbestemmen van een landbouwschuur. Een aantal zogenaamde ‘aan huis gebonden beroepen’ vergt namelijk zo weinig ruimte, dat deze gemakkelijk in een landbouwschuur kunnen worden uitgeoefend. Het herbestemmen van een schuur tot kantoorunit biedt dan - naast het economisch rendabel maken van de schuur - veel voordelen voor de eigenaar, zoals beperking van de reistijd (en daarmee de milieubelasting) en een verblijf in een gezondere werkomgeving. Daarbij kunnen bij licht zakelijk gebruik de cultuurhistorische waarden van de schuur over het algemeen behouden blijven; door eigentijdse oplossingen voor de ruimteverdeling kan de bouwkundige structuur zichtbaar blijven en kunnen de bouwkundige aanpassingen, vooral met het oog op de lichtinval, worden beperkt. Deze uitgangspositie is ook van toepassing op de landbouwschuur van de familie Kloet aan de Lageweg 3 in Sint-Maartensdijk. De omvang van de schuur is bescheiden, daarbij is de hoofdstructuur eenvoudig. Dit betekent dat voor de herbestemming tot kantoorunit geen grootschalige aanpassingen van de bebouwing of het erf noodzakelijk zijn. Bovendien ligt het in de verwachting dat de gemeente Tholen zal instemmen met wijziging van de functie/bestemming van de schuur, mede doordat bij licht zakelijk gebruik ervan geen noemenswaardige toename van de verkeersstromen zijn te verwachten. De kansen voor een goede en succesvolle herbestemming lijken hier voor het grijpen te liggen.
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
49
Lageweg 3, de feiten De familie Kloet bewoont De Kleine Warde vanaf 1962. De eigenaren hebben inmiddels de pensioengerechtigde leeftijd bereikt en aangezien de kinderen niet geïnteresseerd waren in bedrijfsopvolging is de boerderij tegenwoordig niet meer in gebruik. De familie woont nog met volle tevredenheid op de boerderij, maar gebruikt de schuur niet meer echt. De onderhoudsstaat van het schuurgedeelte baart hen ook zorgen; het wolfseind ligt open en dat maakt de schuur gevoelig voor stormschade, iets dat spoedig noodherstel wenselijk maakt. Aangezien de schuur enkel nog in gebruik is voor incidentele opslag, maakt alleen een herbestemming van de schuur een financiële injectie rendabel. De heer en mevrouw Kloet hebben niet direct een specifieke herbestemming voor ogen. De eigenaar aan zet Nu de onderhoudsstaat van de leegstaande landbouwschuur in snel tempo verslechtert wordt het tijd om na te denken over de toekomst ervan. Tijdens het locatiebezoek oppert architect Maarten Raaijmakers de mogelijkheid van bedrijfsruimte voor een van de kinderen als optie voor een nieuwe herbestemming; het volume van de schuur is immers bescheiden en de hoofdconstructie van de schuur is eenvoudig. Daarbij heeft de schuur geen monumentale status en kent daardoor weinig beperkingen. Met relatief geringe financiële middelen én behoud van cultuurhistorische waarden zou het plan uitgevoerd kunnen worden. Voorwaarde is dan wel dat de gemeente Tholen de agrarische bestemming wil omzetten in een bestemming ‘werken’ (of tenminste de nevenfunctie ‘werken’ wil toestaan). Hiervoor is veel te zeggen, aangezien functieverandering in dit geval de economische levensvatbaarheid ten goede zal komen en daarmee zal bijdragen aan het behoud van erf en bebouwing. Aangezien het (waarschijnlijk) om een klein IT-bedrijf gaat, zal er geen sprake zijn van een toenemende verkeersstroom, voor gemeenten vaak een reden om niet in te stemmen met functiewijziging. Het is aan de familie Kloet om na te gaan of de bovengenoemde optie wenselijk en (financieel) realiseerbaar is. Enige spoed in de besluitvorming is echter gewenst, aangezien vooral uitstel van reparatie aan het wolfseind van de schuur tot verdere vervolgschade zal leiden.
B. Advies Mogelijkheden en onmogelijkheden van hergebruik/herbestemming Voorkeursoptie: Behoud hoofdopbouw constructie en historische gevels met eventueel kleine aanpassingen in kader van verbeterde lichtinval tbv nieuwe gebruiksfuncties Intern beeld en constructie eenvoudig, dus aanpassingen zijn heel goed mogelijk De afgelegen ligging van De Kleine Warde sluit sommige gebruiksopties wel uit
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
50
Behoefte De familie Kloet heeft behoefte aan een contactpersoon die de bouwkundige, financiële en juridische mogelijkheden en onmogelijkheden van herbestemming van hun landbouwschuur met haar doorneemt. Zelf heeft de familie nog weinig ideeën over de toekomst van de schuur, daarom stelt zij enig meedenken op prijs. De slechte onderhoudsstaat van met name het wolfseind, en daarmee de aanzienlijke kans op vervolgschade, noopt tot spoedig ingrijpen. Herstel zal bij voorkeur plaatsvinden in het kader van een toekomstige herbestemming van de schuur.
