Regels
bestemmingsplan “Nagelhoudsweg 2 en 2A” Planstatus: vastgesteld Datum: 27 januari 2014 Plan identificatie: NL.IMRO.0230.BPNAGELHOUDSW2EN2A-VST1 Auteur: J. de Graaf
1 Inleidende regels .......................................................................................... 3 Artikel 1
Begrippen……………………………………………………………………………...3
Artikel 2
Wijze van meten……………………………………………………………………………………………………… 6
2 Bestemmingsregels ................................................................................. 7 Artikel 3
Agrarisch ................................................................................................................ 7
Artikel 4
Tuin.......................................................................................................................... 8
Artikel 5
Verkeer - Verblijfsgebied ........................................................................................ 9
Artikel 6
Wonen ................................................................................................................... 10
Artikel 7
Waarde – Archeologie middelhoge verwachtingswaarde .................................... 12
Artikel 8
Waarde – Waardevol landschap .......................................................................... 17
3 Algemene regels ..................................................................................... 18 Artikel 9
Anti-dubbeltelregel ............................................................................................... 18
Artikel 10
Algemene bouwregels ......................................................................................... 18
Artikel 11
Algemene gebruiksregels .................................................................................... 19
Artikel 12
Algemene afwijkingsregels .................................................................................. 20
4 Overgangs- en slotregels ...................................................................... 21 Artikel 13
Overgangsrecht ................................................................................................... 21
Artikel 14
Slotregel .............................................................................................................. 21
2
1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen In deze regels wordt verstaan onder: 1.1 Plan Het bestemmingsplan ‘NAGELHOUDSWEG 2 en 2A’ met identificatienummer NL.IMRO.0230.BPNAGELHOUDSW2EN2A-VS T1 van de gemeente Elburg. 1.2 Bestemmingsplan De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. 1.3 Aanduiding Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.4 Aanduidingsgrens De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.5 Aangebouwd bijbehorend bouwwerk Een bijbehorend bouwwerk, grenzend aan dan wel rechtstreeks toegankelijk vanuit het hoofdgebouw. 1.6 Ander bouwwerk Een bouwwerk, geen gebouw zijnde. 1.7 Bebouwing Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.8 Bed en breakfast Een bedrijfsmatige voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch-recreatieve activiteit, welke bedrijfsmatige voorziening ondergeschikt is aan de hoofdbestemming. 1.9 Bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning Het bedrijfsmatig verlenen van diensten en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieu planologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt. 1.10 Beroepsmatige activiteiten in of bij een woning Het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch gebied of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt. 1.11 Bestaand bij bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevings vergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
3
bij gebruik: het legaal gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald. 1.12 Bestemmingsgrens De grens van een bestemmingsvlak. 1.13 Bestemmingsvlak Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.14 Bijbehorend bouwwerk Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak. 1.15 Bouwen Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. 1.16 Bouwgrens De grens van een bouwvlak. 1.17 Bouwlaag Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. 1.18 Bouwperceel Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.19 Bouwperceelgrens De grens van een bouwperceel. 1.20 Bouwvlak Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.21 Bouwwerk Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. 1.22 Dienstverlening Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek. 1.23 Eerste bouwlaag De bouwlaag op de begane grond. 1.24 Gebouw Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.25 Gebruiken Gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven. 1.26 Hoofgebouw Eén of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. 1.27
Omgevingsvergunning
4
Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.28 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening. 1.29 Onderbouw Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen. 1.30 Ondergronds Onder peil. 1.31 Onderkomen Voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken – voer- en vaartuigen, toer- en stacaravans, pleziervaartuigen, loodsen, keten, tenten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover vorengenoemde zaken niet als bouwwerken zijn aan te merken. 1.32 Overig bouwwerk Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. 1.33 Pand De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is. 1.34 Peil De bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer. 1.35 Perceelsgrens De scheiding tussen bouwpercelen die niet aan één en dezelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut. 1.36 Prostitutie Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. 1.37 Seksinrichting Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar. 1.38 Uitvoeren Uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven. 1.39 Vrijstaand bijbehorend bouwwerk Een niet met het hoofdgebouw verbonden bijbehorend bouwwerk. 1.40 Woning Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
5
Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 De afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens Tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is. 2.2 De goothoogte van een bouwwerk Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.3 De inhoud van een bouwwerk Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.5 De oppervlakte van een bouwwerk Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevelen kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
6
2 Bestemmingsregels Artikel 3 Agrarisch 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. akkerbouw, weidebouw, tuinbouw en grondgebonden veehouderijbedrijven; b. hobbymatig agrarisch grondgebruik; c. wegen en paden; d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding; met bijbehorende andere bouwwerken, ontsluitingsvoorzieningen, groenvoorzieningen en bestaande nutsvoorzieningen. 3.2 Bouwregels Op de gronden als bedoeld in artikel 3.1 mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met een maximale hoogte van 1,5 meter. 3.3 Specifieke gebruiksregels Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming. Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van een (kleinschalig) kampeerterrein; b. buitenopslag.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels Bij de a. b. c.
omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het gebruik van gronden ten behoeve van een paardenbak, mits: gebouwd direct aansluitend aan de bestemming Wonen; de oppervlakte maximaal 800 m² bedraagt; het zicht op het vrije veld niet wordt aangetast.
7
Artikel 4
4.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met de daarbij behorende andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, erven en parkeervoorzieningen. 4.2
Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming ‘Tuin’ is aan een aantal regels gebonden. 4.2.1 Gebouwen en overkappingen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. 4.2.2 a. b.
Andere bouwwerken een erf- en terreinafscheiding mag een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben; een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte van maximaal 3,00 meter hebben.
4.3
Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Bevoegdheid Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.1 in die zin dat een erker of een luifel wordt gebouwd, die 1. een diepte mag hebben van maximaal 1,25 meter; 2. een breedte mag hebben van maximaal 2/3 deel van de breedte van de gevel van de bijbehorende woning; 3. een bouwhoogte mag hebben van maximaal 0,30 meter boven de vloer van de eerste bouwlaag van de woning. 4.3.2 Toetsingscriteria De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan: a. het straat- en bebouwingsbeeld; b. de woonsituatie; c. de milieusituatie; d. de verkeersveiligheid; e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Nadere eisen Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen. Dit kan indien dit noodzakelijk is: a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken; b. ter waarborging van de verkeersveiligheid; c. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen; d. ter waarborging van het uitzicht van woningen.
8
Artikel 5
Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen van niet doorgaande aard, zoals woonstraten; b. parkeervoorzieningen; c. nutsvoorzieningen; d. groenvoorzieningen en water; e. bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals lichtmasten en ander straatmeubilair alsmede duikers. 5.2 a. b.
Bouwregels Op en in de gronden als bedoeld in artikel 5.1, mogen uitsluitend bij de bestemming behorende andere bouwwerken worden gebouwd. De hoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 2,5 m bedragen. De bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer zoals bovenleidingen, palen, masten en verkeerstekens mag niet meer dan 10 m bedragen.
9
Artikel 6
Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
b.
het wonen en aan huis verbonden beroepen, met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en niet meer dan 50% van het gezamenlijk vloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 150 m²: bestaande nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en voorzieningen voor de waterhuishouding, paden en parkeervoorzieningen; met de daarbij bijbehorende bouwwerken, tuinen en erven.
6.2 Bouwregels 6.2.1 Algemeen Op en in de gronden als bedoeld in artikel 6.1 mogen uitsluitend worden gebouwd hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gesitueerd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. 6.2.2 Hoofdgebouwen Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken: a. b.
uitsluitend twee-aaneen woningen ter plaatse van de op de verbeelding voorkomende bouwaanduiding ‘twee-aaneen’ [tae]; de goothoogte en bouwhoogte mag niet hoger bedragen dan op de verbeelding voorkomende maatvoeringsaanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ in meters.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken Bijbehorende bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken: a. b.
indien aangebouwd een goot- of boeiboordhoogte die niet hoger is dan de bouwhoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van de woning, vermeerderd met 0,30 meter; indien vrijstaand een goot- of boeiboordhoogte die niet hoger is dan 4,00 meter en een bouwhoogte die niet hoger is dan 6,00 meter.
6.3 Afwijken van de gebruiksregels 6.3.1 Aan huis verbonden bedrijven Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.1, voor het toestaan van aan huis verbonden bedrijven, met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het bedrijf niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en niet meer dan 50% van het gezamenlijk vloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 150 m² en mits: 1.
een rechtstreekse relatie bestaat tussen de bedrijfsmatige activiteiten en de hoofdbewoner van de woning;
2.
geen gebruik plaats vindt dat vergunning - of meldingsplichtig is op grond van de Wet Milieubeheer zoals die luidde op het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan;
10
3.
geen detailhandel plaatsvindt;
4.
geen verkeersaantrekkende werking optreedt waardoor extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn of een verkeersonveilige situatie ontstaat;
5.
geen reclame uitingen worden aangebracht.
6.3.2 Bed en breakfast Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.1, voor het toestaan van bed en breakfast voorzieningen in een woning, met dien verstande dat: 1. het gebruiksvloeroppervlak voor een bed en breakfast voorziening niet meer bedraagt dan 40% van het gebruiksvloeroppervlak van de woning met een oppervlak van maximaal 100 m²; 2. onder de gebruiksvloeroppervlak voor een bed en breakfast voorziening wordt gerekend een bad-, douche- en toiletruimte(n) die niet gedeeld worden met de (hoofd)bewoner(s) van de woning en maximaal 4 slaapkamers en een gemeenschappelijke ruimte, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² bedraagt, niet meetelt als gebruiksvloeroppervlak voor een bed en breakfast voorziening; 3. de bed en breakfast voorziening uitsluitend wordt geëxploiteerd door de (hoofd)bewoners van de woning; 4. een separate kookvoorziening niet is toegestaan; 5. op eigen terrein per slaapkamer minimaal één parkeerplaats beschikbaar is; 6. door de bed en breakfast voorziening geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaat. 6.4
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door een enigszins andere begrenzing van de bouwvlakken met maximaal 5 meter toe te staan, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuiving in verband met de ingekomen aanvraag omgevings vergunning nodig is ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwvlak niet zal worden gewijzigd.
11
Artikel 7 Waarde – Archeologie middelhoge verwachtingswaarde 7.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waarde – Archeologie middelhoge archeologische verwachtingswaarde’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden in de bodem. 7.2 Bouwregels 7.2.1 Algemeen Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels: a. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 500 m², dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld. b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning: 1.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
2.
de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
3.
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologische deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
4.
de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing. 7.2.2 Advies archeoloog Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.2.1 sub a, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk
12
kan of wordt gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
7.2.3 Uitzondering bouwregels Het bepaalde onder 7.2.1 sub a geldt niet indien: a. Op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 500 m² wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of c. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen; of d. bij de oprichting van het bouwwerk de ondergrond niet dieper dan 0,3 meter wordt geroerd.
7.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 7.2 nadere eisen stellen met betrekking tot: a. de afmetingen van bouwwerken; b. de situering van bouwwerken; c. de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (i n situ) te behouden. 7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 7.4.1 Vergunningsplicht Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m; b. grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 500 m², waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen; c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist; d. het verlagen van het waterpeil;
13
e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten; f.
het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende cons tructies, installaties of apparatuur door middel van sleuven breder dan 0,80 meter. 7.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht Het onder 7.4.1 opgenomen verbod geldt niet: a. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; b. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik; c. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2.5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk; d. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend; e. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn. 7.4.3 Beoordelingscriteria Ten aanzien van de onder 7.4.1 genoemde omgevingsvergunning gelden de volgende beoordelingscriteria: a. de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de archeologisch deskundige zo nodig een opgraving plaats te vinden; b. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
7.4.4 a.