Voorwaarden voor een succesvolle herbestemming Een eigenaar die zich (financieel) verantwoordelijk voelt voor behoud van de eigen landbouwschuur en zich laat informeren over (on)mogelijkheden en regelingen van herbestemmingEen eigenaar en een (restauratie)architect die zich bewust zijn van het oorspronkelijk gebruik en de streekeigenheid van de te herbestemmen landbouwschuur en de directe omgeving. Een gemeente die beleid ontwikkelt voor agrarisch erfgoed, dit beleid duidelijk maakt aan initiatiefnemers en zich pro-actief en flexibel opstelt bij het begeleiden van agrarische herbestemmingstrajecten (o.a. bestemmingsplan en bouwbesluit) Een provincie die een regisseursfunctie voor agrarische herbestemmingstrajecten mogelijk maakt en door middel van beperkte maar wel gerichte financiële regelingen deze trajecten voor eigenaren meer laagdrempelig maakt
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
51
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
52
C. Feitelijke gegevens Algemene beschrijving schuur De historische landbouwschuur maakt deel uit van een klein voormalig boerderijencomplex, dat vrij in het landschap in de driehoek Sint-Maartensdijk – Stavenisse – Sint-Annaland is gelegen. De schuur is tegen het woonhuis aangebouwd (beide circa 1860) en in 1927 verlengd. Het woonhuis heeft twee aanbouwgedeelten, één uit 1878 en één uit circa 1965. Verder bevinden zich op het erf geen bijgebouwen. Woonhuis en schuur zijn nagenoeg parallel aan de Lageweg gelegen, met de vrije kopgevel naar het westnoordwesten gericht. De schuur heeft een rechthoekige plattegrond onder een met pannen gedekt zadeldak met wolfseind. De schuur heeft twee dwarsdelen, twee stel mendeuren in beide gevels verlenen toegang hiertoe. Het object heeft een gedeeltelijk open constructie met nog enkele houten afscheidingswanden. De lange gevels van de van oorsprong grotendeels gepotdekselde schuur zijn in 1946 versteend, met gebruikmaking van rode baksteen in kruisverband. De nagenoeg blinde kopgevel is symmetrisch ingedeeld.
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
53
Gebruik schuur De tegen het woonhuis aangebouwde landbouwschuur is relatief klein in omvang en werd oorspronkelijk gebruikt voor de opslag van hooi en stro en als stalling voor paarden en kleinvee. In 1927 werd de schuur verlengd. Nadat de huidige bewoners de bedrijfsvoering hebben beëindigd is de schuur nu alleen nog in gebruik als opslag voor klein materieel en voor incidentele opslag. Korte bewoningsgeschiedenis boerderij Wanneer de Kleine Warde precies is gebouwd is niet bekend, maar uit archiefonderzoek en door waarneming van de stijlkenmerken kan worden gesteld dat de boerderij rond 1860 op een onbebouwde kavel is opgetrokken, waarschijnlijk door Pieter Geluk en Elizabeth Hage. Hoewel de boerderij na de bouw al gauw in andere handen overgaat, lijkt deze, onder andere via de vrouwelijke lijn, tot 1962 in de familie te blijven (familie Groenewege-Geluk). In dat jaar wordt de boerderij verkocht aan vader Jacob Kloet en zijn zoon Willem, de huidige eigenaar.
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
54
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
55
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
56
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
57
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
58
2.5 SLOPEN OF VERPLAATSEN Boerderij Aandijkseweg 1 te Zaamslag A. Content, problematiek en mogelijkheden Niet al ons gebouwde erfgoed kan en moet behouden blijven. Dit geldt ook voor de historische landbouwschuren in Zeeland. Wel is het van belang dat bij verval of dreigende sloop van cultuurhistorisch waardevolle exemplaren kan worden nagegaan of hergebruik/herbestemming of zelfs verplaatsing nog een optie is. Hoewel de provincie in de jaren 2004-2005 een uitgebreide provinciale boerderij-inventarisatie heeft laten uitvoeren, verdwijnen nog steeds karakteristieke, waardevolle schuren uit het Zeeuwse landschap, soms zonder dat direct betrokken partijen als gemeente en erfgoedorganisaties hiervan op de hoogte zijn. Dat bij sloop dan ook nog vaak historisch, herbruikbaar bouwmateriaal in de afvalcontainer verdwijnt, terwijl het een andere historische schuur ten goede zou kunnen komen, is een schrijnende constatering. De verhuizende schuur In sommige gevallen is behoud op locatie niet mogelijk, maar kan verplaatsing van de schuur een goed alternatief zijn. In vroegere tijden was dit een vrij gangbaar fenomeen (de schuur als bouwpakket), anno 2013 is verplaatsing vanwege de hoge (arbeids)kosten vaak geen optie. Hierin schuilt het gevaar dat bij gebrek aan (goede) voorbeelden verplaatsing niet op het netvlies van de direct betrokkenen staat en dus direct wordt uitgesloten of zelfs helemaal over het hoofd wordt gezien. Het onderstaande voorbeeld van Aandijkseweg 1 in Zaamslag laat zien dat verplaatsing ook tegenwoordig tot de mogelijkheden behoort. Een mooi en uniek project, maar ook een project van de lange adem. Er komt nu eenmaal heel wat bij kijken als een historische schuur deskundig ontmanteld, vervoerd en vervolgens weer op de nieuwe locatie opgebouwd moet worden. Diverse vragen werpen zich op, zoals op welke wijze moeten de gebinten uit elkaar worden genomen, welke materialen kunnen hergebruikt worden en zal de gemeente toestemming geven voor herbouw op de nieuwe locatie. En dan is er ook nog eens de vraag van de authenticiteitswaarde; wordt de schuur teruggebouwd in de oorspronkelijke bouwstaat (in zoverre mogelijk) van ruim tweehonderd jaar geleden, of worden latere, soms minder fraaie en waardevolle aanpassingen/toevoegingen ook meegenomen in de herbouw? Ofwel is hier sprake van een verhuizende schuur in transitie?
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
59
Aandijkseweg 1, de feiten De historische landbouwschuur van de broers Marco en Adri Nijssen is al jaren grotendeels aan de bedrijfsvoering onttrokken. In de schuur staan nog een twintigtal koeien, daarnaast doet de schuur dienst als berging voor enkele kleine werktuigen en als opslag van wat hooi en stro. Nu enige tijd geleden een boom een gedeelte van de dakconstructie heeft beschadigd hebben de broers het besluit genomen om de oude landbouwschuur te slopen; de oplopende kosten voor herstel en onderhoud wegen niet meer op tegen het geringe gebruiksgemak. Een nieuwe damwandloods zal de oude landbouwschuur vervangen. Een omgevingsvergunning voor sloop is in de lente van 2012 door de gemeente Terneuzen afgegeven; de schuur is in de provinciale boerderij-inventarisatie dan wel als cultuurhistorisch waardevol beoordeeld, zij heeft geen beschermde status en is in die zin dus ‘vogelvrij’. In de zomer horen zij van een medewerker van Stichting Landschapsbeheer Zeeland dat een particulier, Sjaak Murre uit ’s-Gravenpolder, interesse heeft in verplaatsing van de schuur. Op zijn voormalige boerenerf heeft in een ver verleden een landbouwschuur met eenzelfde volume gestaan en Sjaak Murre wil met verplaatsing van de Zeeuws-Vlaamse schuur naar ’s-Gravenpolder de historische situatie op zijn erf in ere herstellen. Marco en Adri Nijssen zijn blij verrast met deze interesse en stemmen in met de ontmanteling. Hoewel de zorgvuldige ontmanteling beduidend langer zal duren dan een snelle sloop, hoeven de broers zelf geen zorg te dragen voor de afbraak (ze helpen overigens in de beginfase mee met de ontmanteling). Ook voor toekomstig eigenaar Sjaak Murre zijn er voordelen; hij kan de schuur omniet als ‘bouwpakket’ meenemen, daarnaast bespaart hij aanzienlijk op de arbeidskosten door de ontmanteling zelf in zijn vrije uren uit te voeren. Een duidelijk voorbeeld van een win-win-situatie. De (nieuwe) eigenaar aan zet Begin juli 2012 begint Sjaak Murre in zijn vrije tijd met het