Voorwaarden aan omgevingsvergunning het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan voorschriften aan de omgevings vergunning verbinden, waaronder;
14
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel gericht zijn; of 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan. b. voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 7.3.1 wint deze advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld. 7.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door: a. de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie middelhoge verwachtingswaarde’ geheel of gedeeltelijk te laten vervallen indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is; b. de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie middelhoge verwachtingswaarde’ te wijzigen in ‘Waarde- Archeologie AMK’ indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn waarbij ten aanzien van het oprichten van bebouwing de volgende regels gelden: a. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 30 m², dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld; b. indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning: 1.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waaronder (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
15
2.
de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
3.
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
4.
de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. Het onder sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
16
Artikel 8 8.1
Waarde – Waardevol landschap
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Waardevol landschap’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het ontwikkelen en in stand houden van die landschapswaarden. 8.2
Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen dient alvorens een besluit kan worden genomen tot het verlenen van de daar opgenomen afwijking- en wijzigingsbevoegdheden te worden aangetoond dat er geen sprake is van een significante aantasting van wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied.
17
3 Algemene regels
Artikel 9
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene bouwregels 10.1 Overschrijding bouwgrenzen De bouwgrenzen mogen, in afwijking van dit bestemmingsplan, uits luitend worden overschreden door: a.
b.
tot woningen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m; andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
10.2 Ondergronds bouwen Ondergronds bouwen is toegestaan met dien verstande dat: a. b.
c. d.
dit plaatsvindt binnen de contouren van de woning; voor bijbehorende bouwwerken de maximale oppervlakte geldt welke is opgenomen in het plan, doch in totaal maximaal 50 m² is toegestaan ongeacht gesitueerd binnen of buiten de contouren van het bijbehorend bouwwerk; de maximale hoogte 3,00 meter bedraagt; specifieke gebiedskenmerken zich hier niet tegen verzetten (bijvoorbeeld in verband met geohydrologie of in historisch-/archeologisch belangrijke gebieden).
10.3 Meetverschil Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
18
Artikel 11 Algemene gebruiksregels 11.1 Algemeen verbod op strijdig gebruik Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming. 11.2 Bijzonder gebruiksverbod 11.2.1 Onbebouwde gronden Onverminderd het bepaalde in lid 11.1 is het in ieder geval verboden onbebouwde gronden te gebruiken voor: a. b. c. d.
het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen; het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan; het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens; prostitutiedoeleinden.
11.2.2 Bouwwerken Onverminderd het bepaalde in lid 11.1 is het in ieder geval verboden bouwwerken te gebruiken voor: a. b.
detailhandel, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan ingevolge de regels; prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen.
11.3 Uitzondering gebruiksverbod Het bepaalde in 11.1 en 11.2 is niet van toepassing voor zover het betreft: a. b. c.
het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen; het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van tuinen, andere open terreinen en watergangen; het stallen van maximaal één toercaravan op het erf van een woning.
11.4 Afwijken van het gebruiksverbod Burgemeester en wethouders kunnen, behoudens voor wat betreft doeleinden als bedoeld onder 11.2.1 sub d en 11.2.2 sub b, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
19
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels 12.1 Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: a. in het plan genoemde goothoogten en bouwhoogten waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten en bouwhoogten; b. afwijkingen ten aanzien van bebouwingsgrenzen welke noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,00 m bedragen; c. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen zoals gasdrukregelstations en transformatorhuisjes van welke bouwwerken de oppervlakte niet meer dan 25 m² en de goothoogte niet meer dan 3,00 m mag bedragen; d. overschrijding van de maximale bouwhoogte ten behoeve van (verwarming) installaties, schoorstenen, (schotel)antennes en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals zonnepanelen, met maximaal 2,00 meter. 12.2 Een omgevings vergunning als bedoeld in artikel 12.1 kan slechts worden verleend, mits: a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad; b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
20
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht 13.1 Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%. c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 13.2 Overgangsrecht gebruik a. b.
c.
d.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Nagelhoudsweg 2 en 2A. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 27 januari 2014.
21