uitruimen en vervolgens ontmantelen van de landbouwschuur. Vooral in de eerste weken helpen de broers Nijssen hierbij. Sjaak Murre voert vervolgens de werkzaamheden alleen uit. De toekomstig eigenaar heeft naar eigen zeggen geen ervaring met het ontmantelen van schuren, maar leert door goed te kijken, zoals hij zelf zegt. Eerst verwijdert hij het riet en de pannenlatten, vervolgens de gepotdekselde delen. De ontmanteling loopt echter vertraging op en met de winter al achter de rug staan de gebintconstructie, het spantwerk en de bakstenen binnengevels nog overeind. Al gauw blijkt dat enige bijstand in de vorm van advies en extra handjes welkom zijn. Maar dan komen ook de zwakke kanten van het project naar voren; Sjaak Murre heeft de plannen voor de ontmanteling, het transport en de herbouw in zijn hoofd, maar deze staan niet op papier. Daarbij mist
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
60
hij professionele kennis van onder andere materiaalbehandeling (vochtig riet en hout) en regelgeving. Dit aandachtspunt komt naar voren als blijkt dat het afgehaalde riet te vochtig op het erf in ‘sGravenpolder ligt opgeslagen en een omgevingsvergunning voor herbouw nog niet bij de gemeente Borsele is aangevraagd. In maart 2013 geeft Sjaak Murre aan op korte termijn de staande houtconstructie te willen neerhalen, om deze vervolgens grotendeels in een leegstaande ruimte bij zijn woning op te slaan. Eerst wil hij echter nog wat kennis opdoen over de manier waarop hij het beste de gebinten kan ontmantelen. Het afgehaalde riet heeft hij enige maanden geleden al op zijn terrein opgeslagen. Van onder andere de Monumentenwacht heeft hij advies gekregen hoe hij het beste de materialen kan opslaan, om met name schimmelvorming tegen te gaan. De huidige opslagmanier is niet ideaal, maar een betere oplossing lijkt momenteel niet voorhanden. Ook zal de aan de natuurelementen blootstaande en daarmee vochtig geworden houtconstructie eerst goed moeten drogen, voordat deze opnieuw zal worden opgetrokken. Van oud-gedeputeerde Harry van Waveren krijgt hij het aanbod om gezamenlijk bij de gemeente Borsele zijn plannen voor herbouw op zijn erf in ‘s-Gravenpolder toe te lichten. Sjaak Murre heeft berekend dat de schuur op zijn erf geplaatst kan worden, alleen is hij er niet zeker van of de gemeente hierin toestemt. Maar tijdens het overleg van 10 april 2013 reageert de gemeente in principe positief op de plannen, de positie van de schuur op het erf is echter nog een discussiepunt. Meer en meer wordt Sjaak Murre duidelijk dat hij groot voordeel kan hebben van de van diverse kanten aangeboden hulp. Alleen met deze hulp kan dit unieke proces tot een succes leiden. Inmiddels is de nieuwe damwandloods op het erf van de familie Nijssen gereed en kan deze ingericht worden als werktuigenberging en als stalling voor het kleinvee.
B. Advies
Mogelijkheden en onmogelijkheden van verplaatsing Voorkeursoptie: Ontmantelen en op een andere locatie weer opbouwen Zeer lage gootlijn en gebintenopzet maakt flexibel gebruik schuur onmogelijk Realiteit: Voorkeursoptie is moeilijk, maar moet haalbaar zijn
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
61
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
62
Behoefte Sjaak Murre heeft als toekomstig eigenaar van ‘de verhuizende schuur’ behoefte aan een contactpersoon die de bouwkundige, financiële en juridische mogelijkheden en onmogelijkheden van verplaatsing van de Zeeuws-Vlaamse schuur naar zijn voormalige boerenerf in ’s-Gravenpolder met hem doorneemt. Als een ‘self made man’ heeft hij voldoende ideeën over zowel de ontmanteling en het transport als de heropbouw en inrichting van de schuur, maar deze ideeën heeft hij niet op papier staan en daarbij lijken ze niet allemaal even haalbaar.
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
63
Voorwaarden voor een succesvolle verplaatsing Een eigenaar die zich tijdig goed laat informeren over de diverse (on)mogelijkheden van en regelingen voor herplaatsing van een landbouwschuur op een alternatieve locatie Een gemeente die beleid ontwikkelt voor agrarisch erfgoed, dit beleid duidelijk maakt aan initiatiefnemers en zich pro-actief en flexibel opstelt bij het begeleiden van agrarische relocatie- en herbestemmingstrajecten (o.a. bestemmingsplan en bouwbesluit) Een provincie die een regisseursfunctie voor agrarische herbestemmingstrajecten mogelijk maakt en door middel van gerichte financiële regelingen deze trajecten voor eigenaren laagdrempelig maakt Een provincie die zich bewust is van het nut van behoud van historisch bouwmateriaal en daartoe, eventueel op beperkte schaal, een aanzet geeft voor een, bij voorkeur fysieke, ‘materialenbank’.
C. Feitelijke gegevens Algemene beschrijving schuur De historische landbouwschuur maakt deel uit van een boerderijencomplex dat net als boerderij Aandijkseweg 6 is gelegen in de Aandijkepolder, ten noordoosten van de bebouwde kom van Zaamslag. Het complex bestaat naast de historische landbouwschuur uit een 20e eeuws woonhuis, een woonhuis in aanbouw, een wagenschuur en een moderne damwandloods. De landbouwschuur staat parallel aan het 20e eeuwse woonhuis, met een kopgevel naar het noordwesten gericht. Het heeft een rechthoekige plattegrond onder een schilddak dat gedekt is met riet. De schuur heeft twee dwarsdelen, twee stel mendeuren (onder een opgewipt dak) in de zuidwestelijke lange gevel verlenen toegang hiertoe. Eveneens bevinden zich in de schuur stallen voor kleinvee en paarden en een piezel. De noordwestelijke kop- en zuidwestelijke lange gevel bestaan uit geteerde, gepotdekselde delen, de zuidoostelijke gevel uit verticaal geplaatste houten planken. De noordoostelijke lange gevel is versteend, met gebruikmaking van diverse rode handmatige en machinale baksteen in kruisverband. Beide kopgevels zijn asymmetrisch. De houtconstructie bestaat grotendeels uit grenen etagegebinten van het type dekbalkgebint, met tweezijdig overstekende bovenste gebintbalk. De spantconstructie bestaat uit schaarspanten met horizontale balken. Gebruik schuur Door de eeuwen heen heeft de schuur vooral dienst gedaan als opslagplaats voor hooi en stro. Daarnaast waren er stallen voor kleinvee en een aantal paarden. In de tweede helft van de 20e eeuw werd er ook klein landbouwmaterieel in de schuur gestald.
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
64
Maar vooral in de jaren 70 van de 20e eeuw werden de mendeuren te smal voor de steeds groter wordende bedrijfswerktuigen, zoals tractoren en combines. De schuur werd steeds onpraktischer in het gebruik; naast balen hooi en stro werden er alleen nog kleine werktuigen en een twintigtal koeien in gestald. Grotere werktuigen werden de laatste jaren in de damwandloods gestald. Meer en meer werd de schuur zo aan de agrarische bedrijfsvoering onttrokken. Bewoningsgeschiedenis boerderij De broers Nijssen hebben samen een maatschap. Enkele jaren geleden is hun vader overleden, waarmee de boerderij in hun bezit kwam. De beide broers besloten de oude, waarschijnlijk laat 18e eeuwse schuur, te slopen om hiermee de bouw van een moderne bedrijfsloods mogelijk te maken. De oude schuur was niet praktisch meer in de huidige bedrijfsvoering (werd alleen nog gebruikt voor de opslag van klein materieel en de stalling van een twintigtal koeien), daarbij bleken de kosten van herstel van het dak en daarnaast van het structurele onderhoud onevenredig hoog. Een omgevingsvergunning voor sloop van de schuur werd eenvoudig door de gemeente Terneuzen afgegeven. De schuur had dan ook geen beschermde status, de hoge waardering in de provinciale boerderij-inventarisatie bood geen juridische basis voor behoud.
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
65
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
66
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
67
REGISSEUR OP DE DORSVLOER 68
Pilotstudie Toekomst voor Zeeuwse landbouwschuren
Dorp, Stad en Land, Rotterdam en SCEZ, Middelburg
Regisseur op de dorsvloer !
Colofon Deze co-productie is gemaakt door: Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) Postbus 49 4330 AA Middelburg 0118-670870 www.scez.nl
[email protected] Stichting Dorp, Stad en Land (DSL) Postbus 29129 3001 GC Rotterdam 010-2809445 www.dorpstadenland.nl
[email protected] Projectteam: drs. Marinus van Dintel (SCEZ) Maarten Raaijmakers, architect bna (DSL) dr. GerhardMark van der Waal (DSL) Layout flyer: Rachella Sahtoe (DSL) Tekeningen & fotografie: Maarten Raaijmakers (DSL) Digitalisering tekeningen & support: Studio Velis, Breda met dank aan de Provincie Zeeland, alle schuureigenaren en de heer Kees Fase voor het mede mogelijk maken van deze pilotstudie Rotterdam-Middelburg, 30 mei 2013
© Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland en Stichting Dorp, Stad en Land. Alle rechten voorbehouden.
REGISSEUR OP DE DORSVLOER
69